KTO Wmo 2012 Een doorlichting van prestatievelden 7, 8 en 9
Onderzoekcentrum Drechtsteden drs. J.H. van Laarhoven drs. S.A.W. van Oostrom - van der Meijden drs. D.M. Verkade juni 2013
Colofon Opdrachtgever Tekst Drukwerk Informatie
Drechtsteden gemeenten Onderzoekcentrum Drechtsteden Impuls Publiciteit, Sliedrecht GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 3300 AP Dordrecht 078 – 770 39 05 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.
Inhoud
Samenvatting .........................................................................................5 1 Inleiding..........................................................................................9 1.1 Aanleiding en doel ............................................................................9 1.2 Complexiteit .................................................................................. 10 1.3 Opzet ............................................................................................ 11 1.4 Leeswijzer ..................................................................................... 11 2 Wmo-activiteiten........................................................................... 13 2.1 Activiteiten centrumgemeente.......................................................... 13 2.2 Regie ............................................................................................ 14 2.3 Preventie ....................................................................................... 15 3 Blijf van m’n Lijf ............................................................................ 17 3.1 Profielschets .................................................................................. 17 3.1 Professionals.................................................................................. 17 3.2 Cliënten ........................................................................................ 19 4 Bouman GGZ ................................................................................. 23 4.1 Profielschets .................................................................................. 23 4.2 Professionals.................................................................................. 24 4.2 Cliënten ........................................................................................ 25 5 De Hoop ........................................................................................ 29 5.1 Profielschets .................................................................................. 29 5.2 Professionals.................................................................................. 30 5.3 Cliënten ........................................................................................ 33 6 Leger des Heils.............................................................................. 39 6.1 Profielschets .................................................................................. 39 6.2 Professionals.................................................................................. 40 6.2 Cliënten ........................................................................................ 41 7 Yulius ............................................................................................ 43 7.1 Profielschets .................................................................................. 45 7.2 Professionals.................................................................................. 46 7.3 Cliënten ........................................................................................ 49 Bijlagen ................................................................................................ 51 Bijlage 1 Methodologische verantwoording .............................................. 53 Bijlage 2 Begrippenlijst ......................................................................... 55 Bijlage 3 Activiteiten regiogemeenten ..................................................... 57 Bijlage 4 Gespreksleidraden .................................................................. 59 Bijlage 5 Subsidieverantwoording........................................................... 61
Samenvatting Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) voorziet via dit rapport in de behoefte aan informatie over de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Wat zijn de activiteiten in het kader van deze prestatievelden? Hoe tevreden zijn cliënten met de ondersteuning? En wat zijn volgens professionals kansen en knelpunten in de ondersteuning? Ook dient dit rapport in het kader van artikel 9 van de Wmo als jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek Wmo.
De Wmo wordt ook wel participatiewet genoemd. In nieuwe verordeningen staan woorden als kantelen en eigen kracht centraal. Dit is een nieuwe koers die gemeenten varen, maar ook in het kader van bezuinigingen belangrijk voor een efficiëntieslag. Bij prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang), 8 (openbare geestelijke gezondheidszorg) en 9 (ambulante verslavingszorg) gaat het om zaken die zó complex zijn dat professionele inzet noodzakelijk is. Opvang, zorg en zorgen voor veiligheid zijn vaak doelen die dan voorrang krijgen. Activiteiten op de eerste zes prestatievelden hebben invloed op de laatste drie: ze werken preventief. Toch staat in het onlangs gesloten convenant met zorgverzekeraar VGZ1 dat de lijn van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid ook wordt doorgetrokken naar de zwaardere voorzieningen van prestatievelden 7, 8 en 9. In dit rapport wordt duidelijk dat sommige door Wmo-geld gesubsidieerde activiteiten wel aan doelen als zelfredzaamheid en participatie toekomen en andere niet. Wij adviseren over waar dit kan en wat kansen en belemmeringen zijn.
Werkwijze Er zijn verschillende met Wmo-geld gesubsidieerde organisaties actief op het gebied van Maatschappelijke Zorg.2 Dat zijn Blijf van m’n Lijf, De Hoop, Leger des Heils op het gebied van opvang, Bouman GGZ en Yulius op het gebied van zorgtoeleiding en de GGD3 op het gebied van regie. Daarnaast hebben Vivenz en Rivas (het maatschappelijk werk) een belangrijke signalerende en preventieve rol (deze organisaties vallen buiten dit onderzoek). Voor dit onderzoek hebben we door middel van deskresearch de activiteiten van deze organisaties in beeld gebracht en hebben we gesproken met professionals over de gang van zaken op deze prestatievelden en over de Wmo-activiteiten daarbinnen. Het klanttevredenheidsonderzoek hebben we verder afgebakend tot klanten van de instellingen die de centrumgemeente subsidieert in de Drechtsteden.
Conclusies Professionals We hebben professionals van Vivenz, GGD, Blijf van m’n Lijf, Bouman GGZ, Leger des Heils, De Hoop en Yulius gesproken. Elke organisatie gaf sterke en verbeterpunten over de activiteiten op de prestatievelden 7, 8 en 9 (betaald met Wmo-geld). In deze samenvatting bundelen we de meest genoemde punten. Intake: meer deskundigheid Professionals zijn te spreken over de aanmeldingsprocedure bij de GGD. Echter, in sommige gevallen hebben professionals zelf meer deskundigheid om aan de voorkant een goede keuze te maken voor plaatsing van een cliënt. Nu is die keuze niet transparant. Bijvoorbeeld bij twijfel tussen Bouman GGZ en Yulius
1 2 3
Samenwerking coöperatie VGZ-Drechtsteden. Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst. Nu Dienst Gezondheid en Jeugd. Dit onderzoek gaat over 2012, dus we spreken in dit rapport nog over GGD.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
5
(cliënten met een combinatie van verslaving en psychiatrie) of bij de beslissing of er wel/niet sprake is van huiselijk geweld (Blijf van m’n Lijf). Vasthoudendheid bij zorgtoeleiding loont, maar tijd nodig voor bemoeizorg Professionals zijn veel bezig met outreachende zorg (signalering en bemoeizorg). 4 Vastberadenheid en vasthoudendheid van professionals en een hoge contactfrequentie om zorgtoeleiding te bereiken werken heel goed. Echter, wanneer een nieuwe complexe cliënt nog geen indicatie heeft, blijkt het lastig om deze cliënt te plaatsen. Dit in verband met afbakening van doelgroepen (deels zo strikt door de bezuinigingen). Het aannamebeleid en de doorstroming kunnen dus beter. Ook zijn er wachtlijsten bij sommige organisaties. Tot slot is er weinig tijd om zorgtoeleiding te bereiken. De doelgroep (vooral van de GGZ) is erg complex en heeft vaak zelf niet het idee dat er iets mis met hen is (terwijl het duidelijk mis gaat: bijvoorbeeld overlast/verkommering). Er is meer tijd nodig voor bemoeizorg, voordat er van zorgtoeleiding sprake kan zijn.4 Samenwerking goed, maar kan efficiënter Professionals zijn erg te spreken over de samenwerking met andere partijen. Men kent elkaar veelal persoonlijk en dat werkt goed. Over de manier van werken in de lokale zorgnetwerken is iedereen tevreden. Flexibel worden specialisten of de crisisdienst ingezet wanneer dit nodig is. Ook is de gemeente volgens de professionals goed op de hoogte van hoe alles reilt en zeilt. Echter, het kan efficiënter. Minder aparte overleggen, een nog grondigere voorbereiding door de GGD, geen casuïstiek behandelen die ‘te licht’ is, meer directe lijnen op werkniveau kunnen hier volgens de professionals aan bijdragen. Ook noemen enkele professionals dat samenwerking met de SDD (rondom uitkeringen, arbeidstoeleiding en dagbesteding) en met woningcorporaties (toewijzen van woningen) verbetering vergt. Doorstart van integraal en wijkgericht werken Er zijn al voorbeelden van integraal werken. Bijvoorbeeld: systeemtherapie (van Blijf van m’n Lijf waarbij het hele gezin betrokken wordt) en combinatie-aanpak wonen, werken en zorg (Bouman GGZ). De professionals die hiermee werken pleiten ervoor dat anderen dit ook meer gaan doen. Daarnaast werd de pilot ‘Buurtvrouwen’ genoemd als voorbeeld van meer wijkgericht werken. Professionals van Vivenz (algemeen maatschappelijk werk, preventief voor prestatievelden 7,8 en 9) zien dat alle organisaties nog stappen te maken hebben op het gebied van wijkgericht werken en aansluiting kunnen zoeken bij de opgerichte wijkteams in de wijken. Onzekere toekomst, afspraken maken Veel professionals zijn onzeker over de toekomst. Wat betekenen de aankomende bezuinigingen voor hun werk en voor de cliënten? Professionals hebben geen idee hoe de Wmo-gelden nu verdeeld (gaan) worden, om hoeveel geld het gaat en hoeveel er bezuinigd wordt. Nu al merken professionals dat er meer zwaardere cliënten aankloppen bij de eerste lijn. Dit komt volgens professionals onder andere door een goede campagne (en aanmeldingsprocedure) over huiselijk geweld, en toename van het aantal mensen met schulden (door de crisis) en doordat de eigen bijdrage is ingevoerd bij de GGZ. Zal dit doorzetten bij de decentralisaties? Vroegtijdige interventie en signalering blijft volgens professionals belangrijk, want herstel is duurder dan preventie. Betrek professionals bij het bedenken van een verantwoorde aanpak van de bezuinigingsopgave. Cliënten We hebben gesproken met cliënten van het Blijf van m’n Lijf, Bouman GGZ, Leger des Heils en De Hoop. Het was soms lastig om cliënten van deze doelgroep te spreken, bij Yulius is het dan ook niet gelukt. Voor een uitgebreide 4
6
Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst.
KTO Wmo 2012
methodologische verantwoording kunt u bijlage 1 raadplegen. De cliënten die wij hebben gesproken zijn allemaal tevreden over de ondersteuning. Cliënten komen meestal uit een heftige situatie en zijn blij met de hulp: ‘in mijn situatie ben je al snel tevreden’. Wel konden cliënten naast sterke punten altijd nog verbeterpunten noemen. Samen in de opvang: voordelen en nadelen Lotgenotencontact werkt. Dat zeggen professionals én cliënten. Bij één organisatie ontstaat er zelfs spontaan een zelfhulpgroepen van cliënten. Door een grote diversiteit van cliënten samen in één opvanglocatie leert men van elkaar en heeft men steun aan elkaar. Er zit ook een keerzijde in het samen leven. Cliënten die gemotiveerd zijn om hun leven op de rit te krijgen leven samen met ongemotiveerde cliënten: dat botst. Hulp bij ‘regelzaken’ belangrijk Cliënten vinden de hulp bij ‘regelzaken’ erg fijn. Het gaat dan van hulp bij het vinden van een woning, het vinden van werk/dagbesteding, het regelen van een verblijfsvergunning tot hulp voor de kinderen en het regelen van een uitkering. Ook cliënten zijn bezorgd over de toekomst. Door bezuinigingen in de Zorgverzekeringswet hebben mensen nu bijvoorbeeld korter een behandeling en zitten daardoor langer in een Wmo-voorziening omdat de stap naar de maatschappij te groot is. Structuur en kansen Cliënten vinden een vaste structuur op een opvang fijn. Verder krijgen ze mooie kansen aangereikt op het gebied van werk/opleiding. Dat begeleiders soms niet één lijn hanteren in het naleven van de structuur (los versus streng), wisseling in begeleiders en soms slechte bereikbaarheid van de begeleiders zijn punten van kritiek. Bijdrage doelen Wmo Veel organisaties zijn ondanks de complexiteit van de problematiek bezig met de participatie en zelfredzaamheid van cliënten. Er wordt goed gekeken naar wat de cliënt kan, er wordt in sommige gevallen gebouwd aan een netwerk en er wordt geholpen waar nodig. De hulp concentreert zich heel vaak op regelzaken en het leven in een vast ritme. Wanneer die zaken op orde zijn, is dit een goede start voor meer zelfredzaamheid. Eén organisatie (De Hoop) werkt met scores op zelfredzaamheid en participatie. Deze scores worden beoordeeld door professionals zelf, maar zijn met de gemeente afgestemd. Veel vormen van opvang hebben een maximale tijdsduur, bijvoorbeeld vijf maanden. Deze tijd is volgens professionals vaak te kort om zo hoog te scoren op zelfredzaamheid/participatie dat er daarna geen hulp meer nodig is. Zorg, opvang en veiligheid, blijven hoofddoelen bij deze doelgroepen. Soms is volledig herstel onmogelijk. Het gaat er dan om de situatie onder controle te krijgen. Sommige cliënten leven met de dag en vinden het moeilijk om over de toekomst na te denken. Voor die cliënten is het vaak lastig de hulp los te laten en weer de buitenwereld in te gaan met alle verleidingen. Voor iedereen zijn de grenzen van participatie en zelfredzaamheid anders.
Aanbevelingen Geef bemoeizorg de nodige aandacht We hebben gezien dat voordat er aan zorgtoeleiding kan worden begonnen, bemoeizorg nodig is. Bemoeizorg vergt toegewijde professionals met kennis van de doelgroep en tijd, dus geld. Nu wordt er alleen subsidie gegeven voor zorgtoeleiding, niet voor bemoeizorg. Tegelijkertijd zien we dat de middelen van gemeenten in de toekomst niet zullen groeien, maar eerder zullen afnemen. Wij
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
7
adviseren om samen met partijen uit het veld het gesprek aan te gaan om samen op zoek te gaan naar oplossingen. Bespreek aandachtspunten regiefunctie Bespreek samen met de GGD de aandachtspunten die in dit rapport naar voren zijn gekomen. Ook al zijn partijen over het algemeen te spreken over de samenwerking met de GGD, toch komen zij ook met verbeterpunten: o.a. de samenwerking kan efficiënter, de voorbereiding van de GGD voor overleggen kan grondiger, betrekken van de juiste specialisten bij lastige casussen. De GGD zou bovendien vanuit de Maatschappelijke Zorg gesprekspartner kunnen zijn voor de SDD en de corporaties, zodat ook daar de samenwerking beter gaat verlopen. Deze punten kunnen vastgelegd worden in de eisen voor subsidieverantwoording. Neem onzekerheid over toekomst weg waar mogelijk Veel professionals (en in mindere mate ook cliënten) zijn onzeker over de toekomst. Ze spreken hun zorgen uit over de gevolgen van de bezuinigingen voor hun werk en voor de zorg. Het is belangrijk om als gemeente waar mogelijk de zorgen weg te nemen. Houdt partijen op de hoogte van veranderingen en wat die veranderingen betekenen. Betrek partijen bij belangrijke beslissingen. Zij hebben de meeste kennis over het veld. Prestatieafspraken op basis van de Wmo-doelen We zien dat cliënten in de opvang al aangesproken worden op hun eigen kracht. Wat cliënten zelf kunnen regelen, doen ze zelf. Het bouwen aan een netwerk is ook belangrijk voor de stap terug in de maatschappij. Dit staat wel nog in de kinderschoenen en moet nog verder uitgewerkt worden (de ene cliënt heeft andere mogelijkheden op dit gebied dan de andere). Informatie over toename van zelfredzaamheid en participatie op cliëntniveau is relevant voor alle partijen. Hierdoor wordt er meer inzicht verkregen in de complexiteit van de problematiek. De subsidieverantwoording is nu nog erg gebaseerd op het uitvoeren van activiteiten. Er kan nog een slag gemaakt worden in het maken van prestatieafspraken in termen van kwaliteit en resultaat op het gebied van alle doelen van de Wmo: zorg, opvang en veiligheid en waar kan zelfredzaamheid en participatie. Betrek Maatschappelijke Zorg bij de wijknetwerken Wanneer organisaties van de Maatschappelijke Zorg steeds meer gaan aansluiten bij de wijknetwerken, zal ook de beleidsrichting van De Kanteling5 en eigen kracht meer doordringen. Maak daarbij dankbaar gebruik van hun expertise. Goede signalering en preventie is met de decentralisaties in het zicht belangrijker dan ooit. Welke preventieve activiteiten zijn er? Werken ze? En, wat werkt niet? Ga als gemeenten met professionals in gesprek om hier een efficiënte modus in te vinden.
5
8
Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst
KTO Wmo 2012
1
Inleiding
De prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gaan over maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid. De meeste activiteiten die vallen onder deze prestatievelden zijn voor mensen die behoorlijk zijn vastgelopen in hun leven. Door een opeenstapeling van problemen is hun situatie uiterst complex en onhoudbaar. Dit rapport gaat over de tevredenheid met de ondersteuning die zij in de Drechtsteden ontvangen vanuit de Wmo.
1.1
Aanleiding en doel
In het kader van artikel 9 van de Wmo moet iedere gemeente jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek (KTO) houden. De regiegroep Wmo, bestaande uit de beleidsmedewerkers Wmo van de zes Drechtsteden gemeenten, hebben ervoor gekozen het KTO van 2012 te richten op de doelgroep van prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang), 8 (bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg) en 9 (bevorderen van verslavingsbeleid).
Prestatievelden De Wmo formuleert negen prestatievelden: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en buurten; 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer; 7. maatschappelijke opvang: tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding en informatie en advies aan mensen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te redden in de samenleving. vrouwenopvang: beleid ter bestrijding van huiselijk geweld en tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding en informatie en advies aan vrouwen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. 8. openbare geestelijke gezondheidszorg bevorderen (OGGZ): signaleren en bestrijden van risicofactoren, het bereiken en begeleiden van kwetsbare mensen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering. 9. ambulante verslavingszorg bevorderen: ambulante hulpverlening gericht op verslavingsproblemen, preventie van verslavingsproblemen. Daarnaast ook activiteiten in het kader van overlastbestrijding door
Om beleid te maken en bij te sturen willen gemeenten in beeld hebben hoe tevreden de doelgroepen (cliënten) en professionals in de velden zijn. Hoe
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
9
tevreden zijn cliënten over de instellingen van de Maatschappelijke Zorg? Waar gaat het volgens professionals goed en waar kan het beter?
1.2
Complexiteit
Dit onderzoek is om diverse redenen complex. Verantwoordelijkheden zijn over meerdere spelers verdeeld, er zijn verschillende financiering- en subsidiestromen en de doelgroep is niet goed af te bakenen. Verantwoordelijkheden De verdeling van verantwoordelijkheden binnen de Maatschappelijke Zorg is complex. Zowel de centrumgemeente als regiogemeenten hebben verantwoordelijkheden. De centrumgemeente voor de regio Zuid-Holland Zuid is Dordrecht. Naast de Drechtsteden bestaat deze regio uit de AlblasserwaardVijfheerenlanden (dit laatste gemeentelijk samenwerkingsverband valt buiten de scope van dit onderzoek). De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het regionale beleid, de toeleiding naar zorg, het bieden van opvang en regie op de zorgketen. De regiogemeenten hebben met name verantwoordelijkheden op het gebied van preventie/vroegsignalering, maatschappelijk werk en nazorg.6 Geldstromen De Wmo-activiteiten op de prestatievelden 7, 8, en 9 worden voor een groot deel gefinancierd door middelen die de centrumgemeente van het Rijk ontvangt (decentralisatie-uitkering vrouwenopvang, maatschappelijke opvang, doeluitkering voor nazorg ex-gedetineerden). De centrumgemeente geeft subsidie aan Blijf van m’n Lijf, Bouman GGZ, de GGD ZHZ, De Hoop GGZ, Leger des Heils en Yulius. Daarnaast financieren regiogemeenten (ook Dordrecht indien niet in de rol van centrumgemeente) extra activiteiten vanuit gemeentelijke middelen. In de komende jaren zullen de middelen vanuit het Rijk steeds minder worden. Vanuit andere bronnen gaat er ook geld naar de doelgroep van de prestatievelden 7, 8 en 9: de Zorgverzekeringswet, AWBZ-gelden en giften bijvoorbeeld. Cliënten betalen bij sommige vormen van ondersteuning ook een eigen bijdrage. Het onderscheid tussen activiteiten van Wmo-geld en activiteiten vanuit andere gelden is soms lastig te maken. Doelgroepen Cliënten van maatschappelijke opvang, cliënten van vrouwenopvang, zwerfjongeren, cliënten van de OGGz (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg), cliënten van maatschappelijke verslavingszorg en slachtoffers van huishoudelijk geweld, maar ook andere sociaal kwetsbaren zoals mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, meerdere problemen tegelijk hebben en mensen die wel hulp nodig hebben, maar het niet vragen zijn allemaal doelgroepen van deze drie prestatievelden van de Wmo. Daarnaast worden preventieve activiteiten ingezet op risicogroepen: mensen met psychische problemen, plegers, slachtoffers en kinderen getuige van huiselijk geweld, mensen met een lage opleiding, alleenstaande ouders en mensen met een slechte gezondheid.7 De overlap tussen deze doelgroepen is groot waardoor het lastig is één groep af te bakenen. Daarnaast is de omvang van de groep lastig in te schatten. Niet iedereen staat bij een instelling geregistreerd. Ook kan problematiek lang onzichtbaar blijven. 6
7
10
Met ingang van 2013 worden meer taken van de centrumgemeente Dordrecht overgeheveld naar de regiogemeenten, zoals de financiering van de lokale zorgnetwerken waarbij meldingen worden besproken en worden toebedeeld aan de aanbieders. De regiogemeenten worden hiermee meer verantwoordelijk voor de toeleiding naar zorg. Dit onderzoek richt zich op 2012, deze nieuwe ontwikkelingen worden dus niet verder uitgewerkt. Wel refereerden professionals in de interviews wel eens aan de huidige situatie en ontwikkelingen anno 2013. Schutten, M. (2010). Monitor Maatschappelijke Zorg Zuid-Holland Zuid 2010. GGD ZHZ
KTO Wmo 2012
1.3
Opzet
De belangrijkste doelen van de Wmo zijn participatie en zelfredzaamheid. Maar, niet iedereen is hiertoe in staat. Door psychische of sociale problemen of door (dreiging) met geweld. Opvang, zorg en veiligheid zijn vaak doelen die dan voorrang krijgen. We hebben hier rekening mee gehouden bij de opzet van het onderzoek. Het aanbod op de prestatievelden 7, 8 en 9 betreft preventie, signalering, instroom, indicatie, opvang, doorstroom, uitstroom en nazorg. Het aanbod is van oudsher het beste ontwikkeld op het gebied van de opvang. Maar vooral herstel, preventie en nazorg zijn met een inhaalslag bezig (bijvoorbeeld nazorg van ex-gedetineerden, inzet op preventie in de Drechtsteden, afspraken met woningcorporaties, voorlichting, vroegsignalering). In de Drechtsteden zijn verschillende door de gemeenten met Wmo-geld gesubsidieerde organisaties actief op het gebied van Maatschappelijke Zorg. Dat zijn: • • • • • •
Blijf van m’n Lijf (opvang); De Hoop (opvang); Leger des Heils (opvang); Bouman GGZ (zorg-/arbeidstoeleiding); Yulius (zorgtoeleiding); GGD (regie).
Daarnaast hebben Vivenz en Rivas (het maatschappelijk werk) een belangrijke signalerende en preventieve rol.8 De werkterreinen van de instellingen en organisaties zijn breed en zijn niet aan een bepaald prestatieveld toe te schrijven. Bovendien is er overlap tussen de verschillende organisaties qua werkterrein. Voor dit onderzoek hebben we door middel van deskresearch de activiteiten van deze, met Wmo-geld gesubsidieerde, organisaties in beeld gebracht en hebben we gesproken met professionals. Het klanttevredenheidsonderzoek hebben we verder afgebakend tot klanten van de instellingen die de centrumgemeente subsidieert in de Drechtsteden.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 geven we een overzicht van de met Wmo-geld gesubsidieerde activiteiten op het gebied van prestatievelden 7, 8 en 9 in de Drechtsteden. Daarna beschrijven we wat uitgebreider de regietaken van de GGD en de preventieve taken van het maatschappelijk werk om een beter beeld te krijgen van de context. Daarna komen professionals en cliënten aan het woord in het kader van de klanttevredenheid: Blijf van mijn Lijf (hoofdstuk 3), Bouman GGZ (hoofdstuk 4), De Hoop (hoofdstuk 5), Leger des Heils (hoofdstuk 6) en tot slot Yulius (hoofdstuk 7). De blauwe citaten in de hoofdstukken zijn van professionals, de gele van cliënten.
8
Deze organisaties vallen buiten het klanttevredenheidsonderzoek.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
11
12
KTO Wmo 2012
2
Wmo-activiteiten
Om het KTO goed uit te kunnen voeren is inzicht nodig in subsidiestromen en activiteiten binnen de drie Wmo-prestatievelden. Wat doen de instellingen met het Wmo-geld voor de prestatievelden 7, 8 en 9 dat zij ontvangen van de centrumgemeente en regiogemeenten? Welke ondersteuning bieden zij met dit geld aan?
We hebben gekeken naar beschikbare informatie in beleidsstukken en verantwoordingen van subsidiegelden en toetsten dit aan contactpersonen binnen de verschillende instellingen. De contactpersonen selecteerden we in overleg met de opdrachtgever. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van de activiteiten in het veld.
2.1
Activiteiten centrumgemeente
De centrumgemeente Dordrecht geeft Wmo-subsidie aan Blijf van m’n Lijf, Bouman GGZ, De Hoop, de GGD, Leger des Heils en Yulius. In tabel 2.1 staan de activiteiten van deze organisaties in het kort weergegeven. De gemeente overlegt met de betreffende organisaties over deze activiteiten. Ze stelt een aantal eisen op waaraan de organisatie moet voldoen willen ze in aanmerkingen komen voor subsidie voor de activiteiten. Er worden momenteel geen specifieke prestatieafspraken gemaakt. In bijlage 3 staan preventieve activiteiten van de regiogemeenten. Dit zijn activiteiten naast de activiteiten vanuit de centrumgemeente. Deze activiteiten moeten preventief werken voor prestatievelden 7, 8 en 9 en dus de instroom beperken.
Tabel 2.1
Activiteiten en subsidies centrumgemeente 2012 (1 van 2)
instelling Blijf van m’n Lijf Bureau instroom
Crisisopvang
Begeleid wonen Extra diensten
activiteit Blijf van m’n Lijf verzorgde in 2012 de meldingen. Inmiddels is dit overgenomen door de GGD en valt dit onder het meldpunt/steunpunt Huiselijk Geweld Vrouwenopvang of ondersteuning voor vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld, eergeweld enz. Bij acuut onveilige situaties kunnen vrouwen zes weken verblijven in de crisisopvang waar de gehele situatie in kaart wordt gebracht (acht plaatsen voor vrouwen en hun kinderen). Vijf plaatsen voor begeleid wonen met de mogelijkheid van een alarmsysteem. Tolk- en vertaaldiensten omdat het vaak buitenlandse vrouwen zijn en een cursus gericht op de kinderen.
Bouman GGZ Basisvoorziening Maatschappelijke Zorg Netwerkoverleg Leerdam
Outreachende zorg (bemoeizorg), actieve zorg, arbeidstoeleiding, activering, woon-begeleiding (Schrijversstraat). Deze hulp moet gezien worden als basis. Bouman GGZ richt haar zorgdienstverlening vooral op kwetsbare personen bij wie problematisch middelengebruik samengaat met psychische stoornissen. Aanschuiven bij netwerkoverleggen, op afroep. Methadonzorg gericht op chronische, opiaatverslaafde patiënten. Methadon wordt verstrekt aan chronisch verslaafde patiënten.
De Hoop De Jordaan
24-uursopvang, 16 plaatsen voor mensen die dak- en thuisloos zijn, buiten de samenleving zijn geraakt of dreigen te raken en kampen met psychosociale problemen. Maximale duur: vijf maanden.
Begeleid Zelfstandig Wonen
18 plekken voor mensen die eerder zijn opgenomen bij een onderdeel van De Hoop (bijv. De Jordaan), maar nog niet zelfstandig genoeg kunnen functioneren om op zichzelf te wonen. Maximale duur: negen maanden.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
13
Tabel 2.1 Activiteiten en subsidies centrumgemeente 2012 (2 van 2) instelling activiteit
GGD ZHZ
Persoonsgerichte ketenaanpak
Huiselijk geweld
Lokale OGGz regie
Uitvoeren van regiefunctie op prestatievelden 7, 8 en 9. Om regiefunctie goed uit te voeren heeft de GGD een Meldpunt Zorg en Overlast/Steunpunt Huiselijk Geweld. Dit vormt de front-Office. Verder biedt de GGD drie arrangementen aan voor de Drechtsteden: (voorheen centrale toegang waarbij het gaat om de zware kwetsbare groepen zoals daklozen, verslaafden, ex-gedetineerden en mensen die overlast geven).Dit arrangement richt zich op overlast van dak- en thuislozen. Wanneer er een (aan)melding is wordt dit besproken in de weegploeg. De GGD heeft hier de regie over. De taak van de GGD is het verzorgen van het voorzitterschap van dit overleg, wat moet resulteren in het leiden van mensen naar zorgaanbieders. Bestaat uit steunpunt huiselijk geweld, het bieden van ondersteuning en de Wet Tijdelijk Huisverbod. Een procescoördinator is beschikbaar voor telefonisch consult. Ook hier wordt gekeken of de GGD direct kan doorverwijzen of dat dit in een overleg besproken moet worden. Over dit overleg heeft de GGD tevens de regie. Vervolgens houdt de GGD een vinger aan de pols doordat in de overleggen cliënten regelmatig besproken worden. GGD heeft de regiefunctie.
Leger des Heils Outreachende hulpverlening
Enkele avonden per week gaan professionals de straat op op zoek naar zorgmijders. Een semiresidentiële voorziening voor mensen die doorgaans een zwervend bestaan leiden. Voorziening in dagelijkse levensbehoeften. In de dagopvang zijn 50 plaatsen beschikbaar, in de nachtopvang 28. Een (tijdelijke) residentiële opvangvoorziening waar mensen tot rust kunnen komen en kunnen werken aan een (meer) structurele vorm van zelfstandig(er) wonen. Maximaal 24 plaatsen beschikbaar.
Dag- en nachtopvang
24-uursopvang
Yulius Lokale zorgnetwerken Zorgtoeleiding
Regionaal hulpverleningsteam
Op afroep beschikbaar conform afspraken met de GGD. Van de 300 aanmeldingen voor zorgtoeleiding krijgen 110 cliënten aanvullende zorg naar de reguliere zorg. Per aanmelding (casus) dient de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV) zorg te dragen voor contactlegging binnen twee weken. Deelname aan bijeenkomsten in de regio Dordrecht en Gorinchem ten behoeve van een gezamenlijke aanpak huiselijk geweld.
Bron: subsidietoekenningen 2012
Om inzicht te krijgen in de activiteiten op het gebied van prestatievelden 7, 8 en 9 hebben we gesproken met professionals van de zes instellingen uit tabel 2.1 en met professionals van een organisatie van algemeen maatschappelijk werk (Vivenz). In de volgende twee paragrafen beschrijven we de regietaken (GGD) en de preventieve taken (o.a. maatschappelijk werk). Dit is voor de lezer nuttige informatie over het speelveld vooraf. In de hoofdstukken hierna komen de andere instellingen, die direct met opvang en zorgtoeleiding te maken hebben, aan bod.
2.2
Regie
De GGD voert de regie op de prestatievelden 7, 8 en 9. We zijn in gesprek gegaan met de GGD om te zien wat zij doen voor de subsidie die zij ontvangen voor Maatschappelijke Opvang van de centrumgemeente. Profielschets Om de regiefunctie goed uit te voeren heeft de GGD een Meldpunt Zorg en Overlast/Steunpunt Huiselijk Geweld. Dit vormt de front-office. Hier komen de meldingen binnen van bijvoorbeeld overlast, dreigende uithuiszettingen of meldingen van huiselijk geweld. De meldingen worden eerst gescreend en dan wordt bepaald of direct kan worden doorverwezen naar bijvoorbeeld de huisarts
14
KTO Wmo 2012
of dat het in één van de onderstaande drie arrangementen past. Het meldpunt is zowel bereikbaar voor burgers als professionals. De drie arrangementen die de GGD aanbiedt bestaan voornamelijk uit het regisseren van overleggen. Ze voeren de regie over: •
• •
persoonsgerichte ketenaanpak (voorheen centrale toegang): hierbij gaat het om zware kwetsbare groepen zoals daklozen, verslaafden, ex-gedetineerden en mensen die overlast geven; zij worden besproken in de weegploeg9 wat moet leiden tot hulp en ondersteuning voor deze doelgroep; huiselijk geweld: bestaat uit steunpunt huiselijk geweld, het bieden van ondersteuning en de Wet Tijdelijk Huisverbod (trajecten); lokale OGGZ: bestaat uit de lokale zorgnetwerken en bemoeizorg.10
De GGD organiseert de verschillende overleggen en een vaste procescoördinator van de GGD zit een overleg voor. De procescoördinator houdt een vinger aan de pols bij de verschillende casussen. Dit is belangrijk omdat mensen anders uit beeld raken en kunnen gaan shoppen bij verschillende organisaties, omdat organisaties niet van elkaar weten wat er speelt en welke cliënten ze in hun bestand hebben. Ter preventie maakt de GGD soms afspraken met woningcorporaties of met andere instanties, zoals Evides.11 Dan krijgt de GGD een melding wanneer er een uithuiszetting dreigt of een waterafsluiting. Zo kan de GGD ingrijpen voordat cliënten verder afzakken en worden casussen sneller opgepakt. Bijdrage aan de doelen van de Wmo De regiefunctie van de GGD draagt indirect bij aan de doelen van de Wmo (participatie en zelfredzaamheid). Door de regiefunctie wordt er door andere organisaties een passend aanbod gedaan aan cliënten dat gericht is op zelfredzaamheid en participatie. Zodra de organisaties een traject ingaan met cliënten dan heeft de GGD geen zicht meer op de ondersteuning van de cliënt omdat zij alleen de regiefunctie uitvoeren. Zij hebben dus weinig zicht op de behandeling van de cliënten.
2.3
Preventie
Uit bijlage 3, waar we alle preventieve activiteiten in de regio Drechtsteden op een rij hebben gezet, blijkt dat er heel veel preventieve activiteiten in de regio plaatsvinden. We nemen voor dit onderzoek het algemeen maatschappelijk werk van Vivenz als voorbeeld van een preventieve activiteit om het wat concreter te maken. De organisaties Vivenz en Rivas zijn in deze regio actief op het gebied van algemeen maatschappelijk werk. We hebben gesproken met professionals van Vivenz. Het gaat bij het maatschappelijk werk meestal om korte trajecten van vijf gesprekken om problemen het hoofd te bieden en zaken op een rij te krijgen. Profielschets Wanneer mensen met een vraag aankloppen bij het maatschappelijk werk kan dit op allerlei gebieden zijn en meervoudig. Een voorbeeld: iemand die zijn ziekte onder controle heeft, maar toch schulden heeft of relatieproblemen heeft. Het kan ook zijn dat iemand (nog) geen indicatie of diagnose heeft en zijn of haar hulpvraag beter wil leren formuleren. Het is dus lastig om de doelgroep af te bakenen, al worden mensen met ernstige problematiek altijd doorverwezen. 9 10 11
Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst. Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst. Evides is een waterbedrijf in o.a. Zuid-Holland.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
15
Bijvoorbeeld wanneer psychiatrie op de voorgrond staat. Vivenz en Rivas nemen deel aan het OGGz-team, het Huiselijk geweld team, de crisisdienst en de lokale zorg-netwerken. Vivenz constateert dat er steeds meer mensen aankloppen bij het algemeen maatschappelijk werk. Dit is het gevolg van meerdere ontwikkelingen: de eigen bijdrage is ingevoerd bij de GGZ, de GGZ bezuinigt en doet hierdoor minder voor de doelgroep, het aantal mensen met extreme schulden neemt toe door de crisis en er zijn meer meldingen van huiselijk geweld door de campagne die is gevoerd. Bijdrage aan de doelen van de Wmo Vivenz werkt veel vanuit de eigen kracht van de cliënt: wat zijn de eigen mogelijkheden? Wat wil de cliënt leren? De doelen zelfredzaamheid en participatie van de Wmo worden nagestreefd. Van opvang, zorg en zorgen voor veiligheid is geen sprake. Wel preventief: bijvoorbeeld indien nodig praten, bemiddelen en stimuleren om een veilige plek op te zoeken. Ook werkt Vivenz al veel met vrijwillige inzet.
16
KTO Wmo 2012
3
Blijf van m’n Lijf
Blijf van m’n Lijf is er voor vrouwen die moeten vluchten vanwege huiselijke geweld en ambulante ondersteuning nodig hebben. Zij vangen vrouwen in crisissituaties op. Wat hebben professionals te zeggen over hun organisatie en de Wmo? En hoe denken cliënten over de ondersteuning? Blijf van m’n Lijf staat in dit hoofdstuk centraal.
3.1
Profielschets
Blijf van m’n Lijf staat voornamelijk bekend vanwege de crisisopvang voor vrouwen wanneer er sprake is van huiselijk geweld. Bij acuut onveilige situaties kunnen vrouwen zes weken verblijven in de crisisopvang waar de gehele situatie in kaart wordt gebracht. Bijvoorbeeld wat er voor vervolgtraject nodig is. Daarnaast heeft Blijf van m’n Lijf vervolgopvang in de wijk Wielwijk en bieden zij begeleiding in de thuissituatie (eventueel met alarmeringssysteem). Vervolgopvang gaat door na de crisisopvang. Begeleiding in de thuissituatie (op de rails) gaat om intensieve begeleiding in de thuissituatie van gezinnen Het uitgangspunt is dat het gezin als geheel hulp krijgt (het kan wel zijn dat de man op dat moment even niet thuis woont), omdat de mechanismen die huiselijk geweld veroorzaken door het gehele (gezins)systeem in stand worden gehouden. Voor het doorbreken van de vicieuze cirkel die zo kenmerkend is voor huiselijk geweld, is verandering in het gehele gezinssysteem nodig. Dit laatste is de meest ideale situatie, aangezien de situatie voor het gehele gezin dan nagenoeg gelijk blijft (op de problemen na). Kinderen kunnen gewoon naar hun eigen school blijven gaan en in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. Blijf van m’n Lijf is sinds enige tijd meer richting crisisopvang geschoven dan dat het een anonieme opvanglocatie is. Dit houdt in dat ze niet alleen voor vrouwen buiten de regio een veilig onderkomen bieden maar juist steeds meer voor vrouwen uit de regio. Dan kunnen kinderen gewoon naar school blijven gaan en kan tevens de relatie met de vader verbeterd worden. De verschuiving is ingegeven doordat de tendens steeds meer is om het hele gezin te behandelen en dat het goed is om in de eigen omgeving te blijven wonen. Alleen in gevaarlijke situaties (code rood) worden vrouwen naar een anonieme locatie ergens anders in Nederland gebracht. Financieringsvormen Blijf van m’n Lijf ontvangt Wmo-subsidie van de centrumgemeente. De subsidie die ze krijgen is volledig Wmo gerelateerd. Ze krijgen geen AWBZ-geld, omdat er geen sprake van indicering is. Vanuit de Wmo-subsidie krijgen zij geld voor de crisisopvang (geheim adres), ambulante hulpverlening, begeleid wonen, alarmsysteem, cursus voor kinderen, tolk- en vertaaldiensten en in de eerste helft van 2012 nog voor de intake.
3.1
Professionals
Tijdens het eerste gesprek hebben we de directeur en de locatiemanager van Blijf van m’n Lijf Dordrecht gesproken. Ook hebben we nog kort met twee hulpverleners gesproken naar aanleiding van ons gesprek met cliënten. Wat gaat er volgens hen goed en wat kan beter? Wat gaat goed? Blijf van m’n Lijf is sinds een tijdje gestart met systeemtherapie waarbij het hele gezin wordt behandeld en niet alleen moeder (en kind) maar ook de vader/man wordt betrokken. Dat gaat goed. Binnen de ketenaanpak wordt volgens Blijf van m’n Lijf nog te weinig op deze manier gewerkt.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
17
Wat kan beter? Blijf van m’n Lijf geeft een vijftal verbeterpunten: • • • • •
begeleiding van de kinderen (1); de nazorg (2); de intake (3); samenwerking (4); de methodiek bij andere instellingen (5).
In 2012 had Blijf van m’n Lijf een project ‘let op de kleintjes’. Hierbij werden naast de ouders ook de kinderen begeleid (1) zodat zij in de toekomst niet het gedrag van hun vader of moeder kopiëren. Sinds 2013 is er geen geld meer voor ‘let op de kleintjes.’. Blijf van m’n Lijf is aan het kijken of ze dit toch samen met jeugdzorg kunnen oppakken en hoe dit dan gefinancierd moet worden. De nazorg kan beter volgens Blijf van m’n Lijf (2). In de nazorg is het sociale netwerk van vrouwen belangrijk en daarnaast dat ze voldoende support krijgen. Blijf van m’n Lijf ziet namelijk vaak een terugval bij de dames. Meestal komt dit door het gebrek aan economische zelfredzaamheid. Zodra vrouwen (economisch) zelfstandig moeten zijn, vallen ze vaak terug in de schulden doordat ze voorheen economisch afhankelijk waren en daardoor niet geleerd hebben om met geld te gaan. Er ontstaat dan schuldenproblematiek of ze gaan weer een relatie aan met een ‘verkeerde’ man. Blijf van m’n Lijf wil daarom in de toekomst nog meer inzetten op vrouwen aan het werk helpen en/of een startkwalificatie bezorgen. Blijf van m’n Lijf vraagt zich ook af of de intake (3), die sinds 2013 door de GGD wordt gedaan, wel goed wordt uitgevoerd. Blijf van m’n Lijf heeft hier geen zicht op, terwijl zij juist de specialist zijn op dit gebied. Ze hebben dan ook het idee dat ze een betere inschatting van de situatie kunnen maken dan de GGD, omdat de GGD minder gespecialiseerd is.
‘De intake is van een fijne zeef naar een grove zeef gegaan’.
De samenwerking met andere instellingen kan beter (4). Samenwerking met bijvoorbeeld woningcorporaties zou er volgens Blijf van m’n Lijf voor kunnen zorgen dat vrouwen sneller een woning toegewezen krijgen. Mensen in crisis kunnen niet wachten, maar hebben direct hulp nodig. Het zou goed zijn als ze sneller bij andere instellingen geholpen kunnen worden zonder dat daar sprake is van wachtlijsten (Yulius, GGZ, MEE). Doordat ze geen indicatie hebben en dat eerst geregeld moet worden voordat ze hulp krijgen, gaat daar ook weer veel tijd overheen. De doorstroming kan dus efficiënter. Ook zou er bij andere instellingen meer vanuit de gezinnen gewerkt moeten worden: één gezin, één behandelplan. De hulp bij andere instellingen zou zich niet moeten beperken tot alleen de moeder, of alleen het kind, of alleen de vader. Met de komst van de decentralisaties naar de gemeenten zal dit al meer uit de verf moeten komen. ‘Instellingen zouden meer samen moeten werken vanuit één gezin, één behandelplan. Maar met de komst van de decentralisaties naar de gemeenten zal dit al meer uit de verf komen.’ .
18
KTO Wmo 2012
Bijdrage aan de doelen van de Wmo Het doel van Blijf van m’n Lijf is allereerst de veiligheid van de vrouwen in kaart te brengen en te vergroten en vervolgens de zelfredzaamheid van de vrouwen te verbeteren. De behandeling/ondersteuning is zoveel mogelijk gericht op wat cliënten zelf kunnen, op eigen kracht of binnen het netwerk. Verder wordt geprobeerd om zoveel mogelijk ambulante hulpverlening te bieden zodat het gezin thuis kan blijven wonen en eventuele kinderen naar de eigen school kunnen gaan. Er wordt dus flink ingezet op zelfredzaamheid en participatie.
3.2
Cliënten
Voor dit onderzoek hebben we met zeven vrouwen uit de crisisopvang gesproken. Het is een heterogene groep. De leeftijd van de vrouwen varieert tussen de 26 en 50 jaar, ze komen uit alle hoeken van het land en sommige vrouwen hebben kinderen, anderen niet. Ongeveer de helft van vrouwen beheerst de Nederlandse taal niet of nauwelijks. Zij zijn dan vaak vanwege hun partner naar Nederland gekomen. Wat ze wel gemeen hebben is dat ze allen een klein/zwak netwerk hebben. Ze hebben ondersteuning nodig om hun leven weer op de rit te krijgen. Tevredenheid De vrouwen zijn heel erg tevreden met alle hulp. Ze komen uit een gewelddadige situatie, hier vinden ze rust. Ze vinden dit heel fijn. De vrouwen hebben het gevoel geaccepteerd te worden. Hulpverlening is altijd bereikbaar, goed en proactief.
‘Ik had een heel groot huis met een hele grote tuin. Twee verdiepingen, grote kamers. Hier heb ik één kleine kamer die stinkt, maar dit is voor mij het paradijs.’
‘Toen ik binnen kwam huilden ik en mijn kinderen alleen maar. Nu niet meer, ik ben nu sterker.’
De hulp die Blijf van m’n Lijf biedt wordt zeer gewaardeerd. Alle vrouwen geven aan dat hard nodig te hebben, omdat ze niet weten waar ze terecht kunnen. En wanneer ze zelf een ingang gevonden hebben bij een instantie dan lopen ze soms nog tegen een muur op dat deze hen niet altijd wil helpen. Bij Blijf van m’n Lijf zijn de medewerkers erg behulpzaam en makkelijk bereikbaar. Zij zetten zich volgens cliënten echt in voor hun belangen. En niet alleen voor hun eigen belangen, maar ze zijn er ook voor de kinderen van de vrouwen. Zij krijgen ook begeleiding. Sommige vrouwen geven aan dat ze op straat zouden leven als deze ondersteuning er niet zou zijn. Daarnaast geeft een vrouw aan dat ze dan genoodzaakt is om terug te gaan naar haar man, omdat ze haar kleine kinderen moet onderhouden. Ook geven enkele vrouwen aan dat ze er dan waarschijnlijk niet meer geweest zouden zijn. Wat gaat goed? Volgens cliënten zijn er twee belangrijke punten: • medewerkers regelen veel (1); • hulp voor de kinderen (2).
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
19
We hebben cliënten gevraagd wat het Blijf van m’n Lijf voor ze doet. ‘Alles!’ Elke vrouw heeft een eigen begeleider toegewezen gekregen. De begeleiders regelen vooral veel(1): woning, verblijfsvergunning, belastingzaken, uitkering, samen documenten ophalen. Indien nodig kan er een tolk geregeld worden. Omdat de vrouwen uit een andere regio komen en veel vrouwen, zoals eerder genoemd, slecht Nederlands spreken, is de hulp bij regelzaken erg welkom.
‘We weten niks van deze stad, Alles moeten we leren’.
Ook is er hulp voor de kinderen (2): opvoedondersteuning en hulp bij het verwerken van het geweld dat ze hebben gezien door middel van methodisch werken (aan de hand van thema’s gaan begeleiders met de kinderen aan de slag, bijvoorbeeld: teken je huis van problemen en teken je droomhuis). Er is een ‘kinderkamer’ (speel/leerkamer voor de kinderen) waar de kinderen opgevangen kunnen worden als de vrouwen een gesprek hebben met de begeleider (dit is dus andere begeleiding dan de cursus ‘let op de kleintjes’, waar iedereen, ook van buiten de crisisopvang. aan kan deelnemen). Wat kan beter? Volgens cliënten kan het nog beter. Het kan nog ‘groeien en bloeien.’ Ze hebben twee verbeterpunten: • meer voorzieningen (1); • systeembenadering: ook de man wordt betrokken (2). De vrouwen willen graag een meer voorzieningen, zoals een kinderspeelplaats buiten, een fiets en een busje voor de begeleiders. Er is nu alleen een kinderspeelplaats binnen. Als kinderen naar buiten gaan, moeten de vrouwen goed opletten, want het pand is aan de straat. Kinderen kennen de plek en de omgeving ook niet. Daarnaast wil één vrouw haar kinderen graag met de fiets naar school brengen. Ze heeft echter geen fiets. En als laatste werd door de vrouwen nog een belangrijk punt aangehaald, namelijk een busje voor de begeleiders. Wanneer vrouwen uit de thuissituatie weg willen, moet dat ad hoc gebeuren. Een busje waarmee begeleiders de vrouwen kunnen ophalen zou een uitkomst zijn.
‘Ik wilde vluchten, maar dat kon niet. Ik wist niet hoe. Ze konden me niet ophalen. Ik had geen mensen om me heen om me te helpen of spullen te sjouwen. Het is een worsteling om hier te komen, dat kan makkelijker.’
Blijf van m’n Lijf neemt ook contact op met de man om te bemiddelen en hulp te regelen in de woonplaats. Dit gebeurt ook om een omgangsregeling te treffen als er kinderen in het spel zijn. Dit vinden niet alle vrouwen fijn, maar het is nou eenmaal een verplichting zeggen ze (2). Bijdrage aan de doelen van de Wmo Blijf van m’n Lijf draagt met haar hulpverlening bij aan de doelen van de Wmo (participatie en zelfredzaamheid). De hulpverlening is er namelijk op gericht dat vrouwen weer zelfstandig worden, wat inhoudt dat ze zelfstandig gaan wonen en weer voor zichzelf leren te zorgen. Ondanks de situatie waarin de vrouwen verkeren zijn ze allen optimistisch en hoopvol. Ze hebben het over een eigen huisje met hun kinderen. Dat ze een verblijfsdocument willen regelen (in sommige gevallen hadden vrouwen dat
20
KTO Wmo 2012
niet), Nederlands leren, een nieuw leven, een opleiding volgen en een rijbewijs halen.
‘Ik heb voor het eerst in mijn leven alleen gereisd met de metro en de trein. Ik voel me vrij. Ik ben 50 jaar, maar voel me 15 jaar. Ik moet mezelf terugvinden, mezelf repareren. Zelfstandig en onafhankelijk worden. Geen man, een opleiding doen en werken.’
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
21
22
KTO Wmo 2012
4
Bouman GGZ
De zwaarste doelgroep op het gebied van verslavingen komt bij Bouman GGZ terecht. Een belangrijke speler op het gebied van Maatschappelijke Opvang. Wij spraken daarom met medewerkers van Bouman GGZ en cliënten.
4.1
Profielschets
De taken van Bouman GGZ op het gebied van Wmo, staan in het teken van advies en hulp aan cliënten die problemen ondervinden door middelengebruik (alcohol, drugs en medicijnen), gokken, internet- en gameverslaving. De cliënten zijn voornamelijk zorgmijders en niet makkelijk toe te leiden naar zorg (‘de zwaarste categorie op het gebied van verslaving’). Bouman GGZ biedt hulpverlening op drie gebieden: wonen, werken en zorg. Zij beschouwen dit als de belangrijkste elementen om weer een zelfstandig bestaan op te bouwen. Bouman GGZ kreeg in 2012 Wmo-subsidie vanuit de centrumgemeente voor het lokale zorgnetwerk dat in de Drechtsteden plaatsvindt en voor activiteiten op het gebied van ondersteuning. Deze ondersteuning bestond uit outreachende zorg (bemoeizorg), actieve zorg (eveneens bemoeizorg), arbeidstoeleiding,12 activering, woonbegeleiding (locatie Schrijversstraat) en Leerdam (locatie Leerdam, waarbij het gaat om methadonverstrekking en activering). Bouman GGZ biedt dus hulp bij het minderen of stoppen met het gebruik van alcohol, drugs, medicijnen of gokken. Niet altijd gaat het om vrijwillige aanmelding. Iemand anders (hulpverleners, burger etc.) kan bijvoorbeeld een melding doen bij de GGD, waarna het in een overleg van de lokale zorgnetwerken wordt besproken en Bouman GGZ wordt ingezet om outreachende hulp in te schakelen. Vervolgens proberen zij om zo veel mogelijk op de polikliniek te behandelen en begeleiden. Dit gebeurt individueel of in een groep. Vervolgens kan iemand terecht komen in een kliniek of wordt er een poliklinische behandeling (zonder opname) gestart. Dit wordt echter niet vanuit de Wmo gefinancierd. Ook kunnen cliënten terecht komen in de arbeidstoeleiding (vaak nadat ze een behandeling hebben gehad). Dan doen ze weer arbeidsritme en ervaring op, met als doel om uit te stromen naar werk en weer een zelfstandig leven op de bouwen. Voor sommige cliënten is het echter niet meer ‘gezond’ om te stoppen met hun verslaving zij kunnen dan terecht bij de woonbegeleiding Leerdam, waar methadon wordt verstrekt.
Overig zorgaanbod Naast de ondersteuning via de Wmo biedt Bouman GGZ twee beschermde woonvormen (kliniek) en extramurale begeleiding aan (poliklinische behandeling). Bovendien kennen ze een forensische keten met financiering vanuit justitie en reclassering.
Financieringsvormen Naast subsidie vanuit de Wmo krijgt Bouman GGZ ook andere subsidies. Voor twee beschermde woonvormen en extramurale begeleiding ontvangen ze
12
Activering en arbeidstoeleiding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij activering staat het planmatig opdoen van ervaring in het arbeidsproces centraal, waarna arbeidstoeleiding tot doel heeft patiënten daar waar mogelijk, toe te leiden naar betaald of onbetaald werk.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
23
AWBZ-geld. Poliklinische behandelingen en ambulante behandelingen financieert Bouman GGZ met Zorgverzekeringswet-geld.
4.2
Professionals
Bij de hulpverlening zet Bouman GGZ in op drie gebieden, namelijk wonen, werk en zorg. Dat zijn in hun optiek belangrijke elementen om het leven van cliënten weer op de rails te krijgen. Deze drie gebieden hebben invloed op elkaar en vragen daarom ook alle drie aandacht. Wat gaat goed? De professionals van Bouman GGZ noemen twee sterke punten: • •
de begeleiding van cliënten (1); wijkgericht werken (2).
De begeleiding van cliënten gaat goed (1). Deze bestaat uit ondersteuning op de eerder genoemde drie vlakken waar Bouman GGZ voor staat. Op deze manier wordt de cliënt volgens Bouman GGZ optimaal ondersteunt.
‘Je ziet de mensen die aan de rand van de maatschappij staan, en daar kan je iets mee gaan doen.’
Bouman GGZ is ook bezig om in het kader van de decentralisaties meer wijkgericht te gaan werken (2) en de kosten zoveel mogelijk in de hand te houden. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de pilot maatschappelijk herstel. Dat is erop gericht dat enkele dames (buurtvrouwen) uit de wijk (die voorheen in de bijstand zaten en nu door Bouman GGZ in dienst zijn genomen) in de wijk de kwetsbare burgers in de gaten houden en een praatje met ze maken (op basis van een gelijkwaardige relatie). Zij houden in de gaten wanneer er iets mis gaat en begeleiden burgers hierbij. Professionals begeleiden de buurtvrouwen en springen bij indien nodig. Wat kan beter? Volgens de professionals is er een drietal verbeterpunten: • •
een verantwoorde aanpak van de bezuinigingsopgave (1); samenwerking (2);
Bouman GGZ geeft aan dat bezuinigingen ook hen zullen treffen (1). Er is momenteel geen groei meer mogelijk, bijvoorbeeld op het gebied van bemoeizorg waar wel veel vraag naar is. Daarnaast kunnen ze geen extra activiteiten meer organiseren. Hierdoor zullen sommige mensen tussen wal en schip vallen of Bouman GGZ zal deze cliënten eerder moeten loslaten waardoor ze sneller terugvallen. Op dit moment is Bouman GGZ hierover in gesprek met de gemeente: welke keuzes moeten ze maken? Welke zijn verantwoord en welke niet? De samenwerking kan volgens Bouman beter (2). De lokale zorgnetwerken werken naar behoren maar kosten wel veel tijd. Volgens Bouman GGZ wordt er tijdens ieder overleg relevante casuïstiek besproken, waardoor zij steeds graag aansluiten. Dat kost veel tijd en geld, wat niet beschikbaar is. Ook hierover zijn ze momenteel met de gemeente in gesprek. Volgens Bouman GGZ zouden de overleggen ook wat efficiënter kunnen. Enerzijds door minder aparte overleggen en anderzijds zou de LZN-coördinator13 ervoor kunnen zorgen dat alle informatie 13
24
Lokale zorgnetwerkcoordinator is degenen die vanuit de GGD het lokale zorgnetwerk aanstuurt. In Alblasserdam stuurt de GGD het lokale zorgnetwerk niet aan maar is dit een gemeentelijk coördinator.
KTO Wmo 2012
rondom cliënten vooraf al verzameld is, zodat er meteen doorgepakt kan worden. Bovendien zou deze een triage14 kunnen uitvoeren om te voorkomen dat casuïstiek op de agenda staat die eigenlijk ‘te licht’ is. Bouman GGZ zou graag meer samenwerken. Er zou meer gezamenlijk moeten worden opgetrokken door één behandelplan op te stellen in overleg met alle betrokken organisaties. In de ideale situatie zouden organisaties elkaar dan sneller moeten vinden. Nu wordt er al samengewerkt maar Bouman GGZ heeft niet altijd een directe ingang bij een andere instelling waardoor casussen onnodig geëscaleerd worden naar het LZN.
‘Geen dubbele behandelingen en bij iedere instelling een aparte intake. Dit kan dan ook leiden tot meer efficiency. En je hoeft er niet ellenlang over te overleggen.’
Meer samenwerking met de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) zou goed zijn volgens Bouman GGZ. Er zitten waarschijnlijk een hoop cliënten in het systeem van de SDD die wel arbeidspotentie (eventueel na behandeling) hebben, maar nu in de bijstand blijven zitten. Hierdoor wordt toeleiding naar werk, of als dit niet mogelijk blijkt, naar dagbesteding mogelijk. De kosten verschuiven in dit geval naar de zorgkant, maar de opbrengsten voor de bijstand zijn groter dan de kosten aan de zorgkant. Het is dus interessant om de financieringskosten breder te bekijken dan alleen op het eigen beleidsterrein, aldus Bouman GGZ. Over het beleidsterrein heen kijken bij de gemeente is belangrijk. Maar ook een behandeling koppelen aan een uitkering bijvoorbeeld. Dan kan Bouman GGZ wat meer bereiken als iemand weigert mee te werken aan een behandeling. Bijdrage aan de doelen van de Wmo De behandeling binnen Bouman GGZ is erop gericht om mensen weer zoveel mogelijk zelfstandig te laten participeren in de maatschappij. Ze zetten bijvoorbeeld in op werk door cliënten op de Bouplaats te laten werken. Dat is een onderdeel van Bouman GGZ waar cliënten weer werkervaring op kunnen doen, waarna ze mogelijk uit kunnen stromen naar ‘echt’ werk. Daarnaast wordt weer gebouwd aan het netwerk van de cliënt wat ook de zelfredzaamheid (samen met het netwerk) ten goede komt. Echter, de doelgroep is vaak zo lang verslaafd geweest dat volledig herstel onmogelijk is. Dus wordt gekeken naar wat noodzakelijk en haalbaar is.
‘We blijven niet eindeloos behandelen als dat geen zin heeft’.
Als laatste draagt de begeleiding niet alleen bij aan de participatie en zelfredzaamheid van de cliënten zelf, maar heeft het ook op andere burgers effect doordat overlast wordt teruggedrongen. Voor Bouman GGZ is dat ook een belangrijk issue.
4.2
Cliënten
Bouman GGZ ontvangt Wmo-subsidie voor verschillende onderdelen, zoals Leerdam, woonbegeleiding en arbeidstoeleiding. We hebben gesproken met cliënten van de arbeidstoeleiding (die soms ook woonbegeleiding krijgen en aan wie methadon (Leerdam) wordt verstrekt). Cliënten die onder bemoeizorg vallen 14
Het in verschillende categorieën indelen naar ernst van een ziektebeeld.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
25
hebben we niet kunnen spreken omdat het voor Bouman GGZ al lastig genoeg is om hen in een traject te plaatsen. Vier cliënten die allen werkzaam zijn bij de Bouplaats, hebben we vragen gesteld over de Wmo-ondersteuning. De Bouplaats is geïntegreerd in Opnieuw & Co, een kringloopwinkel in Dordrecht waar Bouman GGZ samenwerkt met het Da Vinci College en cliënten arbeidsritme en werkervaring op kunnen doen. De leeftijd van cliënten die we gesproken hebben verschilt van 40 tot 60 jaar, maar ook jongeren komen bij Bouman GGZ. De doelgroep van Bouman GGZ bestaat voornamelijk uit mannen met een drank- en drugsverslaving. Tevredenheid De cliënten zijn allemaal tevreden over de ondersteuning die ze krijgen via de Bouplaats. Ook als er buiten werktijd iets aan de hand is, kunnen ze Bouman GGZ in principe altijd bellen. Zeker degenen die een kamer bij Bouman GGZ hebben. De cliënten vinden het prettig dat ze terecht konden bij de Bouplaats. Door bezig te zijn hebben ze afleiding en vallen ze niet terug in hun verslaving. Wat gaat goed? De cliënten zijn positief over de ondersteuning op de Bouplaats: • het luisterend oor van professionals (1); • het onderling contact tussen cliënten (2). De cliënten geven aan dat professionals goed luisteren en dat ze hun ei kwijt kunnen wanneer dat nodig is (1). Er zijn geen vaste tijdstippen waarop gesprekken worden gevoerd omdat de ondersteuning van Bouman GGZ alleen om dagbesteding gaat.
‘Je kan altijd met iemand praten. Weten ze geen oplossing dan zoeken ze verder naar een oplossing.’
‘Wat medewerkers aan het doen zijn is belangrijk, maar cliënten zijn belangrijker. Als ze aan het werk zijn dan leggen ze dat gewoon even aan de kant.’
Tussen de cliënten onderling gaat het ook goed (2). Er zijn weinig problemen en iedereen kan goed met elkaar overweg. Cliënten hebben het idee dat de professionals soms vooraf al bedenken welke cliënt het beste in welk team past zodat er een goede sfeer hangt. Wat kan beter? De cliënten noemen twee verbeterpunten: • diversiteit in motivatie cliënten (1); • intake voor CIZ-indicatie (2). Als eerste geven cliënten aan dat er andere cliënten zijn die niet op de Bouplaats werken, maar voor hun dagbesteding zo af en toe wel aanwezig zijn. Deze cliënten vervelen en irriteren de cliënten die wel werken soms bewust (1).
‘De mensen die op hun nest liggen, klagen het meest. Die komen alleen voor een uitkering. Ze internetten een beetje of drinken wat koffie, maar sommigen gaan pesten.’
26
KTO Wmo 2012
Een cliënt geeft aan dat bij het aanvragen van zijn CIZ-indicatie (2) hij geen psychiater heeft gezien, hoewel deze wel de aanvraag moest indienen. Hij vindt het vreemd dat het zo gegaan is, omdat de psychiater moeilijk een oordeel kan vellen als hij/zij hem niet persoonlijk heeft gezien en gesproken. Bijdrage aan de doelen van de Wmo Door te werken in de Bouplaats doen de cliënten allemaal weer arbeidsritme op. Ze geven ook aan dat ze zelfstandiger zijn geworden en aan hun contacten hebben gewerkt. Toch is niet iedereen zover dat ze helemaal geen alcohol of drugs meer gebruiken, maar ze hebben hun verslaving wel onder controle.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
27
28
KTO Wmo 2012
5
De Hoop
De Hoop is een landelijke, christelijke stichting en biedt in Dordrecht onder andere zorg aan voor mensen met verslavingen, psychosociale problemen en psychiatrische problematiek. Het merendeel van de cliënten van De Hoop komt uit de Drechtsteden, maar dit is geen vereiste. In dit hoofdstuk komen professionals en cliënten aan het woord. Wat gaat er goed in de ondersteuning? En welke verbeterpunten zijn er?
5.1
Profielschets
De Hoop kreeg van de gemeente Dordrecht Wmo-subsidie in 2012 voor twee soorten opvang: De Jordaan en Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW). Opvang waar cliënten kunnen verblijven als onderdeel van hun resocialisatie. De zorg sluit aan bij de operationele agenda Maatschappelijke Zorg: persoonsgerichte aanpak waarbij cliënten worden geholpen met een individueel en integraal hulptraject op diverse leefgebieden (zorg, inkomen, wonen en activering), het bieden van een sluitend aanbod van voorzieningen gericht op de zorgvraag en een centrale gemeentelijke regie. 15 In deze paragraaf schetsen we kort wat beide soorten opvang inhouden en de overlap met andere financieringsvormen (AWBZ-geld, giften en de Zorgverzekeringswet). De Jordaan De Jordaan is een groepsopvang met 16 plaatsen en gevestigd in de wijk Dubbeldam. De Jordaan biedt Maatschappelijke Opvang voor mensen die daken thuisloos zijn, buiten de samenleving zijn geraakt of dreigen te raken en kampen met psychosociale problemen. De cliënten (door De Hoop zelf ‘gasten’ genoemd) hebben een eigen begeleider en ontvangen indien nodig ambulante zorg. Cliënten kunnen maximaal vijf maanden in De Jordaan verblijven. Een deel van de cliënten stroomt vervolgens door naar BZW, anderen vinden zelf onderdak. Begeleid Zelfstandig wonen (BZW) Bij BZW voeren cliënten een eigen huishouden in een kamer van De Hoop en is er woonbegeleiding. In totaal zijn er 80 woningen beschikbaar waarvan er 18 gefinancieerd worden met Wmo-geld. De doelgroep van BZW bestaat uit mensen die eerder zijn opgenomen bij een onderdeel van De Hoop (bijv. De Jordaan), maar nog niet zelfstandig genoeg kunnen functioneren om op zichzelf te wonen. Bewoners hebben wekelijks een gesprek met een begeleider en ontvangen ambulante zorg, bijvoorbeeld in de vorm van poliklinische behandeling of hulp bij re-integratie. De richtlijn voor de duur van het wonen bij BZW is negen maanden. Professionals van de Maatschappelijke Opvang, het Inloophuis en vanuit de Hoop GGZ participeren in de ketenzorg van Dordrecht. Zij maken deel uit van het lokale zorgnetwerk en ook zit één professional in de weegploeg. 16 Het gaat hierbij om bemoeizorg: mensen in de samenleving die zorgmijdend zijn worden in beeld gebracht. De Hoop bekijkt steeds wat zij voor deze mensen kan betekenen.
15
16
Bron: Gemeente Dordrecht (2011). Besluit over aanvraag verlening jaarlijkse subsidie 2012 voor maatschappelijke opvang, preventie en inloophuis. Zie bijlage 2 voor een begrippenlijst.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
29
Overig zorgaanbod Naast Maatschappelijke Opvang is er het Inloophuis, De Hoop GGZ en stichting Werkvisie De Hoop. Het Inloophuis werkt met vrijwilligers die een luisterend oor bieden aan verslaafde en dakloze mensen die even hun verhaal kwijt willen. In sommige gevallen worden mensen doorverwezen naar een ander soort zorg van De Hoop. Het huis in het centrum van Dordrecht heeft gemiddeld zo’n 400 bezoekers per week. Bij De Hoop GGZ kunnen mensen terecht voor e-hulp, ambulante hulp, deeltijdbehandeling, 24-uurs zorg en zelfhulpgroepen, zoals Stay Clean. Ten slotte is er de stichting ‘Werkvisie De Hoop’. Deze stichting heeft meerdere leerwerkbedrijven opgezet voor cliënten en biedt dagbesteding en re-integratie. Vanuit de Maatschappelijke Opvang wordt veel samengewerkt met deze stichting.
Financieringsvormen De Jordaan en BZW worden gefinancieerd met Wmo-subsidiegeld en niet met AWBZ-geld. Cliënten betalen daarnaast een eigen bijdrage. Dit gaat vaak in samenspraak met de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD). De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het inkomen en het feit of een cliënt wel of niet een eigen huishouding voert. In nijpende gevallen zitten cliënten echt in de problemen en kunnen zij de eigen bijdrage niet betalen. In deze gevallen springt stichting Vrienden van De Hoop bij. Deze stichting werft fondsen voor De Hoop, waardoor belangrijke werkzaamheden zoals preventie en het opvangen van kinderen toch door kan gaan.
5.2
Professionals
We hebben zowel professionals werkzaam bij De Jordaan als bij BZW gesproken over hun werkzaamheden. Wat gaat er volgens hen goed in de ondersteuning en welke verbeterpunten zijn er? En niet onbelangrijk, draagt de ondersteuning bij aan de doelen van de Wmo?
De Jordaan Wat gaat goed? De professionals van De Jordaan noemen vier sterke punten: • • • •
de snelle aanmeldingsprocedure (1); het bieden van een vaste structuur voor cliënten (2); het stimuleren van zelfstandigheid (3); diversiteit in cliënten (4).
Cliënten kunnen zichzelf aanmelden bij De Jordaan maar ook verwijzers kunnen het eerste contact leggen. De cliëntenadministratie van De Hoop gaat meteen aan de slag voor cliënten door bijvoorbeeld formulieren te regelen voor het aanvragen van een uitkering (1). Daarnaast biedt De Jordaan cliënten een vaste dagstructuur en zijn er duidelijke regels (2).
‘Gasten moeten aanwezig zijn bij de start van de dag en aan het einde. Zijn zij daarbij niet aanwezig dan wordt hierover met de gast gesproken. Daarnaast zijn er ook taken, zoals een week lang koken voor ongeveer 16 personen. En er is een schoonmaakrooster.’
30
KTO Wmo 2012
Cliënten hebben ook voldoende vrijheid. Ze gaan zelf op zoek naar woonruimte en eventuele dagbesteding (3). Als een cliënt dit wenst, gaat de professional van De Jordaan wel met hem/haar mee. De professionals begeleiden gemiddeld drie tot vier cliënten. Volgens de professionals zijn de meeste cliënten tevreden over de hulp die zij krijgen. Het is een erg diverse groep en cliënten hebben steun aan elkaar (4). Cliënten hebben voor een tijd een eigen plekje waar ze zichzelf mogen zijn, wat hen zichtbaar goed doet.
‘Een gast noemde De Jordaan laatst haar ‘thuis’. Dat doet je goed.’
Wat kan beter? Naast de sterkte punten van De Jordaan is er volgens de professionals ook een aantal aandachtspunten: • • •
de wachtlijsten bij andere instellingen (1); de samenwerking met andere instellingen (2); de veranderende doelgroep (3).
De wachtlijsten bij andere instellingen ervaren de professionals als een groot knelpunt (1). Bij de Jordaan kunnen cliënten terecht zonder indicatie, maar vaak is er wel iets meer aan de hand. Als een cliënt zich dan meldt bij een instelling duurt het lang voordat hij/zij geholpen wordt. De professionals van De Jordaan zouden daarom graag samenwerken met o.a. woningcorporaties en Yulius (2). Samenwerking met instellingen die aan dagbestedingen doen zal ook van toegevoegde waarde zijn. Cliënten bij De Jordaan hebben namelijk vaak geen daginvulling waardoor zij zich vervelen.
‘Vaak is er meer mogelijk wanneer De Hoop een gast aanmeldt bij een andere organisatie dan dat een gast dit zelf doet. We hebben daarom recent een maatschappelijk werker aangenomen om deze relaties te gaan leggen.’
Op managementniveau wordt er wel al over samenwerking tussen verschillende instellingen gesproken, maar dit is nog in een opstartfase. De professionals hebben zelf nu nog geen mogelijkheden om deze contacten goed aan te wenden. Zij zouden graag directe ingangen hebben bij instanties waardoor zaken sneller geregeld kunnen worden en cliënten hun leven sneller op de rit kunnen krijgen. Ten slotte geven de professionals aan dat de doelgroep van De Jordaan de laatste jaren erg veranderd is (3). De professionals moeten hier aan wennen en er mee om leren te gaan, bijvoorbeeld met verbaal agressieve cliënten. Moeders met kinderen die dakloos dreigen te raken, zijn ook steeds lastiger op te vangen. Bijdrage aan de doelen van de Wmo De hulpverlening draagt volgens de professionals van De Jordaan zeker bij aan de doelen van de Wmo. De hulpverlening die wordt geboden is gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en participatie. De professionals ondersteunen cliënten daar waar nodig, maar cliënten gaan in principe alleen naar instellingen en instanties, en zoeken zelf onderdak voor na de opvang. Daarnaast krijgen
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
31
cliënten weer ritme doordat zij bij het ontbijt en bij de afsluiting van de dag aanwezig moeten zijn en doordat zij huishoudelijke taken moeten verrichten. De professionals noemen echter wel een kritiekpunt: vijf maanden is te kort om de zelfredzaamheid en participatie van cliënten dermate te vergroten dat ze geen hulp meer nodig hebben. Vaak wordt er dan ook aansluitend op het verblijf in De Jordaan ambulante ondersteuning geboden.
Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) Wat gaat goed? Volgens de professionals heeft BZW drie sterke punten: • • •
veel georganiseerde activiteiten voor dagbesteding (1); het ontstaan van zelfhulpgroepen (2); de christelijk signatuur (3).
BZW organiseert veel activiteiten voor cliënten zodat ze een dagbesteding hebben (1). Zo kunnen cliënten bij BZW meedoen aan bepaalde sporten en organiseert De Hoop werkweken. Dat houdt in dat cliënten ‘s ochtends een thema-achtige studie hebben en ’s middags iets aan ontspanning doen. Ook biedt De Hoop werkervaringsplaatsen aan bij haar eigen bedrijven, zoals een metaalbedrijf. Cliënten kunnen werkervaring op doen en hebben zo een grotere kans op een baan.
‘Het is echt van toegevoegde waarde dat De Hoop bijna alles zelf aanbiedt in de hulpverlening en ondersteuning die gasten nodig hebben. We hebben bijna alles zelf in huis.’
Ook zijn enkele cliënten een zelfhulpgroep begonnen waarvoor De Hoop ruimte beschikbaar stelt (2). Naast de ondersteuning van De Hoop kunnen cliënten dan ook op hun eigen groep terugvallen. Daarnaast organiseert de Hoop op christelijk gebied veel activiteiten (3). Dit wordt volgens de professionals erg gewaardeerd door de cliënten (ook de cliënten geven aan dit te waarderen en dat het een reden is om voor De Hoop te kiezen). Wat kan beter? De professionals van BZW noemen één aandachtspunt: de samenwerking met andere instellingen en partners (1). Net als de professionals van De Jordaan. Er is weinig samenwerking met anderen waardoor de professionals geen directe lijnen met andere zorgverleners hebben. Ook is er geen samenwerking met woningcorporaties terwijl er wel grote behoefte aan huisvesting is onder cliënten. Als cliënten willen uitstromen zijn er vaak geen geschikte woningen beschikbaar. ‘Er is wel samenwerking met andere instellingen in het lokale zorgnetwerk, maar dat is op een hoger niveau. Daar merken wij zelf weinig van.’
Bijdrage aan de doelen van de Wmo Het doel van BZW is dat cliënten zelfstandig worden en weer terug kunnen keren in de maatschappij. BZW ondersteunt dit proces o.a. door werkervaringsplaatsen aan te bieden bij de eigen bedrijven van De Hoop. Ook zorgen professionals ervoor dat gasten weer een sociaal netwerk hebben om op terug te vallen. Ze halen oude contacten aan en bouwen een nieuw netwerk op.
32
KTO Wmo 2012
Soms is dat met andere cliënten, maar vaak ook met mensen uit een kerkgemeenschap. ‘We kijken per gast wat nodig is. Kunnen gasten zaken zelf regelen, dan doen ze dat. En niet, dan nemen wij zaken uit handen om ze te ontlasten.’
Wel geven de professionals aan dat het loslaten van De Hoop voor de doelgroep van BZW wel moeilijk is. BZW heeft woonruimte in het Dorp en op de Spuiweg in het centrum van de stad. Veel cliënten willen niet van het terrein af en geven de voorkeur aan het Dorp. Verhuizen naar de Spuiweg is voor hen een grote stap omdat ze daar meer terugkeren in de maatschappij met alle verleidingen.
In samenspraak met de gemeente heeft De Hoop in 2012 voor het eerst doelstellingen geformuleerd waarop cliënten getoetst worden wanneer zij vertrekken uit De Jordaan en BZW. Per cliënt wordt aan het begin van de opvang vastgelegd aan welke doelstellingen er gewerkt gaat worden. Dit kunnen er maximaal vijf zijn. De professionals bepalen bij vertrek of de doelstellingen behaald zijn. De doelstellingen hebben betrekking op participatie en vooral zelfredzaamheid: • • • • •
leren van nieuwe inzichten; leren van nieuwe vaardigheden; regie eigen leven; zelfstandig huishouding kunnen voeren; dagbesteding hebben.
Het oordeel is subjectief, maar dat kan ook niet anders. Uiteindelijk leveren de ‘harde’ cijfers een overzicht op voor de gemeente, ter verantwoording voor de subsidie.
5.3
Cliënten
Hoe kijken de cliënten aan tegen de ondersteuning die zij hebben gekregen? Hoe tevreden zijn zij? En welke toekomst zien zij voor zichzelf? Zowel bij De Jordaan als bij BZW hebben we deze vragen voorgelegd in een groepsinterview.
De Jordaan De doelgroep van De Jordaan is erg divers. Voor het onderzoek hebben we twee cliënten bereid gevonden om mee te werken. Het betrof een vrouw van rond de 30 jaar met twee kinderen en een alleenstaande man van in de 40. Beiden hebben geen eigen inkomen en woning. De vrouw kampt vooral met een schuldenpro-blematiek, de man met een verslaving. Hij heeft al meerdere trajecten bij De Hoop gevolgd. Tevredenheid Wanneer cliënten binnenkomen bij De Jordaan hebben zij vier weken de tijd om samen met hun professional een plan van aanpak te maken. In dit plan worden doelen afgesproken. Deze doelen variëren van het regelen van een woning en werk/opleiding tot het opdoen van sociale vaardigheden, conflicthantering en zelfverzekerder worden.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
33
Beide cliënten zijn dankbaar voor alle hulp die zij krijgen. Eén cliënt zegt: ‘in mijn situatie ben je al snel tevreden’. Ze zien verandering bij zichzelf gedurende hun verblijf in De Jordaan. Wat gaat goed? Volgens de cliënten heeft De Jordaan vijf sterke punten: • • • • • •
een vaste dagindeling (1); het staf-gastengesprek (2); de zelfstandigheid (3); de hulpvaardigheid van de professionals (4); kansen op werk/opleiding (5); de cliënten leren van elkaar (6).
Er is een vaste dagindeling wat beide cliënten als erg prettig ervaren (1). Op woensdagmiddag is er een staf-gastengesprek; een interactief gesprek waar van beide kanten informatie uitgewisseld wordt (2). De cliënten leren veel over zichzelf, komen tot rust en pakken zoveel mogelijk zelf op (al kijkt er wel iemand mee) (3). De professionals denken goed mee in het bereiken van hun individuele doelen. Professionals luisteren goed en er is altijd hulp binnen bereik (4). Ook biedt De Jordaan kansen op het gebied van werk en opleiding (5). Cliënten kunnen bij De Hoop opgeleid worden tot ervaringsbegeleider. Verder biedt De Hoop werkervaringstages aan.
‘In de maatschappij is solliciteren met een gat in je cv [verslaving] nu niet te doen. Werkgevers willen nu geen risico’s lopen.’
Het voordeel van leven in een groep is dat cliënten elkaar kunnen helpen, veel steun aan elkaar hebben, contacten maken (ook voor na De Jordaan) en van elkaar kunnen leren (6). Ook leren ze om te gaan met conflicten.
‘Je moet ruzies uitpraten, vergeven en doorgaan.’
Wat kan beter? De cliënten noemen een tweetal verbeterpunten: • •
de diversiteit in motivatie van cliënten (1); de professionals zitten niet altijd op één lijn (2).
Het nadeel van leven in een groep is volgends beide cliënten dat niet iedereen met dezelfde motivatie bij De Jordaan zit (1). Sommige cliënten komen niet om aan zichzelf te werken, maar puur voor de opvang. Dit werkt niet motiverend. Een ander minder sterk punt vinden de cliënten dat de professionals niet altijd op één lijn zitten (2). Er zijn regels, maar deze worden vaak niet nageleefd door cliënten en dit levert geen consequenties op. De cliënten die wij spraken, willen juist dat er meer toegezien wordt op de vaste dagstructuur. Ze geven aan last te hebben van anderen die bijvoorbeeld te laat aan het ontbijt komen of hun corveetaken niet doen. Wanneer zij dit aankaarten bij de leiding, krijgen ze te horen: ‘dit is geen behandeling, maar een leefgemeenschap.’ Dit werkt niet motiverend. Volgens de cliënten zijn de professionals nog zoekende omdat De Jordaan voorheen wel behandeling gaf.
34
KTO Wmo 2012
‘De één hanteert de structuur strak, de ander laat het erg los. Onderling is er tussen de begeleiders geen goede afstemming in de aanpak.’
‘Laatst zaten er 7 van de 16 mensen aan de ontbijttafel. Ik sprak daar de begeleider op aan. Die klopte op de deuren van hun kamers en toen er niet werd open gedaan, legde hij zich daarbij neer.’
Er zijn binnen de groep wel eens irritaties of conflicten. Over hoe de cliënten hiermee om moeten gaan is ook verwarring bij de cliënten. Vaak wordt gezegd dat cliënten het zelf onderling moeten oplossen. Maar als er dan iets escaleert (bijvoorbeeld een vechtpartij) dan horen cliënten achteraf dat ze het toch bij de leiding hadden moeten melden. Ook zegt de ene professional dat cliënten elkaar moeten aanspreken wanneer hen iets niet zint, terwijl een andere professional juist zegt dat ze dit moeten bespreken met hem/haar en niet met elkaar. Bijdrage aan de doelen van de Wmo Op de vraag wat zij zouden doen wanneer De Jordaan er niet was, antwoordt één cliënt dat hij nog steeds zou worstelen in het kraakpand met foute figuren om hem heen en/of zou terugvallen in verslaving. De vrouw zou bij haar zus wonen, maar zonder haar pasgeboren baby. Beiden zouden wel doorzoeken naar een andere opvangmogelijkheid.
‘Je bent aan het overleven. Je doet alles, grijpt alles aan.’
Beide cliënten hebben vertrouwen in de toekomst. De vrouw heeft net te horen gekregen dat zij een eigen woning krijgt. Ze vindt het wel wat eng, ineens alleen met een baby, maar ze heeft er vertrouwen in dat ze het kan. Ze wil graag weer parttime gaan werken om onder de mensen te blijven. Ze heeft veel contacten gemaakt bij De Jordaan en denkt met deze mensen ook contact te houden na haar verblijf in De Jordaan. Vanuit De Hoop wil ze graag nog ondersteuning houden bij het opbouwen van zelfvertrouwen. De andere cliënt heeft veel houvast aan het geloof. Hij doet veel ervaring op met werkstages, wil de opleiding gaan doen tot ervaringsbegeleider en daarna bij De Hoop gaan werken. Momenteel geeft hij al voorlichting op scholen.
Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) Ook de doelgroep van BZW is erg divers. We hebben gesproken met twee mannen en één vrouw, variërend in leeftijd. De mannen krijgen begeleiding bij BZW vanwege hun verslaving(en), de vrouw heeft vooral psychosociale problemen waaraan zij wil werken. Tevredenheid Over het algemeen zijn de drie cliënten erg tevreden over de ondersteuning die zij krijgen. Ook in vergelijking met andere instellingen.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
35
‘Je leert met je gevoelens om te gaan, deze te verwerken. Je leert te vergeven en een eigen huishouden te voeren. Wat je hier leert over het leven in korte tijd, leer je niet op school in al die jaren.’
‘De begeleiders van De Hoop staan naast je en niet boven je. In andere klinieken was dat heel anders en dat werkt niet’.
Wat gaat goed? De drie cliënten van BZW noemen vijf sterke punten: • • • • • •
de controles (1).; het bieden van dagbesteding (2); het maatwerk (3); de persoonlijke, gelijkwaardige benadering (4); alles onder één dak (5); de christelijke signatuur (6);
Cliënten vinden het prettig dat er bij De Hoop nog regelmatig controles plaatsvinden die als een stok achter de deur dienen (1). Cliënten wordt een programma aangeboden waarvan verwacht wordt dat zij hieraan meedoen. Daarnaast biedt De Hoop dagbesteding door cliënten werkervaring op te laten doen in de eigen bedrijven (2). Zo werkt één cliënt die we spreken in de keuken en bestuurt de ander de pendelbus. De ondersteuning is op maat en verschilt (per levensfase) van een cliënt (3).
‘Het is minder vrijblijvend dan andere instellingen en worden er meer activiteiten georganiseerd, waardoor ik meer dagritme en invulling heb.’
Daarnaast benadert De Hoop cliënten als mensen en niet als nummertje (4). Professionals kennen alle cliënten en weten cliënten steeds weer een spiegel voor te houden waardoor zij niet terugvallen in hun oude patroon.
‘Want gedrag en een verslaving die jaren duren, verander je niet zomaar. Het is iedere dag een keuze.’
De cliënten vinden het ook prettig dat De Hoop alles onder één dak heeft (5). Zo helpt De Hoop ook bij juridische problemen. De cliënten vinden het belangrijk en goed dat De Hoop op dit soort punten bijspringt. De kans is anders groot dat ze ‘troost’ zoeken in bijvoorbeeld hun verslaving. Als laatste gaven alle drie de cliënten aan gekozen te hebben voor De Hoop vanwege het christelijke geloof. Het geloof biedt hen houvast (6). Wat kan beter? Naast alle positieve punten noemen de cliënten ook een aantal minder sterke punten van BZW: • • •
36
de vele wisselingen in professionals (1); de bereikbaarheid van de professionals (2); het tekort aan woningen (3).
KTO Wmo 2012
Allereerst noemen zij de vele wisselingen in professionals (1). Eén cliënt geeft aan dat hij al zeven verschillende professionals heeft gehad en dat hij steeds een vertrouwensband moet opbouwen. Hij zegt wel dat het waarschijnlijk geen onwil is van de organisatie, maar dat het zo loopt en er dus weinig aan te doen is. Ten tweede zijn de medewerkers van BZW lastig te bereiken omdat zij vaak in gesprek zijn en er geen telefoniste is (2). Cliënten zien vaak sneller wanneer er iets niet pluis is. Ze willen dit graag melden, maar moeten vaak blijven bellen. De drempel om te bellen wordt steeds hoger. De cliënten zouden daarom graag zien dat ze een nummer kunnen bellen waar ze direct contact hebben met iemand van BZW en een melding kunnen doen. Ten slotte noemen de cliënten als aandachtspunt dat er door de ziektekostenverzekering steeds een kortere behandeling vergoed wordt waardoor mensen snel doorstromen naar BZW. Bij BZW kunnen cliënten negen maanden wonen, maar in de praktijk blijkt nogal eens dat dit te kort is. Het verblijf duurt steeds langer, waardoor er een tekort aan woningen ontstaat (3).
‘BZW is wel echt nodig want anders is de stap terug naar buiten te groot. Er moeten echt meer woningen komen. Bijvoorbeeld oude gebouwen als antikraak waar een groep tijdelijke huisvesting heeft.’
Bijdrage aan de doelen van de Wmo Wat hadden de cliënten gedaan als ze geen woning bij BZW hadden gekregen? Twee cliënten geven aan dat zij voor een andere zorginstelling hadden gekozen, maar dat de begeleiding daar nooit zo goed zou zijn geweest als bij De Hoop. De andere cliënt geeft aan dat hij dan waarschijnlijk niet meer geleefd zou hebben. Hoe ziet de toekomst er uit? Geen van de drie cliënten heeft betaald werk. Voor twee cliënten is dit ook geen doel meer. Volgens de maatschappij zijn ze al te oud waardoor waarschijnlijk niemand hen in dienst neemt. De vrouw ziet zichzelf in de toekomst nog wel een betaalde baan hebben en een vervolgopleiding volgen. Alle drie cliënten zien het belang in van een goed netwerk. De cliënten hebben nieuwe contacten opgedaan (zowel medecliënten als mensen buiten De Hoop, bijvoorbeeld uit een kerkgemeenschap) en enkelen zullen zij na het verblijf bij BZW ook blijven zien. Waarschijnlijk blijven de cliënten in de buurt van Dordrecht wonen, omdat het opbouwen van een netwerk ver van De Hoop niet makkelijk zal zijn. Ze durven De Hoop ook nog niet los te laten. Één cliënt gaat binnenkort op zichzelf wonen en heeft er vertrouwen in dat dit goed gaat, zolang hij contact blijft houden met De Hoop. De andere twee cliënten geven aan vooral bij de dag te leven en het moeilijk te vinden om echt over de toekomst na te denken.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
37
38
KTO Wmo 2012
6
Leger des Heils
Het Leger des Heils is een landelijke organisatie en bestaat al erg lang. De slogan luidt ‘Doen wat we geloven. Al 125 jaar.’ In Dordrecht krijgt het Leger Wmo-geld om de nacht- en dagvoorziening draaiende te houden. Dit bestaat voornamelijk uit basale hulp en voor een deel 24-uurs opvang. Hoe tevreden cliënten over de opvang en ondersteuning zijn, leest u in dit hoofdstuk. Maar eerst brengen we de ervaringen van professionals in beeld.
6.1
Profielschets
Het zorgaanbod van het Leger des Heils kan gezien worden als een woonladder. Veel mensen kloppen bij het Leger aan zonder indicatie. De eerste treden (outreachende hulpverlening, dag- en nachtopvang en 24-uurs opvang) worden daarom (volledig) met Wmo-geld gefinancieerd. Outreachende hulpverlening De outreachende hulpverlening vormt de basis en is onderdeel van de dag- en nachtopvang. Enkele avonden per week gaan professionals naar buiten en brengen de situatie op straat in beeld. Ze gaan op zoek naar zorgmijders die de nacht doorbrengen in o.a. parkeergarages, plantsoenen of kraakpanden. De professionals proberen deze zorgmijders toe te leiden naar het Leger of een andere organisatie. Dag- en nachtopvang De dag- en nachtopvang van het Leger is een semiresidentiële voorziening voor mensen die doorgaans een zwervend bestaan leiden. Het Leger voorziet deze mensen niet alleen in de dagelijkse levensbehoeften, maar leidt hen waar mogelijk ook door naar andere vormen van hulpverlening en (AWBZ) zorg. In de dagopvang is plaats voor 50 cliënten, in de nachtopvang voor 28 cliënten. In de winterperiode is er voor de nachtopvang geen limiet. 24-uurs opvang De 24-uurs opvang is een (tijdelijke) residentiële opvangvoorziening waar mensen tot rust kunnen komen en werken aan een (meer) structurele vorm van zelfstandig(er) wonen. In de 24-uurs opvang krijgt iedere cliënt zijn/haar eigen zorgplan en heeft iedere cliënt een eigen traject. Het is een soort observatieafdeling waar binnen negen maanden een diagnose moet zijn gesteld. Na negen maanden worden cliënten uitgeplaatst, of naar het eigen ambulant wonen of naar een andere instelling. Een deel van de cliënten in de 24-uurs opvang is geïndiceerd voor AWBZ-zorg en wordt dus niet met Wmo-geld gefinancieerd. In de 24-uurs opvang zijn 24 plaatsen beschikbaar.
Overig zorgaanbod Het Leger des Heils biedt ook ambulante zorg aan. Daarnaast is er in Dordrecht een RIBW (regionale instelling voor beschermd wonen) voor 24 langdurig verslaafde daklozen, genaamd Domus. In twee sociaal zwakkere wijken in Papendrecht en Zwijndrecht heeft het Leger een wijksteunpunt Bij Bosshardst. Bij deze wijksteunpunten werken professionals en vrijwilligers uit de wijk. ‘Precies waar de Wmo voor bedoeld is’. Ten slotte is er de trajectcoördinatie: professionals die alle externe overleggen doen met partners, intakes met cliënten en de eerste aanvragen AWBZ. Voor dagbesteding- en werktrajecten sluit het Leger aan bij collega’s in het veld, maar ook heeft het Leger zelf projecten zoals het Cleanteam.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
39
Financieringsvormen De dag- en nachtopvang van het Leger des Heils worden volledig betaald met Wmo-subsidiegeld van de gemeente Dordrecht. De 24-uurs opvang wordt voor een deel betaald met Wmo-geld en voor een deel met AWBZ-geld. Het Leger wil cliënten zo snel mogelijk AWBZ-geïndiceerd hebben, maar dit is niet altijd even makkelijk. Vooral niet bij zorgmijders en cliënten die volgens de nieuwe regelgeving net niet indicatiewaardig zijn. Wanneer een cliënt een AWBZ-indicatie krijgt, wordt er overgegaan op een andere geldstroom. De cliënt zelf heeft hier geen weet van. Het Leger des Heils Nederland heeft ook een eigen stichting Fondsenwerving. Met deze giften worden vooral landelijke projecten betaald, zoals de wijksteunpunten Bij Bosshardts.
6.2
Professionals
Wat gaat goed? De professionals noemen drie sterke punten van het Leger: • • •
het outreachend werken (1); de vastberadenheid van professionals (2); de samenwerking (3).
Het Leger werkt outreachend (1) en komt vaak bij mensen binnen waar het een andere instelling niet (meer) lukt. Ook binnen het Leger zelf wordt outreachend gewerkt. Een goed voorbeeld is 2e Kerstdag.
‘Het Leger is er echt voor de gevallen die andere instellingen niet willen. Als iemand anders het kan, moet die het ook vooral doen.’
‘Een heftige dag, zeker voor mensen met een psychiatrisch probleem. Begeleiders zijn die dag met warme chocomelk en een bonbonnetje bij de kamers langs geweest. Gewoon even persoonlijke aandacht. Dat doet de cliënten goed.’
De professionals zijn vastberaden (2) en slagen er in om cliënten op ieder niveau te laten wonen en te begeleiden op de andere klantindicatoren van het Leger. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en zijn er cliënten die echt niet geholpen willen worden.
‘Bij andere instellingen worden cliënten veel sneller eruit gegooid. Al heeft een cliënt nog zo gek gedaan, we blijven steeds opnieuw hulp aanbieden. We zijn het Leger des Heils, we kunnen mensen toch niet op straat zetten?’
De professionals geven aan prettig samen te werken met andere partners (3). Zo bellen woningcorporaties geregeld op: ‘Ik ga nu iemand uitzetten en die is zo vervuild, kunnen jullie daar niet nog een poging wagen?’ De woningcorporaties komen vaak niet binnen, het Leger wel. Het Leger geeft echt niet op.
40
KTO Wmo 2012
Verder werkt het Leger (met name de medewerkers van de trajectcoördinatie) voor zorgbehandeling, dagbesteding en diagnosticeren samen met externe partners zoals De Hoop, Bouman GGZ, Yulius, MEE, de politie, de Reclassering en verschillende kerken. De organisaties weten elkaar te vinden. Wat kan beter? Volgens de professionals zijn er drie knelpunten: • • •
de doorstroom naar zelfstandigheid (1); het tekort aan crisisplaatsen (2); het diagnosticeren van hulpbehoevenden (3).
De doorstroom naar zelfstandigheid is een probleem (1). Het Leger ziet dat sommige cliënten snel institutionaliseren (achterover leunen en erin berusten dat ze onderhouden worden). Voor deze cliënten is het beter om in een eigen woning te wonen en niet in een groep. Er is echter een tekort aan woningen.
’Momenteel is er de proef Housing First (ook gesubsidieerd met extra Wmogeld) waarin we samen werken met woningcorporaties. Er zijn alleen meer huizen nodig, verspreid over de wijken.’
Daarnaast zijn er te weinig crisisplaatsen in de regio (2) en is het lastig om, vooral bij zorgmijders, tot een diagnose te komen (3).
’De samenwerking is prima, maar je loopt tegen grenzen aan. Van de regio, maar ook van de organisaties.’
Bijdrage aan de doelen van de Wmo De professionals geven aan dat de ondersteuning van het Leger des Heils aan cliënten zeker bijdraagt aan de doelen van de Wmo, maar dat dit wel in perspectief gezien moet worden.
’We hebben te maken met een moeilijke doelgroep. Misschien wel de allermoeilijkste. Voor iedereen is zelfredzaamheid en participatie anders. Je loopt tegen grenzen van mensen aan.’
6.2
Cliënten
Voor het onderzoek hebben we één cliënt van de cliëntenraad bereid gevonden aan een interview mee te werken. 17 Het betreft een man van middelbare leeftijd die vijf jaar geleden zijn huis is kwijtgeraakt en bij het Leger des Heils hulp en opvang heeft gezocht. Hij heeft zelf bewust gekozen voor de 24-uurs opvang omdat hij niet op straat wilde leven. Inmiddels woont hij weer zelfstandig en stopt binnenkort de ondersteuning bij het Leger. Tevredenheid De cliënt is zeer tevreden over de ondersteuning van het Leger des Heils. Hij noemt dan ook twee positieve punten en heeft één aandachtspunt. 17
Zie bijlage 1 voor een methodologische verantwoording.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
41
Wat gaat goed? Er zijn volgens de cliënt twee sterke punten van het Leger des Heils: • •
geen wachtlijsten (1); goede connecties met andere instellingen (2).;
Toen de cliënt dakloos dreigde te raken heeft hij zich eerst georiënteerd op verschillende opvangmogelijkheden. Hij heeft uiteindelijk gekozen voor het Leger des Heils omdat er geen wachtlijsten zijn bij het Leger (1) en de ondersteuning van het Leger naar zijn idee het beste aansloot bij zijn probleem.
‘Het Leger des Heils is je laatste strohalm. Je kunt er direct terecht. Bij andere instellingen of organisaties hebben ze wel eens een wachtlijst’.
Ook geeft de cliënt aan dat professionals connecties hebben en de weg weten, waardoor zij snel zaken kunnen regelen voor cliënten (2). Wat kan beter? De cliënt geeft aan het idee te hebben dat mensen tegenwoordig minder snel in aanmerking komen voor een indicatie. Zelf zou hij nu ook geen indicatie meer krijgen. Hij maakt zich zorgen om het feit waar deze mensen dan heen moeten.
‘Naar de Sociale Dienst? Daar krijg je niet de ondersteuning die je eigenlijk zou willen.
‘ Bijdrage aan de doelen van de Wmo Op de vraag wat de cliënt zou hebben gedaan wanneer het Leger des Heils er niet zou zijn geweest, antwoordt hij dat hij in dat geval bij familie aan had moeten kloppen. Wat hij juist niet wilde. Ook zou hij naar de Sociale Dienst zijn gegaan voor een uitkering of iets dergelijks. Andere cliënten zouden volgens hem op straat zijn beland en nog meer overlast veroorzaken. De cliënt geeft aan dat de ondersteuning bij het Leger des Heils zeker gericht is op participatie en zelfredzaamheid. Het doel is weer uit te stromen naar werk en zelfstandig wonen. Tijdens het verblijf bij het Leger kunnen cliënten ervaring op doen door een cursus te volgen of kleine werkzaamheden te verrichten.
‘Een goed voorbeeld is een oud-cliënt die een schildercursus heeft gevolgd en vervolgens als schilder is gaan werken. Hij schildert binnenkort het pand van het Leger des Heils. Zelf heb ik wel eens in een klusteam gezeten en bouwvakkers geholpen die ingehuurd waren door het Leger .’
‘Als je niet gemotiveerd bent, plaatsen ze je ook niet in de opvang.’
De cliënt is inmiddels volledig afgekeurd, maar doet graag vrijwilligerswerk in het magazijn van het Leger des Heils. Daar staan spullen voor het opknappen van woningen voor het ambulant wonen.
42
KTO Wmo 2012
Klanttevredenheidsonderzoeken van het Leger Naast het interview met de cliënt hebben we ook inzage gekregen in de eigen klanttevredenheidsonderzoeken van het Leger. Voor Dordrecht zijn dat drie rapportages: 24-uurs opvang, dagopvang en nachtopvang. Vanwege het lage aantal respondenten is Dordrecht in de laatste twee samengevoegd met de locatie Terneuzen. De resultaten die we hier presenteren zijn dan ook indicatief. De 24-uursopvang krijgt van cliënten gemiddeld een 5,3. Cliënten geven aan het vooral nog moeilijk te vinden om om te gaan met mensen en situaties waar zij (voorheen) problemen mee hebben en beslissingen te nemen over hun eigen leven. Over de professionals van het Leger zijn ze overwegend positief. Voor de dag- en nachtopvang presenteren we alleen de gemiddelde rapportcijfers: respectievelijk een 5,9 en een 6,8.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
43
44
KTO Wmo 2012
7
Yulius
Yulius, dé organisatie voor geestelijke gezondheid, krijgt Wmo-geld voor zorgtoeleiding. Wanneer er een melding over een bewoner (met psychiatrie op de voorgrond) wordt gedaan bij het Meldpunt Zorg en Overlast (GGD), moet Yulius in vijf gesprekken proberen te bepalen welke reguliere zorg nodig is. Wat gaat hierbij goed en wat kan beter? Professionals en clienten aan het woord.
7.1
Profielschets
Yulius kreeg in 2012 vanuit de centrumgemeente Wmo-geld voor zorgtoeleiding. Daarnaast kreeg Yulius subsidie voor deelname aan de lokale zorgnetwerken en deelname aan het regionaal hulpverleningsteam. Zorgtoeleiding Soms zijn mensen onvoldoende in staat om voor zichzelf te zorgen. Dit kan uitmonden in een situatie van vereenzaming, verwaarlozing of overlast. Wanneer deze mensen zelf geen hulp kunnen of willen zoeken, terwijl de omgeving de situatie zeer zorgwekkend acht, kan zorgtoeleiding worden ingezet. Bij zorgtoeleiding wordt gekeken naar welke vormen van reguliere zorg cliënten toe kunnen. Cliënten worden meestal aangemeld bij de GGD (Meldpunt Zorg en Overlast).18 De GGD schat in welke organisatie ingezet moet worden. Voor Yulius geldt dat het mensen moeten zijn met (vermoedelijk) psychiatrie op de voorgrond. Iemand van het ambulante team van Yulius wint eerst informatie in over de aankomende cliënt om hem of haar daarna actief te benaderen. Yulius probeert in maximaal vijf gesprekken te bepalen welke reguliere zorg nodig is. Naast de zorgtoeleiding is het in acute situaties mogelijk om de crisisdienst in te zetten. •
•
Voorbeeld 1: een deurwaarder signaleert dat het ergens niet goed gaat. Hij meldt het bij de GGD. Zij maken een inschatting. Als Yulius het hiermee eens is, zetten zij het door naar de cliënteninstroom. Een dossier wordt aangemaakt. Binnen twee weken belt Yulius aan, na eerst dingen te hebben uitgezocht (voorwerk). Voorbeeld 2: iemand gooit zijn huisraad kapot op straat. Dit is acuut. Dan wordt de crisisdienst ingezet.
In het lokale zorgnetwerk worden de meldingen door de GGD ingebracht en verdeeld. Daarnaast worden de acties besproken. Tussentijds kan het ook gebeuren dat de GGD een melding binnen krijgt en dit telefonisch overlegt met Yulius.
18
Dit kan een melding zijn van buren of buurtbewoners, maar ook direct via ketenpartners of andere netwerken zoals het netwerk veelplegers/ex-gedetineerden en de weegploeg kunnen aanvragen voor zorgtoeleiding binnen komen.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
45
Overig zorgaanbod Yulius biedt begeleiding en behandeling aan mensen met complexe psychiatrische problematiek. De behandeling en begeleiding wordt intramuraal en extramuraal gegeven en betreft zowel de ‘care’ als de ‘cure’. De zorg omvat preventie, klinische behandeling, deeltijdbehandeling, ambulante behandeling, dagbesteding, beschermd wonen en woonbegeleiding. Dit valt allemaal binnen de AWBZ en de Zorgverzekeringswet. Vroeger hield Yulius zich ook bezig met dienstverlening en consultatie op dit gebied. Vanwege bezuinigingen en doordat het niet meer in het pakket van de Zorgverzekeraar zit is dit nu niet meer zo.
Financieringsvormen Yulius krijgt relatief weinig geld vanuit de Wmo. Ze vinden dit bedrag zelf ook erg laag. Yulius heeft geen idee waar de gemeente het totale Wmo-geld aan besteed: er is geen transparantie. Het grootste deel van de inkomsten van Yulius bestaat uit Zorgverzekeringsgeld, gevolgd door geld vanuit de AWBZ. Het geld vanuit de Zorgverzekeringswet is geoormerkt. Dit geld krijgt Yulius op declaratiebasis binnen (DBC’s). Bij de AWBZ-gelden (dagbesteding, wonen en begeleid zelfstandig wonen) zit nog enige flexibiliteit in de besteding. Er wordt bijvoorbeeld geschoven met gelden bedoeld voor AWBZ-dagbesteding: ‘daarom zijn laagdrempelige projecten zoals 'Onze Buren' nu nog mogelijk.’ Voor begeleid zelfstandig wonen (AWBZ Extramurale Begeleiding) heeft Yulius haar taken al voorbereidend overgeheveld aan de 1e lijn (Vivenz/Rivas). Yulius ziet hier grote risico's met de aankomende decentralisatie naar de Wmo: de gemeenten zullen deze zorg nooit bij hen inkopen omdat ze relatief duur zijn.19 Yulius is gespecialiseerd in de acute situaties en wil dat ook uitstralen.
7.2
Professionals
We hebben zowel professionals op managementniveau gesproken als professionals die direct te maken hebben met de zorgtoeleiding. Wat gaat er volgens hen goed en welke verbeterpunten zijn er? En niet onbelangrijk, draagt de ondersteuning bij aan de doelen van de Wmo? Wat gaat goed? Volgens de professionals zijn er zes sterke punten: • • • • • •
de de de de de de
samenwerking met andere professionals (1); procedure van aanmelding (2); inzet van de crisisdienst (3); hoge contactfrequentie bij de zorgtoeleiding (4); flexibele inzet van specialisten (5); gemeente is goed op de hoogte van wat er speelt (6).
De samenwerking (1) in de lokale zorgnetwerken gaat goed. Men weet elkaar te vinden, de lijnen zijn kort en het contact is heel persoonlijk. Dit werkt heel fijn. Er is bovendien een gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel.
19
46
Per 1.1.2013 gebeurt de inkoop van deelname aan het zorgnetwerk door de afzonderlijke gemeenten in plaats van de centrumgemeente.
KTO Wmo 2012
‘De overlastgevers zijn van iedereen, gezamenlijk pakken we het op.’
De procedure van aanmelding (2) en de inzet van de crisisdienst (3) gaat volgens Yulius goed en wanneer Yulius eenmaal contact heeft met een bewoners voor de zorgtoeleiding dan werkt de hoge contactfrequentie (4) (vijf keer) in korte tijd goed. Gesprekken met de bewoner volgen elkaar snel op, bijvoorbeeld om de dag. De goede samenwerking met andere professionals en ‘pitbullgedrag’ (er achteraan blijven zitten) is te danken aan. Specialisten (5) (bv. psychiaters) zijn bij die vijf gesprekken van de zorgtoeleiding snel te benaderen en in te zetten. Dit is soms nodig en werkt goed voor een juiste toeleiding naar reguliere zorg. Tot slot een compliment voor de gemeente (6). Yulius vindt dat de gemeente goed op de hoogte is van hoe alles reilt en zeilt op de prestatievelden van de Maatschappelijke Opvang. Dit maakt de communicatie en de samenwerking prettig. Wat kan beter? Volgens de professionals zijn er zes verbeterpunten: • • • • • •
aandacht voor bemoeizorg (1); het aannamebeleid van nieuwe complexe cliënten (2); toeleiding bij twijfel tussen Bouman GGZ en Yulius (3); samenwerking met de Sociale Dienst Drechtsteden (4); investering in vroegtijdige interventie (5); verantwoording voor de subsidie (6).
Zorgtoeleiding is niet hetzelfde als bemoeizorg (1). Bemoeizorg betekent dat cliënten die contact met hulpverlening vermijden, actief worden opgezocht en gevolgd. Vaak is het creëren van de persoonlijke klik bij deze mensen eerst nodig voordat er zorgtoeleiding mogelijk is. Soms zijn cliënten überhaupt niet geschikt om zorg te krijgen (komen niet op afspraken, willen niet meewerken). Subsidie voor vijf gesprekken bij zorgtoeleiding is dan te weinig. Yulius wil graag subsidie voor bemoeizorg.
‘Cliënten willen vaak geen hulp en ondersteuning. Het zijn vaak overlastgevers met complexe problematiek, soms veelplegers. Mensen hebben hele lange tijd bemoeizorg of oggz nodig om een vertrouwensband op te bouwen alvorens over kan worden gegaan op reguliere zorg.’
Het gevolg is nu dat alternatieve oplossingen worden gezocht om de zorgtoeleiding te verlengen: Yulius maakt uit nood voor cliënten al eerder een DBC aan (Zorgverzekeringswet) hoewel er nog geen diagnose kan worden gesteld (hierdoor wordt het systeem vervuild). Mensen worden dus met een uitgestelde diagnose ingeschreven, terwijl Yulius eigenlijk nog aan het toeleiden is.
‘Zonder DBC, geen geld. Toch maken we er één aan anders hebben we geen plek voor die cliënt. Het alternatief is: maar vijf gesprekken en daarna niks meer.’
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
47
Op één vlak zou de samenwerking tussen professionals toch beter kunnen, namelijk bij het aannamebeleid van nieuwe complexe cliënten (2). De erg lastige, complexe gevallen kosten veel geld. Deuren van organisaties gaan daardoor nu soms al dicht. De uitdaging is om met alle professionals te bekijken welke voorzieningen ervoor zorgen dat cliënten niet uit hoeven te vallen. Wie is aan zet? Omstebeurt een lastige cliënt aannemen is volgens Yulius bijvoorbeeld een oplossing.
‘Nu zeggen veel organisaties dat een cliënt niet aan het eisen voldoet (bijvoorbeeld te weinig drinkt, te veel psychiatrie, etc.). Hierdoor hoeven ze de cliënt niet op te nemen en valt deze tussen wal en schip.’
Soms twijfelt de GGD bij zorgtoeleiding (3) tussen Bouman GGZ (verslaving op de voorgrond) en Yulius ((vermoedelijk) psychiatrie op de voorgrond). Dit kan volgens Yulius efficiënter door aan de voorkant de beslissing al over te laten aan Bouman en Yulius. Het is een lastige beslissing omdat cliënten vaak problemen hebben op drie tot vijf gebieden (bv. geldzaken/ huisvesting/ sociale omgeving/ daginvulling/ justitie/ verslaving). Yulius vindt dat de samenwerking met de Sociale Dienst Drechtsteden (4) beter kan. Dit gaat om het regelen van een uitkering voor cliënten. Cliënten hebben vaak geen geld. Zonder geld kunnen ze niks en glijden ze alleen maar meer af. De vereiste papieren geven of een afspraak maken/op een afspraak komen bij de Sociale Dienst, is voor sommige cliënten al lastig. Iets meer flexibiliteit van de sociale dienst is gewenst volgens Yulius.
‘Hier in Zwijndrecht zit een vrouw, daar ben ik al twee jaar mee bezig. Daar zijn wekelijks/dagelijks problemen. Die kunnen we niet toeleiden. Haar ouders (85+) zijn overbelast. Er is huiselijk geweld door een vriend van haar. Geen uitkering. Daar is de afgelopen jaren al tienduizenden euro’s aan vergaderd in de gemeente. Die vrouw heeft in de tussentijd nog geen kwartje van haar uitkering gezien.’
Yulius wil heel graag professionals in het veld ondersteunen bij de vroegsignalering (5) (als je dit ziet maak je dan geen zorgen, maar als je dat ziet wel). Die plek zou Yulius graag hebben binnen de Wmo. Yulius was door bezuinigingen genoodzaakt te stoppen met deze consultatie. Daarnaast kunnen ze nagenoeg geen trainingen meer aanbieden aan professionals en zullen ze niet bij alle overleggen in de regio aanwezig kunnen zijn (het subsidiebedrag is daarvoor te laag volgens hen). En in de toekomst wordt nog meer bezuinigd. Yulius is bang voor de gevolgen.
‘Met als gevolg dat bijvoorbeeld Wmo-loketmedewerkers geen kennis hebben van ziektebeelden en daardoor niet adequaat kunnen handelen als zij zulke cliënten aan het loket/in de wijkcentra krijgen.’
Yulius benadrukt de noodzaak van investeren in vroegtijdige interventie. In de toekomst zullen er minder bedden beschikbaar zijn voor cliënten binnen de opvang waardoor er minder mensen geholpen kunnen worden. Mensen worden sneller teruggebracht in de maatschappij en problemen worden later
48
KTO Wmo 2012
gesignaleerd. Dit terwijl de kosten van herstel duurder zijn dan de kosten van preventie.
‘Er zullen mensen in de wijken leven die dat niet aankunnen en eigenlijk in de opvang thuis horen. Daarnaast wordt er minder geïnvesteerd in vroegtijdige interventie waardoor de zorg in zijn geheel duurder wordt. Immers, er zal dan meer behandeld moeten worden omdat mensen pas geholpen worden als een ziektebeeld zich al heeft ontwikkeld.’
Tot slot pleit Yulius voor een minder uitgebreide verantwoording van de subsidiegelden (6). Het is nu heel veel administreren. Bijdrage aan de doelen van de Wmo Zorgtoeleiding draagt volgens Yulius bij aan de doelen ‘zorg’, ‘zorgen voor veiligheid’ en uiteindelijk soms ook ‘opvang’. Maar, de Wmo is een participatiewet voor alle burgers. En hier wringt het volgens de professionals van Yulius. De gemeente zou volgens Yulius meer aandacht moeten hebben voor de doelgroep: het taboe wegnemen en solidariteit stimuleren. Zeker nu we aan de vooravond zitten dat nóg meer mensen zich zelfstandig moeten redden.
‘Nu worden ze in een hoekje gestopt en reageren inwoners van gemeenten afkeurend op deze doelgroep [wanneer er bijvoorbeeld een hostel komt].. ‘Burgers roepen: weg met Yulius.’ Dat moet je niet pikken als gemeente.. Hoe kan deze doelgroep dan participeren in het kader van de Wmo?’
7.3
Cliënten
Het is helaas niet gelukt om cliënten van de zorgtoeleiding van Yulius te spreken. De cliënten zijn moeilijk te benaderen. Ze vinden zelf vaak niet dat er iets mis is met hen. Een professional zei het volgende tegen ons als onderzoeker:
‘Je moet je eens voorstellen dat iemand tegen je zegt: je werkt daar nou wel leuk bij het onderzoekbureau, maar wij zien dat er iets goed mis met je is. Dan denk je toch: waar bemoei je je mee?’
Cliënten zijn niet blij met deze bemoeizorg en hebben te maken met complexe problematiek. Ze zijn hierdoor moeilijk benaderbaar voor vragen over tevredenheid. We hebben verschillende pogingen gedaan, bijvoorbeeld het uitzetten van een korte, makkelijke vragenlijst met open vragen voor cliënten die in de zorgtoeleiding hebben gezeten. We hebben deze uit laten zetten via de professionals, maar tevergeefs.20
20
Zie bijlage 1 voor een methodologische verantwoording.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
49
50
KTO Wmo 2012
Bijlagen
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
51
52
KTO Wmo 2012
Bijlage 1 Methodologische verantwoording Methode Blijf van m’n Lijf We hebben twee (groeps)interviews gehouden: één interview met de manager/directeur en de locatiemanager, en een groepsinterview met zeven cliënten van de crisisopvang. De professionals hebben naar aanleiding van een mail (van het OCD) gevraagd of de cliënten wilde meewerken met een interview. Bouman GGZ We hebben twee (groeps)interviews gehouden bij Bouman GGZ. Eén gesprek met de accountmanager en een professional en een gesprek met vier cliënten van de arbeidstoeleiding (Opnieuw & Co). Enkele cliënten zitten ook in een traject voor begeleid wonen. Met andere doelgroepen zoals cliënten van de bemoeizorg hebben we niet gesproken omdat het lastig is om met hen een gesprek aan te gaan als het voor professionals al moeilijk is om ze in een traject te krijgen. Daarnaast zullen zij nog geen objectief beeld weten te geven van de hulpverlening omdat de meesten pas kort contact hebben met Bouman GGZ en dat zoveel mogelijk af houden omdat ze geen hulp willen (vandaar bemoeizorg). De Hoop We hebben drie groepsinterviews gehouden met in totaal zeven professionals: één op managementniveau, één met begeleiders van De Jordaan en één met begeleiders van BZW. De professionals hebben een mail (van het OCD) rondgestuurd onder de cliënten met de vraag wie aan een interview mee wilde werken. Bij de Jordaan hebben we een groepsgesprek gehouden met twee cliënten en bij BZW met drie cliënten. GGD Met de GGD hebben we één gesprek gevoerd op managementniveau (met projectleiders en projectmanagers) over de taken van de GGD. Omdat het bij de GGD om een regiefunctie gaat hebben we geen gesprekken gevoerd met cliënten. Leger des Heils We hebben een groepsinterview gehouden met twee professionals van het Leger des Heils: de clustermanager dag- en nachtopvang in Dordrecht en de manager primair proces Zuid-Holland Zuid. Daarnaast hebben we gesproken met één cliënt van de cliëntenraad. Omdat we niet meer cliënten konden spreken, hebben we ook inzage gekregen in de eigen cliënttevredenheidonderzoeken van het Leger des Heils. Vivenz We hebben één groepsinterview gehouden met een manager Algemeen Maatschappelijk Werk en een coördinator groepswerk en staffunctionaris. Omdat het bij Vivenz om preventie gaat hebben we geen gesprekken gevoerd met cliënten. Yulius We hebben twee groepsinterviews gehouden met professionals. Eén op managementniveau en één met professionals die direct te maken hebben met de zorgtoeleiding. Cliënten van de zorgtoeleiding van Yulius zijn heel moeilijk te benaderen. Het is ons helaas niet gelukt om met hen in contact te komen. Yulius maakt bij de zorgtoeleiding contact met mensen die vaak zelf niet vinden dat er iets mis is met hen. De kunst is om hen naar reguliere zorg toe te leiden. Cliënten zijn niet blij met deze bemoeizorg en hebben te maken met complexe problematiek. Ze zijn hierdoor moeilijk benaderbaar voor vragen over tevredenheid. We hebben nog geprobeerd om (via professionals) in contact te komen met mensen die in het verleden in de zorgtoeleiding hebben gezeten, maar ook dat is niet gelukt. Betrouwbaarheid en validiteit Omdat de controleerbaarheid en herhaalbaarheid van de analyse van kwalitatieve data minder eenduidig is dan bij kwantitatief onderzoek (veel van de analyse speelt zich immers af in het hoofd van de onderzoeker), wordt in kwalitatief onderzoek meestal niet gesproken van validiteit en betrouwbaarheid
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
53
in strikte zin.21 Wel is aandacht voor de betrouwbaarheid en de validiteit belangrijk om als lezer er vanuit te kunnen gaan dat de eindconclusie van dit onderzoek correct is. Betrouwbaarheid Met de betrouwbaarheid van een onderzoek wordt de herhaalbaarheid van de meetuitslagen bedoeld. De resultaten moeten stabiel zijn wanneer er opnieuw gemeten zou worden.22 Het is lastig om dit voor dit onderzoek voor elkaar te krijgen omdat het onderzoek een groot verkennend karakter heeft: gaandeweg naar aanleiding van de gesprekken met professionals en cliënten werd de context steeds duidelijker. Op twee manieren is geprobeerd de betrouwbaarheid te vergroten. •
•
Ten eerste is er gestreefd naar een goede representatieve selectie van cases en onderzoekseenheden. We hebben alle gesubsidieerde Wmo-activiteiten op prestatieveld 7, 8 en 9 in kaart gebracht. Vervolgens hebben we de activiteiten van de centrumgemeente afgebakend en voor het cliëntenonderzoek de organisaties geselecteerd die direct cliëntcontact hebben. Cliënten zijn via verschillende methoden benaderd, maar altijd via de professional. De vraag is of wij door deze zelfselectie niet een te rooskleurig beeld hebben gekregen van de tevredenheid van cliënten met de ondersteuning. Wij hebben altijd gekeken of de groep cliënten voldoende heterogeen was (op basis van achtergrondkenmerken). Hierdoor ontstaat er geen eenzijdig beeld en is de kans op overeenstemming met de herhaalde meting groter. Daarnaast was ons doel om ervaringen, verhalen en belevingen aan het licht te krijgen en daarmee sterke punten en verbeterpunten van de ondersteuning. Door een gedegen interviewtechniek is dit doel behaald. Ten tweede is er een format gebruikt voor zowel het verzamelen als het analyseren van de gegevens. Alle interviews zijn afgenomen aan de hand van een leidraad met thema’s en open vragen. De interviews zijn vervolgens uitgewerkt volgens een vast analyse-format. De aanpak van de meting is dus goed na te gaan.
Validiteit Met de validiteit van een onderzoek wordt geduid op de trefzekerheid van de meting. Meet de onderzoeker wel wat hij behoort te meten? 20 Op twee manieren is geprobeerd de validiteit te vergroten: • •
21 22
54
Er zijn meerdere databronnen gebruikt zoals deskresearch, interviews, groepsinterviews en focusgroepen. Tijdens het onderzoeksproces was er constant de mogelijkheid om de interpretaties en bevindingen van het onderzoek voor te leggen aan experts. Ook zijn de onderzoeksbevindingen tussentijds altijd voorgelegd aan de geïnterviewde professionals en cliënten zelf. Hierdoor was niet alleen de onderzoeker betrokken bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten en werd de validiteit verhoogd.
Thiel, S. van (2010). Bestuurskundig Onderzoek – Een methodologische inleiding. Bussum: uitgeverij Coutinho Verkade, D.M. (2008). Getting things done through professionals. Rotterdam: Erasmus Universiteit
KTO Wmo 2012
Bijlage 2 Begrippenlijst Bemoeizorg: Bemoeizorg is ambulante hulp aan mensen met ernstige en veelal langdurige psygische problemen, die, anders dan bij de meeste psychiatrische hulpverlening, min of meer wordt opgedrongen aan hen die zelf geen hulp zoeken (GGD ZHZ Monitor Maatschappelijke Zorg 2010). Centrale Toegang: De Centrale Toegang is een coördinatiepunt dat een integrale aanpak waarborgt voor alle ex gedetineerden die terugkeren naar één van de Drechtsteden. Belangrijke taken van het coördinatiepunt zijn het registeren van ex gedetineerden, doorgeleiden van mensen naar één of meer instellingen en bewaken van de integrale aanpak als een ex-gedetineerde zorg en begeleiding nodig heeft van meer dan één instelling. Bij de uitvoering zijn Bouman GGZ, Yulius en Leger des Heils betrokken. De Kanteling: De Kanteling staat voor een nieuwe manier van werken binnen de Wmo. De Kanteling helpt gemeenten de compensatieplicht in te vullen, zodat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Deze gekantelde manier van werken vraagt een nieuwe benadering van gemeenten én burgers. Meer tijd nemen voor het eerste gesprek met de burger bijvoorbeeld, en afstappen van de standaard voorzieningenlijst. In elk gesprek staan regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. Lokale zorgnetwerken: De lokale zorgnetwerken zijn een verbindende schakel tussen het meldpunt Z&O/HSG en de samenwerkende ketenpartners. De activiteiten van de GGD voor de lokale zorgnetwerken zijn: • • • • • •
coördinatie van 11 lokale zorgnetwerken;23 administratieve verwerking van de meldingen; toeleiding van meldingen Meldpunt Zorg en Overlast naar de zorgnetwerken; toeleiding van de meldingen van de zorgnetwerken naar de centrale toegang bij complexe casussen; het maken van een analyse aan de hand van de door Movisie opgestelde leefgebieden; het overdragen van de casus aan een casemanager in het zorgnetwerk.
OGGz-team: Het OGGz-team is een team met professionals die richten om het lokaal in behandeling nemen van signalen en meldingen over inwoners met meervoudige complexe problemen welke hulp lijken te behoeven, maar geen eigen hulpvraag formuleren. Betrokken personen lijken ofwel zorg te mijden of te missen. Hierbij wordt een inventarisatie gemaakt van de problematiek welke speelt bij de gemelde persoon en wordt onderzocht of en welke hulpverlening kan worden ingezet. Doel is om de persoon toe te leiden naar reguliere hulpverlening bij de instellingen binnen het netwerk. Huiselijk geweld team/ Regionale hulpverleningsteam: In de Regio Zuid-Holland Zuid werken de politie, het Openbaar Ministerie Dordrecht, het Steunpunt Huiselijk Geweld en het Regionaal Hulpverleningsteam samen met de gemeenten aan de bestrijding van huiselijk geweld en de zorg aan de betrokkenen. Maatschappelijke Zorg: Maatschappelijke Zorg richt zich op mensen die niet in staat zijn om zelfstandig in hun primaire levensbehoeften te voorzien door een combinatie van psychische en andere problemen, waardoor ze soms ernstige overlast veroorzaken (www.movisie.nl). Meldpunt Zorg en Overlast en Steunpunt Huiselijk Geweld: Het meldpunt is sinds april 2006 actief in de regio ZHZ. Bij het meldpunt kunnen alle personen (burgers, hulpverleners etc) meldingen doen of zorgsignalen afgeven rondom personen of huishoudens in hun omgeving. Zorgen of signalen kunnen betrekking hebben op overlast, huiselijk geweld, vervuiling, verwaarlozing en/of vereenzaming. Het meldpunt is dagelijks telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 16.30 en via de mail gedurende alle dagen en tijden. 23
In Alblasserdam stuurt de GGD het lokale zorgnetwerk niet aan maar is dit een gemeentelijk coördinator.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
55
Het steunpunt Huiselijk Geweld is dagelijks bereikbaar voor personen welke vragen hebben over verschillende situaties van (mogelijk) huiselijk geweld. Vanuit de consultatie- en adviesfunctie heeft het Steunpunt huiselijk geweld tijd en aandacht voor de vragen en de vragenstellers, verwijst zo nodig door naar hulpverlenende instellingen of opvangplaatsen binnen en buiten de regio. Weegploeg: De weeggroep is een club professionals die onder leiding van de GGD bij elkaar komen naar aanleiding van rapportages van de Taskforce Overlast. Zij ‘wegen’ mensen die nog niet in beeld zijn aan de hand van de niveaus die de GGD. Per casus wordt gekeken wat er precies aan de hand is en welke stappen en acties er ondernomen moeten worden. Wet Tijdelijk Huisverbod: De Wet Tijdelijk Huisverbod geeft de burgemeester van de gemeente de mogelijkheid om, op advies van politie en hulpverlening, over te gaan tot het uit huis plaatsen van een pleger huiselijk geweld voor een periode van 10 dagen. In deze 10 dagen is het noodzakelijk voor de hulpverlening om alle betrokkenen te spreken en tijdens een interventie overleg te komen tot een plan van aanpak, gericht op veiligheid van slachtoffers en getuigen en de noodzakelijk geachte hulpverlening aan alle betrokkenen (slachtoffer, pleger en getuigen/kinderen). Medewerkers vanuit Zorgregie voeren de procesregie van het tijdelijk huisverbod uit. Zorgtoeleiding: Wanneer mensen zelf niet actief op zoek naar hulp kunnen of willen gaan terwijl de omgeving de situatie zeer zorgwekkend acht, kan men mensen toeleiden naar geschikte hulp of ondersteuning.
56
KTO Wmo 2012
Bijlage 3 Activiteiten regiogemeenten Tabel 1 Activiteiten regiogemeenten 2012 (1 van 2) activiteit Alblasserdam • coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG • bemoeizorg • • •
risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod preventie huisuitzetting woningvervuiling
• • • • • • •
algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst sociaal raadslieden formulierenbrigade hulp bij thuisadministratie ouderenadviseur nazorg ex-gedetineerden sociaal wijk- of buurtteam (pilots AWBZ/VGZ)
Dordrecht • coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG • woningvervuiling • risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod • preventie huisuitzetting • • • • • • • • • • •
bemoeizorg algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst sociaal raadslieden hulp bij thuisadministratie cliëntondersteuning voor ex-psychiatrische patiënten ouderenadviseur formulierenbrigade activering buddyzorg activering en arbeidstoeleiding psychiatrische cliënten nazorg ex-gedetineerden
•
sociaal wijk- of buurtteam (pilots AWBZ/VGZ)
organisatie Sociaal platform (gemeente + GGD ZHZ)
GGD ZHZ convenant GGD ZHZ, Woonkracht 10, gemeente gemeente i.s.m. maatschappelijke partners AMW/Crisisdienst, Rivas Sociaal Raadslieden SWA Ouderenadviseur SDD/GGD ZHZ samenwerking rond pilot wijk Kinderdijk
GGD ZHZ
convenant GGD ZHZ, corporaties, SDD GGD ZHZ + sociaal wijkteam Vivenz Sociaal Raadslieden, Vivenz, Stichting Rechtswinkel
MEE Drechtsteden MEE Drechtsteden en Yulius Bouman GGZ SDD/GGD ZHZ samenwerking rond pilot wijk Wielwijk
Hendrik-Ido-Ambacht • coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG • woningvervuiling • bemoeizorg • risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod •
preventie huisuitzetting
• • • •
algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst sociaal raadslieden hulp bij thuisadministratie ouderenadviseur
• • •
activering en arbeidstoeleiding psychiatrische clienten nazorg ex-gedetineerden sociaal wijk- of buurtteam (pilots AWBZ/VGZ)
•
inloopfunctie GGZ
GGD ZHZ
vangnetoverleg Rhiant/politie/MEE Drechtsteden/Vivenz Vivenz Sociaal Raadslieden MEE Drechtsteden Bouman GGZ SDD/GGD ZHZ samenwerking rond pilot wijk Volgerlanden Stichting Psychosociale Klankborden
Bron: interviews, subsidietoekenningen 2012 en ‘matrix preventie MZ Drechtsteden 3.0’
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
57
Tabel 1 Activiteiten regiogemeenten 2012 (2 van 2) activiteit Papendrecht • coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG • woningvervuiling • bemoeizorg • preventie huisuitzetting • risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod • algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst • sociaal raadslieden • formulierenbrigade • hulp bij thuisadministratie • ouderenadviseur • nazorg ex-gedetineerden • inloopfunctie GGZ •
sociaal wijk- of buurtteam
organisatie GGD ZHZ
AMW/Crisisdienst, Rivas Sociaal Raadslieden SWOP/Brede Welzijnsstichting St. Algemeen Sociaal Fonds Papendrecht SDD/GGD ZHZ Leger des Heils samenwerking rondom ‘de Wijk in Regie’
Sliedrecht • coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG • woningvervuiling • bemoeizorg • risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod
GGD ZHZ
• •
preventie huisuitzetting algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst
convenant GGD ZHZ, Tablis wonen AMW/Crisisdienst, Rivas, Diaconaal MW
• • • • • •
sociaal raadslieden formulierenbrigade hulp bij thuisadministratie ouderenadviseur nazorg ex-gedetineerden inloopfunctie GGZ
Sociaal Raadslieden, SWS
•
sociaal wijk- of buurtteam
samenwerking rond pilot ‘Vondel’
SDD/GGD ZHZ Yulius
Zwijndrecht
• • • • • • • •
coördinatie lokale zorgnetwerken in aansluiting op Meldpunt Z&O/HG woningvervuiling bemoeizorg risico-inventarisatie tijdelijk huisverbod preventie huisuitzetting algemeen maatschappelijk werk/crisisdienst sociaal raadslieden formulierenbrigade hulp bij thuisadministratie
• • • •
ouderenadviseur buddyzorg nazorg ex-gedetineerden inloopfunctie GGZ
•
sociaal wijk- of buurtteam
•
GGD ZHZ
GGD ZHZ, special.team wonen, Vivenz, Kanzo Vivenz gemeente, Humanitas, ouderenbonden
SWOZ MEE Drechtsteden SDD/GGD ZHZ Leger des Heils Kanzo
Bron: interviews, subsidietoekenningen 2012 en ‘matrix preventie MZ Drechtsteden 3.0’
58
KTO Wmo 2012
Bijlage 4 Gespreksleidraden Vragen aan professionals: Voorstelrondje Toelichting op het onderzoek Taken
• Wat doet voor de doelgroep van prestatievelden 7, 8 en 9? • In hoeverre gebeurt dit wel of niet met Wmo-subsidiegeld verstrekt door de gemeente? • Kun je bepaalde taken omschrijven als Wmo-taken (taken uitgevoerd in het kader van de Wmo)? • Wat vindt u van de eisen ten aanzien van de subsidieverstrekking? Ondersteuning aan cliënten van de prestatievelden 7, 8 en 9 • Wat gaat goed? En waarom? • Wat kan beter? En waarom? • In hoeverre draagt de ondersteuning bij aan de doelen van de Wmo (zelfredzaamheid en participatie)? • Hoe gaat de samenwerking met andere instellingen? Cliënten bevragen • Vervolg onderzoek • Is het mogelijk een groepsgesprek te houden met cliënten? Zo nee, is er een andere manier mogelijk om de cliënten aan het woord te laten? Ruimte voor aanvullingen
Vragen aan cliënten: Voorstelrondje • naam en leeftijd • hoe bij terecht gekomen? • hoe lang al hulp? Toelichting op het onderzoek Ondersteuning • Wat doet voor u? • Bent u tevreden over de ondersteuning? • Wat gaat goed? • Wat kan beter aan de ondersteuning? • Wat mist u? • Wat zou u doen als deze ondersteuning er niet was? Toekomst • Heeft u er vertrouwen in dat u na de hulp van zelf verder kan? • Bent u door uw verblijf bij in contact gekomen met nieuwe mensen? Blijft u deze mensen nog zien? • Heeft u tijdens uw verblijf bij een opleiding of werk gevonden? Ruimte voor aanvullingen
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
59
60
KTO Wmo 2012
Bijlage 5 Subsidieverantwoording Blijf van m’n Lijf Hoogte bedrag Blijf van m’n Lijf is tevreden over de subsidie die ze van de centrumgemeente ontvangen. Zij ontvangen bijna het gehele bedrag dat de overheid beschikbaar stelt voor huiselijk geweld. Slechts een klein deel gaat bijvoorbeeld naar de GGD voor het Steunpunt Huiselijk Geweld. Verder ontvangt Blijf van m’n Lijf geen andere gelden. Ze missen het echter wel. Nu kunnen ze eigenlijk geen behandeling opstarten voor bijvoorbeeld kinderen en lichtgehandicapten, terwijl deze groepen ook met problematiek kampen. Verantwoording Blijf van m’n Lijf geeft aan de eisen van subsidieverantwoording te voldoen. Ze legt verantwoording aan de gemeente af over de aangeboden diensten en de uren en er wordt met enige regelmaat een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. Ze geven niet aan hier problemen mee te hebben.
Bouman GGZ Hoogte bedrag Over het algemeen is Bouman GGZ tevreden over de subsidieverstrekking. Echter door de bezuinigingen zijn zij genoodzaakt om geen nieuwe activiteiten of ondersteuning op te starten. Dat vinden ze erg jammer. Toch zien zij wel kansen. Door meer samen te werken en efficiënter te werken met andere instellingen is het mogelijk om toch goede ondersteuning te blijven bieden voor het subsidiebedrag dat ze ontvangen. Verantwoording Over de eisen is Bouman GGZ ook tevreden. De eisen worden in overleg opgesteld en zo worden er haalbare doelen gesteld. Het zijn ook veelal eisen die iets extra’s toevoegen, wat ten goede komt aan de dienstverlening. Bijvoorbeeld het verkennen van samenwerking. Dat voelt voor Bouman GGZ echter niet als een eis maar als een vanzelfsprekendheid.
De Hoop Hoogte bedrag De Hoop geeft aan dat de opvang door alle bezuinigingen op het spel staat. Niet alleen de gemeente zet druk, ook zijn er bezuinigingen vanuit de Zorgverzekeringswet. De Hoop krijgt veel giften, maar deze zijn niet eindeloos. Er wordt daarom steeds meer een beroep gedaan op scholen en vrijwilligers. ‘We hebben een goede achterban. Dat maakt het voor de gemeente een stuk makkelijker om te blijven bezuinigen.’ Verantwoording Sinds 2012 maakt De Hoop een overzicht van behaalde doelstellingen bij het vertrek van cliënten, zodat de gemeente harde cijfers te zien krijgt. Verschillende subsidievoorwaarden vindt De Hoop vrij ver gaan. In reactie op de subsidieverstrekking stuurt De Hoop hierover nog een brief naar de gemeente.
GGD Hoogte bedrag Over de Wmo-subsidie die de GGD ontvangt van de centrumgemeente zijn ze tevreden. Verantwoording De GGD vindt het vanzelfsprekend dat er prestatieafspraken rondom subsidieverstrekking gemaakt worden. De aanloop naar de prestatieafspraken is er ruimte om hierover van gedachten te wisselen.
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
61
Leger des Heils Hoogte bedrag Het Leger des Heils wordt steeds verder gekort op subsidie. Het Leger probeert dit intern op te lossen, maar de stichting Fondsenwerving vangt het gat van de bezuinigingen bij gemeenten niet op. Als het intern niet meer lukt, zal het Leger wel bij de gemeenten moeten aankloppen. Dit probleem zal steeds groter worden. Door de economische crisis worden steeds meer niet indicatiewaardige mensen op straat gezet. Meer daklozen op straat die meer overlast geven. De problemen van individuele cliënten worden namelijk gecompliceerder. ‘Het zijn communicerende vaten: problemen stijgen en subsidiestromen dalen.’ Verantwoording Het Leger des Heils legt ieder jaar en uitgebreide subsidieverantwoording af aan de gemeente en vindt dit prima. ‘Als het niet lukt, dan piepen we wel’.
Vivenz Hoogte bedrag Naar de toekomst toe en door overheveling van taken van de tweede naar de eerste lijn twijfelt Vivenz of dit bedrag genoeg is. Verantwoording Enerzijds vindt Vivenz het goed dat men resultaten moet laten zien en moet registreren, maar anderzijds zien zij dat hierdoor de druk voor de maatschappelijk werker wel toe neemt. De maatschappelijk werkers moeten tegelijkertijd de cliënten steeds meer gaan aanspreken op de eigen kracht. Dit vergt juist weer flexibiliteit. Een professional heeft daar ruimte voor nodig: dit betekent ook dat je soms wat moet laten. Dat botst soms wel eens (veel registreren en flexibiliteit). Bovendien vraagt Vivenz zich af wat er met de geregistreerde cijfers wordt gedaan. Vivenz vindt het lastig om aan te geven wat wel een goede manier van verantwoording zou zijn. Binnenkort heeft Vivenz een gesprek hier over met de gemeente. Het moet een wisselwerking zijn. Vivenz is hierin ook zoekende. Wat is het minimale wat je moet registreren zodat iedereen tevreden is?
Yulius Hoogte bedrag Ze vinden het bedrag dat zij krijgen erg laag. Er is sinds de komst van de Wmo veel wegbezuinigd. Er is wel budget. Yulius weet zelf niet waar het totale budget aan Wmo-geld heen gaat. ‘Die transparantie is er niet.’ 'Psychiatrie/GGZ is, op de extreme overlastgevers na, een ondergeschoven kindje.’ Yulius krijgt daarnaast subsidie van de gemeente Sliedrecht. Dit is voor samenwerking met het ouderenwerk in De Reling. De subsidie is gelinkt aan dit pand en die samenwerking. Yulius wil dit pand graag verlaten omdat het voor hen geen toegevoegde waarde meer heeft (omdat er vlakbij een mooi ander pand van Yulius staat waar nog ruimte is). Echter, zodra ze naar een ander pand gaan, ontvangen ze geen subsidie meer. Verantwoording Het verantwoorden van de subsidieaanvraag is een grote klus. Het kost heel veel energie en vergadertijd. Voor een relatief laag subsidiebedrag. 'Psychiatrie/GGZ is van oudsher geen corebusiness van de gemeente.' 'Wanneer subsidies worden verdeeld, worden we zelfs wel eens vergeten. Dat ligt ook aan ons: wij moeten ons beter profileren. Maar die achterstand lijkt nu met de bezuinigingen lastig in te halen.'
62
KTO Wmo 2012
Publicaties van het Onderzoekcentrum Drechtsteden Algemeen Kerncijfers Drechtsteden 2010 Trends Toekomst van Dordrecht Bestuur en Imago Herhalingsmeting Exitonderzoek KTO Publiekszaken Sliedrecht Monitor Communicatie en Bestuur Burgerpeiling Hendrik-Ido-Ambacht, herhalingsmeting 2010 Exit onderzoek vertrokken ambtenaren Evaluatie wijkplatforms Zwijndrecht Belangstelling en waardering voor de (C)OR Vertrouwen en tevredenheid Inspraak en participatie in Dordrecht Imago Nieuw Krispijn Imago Wielwijk Beeld van Dordrecht en de Drechtsteden Bevolking Factsheet Krimp: vroeg of laat Factsheet Van Groei naar krimp Dienstverlening KTO WMO De Wijklijn Klanttevredenheidsonderzoek Publiekszaken Zwijndrecht Klanttevredenheidsonderzoek WEB Klanttevredenheidsonderzoek Zwijndrecht 2008 Gemeentelijke dienstverlening Papendrecht Klanttevredenheidsonderzoek Wijklijn 2008 2e herhalingsmeting Economie en Arbeidsmarkt Monitor Economie Drechtsteden Crisismonitor Drechtsteden, maart 2011 Gemeentelijke ondernemingsklimaat Drechtsteden 2010 Monitor Route 23 Dordrecht en Drechtsteden ‘09 Toekomstperspectief bedrijvigheid buitengebied Zwijndrecht Monitor werkloosheid Drechtsteden 2008 Bedrijvenpeiling gemeente Dordrecht 2008
2010 2009
2012 2012 2011 2011 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2009
2011 2010
2012 2011 2011 2009 2009 2009 2009
2011 2011 2011 2010 2010 2009 2009
Inkomen en Armoede Inkomensmonitor Dordt-West 2008
2008
Leefbaarheid en Veiligheid Domus Dordrecht Taskforce Overlast Hoe leefbaar en veilig is ZHZ Sociale samenhang, overlast en verloedering JOP op het Molenveld Evaluatie stadswachten in de wijken 2009 Meer veiligheid door de buurtagent? Leefbaarheid en Veiligheid Drechtsteden 2009 Leefbaarheid en Veiligheid Dordrecht 2009
2012 2012 2011 2010 2010 2009 2009 2009 2009
Mobiliteit en Milieu Wielwijk fietst Energiebesparing door huishoudens Milieu in de Drechtsteden 2009 Evaluatie openbare verlichting Stadspolderring Gebruik bestrijdingsmiddelen en meststoffen door hoveniers Kwaliteit en onderhoudstoestand van de Dordtse verharding
Een doorkijk van prestatievelden 7, 8 en 9
Huisvuilinzameling en reiniging door Netwerk Bewonersonderzoek schoonhouden stad
2009 2009
Onderwijs Onderwijsmonitor Drechtsteden 2011 Opleidingskansen voor de gemeente Dordrecht: Doorstroom naar MBO, HBO en Universiteit 2009 Overgang basisonderwijs-voortgezet onderwijs ‘08 2009 Vrije tijd Dordt Sport! Bibliotheekonderzoek 2010 Publieksonderzoek Bach Festival Dordrecht Sportmonitor Dordrecht 2010 Publieksonderzoek Big Rivers Festival 2010 Vrijetijdsbesteding in Barendrecht 2010 Publieksonderzoek Dordt in Stoom 2010 Bereik en waardering TV Dordrecht Evaluatie kerstmarkt 2009 Welzijn Jongeren in Beeld De Kanteling: draagvlak en invulling SDD Mantelzorg in Dordrecht Factsheet Mantelzorg Overzicht sociaal Sliedrecht Factsheet Alblasserdam – Vrijwilligerswerk Tienermoeders en jonge moeders in ZHZ Factsheet Antilliaanse Dordtenaren nr.4 2010 Kansen creëren voor jeugd Centrum voor Jeugd en Gezin in Zwijndrecht Integratiemonitor Zwijndrecht 2009 Factsheet Maatwerk gewenst in de ondersteuning Evaluatie tijdelijk huisverbod Brug tussen jeugdzorg en maatschappelijke opvang - evaluatie ByWay 23 Participatiemonitor Drechtsteden 2009 Leefsituatie Dordtse jongeren 2009 Zoeken naar zicht – functioneren Dordtse Sociale Infrastructuur Turkse ouderen in Alblasserdam Integratiemonitor Dordrecht 2009 Wonen Verhuisonderzoek 2011 Evaluatie pilot hondenbeleid Cijfers wonen Alblasserdam Burgertevredenheid openbare ruimte Stadspolders Factsheet de beste gemeenten 2011 Beoordeling uitvoering hondenbeleid in Dordrecht Woonmonitor Drechtsteden 2010 Binding met Zwijndrecht Verhuisonderzoek Drechtsteden 2007 en 2008 Sliedrecht 2010 en verder
2011 2011 2011 2011 2011 2010 2010 2010 2010
2012 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2010 2009 2009 2009
2012 2011 2011 2011 2011 2010 2010 2009 2009 2009
Bovenstaande lijst bevat een selectie van publicaties van het OCD Meer cijfers en trends kunt u vinden op onze website www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
2011 2011 2010 2010 2010 2009
Informatie/bestellen: (078) 770 3905 Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 - 3300 AP DORDRECHT [email protected] www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
63