Gemeente Amsterdam Onderwijs, Jeugd en Zorg
Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015 – 2017
Inhoud Voorwoord
2
1.
Inleiding
3
2.
2017: het toekomstperspectief
4
3.
Thema 1: formele zorg en informele zorg verbinden
6
4.
Thema 2: vrijwilligers stimuleren, werven, makelen en waarderen
8
5.
Thema 3: vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties ondersteunen
10
6.
Thema 4: mantelzorgers vinden, ondersteunen en waarderen
12
7.
Thema 5: respijtzorg, zorgpauze voor mantelzorgers
14
8.
Thema 6: bedrijfsleven betrekken in de informele zorg
15
9.
Thema 7: kennis ontwikkelen, bundelen en delen en netwerken vormen
16
10.
Verantwoording
17
11
De gemeente investeert en stimuleert
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Bijlage A: Onderbouwing
27
Bijlage B: Wat er in de stadsdelen gebeurt
32
Bijlage C: De bij deze agenda betrokken organisaties
37
Voorwoord Amsterdam is een stad waar iedereen van 0 – 100 jaar prettig kan wonen. Dit komt mede door de hartverwarmende inzet van de vele tienduizenden vrijwilligers en mantelzorgers: Amsterdammers die zich inzetten voor andere Amsterdammers. Ze doen dat voor partners, familieleden, buren of vrienden, de één dag in dag uit, de ander af en toe een paar uur. Als individu, binnen een informeel netwerk of bij een professionele organisatie. We spreken hier graag onze grote waardering uit voor hun inzet. Het is belangrijk dat Amsterdammers elkaar ondersteunen in het dagelijks leven: boodschappen doen voor de buurvrouw, even helpen met het vuilnis buiten zetten, omzien naar elkaar. Of meer, als dat nodig is, bijvoorbeeld als maatje voor iemand met een beperking. Eigen kracht staat hierbij voorop. We willen graag dat die inzet blijft, en zelfs groeit. Daarom gaan we mantelzorgers en vrijwilligers beter ondersteunen. Dat is het doel van deze agenda. Met ingang van 2015 is een groot aantal taken op het gebied van (AWBZ-) zorg, jeugdzorg en participatie overgeheveld van de rijksoverheid naar de gemeente. Dat biedt nieuwe mogelijkheden en uitdagingen. De overheveling gaat gepaard met een grote bezuiniging. Dat dwingt iedereen die ermee te maken heeft om nieuwe manieren van werken te vinden. Mantelzorgers en vrijwilligers staan hierin centraal om Amsterdammers met een zorgvraag of gezinnen met zorg- of opvoedvragen de ondersteuning te geven die zij nodig hebben. Vrijwilligers en mantelzorgers worden op verschillende manieren ondersteund. Toch blijkt dat veel mantelzorgers de weg naar ondersteuning niet goed weten te vinden. Overbelasting is dan een groot risico, ook onder de vele jonge mantelzorgers. Samenwerking tussen professionals en informele netwerken rond een cliënt of een gezin met een zorg- of opvoedvraag wordt steeds urgenter, maar gaat niet altijd vanzelf. Als het gaat om het werven van meer vrijwilligers dan constateren we dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt niet altijd de kans krijgen hun kracht en capaciteiten in te zetten. Met elkaar willen we kijken hoe we ook hen stimuleren zich in te zetten als vrijwilliger in de informele hulp. Aan dit soort opgaven willen we werken in Amsterdam. Het is dan ook goed dat ruim veertig organisaties en informele netwerken uit de stad mét de gemeente de ‘Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015-2017’ hebben opgesteld. Het is mooi dat zoveel betrokkenen hier samen de schouders onder zetten en werk maken van de opgaven in deze agenda. Ook wij willen op gemeentelijk en stadsdeelniveau alles doen om de agenda tot een succes te maken.
Eric van der Burg Wethouder Zorg
Marijn van Ballegooijen Portefeuillehouder welzijn stadsdeel Zuid
2
1. Inleiding Vrijwilligers en mantelzorgers spelen een sleutelrol in alle beoogde veranderingen in zorg en ondersteuning. De verwachting is dat een groter deel van de zorg aan hen kan worden overgelaten. Dat kan ook wel, maar daar is dan wel actie voor nodig. In deze Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet worden die acties uitgestippeld door betrokken partijen: naast de gemeente Amsterdam hebben ruim 40 organisaties er input voor geleverd. In bijlage C kunt u zien wie dat zijn. De agenda begint met een toekomstperspectief. De verwachting is, dat Amsterdammers elkaar meer ondersteuning en zorg kunnen bieden, mits hun netwerken daartoe de ruimte krijgen. Dat moet het mogelijk maken dat ondersteuning en zorg bieden vanzelfsprekender wordt. Datzelfde geldt voor hulp vragen. Netwerken de ruimte geven vergt een open oog voor de enorme diversiteit in de stad en een andere houding van professionals: hun logica en die van hun instellingen kan niet langer dominant zijn, het vertrekpunt zijn de Amsterdammers en hun netwerken zelf. Na het toekomstperspectief volgt de agenda om het toekomstperspectief dichterbij te brengen. Die agenda is geordend naar een zevental thema’s: • formele en informele zorg verbinden, • vrijwilligers stimuleren, werven, makelen en waarderen, • vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties ondersteunen, • mantelzorgers vinden, ondersteunen en waarderen, • respijtzorg – zorgpauze voor mantelzorgers, • bedrijfsleven betrekken in de informele zorg, • kennis ontwikkelen, bundelen en delen en netwerken vormen. Bij elk thema staan ‘de opgaven’ en enkele aandachtspunten. Daarna benoemen we welke acties we gaan ondernemen, vaak in aansluiting op datgene wat al gebeurt. In een laatste hoofdstuk staat verantwoord hoe deze agenda tot stand is gekomen en hoe ze zich verhoudt tot recente beleidsnota’s voor het sociaal domein, voor de Wmo en voor het jeugddomein. Ook de verhouding met de bestuurscommissies komt daar aan de orde: die zijn immers verantwoordelijk voor het versterken van de dragende samenleving en het realiseren van basisvoorzieningen in de wijken. In de bijlagen staat daarna nog (A) hoe het er in Amsterdam cijfermatig voor staat met informele zorg en vrijwillige inzet en hoe we de Maatschappelijke Kosten Baten Analyses benutten, (B) wat de stand van zaken in de stadsdelen is en (C) welke organisaties aan deze agenda hebben meegewerkt.
3
2. 2017: het toekomstperspectief Amsterdam is een grote stad en een verzameling dorpen tegelijk. Voor de één is dat ‘dorp’ de eigen buurt, voor een ander een vereniging of een kroeg. Binnen de dorpen, de hechte en losse gemeenschappen waar ze deel van uit maken, is hulp geven en hulp vragen veel gemakkelijker dan buiten die netwerken. De grote stad maakt de drempels om elkaar ook buiten de eigen netwerken te steunen hoger dan in een dorp. De vanzelfsprekendheid dat de overheid voor ons zorgt, heeft die drempels om hulp te bieden en hulp te vragen in heel Nederland te hoog gemaakt. Die willen we weer omlaag brengen. Dat lukt alleen als we bij het werken aan deze ambitie er rekening mee houden dat Amsterdam naast een grote verzameling dorpen, ook een grote stad is. Hoe zou dat er in 2017 uit kunnen zien? Vanzelfsprekend In 2017 maken we als Amsterdammers deel uit van een hechtere en sterkere dragende samenleving. In de aanloop daarheen zijn we er als Amsterdammers aan gewend geraakt elkaar te vinden en op te zoeken als we voor kortere of langere tijd zorg nodig hebben. De gemeenschap in de wijk omarmt ook diegenen die kwetsbaar zijn en geen deel uitmaken van een eigen netwerk van bijvoorbeeld familie en vrienden, dan wel terughoudend – zo niet mijdend – zijn in het hulp vragen. Netwerken Netwerken ontstaan gedurende ons leven op basis van bijvoorbeeld gedeelde achtergrond, interesse, sport, studie, geloofsovertuiging, werk, enzovoort. Dat gebeurt niet pas wanneer we ondersteuning nodig hebben. In 2017 maakt iedereen deel uit van één of meer gemeenschappen in de stad. We zien ons netwerk van familie, vrienden, kennissen en dorpsgenoten als de eerste bron van hulp en steun. We begroeten elkaar in onze buurt en (her)kennen elkaar vaker, doordat we elkaar ontmoeten in bijvoorbeeld een huis van de wijk, doordat we iets voor een ander doen in de buurt of doordat we meedoen aan activiteiten die door ons en andere actieve buurtgenoten op eigen kracht en initiatief zijn georganiseerd. Zo wordt ook de buurt een breed netwerk met een goede sociale cohesie en een actief buurtleven. Persoonlijke kring Waar we ons nu meestal sneller melden bij de instanties als er iets speelt, is het in 2017 gemakkelijker, comfortabeler en vanzelfsprekender om hulp en ondersteuning in de persoonlijke kring te hebben. Zorg voor elkaar betekent dat ieder binnen zijn1 mogelijkheden en afhankelijk van zijn persoonlijke kring, kennis, kunde en beschikbaarheid voor korte of langere tijd een naaste helpt, ondersteunt en verzorgt. Dat Amsterdammers ook buiten de persoonlijke kring elkaar helpen en ondersteunen, is gemakkelijker geworden omdat de drempels daartoe zijn verlaagd. Afhankelijk van de aard en complexiteit van de zorgvraag zijn mantelzorgers, vrijwilligers en beroepskrachten in verschillende mate in het netwerk ingezet of betrokken. Dit netwerk borgt zorg op maat, op elk moment in de tijd en fase van de behoefte, passend en adequaat. Om hulp vragen Het is niet alleen vanzelfsprekend om iets voor een ander te doen, we vinden het ook gewoon om anderen om hulp te vragen. Als we een probleem hebben dat we niet zelf op 1
Om ingewikkelde formuleringen te voorkomen gebruiken we in deze agenda de taalkundig mannelijke vorm: hij, zijn, hem.
4
kunnen lossen, vragen we eerst mensen in ons netwerk om met ons mee te denken over mogelijke oplossingen. Zo mogelijk spelen zij ook een rol bij de uitwerking daarvan. Door de inzet van de verschillende talenten uit ons netwerk zijn we beter in staat zelfstandig of gezamenlijk dingen te regelen. Als ons netwerk van familie, vrienden of kennissen niet of onvoldoende kan helpen, zijn er in onze gemeenschap genoeg vrijwilligers die passende ondersteuning kunnen bieden, ook aanvullend of in samenwerking met de mantelzorger of beroepskracht. Diversiteit Er is passende ondersteuning beschikbaar voor de grote diversiteit aan zorgvragers en zorgvragen voor wat betreft de soort of complexiteit van de zorgvraag, maar ook wat betreft culturele achtergrond, taal, seksuele geaardheid, opleidingsniveau enzovoort. Er is zowel bij de formele als bij de informele zorg oog en oor voor deze diversiteit omdat maatwerk een leidend motief is. Vrijwilligers en mantelzorgers Vrijwilligers doen waar ze goed in zijn, wat ze leuk vinden of zetten zich in omdat ze iets willen leren. Ze worden gestimuleerd, ondersteund en getraind waar ze dat zelf willen of nodig vinden. Ook voor de vaardigheden en talenten van kwetsbare mensen is aandacht, zodat ook zij zich kunnen inzetten voor een ander als zij dat willen. Mantelzorgers zorgen korte of langere tijd of langdurig voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun directe omgeving. Zij hebben niet altijd een keuze: het overkomt hen, omdat ze een band hebben met degene die zorg nodig heeft. Er wordt op gelet dat zij niet overbelast raken. Sluitend Vrijwilligers, mantelzorgers en beroepskrachten vormen één sluitend netwerk rondom de zorgvrager. Alle betrokken partijen delen hun kennis, kunde, ervaringen en talenten en werken samen op basis van gelijkwaardigheid. Ieder verleent zorg vanuit zijn eigen mogelijkheden, kwaliteit en kracht. Als er hulp in het formele circuit wordt gevraagd, dan denkt de beroepskracht met de hulpvrager mee over nieuwe oplossingen binnen zijn netwerk. De zorgvraag, leefwereld en het netwerk van de hulpvrager vormen het punt van vertrek, niet de procedures en processen van de zorginstantie, beroepskracht of de mogelijkheden van de vrijwilliger. Vinden Iedereen moet de mogelijkheid hebben om aan de juiste informatie over zorg en ondersteuning te komen. Een beroepskracht ondersteunt zo nodig bij het matchen en krijgen van meer of andere hulp. De benodigde informatie is toegankelijk en bereikbaar voor alle Amsterdammers: ook de minder bereikbare zorgvragers en zorgvragers die niet vanzelfsprekend hun weg weten te vinden in ‘zorgland’, moeten immers weten waar ze terecht kunnen. Gemeente/overheid In 2017 toont de gemeente zich een flexibele, adaptieve en proactieve organisatie die zich snel en adequaat weet aan te passen aan de zich telkens veranderende samenleving. Ze faciliteert, innoveert en zet in op die Amsterdammers die moeilijk bereikbaar zijn of niet bereikt willen worden voor zorg, bijvoorbeeld vanwege psychiatrische problemen. Preventie staat hoog in het vaandel.
5
3. Thema 1: formele zorg en informele zorg verbinden De opgaven We willen dat mensen en netwerken voor elkaar kunnen blijven zorgen zonder overbelast te raken. We willen dat de mantelzorger een gelijkwaardige gesprekpartner is als het om zorg en begeleiding van de cliënt gaat. Dat vergt een omslag bij professionals in hun manier van werken: van helpen naar begeleiden, coachen en doorverwijzen. Ze zullen meer naast de cliënt, gezin met zorg- of opvoedvragen, mantelzorger en vrijwilliger moeten komen staan en meer mét mensen praten dan over hen. We willen dat Amsterdammers op een goede manier bij informele netwerken terecht komen. En dat Amsterdammers die altijd ondersteuning nodig zullen hebben, die ondersteuning krijgen. Ook als ze daar niet om durven of willen vragen. Dus niet alleen als zij zorg nodig hebben, maar ook als er bijvoorbeeld opvoedkundige kwesties spelen. We willen dat informele zorg en vrijwilligers meer onderdeel uitmaken van de eerste en tweede lijn om zo tegemoet te komen aan de ondersteuningsvraag van cliënten. We willen dat ervaringsdeskundigen en cliëntenvertegenwoordigers optimaal bijdragen aan het verbeteren van zorg in de eerste en tweede lijn. En dat zorgcentra meer van betekenis zijn voor de buurt en de informele netwerken als het gaat om ontmoeting en participatie van bijvoorbeeld Amsterdammers met psychiatrische problemen of licht verstandelijke beperkingen. Aandachtspunten
•
•
•
In onze benadering en ondersteuning is er een onderscheid tussen enerzijds de mantelzorgers en anderzijds de vrijwilligers die ondersteuning bieden aan mensen met een zorggerelateerde vraag. Niet alle ondersteuning kan in de wijk worden geboden. Sommige ondersteuningsvragen zijn zeer specifiek en vereisen een stedelijke aanpak. Denk aan ondersteuning van mantelzorgers die zorgen voor iemand met afasie. Ook in het informele zorgcircuit bestaat veel systeem- en doelgroepdenken. Als we echt willen uitgaan van de burger/zorgvrager zullen we zijn leefwereld in positie moeten zetten.
Acties
•
•
•
•
We zorgen voor een eigenstandige positie/aparte status van de mantelzorger. In 2018 wordt in elke ondersteuningsplan van de cliënt de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger (indien aanwezig) apart benoemd. We maken zichtbaar wat er in elke wijk (gebied) aanwezig is op het gebied van zorg, welzijn en informele netwerken en wie de sleutelfiguren zijn. Voor het versterken van eigen kracht en burgerkracht organiseren we in alle buurten (gebieden) buurtgesprekken met bewoners over zorg, zodat duidelijk wordt wat behoeften en knelpunten en vooral mogelijkheden en kansen van bewoners zijn. Deelnemers aan buurtgesprekken zijn vanuit bewoners bijvoorbeeld vertrouwenspersonen, mantelzorgambassadeurs, sleutelpersonen, buurtambassadeurs. Ook aanwezig zijn informele en formele organisaties op het gebied van zorg en welzijn en netwerken van een buurt: bedrijven, scholen, winkels enzovoort. Om de zorgvrager in positie te brengen gaan we experimenteren met ontschotting en verschuiving van budgetten van formele aanbieders naar kleinschalige of zelfs persoonsgebonden informele initiatieven. Dat wil zeggen: meer regelvrijheid, toegankelijker.
6
•
• •
We onderzoeken in hoeverre de werkzame principes van de Eigen Kracht methode een rol kunnen spelen in het tot stand brengen van een verschuiving van formele naar informele zorg. Deze werkzame principes zijn: houd de regie bij de burger, familie, buurt; maak bij problemen de kring groter; geef ruimte en tijd voor zelfbeschikking. De rol van de professionals en overheid daarbij is: kaders stellen bij zorgen over de veiligheid; kennis leveren over mogelijke ondersteuning; niet overnemen, maar aansluiten bij alles wat burgers zelf kunnen oplossen; zorgen voor voldoende beschikbare (specialistische) zorg. We zetten in op het delen van accommodaties in de wijk (zoals verzorgingshuizen, scholen, huizen van de wijk) om netwerkvorming te stimuleren. De instellingen voor maatschappelijke dienstverlening (madi’s) bieden in de wijkzorgnetwerken individuele cliënt- ondersteuning aan. Om dit zo effectief mogelijk te kunnen doen, is het belangrijk dat madi's goed zicht hebben op lokale initiatieven die spelen in wijken op het gebied van informele hulp/zorg. Dit draagt bij aan het versterken van de verbinding tussen informele en formele partijen in wijkzorgnetwerken; in het belang van individuele hulpvragers en hun mantelzorgers.
7
4. Thema 2: vrijwilligers stimuleren, werven, makelen en waarderen De opgaven De vraag naar vrijwilligers neemt snel toe. We zullen dus meer vrijwilliger moeten vinden, onder meer onder jongeren, gepensioneerden en buurtbewoners met een beperking. Ook kunnen Amsterdammers met een afstand tot de arbeidsmarkt naar vrijwilligerswerk en andere vormen van zinvolle dagbesteding worden geleid. Er moet voldoende ondersteuning zijn voor (cultureel) diverse Amsterdammers die informele zorg willen bieden. Om de waardering voor vrijwilligers informele hulp te uiten, gaan we nieuwe manieren ontwikkelen. En we willen vraag en aanbod van vrijwilligers informele hulp met digitale middelen matchen. Door vrijwilligers gestuurde organisaties zullen moeten meebewegen met actuele ontwikkelingen en organisaties die vrijwilligers ondersteunen zullen hun eigen vrijwilligersbeleid moeten actualiseren en de vrijwilligers daar meer invloed op moeten geven. We willen dat professionals en (ervaringsdeskundige) vrijwilligers meer gebruik maken van elkaars expertise en werken aan duurzame samenwerkingsrelaties. Aandachtspunten • Er zijn verschillende categorieën (potentiële) vrijwilligers die elk om een eigen benadering vragen. • Bij het erkennen en waarderen van vrijwilligers gaat het niet alleen om financiële waardering, maar juist ook om aanzien en erkenning en om het investeren in vrijwilligers. • Vrijwilligerswerk doe je uit nieuwsgierigheid, om ervaring op te doen en van betekenis te zijn. Vrijwilligers moeten het graag kunnen blijven doen, maar ook kunnen stoppen en hun werk overdragen als ze dat wensen. We zijn alert op overbelasting en hebben aandacht voor de intrinsieke drijfveren van vrijwilligers. • We onderzoeken of het zinvol is en noodzakelijk is om gemeentelijk beleid of eenduidige richtlijnen te formuleren voor vrijwilligersvergoedingen. Acties • We doen een pilot waarbij 500 leerlingen van vijf scholen meewerken aan de ontwikkeling van een alternatief voor de maatschappelijke stage. De scholieren maken kennis met vrijwilligerswerk bij maatschappelijke projecten. • In een reeds lopende pilot worden werkloze jongeren tussen 18 en 27 jaar bemiddeld naar vrijwilligerswerk (onder meer op het gebied van welzijn en zorg) om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. • We investeren middelen en tijd in de verbetering van de bejegening door professionals van cliënten, gezinnen met zorg- of opvoedvragen en hun mantelzorgers en de vrijwilligers in hun netwerk. • We ontsluiten de digitale mogelijkheden voor het makelen van vrijwilligers informele hulp, overigens in het besef dat aan digitale mogelijkheden voor het makelen van vrijwilligers informele hulp risico’s verbonden zijn. • Bij activeringsprogramma’s voor Amsterdammers met een afstand tot de arbeidsmarkt (onderdeel van het programma Meedoen Werkt) stimuleren we vrijwilligerswerk en andere vormen van zinvolle dagbesteding waarbij tegelijkertijd een ander doel wordt bereikt, namelijk ondersteuning bij zorgvragen.
8
•
• •
•
We zetten specifieke communicatie in voor het bereiken van kansrijke doelgroepen (zoals gepensioneerden) en onderzoeken wat ervoor nodig is om meer mensen te stimuleren om zich als vrijwilliger in te zetten. We kijken hoe we buurtbewoners met een beperking kunnen ondersteunen om actief te worden als vrijwilliger. We zorgen ervoor dat er meer vrijwilligers in het zonnetje gezet worden , bijvoorbeeld door het makkelijker te maken hen voor te dragen voor een Koninklijke onderscheiding, bezoeken aan de ambtswoning van de burgemeester te organiseren enz We maken helder welke randvoorwaarden en faciliteiten nodig zijn voor vrijwillige inzet: van een telefoon en kosteloos gebruik van een ruimte tot en met een achterwacht voor vrijwilligers voor het geval dat deze onverwachts uitvallen.
9
5. Thema 3: vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties ondersteunen De opgaven Cliënten als ouderen en kinderen (vaak extra kwetsbaar) moeten kunnen rekenen op een betrouwbare vrijwilliger. Dat betekent dat de geschiktheid van vrijwilligers moet worden bepaald: voor welke taken is hij onder welke voorwaarden inzetbaar? Vrijwilligersorganisaties zullen moeten worden toegerust om de diversiteit aan vrijwilligers te managen. Hoe zorgen we ervoor dat vrijwilligersorganisaties makkelijker kunnen meebewegen met actuele ontwikkelingen? Is er wellicht een keurmerk van goed vrijwilligersbeleid nodig voor vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn? Sowieso is er scholing nodig voor (aankomende) professionals om te kunnen samenwerken met informele zorg en mantelzorgers. Aandachtspunten • Vrijwilligers hebben ook zelf een verantwoordelijkheid in het toerusten van zichzelf. Organisaties stimuleren dit. • Niet al het vrijwilligerswerk informele hulp is hetzelfde en vrijwilligers krijgen te maken met verschillende doelgroepen. Besef van diversiteit is van groot belang bij het toerusten en ondersteunen van vrijwilligers. • Het is een valkuil om de toerusting van vrijwilligers informele hulp teveel in een ‘systeem’ te willen stoppen: geen vakjargon en geen officiële functioneringsgesprekken voor vrijwilligers informele hulp. • Voor gezinnen zijn informele netwerken (peer to peer ambassadeurs) essentieel voor een structurele verandering naar gezond gedrag van kind en ouders. • Om specifieke doelgroepen (zoals mensen met een verstandelijke beperking en laaggeletterde oudere migranten) te kunnen bereiken hebben vrijwilligers informele hulp ook specifieke toerusting en ondersteuning nodig. • Bij de samenwerking met informele netwerken en organisaties besteden professionele organisaties ruime aandacht aan de ondersteuning van deze organisaties en aan de waardering van vrijwilligers. • Sinds 2009 is de Amsterdamse Vrijwilligers Verzekering (AVV) beschikbaar: een aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering voor alle vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke stagiairs in Amsterdam. De kosten voor deze verzekering worden betaald door de gemeente. De AVV is een overkoepelende vangnetverzekering. Dit houdt in dat andere verzekeringen, door de organisatie of door de vrijwilligers afgesloten, altijd voorgaan. De verzekering geldt tijdens het verrichten van vrijwilligerswerk of mantelzorg en tijdens de reis ernaartoe of terug.Vrijwilliger kunnen voor vragen die ze hebben over de terecht bij de organisaties waar ze actief zijn. De organisaties kunnen voor algemene informatie terecht bij de Vrijwilligerscentrale Amsterdam (VCA). Diverse organisaties gericht op mantelzorgondersteuning zijn ingelicht over het bestaan van de AVV. Met vragen kunnen mantelzorgers terecht bij , bij de sociaal loketten in hun stadsdeel, waar brochures verkrijgbaar zijn. Meer informatie: http://www.amsterdam.nl/vga/diversen/amsterdamse/
Acties: • We zorgen ervoor dat de deskundigheid van vrijwilligers over het nieuwe zorgstelsel wordt vergroot: ‘keukentafelgesprek’, aanvraag, indicatiestelling, zorgverlening enzovoort.
10
•
•
• • • • •
•
•
•
2
We trainen nieuwe groepen vrijwilligers informele hulp, zodat zij in staat zijn de kwetsbare Amsterdammers en gezinnen met wie zij werken adequaat te ondersteunen en te verwijzen. We binden vrijwilligers informele hulp door inspirerende ondersteuning te bieden via e-learning, intervisiegesprekken, snuffelstages of kennismakingsbezoeken voor kandidaat vrijwilligers. We rusten vrijwilligers informele hulp en vrijwilligersorganisaties op het gebied van zorg en welzijn toe om te kunnen inspelen op actuele veranderingen. We besteden extra aandacht aan het leren werven van vrijwilligers door vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn. Afhankelijk van de taken van de vrijwilliger informele hulp en de kwetsbaarheid van de doelgroep faciliteren we de juiste achtervang, begeleiding en training. We onderzoeken de ‘verlengde-armconstructie’: is het wenselijk dat professionals vrijwilligers inzetten voor zorgtaken? Moet de klant dan opdrachtgever zijn? Vrijwilligersgestuurde en ondersteunende organisaties op het gebied van zorg en welzijn zetten in op het verbeteren van hun kwaliteit en maken ruimte, tijd en geld vrij. Zo kunnen professionals kennisdelen en overdragen over samenwerken met vrijwilligers informele hulp en aansluiten bij het netwerk. We investeren middelen en tijd in gesprekstechnieken van professionals en verbetering van de bejegening naar zowel cliënten, gezinnen met zorg- of opvoedvragen als hun mantelzorger en de vrijwilligers in hun netwerk. We versterken vrijwilligersgestuurde organisaties, zodat zij flexibeler kunnen meebewegen met actuele ontwikkelingen en beter toegerust zijn voor het werven, binden en waarderen van vrijwilligers. De gemeente vraagt alle organisaties die werken met kinderen, zich in te zetten om seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.2
Als norm dient hierbij het project ‘In Veilige Handen’ (www.inveiligehanden.nl).
11
6. Thema 4: mantelzorgers vinden, ondersteunen en waarderen De opgaven
De vraag en ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers verdient meer aandacht. Dat vergt in de eerste plaats dat mantelzorgers weten dat zij mantelzorger zijn en dat er voor hen ondersteuningsmogelijkheden voorhanden zijn. We willen dat mantelzorgers het bestaande ondersteuningsaanbod beter kunnen vinden en dat dat aanbod optimaal toegankelijk is. Sowieso zal het aanbod beter moeten aansluiten op de behoefte van mantelzorgers, waaronder jonge mantelzorgers. We willen dat professionals in zorg en welzijn in staat zijn om mantelzorgers te herkennen en te erkennen, dreigende overbelasting tijdige weten te signalen en daar adequaat op te kunnen reageren. Professionals in zorg en onderwijs moeten jonge mantelzorgers kunnen herkennen. Hoe bereiken we overbelaste mantelzorgers in gemeenschappen waarin het niet gebruikelijk is om voor familieleden hulp van buiten de eigen kring te vragen? Hoe zorgen we dat bij mantelzorgondersteuning de focus ligt op het hele gezin in plaats van op de meest betrokken mantelzorger? Aandachtspunten • In de huidige opzet van de Dag van de mantelzorger worden vooral mantelzorgers bereikt die zichzelf al als mantelzorger zien. • Waardering van mantelzorgers moet dichtbij en laagdrempelig worden georganiseerd. • Mantelzorgondersteuning is geen aparte specialistische functie meer, maar is opgenomen is in het brede aanbod van Wijkzorg • Mantelzorgers met kinderen hebben te maken met conflicterende wet- en regelgeving. Zo mag een Persoonsgebondenbudget (Pgb) niet worden gebruikt voor ‘vrijetijdsvoorzieningen’ als naschoolse opvang, maar mogen ouders evenmin gebruikmaken van de Wet kinderopvang. De afgelopen jaren zijn er via de pakketmaatregel tijdelijke oplossingen gerealiseerd, maar die worden met ingang van 2016 beëindigd. • Mantelzorg in situaties waarbij jonge kinderen betrokken zijn vragen om extra aandacht, zeker als er schooluitval dreigt. Bij onderwijs (leerplicht) is dit een vaker voorkomende oorzaak bij ‘thuiszitters’. Acties • We gaan op zoek naar betere manieren om mantelzorgers te ondersteunen, te faciliteren en te waarderen. • We onderzoeken de ervaringen van mantelzorgers met ondersteuning door Wijkzorg. In de communicatie aan Amsterdammers over de werkwijze van Wijkzorg vragen we speciale aandacht voor mantelzorgers. • We onderzoeken met elkaar tegen welke praktische barrières mensen oplopen om mantelzorg te kunnen verlenen en gaan op zoek naar structurele oplossingen voor knelpunten door conflicterende wet- en regelgeving. • We passen het ondersteuningsaanbod aan op basis van onderzoek en kennis over de werkelijke behoefte van mantelzorgers, waaronder jonge mantelzorgers, en de oorzaken van overbelasting. • De gemeente Amsterdam geeft invulling aan haar voorbeeldfunctie als het gaat om goed werkgeverschap door zorgverlof te faciliteren, en dat ook uit te dragen.
12
•
•
We informeren mantelzorgers over ondersteuningsmogelijkheden. Als financiën een probleem zijn, attenderen we mensen op de mogelijkheden voor inkomensondersteuning binnen het armoedebeleid van de gemeente. Voor verschillende regelingen moeten mantelzorgers kunnen aantonen dat zij mantelzorger zijn. Wij onderzoeken op welke manier we hier invulling aan kunnen geven.
13
7. Thema 5: respijtzorg, zorgpauze voor mantelzorgers De opgaven
Het organiseren van respijtzorg voor mensen in complexe zorgsituaties vergt een goede onderlinge samenwerking tussen formele en informele zorg. Hoe zorgen we voor respijtzorg voor jonge mantelzorgers? Hoe zorgen we dat mantelzorgers erop vertrouwen dat de vervangende zorg goed geregeld is? Aandachtspunten
• •
Vooral in complexe zorgsituaties is het realiseren van een zorgpauze voor mantelzorgers moeilijk. Er is te weinig diversiteit en maatwerk in het aanbod van respijtzorg. Respijtzorg kan soms als vorm van informele zorg binnen de eigen kring worden georganiseerd, maar in andere gevallen, denk aan het logeerweekends voor kinderen met ernstige beperkingen, zijn zeer specialistische vormen van respijtzorg nodig om intramurale zorg te voorkomen of uit te stellen.
Acties
• •
•
• •
In het project ‘Oog voor mantelzorgers in complexe zorgsituaties’ werken we uit hoe we in complexe zorgsituaties respijtzorg kunnen organiseren. We ontwikkelen nieuwe vormen van respijtzorg. Te denken valt aan het uitbreiden van zorg aan huis als vorm van respijtzorg. Ook gaan we meer maatwerk bieden. We zetten meer in op oplossingen die met E-health tot stand kunnen komen. Zo zijn we een project gestart om mantelzorgers en cliënten met dementie te begeleiden bij ontzorgen doordat zij hun naaste via GPS altijd kunnen terugvinden. We laten zien welke mogelijkheden er zijn voor respijtzorg. We doen onderzoek naar de vraag hoe je praktische en emotionele drempels wegneemt zodat mantelzorgers én cliënten gezinnen met zorg- of opvoedvragen respijtzorg aanvaarden.
14
8. Thema 6: bedrijfsleven betrekken in de informele zorg De opgaven We willen bedrijven ertoe brengen zich structureel aan maatschappelijke doelen te verbinden. SROI (social return on investment) kan daarin een rol spelen. Hoe kan de gemeente als grote werkgever het goede voorbeeld geven in het stimuleren van vrijwilligerswerk op het gebied van zorg en welzijn en van het ondersteunen van mantelzorgers? Belangrijk is dat bedrijven en vrijwilligers informele hulp elkaar kunnen vinden. Aandachtspunten • Soms kost het inzetten van het bedrijfsleven voor vrijwilligersorganisaties meer dan het daadwerkelijk oplevert. Zorg dat het bedrijfsleven de expertise/inzet levert die vrijwilligersorganisaties echt nodig hebben. • Ook kleine initiatieven kunnen een positieve bijdrage leveren. Zo kunnen supermarkten ‘vrijwilligers van de week’ in het zonnetje zetten bij de ingang. • Een laagdrempelige (digitale) vindplaats waar cliënten en medewerkers van bedrijven elkaar kunnen vinden, biedt kansen. Voor sommige, meer kwetsbare groepen (bijvoorbeeld kinderen) kan dit echter ook risico’s opleveren. • Veel grote bedrijven hebben al een foundation of afdeling MVO die samen mogelijk een breder platform voor maatschappelijke inzet kunnen vormen. Acties • We onderzoeken de wenselijkheid voor kennisdeling en het stimuleren van vrijwillige inzet en andere maatschappelijke inzet door het Amsterdamse Bedrijfsleven , het liefst georganiseerd door bedrijven zelf. • In de wijk organiseren we bijeenkomsten waar vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en mensen uit vrijwilligersnetwerken informele hulp elkaar treffen en mogelijkheden tot samenwerken bespreken (sponsoring, vrijwillige inzet, ondersteunen van activiteiten met boodschappen en andere materialen). • We bespreken met de zorgaanbieders op welke manier we invulling kunnen geven aan de social return (SROI) verplichting, waarbij we elkaar inspireren met voorbeelden uit de praktijk. • We onderzoeken de mogelijkheden om de sociale paragraaf in het Inkoopbeleid zorg van de gemeente Amsterdam en Achmea te benutten voor het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan samenwerking tussen formele en informele zorg in de wijk. • De Gemeente Amsterdam kijkt ook naar haar eigen personeelsbeleid en de mogelijkheid om medewerkers vrij te stellen voor vrijwillige ondersteuning bij initiatieven informele zorg (zoals juridische of bedrijfsmatig advies, koken bij Resto van Harte, Maatjes enzovoort.
15
9. Thema 7: kennis ontwikkelen, bundelen en delen en netwerken vormen De opgaven Het zal een kunst zijn om niet in alle gebieden steeds opnieuw het wiel uit te vinden, maar om kennis uit pilots en projecten te delen: hoe komen initiatieven zoals smoelenboeken en sociale kaarten bij elkaar en hoe verhouden ze zich tot het stedelijk initiatief digitaal platform? Wat kunnen we leren van bestaande praktijk binnen de stad en daarbuiten? We willen leren we van elkaar bij het inzichtelijk maken van relevante cijfers over doelgroep en omvang in gebieden, om zo zicht te krijgen op waar wat nodig is. Hoe zorgen we voor afstemming en kennisdeling per huishouden, per wijk en in de gehele stad? Daarnaast komt het erop aan dat het aanbod recht doet aan de vraag en behoefte van de kwetsbare Amsterdammers (inclusief bijvoorbeeld de eerste generatie migranten). Hoe gaan we om met: privacy, veiligheid, betrouwbaarheid of conflicten? En wat vraagt dat van het toekomstig inkoopbeleid? Aandachtspunten • Waar mantelzorgers en vrijwilligers informele hulp uitblinken in ‘persoonlijke betrokkenheid’ en ‘kleinschaligheid’, is de formele zorgsector vooral sterk in ‘continuïteit’ en ‘volume’. Beide kanten zijn waardevol. • Alle betrokkenen hebben elkaar nodig, zowel cliënten, vrijwilligers informele zorg en mantelzorgers als professionals en hun organisaties. Dat vergt werken aan verandering met respect voor elkaars inbreng. Acties • We investeren – ieder voor zich en samen – de komende jaren extra in leren, innoveren, kennis delen en communicatie. We delen kennis, ook op gebieds- of wijkniveau. • We wachten niet met ophalen en bundelen van informatie totdat het stedelijk gefaciliteerde digitaal platform operationeel is. • We stimuleren het netwerk in de wijk, waar zorgprofessionals, ambtenaren, sleutelfiguren, vrijwilligers informele hulp en mantelzorgers elkaar vinden in kennis delen, het benoemen van knelpunten en praktische oplossingen op maat. • We werken aan kennisdeling in de stad en delen informatie in het stedelijke netwerk. In samenwerking met kennisinstellingen en debatcentra zorgen wij voor kennisdeling, inhoudelijke verdieping en ontmoeting. • De gemeente legt zo mogelijk vast dat in opdracht van de gemeente door adviesbureaus, opdrachtnemers of ontwikkelaars ontwikkelde kennis intellectueel eigendom is van de gemeente en dus altijd opengesteld kan worden voor derden. • We stimuleren de ontwikkeling van alternatief aanbod in de wijk (zoals buurtverzorgers, wijkleerbedrijven, sociale firma’s en wijkondernemers) en leren al doende in de praktijk. Inspirerende praktijkvoorbeelden worden verzameld in een digitaal leermagazine. • We verkennen de mogelijkheden en wenselijkheid om in Amsterdam wijkgericht en/of doelgroep in te gaan kopen volgens de spelregels van “maatschappelijk aanbesteden”, waarbij we ook leren van eerdere ervaringen in de stad (stadsdeel Oost) en andere steden. • We investeren in langdurige afspraken tussen informele netwerken in de wijk en de verschillende wijkteams. We maken onder meer afspraken over hoe informele netwerken worden geïnformeerd wat er in een intake gebeurt.
16
10.
Verantwoording
Deze agenda komt niet uit de lucht vallen: ze is het product van het denkwerk van velen en past beleidsmatig en organisatorisch in een aantal eerder ingezette lijnen. Hoe is deze agenda tot stand gekomen? De Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet is een ‘groeidocument’. Ze is het resultaat van de inbreng van een grote groep mensen en organisaties die binnen de domeinen jeugd, participatie en zorg actief bezig zijn met informele zorg en vrijwillige inzet. Het opstellen van de agenda begon met een verkennende bijeenkomst op 16 december 2014. In de maanden erna zijn de resultaten van die verkenning breed uitgezet in de stad voor commentaar en medio maart 2015 aangescherpt in een bijeenkomst met partijen uit het veld. Ruim veertig organisaties en hun achterbannen zijn zo betrokken geweest bij het opstellen van de agenda. In juni 2015 is ze op een conferentie teruggekoppeld aan iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming. Toen stond de vraag centraal wie op welke manier een bijdrage gaat leveren aan de uitvoering. Alle betrokkenen hebben uitgesproken dat ze hun schouders eronder willen zetten. Dat zijn de ‘wij’ die deze agenda dragen: alle betrokkenen bij de informele zorg en vrijwillige inzet in Amsterdam, onder wie de gemeente. De agenda wordt verder uitgewerkt in concrete te behalen resultaten en de middelen die daarvoor beschikbaar zijn waarbij ook de input uit de conferentie zal worden verwerkt. Hoe past deze agenda in het gemeentelijk beleid? Net als de partijen in het veld houdt ook de gemeente Amsterdam in haar beleid al geruime tijd rekening met die omslag. Zo stelt het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein als uitgangspunt dat Amsterdammers meer voor elkaar gaan zorgen en eerder een beroep zullen doen op de (vrij toegankelijke) basisvoorzieningen in Amsterdam. Hierdoor is minder vaak professionele hulp nodig. Doel is dat Amsterdammers zo zelfstandig mogelijk functioneren en daarbij voldoende zorg en ondersteuning krijgen, maar ook dat mensen en bedrijven zich inzetten voor de stad of buurt en dat meer mensen elkaar meer helpen. Deze doelstellingen wil de gemeente samen met Amsterdammers en professionals bereiken door problemen klein te houden door ze eerder op te pakken, door ruimte te geven aan de netwerken van de Amsterdammer en door meer een beroep te doen op de inzet van vrijwilligers. De Ontwikkelagenda Wmo 2015-2017 noemt op die basis vier uitgangspunten: • de Amsterdammer centraal Vertrekpunt is wat de Amsterdammers zelf en zijn naasten en sociale netwerken kunnen. Waar nodig gaan professionals actief op zoek naar de kracht van sociale systemen om die te versterken. We bieden mensen die ondersteuning en zorg nodig hebben, zo veel mogelijk de gelegenheid hun eigen leven te blijven leiden en daarover zelf de regie te blijven voeren. • Nabijheid We sluiten met onze ondersteuning en zorg aan bij de sociale netwerken van Amsterdammers en richten de professionele inzet in op een menselijke maat. We houden rekening met de enorme diversiteit van bewoners, culturele achtergronden en verschillen tussen wijken. • Samenhang De Amsterdammer centraal stellen vereist een focus op zelfregie van de Amsterdammer en/of Amsterdamse gezinnen en het behoud van een
17
•
kwalitatief hoogwaardig en zinvol leven, ook als zich daarin ziekten en beperkingen manifesteren. Dat vergt ondersteuning en zorg die hecht samenhangt. Partnerschap Samenhangende ondersteuning en zorg bieden die optimaal aansluit bij de vraag en de kracht van de Amsterdammer en zijn sociale netwerken, is alleen mogelijk in een partnerschap van alle betrokkenen: zorgvragers, informele zorgers en vrijwilligers, burgerinitiatieven, professionals, de zorgverzekeraar en de gemeente.
Het Koersbesluit Om het Kind stelt dat ouders als eersten verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Het jeugdstelsel moet dus zo zijn ingericht dat ouders optimaal in staat worden gesteld om voor hun kinderen te zorgen. De zorgprofessional moet waar nodig steun bieden bij de opvoedkundige taak, maar die niet overnemen, tenzij dat echt nodig is. Vrijwilligers worden ingezet om tekorten in het netwerk van de ouders en kinderen te compenseren, niet om het werk van professionals over te nemen. Eigen kracht is effectiever (het werkt beter) en goedkoper (omdat het overconsumptie van specialistische zorg kan voorkomen). Er is een transformatie nodig om een verschuiving tot stand te brengen van de centrale positie van de systeemwereld die door professionals wordt gedomineerd naar een situatie waarin veel meer zaken worden opgepakt in de informele leefwereld en waar mogelijk in en vanuit regie in die leefwereld. De uitgangspunten in deze nota’s en plannen gelden als basis voor deze agenda en worden gehanteerd bij de uitwerking. Wat is de rol van de bestuurscommissies? Beleidsmatig ligt het primaat voor het verbinden van informele en formele zorg bij de bestuurscommissies. Zij zijn verantwoordelijk voor het versterken van de dragende samenleving en het realiseren van basisvoorzieningen in de wijken. Afspraken hierover zijn vastgelegd in de Nota Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen voor de implementatie van de drie decentralisaties 2015 – 2016.3 De stadsdelen hebben voor het realiseren van de basisvoorzieningen gezamenlijk een aantal opdrachten geformuleerd waaronder het leveren van hun bijdrage aan deze agenda. Gebiedsgerichte opgaven zullen worden meegenomen in de Innovatieagenda van de gezamenlijke stadsdelen en de afdelingen’ Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ) en Participatie voor het realiseren van de basisvoorzieningen in de gebieden. Daarbij wordt de relatie gelegd met de maatschappelijke kosten/batenanalyses (MKBA). De opgaven in deze agenda worden getoetst aan de opgaven uit de MKBA’s: leveren de voorgenomen acties voldoende inzet van vrijwilligers op zodat de afnemende professionele zorg en de behoefte aan informele zorg in evenwicht is? In bijlage A kunt u daar meer over lezen.
Begrippen In Amsterdam hanteren we de volgende definities: Informele zorg (hulp)
3
De hulp en ondersteuning van hele sociale netwerk (familie, kennissen, buren), (georganiseerde) vrijwilligers en de mantelzorger(s) aan iemand met een
Deze nota is op 3 maart 2015 vastgesteld in het college van B&W
18
ondersteuningsbehoefte. Informele zorg is in Nederland een gangbare term, in Amsterdam spreken we liever van informele hulp. We maken bij informele hulp een onderscheid tussen ‘mantelzorgers’ en ‘vrijwilligers informele hulp’. Vrijwillige inzet
Mensen die zich onbetaald inzetten: voor een ander (individueel niveau) of groepen met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten in de buurt.
Vrijwilligersorganisatie Een vrijwilligersorganisatie is een met naam en adres genoemde organisatie met een maatschappelijke doelstelling zonder winstoogmerk, die met enige regelmaat activiteiten organiseert in het algemeen belang en/of waarbij de uitvoering door vrijwilligers wordt gedaan. Daarbij maken we onderscheid in een vrijwilliger gestuurde organisatie en een vrijwilliger ondersteunende organisatie (zie hieronder) Vrijwilliger gestuurde organisatie
Een georganiseerd verband van mensen die zich vrijwillig inzetten, zonder dat daar een vergoeding of betaling tegenover staat, waarvan alle inkomsten worden ingezet voor de activiteiten die de organisatie uitvoert.
Vrijwilliger ondersteunende organisatie
Een formeel georganiseerde organisatie waarbij beroepskrachten vrijwilligers werven en/of bemiddelen naar vrijwilligerswerk en/of die vrijwilligers ondersteunen, faciliteren en begeleiden bij de uitvoering van hun inzet.
Vrijwilliger informele hulp
Een vrijwilliger informele hulp biedt uit vrije wil en maatschappelijke betrokkenheid onbetaalde hulp en ondersteuning aan een individu of groep. De (georganiseerde) vrijwilliger informele hulp en zorgprofessional kunnen activiteiten in hulp en ondersteuning afstemmen, maar een vrijwilliger informele hulp maakt daarbij altijd zijn eigen afwegingen.
Mantelzorg
Mantelzorg is zorg en ondersteuning gegeven aan een naaste (partner, ouder, kind, vriend, buur, kennis) die chronisch ziek is en/of een beperking heeft. De mantelzorger geeft langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning aan iemand met wie hij/zij een persoonlijke band heeft.
Burgerkracht
Burgerkracht kan ook weergeven worden als ‘eigen kracht’ of ‘zelfsturing’. Het benadrukt de authenticiteit en verantwoordelijkheid van de Amsterdammers om zelf de regie te voeren op hun sociale bestaan. Amsterdammers zijn bij burgerkracht geen klanten of consumenten, maar eigenaar. Soms, maar lang niet altijd, is daar hulp van een professional bij nodig.
Systeemwereld
De systeemwereld doet dingen voor mensen die zij niet per se zelf kent. Professionals, beleidsambtenaren, wethouders, vrijwilligers, zij allen voeren op grond van ieder hun eigen motivatie activiteiten uit ten behoeve van anderen. De systeemwereld is de wereld die activiteiten in de leefwereld moet ondersteunen: een deugdelijke bureaucratie, regels,
19
targets, enzovoorts. Leefwereld
De leefwereld is de directe omgeving van iedere burger zelf. Je behoort tot de leefwereld van een ander omdat je een familieband hebt, buren bent, elkaar van de sportclub kent en dergelijke. De motivatie om in de leefwereld iets voor een ander te doen ligt in de sfeer van de persoonlijke of maatschappelijke betrokkenheid.
Een paar begrippen gebruiken we niet meer: Zorgvrijwilliger en vrijwilligers in de zorg
Door het woord zorg te gebruiken in combinatie met vrijwilliger impliceer je dat vrijwilligers zorgtaken op zich nemen die vaak geassocieerd worden met lijfgebonden zorg (zoals billen wassen). Dat is niet wat we willen in het nieuwe Amsterdamse zorgstelsel. bovendien wordt de term vrijwilligers in de zorg vaak gebruikt voor vrijwilligers die zich inzetten in een intramurale setting en ook daar ligt niet de focus van de opgave van deze agenda.
20
11
De gemeente investeert en stimuleert
Zoals gezegd bevat voorliggende Agenda lopende en nieuwe acties. Voor wat betreft de lopende acties geeft dit hoofdstuk op hoofdlijnen inzicht in de wijze waarop de gemeente investeert in het versterken en stimuleren van informele zorg en vrijwillige inzet. Er wordt globaal inzicht geboden in de financiën voor het versterken en stimuleren van informele zorg en vrijwillige inzet, daar waar dat apart inzichtelijk te maken is. Gebleken is echter dat vanuit de gemeente ook , en vooral, geïnvesteerd wordt op informele zorg en vrijwillige inzet als integraal onderdeel van bredere interventies en activiteiten op de domeinen Participatie, Jeugd, Zorg en Wmo zowel in capaciteit als middelen. Deze manier van investeren en stimuleren doet recht aan het inhoudelijke uitgangspunt dat informele zorg en vrijwillige inzet onderdeel uitmaakt van het bredere terrein welzijn, (jeugd)zorg en participatie. Voor nieuwe acties is door het college jaarlijks 4 miljoen aan mantelzorgmiddelen beschikbaar gesteld. Een verdeelvoorstel gekoppeld aan de acties uit deze agenda vindt u in het kopje Zorg. Participatie: Vanuit participatie zijn er geen middelen die 1 op 1 te koppelen zijn aan de agenda informele zorg en vrijwillige inzet. Wel is versterken en stimuleren van informele zorg en vrijwillige inzet integraal onderdeel van diverse interventies vanuit participatie: Activeringsprogramma’s:
Sociale firma’s:
Stedelijk Bureau Social Return: Afdeling Armoede
Programma Meedoen Werkt, experimentenprogramma onderdeel “ impuls activering trede 1 en 2”: 3,55 miljoen euro waarbij klanten met een afstand tot de arbeidsmarkt o.a. worden gestimuleerd om vrijwilligerswerk en andere vormen van dagbesteding te doen waarbij tegelijk een ander doel, namelijk ondersteuning bij zorgvragen wordt bereikt. Uitvoeringskracht afdeling activering, Klantmanagement Ondersteuningsbeleid sociale firma’s (o.a. investeringsfonds Sociale firma’s), loonkostensubsidies, beschut werk, inzet uitvoeringskracht (apparaatskosten) Ondersteuningsbeleid sociale firma’s (o.a. investeringsfonds Sociale firma’s), loonkostensubsidies, beschut werk, inzet uitvoeringskracht (apparaatskosten) Uitvoeringskracht (o.a. verbindingsfunctionarissen armoede)
21
Jeugd: Ook vanuit Jeugd zin er geen middelen die 1 op 1 te koppelen zijn aan de agenda. Ook hier is sprake van financiële inzet en capaciteit op versterken en stimuleren van informele zorg en vrijwillige inzet als integraal onderdeel van andere activiteiten: Algemeen jongerenwerk
budget van de voormalige AWBZ Pakketmaatregel
Prioriteit Meiden
Positie jonge mantelzorger:
Uit dit budget (in 2015 € 195.500, in 2016 gehalveerd tot € 100.000) worden incidenteel bijdragen geleverd aan (nieuwe) initiatieven die bijdragen aan de prioriteiten van het Basispakket jongerenwerk, zoals wederkerigheid, het zelf activiteiten organiseren mét de buurt en actief bijdragen als vrijwilliger voor de buurt. Uit dit budget (€ 600.000 in 2015) worden ook activiteiten als respijtzorg , Special Heroes, en ‘Vriendenkringen’ gefinancierd, die formele en informele netwerken en vrijwillige inzet aan elkaar verbinden en vaak voorzien in een niche in het bestaande (zorg)aanbod. is in 2014 en 2015 een budget beschikbaar van € 140.000 o.a. voor de verbinding van formele en informele (zorg) netwerken, vooral als er stille dilemma’s spelen, door de verschillende culturen waarin veel jonge meisjes verstrikt raken. Samen met afdeling Zorg (middelen) wordt capaciteit ingezet op het specifiek aandacht vragen op Voortgezet Onderwijs scholen voor de positie van jonge mantelzorgers.
Stadsdelen: Voor het versterken en stimuleren van mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet hebben de stadsdelen een aantal specifieke budgetten in hun begrotingen opgenomen met dit oormerk. Daarnaast maakt het ook hier integraal onderdeel uit van hun opdrachten aan welzijns- en vrijwilligersorganisaties. Onderstaande tabel geeft inzicht in wat de gezamenlijke stadsdelen investeren in vrijwillige inzet en mantelzorgondersteuning. Het overzicht pretendeert niet volledig te zijn, maar schetst een realistisch beeld van de investeringen door de stadsdelen. Met de stadsdelen zijn afspraken gemaakt over welke budgetten wel of niet worden toegerekend aan de verschillende onderdelen in het overzicht. Stadsdelen hebben zelf structurele middelen ten behoeve van welzijn en dragende samenleving (o.a. bewonersinitiatieven) Daarnaast krijgen zij sinds 2012 Incidentele middelen, € 8.025.215, ter realisatie van afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen vanuit de brede doeluitkering Wmo. In 2015 is er door het college incidenteel 3 miljoen extra aan de stadsdelen beschikbaar gesteld ter versterking van dragende samenleving Korte toelichting op de onderdelen: Vrijwillige inzet: betreft budgetten voor organisaties die met (vrijwilligers gestuurde organisaties) of voor vrijwilligers (vrijwilligers ondersteunende organisaties) werken met als doel ondersteuning, training, bemiddeling, werving. Denk hierbij aan maatjesprojecten, deskundigheidsbevordering, bemiddeling (koppelen van vrijwilligers) huisbezoeken, telefooncirkels, steunpunten voor vrijwilligers.
22
Mantelzorgondersteuning: betreft collectief en/of informeel ondersteuningsaanbod, bijvoorbeeld budgetten voor informele respijtzorg, mantelzorgambassadeurs, Dag van de Mantelzorger, bewustwording, trainingen, bereiken van mantelzorgers. Jonge mantelzorgers: betreft middelen die opgenomen zijn in onderdeel mantelzorgondersteuning waarbij activiteiten gericht zijn op de bewustwording en het bereiken van jonge mantelzorgers, denk aan Week van de jonge mantelzorger of project van Markant gericht op vroegtijdig schoolverlaters. Jeugd en jongeren: betreft middelen voor bijvoorbeeld pleinwerk, peer to peer maatjesprojecten, training van vrijwilligers, mentoraten, jonge meiden (elance) Bewonersinitiatieven: Budgetten en middelen die stadsdelen beschikbaar hebben voor stimuleren van lokale bewoners en vrijwilligers initiatieven. Onderdeel: Vrijwillige inzet Mantelzorgondersteuning * Jonge mantelzorgers Jeugd en jongeren Bewonersinitiatieven
Structureel: 2.588.820 389.543 0 541.170 2.055.983
Incidenteel: 2.208.655 696.387 40.908 132.640 646.000
Totaal: 4.988.470 1.085.930 40.908 673.810 2.701.983
* middelen jonge mantelzorgers is onderdeel van budget mantelzorgondersteuning Naast in de tabel genoemde specifieke inzet op mantelzorgondersteuning en het versterken van de vrijwillige inzet is versterken van informele zorg en vrijwillige inzet een belangrijk integraal onderdeel van de opdrachten aan de welzijnsorganisaties in de stadsdelen. Zij hebben een bredere opdracht op gebied van volwassenen- en jongerenwerk, opbouwwerk, emancipatie en versterken eigen kracht. Een indicatief bedrag dat representatief is voor wat er door de gezamenlijke stadsdelen op dit gebied wordt geïnvesteerd is door de stadsdeel specifieke samenstelling van budgetten op welzijn niet te geven. Wel is duidelijk dat alle stadsdelen naast een aanzienlijke structurele inzet van middelen ook jaarlijks incidenteel investeren. Uit bovenstaande tabel wordt duidelijk dat 52 % van de middelen voor vrijwillige inzet en 64 % voor mantelzorgondersteuning incidenteel is. Op 26 mei 2015 heeft het college de brede doeluitkering Wmo incidenteel voor 2016 verlengd. De doeluitkering moet worden ingezet voor het realiseren van de afspraken uit de nota basisvoorzieningen in de stadsdelen, waar afspraken over mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet onderdeel van zijn. Onderdeel van het besluit is om voor 2017 en verder de brede doeluitkering Wmo structureel beschikbaar te stellen aan de stadsdelen ter realisatie van de afspraken uit de nota basisvoorzieningen waarbij de verdeling van middelen recht doet aan de opgaven in de gebieden. Deze maatregel moet o.a. resulteren in een groter aandeel van de structurele financiering voor vrijwillige inzet en mantelzorgers. Zorg: Vanuit zorg worden zijn specifieke middelen beschikbaar voor het versterken van informele zorg en vrijwillige inzet. Stedelijk worden daartoe subsidies verleend op basis van de ‘Bijzondere subsidieverordening ondersteuning Mantelzorg en Vrijwilligerswerk’ . Daarnaast zijn in 2015 incidenteel middelen beschikbaar gekomen voor extra ondersteuning van mantelzorgers en informele zorg op buurt- en wijkniveau in 22 gebieden (motie Poorter), voor het versterken van de verbinding tussen informele-formele zorg in 22 gebieden en voor het experimentenprogramma Hulp bij het Huishouden. Dit laatste programma heeft tot doel om te leren in de praktijk en te experimenteren met
23
alternatieve vormen van Hulp in en om het huis(houden), waarbij formele en informele zorg elkaar vinden in een nieuwe aanpak, zoals met een werkleerbedrijf voor diensten aan huis, een buurtzorg community of een boodschappenservice. Ook stelt het college gedurende de collegeperiode jaarlijks 4 miljoen beschikbaar voor de ondersteuning van Mantelzorgers. Dit naast de 4 miljoen van het mantelzorgcompliment die in per 2016 vanuit het Rijk overkomt (in 2015 was vanuit het Rijk hiervoor € 2,8 miljoen beschikbaar). Een voorstel voor de besteding van deze rijksmiddelen wordt meegenomen in de besluitvorming rondom de inkoop en subsidies van de ambulante Zorg, dagbesteding en kortdurend verblijf voor 2016. Ter stimulering van de samenwerking tussen formele en informele zorg wordt bij de inkoop van zorg worden afspraken gemaakt over Social Return on Investment (SROI). In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de specifieke budgetten die binnen zorg beschikbaar zijn voor het versterken van informele zorg en vrijwillige inzet.
‘Bijzondere subsidieverordening: (cijfers 2015)
Amendement Poorter: Stimuleringsgelden informele respijtzorg Amendement Poorter: Proeftuinen Zorg in de buurt Coalitiemiddelen mantelzorgondersteuning
€ 1.835.287 voor vrijwilligerswerk € 1.007.414 voor mantelzorgondersteuning € 300.000 innovatiebudget: projectsubsidies voor zowel vrijwilligerswerk als voor mantelzorgondersteuning. Uit deze middelen is € 1.200.000 beschikbaar gesteld voor extra ondersteuning van mantelzorgers en informele zorg op buurt- en wijkniveau in 2015 in 22 gebieden Uit deze middelen uit 2014 is € 500.000 beschikbaar gesteld voor experimentenprogramma Hulp bij het huishouden waarvan de activiteiten in 2015 doorlopen. € 4.ooo.ooo voor ondersteuning mantelzorgers. Dit betreft een jaarlijkse prioriteit van de coalitie. Uit deze coalitiemiddelen is in 2015 € 1.650.000,- incidenteel geïnvesteerd in de versterking van de verbinding informele-formele zorg in wijkzorggebieden (zie voor verdeelvoorstel voor het jaar 2016 hieronder)
Coalitiemiddelen € 4 miljoen mantelzorgondersteuning: Voor 2016 en verder worden deze middelen ingezet voor de opgaven en acties die in de Agenda informele zorg en vrijwillige inzet zijn opgenomen voor het ondersteunen, faciliteren en ontzorgen van mantelzorgers. Opgaven die hieronder voorgesteld worden om met deze middelen aan te pakken zijn afgestemd met een vertegenwoordiging van de maatschappelijke partners waaronder Jeugdplatform, met het Mantelzorgplatform, Cliëntenbelang, de Wmo adviesraad en de stadsdelen. Verdeelvoorstel college prioriteit mantelzorgmiddelen 2016 1) Inzet op beter bereiken van mantelzorger met huidige aanbod € 1.000.000 Zowel de maatschappelijke partners als de bestuurscommissies geven aan dat er in principe voldoende ondersteuningsaanbod is voor mantelzorgers. Probleem is echter dat mantelzorgers geen gebruik maken van het aanbod. Enerzijds omdat
24
mantelzorgers zich niet bewust zijn dat zij mantelzorger zijn, anderzijds doordat mantelzorgers niet weten dat er ondersteuning is. Daarnaast is er een grote diversiteit aan mantelzorgers, hetgeen om maatwerk vraagt in het bereiken van mantelzorgers. Voorstel is om voor de inzet van deze middelen samen met de bestuurscommissies een plan te maken dat recht doet aan nodige maatwerk om de diverse groep mantelzorgers te bereiken. Dit is ook afgestemd op het Portefeuillehoudersoverleg van 8 juni 2015 2) Inzet op duurzame inzet van informele zorg en informele respijtzorg voor langdurige individuele mantelzorgtrajecten. € 1.000.000 In de agenda is geconstateerd dat mantelzorgers behoefte hebben aan vrijwilligers die hen voor langere tijd ondersteunen en ontzorgen. Met deze middelen kijken we samen met mantelzorgers en maatschappelijke partners op welke wijze we in de geconstateerde behoefte kunnen voorzien. De invulling moet aansluiten op de lokale behoefte, de kansen en het bestaande aanbod in wijk of stadsdeel. Voorstel is deze opdracht lokaal in te vullen door de bestuurscommissies. De bestuurscommissies hebben de taak om informele respijtzorg te organiseren ter ondersteuning van mantelzorgers. (Nota afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen) 3) Stelpost voor continueren van goede initiatieven vanuit Amendement Poorter 2015 en vanuit coördinatie verbinding informele en formele zorg € 500.000 In 2015 is vanuit de coalitiemiddelen voor mantelzorgondersteuning 1,65 miljoen geïnvesteerd in het versterken van de verbinding tussen formele - informele netwerken in de 22 wijkzorggebieden. Initiatieven die door de maatschappelijke dienstverleningsorganisaties in 2015 gestart zijn lopen door halverwege 2016. Ditzelfde geldt voor de in 2015 geïnvesteerde 1,2 miljoen (motie Poorter), bedoeld om in de 22 wijkzorggebieden de mantelzorgondersteuning en informele zorg te stimuleren. Beide impulsen worden halverwege 2016 geëvalueerd. Voorstel is om voor 2016 een stelpost op te nemen om goede initiatieven vanuit deze impulsen te verduurzamen. De onder 1, 2 en 3 genoemde bedragen, samen € 2,5 mln, worden ingezet door de bestuurscommissies. Bij hen ligt het primaat voor deze ondersteuning aan mantelzorgers. 4) Inzet op extra capaciteit voor individuele mantelzorgtrajecten. € 825.000 Voorstel is om in te zetten op extra individuele ondersteuningstrajecten voor mantelzorgers vanuit de wijkzorg. Deze trajecten worden geleverd door de maatschappelijke dienstverleningsorganisaties. Met deze middelen zouden in elk van de 22 gebieden 50 extra ondersteuningstrajecten geboden kunnen worden.
5) Inzet op bereiken jonge mantelzorgers € 125.000 Al een aantal jaren wordt in Amsterdam de Week van de jonge mantelzorger georganiseerd. In 2015 deden 8 scholen mee. Naast een stedelijke projectfinanciering dragen de stadsdelen € 3.000,- per school bij voor deelname. Dit wordt in bijna alle deelnemende stadsdelen met incidentele middelen gefinancierd. Met deze impuls van € 120.000,- willen we deelname van scholen onafhankelijk maken van een bijdrage van de stadsdelen en een uitbreiding realiseren van het aantal deelnemende scholen van 8 naar 12 scholen in 2016. Stadsdelen blijven wel een actieve rol vervullen in de organisatie van de Week van de jonge mantelzorgers. Ook is een deel van de middelen gereserveerd voor opvolging van ondersteuningsvragen vanuit deze week. In 2015 is een enquête gehouden onder de leerlingen van de deelnemende scholen en hieruit
25
bleek dat extra ondersteuning nodig is voor kinderen van ouders met verslaving. De Daarnaast zal vanuit jongerenwerk in 2016 extra aandacht zijn voor jonge mantelzorgers vanaf 10 jaar en zal de gemeente een verkenning doen naar mogelijkheden om ondersteuning te bieden aan jonge mantelzorgers in de basisschool leeftijd. 6) Inzet op waarderen mantelzorgers, nieuwe stijl € 100.000 Met dit bedrag geven we een impuls aan de actie om op zoek te gaan naar betere manieren om mantelzorgers te waarderen. Daarbij betrekken we ook de huidige opzet van de mantelzorgdag waarmee vooral mantelzorgers bereikt worden die zichzelf als mantelzorger zien. Dit signaal is door verschillende partners die input geleverd hebben op de agenda gegeven. Er is behoefte aan waardering dichtbij en lokaal. Hoe dat er uitziet zullen we met partners en mantelzorgers uitwerken. 7) Kortdurend verblijf € 400.000 Voor 2016 is in het budget Wmo 2015 voor kortdurend verblijf een budget beschikbaar van € 370.000 voor PGB’s Kortdurend verblijf. Voorgesteld wordt om vanuit deze middelen dit bedrag met € 400.000 te verhogen tot € 770.000 om een mogelijke groei op te vangen. 8) Flexibel budget t.b.v. actualiteiten, ontwikkelingen en knelpunten € 50.000 Dit bedrag reserveren we om in 2016 te kunnen spelen op actualiteiten, nieuwe ontwikkelingen en knelpunten op gebied van mantelzorgondersteuning.
26
Bijlage A: Onderbouwing Per 1 januari 2015 heeft de gemeente Amsterdam een extra verantwoordelijkheid voor de zorg aan een kleine 10.000 kwetsbare Amsterdammers. Zij vallen niet langer onder de landelijke AWBZ, maar onder de Wmo en daarmee onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het gaat om 3.000 mensen met ondersteuning in de dagbesteding en een kleine 7.000 mensen die recht hebben op ambulante ondersteuning, in natura (4.000) en Pgb (2.500). De gemeente Amsterdam was al langere tijd verantwoordelijk voor Hulp bij het huishouden. In totaal 18.000 cliënten, 2.500 ontvangen dit via Pgb. De Rijksoverheid brengt het budget voor Hulp bij het huishouden stapsgewijs terug met 40%. Participatie In het kader van de Wmo biedt Amsterdam vanaf 2015 zo’n 66.000 mensen ondersteuning of een voorziening met als doel dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen en participeren in de samenleving. Kwetsbare Amsterdammers die niet (meteen) betaald werk kunnen verrichten4 (een kleine 19.000) stimuleert de gemeente om actief te worden als vrijwilliger of binnen bewonersinitiatieven op buurtniveau. Het streven is om binnen deze doelgroep het aandeel van mensen met een zinvolle dagbesteding te vergroten (bijvoorbeeld laagdrempelige activiteiten op buurtniveau). Doel hiervan is om sociaal isolement tegen te gaan en zo mogelijk de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Hierbij wordt in het bijzonder vrijwillige inzet gestimuleerd, waarbij tegelijkertijd een ander (zorg)doel wordt bereikt. Jeugd In totaal maken de 220.000 Amsterdamse jongeren van 0-24 jaar circa 29% van de bevolking uit. In de leeftijdsgroep 5-17 zijn jongeren met een niet-westerse achtergrond in de meerderheid, de meeste jongeren wonen in Nieuw-West en Zuidoost (33%). Een op de drie jongeren groeit op in een eenoudergezin. Er zijn naar schatting van de GGD in Amsterdam zo’n 300 zwerfjongeren, onder wie relatief veel Marokkaanse jongens en Surinaamse meisjes. Ruim 2.000 jongeren kregen een Wajong-uitkering. Circa 15 % van alle jeugdigen heeft een IQ score van 55-70 of 70-85. In Amsterdam zijn dat naar schatting 4.000 jeugdigen, waarvan ongeveer de helft extra ondersteuning en zorg nodig heeft. Ruim een kwart (28%) van de jongeren tussen 17 – 24 jaar doet (wel eens) vrijwilligerswerk, meisjes vaker dan jongens. Volgens onderzoek van de GGD zijn er in Amsterdam 206.000 jongeren in de leeftijd van 16-34 jaar, waarvan 8 % mantelzorger is. Samenhang Uit de Stapelingsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de mate waarin Amsterdammers gebruikmaken van regelingen en voorzieningen, samenhangt met het verschil in participatie op andere terreinen. Figuur 1 laat het gebruik van regelingen en voorzieningen per gebied zien: in stadsdeel Noord is dit per huishouden het hoogst en in Centrum het laagst. Met name eenoudergezinnen, huishoudens met een laag inkomen, huishoudens met een huurwoning en Amsterdammers van niet-westerse herkomst maken gebruik van regelingen en voorzieningen. 4
Uitkeringsgerechtigden met een bijstandsuitkering vanaf 27 jaar en ingedeeld op trede 2 van de Participatieladder.
27
Figuur 1 Gemiddeld aantal regelingen per huishouden in 2011
De verschillen tussen de Amsterdamse gebieden die hieruit naar voren komen, onderstrepen het belang van gebiedsgericht werken met oog voor diversiteit. Afnemende zelfredzaamheid Met het nieuwe beleid wordt meer zelfredzaamheid verwacht van Amsterdammers. Daarbij is speciale aandacht voor de groep kwetsbare Amsterdammers. Uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 blijkt dat ongeveer 15% van de 19 t/m 64jarigen niet of verminderd zelfredzaam is. Bij het stijgen van de leeftijd neemt de zelfredzaamheid af. Bij Amsterdammers van 65 jaar en ouder zien we vooral lichamelijke problemen en beperkingen. Zichzelf aankleden, wassen en traplopen gaat dan bijvoorbeeld moeilijk. Wat opvalt, is dat laagopgeleiden en inwoners met een nietwesterse herkomst vaker verminderd zelfredzaam zijn dan gemiddeld. Een op de tien in sociaal isolement Het aandeel Amsterdammers dat sterk sociaal geïsoleerd is, is de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd: het gaat om circa 12% van de bevolking. Sociaal isolement komt vaker voor onder ouderen, mensen met een slechte gezondheid, met een laag inkomen, alleenstaanden en personen die geen dagbesteding hebben in de vorm van betaalde arbeid, een opleiding of het huishouden. De gemeente streeft ernaar het aantal mensen dat in sociaal isolement leeft te doen afnemen. Bij uitstek richt de gemeente zich op Amsterdammers met een laag inkomen tot €1.350 netto. Van hen voelt 23% zich sterk sociaal geïsoleerd (22% in 2012). Maar ook bij andere groepen Amsterdammers komt sterk sociaal isolement vaak voor.
28
Binnen de ring komt sociaal isolement minder voor dan daarbuiten. Gebieden met relatief veel sociaal geïsoleerde bewoners zijn Oud Noord (29%), Bijlmer Oost (29%), Bijlmer Centrum (28%) en IJburg/Zeeburgereiland (27%). Steeds meer Amsterdammers actief als vrijwilliger Ruim vier op de tien Amsterdammers verlenen soms tot vaak informele hulp aan buren, vrienden of familie, een even grote groep doet dat juist nooit. Dit is iets meer dan in de periode voor 2010, toen het om ongeveer één op de drie ging. Van deze groep zegt een derde zeker informele hulp te zullen bieden als ze hiervoor worden gevraagd, en de meeste anderen eventueel, afhankelijk van de situatie. Ook hier verschilt het beeld per gebied, zoals te zien is in de volgende grafiek: 50
%
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
vrijwilligers
gemiddeld Amsterdam
Figuur 2: Aandeel vrijwilligers naar de 22 gebieden, 2014 (in procenten)
Behoeften van mantelzorgers De Hogeschool van Amsterdam onderzocht in 2009 en 2013 de ervaringen en ondersteuningsbehoeften van mantelzorgers. Bijna 600 mantelzorgers in regio Amsterdam vulden daarover een enquête in. De conclusies in hoofdlijnen: • Mening over professioneel zorgaanbod verdeeld Vier op de tien vindt dat zorgaanbod aan naasten voldoende en ongeveer net zoveel mensen vinden het onvoldoende. Het minst zijn ze te spreken over de zorg die door de GGZ, het maatschappelijk werk, het welzijnswerk, het ouderenwerk en jeugdzorg wordt geboden. Zo’n 42% van de respondenten vindt dat professionals goed met hen samenwerken en dat zij de mantelzorger naar behoren betrekken bij de zorg, 22% van hen vindt juist van niet. • Mantelzorgers van mensen met psychische problemen meest overbelast Een op de zeven mantelzorgers voelt zich al zeer zwaar of zelfs overbelast en de meerderheid van de respondenten geeft aan niet bereid te zijn om in de toekomst meer mantelzorg te gaan verrichten. De overbelasting zit vooral bij mantelzorgers die zorgen voor iemand met psychosociale problemen of verslavingsproblematiek NAH of dementie. Dit geldt in iets mindere mate ook voor de mantelzorgers die zorgen voor iemand met een verstandelijke beperking.
29
•
•
•
Vooral behoefte aan informatie, advies en professionele hulp. Mantelzorgers willen vooral informatie en advies over financiële regelingen en vergoedingen, over de mogelijkheden voor de inzet van formele zorg voor de zorgvrager en over hoe de mantelzorger kan omgaan met de gevolgen van de ziekte of beperking van de zorgvrager. Respondenten zijn op de hoogte van relevante veranderingen en wet- en regelgeving, maar weten vaak niet wat dit precies betekent voor hun eigen zorgsituatie. Ze krijgen steeds meer behoefte daar informatie of educatie over te krijgen. Bijna een kwart van de mantelzorgers heeft (heel) veel behoefte aan meer professionele hulp voor de zorgvrager. Kleine groep mantelzorgers heeft behoefte aan respijtzorg In 2009 bleek dat iets minder dan een vijfde van de respondenten behoefte had aan respijtzorg. In 2013 wordt duidelijk dat die behoefte aan respijtzorg er vaak is voor een of twee dagdelen per week. Er bestaat een kleine groep mantelzorgers (5%) die er behoefte aan zou hebben om respijtzorg aan huis te ontvangen tijdens de nachten. Bijna helft mantelzorgers geeft niet toe dat zij ondersteuning nodig hebben Zo’n 43% van de respondenten geeft aan soms niet durven toe te geven dat ze wel wat ondersteuning kunnen gebruiken. Zowel in 2009 als in 2013 vinden veel mantelzorgers dat de belangen van mantelzorgers wel wat beter behartigd zouden mogen worden. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat 41% van de respondenten wel meer waardering zou willen krijgen voor alles wat zij als mantelzorger doen.
MKBA, dragende samenleving en de innovatieagenda De afgelopen drie jaar heeft Amsterdam ervaring opgedaan met het instrument Maatschappelijke Kosten Baten Analyse. Recent zijn twee MKBA’s verschenen; de MKBA 2.3. Herziening Sociaal Domein en de MKBA 3.0 Collectief Welzijn. Beide geven inzicht in de opgave voor het sociaal domein en het verwachte effect van de maatregelen die de gemeente hier tegenover zet De MKBA helpt om integraal en meer kostenbewust naar investeringen in sociale sector te kijken. Zo brengt ze zowel de effecten van maatregelen binnen verschillende domeinen in kaart als de effecten die de domeinen op elkaar hebben. Het inzichtelijk maken van juist deze ‘waterbedeffecten’ is van groot belang binnen het sociaal domein, waar zo veel tegelijkertijd gebeurt. Eén van de resultaten die aansluit bij de agenda Informele Zorg en vrijwilligerswerk is dat bij het hernieuwd inrichten van het sociaal domein en het tot stand brengen van de kanteling het noodzakelijk is om op grotere schaal gebruik te maken van de eigen kracht van de burger en dragende samenleving. Het is uitermate verstandig om in collectief welzijn te investeren. Zo staat in de MKBA 2.3. helder beschreven dat: • bij de herinrichting van het sociaal domein een belangrijke rol weggelegd is voor de collectieve voorzieningen, of de ‘dragende samenleving’, • de bezuinigingen op het gebied van zorg, re-integratie en participatie leiden tot een groter beroep op vrijwilligers, mantelzorgers en de basisvoorzieningen activering en participatie, • rekening houdend met de autonome groei van de zorgbehoefte (meer kosten) en positieve effecten van Samen DOEN (meer baten) het tekort op de collectieve basisvoorziening in 2020 naar schatting bijna € 11 miljoen is, • er onvoldoende middelen zijn gereserveerd om de gewenste inzet in collectief welzijn te plegen en hiermee de verwachte baten onder druk staan. 30
Omdat de verwachting is dat er geen tot slechts een beperkt beroep op extra middelen voor collectieve voorzieningen kan worden gedaan, is de gedachte dat de eerste stap het optimaliseren van het maatschappelijke rendement van huidige initiatieven is. De focus ligt in de transformatiejaren 2015 en 2016 op het innoveren binnen bestaande budgetten. In de MKBA 3.0. zijn als voorbeeld vier interventies onderzocht. Daaruit blijkt dat de geanalyseerde interventies in potentie een positief maatschappelijk rendement opleveren, maar: • dat er nog potentie is om de geselecteerde interventies te optimaliseren door te sturen op een lage overhead en een zo groot mogelijk bereik (schaalvergroting), • waarbij met name het aandeel kwetsbare deelnemers een positieve invloed heeft op het maatschappelijk rendement. Nu de basisvoorzieningen in de stadsdelen worden geïnventariseerd en een innovatieagenda voor de collectief welzijn/dragende samenleving wordt opgesteld, is de afspraak tussen de centrale stad en de bestuurscommissies dat de MKBA als instrument wordt ingezet om interventies die een plek krijgen op deze innovatieagenda op hun effectiviteit te toetsen. Stadsdelen bepalen gezamenlijk welke in de praktijk aanwezige interventies uit de basisafspraken (of categorie, bijvoorbeeld huizen in de buurt) op de innovatieagenda moeten komen en als eerste aan de beurt zijn om deze op effectiviteit te beoordelen.
31
Bijlage B: Wat er in de stadsdelen gebeurt Beleidsmatig ligt het primaat voor het verbinden van informele en formele zorg bij de bestuurscommissies. Zij zijn verantwoordelijk voor het versterken van de dragende samenleving en het realiseren van basisvoorzieningen in de wijken. In deze bijlage staat hoe zij dat in de verschillende stadsdelen in praktijk brengen. Het onderstaande overzicht is gebaseerd op een ronde langs de verantwoordelijke portefeuillehouders. Zuidoost Zuidoost kent veel informele netwerken en maatschappelijke organisaties die een rol spelen bij het ondersteunen van mensen die zorg nodig hebben. Kerken en zelforganisaties spelen daarbij een belangrijke rol, maar ook de niet voor de hand liggende informele netwerken zoals de zogeheten ‘aflegverenigingen’. Mede daarom hecht stadsdeel Zuidoost aan een breed te interpreteren definitie van informele zorg. De kracht van Zuidoost is dat omzien naar elkaar in de DNA van de mensen zit. Dat doen ze niet omdat het moet van de overheid, maar vanuit de morele verplichting, ingegeven door culturele en/of religieuze achtergrond. De drempel naar informele netwerken en maatschappelijke organisaties is voor hulpvragers laag. Tegelijkertijd er is veel schaamte en wantrouwen naar professionele ondersteuning. Zuidoost heeft de laatste periode veel ingezet op het leggen van verbindingen tussen informele netwerken en maatschappelijke organisaties onderling maar ook met professionele organisaties. Informele netwerken kennen elkaar goed, maar hebben nog onvoldoende handvatten om meer als partners gezamenlijk problemen op te pakken. Daarnaast liggen er ook nog kansen als het gaat om het versterken van de samenwerking tussen informele (zorg)netwerken en (zorg)professionals. De focus ligt nu op het organiseren van de samenwerking: • Professionele zorgorganisaties dienen informele zorg te zien als onderdeel van hun dienstverlening, te beginnen bij het openstellen van hun locaties voor de buurt en het verankeren van hun dienstverlening in de buurt. • Professionele zorgorganisaties dienen volwaardig partner te zijn van informele netwerken en maatschappelijke organisaties. Nu worden informele netwerken en maatschappelijke partners vaak alleen gebruikt voor de opgaven van professionele organisaties. • Vanuit de informele netwerken en maatschappelijke organisaties dienen we in te zetten op duurzame relaties voor mensen die zorg nodig hebben waarbij de inzet is dat zorgtaken niet te zwaar worden voor onder andere mantelzorgers. Samen zorgen is het motto voor de komende periode in Zuidoost. De bestuurscommissie heeft onderzoek laten doen naar informele zorg in Zuidoost en komt nog voor de zomer met een plan van aanpak. Ook zijn er plannen voor een conferentie in het najaar. Oost Oost kent een actieve buurtcultuur. Er bestaan verschillende ‘communities’ rond pleinen en bijvoorbeeld van jongeren. In de Indische Buurt is men betrokken bij elkaar door familiebanden als gevolg van migratie. Ook in Betondorp zien we een sterke sociale cohesie, ook onder bewoners met een van oudsher Nederlandse achtergrond. Verder kent Oost de ‘Buurtcoöperatie Oostelijk Havengebied’. Veel buurtorganisaties in Oost met een vaste achterban staan al jarenlang buurtbewoners bij met raad en daad. Hun werkwijze is vaak dat degene die eerst zelf komt voor hulp daarna vrijwilliger wordt om anderen te helpen. Ook zijn er nieuwe groepen actief. In de Indische Buurt werken verschillende groepen samen in de open Alliantie Informele Zorg.
32
Dit thema is een van de prioriteiten van het stadsdeel, dat in april 2013 een conferentie organiseerde over informele zorg en meerdere experimentele projecten ondersteunt, zoals voor buurtverzorgsters, vertrouwenspersonen enzovoort. Oost zet komende tijd in op het versterken van de positie van vrijwilligers. Die dienen een gelijkwaardige status te krijgen en erkenning. Vrijwilliger ben je niet vrijblijvend, dus moet de vrijwillige inzet goed geregeld zijn met verzekeringen, contactpersonen, een vrijwilligersvergoeding (die ook gegeven kan worden in natura, bijvoorbeeld in de vorm van een computerwerkplek of een opleiding), training en ondersteuning. Er kunnen ‘functioneringsgesprekken’ worden gehouden in de vorm van coaching of supervisie. Ook kost vrijwilligerswerk geld aan overhead, waar subsidie voor wordt verstrekt. Onderzocht wordt of de Makkie (een lokaal ruilmiddel in de Indische Buurt) breder gebruikt kan worden bij diverse klusjes ook in het kader van informele zorg. Noord Noord kenmerkt zich door een grote diversiteit tussen buurten en bewoners. Door de komst van nieuwe wijken en ontwikkeling van bestaande buurten verandert het stadsdeel snel. Dit brengt kansen met zich mee voor de totstandkoming van nieuwe informele netwerken. Vergeleken met andere stadsdelen zijn er in Noord minder informele netwerken en organisaties. Door de sociaaleconomische kwetsbaarheid van relatief veel bewoners in Noord is het ook de vraag, in hoeverre georganiseerd vrijwilligerswerk aansluit bij de mogelijkheden van deze bewoners. Aan de andere kant staan Noorderlingen algemeen bekend om hun mentaliteit van ‘dat lossen we zelf of met elkaar wel op’. Deze houding is vooral in de oudere gedeelten van Noord terug te zien. Het stadsdeel bezuinigde tijdens de vorige bestuursperiode op welzijnswerk. Diverse sociale locaties zijn gesloten. Dit eiste zijn tol, maar bracht ook positieve veranderingen met zich mee. Zo nemen bewoners nu een aantal buurthuizen zelf in beheer, met ondersteuning van het stadsdeel. De bezuinigingen brachten maatschappelijke organisaties die met of voor vrijwilligers of mantelzorgers werken ertoe om hun activiteiten beter op elkaar te laten aansluiten. Het huidige bestuur van Noord ziet het versterken van het netwerk binnen welzijn als bestuurlijke prioriteit. Het versterken van de informele zorg en vrijwillige inzet en verbinden met formele zorg speelt hierin een belangrijke rol. Noord zet succesvol in op het stimuleren van verbindingen tussen zorg- en welzijnsorganisaties. Organisaties kennen elkaar goed en weten elkaar te vinden. Goede samenwerking is een voorwaarde voor subsidieverkrijging. De komende periode legt Noord de nadruk op het vergroten van de rol van informele zorg binnen de bestaande netwerken, zoals rond de wijkzorgteams en Ouder- en Kindteams. Het stadsdeel kent een divers aanbod van activiteiten en initiatieven op het gebied van informele zorg en vrijwillige inzet en heeft hiervan een inventarisatie laten maken. Het stadsdeel geeft prioriteit aan het bekend en zichtbaar maken van het aanbod en het leggen van verbindingen tussen informele en formele zorg. Noord gaat na of initiatieven extra ondersteund moeten worden, bijvoorbeeld om kwaliteit te waarborgen. Het stadsdeel stimuleert de verbinding tussen sterke en meer kwetsbare bewoners om meer informeel contact en ondersteuning te bewerkstelligen. En het organiseert samen met het veld netwerkbijeenkomsten, zoals een informele zorgmarkt, waar informele en formele (zorg-)organisaties elkaar kunnen ontmoeten. Centrum Dat er bezuinigingen nodig zijn is duidelijk. Maar je kan niet zomaar een professional vervangen door een aantal vrijwilligers. Werving, ondersteuning en stimulering van
33
vrijwilligerswerk kost ook veel geld. De dragende samenleving is meer dan alleen informele zorg. Een buurvrouw die af en toe een boodschap doet is niet per direct een vrijwilliger. De samenleving is gebaat bij een verandering van instelling, het moet weer gewoon worden om hulp te vragen en hulp te bieden. In stadsdeel Centrum bestaat een flink aantal goed functionerende ‘stadsdorpen’. De deelnemers aan deze netwerken zien zich niet als vrijwilliger. Wederkerigheid is een belangrijk onderdeel van de stadsdorpen. De vraag is hoe de stad/het stadsdeel deze initiatieven op een goede wijze kan stimuleren of ondersteunen. Het moet op eigen initiatief van de bewoners en er moet een gelijkwaardige relatie zijn, dus subsidie is niet het meest geschikte instrument. Het stadsdeel ziet kansen in de verbetering van de functie ‘informatie en advies’. Zo zijn er heel veel voorzieningen tegen eenzaamheid, in de Jordaan al ongeveer 180. Maar weten mensen deze voorzieningen wel te vinden? Ook is het nodig om kennis en ervaringen te delen over wat werkt en wat niet. In het voorbeeld van eenzaamheid is gebleken dat maatjesprojecten niet altijd effectief zijn, het verdrijft de eenzaamheid maar een kort moment. Veel maatjes zijn zelf maatje omdat ze zelf eenzaam zijn. Als je weet wat werkt en wat niet, kun je daarvoor met de gehele stad – ook dat met het oog op bezuinigingen – standaarden en normen hanteren. Verder zou er een effectieve, actuele sociale kaart moeten zijn. Vraag en aanbod moet op een goede manier gekoppeld kunnen worden. Speerpunten voor het stadsdeel zijn: • Het versterken van de eigen informatiepositie. Het verzamelen van informatie loopt nu via het welzijnsveld. Dat vertroebelt het zicht. Vanaf nu gaan de accounthouders sociaal werken in de gebieden met de opdracht verbinding te zoeken met de bestaande netwerken. • De opdracht aan het veld is integraal te werken. Dit blijkt lastig in de praktijk. Op basis van de ervaringen is begonnen met een pragmatische werkwijze waar bij de focus ligt op armoede, langer zelfstandig wonen en eenzaamheid. • Veel organisaties en bewoners die iets willen vragen vooral om locaties. Er is een heroverweging nodig, met daarbij de ervaringen die zijn opgedaan met de huizen van de wijk. West Eerste prioriteit in Amsterdam West is het verder ontsluiten van de Wmo-basisvoorzieningen. Daarnaast focust West onder meer op het bevorderen van onderlinge samenwerking tussen formele en informele partijen. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar de praktijk leert dat dit niet vanzelf gaat. West ziet voor zichzelf vooral een faciliterende rol daarin weggelegd: tips en tools meegeven voor duurzame samenwerkingsafspraken en ruimtebieding. West kent vele informele netwerken. Niet alleen actieve bewoners(groepen), maar ook kerken, moskeeën en zelforganisaties maken daar deel vanuit. Hier zit de kracht van West als het gaat om omzien naar elkaar. Het is heel belangrijk deze informele netwerken te versterken, om de samenwerking met de formele partijen te optimaliseren. In West zijn formele partijen nog te veel gericht op formele netwerken. Het is noodzakelijk dat de formele partijen zich meer bewegen naar informele netwerken. En dan niet alleen om er iets te halen, maar ook vooral om ze iets brengen – bijvoorbeeld ruimte, ondersteuning en deskundigheidsbevordering. Op sommige plekken in West levert samenwerking tussen informeel en formeel al veel goeds op voor bewoners: er vinden over en weer warme overdrachten plaats, waardoor bewoners optimaal
34
ondersteund en versterkt worden. Maar er zijn ook lacunes in West waar dit verder ontwikkeld moet worden. Op het jeugddomein ligt de opgave om schoolbesturen mee te laten bewegen in het proces waarbij scholen en informele netwerken beter op elkaar kunnen aansluiten. De feiten en cijfers, die op buurtniveau zicht geven op buurtbewoners met een specifieke hulpvraag, zijn nu nog te summier om de gewenste inzet te bepalen. West zou ondersteuning vanuit de rve OJZ kunnen gebruiken om aanvullende gegevens boven tafel te krijgen. De sociale kaart is een goed instrument om het zicht te verbeteren op vraag en aanbod en om te verbinden. West vindt open data gewenst: gebruikers én aanbieder moeten kunnen zien waar welke voorzieningen beschikbaar zijn, wie de contactpersonen zijn en wat je er kunt doen. Alle organisaties kunnen op een vrij eenvoudige manier een format invullen om hierop zichtbaar te worden. Dit maakt het niet alleen interessant voor Google Maps maar ook voor externe partijen om hierop apps te ontwikkelen. West vindt de rapportageformats van de Wmo-basisvoorzieningen een prima instrument, niet alleen in de communicatie met de rve maar ook als sturingsinstrument voor het management en om het algemeen bestuur van het stadsdeel te informeren. De afdeling Zorg werkt eraan om concreter te maken wat zij doet in de realisatie van de Wmo-basisvoorzieningen. Nieuw-West Er zijn in Nieuw-West veel informele netwerken en mensen helpen elkaar veel. De aansluiting met professionals is gebrekkig en zou veel beter moeten. Dit leidt tot overvragen en overbelasting, bijvoorbeeld bij jongeren die vaak ingeschakeld worden omdat de ouders de taal niet goed beheersen. Taal is de sleutel tot verbetering van de leefomstandigheden. Taalgebrek leidt ook tot wantrouwen. Professionals moeten aansluiten op de plekken waar mensen komen, bijvoorbeeld moskeeën. Daarbij moet creatief worden omgegaan met de scheiding tussen kerk en staat. Er is potentieel in Nieuw-West, bijvoorbeeld de grote groep betrokken vrouwen. Maak gebruik van de mogelijkheden en kansen die de groep trede 1 en 2 biedt. Er zijn genoeg ruimtes voor activiteiten Nieuw-West, zaak is om de ruimtes effectief en efficiënt te gebruiken. Nieuw-West werkt aan een smoelenboek voor de buurten. Daarin moeten ook zorgprofessionals staan met naam en telefoonnummer. Belangrijk is dat bewoners weten wie er hun gebied actief zijn, wie ze kunnen aanpreken en aan wie ze vragen kunnen stellen. Een foto is daarbij belangrijk, dan weet je bij wie je moet zijn en het verlaagt de drempel om de stap te nemen om contact te leggen. Zuid De toeleiding van kwetsbare bewoners naar vrijwilligerswerk is in 2014 succesvol gebleken. In 2014 zijn driekwart van de personen die aan het project hebben meegedaan aan de slag gegaan als vrijwilliger. Het gaat om 27 personen. Zij werden bijvoorbeeld gastvrouw of -heer, computerdocent of klusjesman bij de Huizen van de Wijk. De projecten samen koken/samen eten trekken gezamenlijk nu circa 350 bewoners per maaltijd. Speciaal voor maatjes is een couponboekje ontwikkeld waar de maatjes met hun cliënt naar tien evenementen in Zuid kunnen (musea, rondvaart, bioscoop). In 2015 komt het boekje twee maal uit en wordt het ook verstrekt aan mantelzorgers. Het is belangrijk dat zorgprofessionals die contact hebben met zorgvragers een rol krijgen bij de mantelzorgondersteuning door regelmatig te vragen hoe het gaat met de mantelzorg en zo nodig door te verwijzen naar het hulpaanbod. Dat zou stedelijk moeten worden opgepakt, ook omdat de opdrachtverlening aan Hulp bij het
35
huishouden en wijkverpleegkundigen stedelijk loopt. We vergroten de bekendheid van mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk. Uit onderzoek dat we hebben laten verrichten, blijkt dat het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers weinig bekend is. Om de bekendheid van mantelzorg te vergroten sluit stadsdeel Zuid in 2016 aan bij de stedelijke campagne Eén Amsterdam voor Elkaar. In het kader van een pilot 24-uurszorg is een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een logeerhuis. Dit is een gezamenlijke opdracht van stad en stadsdeel. Het stadsdeel heeft het onderzoek gefinancierd. De feitelijke realisatie ligt nu bij de stad waarbij het stadsdeel actief bezig is met de randvoorwaarden. Het stadsdeel zet in op: • Het zo veel mogelijk stimuleren van vrijwillige inzet. Daarvoor heeft het stadsdeel een eigen campagne onder de titel: ‘Voor Elkaar in Zuid’ ingezet. Getracht wordt om de vraagverlegenheid van kwetsbare bewoners te verminderen. • Samenwerking tussen formele en informele ondersteuning, tussen zorg en welzijn, en tussen intramuraal en extramuraal op wijkniveau. • Inzet op maatjes voor 80-plussers. Voor een deel van deze doelgroep geldt dat zij niet of minder in staat zijn aan reguliere welzijnsactiviteiten deel te nemen. Een maatje die bij de ouder thuiskomt, kan uitkomst bieden. • Het toeleiden van kwetsbare bewoners naar een regulier maatschappelijk aanbod of vrijwilligerswerk. Dat vergt samenwerking tussen de Vrijwilligerscentrale en het Participatiecentrum. • Het uitbreiden van projecten samen koken/samen eten met als doel ontmoeting. • Ondersteuning van mantelzorgers met specifieke aandacht voor jonge mantelzorgers en mantelzorgers van bewoners met psychiatrische problematiek.
36
Bijlage C: De bij deze agenda betrokken organisaties • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Manifestgroep Vrijwilligersacademie (Manifestgroep) Samenwonen Samenleven De Alliantie GGZ InGeest Nieuw Familie Alzheimer Verbindingsfunctionaris – Hette Tulner HVA Lectoraat Community Care Het Luisterend Oog Agnes Cornelis, Els Nicolas (oud leden Wmo Adviesraad) Kwartiermakers gemeente Amsterdam - Jose v/d Berg en Peggy Wilting Burennetwerk Platform Mantelzorg Stedelijke Wmo-Adviesraad Wmo-Adviesraad West Wmo-Adviesraad Oost Zonnehuis Groep Amstelland VIIA Cliëntenbelang Amsterdam Platform Cliëntenraden Langdurige Zorg Unie van Vrijwilligers Mantelzorg & Meer Expertisecentrum Mantelzorg Wa Lai en Chen Hui Punt P Kuria Joods Maatschappelijk Werk Stadsdeel Oost (ambtelijk) Ypsilon Civic Cordaan Jeugdplatform Amsterdam OSA Project Vooruit De Alliantie Vrijwilligers Centrale Amsterdam De Regenboog Groep SIGRA Swazoom Aanpak Gezond Gewicht Stadsdeel Zuid (input uit conferentie met veld) Stadsdeel West (input vanuit verschillende bijeenkomsten met veld) Eigen Kracht Centrale Amsterdam Vrijwilligers in stadsdeel West SIPI, Stichting voor interculturele Participatie en Integratie Stichting MOI, Maatschappelijke Ondersteuning en Integratie
37