Monitor Sociaal 2013 Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
Onderzoekcentrum Drechtsteden drs. D.M. Verkade drs. J.H. van Laarhoven oktober 2013
Colofon Opdrachtgever Tekst Drukwerk Informatie
Bureau Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden meestal Impuls Publiciteit, Sliedrecht GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 3300 AP Dordrecht 078 – 770 39 05 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.
Inhoud
Samenvatting .........................................................................................5 1 Inleiding ..........................................................................................9 1.1 Aanleiding en doel ............................................................................9 1.2 Opzet ............................................................................................ 10 1.3 Leeswijzer ..................................................................................... 10 2 Eigen kracht ...................................................................................11 2.1 Belemmering door beperking ........................................................... 14 2.2 Financiële zelfredzaamheid .............................................................. 15 2.3 Sociale kaart .................................................................................. 17 2.4 Digitale zelfredzaamheid.................................................................. 18 2.5 Verdieping ..................................................................................... 18 3 Participatie.....................................................................................21 3.1 Activiteiten ondernemen .................................................................. 24 3.2 Sociaal isolement en sociale contacten .............................................. 26 4 Vrijwillige inzet en mantelzorg.......................................................29 4.1 Vrijwilligerswerk ............................................................................. 29 4.2 Actief in de buurt............................................................................ 31 4.3 Mantelzorg..................................................................................... 32 4.4 Verdieping ..................................................................................... 34 Bijlagen ................................................................................................37 Bijlage 1 Methodologische verantwoording .............................................. 39 Bijlage 2 Vragenlijst ............................................................................. 43 Bijlage 3 Indicatoren ............................................................................ 57
Samenvatting Een keer in de vier jaar monitoren we de stand van zaken op sociaal gebied in de Drechtsteden. Een aantal feitelijkheden moeten als input voor beleid gemeten worden, maar de monitor moet vooral gebruikt worden als signalerend raamwerk en als basis voor verder verdiepend onderzoek. Dit jaar hebben we de monitor afgeslankt en gericht op de actuele en toekomstige ontwikkelingen: eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg. Hoe sociaal sterk zijn de Drechtsteden gemeenten?
Methode In februari 2013 is aan 15.000 bewoners (18+ en zelfstandig wonend) van de Drechtsteden gemeenten gevraagd een vragenlijst in te vullen. Ongeveer 5.500 bewoners hebben dit gedaan, een respons van 37%. In een aantal wijken hebben we, naast de standaard rappels, extra middelen ingezet (inzet enquêteurs) om de respons zo hoog te krijgen dat we betrouwbare uitspraken kunnen doen op wijkniveau. Dit is gelukt.
Sociaal sterke Drechtsteden De Drechtsteden gemeenten zijn sociaal net zo sterk als de gemiddelde Nederlandse gemeente. We zien dus niet veel verschil met de situatie landelijk. Met het oog op de toekomst is het belangrijk dit zo te houden. De Monitor Sociaal geeft hiervoor aanknopingspunten. In onderstaand kader staan de belangrijkste ontwikkelingen sinds 2009.
Belangrijke ontwikkelingen 2009-2013 aandeel mensen dat schulden maakt niet noemenswaardig toegenomen, wel daalt het aantal huishoudens met voldoende geld om regelmatig nieuwe kleren te kopen en uitstapjes te maken met het gezin; bekendheid opvoedondersteuning onder ouders gegroeid (van 65% naar 74%); bekendheid mantelzorgondersteuning onder mantelzorgers gedaald (van 77% naar 63%); aandeel mensen dat lid is van een vereniging is gedaald (van 80% naar 75%); het aandeel mensen in sociaal isolement is gestegen (van 4% naar 7%); het aandeel mensen met (volgens henzelf) voldoende contacten is gelijk gebleven (93%); aandeel mensen dat vrijwilligerswerk doet is gelijk gebleven (34%), maar mensen doen nu vaker maar één soort vrijwilligerswerk in plaats van meerdere soorten tegelijk; het aandeel mensen dat mantelzorgt is toegenomen (van 20% naar 26%); het aandeel mensen dat spilzorger is (meer dan 20 uur alleen mantelzorgen zonder hulp), is gelijk gebleven (1%).
We presenteren aan de hand van twee indexen, eigen kracht en participatie, hoe sociaal sterk de Drechtsteden zijn. In deze indexen zitten verschillende onderwerpen. In figuur 1 is dit schematisch weergegeven. Ook hebben we hier de kenmerken opgenomen die een grotere kans geven op een lagere score op de index (weinig eigen kracht, weinig participatie).
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
5
Figuur 1
Indexen eigen kracht en participatie met belangrijkste voorspellers
Daarnaast besteden we aandacht aan vrijwillige inzet (vrijwilligerswerk en actief in de buurt) en mantelzorg. In de samenvatting gaan we in op de hoofdlijnen. Voor meer verdieping verwijzen we naar het rapport. Voor de methodologische verantwoording verwijzen we naar bijlage 1. Eigen kracht De meerderheid van de bewoners redt zich prima op eigen kracht. Slechts 4% heeft nauwelijks eigen kracht. Dit komt neer op ruim 8.000 Drechtstedelingen. De belangrijkste verklaringen voor weinig eigen kracht (in volgorde van belangrijkheid) zijn: een laag opleidingsniveau, geen inkomen hebben en alleenstaand zijn (al dan niet met kinderen). Er zijn verschillen naar gemeente: in Dordrecht is de groep mensen met weinig eigen kracht iets groter (6%), in Papendrecht iets kleiner (2%). Eigen kracht staat niet op zichzelf. Een sterk netwerk kan kracht bijgeven en een persoonlijke visie dat de overheid verantwoordelijk is voor het regelen van hulp kan juist ontkrachten. Uit ons onderzoek blijkt dat veel mensen met weinig eigen kracht voor verschillende vormen van hulp terecht denken te kunnen bij hun netwerk (van 40% voor persoonlijke verzorging, tot 70% voor boodschappen doen). In totaal denkt 3% van de Drechtstedelingen niet terug te kunnen vallen op hun netwerk voor hulp. Wanneer we bewoners vragen wie verantwoordelijk moet zijn voor hulp, zien we dat ze bereid zijn zelf hulp te regelen op het gebied van boodschappen doen, koken en administratie. Bij hulp in het huishouden, vervoer en vooral persoonlijke verzorging neigt men richting gedeelde verantwoordelijkheid met de gemeente. Duidelijk is dat het betalen van hulpmiddelen voornamelijk als verantwoordelijkheid van de gemeente wordt gezien. Participatie De meerderheid van de bewoners is actief en heeft goede sociale contacten. Slechts 5% van de bewoners participeert nauwelijks. Dit komt neer op ongeveer 10.000 Drechtstedelingen. De belangrijkste verklaringen voor weinig participatie (in volgorde van belangrijkheid) zijn: een slechte gezondheid, een lage opleiding, alleenstaand zijn (met kinderen), hoge leeftijd hebben en het hebben van een beperking. Er zijn verschillen naar gemeente: in Zwijndrecht is de groep mensen die weinig participeert groter (9%), in Hendrik-Ido-Ambacht kleiner (3%). Is weinig participatie nu zo erg? Uit ons onderzoek blijkt dat 58% van de mensen die weinig participeren geen behoefte heeft aan (meer) activiteiten. Het
6
Monitor Sociaal 2013
ligt dus deels aan het type mens of men participeert of niet. Wanneer wordt weinig participeren dan problematisch? Het directe risico zit bij de sociaal geïsoleerde die aangeeft onvoldoende contacten te hebben 1. Deze groep heeft kans op vereenzaming. In de Drechtsteden betreft dit 5% van de bewoners. Dit komt ook neer op 10.000 Drechtstedelingen. Vrijwillige inzet Een derde van de bewoners doet vrijwilligerswerk en 12% zet zich actief in voor hun buurt. Samengenomen zet vier op de tien zich vrijwillig in. Mensen met een hoog opleidingsniveau, mensen in tweepersoonshuishoudens (met kinderen), mensen zonder beperkingen/goede gezondheid zetten zich meer in. Er zijn verschillen naar gemeente: in Dordrecht en Zwijndrecht is de groep die vrijwilligerswerk doet wat kleiner (30%), in Hendrik-Ido-Ambacht (40%), Sliedrecht (41%) en Alblasserdam (43%) wat groter. Wanneer we vragen of niet-vrijwilligers in de toekomst bereid zijn tot vrijwillige inzet antwoordt ongeveer 40% ‘nee’, een klein deel zegt ‘ja’ (4% bij actief in de buurt, 8% bij vrijwilligerswerk) en een grote groep twijfelt. De grootste reden om ‘nee’ te antwoorden is tijdgebrek. Samen met gezondheid en leeftijd zijn dit redenen die als gemeente niet direct te beïnvloeden zijn. Maar op redenen als: het spreekt me niet aan, ik weet niet wat er mogelijk is, ik weet niet wat ik toe kan voegen en ik ben niet gevraagd, kan de gemeente inspelen (32% van de niet-vrijwilligers geven deze redenen). Mantelzorg Het aantal mantelzorgers is toegenomen: van 20% in 2009 naar 26% in 2013. Deels zal dit te maken hebben met de nieuwe koers van het kabinet en deels met de grotere aandacht voor mantelzorg (mantelzorgers herkennen zichzelf nu eerder als mantelzorger). We zien daarentegen dat het aantal spilzorgers (alleen veel uren zorgen) gelijk is gebleven 1%. Mantelzorgers zijn vaak tussen de 35 en 65 jaar, vrouw, hoger opgeleid en deel van een tweepersoonshuishouden (met kinderen). Er zijn geen verschillen tussen gemeenten. Van de mantelzorgers is 63% bekend met mantelzorgondersteuning. In 2009 was dit nog 77%.
Conclusies en aandachtspunten Focus in het beleid In dit onderzoek hebben we de vraag opgeroepen of het een probleem is voor de maatschappij als mensen weinig participeren (in de vorm van activiteiten, werk en contacten). Veel mensen participeren nauwelijks, maar zijn hier heel tevreden en gelukkig mee. Wat is dan wel belangrijk in beleid op het vlak van participatie? Gezien de toekomst is participatie in de vorm van vrijwillige inzet van steeds groter belang. Verder blijft aandacht nodig voor de groep mensen die wel wil participeren, maar dit niet kan. We zien in dit onderzoek dat sociaal isolement is toegenomen. Mensen in sociaal isolement hebben geen betekenisvolle contacten. Uit dit onderzoek blijkt dat een deel van deze groep wel meer contacten wil, maar dit zelf niet voor elkaar krijgt. Dit heeft gevolgen voor de eigen kracht, gezondheid, eenzaamheid en het regelen van sociale steun. Om de ambitie te halen dat bewoners zoveel mogelijk zelf of met behulp van hun netwerk oplossingen zoeken, is hier wel aandacht voor nodig. Interventies zijn moeilijk omdat de doelgroep lastig te bereiken is, en bestrijden is ingewikkeld. Een goed signaleringsnetwerk met partijen als de huisartsen, welzijnsorganisaties, maatschappelijk werk, scholen, kerken en woningcorporaties is nodig om de gevolgen van sociaal isolement op de lange 1 De groep sociaal geïsoleerden is 7% van de Dordtse bevolking. Twee procentpunt geeft aan voldoende contacten te hebben, vijf procentpunt geeft aan onvoldoende contacten te hebben. Volgens onze definitie is er bij de laatste groep dus kans op een problematische situatie.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
7
termijn (vervuiling, verslaving, schuldenproblematiek) in te perken. De vraag die dit oproept naar gemeenten is: hoe stevig en gericht is de inzet van het sociaal beleid op mensen in sociaal isolement? Aandacht voor mantelzorg blijft nodig Het aandeel mensen dat mantelzorgt is toegenomen in de afgelopen vier jaar. Zoals eerder genoemd komt dit waarschijnlijk door de koers van het kabinet en de groeiende aandacht (en dus bekendheid) voor mantelzorg. Waarschijnlijk zal mantelzorg nog verder toenemen als het kabinet deze lijn voortzet. De door velen verwachte toename van mantelzorgers die veel en alleen zorgen zien wij niet terug: het percentage spilzorgers is gelijk gebleven. Het is wel belangrijk hier in de toekomst scherp op te blijven. Daarnaast zien we dat onder 35 tot 65jarigen de meeste mantelzorgers zijn. Deze mensen vallen onder de sandwichgeneratie2. Zij zorgen voor hun ouders terwijl ze ook voor hun kinderen moeten zorgen of een baan hebben. Nog een groep om in de gaten te houden en hier gerichte ondersteuning voor beschikbaar te hebben. Opmerkelijk is dat de bekendheid van mantelzorgondersteuning is gedaald in de afgelopen vier jaar. Deels kan dit worden verklaard door de toetreding van nieuwe mantelzorgers. Mantelzorgers gaan pas voor ondersteuning kijken wanneer dit nodig is. Toch verklaart dit niet de totale afname. Waar zit de rek? Framing noodzakelijk Op het gebied van eigen kracht blijkt uit dit onderzoek dat mensen het meest open staan om eigen verantwoordelijkheid te nemen voor taken als boodschappen doen, koken en administratie. Er liggen ook kansen bij hulp in het huishouden, vervoer en persoonlijke verzorging. Al wil men daar de verantwoordelijkheid nu nog graag delen met de gemeente. Mensen aanspreken op hun eigen kracht zal geleidelijk moeten gaan. Ook al is er veel steun voor eigen verantwoordelijkheid als principe, dit verandert als het gaat om meer verantwoordelijkheid. Bewoners zijn bang dat de zwakkere de dupe wordt. Oordelen van bewoners zijn sterk afhankelijk van de ‘framing’: gaat het om minder betutteling of om een legitimatie van bezuinigingen die de toegankelijkheid van voorzieningen aantasten? De opgave voor de gemeente: laten zien dat de overheid de opvattingen van de bewoner serieus neemt en tegelijkertijd hoeder is van algemeen belang voor betaalbaar en betrouwbaar en efficiënt georganiseerd zorgsysteem.
3
Op het gebied van vrijwilligerswerk hebben we gezien dat het aantal vrijwilligers gelijk is gebleven sinds 2009. Landelijk groeit het aantal ook niet, terwijl de druk op de huidige actieve bewoner wel toeneemt. 4 Hoe realistisch is grote inzet eigenlijk? In dit onderzoek hebben we gekeken naar het potentieel aan vrijwilligers. Bijna één op de tien niet-vrijwilligers zegt in de toekomst wel vrijwilligerswerk te willen doen. En van de degenen die dit niet willen, antwoordt een derde met een reden waar de gemeente op kan inspelen. Mensen die nu zeggen ‘het spreekt me niet aan’ kunnen wellicht toch ingezet als ‘plug-in volunteer’. Duidelijk omschreven deeltaken in overzichtelijke tijdsinvestering aangepast aan de individuele voorkeuren. Framing is hier ook belangrijk: om extra inzet vragen in de context van bezuinigingen zorgt voor verzet. Het lastige van mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid/ morele bijdrage, is dat dit moeilijk ‘van buitenaf’ opgelegd kan worden.5 In de toekomst zal er gestopt moeten worden met bepaalde voorzieningen/hulp. De noodzaak van vrijwillige inzet is dan voelbaar. We zullen dan zien of de samenleving de veerkracht heeft om dit op te vangen.
2 3 4 5
8
Mensen van middelbare leeftijd die de zorg voor hun ouders combineren met een gezin en/of een baan. SCP 2012 Een beroep op de burger. P. 156 en p. 299 Vries, de S. (18 februari 2013) Sociale Vraagstukken. Burgerkracht:: de burger lijkt niet enthousiast. SCP 2012 Een beroep op de burger. P. 27
Monitor Sociaal 2013
1
Inleiding
Het is duidelijk: de overheid zal een andere rol gaan spelen bij zorg en welzijn. Taken worden gedecentraliseerd, met een flinke bezuiniging. De gemeente zal vooral faciliterend optreden. Na een verschuiving in het beleid staan nu eigen kracht, participatie en vrijwillige inzet vanuit de samenleving centraal. De Monitor Sociaal brengt dit in beeld en kijkt naar de veerkracht van de bevolking in de Drechtsteden. Zit er nog rek in?
‘Actief & Gezond’ prijkt de kop van de Lidl-folder van mei 2013. Er staat een vitale 75-plusser te stralen achter haar eigen gekochte rollator. Verder in de folder, na o.a het kinderspeelgoed en de dameskleding, zien we nog meer: neksteunkussens, kniekussens, wandelstokken, een sprekende bloeddrukmeter, een grijphulp en zelfs een senioren telefoonset. Ook de Lidl speelt in op de veranderende rol van de overheid.
1.1
Aanleiding en doel
De samenleving wordt in 2015 voor het blok gezet. Gemeenten krijgen minder middelen en moeten keuzes maken. Er komt een grote beleidsbeëindiging op veel vlakken. Gemeenten zijn op zoek naar hoe er efficiënter gewerkt kan worden. De samenleving krijgt een grotere rol. Iedereen moet zelf meer regelen en betalen. Samenwerken wordt hierbij het nieuwe credo voor gemeenten. Gelukkig anticiperen de Drechtsteden gemeenten hier al een tijd op door middel van o.a de proeftuinen, Welzijn nieuwe stijl en gezamenlijk werken aan de decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg. Het vermogen van mensen om zelf meer verantwoordelijkheid te dragen is in de afgelopen decennia steeds in meer of mindere mate aangesproken. Onze verzorgingsstaat is opgebouwd in de jaren 50 en 60. Daarna is vooral gepoogd de verzorgingsstaat houdbaar te maken door, in de woorden van Paul Schnabel (voormalig directeur van het SCP), de tering naar de achterblijvende nering te zetten. Deels is dit gelukt. Van een collectieve garantie op bestaanszekerheid is de verzorgingsstaat omgeslagen in een individueel trekkingsrecht op collectieve welvaart. Het toekennen van bepaalde rechten verbonden met een financieel voordeel brachten ook een verandering in gedrag met zich mee: voordeel van het recht staat boven eigen verantwoordelijkheid.6 Samen met de vergrijzing zorgt dit ervoor dat de laatste jaren de kosten van ons zorgstelsel dan ook de pan uit rijzen. Wel is het vermogen van mensen om verantwoordelijkheden te dragen groter geworden. We zijn beter opgeleid, mondiger en traditionele achterstandsgroepen (arbeiders, vrouwen, allochtonen) hebben zich in min of meerdere mate geëmancipeerd. Daarnaast zijn we door de toegenomen welvaart sterkere marktpartijen geworden (meer 1,5-verdieners, eigen woning bezit). 7 Al blijft er een groep mensen die niet voldoende geld of capaciteiten heeft om die verantwoordelijkheid te dragen en/of er de noodzaak niet van in ziet. Het lastige van mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, is dat dit moeilijk ‘van buitenaf’ opgelegd kan worden. 8 Dat brengt ons bij de vraag: waar zit veerkracht in de samenleving? Welke groepen kunnen meer verantwoordelijkheden dragen? Een keer in de vier jaar monitoren we de stand van zaken op sociaal gebied in de Drechtsteden. Het doel is om een aantal feitelijkheden als input voor beleid te meten (bijlage 3: indicatoren), maar de monitor moet vooral gebruikt worden
6 7 8
SCP maart 2013 Van paars 2 naar Rutte II SCP 2012 Een beroep op de burger. P.11 SCP 2012 Een beroep op de burger. P. 27
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
9
als signalerend raamwerk en als basis voor verder verdiepend onderzoek. Dit jaar hebben we de monitor afgeslankt en gericht op de actuele en toekomstige ontwikkelingen.9 Hoe sociaal sterk zijn de Drechtsteden gemeenten?
1.2
Opzet
In februari 2013 viel er bij ongeveer 15.000 bewoners (18+ en zelfstandig wonend) van de Drechtsteden gemeenten een envelop in de bus. In die envelop zat een brief, geschreven vanuit de wethouder/burgemeester van de desbetreffende gemeente, met de vraag om de vragenlijst van de Monitor Sociaal in te vullen (via internet of schriftelijk). Ongeveer 5.500 bewoners hebben dit gedaan, een respons van 37%. De vragenlijst staat in bijlage 2. In een aantal wijken hebben we, naast de standaard rappels, extra middelen ingezet (inzet enquêteurs) om de respons zo hoog te krijgen dat we betrouwbare uitspraken kunnen doen op wijkniveau. Dit is gelukt. Opzet rapport We presenteren één score voor eigen kracht en één score voor participatie. Daarnaast besteden we aandacht aan vrijwillige inzet in de samenleving en mantelzorg. Hierdoor kun je snel zien hoe sociaal sterk de Drechtsteden totaal en de gemeenten afzonderlijk zijn. We geven ook aan wat verklarende factoren zijn. Meer informatie over de methode en respons staat in bijlage 1.
Eigen kracht De mate waarin iemand over middelen en capaciteiten beschikt om zich te redden in de samenleving. Kortom, is iemand in staat om zelfstandig zijn of haar leven te leiden en om problemen op te lossen? Participatie Meedoen aan activiteiten, volgen van een opleiding of het doen van (vrijwilligers)werk. Passieve participatie (zoals lidmaatschap van verenigingen of het steunen van organisaties) valt hier niet onder omdat mensen hiervoor niet perse ‘de deur’ uit hoeven of in contact hoeven te treden met anderen.
1.3
Leeswijzer
Het rapport bestaat uit vier hoofdstukken, bijlagen en een samenvatting. Eigen kracht (hoofdstuk 2) en participatie (hoofdstuk 3) komen eerst aan bod. We sluiten af met een hoofdstuk over vrijwillige inzet en mantelzorg (hoofdstuk 4). We beschrijven per hoofdstuk de situatie voor de Drechtsteden en kijken waar verschillen zitten tussen de gemeenten. 10 De ontwikkeling sinds 2009 noemen we indien mogelijk.
9
De zes Drechtsteden gemeenten hebben inspraak gehad bij het bepalen van de inhoud van de monitor. Wanneer er geen verschil is tussen een gemeente en het Drechtstedengemiddelde, dan noemen we dit niet.
10
10
Monitor Sociaal 2013
2
Eigen kracht
Eigen kracht. Associaties hierbij lopen uiteen van ‘vechtsport’ tot ‘mindfullness’. Echter, deze term is niet meer weg te denken uit het hedendaags (Wmo-)beleid. Het slaat op het versterken van de zelfredzaamheid van de bewoner. Het beeld van de bewoner in de Wmo is een bewoner die op eigen kracht, met behulp van zijn omgeving, bijzonder ver kan komen in het naar vermogen deelnemen aan de samenleving. 11
Score ‘Eigen Kracht’ In dit onderzoek zien we eigen kracht als de mate waarin iemand over middelen en capaciteiten beschikt om zich te redden in de samenleving. Kortom, is iemand in staat om zelfstandig zijn of haar leven te leiden en om problemen op te lossen. Let op: het gaat in dit onderzoek om zelfstandig wonenden die 18 jaar of ouder zijn. Onderwerpen in de score Eigen Kracht: belemmering door beperking/ziekte begrijpen van brieven en invullen van formulieren omgaan met onverwachte problemen financiële zelfredzaamheid de weg weten te vinden naar instanties (indien nodig)
Eigen kracht in de Drechtsteden Op basis van een index van bovenstaande onderwerpen hebben we gekeken hoe het staat met de eigen kracht van mensen in de Drechtsteden. We hebben deze index ingedeeld in: hoog, gemiddeld, laag. In figuur 2.1 zien we dat de meerderheid gemiddeld of veel eigen kracht heeft. Slechts 4% heeft nauwelijks eigen kracht. Dit komt neer op ruim 8.000 Drechtstedelingen (zelfstandig wonend en 18+).
11
VNG 2012 Kantelen: toekomstbestendig, systematisch en concreet Handreiking voor het modelmatig vertalen van beleid naar uitvoering. P. 9
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
11
Figuur 2.1 Eigen kracht in de Drechtsteden
4%
hoog
31%
gemiddeld laag
65%
Twee voorbeelden van weinig eigen kracht 1. Jan, is 41 jaar en heeft reuma. Hij voelt zich matig belemmerd bij dagelijkse bezigheden thuis, op het werk, in zijn vrije tijd en bij het onderhouden van sociale contacten. Daarnaast heeft hij moeite met het lezen en begrijpen van brieven van organisaties, moet hij spaargeld aanspreken om rond te komen en is hij totaal niet bekend met organisaties die hulp bieden (van werk zoeken tot hulp bij psychische problemen). Hij is wel in staat om, naar eigen perceptie, zelf problemen op te lossen en met onverwachte problemen om te gaan. Score: weinig eigen kracht, maar binnen deze groep aan de hoge kant. 2. Evert, een man van 35 jaar met een angststoornis voelt zich matig belemmerd in het dagelijks leven thuis en in de vrije tijd en sterk belemmerd op het werk of school en bij het onderhouden van sociale contacten. Onverwachte problemen zelf oplossen lukt hem niet en ook het lezen en begrijpen van brieven van officiële instanties lukt vrijwel nooit. De onbekendheid met organisaties die hulp kunnen bieden maakt het nog schrijnender. Alleen financieel heeft hij geen problemen; dat lukt precies. Score: weinig eigen kracht, binnen deze groep aan de lage kant.
Wanneer we kijken naar de verklaringen voor weinig eigen kracht, zien we dat opleidingsniveau, het wel of niet hebben van werk/opleiding en huishoudensamenstelling de belangrijkste voorspellers zijn. Deze voorspellers kunnen dus het beste de verschillen in de score eigen kracht verklaren. We hebben dit met behulp van regressieanalyse bekeken. Regressieanalyse kijkt of er, op basis van de samenhang van de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele, een (verklarend) verband is, en kan worden gebruikt om een hypothese te toetsen. Kortom: met regressieanalyse kunnen we zien welke variabele invloed heeft op de score eigen kracht en kunnen we de sterkte van die invloed meten. De ene variabele is dus belangrijker als verklaring voor eigen kracht dan de andere. 12 In tabel 2.1 zien we eigen kracht uitgesplitst naar de belangrijkste voorspellers.13 We hebben ze in volgorde van belang opgenomen. De belangrijkste conclusies hieruit zijn: • weinig eigen kracht hangt samen met een lage opleiding. Maar liefst 26% van de mensen die helemaal geen opleiding hebben gevolgd hebben nauwelijks eigen kracht (score: laag). Let op: het gaat hier echter wel 12
We hebben ook leeftijd en geslacht opgenomen in de regressieanalyse. Beide zijn significant, maar zijn veel minder belangrijk dan de andere drie. Voor meer uitleg over regressieanalyse zie bijlage 1. Per doelgroep tellen de rijen op tot 100% Dit om de verdeling per doelgroep weer te geven. Bijvoorbeeld voor mensen met een wo/hbo opleiding telt de rij op tot 100%. 13
12
Monitor Sociaal 2013
maar om een kleine groep (1% van de bevolking heeft geen opleiding gevolgd); • het deel van de bevolking dat werkt/een studie volgt heeft een hogere eigen kracht dan gemiddeld. Dit heeft vooral te maken met het feit dat men door middel van werk inkomen vergaart; • eenpersoonshuishoudens (met kinderen) hebben minder eigen kracht dan tweepersoonshuishoudens (met kinderen).
Tabel 2.1
Eigen kracht in de Drechtsteden (%) hoog
gemiddeld
laag
opleiding geen opleiding/ basisonderwijs
28
46
26
vmbo, mavo, mulo, lbo/mbo1 mbo 2, 3 of 4/ havo, vwo, hbs, mms wo/hbo
52 66 80
43 31 19
4 3 1
nee ja
46 73
45 25
9 2
huishoudsamenstelling 1-persoonshuishouden 1 persoonshuishouden met kinderen 2-persoonshuishouden
48 52 66
43 42 32
9 6 2
2 persoonshuishouden met kinderen
74
24
2
werk/studie
Verschillen naar gemeente We vergelijken de gemeenten met het Drechtstedengemiddelde. Er zijn verschillen te zien, al zijn deze klein (tabel 2.2). In Dordrecht is het percentage mensen met nauwelijks eigen kracht hoger dan gemiddeld (6%), in Papendrecht lager dan gemiddeld (2%). De rest is gelijk aan het Drechtstedengemiddelde. De eigen kracht is vooral laag in de wijken Noordflank, Oud Krispijn, Nieuw Krispijn en Crabbehof.14 De vraag is hoe stevig in deze wijken wordt ingezet op het versterken van de eigen kracht en zo ja wat de effecten zijn van die acties?
Kaart 2.1
mensen met nauwelijks eigen kracht naar gemeente
14 In de wijken Stadspolders (Dordrecht) en Heer Oudelands-Ambacht (Zwijndrecht) hebben relatief weinig mensen weinig eigen kracht.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
13
We gaan in de volgende paragrafen dieper in op drie onderwerpen in de score van eigen kracht: belemmering door beperking, financiële zelfredzaamheid en of mensen de weg weten te vinden naar instanties. Daarnaast bespreken we de digitale zelfredzaamheid omdat dit steeds belangrijker wordt. We sluiten af met verdieping: wat is de kracht van het netwerk van mensen met veel/weinig eigen kracht? Vinden bewoners dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het regelen van hulp?
2.1
Belemmering door beperking
Wij kijken in deze Monitor Sociaal specifiek naar de belemmering die een beperking met zich meebrengt en welk effect dat heeft op voorzieningengebruik en hulp.15 Twee op de tien bewoners die de vragenlijst heeft ingevuld, blijkt een langdurige beperking te hebben (1.100 respondenten). We hebben aan deze groep gevraagd in welke mate zij belemmerd worden bij dagelijkse bezigheden thuis, bij vrijetijdsbesteding, bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden op school of op het werk en bij het onderhouden van sociale contacten. Mensen met een beperking ondervinden hiervan het minst last bij het onderhouden van sociale contacten, het meest bij het activiteiten in de vrije tijd. Ook is het aandeel dat sterk belemmerd wordt door de beperking in de vrije tijd het hoogste, op de voet gevolgd door werk of opleiding.
Figuur 2.2
Mate van belemmering in vier situaties (%)
15
Voor een overzicht van het aantal mensen met beperkingen in deze regio verwijzen we naar de Gezondheidsmonitor van de Dienst Gezondheid & Jeugd (www.ggdzhz.nl).
14
Monitor Sociaal 2013
sociale contacten
49%
werk/school
38%
31%
thuis
45%
26%
0%
24%
54%
18%
vrije tijd
13%
20%
53% 20%
niet belemmerd
40%
29% 60%
licht belemmerd
80%
100%
sterk belemmerd
Effect op voorzieningengebruik Logischerwijs neemt het voorzieningen/hulpgebruik toe naarmate de beperking groter is (tabel 2.2). We zien dat bij een lichte beperking vooral gebruik wordt gemaakt van huishoudelijke hulp en professionele hulp. Vrijwilligers worden relatief vaker ingezet bij mensen met een sterke beperking.
Tabel 2.2
Gebruik voorzieningen/hulp
hulp bij het huishouden
sterk beperkt 41
hopperpas professionele hulp
31 32
woonvoorziening hulp van een vrijwilliger
36 23
individuele vervoersvoorziening rolstoel scootmobiel
14 22 18
licht beperkt 22 9 14 7 7 4 4 2
In totaal geeft 28% van de sterk belemmerden aan geen gebruik te maken van voorzieningen/hulp. Voor de mensen die licht belemmerd zijn door hun beperking is dit 62%. Het gaat hier om zelfstandig wonenden. Zij gebruiken uiteraard minder vaak voorzieningen dan mensen met een beperking die niet zelfstandig wonen.
2.2
Financiële zelfredzaamheid
In de Drechtsteden moet 9% van de bewoners spaargeld aanspreken om rond te komen en nog eens 5% geeft aan schulden te maken. Dit beeld zagen wij ook in 2009. De landelijke trend is echter dat het aantal mensen met schulden toeneemt16 en hangt mede samen met de economische crisis (zie kader). In Dordrecht (8%) ligt dit aandeel bewoners dat schulden moet maken om rond te komen hoger dan het Drechtstedengemiddelde (vooral in de wijken Noordflank, Oud Krispijn, Staart, Crabbehof/Zuidhoven en in Papendrecht in de wijk Kraaihoek) en in Sliedrecht (2%) en Papendrecht (3%) wonen juist minder mensen die schulden moeten maken dan gemiddeld (kaart 2.2).
Kaart 2.2 % dat schulden moet maken
16
SCP. De sociale staat van Nederland. november 2011
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
15
Landelijk onderzoek geeft aan dat voornamelijk eenoudergezinnen kampen met schulden, terwijl 65-plussers juist de minste moeite hebben om rond te komen. Dit sluit aan bij wat we zien in de Drechtsteden. Daarnaast zijn het mensen met een lage opleiding en vrouwen die moeite hebben om financieel rond te komen.17 En, wanneer bewoners geen baan/eigen bedrijf hebben, moeten mensen (logischerwijs) vaker schulden maken of spaargeld uitgeven.18
Invloed economische crisis De groep mensen die aangeven schulden te moeten maken is tweeledig. Enerzijds zijn er mensen die een spreekwoordelijk gat in de hand hebben en daardoor niet kunnen rondkomen, anderzijds zijn er mensen die vanwege hun lage inkomen (of door een plotseling laag inkomen door bijv. werkloosheid of slecht lopend bedrijf, maar nog wel hoge vaste lasten) niet kunnen rondkomen. Die laatste groep is gegroeid door de economische crisis. We zien dit ook terug in het gestaag groeiende aantal verzoeken om schuldhulpverlening bij de Sociale Dienst. Bron: Presentatie Drechtwerk 2013
De meeste Drechtstedelingen hebben voldoende geld om iedere dag een volwaardige warme maaltijd op tafel te zetten en om hun huis te verwarmen (figuur 2.4). Wanneer er onvoldoende geld is, wordt er het eerst bespaard op het maken van uitstapjes: een kwart zegt hier geen geld voor te hebben. Verder zien we dat 9% van de mensen hun medische kosten niet kan betalen en 12% de schoolkosten van kinderen niet kan betalen. We zien hier wel verschillen met 2009: toen konden meer mensen nieuwe kleren kopen (87%) en uitstapjes maken (80%).
Figuur 2.4 Huishoudens die voldoende geld hebben om…
17 18
Getoetst met behulp van regressie analyse. Zie de methodologische verantwoording (bijlage 1) voor meer informatie. Dit geldt niet mensen die door hun leeftijd (65/67-plus) geen baan hebben.
16
Monitor Sociaal 2013
eenmaal per dag een warme maaltijd met vlees, vis of volwaardige vegetarische maaltijd te betalen
97%
het huis voldoende verwarmen
97%
medische kosten voor zorg betalen
91%
schoolkosten van de kinderen betalen
88%
lidmaatschap te betalen voor een sport- of hobbyclub
82%
regelmatig nieuwe kleren te kopen
80%
versleten meubilair of apparaten te vervangen
79%
uitstapjes maken met het gezin
73%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
* De mensen die niet van toepassing hebben aangekruist (bijvoorbeeld bij schoolkosten van kinderen, terwijl men geen kinderen heeft) zijn buiten beschouwing gelaten.
2.3
Sociale kaart
Hoe goed weten Drechtstedelingen de weg naar instanties te vinden? Zijn ze bekend met organisaties op specifieke terreinen van hulpverlening? Over het algemeen zien we dat steeds een kwart of meer niet bekend is met instanties die hulp bieden (figuur 2.5). Er zijn geen verschillen naar gemeente.
Figuur 2.5 Hulp kunnen vinden, indien nodig (%)
psychische problemen
77%
vinden van werk
76%
lichamelijke berperkingen
71%
ontmoeten/contact
62%
schulden
57%
opvoedondersteuning
55%
mantelzorgondersteuning
53% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Voor opvoedondersteuning, mantelzorgondersteuning en hulp bij schulden kijken we ook naar de bekendheid onder de doelgroep (tabel 2.2). Ook hier zien we geen verschillen naar gemeente. In 2009 waren ouders minder bekend met
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
17
opvoedondersteuning in de regio (65%) en waren mantelzorgers juist bekender met de mogelijkheid van ondersteuning (77%).19
Tabel 2.2
Bekendheid met voorzieningen naar doelgroep (%)
opvoedondersteuning (ouders van kinderen tot 23 jaar) mantelzorgondersteuning (mantelzorgers)
74 63
schulden (mensen met schulden)
45
2.4
Digitale zelfredzaamheid
In de toekomst zullen steeds meer zaken via internet (of digitaal) geregeld worden. Contant geld zal nog verder verdwijnen en de mobiele telefoon zal voor steeds meer doeleinden gebruikt worden. Het is daarom belangrijk om te weten in hoeverre mensen hiermee om kunnen gaan. Geld pinnen kunnen de meeste mensen wel, maar zaken op internet regelen en met de OV-chipkaart omgaan is voor een kwart lastig (figuur 2.6). Mensen met nauwelijks eigen kracht hebben hier meer moeite mee. Dit geldt ook voor 65plussers.
Figuur 2.6 Kunnen mensen…?
geld pinnen
98%
met mobiele telefoon bellen
96%
een e-mail versturen
88%
praktische zaken opzoeken op internet
87%
met een tekstverwerkingsprogramma
81%
praktische zaken regelen op internet
79%
omgaan met de OVchipkaart
77% 0%
2.5
20%
40%
60%
80%
100%
Verdieping
‘Eigen kracht’ staat niet op zichzelf. Een sterk netwerk kan extra kracht geven terwijl een persoonlijke visie dat de overheid verantwoordelijk is voor het regelen van hulp juist kan uitmonden in onderbenutting van de eigen kracht. Hierover gaat deze paragraaf. Kracht van het netwerk Sociale netwerken zijn van grote waarde: ze dragen bij aan de levenskwaliteit van mensen. Professionals investeren hier steeds meer in (bv. sociale netwerk strategieën en organiseren van netwerkbijeenkomsten rondom een cliënt), met
19 Naar bekendheid met ondersteuning op het gebied van schulden is niet in zijn algemeenheid gevraagd in 2009, maar specifiek naar de afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling. Ook is in 2009 gekeken naar het inkomen waar we nu naar schulden kijken. Een goede vergelijking is hierdoor niet te maken.
18
Monitor Sociaal 2013
als aanjager de overheid.20 De nieuwe boodschap van de overheid is: burgers moeten steeds meer voor elkaar gaan zorgen.21 Echter, in de moderne samenleving is het minder vanzelfsprekend dan voorheen om terug te vallen op familie of de buurt. Dit is enerzijds ingegeven door individualiseringsprocessen en anderzijds door de wat overvloedige arrangementen van de verzorgingsstaat. De omslag is niet zomaar gemaakt. Het is een cultuurverandering: dit blijft soms onderbelicht in deze ambitie. We hebben bewoners gevraagd of zij indien nodig een beroep kunnen doen op hun netwerk. Het gros van de mensen kan voor de meesten taken wel terugvallen op een naaste. Toch zijn er Drechtstedelingen (3%) die voor geen van onderstaande taken aangeven op iemand terug te kunnen vallen (dit komt neer op ongeveer 6.200 Drechtstedelingen. Dat zijn voornamelijk mensen met nauwelijks eigen kracht (figuur 2.7). Wel kunnen we in deze figuur goed zien dat een groot deel van de mensen met een lage score voor eigen kracht kan terugvallen op hun netwerk. Je kunt het ook anders zien, namelijk dat ze minder kunnen terugvallen op het eigen netwerk dan mensen die wel over voldoende eigen kracht beschikken.
Figuur 2.7 Is er iemand, indien nodig, die u kan helpen bij…?
87%
leuke dingen doen
58% 87%
boodschappen doen
70%
het vinden van informatie
69%
86%
83%
omgaan met tegenslagen
60% 83%
vervoer
61%
totaal score eigen kracht: laag
81%
het huishouden
59% 80%
uw administratie
62% 78%
koken
55% 66%
persoonlijke verzorging
40% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wie is verantwoordelijk? Uit het SCP-rapport ‘Een beroep op de burger’ blijkt dat de meeste burgers het wel eens zijn met ‘het principe van eigen verantwoordelijkheid’, maar dat men van zichzelf vindt die genoeg te nemen, en dat het niet nemen van eigen verantwoordelijkheid voornamelijk geldt voor anderen (die voorzieningen 20
Steyaert, J. en R. Kwekkeboom. De zorgkracht van sociale netwerken. Movisie, mei 2012 p. 4-5 Kampen, T., I. Verhoeven & L. Verplancke. De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Vangennep Amsterdam mei 2013 p. 14 21
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
19
misbruiken). Daarnaast vinden mensen wèl dat de overheid stevig aanwezig moet blijven in sectoren als zorg, welzijn en onderwijs, met name voor de zwakken. 22 Vinden Drechtstedelingen het hun eigen verantwoordelijkheid om hulp te regelen? Of vinden ze het de verantwoordelijkheid van de gemeente? In figuur 2.8 laten we zien hoe inwoners van de Drechtsteden hierover denken. Op het eerste gezicht lijkt het erop dat Drechtstedelingen bereid zijn om zelf hulp te regelen als ze het zelf niet meer kunnen (de meeste blokjes staan links van het midden). Wanneer we beter kijken, zien we dat mensen vooral zelf verantwoordelijkheid nemen bij boodschappen doen, koken en de administratie. Bij hulp in het huishouden, vervoer en vooral bij persoonlijke verzorging neigt men toch richting een gedeelde verantwoordelijkheid met de gemeente. Duidelijk is dat het betalen van hulpmiddelen voornamelijk als verantwoordelijkheid van de gemeente wordt gezien. De vraag is of gemeenten in de toekomst nog van plan zijn bepaalde hulpmiddelen te vergoeden en zo nee of met name de verwachtingen van inwoners zou moeten worden ‘gemanaged’.
Figuur 2.8 Wie moet de hulp regelen? Zelf regelen/betalen
Gemeente regelen/betalen
huishouden persoonli jke verzorging boodschappen koken vervoer administratie hulpmiddelen betalen
Wat lezen we in het volgende hoofdstuk? We hebben in dit hoofdstuk gezien dat de overgrote meerderheid zich redt op eigen kracht of met behulp van de kracht uit hun netwerk. Ook konden we zien dat er een kleine groep is die het erg moeilijk heeft. In het volgende hoofdstuk bekijken we hoe de Drechtstedelingen participeren, meedoen in de maatschappij.
22
Vries, de S. (18 februari 2013) Sociale Vraagstukken. Burgerkracht:: de burger lijkt niet enthousiast.
20
Monitor Sociaal 2013
3
Participatie
Participatie is de kern van sociaal beleid. Bij participatie gaat het over actief kunnen zijn en over sociale contacten. Contacten tussen mensen vormen de basis van de samenleving. Ze zijn belangrijk voor het persoonlijke welbevinden, hulp en ondersteuning en voor de vorming van sociale cohesie.
Score ‘Participatie’: In dit onderzoek zien we participatie als het ondernemen van activiteiten en contacten met anderen. Het volgen van een opleiding en het doen van (vrijwilligers)werk valt hier ook onder. Passieve participatie (zoals lidmaatschap van verenigingen of het steunen van organisaties) sluiten wij uit omdat mensen hiervoor niet perse ‘de deur’ uit hoeven of in contact te hoeven treden met anderen. Onderwerpen in de score Participatie: activiteiten ondernemen sociaal isolement subjectieve beleving aantal contacten werk/opleiding vrijwilligerswerk
Participatie in de Drechtsteden Net als in het vorige hoofdstuk hebben we op basis van een index van bovenstaande onderwerpen gekeken hoe het gaat met participatie van mensen in de Drechtsteden. We hebben deze index ingedeeld in: hoog, gemiddeld en laag.23 In figuur 3.1 zien we dat de meerderheid gemiddeld of veel participeert. Slechts 5% participeert nauwelijks. Dit komt neer op ruim 10.000 Drechtstedelingen.
23
Voor uitleg over de index zie bijlage 1.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
21
Figuur 3.1 Participatie in de Drechtsteden
5%
hoog gemiddeld
43%
52%
laag
Twee voorbeelden van weinig tot geen eigen participatie 1. Ellen, is 30 jaar en is alleenstaand. Ze zit zonder werk en doet ook niet aan vrijwilligerswerk. Ze onderneemt wel eens een activiteit. Ze zou graag meer activiteiten doen, maar door geldgebrek en te weinig sociale contacten komt het er niet van. Daarnaast heeft ze het idee dat ze geen mensen om zich heen heeft om mee te praten. Ze voelt zich echter niet sociaal geïsoleerd. Score: weinig participatie, maar binnen deze groep aan de hoge kant. 2. Jette, een vrouw van 56 jaar met kinderen zonder werk en zonder vrijwilligerswerk onderneemt (bijna) nooit activiteiten. Ze wil heel graag meer activiteiten ondernemen. Gezondheidsproblemen, geldgebrek en te weinig sociale contacten houden haar tegen om dit te doen. Ze zou graag meer sociale contacten hebben. Ze heeft ook niet het idee dat mensen haar begrijpen en dat ze bij iemand terecht kan met haar problemen. Score: weinig participatie en binnen deze groep aan de lage kant
Met behulp van regressieanalyse hebben we bekeken wat participatie kan verklaren. Gezondheid, beperkingen, leeftijd, opleiding en huishoudsamenstelling spelen allemaal een rol als het gaat om de mate van participatie.24 Geslacht speelt geen rol. De belangrijkste voorspeller voor wel of niet participeren is gezondheid. Hoe slechter men de eigen gezondheid ervaart, hoe minder men participeert. Opleiding speelt daarna de grootste rol. In tabel 3.1 zien we participatie uitgesplitst naar gezondheid, opleiding, huishoudensamenstelling en leeftijd.25 Ze staan in volgorde van belang. De belangrijkste conclusies hieruit zijn: • mensen met een zeer slechte gezondheid scoren duidelijk heel laag: de helft van deze groep participeert weinig/nauwelijks; • mensen die hooguit basisonderwijs hebben afgerond scoren duidelijk lager; • alleenstaanden (met kinderen) scoren duidelijk lager; • hoe ouder, hoe minder participatie; • mensen met beperkingen participeren minder dan degenen zonder beperkingen.
24
We hebben geslacht, leeftijd, huishoudsamenstelling, opleiding en gezondheid als onafhankelijke variabelen in de regressieanalyse. Voor uitleg over regressieanalyse zie bijlage 1. 25 Per doelgroep tellen de rijen op tot 100% Dit om de verdeling per doelgroep weer te geven. Bijvoorbeeld voor mensen met een wo/hbo opleiding telt de rij op tot 100%.
22
Monitor Sociaal 2013
Tabel 3.1 % mensen die veel(hoog), gemiddeld en weinig(laag) participeren hoog gemiddeld gezondheid zeer goed 72 26 goed 58 40 niet goed, niet slecht 29 59 slecht 16 57 zeer slecht 0 50 opleiding geen opleiding/ basisonderwijs
laag
2 2 12 27 50
17 38 57 68
64 56 38 30
19 6 5 2
39 43 47 65
49 46 49 32
12 11 3 4
18-34 jaar 35-64 jaar 65 jaar en ouder
64 55 27
32 39 66
4 6 7
beperkingen ja nee
33 60
54 37
13 3
vmbo, mavo, mulo, lbo/mbo1 mbo 2, 3 of 4/ havo, vwo, hbs, mms wo/hbo huishoudsamenstelling 1-persoonshuishouden 1 persoonshuishouden met kinderen
2-persoonshuishouden 2 persoonshuishouden met kinderen leeftijd
Verschillen naar gemeente In Zwijndrecht26 is het aandeel dat weinig participeert groter dan gemiddeld in de Drechtsteden (9% versus 5% gemiddeld). Dit geldt met name in de wijk Zwijndrecht Noord, maar ook in Papendrecht in de wijk Kraaihoek. We hebben gekeken of het aandeel dat weinig participeert meer dan gemiddeld behoefte heeft aan het doen van activiteiten of aan meer contacten. Dit blijkt maar deels het geval te zijn. We zien alleen een wat grotere behoefte aan het doen van meer activiteiten, geen grotere behoefte aan meer contacten. De vraag die dit oproept is: hoe stevig het voorzieningen/activiteitenniveau in deze wijken? In Hendrik-Ido-Ambacht ligt het percentage met 3% juist lager dan het Drechtstedengemiddelde en dan met name in de wijken Centrum en Volgerlanden.
Kaart 3.1 % mensen dat weinig participeert naar gemeente
26
In Zwijndrecht zijn in vergelijking met de andere Drechtstedengemeenten wat meer ouderen. Mogelijk kan de lagere participatie deels verklaard worden door de leeftijd van de inwoners.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
23
In de volgende paragrafen beschrijven we twee onderwerpen in de score participatie: actief zijn en sociaal isolement. In hoofdstuk 4 (vrijwillige inzet en mantelzorg) gaan we dieper in op vrijwilligerswerk.
3.1
Activiteiten ondernemen
Activiteiten ondernemen: van uitstapjes met familie, roeien met de roeivereniging tot een keer koffie drinken met anderen. Het aandeel mensen dat in verenigingsverband of daarbuiten activiteiten onderneemt ligt op 76%. De anderen ondernemen (bijna) nooit activiteiten. Het aandeel bewoners dat activiteiten doet in verenigingsverband is iets kleiner dan het aandeel dat activiteiten buiten verenigingsverband doet (figuur 3.2). Dit sluit aan bij de individualisering van de maatschappij en de daaruit voortvloeiende afname van het verenigingsleven. 27 Echter, activiteiten in verenigingsverband hebben wel een hogere frequentie. We zien hier geen verschillen naar gemeente.
Figuur 3.2 Activiteiten doen in verenigingsverband
buiten verenigingsverband
23% 33%
40% (heel) vaak
48%
af en toe (bijna) nooit
19%
37%
Lidmaatschap 27
Putnam, R. Bowling Alone: the Collapse and Revival of American Community, 2000
24
Monitor Sociaal 2013
In 2013 is 75% van de bewoners lid van een vereniging. Dit is minder dan in 2009 (80%). Mensen in Sliedrecht (82%), Alblasserdam (80%) en Hendrik-IdoAmbacht (80%) zijn vaker dan gemiddeld in de Drechtsteden lid van een vereniging. Wanneer we kijken naar de top 5 van lidmaatschappen, zien we dat er nog evenveel mensen lid zijn van een sportvereniging als vier jaar geleden (tabel 3.2). Verder zien we de afname bij alle typen verenigingen terug. Zo is het lidmaatschap van de kerk/moskee in vier jaar tijd met vijf procentpunt afgenomen. Eveneens is het aandeel bewoners met een lidmaatschap van de bibliotheek teruggelopen met zes procentpunt sinds 2009. De top 5 is nog gelijk aan 2009.
Tabel 3.2 Top 5 lidmaatschappen verenigingen (%) categorie sportvereniging kerk/moskee bibliotheek vakbond maatschappelijke doelen
2009 38
2013 36
37 36 21 21
32 30 16 16
Behoefte aan (meer) activiteiten De helft van de bewoners van de Drechtsteden heeft misschien of zeker behoefte aan het doen van meer activiteiten (figuur 3.3). Wanneer we kijken naar de groep die weinig participeert, zien we iets opvallends. Mensen die weinig participeren hebben minder dan gemiddeld behoefte aan het doen van meer activiteiten. Het ligt dus deels aan het ‘type’ mens of men participeert (en meer wil participeren) of niet.
Figuur 3.3 Behoefte aan meer activiteiten sco re participatie: laag
totaal
15%
20%
ja
49%
misschien 58%
nee
27%
31%
Wat zijn de redenen waarom men, indien de behoefte er is om meer activiteiten te doen, dit niet in de praktijk brengt? De meest genoemde redenen zijn tijdgebrek (62%) en geldgebrek (32%) (figuur 3.4). Onder mensen die weinig participeren (en wel behoefte hebben aan meer activiteiten) zijn de belangrijkste redenen van een andere orde: te weinig sociale contacten (49%), geldgebrek (48%) op de voet gevolgd door gezondheid (36%). Tijdgebrek speelt een veel kleinere rol bij deze groep. Logisch, gezien het feit dat er veel mensen in deze groep zitten met tijd omdat zij weinig participeren (in de vorm van o.a. werk/opleiding, vrijwilligerswerk, activiteiten, etc.).
Figuur 3.4 Behoefte aan (meer) activiteiten, maar niet in de praktijk brengen, vanwege…
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
25
62% tijdgebrek 19% 32% geldgebrek 48% 15%
gezondheid
36% totale bevolking te weinig sociale contacten
score participatie: laag
13% 49% 5%
hoge leeftijd
6% 5%
anders 4% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Vertaald naar de Drechtstedenbevolking: bij 6% speelt geldgebrek, sociale contacten, gezondheid of leeftijd een rol om niet aan meer activiteiten deel te nemen, hoewel hier wel behoefte aan is.28 Dit komt neer op ruim 12.000 bewoners (zelfstandig wonend en 18+).
3.2
Sociaal isolement en sociale contacten
In deze paragraaf kijken we enerzijds naar sociaal isolement en anderzijds naar de behoefte aan meer sociale contacten. Dit zijn namelijk twee verschillende dingen. Bij weinig contacten hoeft men nog niet sociaal geïsoleerd te zijn en bij veel contacten kan het toch zijn dat iemand sociaal geïsoleerd is. Met andere woorden: sociaal isolement hangt af van de aard van de contacten. Sociaal isolement Gemiddeld is 7% van de Drechtstedenbevolking sociaal geïsoleerd (figuur 3.5). We zien geen verschillen tussen gemeenten. Wel is sinds 2009 sociaal isolement toegenomen met 3 procentpunt, toen was 4% sociaal geïsoleerd.29 Er is geen specifieke oorzaak vast te stellen die sociaal isolement verklaart. Het heeft vooral te maken met verschillende persoonlijke problemen die met elkaar te maken hebben en opstapelen (gezondheidsproblemen, problemen met werk/opleiding, financiële problemen). Toch kan sociaal isolement ook niet los gezien worden van maatschappelijke ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden: toenemende vergrijzing, de economische crisis en de vermaatschappelijking van de zorg.
Figuur 3.5 Sociaal isolement (% van totaal)
28
Tijdgebrek hebben we hier buiten beschouwing gelaten omdat dit een factor is die vaak juist aangeeft dat men wel actief is en daardoor niet meespeelt bij problemen als vereenzaming en dergelijke. 29 Er zijn geen recente landelijke cijfers.
26
Monitor Sociaal 2013
2009
2013
4%
7%
8%
9% sociaal geïsoleerd 34%
36%
enigszins sociaal geïsoleerd neutraal niet geïsoleerd 50%
52%
Sociale contacten De beleving van het aantal sociale contacten is niet veranderd sinds 2009. Nog steeds vinden acht op de tien bewoners dat zij voldoende contacten hebben (figuur 3.6) en vindt 7% dat ze te weinig sociale contacten hebben. Wat betreft de subjectieve beleving van het aantal contacten zijn er wel verschillen per gemeente. In Dordrecht (vooral in de wijken Noordflank, Nieuw Krispijn, Wielwijk, Stadspolder en Kraaihoek) geven meer mensen dan gemiddeld aan te weinig contacten te hebben (9%), in Hendrik-Ido-Ambacht (5%) en Sliedrecht (3%) juist minder.
Figuur 3.6 Voldoende contacten (% van totaal)
7% 15% ja, zeker ja, maar ik zou meer willen nee 78%
Kaart 3.2 % mensen dat aangeeft te weinig sociale contacten te hebben
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
27
Wat lezen we in het volgende hoofdstuk? Participatie wordt tegenwoordig, zeker in de context van de Wmo, belangrijk geacht in de maatschappij, maar steeds vaker wordt er nóg meer van mensen verwacht. Namelijk dat ze ook daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de maatschappij. Nieuwe ontwikkelingen zijn erop gericht dat mensen weer steeds meer voor elkaar moeten zorgen. In het volgende hoofdstuk zien we hoe het op dit moment gesteld is met vrijwillige inzet en mantelzorg.
28
Monitor Sociaal 2013
4
Vrijwillige inzet en mantelzorg
De Wmo wordt ook wel participatiewet genoemd. Meestel denkt men dan gelijk aan de mensen die ondersteuning nodig hebben, maar juist de sterke bewoners kunnen zó deelnemen dat ze iets kunnen betekenen voor hun naasten. In vergelijkende studies met andere landen scoort Nederland hoog op het gebied van vrijwillige inzet. Via mantelzorg ondersteunen veel mensen hun naasten. Al is dat meestal geen vrije keuze, maar vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid.
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op vrijwillige inzet (vrijwilligerswerk en actief in de buurt) en mantelzorg. Sinds de invoering van de Wmo in 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Elke gemeente ondersteunt op zijn eigen manier. Ook zijn gemeenten steeds meer bezig met ondersteuning dichtbij de bewoners. In dat kader is het belangrijk om te weten hoe actief bewoners nu al zijn in hun eigen buurt. Door de veranderende beleidskoers en bezuinigingen op (jeugd)zorg worden vrijwilligerswerk, actief in de buurt en mantelzorg steeds belangrijker.
4.1
Vrijwilligerswerk
In 2013 doet een derde (34%) van de Drechtstedelingen vrijwilligerswerk (figuur 4.1). Dit was ook zo in 2009 en sluit aan bij de landelijke trend.
Figuur 4.1 Vrijwilligerswerk in de Drechtsteden
34% wel niet 66%
Opleiding en het hebben van werk/volgen van een opleiding zijn belangrijke voorspellers voor het wel of niet doen van vrijwilligerswerk. Relatief meer hoog opgeleiden doen vrijwilligerswerk en relatief meer mensen met een baan/mensen die een opleiding volgen doen vrijwilligerswerk (tabel 4.1). We zien daarnaast een grote samenhang met actief zijn in de buurt en mantelzorgen.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
29
Tabel 4.1 Voorspellers en samenhang vrijwilligerswerk (%) % vrijwilligers actief in de buurt ja
nee
59 31
mantelzorg ja nee
51 28
werk ja nee
36 34
opleiding geen opleiding/ basisonderwijs
vmbo, mavo, mulo, lbo/mbo1 mbo 2, 3 of 4/ havo, vwo, hbs, mms wo/hbo
13 30 37 43
Verschillen naar gemeente In kaart 4.1 ziet u de verschillen naar gemeente. In Alblasserdam zijn er iets meer mensen die vrijwilligerswerk doen (43%). Ook in Hendrik-Ido-Ambacht (40%) en Sliedrecht (41%) doen meer mensen dan gemiddeld vrijwilligerswerk. In Dordrecht en Zwijndrecht doet men minder dan gemiddeld vrijwilligerswerk (30%). Het aandeel dat vrijwilligerswerk doet is vooral laag in de wijken Oud Krispijn, Sterrenburg en Stadspolders.30
Kaart 4.1 % mensen dat vrijwilligerswerk doet naar gemeente
30
In Oud-krispijn wonen meer dan gemiddeld laag opgeleiden, zijn doen minder vaak vrijwilligerswerk (zie tabel 4.1). In Stadspolders werken of leren juist meer inwoners dan gemiddeld. De vraag is hoeveel uur zij werken/ leren. Want werkenden zijn iets vaker vrijwilliger dan niet werkenden, maar het aantal uren dat men aan arbeid verricht kan hierin een rol spelen.
30
Monitor Sociaal 2013
De grootste groep Drechtstedelingen doet incidenteel of maar een paar uur per week vrijwilligerswerk. We zien dat naarmate de urenbelasting toeneemt, het aandeel vrijwilligers afneemt (figuur 4.2). Ook dit sluit aan bij landelijke trends en onderzoek: vrijwilligerswerk heeft zich ontwikkeld van georganiseerde morele plicht tot individuele onbetaalde dienstverlening.31 Dit gaat gepaard met individuele behoeften ten aanzien van dit vrijwilligerswerk. De nieuwe vrijwilliger (ook wel ‘plug-in volunteer’ 32 genoemd) zet zich voornamelijk in wanneer hij kan werken in ‘hapklare brokken: duidelijk omschreven deeltaken in overzichtelijke tijdsinvestering’.33
Figuur 4.2 Aantal uren vrijwilligerswerk per week
5%2% incidenteel
30%
17%
< 2 uur 2-4 uur 4-10 uur 10-20 uur >20 uur
25% 21%
Wanneer we kijken naar de top 5 van soorten vrijwilligerswerk zien we geen verschuiving in de volgorde maar wel in het aandeel. Alle percentages zijn lager. Meer bewoners deden in 2009 meerdere soorten vrijwilligerswerk tegelijk.
Tabel 4.2 Top 5 vrijwilligerswerk (% van totaal) categorie godsdienstige/levensbeschouwelijke organisaties sportverenigingen zorginstellingen (bijv. bejaardenhuis) school kinderen maatschappelijke doelen
4.2
2009 12
9 7 6 5
2013
11 8 7 4 4
Actief in de buurt
In 2013 is 12% van de bewoners actief in de buurt. Dat is meer dan in 2009 (9%). Opleiding is een belangrijke voorspeller voor actief zijn in de buurt, werk niet. Ook hier zien we een grote samenhang met actief zijn in de buurt en vrijwilligerswerk. Er zijn geen verschillen tussen de Drechtsteden gemeenten. Bewoners helpen voornamelijk de buren een handje bij het doen van klussen (5%). Daarnaast is men bezig met sociale controle, schoonhouden van de buurt, het organiseren van activiteiten, levert men inspraak bij plannen van de gemeente en heeft men op andere manieren contact met de gemeente over de buurt. Weinigen zijn actief voor een wijkplatform.
31 32 33
Vrijwillige Inzet Onderzocht (ViO) cahier, 2011. Utrecht: Movisie p. 5-6 Eliasoph, N. (2011) Making volunteers. Civic life after welfare’s end. Princeton: Princeton University Press. Vries, de S. (18 februari 2013) Sociale Vraagstukken. Burgerkracht:: de burger lijkt niet enthousiast.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
31
Figuur 4.3 Wijze van actief zijn in de buurt (% van totaal)
buren helpen met klusjes
5%
o pletten of alles go ed verlo opt in de buurt
5%
scho o nho uden van de buurt
4%
o rganiseren van activiteiten
3%
inspraak in plannen
3%
co ntact met gemeente o nderho uden over buurt
3%
lid van wijkplatfo rm
2%
anders 1% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Twee voorbeelden van wel/geen vrijwillige inzet 1. Jesse, een man van 30 jaar met vrouw en twee kinderen heeft een betaalde baan. Hij is vrijwilliger en is daarnaast nog regelmatig actief in de eigen buurt. Als vrijwilliger is hij actief voor een godsdienstige organisatie op flexibele basis. In de toekomst zou hij misschien wel meer willen doen. 2. Linda, een vrouw van 33 jaar, alleenstaand, heeft een betaalde baan. Ze geeft aan dat ze niet actief is als vrijwilliger. Dit komt voornamelijk door tijdgebrek en niet weten wat mogelijk is op het gebied van vrijwilligerswerk In de toekomst wil ze misschien wel vrijwilligerswerk gaan doen.
4.3
Mantelzorg
De koers van het huidige kabinet is duidelijk. De druk op het netwerk van bewoners met weinig eigen kracht neemt toe. We moeten meer naar elkaar omkijken om de zorg betaalbaar te houden. We zien hierop aansluitend dan ook dat de afgelopen vier jaar het aantal mantelzorgers is toegenomen: van 20% in 2009 naar 26% in 2013. Mantelzorg is zorg die wordt verleend door huisgenoten, familie, vrienden, kennissen en buren, waarbij die zorg voortvloeit uit de aard van de onderlinge relaties en niet wordt verleend uit hoofde van een beroep of als georganiseerd vrijwilligerswerk. 34 In Hendrik-Ido-Ambacht zijn meer mantelzorgers dan gemiddeld, namelijk 31%. Volgens de landelijke definitie van mantelzorg (zie kader) is 23% van de volwassen bevolking van de Drechtsteden mantelzorger. Dit verschilt niet veel met landelijk (het laatst beschikbare percentage is uit 2010: 20%).3536
34
35
SCP publicatie Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers 2007 SCP 2010 Mantelzorg uit de doeken. Een actueel beeld van het aantal mantelzorgers.
32
Monitor Sociaal 2013
Landelijke definitie van mantelzorg Mantelzorgers die meer dan 8 uur en/of langer dan drie maanden zorgen.
We zagen al in hoofdstuk 2 dat 63% van de mantelzorgers bekend is met mantelzorgondersteuning en dat de bekendheid met de ondersteuning sinds 2009 is afgenomen (toen 77%). Met het oog op de toekomst blijft mantelzorg en het Wmo-beleid om de mantelzorger te ondersteunen erg belangrijk. We zullen in deze paragraaf de groep mantelzorgers volgens de landelijke definitie verder beschrijven (hoe ziet de groep mantelzorgers er uit?) en daarbij ingaan op de groep die veel uren alleen zorgt (spilzorgers). Mantelzorg in beeld Hoe ziet de groep mantelzorgers er uit? Mantelzorgers zijn vaker vrouw en hoog opgeleid. Mensen in de leeftijdsgroep 35 tot 65 jaar zijn vaker mantelzorger dan jongvolwassenen of 65-plussers. Mantelzorgers maken vaker deel uit van een tweepersoonshuishoudens (met kinderen). Ook zijn mantelzorgers relatief gezien vaker actief in de buurt en actief als vrijwilliger. De meerderheid van de mantelzorgers geeft incidenteel hulp en ondersteuning. Dat is bij één derde het geval (figuur 4.5). 7% geeft aan meer dan 20 uur per week mantelzorg te verlenen.
Figuur 4.5 Aantal uren mantelzorg per week (% mantelzorgers landelijke definitie)
7% 11%
incidenteel
28%
< 2 uur 2-4 uur 4-8 uur
15%
8-20 uur
14%
>20 uur 24%
Spilzorg Zes op de tien mantelzorgers hebben hulp bij het zorgen. Vier op de tien zorgen dus alleen. Mantelzorgers die er alleen voor staan en meer dan 20 uur per week zorgen, vormen de spil van het leven van de hulpbehoevende. De zware belasting en de grote afhankelijkheid maakt dat deze groep het risico loopt overbelast te raken. In 2013 is 1% van de bewoners in de Drechtsteden spilzorger. In 2009 was dit ook zo. Driekwart van de spilzorgers is bekend met mantelzorgondersteuning. Daadwerkelijke overbelasting kunnen alleen professionals in kaart brengen met speciale tools.37 Belasting hangt zowel samen met bepaalde kenmerken van de zorgsituatie als met de kenmerken en motieven van de mantelzorger zelf. De
36
In 2012 is de Gezondheidsmonitor van de GGD uitgekomen. Dit is een landelijk vastgestelde monitor, afgestemd met CBS en RIVM. Zij hanteren een andere definitie van mantelzorg. Voor de berekening van het aantal mantelzorgers rapporteren zij alleen de mantelzorgers die op het moment van de enquête ook daadwerkelijk mantelzorg verleenden. Wij gaan, samen met het SCP, uit van mantelzorgers die in het afgelopen jaar mantelzorg hebben gegeven. Deze definitie sluit ook beter aan bij de lijn van ons onderzoek: hoe sociaal sterk zijn de Drechtsteden? 37 Kragt, I. (2007) Overbelasting van mantelzorgers. Op zoek naar het beste meetinstrument. Universiteit van Twente
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
33
ervaren belasting is groter wanneer de hulpbehoevende gedragsproblemen vertoont en/of behoefte heeft aan emotionele hulp of wanneer de mantelzorger slechte ervaringen heeft met de professionele hulp (en hulp vragen aan professionals zodoende niet als optie ziet). Ook is de relatie van invloed: zorgen voor een partner/kind blijkt zwaarder te vallen dan de zorg voor een ouder. 38
4.4
Verdieping
Is de Wmo gebaseerd op een onrealistische inzet van bewoners? Het lastige is dat Nederland al een heel hoog mantelzorg/vrijwilligersniveau heeft en de arbeidsparticipatie van vrouwen is al relatief laag. Waar zit er ruimte? We hebben bewoners van de Drechtsteden gevraagd of zij zich in de toekomst (meer) vrijwillig zouden willen inzetten. Ongeveer 40% van de bewoners antwoord hier ‘nee’ op. Een klein deel zegt ‘ja’ en er is een grote groep aan het twijfelen.
Figuur 4.6 Vrijwilligerswerk en actief in de buurt in de toekomst? (%) actief in de buurt
vrijwilligerswerk 13%
8%
14%
ja
4%
37%
misschien 39%
nee weet niet
40% 45%
Mensen die een tweepersoonshuishouden met kinderen hebben zeggen eerder in de toekomst als vrijwilligers aan de slag te gaan of actief in de buurt te willen zijn. Hoger opgeleiden zijn ook eerder geneigd om dit te doen dan lager opgeleiden. Redenen om je niet vrijwillig in te zetten Wat houdt Drechtstedelingen tegen om actief in de buurt te zijn of vrijwilligerswerk te doen (figuur 4.7)? Veruit de grootste reden is tijdgebrek. Ruim de helft geeft dit als reden. Hier is, samen met de reden ‘gezondheid’ en ‘leeftijd’, niet direct iets aan te doen als gemeente. Op andere redenen is wel in te spelen, zoals: ik weet niet wat er mogelijk is, ik weet niet wat ik kan toevoegen en ik ben niet gevraagd.
38
Steyaert, J. en R. Kwekkeboom. De zorgkracht van sociale netwerken. Movisie, mei 2012 p.21-22
34
Monitor Sociaal 2013
Figuur 4.7
Redenen (% van die geen vrijwilligerswerk doen en niet actief zijn in de buurt) geen vrijwilligerswerk
tijdgebrek
niet actief in de buurt
50%
59% 19%
28%
spreekt niet aan gezondheid
14%
weet niet wat er mo gelijk is
13%
18% 11% 8%
niks met deze manier van 10% actief zijn leeftijd
8%
9% 4%
niet gevraagd 5%
anders
1%
9% 0%
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
6%
20 %
40 %
60 %
80 %
100 %
0%
20% 40% 60% 80%
100 %
35
36
Monitor Sociaal 2013
Bijlagen
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
37
38
Monitor Sociaal 2013
Bijlage 1 Methodologische verantwoording Steekproef De steekproef bestaat uit bewoners van de Drechtsteden gemeenten die ouder dan 18 jaar zijn en niet in een verzorgingshuis of andere instelling woonachtig zijn. In totaal hebben 14.705 Drechtstedelingen een verzoek ontvangen om de vragenlijst in te vullen. Eerst om een digitale vragenlijst in te vullen. Vervolgens hebben we bij het eerste rappel een schriftelijke vragenlijst meegestuurd. Daarna is er nog een rappel verzonden en zijn enquêteurs ingezet in wijken waar de respons achterbleef. Respons De uiteindelijke respons bedraagt 37%, 5.472 bewoners hebben gereageerd. We hebben het databestand herwogen naar leeftijd en wijk. Tabel 1 geeft een overzicht van de respons naar gemeente en wijk.
Non respons: het SCP heeft onderzoek gedaan naar ‘De ongrijpbare nonrespondent’ (Verhage, J. 2008). Het SCP heeft in dit onderzoek geprobeerd een maximale respons te halen om te analyseren wat dit doet met de samenstelling van de responsgroep. Hieruit bleek dat het overhalen van weigeraars geen invloed heeft op de representativiteit of uitkomsten.
Tabel 1
Responsoverzicht naar wijk verstuurde enquêtes (aantal) Alblasserdam 1801
respons (aantal)
respons (%)
690 161 401
38 40 40
128
32
542 287 567 405
690 223 123 211 133
38 41 43 37 33
Dordrecht
4933
1690
34
Binnenstad Noordflank Oud Krispijn Nieuw Krispijn Het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders onbekend
448 449 448 449 449 448 450 448 447 447 450 n.v.t.
183 170 126 137 152 125 129 134 193 196 144 1
41 38 28 31 34 28 29 30 43 44 32 n.v.t.
Hendrik-Ido-Ambacht
1196
487
41
Centrum Krommeweg De Volgerlanden onbekend
398 398 400 n.v.t.
187 146 153 1
47 37 38
Papendrecht
2794
1087 157
39 40
181 147 158 131 166 146
45 37 40 33 42 37
Centrum/ Souburgh Blokweer Kinderdijk
400 1000 401
Alblasserdam (nieuw)
1801
Centrum Souburgh Blokweer Kinderdijk
Westpolder Molenvliet Kraaihoek Middenpolder Wilgendonk De Kooy-Oosteind Oostpolder
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
397 399 401 399 399 399 400
39
onbekend
n.v.t.
1
n.v.t.
Sliedrecht
1197
480 173
40 43
148 159
37 40
2791
1038
37
399 399 398 400 397 399 399
168 140 138 136 132 168 155 1
42 35 35 34 33 42 39
14705
5472
37
Sliedrecht West Sliedrecht Centrum Sliedrecht Oost Zwijndrecht
Walburg Centrum Noord Heer Oudelands Ambacht Kort Ambacht Nederhoven Heerjansdam onbekend Drechtsteden totaal
398 399 400
Toelichting: het aantal verstuurde enquêtes per wijk is gecorrigeerd op basis van enquêtes die we retour afzender krijgen
Betrouwbaarheidsmarges In steekproefonderzoek heb je te maken met een zekere onnauwkeurigheid. Bij herhaling van het onderzoek kan de waarde met een bepaalde marge afwijken van het percentage dat wij gemeten hebben. Deze marges noemen we statistische betrouwbaarheidsmarges. Wij gebruiken een betrouwbaarheidsmarge van 95%. De betekenis hiervan is, dat wanneer we de meting zouden herhalen, we met 95% zekerheid kunnen zeggen dat de werkelijke waarde zich binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge (dus: de onnauwkeurigheid) is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben absoluut gezien de grootste onnauwkeurigheid. Hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de onnauwkeurigheid. Tabel 2 geeft voor in steekproeven of delen daarvan gemeten percentages de betrouwbaarheidsmarges voor een meting van 50% en ter illustratie ook voor een meting van 10- of 90%. Aan de Monitor Sociaal hebben in totaal ± 5.500 respondenten deelgenomen. Wanneer 75% van hen zegt lid te zijn van een vereniging, moet dit gelezen worden als 74% à 76%.
Tabel 2 De 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages bij een respons van: is 10% eigenlijk: is 50% eigenlijk: 150 (wijk) 10% ± 5% 50% ± 8% 500 (Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht) 10% ± 3% 50% ± 4% 700 (Alblasserdam) 10% ± 2% 50% ± 4% 1.000 (Papendrecht) 10% ± 2% 50% ± 3% 1.500 (Dordrecht) 10% ± 2% 50% ± 3% 5.500 (totaal) 10% ± 1% 50% ± 1%
is 90% eigenlijk:
90% ± 5% 90% ± 3% 90% ± 2% 90% ± 2% 90% ± 2% 90% ± 1%
Vergelijkingen Om te toetsen of verschillen in percentages of gemiddelden veroorzaakt zijn door het toevalskarakter van de steekproef of dat er werkelijk een verschil is, maken we gebruik van statistische toetsen. Wij rapporteren alleen echte (significante) verschillen. Indexen In onderstaande tabel zijn de twee indexen ‘eigen kracht’ en ‘participatie’ opgenomen. Onder elke index vallen een aantal variabelen, gekoppeld aan de vragen in de vragenlijst. Onder eigen kracht scharen we in de onderzoek de mate waarin iemand over middelen en capaciteiten beschikt om zich momenteel te redden in de samenleving. Kortom, is iemand in staat om zelfstandig zijn of haar leven te leiden en om de eigen problemen op te lossen. In figuur 1 zien we uit welke variabelen de index bestaat. Voor de verschillende variabelen hebben we Z-scores gemaakt en deze opgeteld tot de
40
Monitor Sociaal 2013
index van eigen kracht. Deze hebben we omgerekend naar een schaal van 0 tot 10 waarbij we deze weer hebben ingedeeld in drie categorieën: weinig, gemiddeld en veel participeren.
Figuur 1
Schematische weergave van de eigen kracht index
belemmering door beperking (vraag 8)
antwoorden op vier deelvragen optellen 4-6 sterk belemmerd 7-9 is licht belemmerd 10-12 is nauwelijks belemmerd
begrijpen van brieven/formulieren (vraag 12)
antwoorden op twee deelvragen optellen index van 0-6 (geen problemen is gehercodeerd naar 0)
omgaan met problemen (vraag 11)
Eigen kracht: Index van 0 tot 10
0-4 is lage eigen kracht 4-7 is gemiddeld eigen kracht 7-10 is veel eigen kracht
antwoorden op twee deelvragen optellen index van 2-10
Rondkomen (vraag 14)
weg vinden naar instanties, indien nodig (vraag 40)
optellen aantal voorzieningen waarmee men bekend is
Onder participatie valt in dit onderzoek: het meedoen aan activiteiten, sociaal isolement, het volgen van een opleiding en het doen van (vrijwilligers)werk. Het is de keuze van bewoners zelf om te bepalen waar de balans ligt tussen werk/privé of het aantal recreatieve activiteiten die men onderneemt. Passieve participatie (zoals lidmaatschap van verenigingen of het steunen van organisaties) valt hier niet onder omdat mensen hiervoor niet perse ‘de deur’ uithoeven. In figuur 2 zien we uit welke variabelen de index bestaat. Voor de verschillende variabelen hebben we Z-scores gemaakt en deze opgeteld tot de participatieindex. Deze hebben we omgerekend naar een schaal van 0 tot 10 waarbij we deze weer hebben ingedeeld in drie categorieën: weinig, gemiddeld en veel participeren.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
41
Afbeelding 2
Schematische weergave van de participatieindex
activiteiten doen (vraag 2 en 3)
bestaat uit twee groepen: - (bijna) geen activiteiten ondernemen in verengingen of daarbuiten
- Activiteiten doen (heel vaak, vaak of af en toe) in verengingen of daarbuiten
sociaal isolement (vraag 17)
antwoorden op zes deelvragen optellen (A en E omgedraaid). 6-11 is sociaal geïsoleerd. 12-13 enigszins sociaal geïsoleerd 14-17 neutraal 18 niet geïsoleerd.
Participatie: Index van 0 tot 10
0-4 is bijna (niet) participeren 4-7 is gemiddeld participeren 7-10 is veel participeren
Werk en opleiding (vraag 48)
bestaat uit twee groepen: of werk of volgen van opleiding
Vrijwilligerswerk (vraag 30)
Wel of geen vrijwilligerswerk gedaan in het afgelopen jaar
Wat is regressieanalyse? Regressieanalyse is een analyse van de data om te kijken of een bepaalde variabele invloed heeft op een andere variabele (of samengestelde index van variabelen). Ook kan bij regressieanalyse getoetst worden of dit een positieve of een negatieve invloed is. Het voordeel van regressie analyse is dat je ook het effect van meerdere variabelen kan meten. Het kan dan zijn dat sommige variabelen relatief gezien minder van invloed zijn omdat er één andere belangrijke variabele is die veel invloed heeft. Bijvoorbeeld leeftijd en gezondheid. Apart kunnen beiden belangrijk zijn, maar neem je deze samen in een analyse dan zien we dat gezondheid de belangrijkste invloed heeft (leeftijd hangt namelijk ook samen met gezondheid; een hogere leeftijd levert vaak een slechtere gezondheid op).
42
Monitor Sociaal 2013
Bijlage 2 Vragenlijst
Vragenlijst Monitor Sociaal februari 2013
Respondentnummer
Onderzoekcentrum Drechtsteden
Uw antwoorden worden door de computer verwerkt. Wilt u daarom op het volgende letten? Vergissing gemaakt? Kleur dan het hokje voor het juiste antwoord helemaal in. De computer herkent namelijk het donkerst gekleurde hokje als uw antwoord. Bijvoorbeeld:
⊠ U heeft dit vakje aangekruist, maar u bedenkt zich. Laat dit kruisje dan gewoon staan en: ■ Kleur het juiste vakje helemaal in. Nu herkent de computer dit als het juiste antwoord. De computer leest alleen binnen de lijnen van een tekstvak.
A.
Actief zijn
De eerste vragen gaan over actief zijn in uw vrije tijd. Iedereen doet weer wat anders. Wat doet u zoal? 1.
Bent u lid van één of meer van de volgende verenigingen en/of organisaties?
a. b. c. d. e. f. g. h.
allochtone vereniging of (zelf)organisatie zang-, muziek- of toneelvereniging kerk of moskee vereniging met godsdienstig doel (geen kerkgenootschap) sportvereniging hobbyvereniging politieke organisatie organisatie met maatschappelijke doelen (bijv. mensenrechten, natuur- of dierenbescherming) i. werknemers- of werkgeversorganisatie (bijv. vakbond) j. bewonersorganisatie of buurtvereniging k. jeugd- of jongerenvereniging l. bibliotheek m. ouderenvereniging of -bond n. andere organisatie of vereniging
ja
nee
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
indien u nergens lid van bent ga verder met vraag 3 2.
Hoe vaak doet u activiteiten in verenigingsverband?
□ heel vaak □ vaak □ af en toe □ (bijna) nooit □ weet niet/n.v.t. 3.
Naast activiteiten in verenigingsverband, doen mensen ook activiteiten samen die ze zelf organiseren (zoals samen koken, koffie drinken of een uitstapje maken). Hoe vaak doet u zoiets?
□ heel vaak
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
43
□ vaak □ af en toe □ (bijna) nooit □ weet niet/n.v.t. 4.
Zou u graag meer uitstapjes willen maken of activiteiten willen doen in uw vrije tijd?
□ ja □ misschien □ nee ga verder met Blok B (vraag 6) 5.
Wat houdt u tegen om meer activiteiten te doen of uitstapjes te maken? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ tijdgebrek □ gezondheid □ hoge leeftijd □ geldgebrek □ te weinig sociale contacten □ anders, namelijk:
B.
Eigen mogelijkheden
De volgende vragen gaan over uw eigen mogelijkheden. In hoeverre kunt u de dingen doen die u wilt doen? Voor veel mensen is dit een vanzelfsprekendheid, voor sommigen is het wat lastiger. 6.
Heeft u één of meer langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen? (ook ouderdomsklachten en psychische klachten tellen mee)
□ ja □ nee ga verder met vraag 10 □ weet niet of het langdurig is ga verder met vraag 12 7.
Welke langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen heeft u? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ lichamelijke beperking □ zintuiglijke beperking (vb. slechthorend of slechtziend) □ chronische aandoening (vb. reuma of astma) □ psychische klachten (vb. depressie of angststoornis) □ psychiatrische aandoening (vb. autisme) □ (licht) verstandelijke beperking □ weet ik niet □ anders, namelijk:
8.
In welke mate wordt u door uw beperking, ziekte of aandoening belemmerd …? (denk hierbij aan de situatie zonder hulp(middelen)) ernstig belemmerd
44
een beetje belemmerd
niet belemmerd
Monitor Sociaal 2013
□ □ □ □
a. bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis b. in uw vrijetijdsbesteding (bij het sporten of het reizen/vervoer) c. bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden op school of op het werk d. bij het onderhouden van sociale contacten
9.
□ □ □ □
ja
nee
□ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □
Maakt u gebruik van de volgende voorzieningen of hulp? a. b. c. d. e. f.
hulp bij het huishouden Drechthopperpas/Sliedrechthopperpas rolstoel scootmobiel woonvoorziening (douchestoel, aanpassing toegang woning, traplift) individuele vervoersvoorziening (taxivergoeding, aangepaste fiets, autoaanpassing) g. professionele hulp (niet hulp bij het huishouden) h. hulp van een vrijwilliger 10.
□ □ □ □
Wat vindt u, over het algemeen genomen, van uw gezondheid?
□ zeer goed □ goed □ gaat wel □ slecht □ zeer slecht 11.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? zeer mee mee eens niet mee eens, niet eens mee oneens
a. Ik kan omgaan met onverwachte problemen. b. Als ik problemen heb dan los ik deze zelf (of samen met mensen die ik ken) op.
12.
□ □
□ □
□ □
mee oneens
□ □
zeer mee oneens
□ □
weet niet/ n.v.t.
□ □
Mensen krijgen vaak brieven van officiële instanties. Heeft u moeite met …? a. het begrijpen van deze brieven b. het invullen van de formulieren
ja, soms
ja, vaak
ja, altijd
nee
□ □
□ □
□ □
□ □
Steeds meer zaken worden geregeld via de computer. Hieronder volgen enkele vragen over betalen, telefoneren en omgaan met een computer.
13.
Kunt u …? a. b. c. d. e. f.
geld pinnen met een mobiele telefoon bellen omgaan met de OV-chipkaart op de computer met een tekstverwerkingsprogramma werken (bv. Word) een e-mail versturen op internet praktische zaken opzoeken (zoals telefoonnummers of treintijden) g. via internet praktische zaken regelen (zoals uw belastingaangifte doen en Internetbankieren)
14.
ja
nee
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
Hoe is op dit moment de financiële situatie van uw gezin of huishouden?
□ ik kan veel geld overhouden □ ik kan een beetje geld overhouden □ ik kan precies rondkomen
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
45
□ ik moet spaargeld uitgeven □ ik moet schulden maken 15.
Heeft uw huishouden voldoende geld om …? a. eenmaal per dag een warme maaltijd met vlees, vis of een volwaardige vegetarische maaltijd te betalen b. regelmatig nieuwe kleren te kopen c. uw huis voldoende te verwarmen d. versleten meubilair of huishoudelijke apparatuur te vervangen door nieuwe e. uitstapjes te maken met het gezin (bijv. naar een pretpark) f. lidmaatschap te betalen voor een sport- of hobbyclub g. de medische kosten voor de zorg die nodig is te betalen h. indien u kinderen heeft, de schoolkosten van uw kinderen te betalen (schoolgeld, boeken en lesmateriaal, uitstapjes)
C.
ja
nee
n.v.t.
□ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □
Mensen om u heen
De volgende vragen gaan over contacten met andere mensen, zoals een partner, familie, vrienden, kennissen en buren. 16.
Vindt u dat u voldoende contacten met andere mensen hebt?
□ ja, zeker □ ja, maar ik zou wel wat meer contacten willen □ nee, ik vind dat ik te weinig contacten heb 17.
Hieronder volgt een aantal uitspraken over uzelf en uw contacten met andere mensen. Wilt u bij elke uitspraak aangeven of deze op u van toepassing is?
a. b. c. d. e. f.
18.
ja
soms
nee
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
Is er iemand die u kent (bijv. partner, familie, vrienden/kennissen, buren), die u indien nodig kan helpen bij …?
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
46
Er zijn mensen met wie ik goed kan praten. Ik voel me van andere mensen geïsoleerd. Er zijn mensen bij wie ik terecht kan. Er zijn mensen die me echt begrijpen. Ik maak deel uit van een groep vrienden. Mijn sociale contacten zijn oppervlakkig.
het huishouden boodschappen doen koken persoonlijke verzorging (douchen/aankleden) vervoer (naar een afspraak, bezoek of activiteit) uw administratie (post en geldzaken) het vinden van informatie omgaan met tegenslagen leuke dingen doen (praten, uitstapjes)
ja
nee
weet niet
□ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □
Monitor Sociaal 2013
Nu volgen wat vragen over mantelzorg. Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Een mantelzorger heeft een persoonlijke band met de hulpbehoevende. Voorbeelden zijn: een man helpt zijn vrouw bij het aankleden en wassen, een buurvrouw gaat mee met haar buurman naar een arts in het ziekenhuis, een kind zorgt voor zijn/haar ouders met een beperking en een zus doet boodschappen voor haar chronisch zieke broer.
19.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden mantelzorg gegeven?
□ ja □ nee ga verder met vraag 29 20.
Wat voor soort mantelzorg geeft u? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ oppassen/gezelschap □ huishoudelijke ondersteuning (vb. eten koken, kleding wassen, boodschappen doen, vuilnis buiten zetten) □ medische ondersteuning (vb. medicijnen toedienen) □ ondersteuning bij persoonlijke verzorging (vb. aankleden, wassen) □ klussen (vb. tuin, lamp ophangen, reparaties) □ anders, namelijk: 21.
Hoeveel uur mantelzorg geeft u gemiddeld in de week? (wanneer u aan meerdere personen mantelzorg geeft, wilt u dan de uren optellen?)
□ incidenteel (niet iedere week) □ minder dan 2 uur □ 2 tot 4 uur □ 4 tot 8 uur □ 8 tot 20 uur □ meer dan 20 uur 22.
Hoe lang bent u al mantelzorger?
□ korter dan drie maanden □ langer dan drie maanden 23.
Heeft u bij het geven van mantelzorg hulp van anderen?
□ ja □ nee ga verder met vraag 27 24.
Van wie krijgt u hulp bij het mantelzorgen? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ familie □ vrienden/kennissen □ buren □ collega’s □ vrijwilligers □ betaalde krachten (bv. de thuiszorg) 25.
Kent u de volgende mogelijkheden van mantelzorgondersteuning? a. respijtzorg (wekelijks een paar uur vrij van de zorg of af en toe er helemaal tussenuit doordat vrijwilligers of beroepskrachten de mantelzorgtaken overnemen)
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
ja
nee
□
□
47
□ □ □ □ □ □ □
b. persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden c. cursus ‘Zorg de baas’ (cursus over de balans tussen zorgen voor de ander en een eigen privéleven) d. mantelzorgsalons (bijeenkomsten, lotgenotencontact) e. Alzheimer Café f. dag van de mantelzorg g. mantelzorgcompliment (een geldbedrag voor mantelzorgers vanuit de overheid als blijk van waardering) h. mantelzorgmagazine/krant
26.
□ □ □ □ □ □ □
Maakt u gebruik van mantelzorgondersteuning?
□ ja □ nee 27.
Ontvangt u mantelzorg?
□ ja □ nee 28.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? zeer mee mee eens eens
a. Ik vind het prima als vrijwilligers ingezet worden om mij (indien nodig) te helpen. b. Ik vind dat buurtbewoners elkaar horen te helpen. c. Ik voel me (mede)verantwoordelijk voor een goede binding tussen mensen in mijn buurt.
□ □ □
niet mee eens, mee zeer mee niet mee oneens oneens oneens
□ □ □
□ □ □
□ □ □
□ □ □
weet niet /n.v.t.
□ □ □
29. Stel u heeft ondersteuning nodig omdat u een beperking heeft. Wie moet volgens u hulp regelen? Uzelf of ook de gemeente/hulpverleners? (U kunt uw keuze aangeven van 1 tot en met 5. Als u een 1 aankruist dan vindt u dat u volledig zelf de hulp moet regelen, eventueel samen met mensen die u kent. Kruist u een 5 aan dan vindt u het volledig de taak van de gemeente.)
a.
ondersteuning bij het huishouden (zoals schoonmaken) 1 2 3 4 5 ik (samen met familie/vrienden) gemeente/hulpverleners
b.
ondersteuning bij persoonlijke verzorging (zoals wassen, aankleden) 1 2 3 4 5 ik (samen met familie/vrienden) gemeente/hulpverleners
□ □ 1
c.
d.
ik (samen met familie/vrienden)
ik (samen met familie/vrienden)
□ □
□ □
□ □
□ □
hulp bij boodschappen doen 2 3 4 5
□
□
1
2
□
□
□
□
hulp bij koken 3 4
□
□
□
gemeente/hulpverleners
5
□
gemeente/hulpverleners
vervoer naar afspraken/activiteiten 1 2 3 4 5 e.
ik (samen met familie/vrienden)
□ 1
f.
ik (samen met familie/vrienden)
□
□
□
□
hulp bij administratie 2 3 4
□
□
□
□
gemeente/hulpverleners
5
□
gemeente/hulpverleners
betalen van hulpmiddelen (zoals een traplift, scootmobiel) 1 2 3 4 5
48
Monitor Sociaal 2013
g.
D.
ik (samen met familie/vrienden)
□
□
□
□
□
gemeente/hulpverleners
Iets voor elkaar betekenen
De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk en actief zijn in uw buurt. 30.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden onbetaald vrijwilligerswerk gedaan?
□ ja □ nee ga verder met vraag 37 31.
Voor welke van onderstaande verenigingen en organisaties doet u onbetaald vrijwilligerswerk? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ allochtone vereniging of (zelf)organisatie □ zang-, muziek- of toneelvereniging □ godsdienstige of levensbeschouwelijke organisatie (ook kerk of moskee) □ sportvereniging □ hobbyvereniging □ politieke organisatie □ organisatie met maatschappelijke doelen (bijv. mensenrechten, natuur- of dierenbescherming) □ werknemers- of werkgeversorganisatie (bijv. vakbond) □ bewonersorganisatie of buurtvereniging □ jeugd- of jongerenvereniging □ school, crèche of peuterspeelzaal (bv. oudercommissie, schoolbestuur of andere hulp op school) (koffie schenken, mensen begeleiden/bezoeken, activiteiten organiseren) burenhulp, □ zorg/welzijnorganisatie bejaardenhulp of hulp aan mensen met een beperking) □ ouderenvereniging of ouderenbond □ bij een ander soort organisatie, vereniging of instelling 32.
Op welke manier is uw vrijwilligerswerk georganiseerd? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ ik werk een vast aantal uur per week □ ik werk een vast aantal uur per maand □ ik werk terugkerende vaste perioden in een jaar □ flexibel (afhankelijk van beschikbaarheid/behoefte van een organisatie) 33.
Denk aan de afgelopen week. Hoeveel uur heeft u de afgelopen week vrijwilligerswerk gedaan?
□ 0 uur (vorige week heb ik geen vrijwilligerswerk gedaan) □ 2 uur of minder □ tussen de 2 en de 4 uur □ tussen de 4 en de 10 uur □ tussen de 10 en de 20 uur □ meer dan 20 uur ga naar vraag 38
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
49
34.
Wat houdt u tegen om als vrijwilliger aan de slag te gaan? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ gebrek aan tijd □ mijn hoge leeftijd □ mijn gezondheid □ het spreekt mij niet aan □ ik weet niet wat er mogelijk is □ ik weet niet wat ik kan betekenen/toevoegen □ ik zou best willen, maar ik ben niet gevraagd □ anders, namelijk:
35.
Verwacht u in de toekomst (meer) vrijwilligerswerk te gaan doen?
□ ja □ misschien □ nee □ weet niet 36.
Behalve als vrijwilliger of mantelzorger, doen sommige mensen ook iets in de buurt of helpen andere mensen in hun buurt (vb: meedenken met plannen voor de buurt/wijk, organiseren van een buurtfeest of een eenzame buurtbewoner helpen). Bent u de afgelopen 12 maanden actief geweest in uw buurt?
□ ja □ nee ga verder met vraag 41 37.
Wat heeft u in het afgelopen jaar gedaan in uw buurt? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ buurtactiviteit(en) georganiseerd □ contact gehad met de gemeente over de buurt □ in de buurt schoongemaakt, opgeruimd of groen bijgehouden □ lid van een buurtvereniging/wijkplatform geweest □ inspraak gehad (meegedacht) bij plannen voor de buurt □ mijn buurtbewoners geholpen die dat nodig hadden (vb. langs gaan in verband met eenzaamheid, boodschappen doen omdat dat niet meer gaat) □ opgelet of alles goed verloopt in de buurt □ anders, namelijk:
ga naar vraag 42
38.
Wat houdt u tegen om actief in de buurt te zijn? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ gebrek aan tijd □ mijn hoge leeftijd □ mijn gezondheid □ het spreekt mij niet aan □ ik heb niks met mijn buurt/buren □ ik weet niet wat ik kan doen □ ik zou best willen maar ik ben niet gevraagd
50
Monitor Sociaal 2013
□ anders, namelijk:
39.
Verwacht u in de toekomst (meer) actief in de buurt te zijn?
□ ja □ misschien □ nee □ weet niet E.
Bekendheid en gebruik voorzieningen
Iedereen heeft wel eens hulp van anderen nodig. Het is fijn als bekenden uit uw eigen omgeving u kunnen helpen, maar soms is hulp van professionals nodig. 40.
Indien nodig, weet u dan waar u terecht kunt voor professionele hulp op één van de volgende gebieden? a. b. c. d. e. f. g.
41.
opvoedondersteuning psychische problemen lichamelijke beperkingen vinden van werk schulden ontmoeten van/contact maken met mensen mantelzorgondersteuning (hulp bij veel zorgen voor iemand met een beperking, ouderdomsklachten)
nee
□ □ □ □ □ □ □
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Alblasserdam) ja, een beetje. Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord
ja, goed Ik weet wat ze doen
nee
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) schoolmaatschappelijk werk (SMW) Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Jongerenwerk Alblasserdam
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
algemeen maatschappelijk werk (AMW) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld) j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
m. n. o. p. q. r. s. t.
□ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
41.
ja
□ □ □ □ □ □ □
Stichting Welzijn Alblasserdam (SWA) Ouderenwerk (SWA) Sociaal Raadslieden (SWA) Opbouwwerk (SWA) Vrijwilligerssteunpunt (SWA) Wmo-loket buurthuis/wijkcentrum in mijn buurt/wijk Multifunctioneel Centrum Maasplein
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Dordrecht)
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
51
41.
ja, een beetje. Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord
ja, goed. Ik weet wat ze doen
nee
a. Trivium Lindenhof b. schoolmaatschappelijk werk (Flexus Jeugdplein) c. Bureau Jeugdzorg d. consultatiebureau (Careyn) e. jongerenwerk (De Twern)
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
f. g. h. i.
algemeen maatschappelijk werk (Vivenz) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld) j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
m. ouderenwerk (MEE, Dinamo) n. Sociaal Raadslieden (Vivenz) o. vrijwilligersondersteuning (MEE/SSKW/DWO)
□ □ □
□ □ □
□ □ □
ja, een beetje. Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord
ja, goed. Ik weet wat ze doen
nee
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) schoolmaatschappelijk werk (Vivenz) Bureau Jeugdzorg consultatiebureau jongerenwerk (Vivenz)
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
algemeen maatschappelijk werk (Vivenz) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld) j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
m. n. o. p.
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
ja, een beetje. Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord
ja, goed. Ik weet wat ze doen
nee
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Hendrik-Ido-Ambacht)
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
41.
52
ouderenwerk (Blije Borgh) Wmo-loket buurthuis/wijkcentrum in mijn buurt/wijk Sociaal Raadslieden (Vivenz)
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Papendrecht)
a. b. c. d. e.
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) schoolmaatschappelijk werk (SMW) Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Jeugdcentrum Interval
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
f. g. h. i.
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld)
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
Monitor Sociaal 2013
41.
j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □
□ □ □
□ □ □
m. Stichting Welzijn Ouderen Papendrecht (incl. Pluspunt)/ Brede Welzijnsinstelling Papendrecht n. ‘Bij Bosshardt’-huis o. Stichting RADAR (antidiscriminatievoorziening) p. VluchtelingenWerk Zuidvleugel
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □ □ □
ja, een beetje. Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord
ja, goed Ik weet wat ze doen
nee
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) schoolmaatschappelijk werk (SMW) Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
algemeen maatschappelijk werk (Rivas) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld) j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
m. n. o. p. q. r.
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Sliedrecht)
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
41.
Stichting Welzijnswerk Sliedrecht mantelzorgpunt Sliedrecht vrijwilligerspunt Sliedrecht Wmo-Serviceloket Sociaal Raadslieden Diaconaal Maatschappelijk Werk
Kent u de volgende voorzieningen of organisaties? (Zwijndrecht) nee
ja, een beetje (Ik weet dat het bestaat of heb er wel eens van gehoord)
ja, goed (Ik weet wat ze doen)
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
Centrum voor Jeugd en Gezin Schoolmaatschappelijk werk (SMW) Bureau Jeugdzorg Consultatiebureau Welzijnsorganisatie Diverz Algemeen maatschappelijk werk (vb. Vivenz) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast (waaronder Steunpunt Huiselijk geweld) j. Centrum voor werk en inkomen (CWI) k. UWV l. Sociale Dienst Drechtsteden (SDD)
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
m. Sociaal Raadslieden n. Het Vivera infopunt o. één of meerdere wijkcentra zoals Kubiek, Nederburgh, Ijsvogel, Xiejezo p. Stichting Welzijn Ouderen Zwijndrecht (SWOZ) q. Seniorenrestaurants r. buddyzorg (MEE)
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
53
F.
Achtergrondvragen
42.
Wat is uw leeftijd?
43.
Wat is uw geslacht?
□ man □ vrouw 44.
Wat is het geboorteland van u zelf en uw ouders?
a. u zelf b. uw vader c. uw moeder
45.
Nederland
Suriname
Marokko
Turkije
Antillen/Aruba
anders
□ □ □
□ □ □
□ □ □
□ □ □
□ □ □
□ □ □
Hoe ziet uw huishouden eruit?
□ eenpersoonshuishouden □ tweepersoonshuishouden (gehuwd of samenwonend) □ twee-oudergezin met thuiswonend(e) kind(eren) □ een-oudergezin met thuiswonend(e) kind(eren) □ anders, namelijk: 46.
Heeft u kinderen jonger dan 23 jaar?
□ ja □ nee 47.
Wat is de hoogste schoolopleiding die u heeft afgerond?
□ geen onderwijs □ lagere school of basisonderwijs □ vmbo, mavo, mulo, lbo □ mbo, niveau 1 □ mbo, niveau 2, 3 of 4 □ havo, vwo, hbs, mms □ hbo of universiteit 48.
Wilt u hieronder aangeven wat op u van toepassing is? a. Ik heb betaald werk/een eigen bedrijf. b. Ik volg een studie/ ga naar school.
49.
ja
nee
□ □
□ □
Welke van de volgende inkomsten heeft u? (meerdere antwoorden mogelijk)
□ inkomen uit betaald werk □ Wet Werk en Bijstanduitkering (WWB) □ Werkloosheidswetuitkering (WW) □ Ziektewetuitkering (ZW) □ Arbeidsongeschiktheidsuitkering (bv. WIA, WAO, Wajong, WAZ)
54
Monitor Sociaal 2013
□ AOW-uitkering (volledig of gedeeltelijk) □ pensioen (VUT etc.) □ inkomsten uit bedrijf/onderneming □ inkomsten uit (onder)huur □ partner- en/of kinderalimentatie □ studiefinanciering □ geen van bovenstaande G.
Bewonerspanel
Voelt u zich betrokken bij uw wijk en buurt? Het Onderzoekcentrum Drechtsteden heeft een digitaal Bewonerspanel opgezet. Het Bewonerspanel raadplegen wij wanneer de gemeente bepaalde vragen heeft die ze even kort en snel aan de bewoners voor wil leggen. Bijvoorbeeld over uw buurt, de woonomgeving en andere onderwerpen die in uw woonplaats spelen. We nodigen u graag uit om mee te doen! U krijgt dan een paar keer per jaar een e-mail met een link naar een korte vragenlijst op internet.
50.
We zouden het fijn vinden als u aan het Bewonerspanel mee wilt doen. Wanneer u mee wilt doen, dan kunt u hieronder uw e-mailadres invullen. Alvast hartelijk dank!!
□ ja, ik doe mee
e-mailadres:
□ ik ben al lid van het bewonerspanel (heb me al eerder aangemeld) □ nee, ik wil niet meedoen Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst!
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
55
56
Monitor Sociaal 2013
Bijlage 3 Indicatoren 3.1
MJP-indicatoren en indicatoren in Wmo-beleidsplannen
Alblasserdam Tabel 1a
Aandeel Albasserdammers dat…is, uitgesplitst naar wijk en jaartal (%) OUDE WIJKINDELING Souburgh/ Centrum Kinderdijk ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 lid van vereniging 85 82 83 77 onvoldoende sociale contacten 8 2 6 6 sociaal geïsoleerd 5 0 5 6 mantelzorgers 23 26 21 30 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning 79 78 75 63 vrijwilligers 36 40 39 44 actief in de buurt 7 18 9 13 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) n.v.t. 3 n.v.t. 4 participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) n.v.t. 0 n.v.t. 4 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is.
Aandeel Albasserdammers dat…is, uitgesplitst naar wijk (%) NIEUWE WIJKINDELING Centrum Souburgh ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 lid van vereniging n.v.t. 84 n.v.t. 87 onvoldoende sociale contacten n.v.t. 1 n.v.t. 6 sociaal geïsoleerd n.v.t. 1 n.v.t. 7 mantelzorgers n.v.t. 25 n.v.t. 34 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning n.v.t. 71 n.v.t. 74 vrijwilligers n.v.t. 39 n.v.t. 48 actief in de buurt n.v.t. 16 n.v.t. 13 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) n.v.t. 2 n.v.t. 6 participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) n.v.t. 0 n.v.t. 6 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is.
‘09
Blokweer ‘13
85 10 4 23 83 39 4 n.v.t. n.v.t.
81 6 7 29 65 43 14 4 6
Alblasserdam ‘09 ‘13
84 8 5 23 80 38 7 n.v.t. n.v.t.
80 5 6 29 66 43 14 4 4
‘09
regio ‘13
80 7 4 20 77 33 9 n.v.t. n.v.t.
77 6 7 26 63 36 12 4 5
Tabel 1b
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
Kinderdijk ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
85 5 7 28 60 43 16 4 3
57
Blokweer ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
84 7 9 30 65 43 13 4 8
Alblasserdam ‘09 ‘13
84 8 5 23 80 38 7 n.v.t. n.v.t.
80 5 6 29 66 43 14 4 4
‘09
regio ‘13
80 7 4 20 77 33 9 n.v.t. n.v.t.
77 6 7 26 63 36 12 4 5
Toelichting: we zien dat het percentage sociaal geïsoleerden bij de nieuwe wijkindeling in alle wijken hoger is. Dit komt doordat in het gebied dat herverdeeld wordt het percentage sociaal geïsoleerden hoger is dan is de oude wijken waaraan ze worden toegekend.
Dordrecht Tabel 2 Aandeel Dordtenaren dat…is, uitgesplitst naar wijk en jaartal (%) Bs Ch/Zh Dd NK ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 ‘09 lid van vereniging 82 77 66 72 86 74 68 61 75 onvoldoende sociale 7 13 8 4 3 12 14 9 contacten 4 sociaal geïsoleerd 3 5 9 7 4 5 5 4 2 mantelzorgers 15 27 20 19 18 26 12 28 16 mantelzorgers bekend met 70 64 50 80 68 70 53 83 mantelzorgondersteuning 86 vrijwilligers 34 35 26 34 46 40 15 33 27 actief in de buurt 11 26 6 13 8 10 5 11 18 eigen kracht (schaal:weinig n.v. n.v. n.v. n.v. n.v. t. t. t. t. t. eigen kracht) 5 7 2 10 participatie (schaal: n.v. n.v. n.v. n.v. n.v. t. t. t. t. t. nauwelijks participeren) 5 7 2 10 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per
Nf ‘13 73
‘09 66
OK ‘13 70
‘09 84
Ree ‘13 76
‘09 64
13 4 15
7 7 24
9 3 24
7 10 29
13 6 19
9 14
47 21 6
5
77 28 9 n.v. t.
55 31 18
8
89 28 13 n.v. t.
64 39 20
11
60 25 15 n.v. t.
5
n.v. t.
7
n.v. t.
5
n.v. t.
13 8
21 60 35 17
St ‘13 67
‘09 79
Sp ‘13 73
5 6 16
10 9
47 25 5
7
85 37 8 n.v. t.
7
n.v. t.
29
23
‘09 76
10 2 24
1
88 32 8 n.v. t.
4
n.v. t.
Sb ‘13 76
7 3
‘09 64
Ww ‘13 68
9 4 14
14 16
57 24 10
2
67 20 10 n.v. t.
5
n.v. t.
24 70 28 11
‘09 76
9 4 18
20
8
81 32 10 n.v.t .
8
n.v.t .
Dordt ‘13 73
‘09 80
regio ‘13 77
7 4 20
6 7 26 63 36 12
5
77 33 9 n.v.t .
6
n.v.t .
8 7
24 57 30 12
4 5
wijk < 10 is.
Hendrik-Ido-Ambacht Tabel 3
Aandeel inwoners van Hendrik-Ido-Ambacht dat…is, uitgesplitst naar wijk en jaartal (%) Centrum Krommeweg ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 lid van vereniging 84 81 82 77 onvoldoende sociale contacten 6 6 6 6 sociaal geïsoleerd 4 8 5 8 mantelzorgers 22 30 23 34 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning 75 72 76 64 vrijwilligers 31 47 33 40 actief in de buurt 5 12 8 14 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) n.v.t. 3 n.v.t. 3 participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) n.v.t. 1 n.v.t. 5 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05)
58
Monitor Sociaal 2013
Volgerlanden ‘09 ‘13 82 81 5 2 3 1
14 76 27 12 n.v.t. n.v.t.
28 66 33 10 0 1
H-I-Ambacht ‘09 ‘13 83 80 6 5 4 6
20 75 31 8 n.v.t. n.v.t.
31 67 40 12
2 3
‘09 80 7 4
regio ‘13 77 6 7
20 77 33 9 n.v.t. n.v.t.
26 63 36 12 4 5
Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is.
Papendrecht Tabel 4a
Aandeel inwoners van Papendrecht dat…is, uitgesplitst naar drie groepenwijken en jaartal (%) Oost/Kooy Mol/Wilg ‘09 ‘13 ‘09 ‘13 lid van vereniging 86 77 81 74 onvoldoende sociale contacten 5 7 6 4 sociaal geïsoleerd 5 6 4 4 mantelzorgers 23 22 20 27 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning 81 55 69 62 vrijwilligers 37 28 32 35 actief in de buurt 20 12 8 7 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) n.v.t. 3 n.v.t. 1 participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) n.v.t. 1 n.v.t. 1 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is. Tabel 4b
Kraai/Midd
west
Papendrecht
regio
‘09 77
‘13 69
‘09 79
‘13 75
‘09 80
‘13 73
‘09 80
‘13 77
4 7 19 74 28 7 n.v.t. n.v.t.
10 11 27 68 33 9 2 9
4 3 23 74 35 8 n.v.t. n.v.t.
9 9 22 61 28 12 4 8
5 5 21 73 32 9 n.v.t. n.v.t.
8 7 25 63 33 10 2 5
7 4 20 77 33 9 n.v.t. n.v.t.
6 7 26 63 36 12 4 5
Aandeel inwoners van Papendrecht dat…is, uitgesplitst naar de zes wijken in 2013 (%) Westpolder 75
Molenvliet 75
Kraaihoek 67
Middenpolder 71
Wilgendonk 73
KooyOosteind 81
13 12
4 6 27 64 35 8 0 3
4 3 27 59 30 3 1 2
4 4 31 50 32 16 6 0
lid van vereniging onvoldoende sociale contacten 9 4 sociaal geïsoleerd 9 4 mantelzorgers 22 26 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning 61 61 vrijwilligers 28 44 actief in de buurt 12 13 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) 4 0 participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) 8 0 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is.
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
27 71 32 10 4 12
59
Oostpolder
76 7 6 19 62 39 16 2 2
Papendrecht 73
regio 77
8 7 25 63 33 10 2 5
6 7 27 63 36 12 4 5
Sliedrecht Tabel 5
Aandeel inwoners van Sliedrecht dat…is, uitgesplitst naar wijk en jaartal (%) West ‘09 ‘13 ‘09 lid van vereniging 83 79 84 onvoldoende sociale contacten 3 4 3 sociaal geïsoleerd 3 5 3 mantelzorgers 26 31 23 mantelzorgers bekend met mantelzorgondersteuning 75 55 72 vrijwilligers 33 42 43 actief in de buurt 10 20 10 eigen kracht (schaalscore:weinig eigen kracht) n.v.t. 2 n.v.t. participatie (schaalscore: nauwelijks participeren) n.v.t. 4 n.v.t. Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal respondenten per wijk < 10 is.
Centrum
Oost
Sliedrecht
regio
‘13 83 4
‘09 83 7
‘13 81 1
‘09 83 4
‘13 82 3
‘09 80 7
‘13 77 6
4 29 65 42 16 4 6
4 20 72 34 2 n.v.t. n.v.t.
6 30 69 38 11 1 1
3 23 73 39 8 n.v.t. n.v.t.
5 30 65 41 15 2 4
4 20 77 33 9 n.v.t. n.v.t.
7 26 63 36 12 4 5
Zwijndrecht Tabel 6
Aandeel inwoners van Zwijndrecht dat…is, uitgesplitst naar wijk en jaartal (%)
‘09
Noord ‘13
Centrum ‘09 ‘13
lid van vereniging n.v.t. 74 n.v.t. onvoldoende sociale contacten n.v.t. 8 n.v.t. sociaal geïsoleerd n.v.t. 9 n.v.t. mantelzorgers n.v.t. 27 n.v.t. mantelzorgers bekend met n.v.t. n.v.t. 69 mantelzorgondersteuning vrijwilligers n.v.t. 34 n.v.t. actief in de buurt n.v.t. 13 n.v.t. eigen kracht (schaalscore:weinig n.v.t. n.v.t. eigen kracht) 6 participatie (schaalscore: nauwelijks n.v.t. n.v.t. participeren) 10 Dik gedrukt is significant tov gemeente- of regiogemiddelde (p<0,05) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05) * % spilzorg is niet naar wijk opgenomen in de tabel omdat het aantal
60
75 8 8 16 86 29 13
Walburg ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
77 7 7 25
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
28 8
5
50
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
64 7 14 19
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
27 15
2 n.v.t.
5
Kort Ambacht ‘09 ‘13
58
Nederhoven ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
68 9 6 19
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
29 10
7 n.v.t.
8
75
Heer Oudelands Ambacht ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
74 8 8 24
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
32 7
5 n.v.t.
12
respondenten per wijk < 10 is.
Monitor Sociaal 2013
82
72 4 3 32
79 8 4 18
57
69
66
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
37 14
33 8 n.v.t.
30 11
4 n.v.t.
8
Zwijndrecht ‘09 ‘13
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
0
n.v.t. 7
Heerjansdam ‘09 ‘13
72 8 8 23
regio ‘13
80 7 4 20
77 6 7 26
77 33 9 n.v.t.
4 n.v.t.
2
‘09
63 36 12 4
n.v.t. 9
5
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
61
3.2
Bekendheid voorzieningen
Alblasserdam Tabel 7a
Bekendheid voorzieningen Alblasserdam (%)
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast Centrum voor werk en inkomen (CWI) UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin ouderenwerk (SWA) jongerenwerk Wmo-loket Sociaal Raadslieden (SWA) buurthuis/wijkcentrum in mijn buurt/wijk vrijwilligerssteunpunt (SWA) Stichting Welzijn Alblasserdam (SWA) Multifunctioneel Centrum Maasplein Opbouwwerk (SWA) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 7b
ja, beetje 35
ja, goed 15
42 82 59 67 79 68 55 82 86 60 63 68 50 53 40 45 68 64 45
27 50 42 37 35 42 37 49 29 47 43 50 31 33 28 32 46 39 30
15 32 17 30 44 26 18 33 57 13 20 18 19 20 12 13 22 25 15
2009 2013 bekend bekend
ja, beetje
ja, goed
n.v.t. 73 67 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 61 73 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 39 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bekendheid voorzieningen Alblasserdam (% van doelgroep)
% van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin jongerenwerk % van de wijkbewoners van het buurthuis/wijkcentrum buurthuis/wijkcentrum Centrum Buurthuis/wijkcentrum Blokweer buurthuis/wijkcentrum Blokweer buurthuis/wijkcentrum Kinderdijk % van de 65-plussers ouderenwerk (SWA) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 7c
2009 2013 bekend bekend 70 50
68 80 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
72 91 95 73 76
46 51 17 52 57
26 40 78 21 19
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
36 40 43 47
23 27 31 35
13 13 12 12
n.v.t.
83
51
32
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013 bekend
respijtzorg persoonlijke ondersteuning van de ouderenadviseur persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment mantelzorgmagazine/krant
62
44 38 29 44 56 55 47 18
Monitor Sociaal 2013
Dordrecht Tabel 8a
Bekendheid voorzieningen Dordrecht (% van totaal) 2009 2013 bekend bekend
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast Centrum voor werk en inkomen (CWI) UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau ouderenwerk (MEE, Dinamo) jongerenwerk (De Twern) Sociaal Raadslieden (Vivenz) vrijwilligersondersteuning (MEE/SSKW/DWO) Trivium Lindenhof Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 8b
ja, beetje
ja, goed
27 45 81 53 76 85 80 32 80 54 33 20 26 34 37
18 26 49 39 36 33 39 19 43 22 23 15 17 22 29
9 19 32 14 40 52 41 13 37 32 10 5 9 12 8
bekend
bekend
ja, beetje
ja, goed
73 84 n.v.t. n.v.t.
43 88 78 24
24 42 20 19
19 46 58 5
n.v.t.
34
23
10
71 n.v.t. 78 73 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 67 79 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bekendheid voorzieningen Dordrecht (% van doelgroep) 2009 2013
% van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau jongerenwerk (De Twern) % van de 65-plussers ouderenwerk (MEE, Dinamo) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 8c
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013
respijtzorg persoonlijke ondersteuning van de ouderenadviseur persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden cursus ‘Zorg de baas’ mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment mantelzorgmagazine/krant
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
bekend 30
24 39 14 26 54 50 46 13
63
Hendrik-Ido-Ambacht Tabel 9a
Bekendheid voorzieningen Hendrik-Ido-Ambacht (%) 2009 2013 bekend bekend
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast Centrum voor werk en inkomen (CWI) UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin ouderenwerk (Blije Borgh) jongerenwerk (Vivenz) Wmo-loket Sociaal Raadslieden (Vivenz) buurthuis/wijkcentrum in mijn buurt/wijk Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
73 n.v.t. 75 71 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 68 78 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 39 n.v.t. n.v.t.
42 48 82 59 69 84 74 42 82 86 65 78 39 53 22 42
Bekendheid voorzieningen Hendrik-Ido-Ambacht (% van doelgroep) 2009 2013 bekend bekend % van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar Bureau Jeugdzorg 83 87 consultatiebureau n.v.t. 94 Centrum voor Jeugd en Gezin n.v.t. 72 jongerenwerk (Vivenz) n.v.t. 41
ja, beetje
ja, goed
28 28 51 44 35 34 44 27 45 24 43 46 30 33 17 31
14 20 31 15 34 50 30 15 37 62 22 32 9 20 5 11
ja, beetje
ja, goed
44 13 44 30
47 81 28 11
Tabel 9b
% van de wijkbewoners van het buurthuis/wijkcentrum buurthuis/wijkcentrum in wijk Centrum buurthuis/wijkcentrum in wijk Krommeweg buurthuis/wijkcentrum in wijk Volgerlanden % van de 65-plussers ouderenwerk (Blije Borgh) Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05
Tabel 9c
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
41 42 40
30 30 31
11 12 9
n.v.t .
78
46
32
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013
persoonlijke ondersteuning van de ouderenadviseur persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden cursus ‘Zorg de baas’ mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment mantelzorgmagazine/krant
64
bekend 32 41 19 30 59 57 49 24
Monitor Sociaal 2013
Papendrecht Tabel 10a
Bekendheid voorzieningen Papendrecht (%) 2009 2013 bekend bekend
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast ( Centrum voor werk en inkomen (CWI) UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin Jeugdcentrum Interval Stichting Welzijn Ouderen Papendrecht (incl. Pluspunt)/ Brede Welzijnsinstelling Papendrecht ‘Bij Bosshardt’-huis Stichting RADAR VluchtelingenWerk Zuidvleugel Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
ja, beetje
ja, goed
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
65 43 85 62 81 86 72 56 85 88 63 82
43 27 51 45 41 36 42 36 47 23 45 40
22 16 34 17 40 50 30 20 38 65 18 42
n.v.t.
63
44
19
30 21 21
22 17 16
8 4 5
ja, beetje
ja, goed
39 47 10 19 44 32
30 46 87 5 28 58
45
19
75 n.v.t. 80 73 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 68 80
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Tabel 10b
Bekendheid voorzieningen Papendrecht (% van doelgroep) 2009 2013 bekend bekend % van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar schoolmaatschappelijk werk 72 69 Bureau Jeugdzorg 82 93 consultatiebureau n.v.t. 97 jongerenwerk (De Twern) 23 n.v.t. Centrum voor Jeugd en Gezin 72 n.v.t. Jeugdcentrum Interval n.v.t. 90
% van de 65-plussers Stichting Welzijn Ouderen Papendrecht (incl. Pluspunt)/ Brede Welzijnsinstelling Papendrecht Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05
Tabel 10c
n.v.t .
64
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013 bekend 33 28 32 17 34 58 55 49
respijtzorg persoonlijke ondersteuning van Stichting Welzijn Oudere/Brede Welzijnsinstelling Papendrecht persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden cursus ‘Zorg de baas’ mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment
Sliedrecht Tabel 11a
Bekendheid voorzieningen Sliedrecht (%) 2009 2013
algemeen maatschappelijk werk MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast Centrum voor werk en inkomen (CWI)
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
bekend 70 n.v.t.
73 67 n.v.t.
bekend
87 39 78 58 64
ja, beetje 37 25
ja, goed 50 14
46 43 37
32 15 27
65
UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin Wmo-Serviceloket Sociaal Raadslieden vrijwilligerspunt Sliedrecht Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht Stichting Welzijnswerk Sliedrecht mantelzorgpunt Sliedrecht Diaconaal Maatschappelijk Werk Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 11b
39 42 38 48 26 44 25 22 35 36 40 34 27
41 26 17 32 60 19 20 11 18 19 22 14 20
2009 2013 bekend bekend
ja, beetje
ja, goed
n.v.t. n.v.t. 49 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bekendheid voorzieningen Sliedrecht (% van doelgroep)
% van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht % van de mantelzorgers mantelzorgpunt Sliedrecht Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05
Tabel 11c
80 68 55 80 86 63 45 33 53 55 62 48 47
n.v.t. n.v.t. 65 77
72 83 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
36 12 3 25 62
40 46 17 43 37
24 42 80 32 25
n.v.t.
48
34
14
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013 bekend 38 34 38 34 17 29 69 46 49 16
respijtzorg persoonlijke ondersteuning van de ouderenadviseur persoonlijke ondersteuning van de mantelzorgondersteuner persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden cursus ‘Zorg de baas’ mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment mantelzorgmagazine/krant
Zwijndrecht Tabel 12a
Bekendheid voorzieningen Zwijndrecht (%) 2009 2013 bekend bekend
algemeen maatschappelijk werk (Vivenz) MEE Drechtsteden Bureau Slachtofferhulp Meldpunt zorg en overlast Centrum voor werk en inkomen (CWI) UWV Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin Sociaal Raadslieden Het Vivera infopunt één of meerdere wijkcentra zoals Kubiek, Nederburgh, IJsvogel, Xiejezo Stichting Welzijn Ouderen Zwijndrecht (SWOZ)
66
ja, beetje
ja, goed
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
41 42 77 56 70 83 73 55 80 81 60 40 19
28 25 44 38 36 34 41 37 46 27 44 26 14
13 17 33 18 34 49 32 18 34 54 16 14 5
n.v.t.
77
n.v.t.
68
42 43
35 25
71 n.v.t. 76 39 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 67 77
Monitor Sociaal 2013
Seniorenrestaurants buddyzorg (MEE) Welzijnsorganisatie Diverz Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 12b
46 36 48
29 24 35
17 12 13
bekend
bekend
ja, beetje
ja, goed
73 82 n.v.t. n.v.t.
34 9 5 29
40 48 15 44
26 43 80 27
n.v.t. n.v.t.
68 86
43 35
25 21
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bekendheid voorzieningen Zwijndrecht (% van doelgroep) 2009 2013
% van ouders met kinderen van 0 tot 23 jaar schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg consultatiebureau Centrum voor Jeugd en Gezin % van de 65-plussers Stichting Welzijn Ouderen Zwijndrecht (SWOZ) Seniorenrestaurants Onderstreept is significant tov 2009 (p<0,05)
Tabel 12c
Bekendheid van vormen van mantelzorgondersteuning (% mantelzorgers) 2013
respijtzorg persoonlijke ondersteuning van MEE Drechtsteden cursus ‘Zorg de baas’ mantelzorgsalons Alzheimer Café dag van de mantelzorg mantelzorgcompliment mantelzorgmagazine/krant
Eigen kracht, participatie, vrijwillige inzet en mantelzorg
bekend 33 41 15 29 60 54 45 17
67