‘Venster op Amerika’ Verslag van de Atlantische Onderwijsconferentie in Utrecht De drukbezochte conferentie (1 februari, Academiegebouw Utrecht) was georganiseerd rondom het nieuwe ‘Venster op Amerika,’ een lesboek over Amerikaans-Nederlandse betrekkingen, ontwikkeld door de Atlantische Onderwijs Commissie (AOC). Het hoofddoel van dit Venster is om de veelbesproken Canon van de Nederlandse Geschiedenis inhoudelijk aan te vullen. Volgens de AOC voorziet de Canon namelijk niet in een essentieel onderdeel van de moderne Nederlandse geschiedenis: de betrekkingen met de Verenigde Staten. De conferentie bestond uit twee delen: een plenair ochtendprogramma met lezingen en aansluitend specifieke workshops. Ochtendprogramma Marianne van Leeuwen In haar betoog probeerde Marianne van Leeuwen (Universiteit van Amsterdam) de actuele stand van zaken in de trans-Atlantische betrekkingen in een matrixmodel te vatten. Op deze manier wilde ze de tegenstrijdigheden en de subjectieve aannames uit de beschouwing van deze betrekkingen halen, zodat een maatstaf voor “nuchtere antwoorden” ontstaat. Om een voorbeeld te geven van subjectieve aannames binnen de trans-Atlantische betrekkingen gebruikte Van Leeuwen de Europese percepties hiervan. Drie van deze percepties zijn: het idee dat gedeelde waarden het fundament zijn van deze betrekkingen; het zorgelijke gevoel dat de betrekkingen steeds minder belangrijk worden voor de Verenigde Staten; en dat de betrekkingen van zeer groot belang zijn voor de veiligheid en de welvaart in Europa. Van Leeuwen plaatste grote vraagtekens bij deze percepties. Allereerst is de traditie van deze nauwe betrekkingen relatief kort (sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog) en deze korte tijd relativeert de afhankelijkheid van Europa. Ten tweede stelde zij dat monogamie in internationale relaties “onzin” is. Daarmee doelde zij op het feit dat de Verenigde Staten niet alleen met Europa een nauwe band hebben, maar ook met andere belangrijke landen en werelddelen. Tegenwoordig lijkt het soms dat de Verenigde Staten de betrekkingen met bijvoorbeeld China, Rusland en het Midden-Oosten veel belangrijker vinden, maar dat is normale machtspolitiek, aldus Van Leeuwen. Ten derde onderschreef zij het belang van monsterverbonden in de wereldpolitiek, waarbij waarden zeer stellig niet als basis voor een alliantie dienen. Hier kan of moet Europa van leren, door zelf ook niet slechts op basis van gedeelde waarden betrekkingen aan te gaan. Na deze casus abstraheerde Van Leeuwen het geheel door haar matrixmodel te presenteren. Drie factoren zijn hierin van belang, namelijk de immateriële waarden, de materiële belangen en het soortelijk gewicht, dat wil zeggen de intensiteit van de betrekkingen. De samenstelling van deze drie factoren en het al dan niet delen van waarden en/of belangen, zorgen voor verschillende uitkomsten in de typering van de betrekking. Van Leeuwen concludeerde dat deze typering uiteen kan lopen van vijandschap en oorlog tot neutraliteit tot vriendschappelijke harmonie en monsterverbonden.
1
Eduard van de Bilt Van de Bilt (Universiteit Leiden) weidde uit over de inaugurele rede van John F. Kennedy en de discrepanties tussen deze rede en de uiteindelijke politiek die hij zou voeren. Hij betoogde dat in alle inaugurele redes van Amerikaanse presidenten een schijnwerkelijkheid geschetst wordt, waarin holle retoriek vaak een belangrijke plaats inneemt. Een aantal vaste onderwerpen keert meestal terug. Zo is religie altijd op de voorgrond aanwezig, wat in de dagelijkse politieke praktijk niet het geval is. Tevens wordt de nadruk gelegd op de omvorming van individuen naar een burgerlijke gemeenschap, wat duidelijk wordt in het benadrukken van ‘wij’ in plaats van ‘ik’ en het op de voorgrond zetten van self sacrifice ofwel burgerplicht. Een andere schijnwerkelijkheid in speeches is de eenheid van de natie, die in haar geheel een overwinning zou hebben geboekt. Op die manier probeert een president boven de partijen te staan, wat in de harde politiek verdeelde werkelijkheid niet altijd tot uiting komt. In Kennedy’s speech komt de zogenaamde Civic Humanist Tradition sterk naar voren. Deze traditie belichaamt waarden als een sterke burgerplicht en patriottisch burgerschap. In dit licht haalt Kennedy ook de Monroe-doctrine aan, wat duidt op een isolationistische politiek ten opzichte van het buitenland. Tegenhanger van deze traditie is volgens Van de Bilt een imperialistische politiek. Deze tegenstelling komt sterk naar voren in de discrepantie tussen Kennedy’s rede en zijn werkelijke politiek, gekenmerkt door een imperialistisch buitenlands beleid. Concluderend heeft Van de Bilt een aantal tegenstrijdigheden in de inaugurele rede van Kennedy blootgelegd, met als duidelijke aantekening dat Kennedy hierin niet alleen staat. Bij vrijwel alle Amerikaanse presidenten bestaat er een spanningsveld tussen de traditie (zoals het steevast aanhalen van de Founding Fathers) en hun (nieuwe) politieke ideeën. Binnen dit spanningsveld vormen zich echter wel steeds nieuwe verhoudingen, wat zorgt voor een evolutie in de geschiedenis van het speechschrijven. Ruud Janssens Janssens (Universiteit van Amsterdam) begon zijn introductie met het benadrukken van het onderscheid tussen stabiliteit en conflict als belangrijkste factoren in het onderzoek naar (Amerikaans) buitenlands beleid, en beschreef een tendens naar een meer “contextuele benadering” die vaak meer stabiliteit suggereert dan onderzoek naar puur politieke structuren doet. Als Nederlandse gedeelde internationale belangen identificeert Janssens drie categorieën. Te beginnen met economische (directe en indirecte investeringen) bespreekt hij een mogelijke vertekening door de handel via ‘belastingparadijs’ Aruba, en gaat vervolgens verder met militaire bondgenootschappen en tenslotte culturele banden van allerlei aard. Samen met de non-gouvernementele banden en de explosieve groei van grensoverschrijdende discussiefora en netwerken via het internet concludeerde Janssens zijn uiteenzetting uiteindelijk met het beschrijven het “wisselend belang.” Nederland kreeg zelfs al in de Koude Oorlog als trouwe bondgenoot op regelmatige basis te maken met tegengestelde belangen (plaatsing kruisraketten, Indonesië etc.), die uiteindelijk hebben 2
geresulteerd in een “militaire samenwerking met mate.” Opvallend is dat Nederland gedurende de hele periode na de Tweede Wereldoorlog regelmatig meer belooft dan dat het uiteindelijk waarmaakte. Met de identificatie van een “nieuwe dreiging” in de vorm van wereldwijd terrorisme is het daarbij opvallend dat er een verwijding plaats lijkt te vinden in de conclusies die daar door de Verenigde Staten en Nederland aan worden verbonden wanneer het gaat om defensieuitgaven: de Verenigde Staten investeren, Europa bezuinigt. De vraag blijft echter wat hiervan de gevolgen zullen zijn voor de internationale balans tussen de bondgenoten. Paul Brill Brill (De Volkskrant) vergeleek rechts populisme in Nederland en in Amerika, uitgedrukt in de Nederlandse PVV en de Amerikaanse Tea Party. Voorop stelde hij echter wel dat populisme niet uitsluitend een rechtse achtergrond heeft, met de korte bespreking van The People’s Party, een Amerikaanse links-populistische beweging uit 1891. In zijn vergelijking van de PVV en de Tea Party ziet Brill zowel overeenkomsten als verschillen. De door Brill geïdentificeerde overeenkomsten liggen vooral op het vlak van een zekere woede onder de aanhang, een afkeer van alles wat links is, een haat tegen internationalisme en de vervaging van nationale identiteit en het centraal stellen van immigratievraagstukken. Er zijn echter ook overduidelijke verschillen, te beginnen met de organisatiestructuur, die bij de Tea Party veel losser en regionaal is. Het grootste verschil is de afwezigheid van een duidelijke leider. Ook bestaat er bij de Tea Party een groot wantrouwen tegen de overheid, dat bij de PVV volledig afwezig lijkt te zijn. Het grootste verschil, aldus Brill, is echter de omgang met vrijheid van religie, die in de PVV veel beperkter lijkt te zijn. Al met al lijkt er een groot verschil te bestaan tussen de toon van het debat in Amerika en in Nederland, die wellicht ten dele kan worden toegeschreven aan de verschillen in politieke cultuur. Discussie Meest opvallend in de discussie was Ruud Janssens’ stelling over de onduidelijkheid in de doelstellingen van defensie en de afwezigheid van een algemeen strategisch plan zoals dat wel in Amerika bestaat. De vraag die wij ons volgens Janssens zouden moeten stellen wanneer het gaat over defensie-uitgaven is eerst en vooral: wat proberen wij precies te bereiken met onze strijdkrachten? Aan het eind werd de discussie opnieuw aangezwengeld door afsluitende spreker Greg Shapiro, die een vraag stelde over de toekomst van Amerika’s rol als “global cop.” Greg Shapiro Het ochtendprogramma werd besloten met “Nederlands-American” Greg Shapiro. In zijn gesproken column How to be Orange, nam hij op komische wijze de Amerikaanse en Nederlandse politieke cultuur op de hak door het benadrukken van subtiele verschillen in de vertaling van begrippen als “vrijheid” en “oppressie.” Hiermee poogde hij een antwoord te formuleren op de vraag: “How do you teach Dutch identity when we are in an identity crisis?” 3
Middagprogramma Het middagprogramma bestond uit vier workshops. De docenten konden er twee volgen: Obama’s presidentschap in historisch perspectief (Workshopleider: Willem Post) Op 4 november 2008 werd Barack Hussein Obama gekozen tot de 44e president van de Verenigde Staten. Obama beloofde het Amerikaanse volk change, hetgeen hem veel aanhangers maar ook veel critici opleverde. Als Obama-watcher volgde Willem Post (Amerikadeskundige bij Instituut Clingendael) zowel de verkiezingsstrijd van Obama als diens presidentschap tot op heden. Tijdens de workshop vergeleek Post Obama als president met zijn voorgangers. Ook wierp hij een blik in de toekomst en keek naar wat Obama’s kansen zijn op herverkiezing in 2012.
Het integratiedebat: vergelijking van Nederland met de Verenigde Staten (Workshopleider: Frans Verhagen) In deze workshop trok Frans Verhagen (oud-correspondent, Amerika-publicist en hoofdredacteur van de website www.amerika.nl) parallellen tussen het verloop van het integratieproces in de Verenigde Staten en Nederland. Ook de Amerikanen stonden niet altijd te juichen om duizenden nieuwe immigranten te verwelkomen, desondanks zijn de VS inmiddels wel uitgegroeid tot een succesvol immigratie- en integratieland. Wat kan Nederland van deze immigratiegeschiedenis leren en hoe moeten wij tegen de integratie van allochtonen in Nederland aankijken? Deze en andere vragen kwamen tijdens de workshop aan de orde. De Amerikaanse Burgeroorlog en ‘nachleben’: de slag bij Gettysburg (Workshopleider: Paul Knevel) De slag bij Gettysburg van juli 1863 staat bekend als de grootste veldslag van de Amerikaanse Burgeroorlog. Tijdens deze bloedige slag vochten de legers van de zuidelijke Confederatie tegen die van de noordelijke Unie, waarbij de opmars van het Confederatieleger naar het noorden succesvol werd gestuit. Deze overwinning van de noordelijke legers bleek een zeer belangrijk keerpunt in het verloop van de Burgeroorlog en de geschiedenis van de Verenigde Staten te zijn. In deze workshop ging Paul Knevel (universitair docent Geschiedenis en coördinator van de Master Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam in op de historische erfenis (nachleben) van deze slag en wat deze nu nog betekent voor Amerikanen. Jongeren en Amerikaanse wargames (Workshopleider: Dorus Hoebink) Waar men vroeger nog met tinnen soldaatjes oorlogje speelde, zijn steeds meer jongeren (en ook volwassenen) tegenwoordig verslaafd aan het spelen van online oorlogsspellen (bijvoorbeeld ‘Medal of Honor’). Via gaming zeggen deze jongeren veel te leren over moderne oorlogsvoering, hetgeen ook mogelijk is doordat technologische ontwikkelingen
4
oorlogssituaties steeds beter kunnen nabootsen. Dorus Hoebink (cultuursocioloog aan de Erasmus Universiteit en naar eigen zeggen een gematigde games-speler) belichtte in deze workshop de achtergronden van de wereld van oorlogsspellen.
Het lesboek ‘Venster op Amerika’ is te bestellen via de website van de Atlantische Commissie, www.atlcom.nl. Joppe Schaaper
5