Verdiepend tevredenheidsonderzoek onder de doelgroepen en professionals van prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo in Haaren
Verdiepend tevredenheidsonderzoek onder de doelgroepen en professionals van prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo in Haaren
Oktober 2012
COLOFON Samenstelling Lieke Salomé Vormgeving binnenwerk BMC groep Druk BMC groep SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag SGBO _2065 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding en werkwijze
0
1.1
Inleiding
0
1.2
Onderzoeksopzet
2
1.2.1
Benaderen respondenten
2
2
Resultaten gesprek met cliënten
7
2.1
Algemeen
7
2.2
Achtergrond respondenten
7
2.3
De hulpverleningsroute
7
2.4
Dagbesteding
8
2.5
Ondersteuning
9
2.6
Uitstroom en nazorg
10
2.7
Ervaring met de gemeente
11
2.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten
12
3
Resultaten groepsgesprek met professionals
13
3.1
Inleiding
13
3.2
Omvang doelgroep; hebben we ze in beeld?
13
3.3
Signaleren en toe(ge)leiden
14
3.4
Uitstroom en nazorg
17
3.5
Samenwerking tussen professionals
19
3.6
Aanbevelingen vanuit de professionals
19
4
Conclusies
21
5
Aanbevelingen
23
6
Bijlage 1: Topiclijsten
25
7
Bijlage 2: Toelichting op de prestatievelden 7, 8 en 9
27
1 1.1
Inleiding en werkwijze Inleiding
In het kader van de horizontale verantwoording, waarbij gemeenten zich voor hun beleid moeten verantwoorden aan hun eigen burgers en cliënten, is de gemeente verplicht om elk jaar een tevredenheidsonderzoek uit te voeren onder een doelgroep van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente Haaren heeft ervoor gekozen om dit tevredenheidsonderzoek uit te voeren onder de verschillende doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9. De prestatievelden zijn als volgt gedefinieerd: • Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. • Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. • Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid. Een nadere toelichting op deze prestatievelden is te vinden in bijlage 2. Gemeenten moeten een goed beeld hebben van deze doelgroepen voor het ontwikkelen van een effectief integraal beleid op het terrein van maatschappelijke opvang. De gemeente Haaren is momenteel een nieuw Wmo-beleidsplan aan het formuleren, waar deze doelgroepen een onderdeel van zijn. Om begrip te krijgen voor deze doelgroepen is het van belang om de complexiteit en de meervoudigheid van de problematiek in kaart te hebben. Meervoudige problematiek op terreinen als lichamelijke gezondheid (verslaving), geestelijke gezondheid, maatschappelijke redzaamheid en sociaal economische positie. De reden om voor gesprekken met deze doelgroepen te kiezen is dat zij bij uitstek degene zijn die uit eigen ervaring kunnen vertellen waar hun wensen en behoeften liggen met betrekking tot de Wmo. De doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 zijn zeer divers en in dit tevredenheidsonderzoek is gekozen om de volgende doelgroepen te benaderen: mensen die ondersteuning/zorg ontvangen voor sociaal-psychische problemen, verslaving, dakloosheid of een combinatie van deze problemen. Taken van de gemeenten ten aanzien van de doelgroepen 7, 8 en 9 richten zich op onderstaande aspecten: • •
Preventie: voorkomen dat mensen op termijn tot de doelgroep gaan behoren of voorkomen dat mensen op termijn gebruik moeten maken van de voorzieningen. (Vroegtijdige) signalering: vroegtijdig onderkennen van mensen die in de problemen komen maar hiervoor zelf geen hulp inschakelen.
•
•
Opvang, behandeling en begeleiding: als mensen gebruik moeten maken van de voorzieningen, ervoor zorgdragen dat er voldoende en gevarieerd aanbod aanwezig is. Uitstroom, maatschappelijk herstel: ervoor zorgen dat mensen die zijn opgevangen weer uitstromen en zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij.
Het onderdeel opvang, behandeling en begeleiding wordt voornamelijk door de centrumgemeente, Den Bosch, opgepakt. De regiogemeente Haaren is zelf verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van preventie en nazorg betreffende deze doelgroepen.
preventie
signalering
opvang, behandeling en begeleiding
nazorg
Uitstroom
Met dit onderzoek wil de gemeente inzicht krijgen hoe ze goede randvoorwaarden kan creëren voor mensen om uit de opvang, behandeling en begeleiding te stromen. Tevens wil zij het voorportaal tot de ondersteuning, de preventie en signalering goed op orde hebben. Zij wil met dit onderzoek de volgende vraag beantwoorden:
Op welke wijze kan de ondersteuning aan de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 worden ingevuld en/of worden verbeterd, teneinde de doelgroep beter van dienst te zijn bij het terugnemen van de regie over het eigen leven? Bovenstaande vraagstelling leidt tot de volgende deelvragen: 1) Hoe zijn de verschillende doelgroepen in de maatschappelijke opvang of in een begeleidingssituatie terechtgekomen? 2) Hoe is de dagelijkse invulling?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
1
3) Hoe beoordelen zij de ondersteuning? • Informatie over ondersteuning • Gebruik van de ondersteuning • Beoordeling aanbod • Tevredenheid ondersteuning • Verbeterpunten in ondersteuning • Aanbevelingen voor de gemeente 4) Wat zijn de behoeften op de verschillende leefgebieden? • Huisvesting •
Arbeid en inkomen
•
Financiën
•
Zorg.
• Dagbesteding 5) Hoe is de doorstroom en nazorg geregeld? 1.2
Onderzoeksopzet
In dit onderzoek maken we gebruik van zowel open telefonische interviews als een open groepsgesprek. Bij open interviews wordt gebruikgemaakt van een topiclijst. Dit is een semi-gestructureerde vragenlijst, waarbij een aantal onderwerpen aan bod moet komen, maar de precieze vraagstelling en de volgorde van de vragen niet belangrijk is. De topiclijsten die bij de telefonische interviews en het groepsgesprek zijn gebruikt, zijn in bijlage 1 terug te vinden. De open interviews zijn een kwalitatieve onderzoeksmethode waarmee de betekenissen achterhaald worden die betrokkenen zelf aan hun situatie geven, dus de praktijktheorieën die betrokkenen zelf hebben ontwikkeld. Kwalitatief onderzoek is vooral handig voor explorerend, dat wil zeggen verkennend of verdiepend onderzoek. Het is goed om te realiseren dat het om de beleving van de respondenten gaat. Generaliseren De gegevens uit kwalitatieve onderzoeken zijn lastig generaliseerbaar naar de gehele groep of andere groepen, door het geringe aantal. Wel kan er sprake zijn van theoretische of inhoudelijke generalisatie, wat iets anders is dan statistische generaliseerbaarheid. De resultaten van dit onderzoek kunnen dus niet worden doorgetrokken naar de gehele doelgroep. 1.2.1
Benaderen respondenten
De deelnemers aan het onderzoek zijn op de volgende wijze benaderd. De contactpersoon (beleidsmedewerker) van de gemeente heeft een adressenlijst opgesteld met organisaties die werken met de doelgroepen. Deze organisaties zijn door de
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
2
gemeente per e-mail geïnformeerd met het verzoek mee te willen werken in de werving van cliënten voor het onderzoek. De onderzoeker van SGBO heeft vervolgens de contactpersonen telefonisch of per e-mail benaderd. Hieronder vindt u een lijst met de benaderde organisaties: Tabel 1
Afdeling sociale zaken gemeente Haaren
Juvans, maatschappelijk werk
Noenes Have, woonvorm
Novadic Kentron, verslavingszorg
Novafarm, zorgboerderij voor nazorg
Reinier van Arkel, psychische en psychiatrische hulpverlening Wmo-adviesraad gemeente Haaren
Stichting Door en Voor, cliëntenvertegenwoordiging
Er zijn diverse gesprekken geweest met deze organisaties en er zijn vanuit de organisaties inspanningen gepleegd om cliënten te benaderen om deel te nemen aan een gesprek. Dit heeft uiteindelijk geleid tot drie telefonische interviews met cliënten. In deze interviews stond vooral de beleving en de ervaringen van de respondenten centraal. Deze ervaringen worden in hoofdstuk 2 uitgebreid belicht. Ondanks dat er maar drie respondenten waren, leveren hun ervaringen veel informatie op over de nazorg van kwetsbare personen in de maatschappelijke opvang. Ondanks de inzet is drie respondenten een magere respons, maar dit past wel bij het beeld van de ‘moeilijkere’ Wmo-doelgroepen. Om die reden is besloten om ook een groepsgesprek met professionals rondom de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 te houden. Hierbij waren de volgende organisaties aanwezig: Tabel 2
Afdeling sociale zaken gemeente Haaren
Afdeling schuldhulpverlening gemeente Haaren
Gemeente Haaren, beleidsmedewerker
Juvans, maatschappelijk werk
Reinier van Arkel, psychische en psychiatrische Stichting Door en Voor, cliëntenvertegenwoordiging hulpverlening Woonveste, woningcorporatie een Wmo-adviesraad lid gemeente Haaren woonconsulent en wijkregisseur
1.3
Achtergrond van de beleidsvelden en relevante instanties
Geestelijke gezondheidszorg Iedereen kan met de geestelijke gezondheidszorg (ggz) te maken krijgen. Binnen de ggz kan een patiënt geholpen worden door een ggz-instelling of een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut1. 1
GGZ Nederland
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
3
Ggz richt zich op vier zaken: • het voorkomen van psychische aandoeningen; • het behandelen en genezen van psychische aandoeningen; • het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische aandoening aan de samenleving; • het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken. Binnen de ggz is er een verschil tussen gemakkelijk toegankelijke zorg, gespecialiseerde zorg en crisisopvang. Gemakkelijk toegankelijke zorg is de zorg die verleend wordt door de eerstelijnspsychologen. Gespecialiseerde zorg is de tweede lijn. Dit wordt door ggzinstellingen aangeboden. Dit kan gaan om ambulante begeleiding. Dat betekent dat de patiënt tijdens de behandeling thuis blijft wonen en aan het werk blijft. Is er meer zorg nodig, dan kan iemand voor kortere of langere tijd deeltijdbehandeling krijgen. Een klein deel van de gespecialiseerde zorg is residentiële zorg, waarbij het gaat om een klinische behandeling of wonen in een beschermde woonomgeving. Tenslotte is er nog crisisopvang. Dit is acute of spoedeisende hulp. Dit kan vrijwillig of met een gedwongen opname. Gemeenten hebben een (wettelijke) verantwoordelijkheid om de geestelijke gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen, zowel vanuit het oogpunt van het bevorderen van maatschappelijke participatie (Wmo, Wwb), als vanuit lokaal gezondheidsbeleid (WPG). Gemeenten hebben binnen de Wmo de volgende taken: preventie, signaleren, opvang, ondersteuning en/of begeleiding en nazorg. Het idee is dat ook mensen met psychische aandoeningen mee moeten kunnen doen in de maatschappij. Ggz-instellingen en gemeenten moeten deze ondersteuning organiseren: - begrip en acceptatie, informatie en ontmoetingsmogelijkheden; - toegang tot wonen, werken, onderwijs en welzijn; - toeleiding en ondersteuning in het geval van multiproblemen. Opvang van zwerfjongeren Onder maatschappelijke opvang valt ook de opvang van zwerfjongeren. Zwerfjongeren zijn feitelijk residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen. Deze definitie werd bekendgemaakt tijdens de beantwoording van de Kamervragen over zwerfjongeren2. Tot 18 jaar vallen zwerfjongeren met een indicatie onder de jeugdzorg, waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn. Zwerfjongeren tot 18 jaar en zonder indicatie vallen onder preventief jeugdbeleid waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn. Centrumgemeenten zijn daarnaast nog verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang, waaronder de opvang van zwerfjongeren. Ten slotte zijn alle gemeenten verantwoordelijk voor preventie en nazorg. Dit betekent dat bij de aanpak van 2
Met de nieuwe definitie moet er meer zicht komen op aantallen, positie en de kenmerken van zwerfjongeren. Tot nu toe was het tellen van zwerfjongeren een probleem omdat er geen eenduidige definitie was.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
4
zwerfjongeren gemeenten een grote taak hebben maar daarbij moeten samenwerken met provincies. Zwerfjongeren hebben veelal te maken met meervoudige problematiek en hebben dan ook vaak een hulpverleningsverleden. Deze problematiek speelt zich bijvoorbeeld af op het terrein van huisvesting, financiën, opleiding, werk, geestelijke gezondheid, et cetera. Zwerfjongeren zijn erg divers met verschillende achtergronden die hebben geleid tot thuisloosheid. Het gaat bij zwerfjongeren vaker om thuisloos zijn dan om dakloos zijn. Zij zwerven vaak tussen familieleden en vrienden heen en weer. De diversiteit van deze groep maakt dat gemeenten juist moeten inzetten op maatwerk in de signalering, preventie, opvang en zorg. Om goed beleid te kunnen voeren op de aanpak van zwerfjongeren is het nodig om de omvang en de aard van de problematiek in kaart te brengen.
Reinier van Arkel De Reinier van Arkel groep is een aanbieder van gespecialiseerde zorg en diensten op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg en daaraan gerelateerde zorgvormen. Daarbij zijn de dialoog met de cliënt en zijn omgeving en de professionele standaarden de basis voor kwalitatief hoogwaardig handelen. De Reinier van Arkel groep biedt zorg aan de meest kwetsbare groep van de samenleving, namelijk de mensen met ernstige, complexe of psychiatrische problematiek. De Reinier van Arkel groep beperkt zich uitsluitend tot die cliënten bij wie sprake is van ernstige problematiek met ingrijpende gevolgen voor het sociaal functioneren. Zij bieden hen gespecialiseerde zorg aan in de vorm van ambulante begeleidingsvormen, woonvormen en mogelijkheden voor klinische zorg3.
Noenes Have Noenes Have is een project voor mensen die tijdelijk of langdurig niet in staat zijn om zelfstandig te wonen ten gevolge van psychische en/of psycho-sociale factoren. Het project is ontstaan uit onvrede met de formele zorginstellingen. Het wonen binnen het gezinshuis geschiedt op vrijwillige basis. Uitgangspunt voor een goed verblijf is het creëren van een veilig thuis. Van hieruit bestaat de mogelijkheid om zich sociaal en psychisch te kunnen ontwikkelen. De stichting heeft tot doel om: - met respect voor ieders levensbeschouwing zorg te dragen voor de opname en het verblijf van personen, die, tijdelijk of blijvend, niet tot zelfstandig wonen in staat zijn; - zelfredzaamheid te stimuleren en in stand te houden en een grotere zelfstandigheid te bereiken; - in samenwerking met andere in de regionale instelling voor geestelijke gezondheidszorg deelnemende organisaties vorm te geven aan de geestelijke gezondheidszorg4.
3
http://www.rvagroep.nl/Flex/Site/Page.aspx?PageID=9174
4
http://www.noeneshave.nl/
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
5
Juvans, maatschappelijk werk Juvans draagt bij aan maatschappelijke vraagstukken en aan het welzijn en de gezondheid van de individuele burgers in hun sociale context. Juvans werkt in de keten van de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg, de eerstelijns jeugdzorg én is partner in de keten van instellingen en voorzieningen die tot doel hebben de leefbaarheid en sociale cohesie te bevorderen. De Stichting draagt bij aan het lokaal sociaal beleid met name op het terrein van: - bescherming van alle mensen en in het bijzonder de meest kwetsbaren; - bevorderen van sociale integratie en leefbaarheid; - maatschappelijke participatie van burgers. De Stichting levert een actieve bijdrage aan de publieke beleidsvorming door middel van signalering en preventie, en onderhoudt daartoe de nodige contacten op lokaal niveau. Een maatschappelijk werker kan helpen bij het oplossen van problemen die te maken hebben met relaties, verwerking (verwerking van ingrijpende gebeurtenissen, zoals het overlijden van een dierbare, een ziekte, arbeidsongeschiktheid, geweld of een misdrijf), sociale vaardigheden, gezondheid, ernstige gebeurtenissen, zoals (vermoeden van) seksueel misbruik, een misdrijf, geweld, geld, school, werk, wonen, cultuur en overige problemen (teveel problemen tegelijk om nog een oplossing te kunnen vinden).
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
6
2 2.1
Verslag van gesprek met cliënten Algemeen
Er is voor dit onderzoek gesproken met drie cliënten met psychische problematiek waarvan één in het verleden ook zwerfjongere is geweest. 2.2
Achtergrond respondenten
De drie respondenten hebben, hoewel ze erg verschillend zijn, ook een gedeelde achtergrond. Verschillen tussen de respondenten zien we in hun hulpverleningsroute, hun achtergrond en het gezin waar ze vandaan komen. Wat twee van hen met elkaar delen is dat ze beide mannen van middelbare leeftijd zijn, met psychische problemen en dat ze afhankelijk zijn van een uitkering. Het netwerk van de respondenten is erg verschillend. Eén van hen heeft een uitgebreid netwerk, met veel contact met familie en vrienden. Zijn familie heeft hem ook goed geholpen toen hij opgenomen werd. En later weer toen hij op zoek ging naar een woning. Een ander heeft een veel kleiner netwerk en heeft minder contact met bijvoorbeeld zijn broer en zus. De derde respondent heeft veel steun aan haar vriend, die haar helpt met de administratie en de rekeningen. 2.3
De hulpverleningsroute
Twee van de respondenten hebben op een gegeven moment zelf het initiatief genomen om hulp te zoeken. Hulpverlening komt vaker in beeld doordat de situatie uit de hand loopt en professionele hulpverlening ingeschakeld wordt of omdat het netwerk rondom de ‘verslaafde’ iemands ogen kan openen. Maar voor deze respondenten was dat niet het geval. Voor een van hen kwam er hulpverlening na een opname voor psyschische problemen. Hoe dat precies is gegaan weet de respondent niet meer. Een van hen is zelf redelijk snel hulp gaan zoeken, terwijl de ander hier lang over heeft gedaan. Zo ging de een zelf naar de huisarts omdat hij angsten en problemen had. Deze huisarts ving hem zelf op, elke dag als hij dat wilde. De andere respondent had het lastig in zijn jeugd omdat zijn ouders vroeg overleden en hij in tehuizen terechtkwam. Daar kwam een psychose bovenop en hij is toen gaan zwerven tussen familie, de straat en de opvang. Hij is na een zwerfperiode van een half jaar zelf hulp gaan zoeken in de vorm van een gezinshuis in Haaren, genaamd Noenes Have. Hier is hij zelf naar toe gegaan na een positief verhaal van een bekende hierover te hebben gehoord. Voor alledrie was de eerste stap in de route naar hulpverlening niet de laatste. Twee van hen hebben contact gehad met het RIAGG. Voor een was dit voor een gesprek en een recept voor antipsychoticum, voor de ander een opname van een week met medicatie en
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
7
therapie. Een van hen is daarna doorverwezen naar Reinier van Arkel. Vooral omdat zij naast therapeutische hulp ook dagbesteding bieden. Een ander heeft naast opname en dagbehandeling bij de Reinier van Arkel groep ook veel ondersteuning (gehad) van Juvans, maatschappelijk werk. Deze ondersteuning is in fasen intensiever geweest en is nu weer minder frequent. 2.4
Dagbesteding
Twee van de respondenten zijn afhankelijk van een (WIA 80-100% afgekeurd of bijstand) uitkering en zijn actieve vrijwilligers. De derde respondent had een uitkering, maar heeft daar nu geen recht meer op door de hoogte van het gezamenlijke inkomen van het gezin, maar is wel een actieve vrijwilliger. Tijdens de intensieve ondersteuning voor hun psychische problemen hebben twee van hen dagbesteding gehad, bijvoorbeeld via Reinier van Arkel of bij de Buut in Den Bosch en bij Noenes Have. Dagbesteding bij Noenes Have bestaat uit het meehelpen op het terrein, met de dieren. Bij Renier van Arkel zijn verschillende activiteiten te doen als dagbesteding, zoals, bezoek aan de film of theater, cursussen, tekenen, muziek maken, et cetera. Het vrijwilligerswerk is voor allen begonnen tijdens de behandeling/ondersteuning als onderdeel van een gezonde dagbesteding, om sociale contacten op te doen en om mee te doen in de maatschappij. Eén van hen heeft verschillende bestuursfuncties naast elkaar (gehad). Hierdoor had hij een goed ritme waarbij hij dagelijks iets te doen had. Tenslotte gaat hij ook één keer per week naar een schizofrenie contactgroep. De ander is na een opleiding tot woonbegeleider als vrijwilliger aan het werk gegaan bij een zorgboerderij. Hij werkt daar 28 uur in de week om zo een werkritme vast te houden. Een derde werkt elke week een vast aantal uur in een verzorgingshuis en helpt daar bij de activiteiten. Ook is de respondent veel op stap met bewoners van het verzorgingshuis als buddy of maatje. Eén van hen is momenteel werkzoekende, terwijl de ander net (vrijwillig) als onderwijsassistent is gaan werken bij een basisschool. Een derde is erg tevreden met het huidige vrijwilligerswerk en wil dit graag nog lang blijven doen. Een betaalde baan in de toekomst is geen wens, die is er ook in het verleden nooit geweest. Ze zijn allen tevreden met het vrijwilligerswerk en halen er veel voldoening uit. “Ik ga elke dinsdag een paar uur en vaak ook nog extra op donderdag of vrijdag omdat ik het leuk vind. Ik ben er altijd voor een lange tijd. Dat vinden ze zo leuk. Je kan niet na een half uurtje al weg”.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
8
De lokale gemeenschap speelt in hun dagbesteding minder een rol. Zij zijn niet aangesloten bij de kerk en komen niet in een buurt of gemeenschapshuis. Wel is sporten, wandelen, fietsen en vrienden ontmoeten voor hen belangrijk in hun dagbesteding. Eén van de respondenten vertelt dat hij een auto heeft. Dit geeft hem veel vrijheid en dat vindt hij fijn. 2.5
Ondersteuning
De respondenten hebben van verschillende instanties ondersteuning gekregen. Zo was er voor twee van hen ondersteuning vanuit het RIAGG en ook de huisarts en de maatschappelijke opvang hebben hen op enig moment ondersteund. Het RIAGG heeft voor een van de respondenten een langere periode een rol gespeeld, waarbij er frequent contact was met de sociaal psychologisch verpleegkundige. Ze hebben alledrie een periode onder begeleiding gewoond. Een van hen in het gezinshuis Noenes Have, de ander bij verschillende woonvormen en op verschillende locaties van Reinier van Arkel. Ook de derde is een aantal keer (kortdurend) opgenomen geweest bij Reinier van Arkel. Voor de anderen varieerde de lengte van onder begeleiding wonen van vier jaar voor de een tot tien jaar voor de ander. Voor de twee respondenten die langdurig onder begeleiding woonden geldt dat zij in deze tijd verschillende vormen van ondersteuning kregen. Bijvoorbeeld therapie, individueel of in een groep. Er was dagbesteding maar zij leerden ook om zelfstandig te wonen. Allebei hadden ze nog nooit eerder op zichzelf gewoond. Vaardigheden die ze hierbij leren zijn bijvoorbeeld koken en wassen, de administratie doen, et cetera. Twee van de respondenten hebben wel eens een terugval gehad. Voor één van hen manifesteerde dit zich door terugtrekken en afzonderen. Dit is door de begeleiders gesignaleerd en hij is toen naar meer specialistische hulpverlening doorverwezen. Na een korte opname kon hij weer terug waarbij er wel een aantal jaar nog contact bleef met de hulpverlener. Voor de ander betekende dit opnieuw opname in het ziekenhuis. Eén van de respondenten heeft naast ondersteuning vauit Reinier van Arkel ook veel ondersteuning van het maatschappelijk werk (Juvans) gehad. Zo vertelt de respondent dat de contactpersoon bij Juvans heeft geregeld dat zij in haar huis kon blijven. Een combinatie van psychische problematiek en de daaruitvolgende problemen met administratie en financien zorgden voor schulden en huurachterstanden. “Het scheelde een haartje of ik was mijn huis kwijt geweest.” “Ze heeft me beschermd.”
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
9
Juvans heeft geholpen met het huis behouden en met het betalen van rekeningen en schulden. “Soms kwam ik er een paar keer week en nu wanneer ik daar behoefte aan heb. Maar ze belt tussendoor ook wel om te vragen hoe het is.” Ook zijn er minder goede ervaringen met hulp of ondersteuning. Zo vertelt een respondent dat er een bewindvoerder was aangesteld die fouten maakte waardoor het bijna mis ging en ze op een haartje na op straat terechtkwam. Over het algemeen zijn de respondenten uitermate tevreden over de ondersteuning die zij van de verschillende organisaties hebben ontvangen. 2.6
Uitstroom en nazorg
De respondenten zijn in principe intern (begeleid) gaan wonen voor een korte periode, met het doel om uiteindelijk (weer) zelfstandig te gaan wonen. Voor een van de respondenten betekende dit dat hij steeds iets zelfstandiger, maar nog wel onder begeleiding, ging wonen. Steeds een stapje verder zodat hij voorbereid werd om alleen te gaan wonen. Toen hij eenmaal klaar was met de behandelingen kon hij al na twee maanden op zichzelf wonen. Hij kreeg een huurwoning via de woningcorporatie. Hij woont nu reeds 15 jaar zelfstandig. De andere respondent is binnen het behandeltraject voorbereid op het zelfstandig wonen en woont nu reeds zeven jaar zelfstandig. De laatste respondent werd voor korte periodes opgenomen en kon daarna weer naar huis. Met het zelfstandig wonen hield de begeleiding niet meteen op. Zij hebben nazorg ontvangen. Ze hebben ambulante begeleiding gekregen. Voor de één was dit ongeveer één keer per drie maanden, voor de ander was dit een uur per week. Voor twee van hen was nazorg echter vaker en gemakkelijk binnen handbereik. Ze gingen allebei, voor dagbesteding, meerdere keren per week naar Reinier van Arkel en Noenes Have. De ander heeft voor een korte periode nazorg gehad en bleef in de tussentijd ondersteuning vanuit Juvans ontvangen. Twee van hen geven aan dat zij, als ze dat zelf aangeven bij hun begeleider, ook met een psychiater kunnen praten. Dit contact is dus minder frequent, maar als je wilt wordt er een afspraak gemaakt. Nazorg is wel makkelijker binnen bereik voor de mondige en actieve ggz-er. Zo vertelt een respondent: “Nazorg is er vooral als je zelf het initiatief neemt. Anders is het er minder frequent.”
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
10
De ondersteuning die zij ontvangen is in de vorm van gesprekken over hoe het met het zelfstandig wonen gaat, met de administratie en financien, hoe het met de psychische klachten is gesteld en/of de medicatie (nog) werkt. Een van de respondenten zou in de toekomst graag een betaalde baan hebben. Momenteel werkt hij (nog) als woonbegeleider bij Noenes Have, waar hij eerst zelf woonde. Dit gezinshuis gaat echter sluiten omdat het echtpaar dat dit runt met pensioen gaat. Daarom is hij op zoek naar een nieuwe baan. 2.7
Ervaring met de gemeente
De gemeente Haaren is vanuit de Wmo verantwoordelijk voor de preventie en nazorg van mensen met psychische en/of verslavingsproblemen. De gemeente Haaren heeft hiervoor samen met andere regiogemeenten en de centrumgemeente Den Bosch opvangvoorzieningen en preventie en nazorgactiviteiten ingekocht en opgezet. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het signaleren en toeleiden van mensen naar zorg. Het directe contact met de doelgroepen gaat echter vaak over andere zaken dan hun psychische problemen. De respondenten hebben bijvoorbeeld contact gehad met de gemeente over hun sollicitatieplicht vanuit hun uitkering en over vragen over diverse Wmo-aanvragen vanuit hun vrijwilligerswerk. Beide respondenten kwamen hiermee in aanraking door hun vrijwilligherswerk. Een van hen heeft gesproken met de gemeente over zijn sollicitatieplicht vanuit zijn uitkering (bijstand) en hoe hij dit moest doen terwijl hij psychische problemen had. De ambtenaar van de gemeente heeft hem goed geholpen door hem te vertellen dat als zijn behandelaar dit kon bevestigen het goed zou komen met zijn sollicitatieplicht. Ook heeft één van hen een aanvraag gedaan voor reiskostenvergoeding om naar de dagbesteding te kunnen gaan, een aanvraag voor de deeltaxi en voor vervoerskosten. Dit is allemaal prima verlopen en ze werden goed geholpen. Ook heeft een van de respondenten vanuit het re-integratiebudget naar tevredenheid een opleiding kunnen volgen. Een ander geeft aan heel tevreden te zijn over de gemeente. “Het contact was altijd goed. De mensen bij loket Wegwijs en Sociale zaken zijn heel vriendeleijk, ze nemen de tijd en ze helpen je goed”.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
11
2.8
Aanbevelingen vanuit de cliënten
De respondenten hebben allebei een tip om mensen beter te helpen bij de gemeente. De één geeft aan dat een contactpersoon bij de gemeente voor als je weer zelfstandig gaat wonen een idee kan zijn. Hij vertelt: “Zo kan je makkelijk bellen of langskomen als je vragen hebt.” De ander ziet graag dat er meer gegevens opgeslagen worden over mensen die al bekend zijn bij de gemeente om die snel te ontsluiten wanneer dit nodig is. Hij vertelt: “Op die manier hoef je niet steeds het hele verhaal te vertellen en je dossier mee te nemen.” Vooral voor mensen met geestelijke gezondheidsproblemen is het een grote drempel om hulp te vragen als je steeds weer alles moet vertellen en allerlei formulieren moet invullen. Zij kunnen volgens hem al lastig hun eigen administratie voeren en hierdoor missen ze dan ook mogelijkheden om gecompenseerd te worden. Bijvoorbeeld via toeslagen en bijzondere bijstand. Eén van de respondenten denkt dat een laagdrempelige inloop voor mensen met ggzproblematiek een idee kan zijn. Hij noemt het voorbeeld van de Stijl in Den Bosch en nog een voorbeeld uit Schijndel. Hier kunnen mensen met een kopje koffie hun ervaringen en kennis delen. Over de ontwikkelingen zoals bezuinigingen en de komende decentralisatie AWBZbegeleiding zijn de respondenten bezorgd. Eén van hen is bang dat de zorg steeds minimaler wordt nu er meer bezuinigd wordt. De ander is ongerust over de komende transitie: “Kan je straks nog wel individuele afspraken maken als je geen pgb hebt omdat je geen Zorg zwaarte pakket hebt?” “Heb je nog wel keuzevrijheid om jouw instelling en jouw begeleider in te kopen, als deze niet gecontracteerd zijn?” Hij is bang dat mensen straks niet meer terecht kunnen bij hun huidige begeleider. Tenslotte geeft een respondent aan dat er louter positieve ervairngen zijn. “Van mij hoeft er niets anders. Ik ben zo goed geholpen door Juvans. Zij heeft alles voor mij gedaan. Ik ben erg dankbaar”.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
12
3 3.1
Verslag groepsgesprek met professionals Inleiding
De doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 zijn veelal kwetsbare burgers, vaak met meerdere problemen. Deze doelgroep (in het bijzonder de doelgroep van prestatieveld 8, OGGz) kenmerkt zich door het niet of onvoldoende kenbaar maken van hun problemen en behoeften. Dat maakt inzicht in deze doelgroep bijzonder lastig. Professionals spelen een grote rol bij zicht op de doelgroepen uit deze prestatievelden. Om kennis te nemen van de visie van de professionals hebben wij een groepsgesprek gevoerd met hen. We hebben in totaal met negen professionals van acht organisaties/afdelingen gesproken. De organisaties die bij dit gesprek aanwezig waren zijn: de afdeling sociale zaken en Wmo van de gemeente Haaren, Juvans (het Algemeen Maatschappelijk werk), de woningcorporatie Woonveste, Reinier van Arkel, Stichting Door en Voor en de Wmo-adviesraad. De topiclijst voor deze gesprekken is terug te vinden in bijlage 2. De professionals die wij hebben gesproken gaven aan dat zij een gesprek met elkaar over deze doelgroepen als een meerwaarde hebben ervaren en dat zij hier graag vervolg aan willen geven. In de volgende paragrafen geven wij de visie van de professionals op een aantal thema’s weer. In bijlage 2 vindt u de deelnemerslijst van het groepsgesprek. 3.2
Omvang doelgroep; hebben we ze in beeld?
Op de vraag of en in hoeverre de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 in beeld zijn en wat de omvang hiervan ongeveer is, komen diverse antwoorden. Zo geeft maatschappelijk werk aan dat zij het gevoel hebben dat ze de groepen wel in beeld hebben. Bij sociale zaken komen ze ook veel cliënten uit deze doelgroep tegen, “maar of ze hiermee iedereen hebben?”. En ook de woningcorporatie komt een deel van de doelgroep tegen, zoals (ex-)verslaafden en (ex-)psychiatrische patiënten. Maar een volledig beeld van de omvang van de gehele groep is lastig te krijgen. Uit GGD-onderzoek blijkt volgens een van de aanwezigen dat er zowel meer volwassenen als jongeren alcohol en drugs gebruiken in Haaren vergeleken met omringende gemeenten. Volgens hem laat dit onderzoek ook zien dat je deze verslavingsproblematiek ook vaker tegenkomt in kleine plaatsen en dorpen. Over de geestelijke gezondheidsdoelgroep kunnen we het volgende zeggen. Uit de gegevens van Renier van Arkel blijkt dat in Haaren in 2011 529 mensen ambulante behandeling kregen, 114 crisisopvang en 28 mensen intramurale begeleiding. Uit de
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
13
trendgegevens blijkt dat er een lichte stijging is in ambulante begeleiding maar een daling van het aantal crisiscontacten. Dat vinden de aanwezigen toch een hoog aantal, terwijl ze weinig van deze mensen kennen. 3.3
Signaleren en toe(ge)leiden
De doelgroepen van Wmo prestatievelden 7, 8 en 9 (met name de doelgroep van prestatieveld 8, OGGz) kenmerken zich doorgaans door het niet of onvoldoende kenbaar maken van hun problemen en behoeften. Een belangrijke taak van de gemeente is het opsporen van kwetsbare personen in de gemeente en deze personen toegeleiden naar reguliere zorg. Hiervoor is het nodig dat verschillende partijen die deze problemen kunnen signaleren goed op de hoogte zijn van de sociale kaart en dus weten waar ze mensen naar moeten doorverwijzen. De meeste mensen komen met hun eerste klachten/problemen terecht bij de huisarts.
Huisarts Uit het groepsgesprek blijkt echter dat het contact met de huisartsen in Haaren moeilijk en weinig frequent is. Dit wordt door veel aanwezigen beaamd. De aanwezigen hebben het idee dat huisartsen beter zouden kunnen doorverwijzen en minder snel medicijnen moeten voorschrijven. Zij hebben het gevoel dat dit de cliënten beter zou helpen. De aanwezigen vinden echter dat het grootste probleem is dat de sociale kaart slecht bekend is bij huisartsen. De kanttekening bij deze bevindingen is dat praktijkondersteuners een grotere rol zijn gaan spelen en dat zij volgens een aantal aanwezigen meer kennis en ervaring hebben met de doelgroepen. Eén van de aanwezigen vertelt: “Het gaat beter. Er is momenteel een goede ontwikkeling gaande met zowel het advies basis ggz5, en het ggz-convenant over meer extramurale ondersteuning in plaats van intramurale ondersteuning. Ook komt er extra geld voor praktijkondersteuners.” Een ander geeft aan dat huisartsen het graag goed willen doen, maar dat ze weinig tijd en soms minder kennis van ggz-problematiek hebben. Dan is volgens haar de praktijkondersteuner een goede optie. Die kan dan kijken waar de patiënt het best naar kan worden doorverwezen.
Woningcorporatie De woningcorporatie Woonveste benadert huurders die twee maanden hun huur niet betalen. Dan wordt er aan de deur geklopt. Hiermee willen ze ervoor zorgen dat alle huurders op tijd hun huur betalen. Maar tegelijkertijd is er ook een duidelijk maatschappelijk doel. Woonveste wil sneller in contact komen met huurders die 5
Het advies over de versterking van de functie eerstelijns ggz, ook wel Basis ggz genoemd. Inhoudelijke aanleiding voor dit verzoek was, dat ten eerste teveel mensen met lichtere psychische problematiek vanuit de basiszorg in de specialistische ggz terecht komen, en ten tweede dat ook te weinig mensen na behandeling weer terugkeren vanuit de specialistische zorg in de basiszorg.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
14
problemen hebben met het betalen van de huur. Ze willen met hen bekijken of hier een oplossing voor gevonden kan worden. Het is ook mogelijk dat huurders begeleid worden bij het op orde brengen van hun financiële administratie. Daarnaast wordt contact opgenomen met huurders waarvan de tuin bijvoorbeeld totaal onverzorgd is of huurders die overlast verzorgen. Een ander moment van signaleren is wanneer er groot onderhoud gedaan wordt. Zo vertelt de wijkregisseur: Ook bij groot onderhoud zien de mensen de huizen van binnen en dan signaleren zij dingen zoals een slechte staat van het huis van binnen of mensen die zo’n onderhoudsbeurt ‘psychisch niet aankunnen’. Dan wordt de woonconsulent gebeld en die neemt weer contact op met de huurder. De woonconsulent van Woonveste vertelt dat veel mensen zich schamen als er schulden zijn. Zij gaan in gesprek met die mensen en kijken wat er aan de hand is en of ze deze mensen kunnen doorverwijzen naar het algemeen maatschappelijk werk. Ze vertelt dat tijdens dit gesprek toch veel mensen vertellen over hun problemen en aan het einde van het gesprek vraagt zij of ze het maatschappelijk werk (Juvans) mogen bellen en ze warm kunnen overdragen aan hen. Andere signalen Andere signalen kunnen binnenkomen bij de politie, als het gaat om overlast en bij sociale zaken als mensen bijvoorbeeld schuldhulpverlening aanvragen. Een van de aanwezigen geeft aan dat de ingang via schuldhulpverlening of vanuit de woningcorporatie goed is, omdat je hiermee mensen ook beter kunt binden omdat je een middel achter de rug hebt (uitzetten, uitkering stop, et cetera) en zo kan je de ondersteuning voor de klant makkelijker integraal benaderen. Knelpunten voor de signalering en toeleiding van mensen naar zorg zijn volgens de aanwezigen: 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
De huisartsen die slecht doorverwijzen. Wachttijden voor zorg. Eigen bijdrage die betaald moet worden. De doorverwijsmogelijkheden zijn zo groot, dat het voor veel hulpverleners onduidelijk is wat nu de juiste organisatie is om de patiënt naar door te verwijzen. De patiënt laat zich ook slecht doorverwijzen. Dit kan te maken hebben met schaamte of het idee dat ze het zelf wel aankunnen. Cultuur van de mensen in de gemeente. De locatie van het algemeen maatschappelijk werk.
Eigen bijdrage De eigen bijdrage kan een afschrikeffect hebben. Mensen met ggz-problematiek of andere problemen hebben vaak ook minder te besteden waardoor het lastiger is om de eigen
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
15
bijdrage te betalen. Volgens sociale zaken kan hier vaak wel iets voor geregeld worden, in de vorm van een tegemoetkoming of iets met de zorgverzekering, maar dat weten veel mensen niet. Hierdoor gaan mensen gewoon maar niet en dit kan uiteindelijk tot meer en grotere problemen leiden. Cultuur van de gemeente Er heerst een taboe om met (deze) problematiek naar buiten te komen. Haaren is sterk naar binnen gericht. Zo vertellen de professionals: Dat het heel lastig is voor mensen met ggz-problematiek in Haaren. Zo vertelt een van de deelnemers: “Het taboe rondom geestesziektes is zo groot, terwijl het ook gewoon een ziekte is.” Volgens haar is het vooral belangrijk om meer te investeren in preventie en scholing. “Laat een ervaringsdeskundige op een school zijn of haar verhaal vertellen. Laat zien dat het normale mensen zijn, niet eng of gek.” Een ander zegt: “Je wilt mensen niet afvallen. Het mag niet bekend worden.” Zo vertelt een van de aanwezigen, een (ex-)ggz-cliënt, dat hij het bijzonder vindt dat hij in een gemeenschap als Haaren, toch niet erg groot, niemand kent met ggz-problemen, terwijl de cijfers aantonen dat zij er wel degelijk zijn. Uit eerder kwalitatief onderzoek van SGBO blijkt dat een meer gesloten dorpscultuur, waarbij mensen ‘hun vuile was’ niet buitenhangen een aantal gevolgen kan hebben voor zowel de preventie, instroom als nazorg. Het belang van preventie wordt door de gemeenschap minder groot geacht als zij het gevoel hebben dat de problematiek gering is. Indien zij echter zelf ook het gevoel hebben dat bij anderen, ‘er van alles achter de deur afspeelt’, kan dat anders zijn. De gesloten dorpscultuur waarin problematiek binnenshuis wordt gehouden bemoeilijkt ook de signalering van de problematiek. Er is weinig zicht op wat zich afspeelt achter de voordeuren binnen de gemeente en er is geen duidelijk zicht op wie er terecht komt bij bijvoorbeeld de ggz of verslavingszorg of wie daar van terugkeren. Het zicht op de nazorg wordt ook bemoeilijkt door de mentaliteit. Het is voor professionals niet altijd inzichtelijk wanneer mensen terugkeren in het dorp. Dit bemoeilijkt het aansluitend aanbieden van nazorg.
Juvans (Algemeen maatschappelijk werk (AMW)) Het AMW is ondergebracht in het gemeentehuis. Maar ze merken dat het voor hun klanten heel belangrijk is dat mensen niet zien dat je bij het maatschappelijk werk zit. Hierover zegt iemand:
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
16
“Want oei oei, mensen zouden maar denken wat doet die daar?” De locatie van het AMW in het gemeentehuis heeft enerzijds voordelen omdat je er ook voor andere dingen kunt komen, zoals een paspoort of rijbewijs. Maar anderzijds is er een apart gangetje waar het AMW zit, waar je alleen heen gaat als je problemen hebt. Dit kan toch drempelverhogend werken. 3.4
Uitstroom en nazorg
Alle gemeenten zijn in het kader van de Wmo verantwoordelijk voor de uitstroom, maatschappelijk herstel: ervoor zorgen dat mensen die zijn opgevangen weer uitstromen en zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. De professionals geven aan dat de nazorg nog een lastig traject is. Na een periode van begeleiding is er vaak een veelvoud aan problemen ontstaan, zoals problemen rondom huisvesting, schulden en moeite met het aangaan van sociale contacten. Een van de aanwezige vraagt: “Wie doet daar nu iets mee?” De aanwezigen hebben het gevoel dat er nu nauwelijks iets gebeurt. Het AMW geeft aan dat zij maar één cliënt vanuit Reinier van Arkel doorverwezen heeft gekregen voor nazorg. De vraag die bij de aanwezigen ontstaat: “Wie is nu de hoofdaannemer als iemand weer zelfstandig woont en nazorg nodig heeft? Is dat sociale zaken? De ambulant begeleider vanuit de instelling? Het AMW?”. Volgens hen is de trend steeds meer dat de cliënt zelf de hoofdaannemer in zijn eigen nazorgtraject moet zijn, maar de cliënt kan dit niet altijd. Voor ex-gedetineerden lijkt de nazorg veel beter geregeld te zijn. Dit gebeurt al tijdens het traject zelf: re-integratie. Waarom gebeurt dit niet bij zorg? Een van de aanwezigen geeft aan dat er vanuit Reinier van Arkel wel ambulante nazorg is voor mensen die zelfstandig gaan wonen. Cliënten kunnen hun contactpersoon altijd bellen als er iets is. Maar dat is de niet de integrale nazorg waar de aanwezigen over spreken. Eén van de aanwezigen vertelt dat er niet zo lang geleden veel bezuinigen zijn geweest bij de ggz en de opvang waardoor veel SPV-ers weg moesten en die deden wel aan integrale nazorg. Nu is bijna alles weg aan integrale nazorg en dus moet de individuele begeleider dit opvangen en volgens haar weten die vaak niet alles van alle leefgebieden af. Een andere aanwezige vertelt daarop dat er een verschil is tussen generaties van begeleiders. Bij de oude garde wordt die integrale nazorg veel vaker opgepakt dan bij de nieuwe. Dit
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
17
zit niet in het takenpakket en zijn de jongere SPV’ers niet gewend om te doen. Maar de basis ggz en het werken in de wijk met meer verpleegkundigen is volgens een deel van de aanwezigen een goede ontwikkeling in de richting. Bij het algemeen maatschappelijk werk hebben ze het idee dat er meer vrijwilligers kunnen worden ingezet bij de nazorg. Zij kunnen samen met of onder begeleiding van een professional nazorg verlenen. Deze vrijwilligers kunnen ook ervaringsdeskundigen zijn. Bij de woningcorporatie is een aantal plaatsen per jaar beschikbaar voor mensen die weer zelfstandig gaan wonen. De woningcorporatie heeft voor de eerste twee jaar een contract met de instantie/organisatie waar deze mensen eerst intramuraal zaten en daarna krijgen ze zelf een huurcontract met strikte voorwaarden. Als de huurder eenmaal zelf mag gaan huren na die twee jaar, dan is er overleg met de organisatie/instantie of ze dit zelf kunnen betalen en of er ook behoefte is aan zorg. Volgens de vertegenwoordigers van de woningcorporatie is er niet meer vraag naar deze woningen dan dat zij aan aanbod hebben. Sociale zaken en schuldhulpverlening is in de gemeente Haaren samen georganiseerd met de gemeente Boxtel. De medewerkers werken dus voor beide gemeenten. Toch is de procedure niet overal hetzelfde. In Boxtel is er voor de cliënten eerst een heel traject met een uitgebreid dossier voordat men naar de kredietbank wordt verwezen. In Haaren worden cliënten meteen naar de kredietbank verwezen. In Boxtel wordt bij de schuldhulpverlening een integrale intake gehouden wanneer mensen voor ondersteuning aankloppen. De medewerkers van schuldhulpverlening blijven in dat traject ook de regie houden, alles wordt naar hen teruggekoppeld. Ze hebben elke drie maanden contact en wanneer het weer goed gaat om de zes maanden met de vraag hoe het gaat. De medewerkers vinden deze werkwijze beter voor de cliënten. En in Heusden is het volgens de aanwezigen weer anders. Daar zit het AMW er als regisseur tussen. Concluderend stellen de aanwezigen vast dat de volgende aspecten van groot belang zijn voor een succesvol nazorgtraject: 1. Sociale contacten (via verenigingen of dorpshuis); mogelijkheid om ergens bij aan te haken (via maatjes, via ervaringsdeskundigen van Door en Voor bijvoorbeeld). 2. Zinvolle dagbesteding, betaald of vrijwillig (Wat kan ik? Waar pas ik?). 3. Dag en nachtritme. Tenslotte stellen ze vast dat het voor integrale nazorg ook handig is om een bindend middel te hebben, zodat de cliënten makkelijker geneigd zijn het traject te willen volgen. Het is volgens hen makkelijker om nazorg integraal aan te pakken vanuit de woningcorporatie of vanuit sociale zaken omdat, als het niet goed gaat, uitzetting uit de woning of stopzetten van de uitkering dreigt.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
18
3.5
Samenwerking tussen professionals
De samenwerking tussen de professionals kan nog veel verbeterd worden. De aanwezigen vinden een bijeenkomst als dit dan ook prettig. Niet iedereen kan elkaar nog erg goed vinden en er is nog redelijk wat onbekendheid met de volledige sociale kaart en met elkaar. Zo geven twee aanwezigen aan dat het veel makkelijker zou zijn om elkaar te vinden als je elkaar eens echt hebt ontmoet. Zij vertellen over een initiatief in Heusden, het sociaal café met alleen het sociale netwerk van die gemeente. Hier brengen ze mensen van diverse organisaties bij elkaar met thema-avonden. Het idee is om elkaar beter te keren kennen (te netwerken), zodat doorverwijzen veel makkelijker gaat omdat je elkaar al vaker spreekt en kent. De samenwerking kan praktisch gezien ook beter als het gaat om preventie en nazorg. Wie is nu verantwoordelijk? Wie breng je op de hoogte? Wanneer bespreek je een cliënt? De woningcorporatie geeft aan dat ze het bijvoorbeeld erg fijn zouden vinden om te weten als er al hulpverleners/organisaties bij een van hun huurders binnenkomen. Bij terugkeer/nazorg weten ze dit maar bij preventie bijvoorbeeld niet. Ze geven aan dat de communicatie onderling al wel veel beter gaat dan een tijd geleden. In Haaren wordt nu ook al gewerkt met zorgteams en de aanwezigen geven aan dat het zicht op de kwetsbaren en de andere partijen hierdoor flink verbeterd is. Vooral de consultatiebureaus en de wijkverpleegkundigen kennen iedereen binnen de wij volgens de aanwezigen. 3.6
Aanbevelingen vanuit de professionals
De aanwezigen kwamen tot een aantal aanbevelingen om de preventie en nazorg voor cliënten uit de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 te verbeteren: 1) Richt een dorpsnetwerk (dorpswinkel) op in een dorp waar allemaal organisaties gehuisvest zijn maar waar ook een inlooppunt (koffie drinken, et cetera) is voor dorpsbewoners. Mensen met vragen kunnen dan laagdrempelig een vraag stellen als ze daar een kopje koffie drinken en de organisaties kunnen makkelijk naar elkaar doorverwijzen als dit nodig is. Reinier van Arkel zou hier bijvoorbeeld ook met een loket kunnen zitten, maar iets minder op de voorgrond, want dat kan mensen afschrikken. Als voorbeeld noemen twee aanwezigen de wijkwinkel. 2) Kijk of je zorgstraatjes kunt ontwikkelen rondom de verwijzer (vaak de huisarts) die psychische zorg kunnen leveren. Bijvoorbeeld door AWBZ- en Wmo-gelden te combineren. 3) Bekijk of je met de aankomende decentralisatie Begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo of je sommige groepen samen dagbesteding kunt aanbieden, bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten. Maar bedenk wel dat er altijd mensen blijven die een meer doelgroepspecifieke benadering nodig hebben. Zo blijven er altijd mensen die ggz-dagbesteding nodig hebben. Houd dus altijd ruimte voor maatwerk!
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
19
4) Bekijk ook de mogelijkheden aan dagbesteding bij/via het Sociale Werkplaats Bedrijf. 5) Ga met een groep mensen de Wmo nieuwe stijl aftrappen met een kennismaking, zodat de neuzen dezelfde kant op staan. 6) Organiseer structureel een sociaal café om de verschillende organisaties met elkaar in contact te brengen. 7) Bekijk de mogelijkheden via ervaringsdeskundigen of vrijwilligers in de zorg voor meer maatjesprojecten. Sociale contacten zijn van enorm belang voor een succesvolle re-integratie in de samenleving. 8) Bekijk of je het voorbeeld van de gemeente Boxtel om de schuldhulpverlening integraler aan te pakken kunt volgen en de procedure dus anders inricht.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
20
4
Conclusies Opzet onderzoek De gemeente Haaren heeft met de opdracht van dit tevredenheidsonderzoek een ambitieus doel gesteld. Het toont een belangstelling in de vaak vergeten doelgroepen van de Wmo die zeer te waarderen is. Het zijn echter heel moeilijk in beeld te brengen doelgroepen. Desalniettemin verdienen deze doelgroepen de aandacht van beleidsmedewerkers van gemeenten, omdat de gemeente het vangnet is voor deze kwetsbare groepen. Om tot kwalitatieve interviews te komen met de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo zijn diverse stappen ondernomen. Ten eerste heeft de gemeente Haaren een lijst gemaakt met adressen en telefoonnummers van organisaties die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de genoemde doelgroepen. De contactpersonen van deze organisaties hebben daarna een introductiemail ontvangen waarin het doel en de opzet van deze gesprekken nader zijn toegelicht. Hierbij werd aangegeven dat zij binnenkort benaderd konden worden door SGBO. Ten slotte heeft SGBO diverse contactpersonen gesproken met de vraag om medewerking te verlenen voor het benaderen van respondenten voor de interviews. Deze acties hebben helaas tot weinig respondenten geleid en daarom is besloten ook een gesprek met de professionals te voeren. Cliënten: Twee respondenten hebben zelf hulp gezocht voor hun problemen. Maar deze stap was niet de laatste in de hulpverleningsroute. Daarna is nog met meerdere instanties contact geweest om ze verder op weg te helpen. Een derde respondent is opgenomen geweest en kwam zo in aanraking met hulpverlening. Twee respondenten zijn afhankelijk van een uitkering, maar alle drie zijn ze erg actief in het vrijwilligerswerk. Eén van hen heeft al jaren diverse bestuursfuncties en de ander werkt momenteel 28 uur in de week om het werkritme te behouden. Hij is op zoek naar betaald werk. De derde werkt als vrijwilliger bij een verzorgingshuis. De lokale gemeenschap met kerk en buurthuizen speelt bij hen geen rol in hun dagbesteding. Zij hebben momenteel geen ondersteuning meer, maar kunnen nazorg krijgen op afroep. Zij hebben alle drie tijdelijk of langdurig intramuraal gewoond. Hier hebben ze veel ondersteuning gehad en diverse vaardigheden geleerd om weer zelfstandig te wonen. Alle drie de respondenten wonen nu al lange tijd zelfstandig. Twee respondenten hebben vanuit hun vrijwilligerswerk te maken met de Wmo. Hun ervaringen met de gemeente zijn goed. Professionals: De professionals hebben de doelgroep voor een deel in beeld. Het algemeen maatschappelijk werk denkt dat ze hun groepen wel redelijk in beeld hebben. En ook bij sociale zaken komen ze veel mensen uit de doelgroep tegen. Maar een volledig beeld is lastig te krijgen. De cijfers van de Reinier van Arkel groep geven aan dat er toch wel een
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
21
redelijke groep ggz-cliënten in Haaren is. Maar zo’n grote groep kennen ze toch niet. Dat komt ook door de cultuur in Haaren. Er is een groot taboe rond de geestelijke gezondheidszorg. De aanwezigen benoemen de volgende knelpunten bij het signaleren en toeleiden: huisartsen die slecht doorverwijzen; wachttijden voor zorg; de eigen bijdrage die betaald moet worden; breed aanbod waardoor doorverwijzen ook lastig is; de patiënt laat zich slecht doorverwijzen; de cultuur in Haaren. Nazorg wordt geleverd vanuit de instelling/instantie zelf, door sociale zaken en schuldhulpverlening en soms door het AMW. Over nazorg zijn de aanwezigen het unaniem eens: het is een lastig traject en het gebeurt nog te weinig integraal. Ook het gebrek aan een hoofdaannemer wordt hier genoemd als een belemmerende factor. Tenslotte is de samenwerking tussen de verschillende professionele organisaties rondom de cliënten niet optimaal. Organisaties kunnen elkaar niet altijd vinden en de verantwoordelijkheid in de keten is onduidelijk. Hoofdvraag Samenvattend kunnen we de hoofdvraag: ‘Op welke wijze kan de ondersteuning aan de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 worden ingevuld en/of worden verbeterd, teneinde de doelgroep beter van dienst te zijn bij het terugnemen van de regie over het eigen leven?’ als volgt beantwoorden: Zowel de (ex-)cliënten als de professionals geven aan dat op het gebied van nazorg er nog ruimte voor verbetering is. De cliënten benadrukken dat de nazorg vooral voor handen is als je zelf assertief bent en om ondersteuning vraagt. Dat is nu juist niet vanzelfsprekend bij deze doelgroepen. De professionals benadrukken het belang van een integraal nazorgtraject waarbij een duidelijke hoofdaannemer is. Dat is er momenteel niet. Ook zou de samenwerking tussen de organisaties onderling en het warm overdragen van cliënten hierbij kunnen helpen. Tenslotte speelt de cultuur van de inwoners een rol bij de preventie, signalering en nazorg. Er heerst een taboe op de vuile was buiten hangen en dit kan de preventie, signalering en nazorg bemoeilijken. Er ligt voor de gemeente een kans om dit taboe te doorbreken door meer scholing op scholen en/of kerken aan te bieden bijvoorbeeld door ervaringsdeskundigen te laten vertellen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
22
5
Aanbevelingen Hieronder doen wij een aantal aanbevelingen, gebaseerd op de aanbevelingen vanuit zowel de cliënten als de professionals als de inzichten van SGBO. Signaleren De huisarts speelt hierbij een belangrijke rol. Die krijgt vaak de eerste signalen dat er iets aan de hand is. Toch verwijst een huisarts vaak laat of niet door. Enerzijds kan dit zijn omdat ze niet genoeg kennis hebben van de problematiek, anderzijds omdat ze niet weten waar ze mensen voor welke problemen naar toe moeten sturen. Zorg als gemeente dat huisartsen een centrale rol krijgen in, noem het maar even, de binnenste zorgkring van burgers. Hiervoor kunt u periodiek een sociaal café organiseren voor professionals in dit veld waar zij ook bij zijn of u betrekt ze bij het signaleringsoverleg. Zij of hun praktijkondersteuners moeten op de hoogte zijn van de sociale kaart en de mogelijkheden die zij hebben om iemand door te verwijzen. Wetende dat mensen niet meteen om hulp vragen als je ze benadert, ligt hier wel een kans om de ingang tot zorg en hulpverlening, wanneer men er wel aan toe is, te vergemakkelijken. Samenwerking diverse partijen Zorg ervoor dat de diverse partijen in het veld elkaar kennen en elkaar weten te vinden. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een sociaal café. Met kortere lijntjes en betere doorverwijzing kunnen cliënten beter worden geholpen. Organiseer als gemeente een bijeenkomst met de belangrijke organisaties, waarbij zij allen een duidelijke rol in de keten krijgen en er afspraken gemaakt worden wie als hoofdaannemer fungeert bij het signaleren van kwetsbare personen en de nazorg van deze personen. Integraliteit binnen interne organisatie gemeente De doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 hebben vaak te maken met meervoudige problematiek die elkaar onbedoeld en soms onbewust kan versterken. Het is daarom niet alleen van belang dat instanties en hulpverleners goed met elkaar samenwerken en communiceren maar dat dit ook bij de gemeente gebeurt. Ontsluit daarom zoveel mogelijk de cliëntbestanden in het sociale domein. Wie heeft er zowel een uitkering als een Wmo-voorziening en maakt ook gebruik van schuldhulpverlening? Zodra beter in beeld is wanneer er sprake is van multiproblematiek worden de gevolgen van stopzetten van een uitkering of een wachttijd voor schuldhulpverlening beter overzien. Voor een deel van deze cliënten betekent uitstel van bijvoorbeeld een uitkering, nog grotere problemen. Dit kan een financiële terugval betekenen, maar soms ook een emotionele en psychische terugval, waardoor cliënten nog verder in de problemen raken. Een andere prangende reden om meer integraal te werken en bestanden te ontsluiten is de naderende decentralisatie. Vanaf 2013 (nieuwe cliënten) en 2014 (bestaande cliënten) wordt de AWBZ-begeleiding gedecentraliseerd naar de Wmo. Hiermee komen nieuwe klantgroepen op de gemeente af. Met een deel van deze mensen bent u al bekend via het sociale domein van de gemeente, bijvoorbeeld via de Wwb of schuldhulpverlening. Anderen maken ook al gebruik van de huidige Wmo-voorzieningen. Deze vormen van
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
23
ondersteuning kunnen elkaar versterken, maar dat hoeft niet. Vanuit de Wmo, anders dan de AWBZ, moeten burgers met een ondersteuningsvraag gecompenseerd worden. Om deze nieuwe klantgroepen, waarvan een deel al bekend is in het sociale domein, goed te bedienen is een integrale aanpak de meest logische. Integrale nazorg Bekijk de mogelijkheden om de schuldhulpverlening meer op te zetten volgens de methode die in de gemeente Boxtel wordt gevolgd. Maak met de organisaties afspraken over nazorg. Wanneer personen uitstromen en zelfstandig gaan wonen, is één aanspreekpunt bij de gemeente of een integrale intake bij de gemeente een goed startpunt. Kijk welke mogelijkheid het beste in de huidige structuur past en maak afspraken. Sociale zaken gemeente Het verdient de aanbeveling om, zeker voor kwetsbare mensen, de aanvraag voor een uitkering, een tegemoetkoming of schuldhulpverlening meer gebruiksvriendelijk te maken. Dit kan enerzijds door goed getrainde baliemedewerkers die soms een helpende hand bieden aan mensen die het niet alleen kunnen. Anderzijds door bij deze groepen bestaande informatie goed te ontsluiten. Het is voor deze groepen al een grote drempel om hulp te vragen en als ze steeds hun hele verhaal moeten vertellen en stapels formulieren moeten invullen kunnen ze dit gaan vermijden. Hierdoor lopen ze toeslagen of tegemoetkomingen mis. Bovendien kan dit voor deze groep uiteindelijk tot meer en grotere problemen leiden, zoals schulden en dreigende uithuiszetting. Transitie AWBZ-begeleiding De naderende decentralisatie van de functie extramurale begeleiding geeft naast een aantal moeilijke beslissingen, omdat er tegelijk bezuinigd moet worden, ook een aantal kansen. Gemeenten gaan de komende tijd op zoek naar slimme constructies, zoals diverse vormen van begeleiding onder één noemer scharen door middel van één organisatie met één begeleider. Of een deel begeleiding individueel naar begeleiding groep omzetten. Gemeenten zullen ook kijken of ze in samenwerking begeleiding kunnen inkopen bij minder verschillende zorgaanbieders. Ook kan er gekeken worden of dagbesteding in een buurthuis gecombineerd kan worden met een wijkcentrum waar verschillende organisaties op het terrein van wonen, zorg en welzijn gehuisvest zijn. Het is van groot belang om te kijken voor welke groepen welk soort begeleiding het beste individueel kan blijven bestaan en door dezelfde organisatie en zelfs dezelfde begeleider kan worden gecontinueerd. Kijk of er slimme combinaties gemaakt kunnen worden tussen de verschillende vormen van begeleiding. Bijvoorbeeld dat de thuisbegeleiding ook jobcoaching kan doen, et cetera. Voorlichting Er ligt voor de gemeente een kans om het taboe op geestelijke problematiek en andere problematiek te verminderen door meer scholing, door bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen, op scholen en/of kerken aan te bieden.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
24
Bijlage 1: Topiclijsten Topiclijst doelgroepen Achtergrond/situatie •
Leeftijd
•
Gezinssamenstelling
•
Werk en vrijwilligerswerk
•
Opleiding
•
Voorgeschiedenis en achtergrond
Instroom •
Hoe heeft men uiteindelijk hulp gekregen?
•
Hoe bent u erachter gekomen dat u ondersteuning kon krijgen? Was de informatie hierover makkelijk toegankelijk?
•
Hoe lang al in hulpverleningstraject/ondersteuningstraject?
•
Had u keuzevrijheid waar u zich wilde vestigen in de opvangvoorziening?
Invulling dagelijkse bezigheden •
Huidige leefsituatie?
•
Welke behoeften op de leefgebieden financiën, huisvesting, arbeid en inkomen, zorg en dagbesteding? Sluit het aanbod van dagbestedingsactiviteiten aan bij de behoefte en bij de problemen?
Invulling ondersteuning •
Gebruik van (verschillende vormen van) ondersteuning.
•
Soort ondersteuning: informatief? En/of emotioneel?
•
Beoordeling ondersteuning en aanbod ondersteuning, verbeterpunten.
•
Heeft u een casemanager die alles overziet en contact heeft met de verschillende hulpverleners in de keten (indien van toepassing)?
Doorstroming en nazorg •
Welke zaken regelen om op zelfstandige voet verder te leven? Hoe is de uitstroom geregeld en wat is daarvoor nodig? Wat wilt u in de toekomst? Wat is er nodig om succesvol door te kunnen stromen naar (meer) zelfstandige woonvormen?
•
Is er sprake van nazorg? Heeft u daar al eens mee te maken gehad? Wat voor nazorg is er volgens u nodig?
•
Zou men bezigheden binnen de lokale gemeenschap willen? Zo ja wat, zo nee waarom niet? Het gaat om zowel vrije tijd als dagbesteding. Wat is er mogelijk vanuit de doelgroep gezien? Zouden ze vrijwilligerswerk willen doen samen met andere groepen in de samenleving, zouden ze het accepteren als dagbesteding in de wijk wordt geplaatst, wellicht in samenhang met andere activiteiten?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
25
Overig •
Welke verwachtingen heeft u van de gemeente?
•
Heeft u nog tips of verbeterpunten voor de gemeente?
Topiclijst professionals: Doel: inzicht in de ervaringen met, de tevredenheid over en de behoefte aan preventie en nazorg van de doelgroepen van de prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang), 8 (OGGz) en 9 (verslaving). Rode draad: tegen welke knelpunten lopen de professionals en de cliënten aan? Voorstelrondje Signaleren en toeleiden naar zorg •
Hoe gaat het met het signaleren van kwetsbare mensen in de gemeente? Hoe is het proces en gaat dit goed? Is de doelgroep in beeld? Kan dit beter?
•
Hoe groot/klein is deze doelgroep in de gemeente Haaren?
•
Hoe gaat het toeleiden naar zorg? Hoe gaat het proces en werkt het goed?
Doorstroming en nazorg •
Wat hebben cliënten nodig om op zelfstandige voet verder te leven?
•
Wat is er aan uitstroom en hoe is de uitstroom geregeld? Wat is er nodig om succesvol door te kunnen stromen naar (meer) zelfstandige woonvormen?
•
Is er sprake van nazorg? Wat voor nazorg is er volgens u nodig?
AWBZ-begeleiding •
Veranderingen in AWBZ-begeleiding. Wat zijn de verwachtingen van de professionals? En hoe denken cliënten hierover?
•
Wat voor dagbesteding hebben huidige cliënten nu? Kan dit voor deze groep anders georganiseerd worden?
•
Moeten voor specifieke doelgroepen aparte dagbestedingactiviteiten georganiseerd worden?
Samenwerking •
Hoe is de onderlinge samenwerking tussen partijen?
•
Wat is de rol van de (centrum)gemeente?
•
Wat kan er beter in de samenwerking tussen de partijen en de (centrum)gemeente?
Verbeterpunten •
Welke verwachtingen heeft u van de gemeente?
•
Heeft u nog tips of verbeterpunten voor de gemeente?
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
26
Bijlage 2: deelnemers groepsgesprek Gemeente Haaren Juvans Reinier van Arkel Schuldhulpverlening Sociale zaken Stichting Door en Voor Wmo raad Haaren Woonveste
Christien van der Steen Monique Wijnhoven Mieke van der Heijden Mart van Schijndel Huub Penders Ger Jan Bomer Bert de Pauw Astrid Pieters en Karin van Rossum
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
27
Bijlage 3: Toelichting op de prestatievelden 7, 8 en 9 Prestatieveld 7: het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. • Maatschappelijke opvang: Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden vn onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. • Vrouwenopvang: Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld en het beleid ter bestrijding van huiselijk geweld. Dit beleid richt zich niet alleen op vrouwen, maar dient ook op ouderen, mannen en kinderen gericht te zijn. Prestatieveld 8: het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. • OGGz: Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) wordt verstaan: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Prestatieveld 9: het bevorderen van verslavingsbeleid. • Ambulante verslavingszorg: Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding van overlast door verslaving.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
28
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK ONDER DOELGROEPEN PRESTATIEVELDEN 789
29