Vakwerk!
Antwoorden Dierhouderij en -verzorging
Deel 2 (BB)
Andrea Oostdijk, Studio Maan
eerste druk, 2006
Artikelcode: 21133.1
Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen.
© 2006 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
1
Opdracht 1.1
't Dak eraf!
Levenscyclus van de koe Oriëntatie De antwoorden zijn: a De melkveehouder heeft stalling nodig voor: kalfjes en jongvee, droge koeien, melkgevende koeien, koeien die op het punt staan van kalven en zieke koeien. b Kalfjes zet je apart buiten omdat: • je zo overdracht van ziekten voorkomt; • de kalfjes door de buitenlucht gezonder worden. c Mogelijkheden voor inrichten: • koe vastzetten of vrij laten rondlopen; • ruime box vullen met stro; • camera in de afkalfstal plaatsen. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 1.2
Huisvesting van melkkoeien Oriëntatie De antwoorden zijn: a Melkkoeien kunnen in Nederland niet het hele jaar buiten lopen omdat er ’s winters geen gras groeit in de weide. De dieren zullen zich buiten in de winter niet lekker voelen. b De stalperiode duurt van 1 november tot 1 mei. Als het in het najaar mooi weer is en er staat nog genoeg gras, dan kunnen de koeien later opgestald worden. Als het in april mooi weer is, dan zie je de koeien ook wel eerder in de wei. c Melkkoeien kun je huisvesten in een potstal, grupstal en ligboxenstal. d Een boer die zijn koeien in de zomer op stal houdt, past zomerstalvoedering toe. e In een potstal lopen koeien vrij rond. De dieren lopen op stro. Dagelijks strooi je stro erbij. De stal mest je maar 1 of 2 keer in het jaar uit. Je melkt de koeien wel in een aparte melkstal. f Op een grupstal staan de koeien vast. De boer moet het voer voor de koeien brengen. Hij melkt elke koe op de plaats waar die staat. g In een ligboxenstal lopen de koeien los. Ze halen zelf hun voer aan het voerhek. Ze worden gemolken in een aparte melkstal. Uitvoering Geen antwoord aanwezig.
❑ 'T DAK ERAF!
3
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.3
Inrichting van de stal Oriëntatie De antwoorden zijn: a De koe kan liggen op een betonnen vloer met daarop een rubberen mat. Soms ziet de mat eruit als een soort vloerkleed. Soms ligt er zaagsel op. Je hebt ook waterbedden voor koeien. b De schoftboom zorgt voor stevigheid van de box en zorgt ervoor dat de koe altijd op dezelfde plaats poept en plast. c De loopruimte bij koeien kan een roostervloer of een betonnen vloer zijn waarover regelmatig een mestschuif schuift. d De melkmachine staat in het mestlokaal. e Als je de maten voor een stal moet bepalen, houd je allereerst rekening met de afmetingen van de dieren. Vervolgens zoek je de normen voor afmetingen van stallen op in het Handboek voor de Rundveehouderij. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Het antwoord staat in deze tabel.
4
Functie van de ruimte/onderdeel
Nummer
In deze ruimte doe je de administratie.
4
In deze ruimte zet je een zieke koe apart en behandel je haar.
2
In deze ruimte melk je de koeien (draaimelkstal, visgraatsmelkstal, melkrobot, zij-aan-zijmelkstal).
1
In deze ruimte laat je de koeien afkalveren.
3
Ruimte waar de koe ligt.
7
Opslag van krachtvoer.
5
Hier haalt de koe extra krachtvoer.
10
Hier komt de mest van de koeien terecht.
12
Rubbermatten, kunststofmatten, waterbedden en matrassen, houtvezel en zaagsel als bodembedekking.
8
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Functie van de ruimte/onderdeel
Nummer
Hier staat de koe te eten. Je hebt verschillende soorten voerhekken. Het bekendste voerhek is het zelfsluitende voerhek.
9
Ruimte voor de jongste kalveren.
16
Hier kun je een koe behandelen, bekappen.
11
Hier bevindt zich een deel van de melkapparatuur en de melktank.
6
Hier drinkt de koe water.
13
Opslag voor de mest gedurende de maanden dat je de mest niet mag uitrijden.
21
Ruimte van de stal voor dieren die gedekt moeten worden of die voor het eerst moeten kalveren.
19
Dit is een verlaging aan het voerhek, waar het voer in ligt.
14
Opslag van snijmaïs en graskuil onder plastic op (meestal) betonnen platen.
22
Het grootste deel van de stal is voor de melkgevende koeien.
18
Ruimte in de stal voor de koeien die je niet melkt.
17
Onder de roostervloer en de boxen kan ruimte zitten voor mestopslag.
20
Ruimte waar de boer langs loopt of rijdt om het voer voor de koeien te brengen.
15
5
Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.4
Huisvesting voor zeugen en biggen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een zeug verblijft op zeker drie afdelingen. Ze is eerst op de guste zeugenafdeling. Als ze drachtig is, gaat ze naar de drachtige zeugenafdeling. Een week voor het werpen gaat ze naar de kraamstal. b Een ‘berige’ zeug wil gedekt worden en is vruchtbaar. c Je brengt een drachtige zeug in de laatste week van de dracht naar de kraamstal. d Inrichting van de kraamstal: roostervloer (dicht op de plek waar de biggen liggen), vloerverwarming of een biggenlamp voor de warmte. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig.
❑ 'T DAK ERAF!
5
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.5
Het kippenverblijf schoonmaken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je kunt kippen houden voor de leg, voor het vlees, voor de fok of voor hobby. b Geen antwoord aanwezig. c Een legbatterij is een stal waar kippen in kleine hokjes leven die boven elkaar geplaatst zijn. Het geheel bestaat uit draadroosters. De kippen kunnen alleen eten, drinken en eieren leggen. d Kippen kunnen in deze hokjes niets van hun natuurlijk gedrag laten zien. De consument accepteert deze manier van huisvesten niet meer. e Je spreekt van een scharrelstal als een derde van de vloer bestaat uit strooiselruimte waarin de kippen kunnen scharrelen. Er mogen niet meer dan zeven kippen per vierkante meter lopen. Kippen leggen eieren in aparte legnesten. f In een volièrestal heeft een kip meer bewegingsruimte. De kip kan van hoogte naar hoogte fladderen en op de grond scharrelen. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 1.6
Huisvesting van kippen Oriëntatie Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 1.7
De mestopslag van verschillende dieren Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je onderscheidt stalmest, gier en drijfmest. b Stalmest is poep vermengd met urine en stro of zaagsel. Deze mest kun je stapelen op een mestvaalt. Drijfmest is urine en poep gemengd. Hier vind je geen stro of zaagselresten in. c Je kunt mest opslaan op een mestvaalt, in putten onder de grond en in mestsilo’s.
6
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Mogelijke antwoorden staan in de tabel. Soort mest
Opslag in
Reden opslag/doel van de mest
Konijnenmest
Mestvaalt
Toekomstige mest voor de weide
Paardenmest
Mestvaalt
Bemesting voor champignons
Plantaardige mest
Soort sleufsilo
Voor de tuin
Kunstmest
Kunstmestzakken van 25 kg in een droge ruimte
Op het juiste moment gereed hebben liggen om te strooien.
3 4 5 6
Geen Geen Geen Geen
antwoord antwoord antwoord antwoord
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.8
Excursie naar een dierenpension Oriëntatie De antwoorden zijn: a In een dierenpension kunnen dieren tegen betaling logeren als hun baasje tijdelijk niet voor hen kan zorgen. b Verschillen tussen een dierenpension, asiel en kennel: • een dierenpension biedt tijdelijke, betaalde opvang; • een asiel biedt opvang voor gevonden en afgestane dieren; • in een kennel worden dieren van een bepaald ras gefokt. c In de winter moet je de dieren in een vorstvrije ruimte kunnen huisvesten. In de zomer kun je de honden en katten gemakkelijk buiten houden. Dat is ook veel fijner voor ze dan de hele dag binnen zitten. d De materialen moeten duurzaam zijn, gemakkelijk te reinigen (glad) zijn, bestand zijn tegen ontsmettingsmiddelen en liefst niet te duur zijn. e Je kunt voorkomen dat dieren ontsnappen door sluizen te plaatsen. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
❑ 'T DAK ERAF!
7
Opdracht 1.9
Huisvesting van volièrevogels Oriëntatie De antwoorden zijn: a In een volière moeten voerbakjes, waterbakjes (liefst hangend), een badgelegenheid, zitstokken, zittakken en voldoende nestkastjes zijn. b Als de vogels op de stokken zitten, poepen ze regelmatig. Als je onder die stokken voer- en waterbakjes plaatst, vervuilen de vogels de bakjes voortdurend. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
8
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
2
Opdracht 2.1
Dieren en hun voedsel
Samengestelde en enkelvoudige voedermiddelen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorbeelden van enkelvoudige voedermiddelen zijn gras, hooi, voordroogkuil, graskuil, snijmaïs, wortels en aardappelvezels. b Een enkelvoudig voedermiddel is een product met een lage voederwaarde, dat veel water en veel ruwe celstof bevat. c Een samengesteld voedermiddel is een voedermiddel dat is samengesteld uit allerlei verschillende grondstoffen. d Voorbeelden van samengestelde voedermiddelen zijn koeienbrok, paardenbrok, schapenbrok, hondenbrok, kattenbrokjes, duivenmengsel, kippengraan en konijnenkorrel. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 2.2
Mengvoer voor vogels Oriëntatie De antwoorden zijn: a Onderhoudsvoer is de basisgift die dieren krijgen om normaal te kunnen functioneren. Het dier blijft ermee in leven. Een dier krijgt productievoer als het iets extra’s moet doen. b Voorbeelden van dieren die veel productievoer krijgen, zijn: melkkoeien, een konijn met jongen, een merrie in de laatste maand van de dracht. c Een vogel heeft een krop, een spiermaag en een kliermaag. d Een kip heeft grit nodig om het geweekte voedsel in de spiermaag te malen. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
❑ DIEREN EN HUN VOEDSEL
9
Opdracht 2.3
Rantsoen voor knaagdieren Oriëntatie De antwoorden zijn: a Sommige dieren kunnen zoveel eten als ze willen (onbeperkt voer), andere krijgen niet meer dan nodig is (beperkt voer). b Je laat een dier niet onbeperkt eten, omdat het anders te vet wordt, te snel groeit en/of ziek wordt. c Het rantsoen is al het voedsel dat een dier op een dag krijgt. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 In knaagdierenvoer zit grasbrok, brokjes, maïs, geplette maïs, zonnebloempitten, brooddeeg, tarwe, haver, gerst, johannesbrood, sorghum en erwten. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Vitaminen zijn belangrijk omdat ze processen in het lichaam goed laten verlopen en beschermen tegen ziektes. 5 Er is een aantal bedrijven dat op de verpakking zet hoeveel voer een dier mag hebben. Een paar voorbeelden zijn in de tabel ingevuld. Hoeveelheid krachtvoer per dag
Dier Muis Rat
20-30 gram
Gerbil Hamster
5-10 gram
Cavia
40-50 gram
6 7 8 9
Geen Geen Geen Geen
antwoord antwoord antwoord antwoord
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Te vette dieren kunnen gewrichtsproblemen krijgen en hebben vaak problemen met bewegen. Vrouwelijke dieren worden moeilijk drachtig. Van ratten is bekend dat magere ratten twee keer langer leven dan vette/dikke ratten. c Een mogelijk voersysteem voor konijnen is, dat je aangeeft met gekleurde briefjes of verfstippen op de hokken hoeveel bakjes voer de konijnen mogen hebben. Bijvoorbeeld: rood is 1 bakje, geel is twee bakjes, et cetera. d Geen antwoord aanwezig.
10
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Opdracht 2.4
Voeding van jong tot oud Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f In een voerschema geef je aan wat en hoeveel je een dier voert gedurende een langere tijd. g Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 2.5
Biest en kunstmelk Oriëntatie De antwoorden zijn: a Biest is de eerste melk van de moeder. b Biest is belangrijk voor een jong dier omdat het antistoffen bevat en de spijsvertering bevordert. c Dieren die niet bij hun moeder kunnen drinken, zoals kalfjes, geitjes en lammetjes op een melkveebedrijf, geef je kunstmelk. d In sommige gevallen krijgt een jong geen of te weinig melk van de moeder, bijvoorbeeld: • als het moederdier sterft tijdens of na de bevalling; • als het moederdier onvoldoende melk produceert; • als het moederdier, bijvoorbeeld een paard, een tweeling krijgt en te weinig melk heeft. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord 2 Geen antwoord 3 Geen antwoord 4 Geen antwoord 5 De antwoorden
❑ DIEREN EN HUN VOEDSEL
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. staan in de tabel.
11
Wat heb je nodig om melkpoeder op te lossen?
Je hebt melkpoeder, weegschaal, maatbeker, garde, thermometer, emmer en heet water nodig.
Hoeveel melk heb je nodig om twee kalfjes van tien dagen oud één keer te voeren?
Een kalf van tien dagen krijgt 2x2 liter per dag; ’s avonds dus 2 liter. Twee kalfjes krijgen dan samen 4 liter melk.
Hoeveel melkpoeder is dat in dat geval?
Voor 4 liter melk heb je 500 gram melkpoeder nodig en 3,5 liter water.
Hoeveel water doe je eerst in de emmer?
Je doet eerst ongeveer 2 liter water in de emmer.
Van welke temperatuur moet het water zijn?
45-60 graden.
Hoeveel water voeg je later nog toe?
Na het toevoegen van het melkpoeder doe je er nog ongeveer 2 liter kraanwater bij.
Wat behoort dan de drinktemperatuur van de melk te zijn?
40-42 graden.
Over welke andere voedermiddelen moet het kalfje vrij kunnen beschikken?
Het kalfje moet daarnaast vrij over water, krachtvoer en ruwvoer kunnen beschikken.
Hoe vaak geef je het kalf biest per dag?
De eerste biest (minstens 0,5 liter) verstrek je direct na de geboorte. Daarna geef je meermaals per dag warme biest of geef je onbeperkt biest via de speenemmer op omgevingstemperatuur.
6 7 8
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 2.6
Vleeskuikens mesten Oriëntatie De antwoorden zijn: a In de schuur voor vleeskuikens moet aanwezig zijn: • eten en drinken voor de hele dag; • zaagsel als bodembedekking; • verwarming; • ventilatie met alarm. b Vleeskuikens zijn na ongeveer zes weken op gewicht. Ze wegen dan ruim 2 kg. c In het Tabellenboek Veevoeding staan gegevens over de voeding voor koe, varken, kip, schaap, paard, schaap, geit en konijn. d De afkorting ds betekent: droge stof.
12
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Mogelijke antwoorden staan in de tabel. Leeftijd in dagen
Lichaamsgewicht in grammen
Voeropname (grammen per dag)
0
40
--------
7
140
22-27
14
350
47-52
21
655
75-80
28
1035
108-113
35
1455
132-237
42
1950
157-162
8 9 10 11 12 13 14 15
Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen
antwoord antwoord antwoord antwoord antwoord antwoord antwoord antwoord
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g De kuikens kunnen lui zijn. Dat gebeurt als het te warm is. Ze kunnen ook ziek zijn. h Geen antwoord aanwezig.
❑ DIEREN EN HUN VOEDSEL
13
Opdracht 2.7
Voersystemen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voer- en watersystemen moeten aan deze eisen voldoen: • Ze moeten goed werken, schoon zijn en niet lekken. • Het voeren, water verstrekken en reinigen mag geen belasting zijn voor het menselijk lichaam. b Gemakkelijk schoon te maken zijn: gegalvaniseerd materiaal en kunststof. c Bij een handbediend systeem geef je de dieren dagelijks met de hand voer en water. d Grote bedrijven die veel dieren houden, hebben automatische systemen. e Automatische individuele voedering: de dieren krijgen een halsband met een zender. Als het dier de voerbox in wil, ontvangt de zend/chip-ontvanger een signaal. De computer leest dan af of het dier nog recht heeft op eten. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 2.8
Machines op het veebedrijf Oriëntatie De antwoorden zijn: a In de zomer maait de veehouder het gras. Het wordt bewaard als kuilgras of hooi. Je hebt dan voer voor de winter. b Werkzaamheden die een veehouder voor de voederwinning moet doen: maaien, schudden, wiersen, oprapen, kunstmeststrooien, stalmest verspreiden, drijfmest injecteren. c Voor onkruidbestrijding gebruik je een spuitmachine. d Met een bloter maai je het gras na het grazen. e Je kunt mest verspreiden met een meststrooier, mestverspreider en mestinjecteur. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Mogelijke antwoorden: slepen, bloten, bestrijden van ongedierte/onkruid, juiste bemesting, waterhuishouding. b Per jaar moet je ongeveer 300-350 kg stikstof per ha strooien. c De antwoorden staan in deze tabel.
14
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Machine
Doel
Maaimachine
Maaien van het gras
Schudder
Schudden van het product
Hark
Op rijtjes leggen van het product
Pers
Grote of kleine balen maken
Kunstmeststrooier
Kunstmest strooien
d e f Opdracht 2.9
Mogelijke antwoorden: persapparaat, balenpers, wikkelaar. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Muizen en ratten vangen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Loslopende ratten en muizen kunnen ziekten verspreiden. Ze knagen voerzakken kapot, eten het voer op van de dieren en poepen overal. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een muizenplaag in een grote stal bestrijd je met gif. e Je moet oppassen dat (huis)dieren de dode, vergiftigde muizen niet opeten. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Mogelijke antwoorden staan in de tabel.
Plek in het dierenverblijf
Wat zien jullie?
Onder het hooi
Onder het hooi lagen muizenkeutels.
Bij de voeropslag
Er was aan zakken geknaagd. Er lagen muizenkeutels.
Achter in de kast met materialen
Er lagen keutels achter in de kast.
In het kippenverblijf
Als je eieren wilt rapen schiet er wel eens een muis uit het nest.
3 4 5 6
❑ DIEREN EN HUN VOEDSEL
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Mogelijke antwoorden staan in de tabel.
15
Tekening van de klem/val
Werking van de klem/val
Houten klem met veer en stalen pen
Je legt lokaas op de juiste plek. Je moet de stalen pen gespannen zien te krijgen. Pas op voor je vingers.
Kunststof klem
Je legt lokaas op de juiste plek en je drukt op de klem.
Vangmogelijkheid levende muis
Je legt lokaas in het kooitje. Het deurtje moet wel dicht zijn.
7 8 9 10
Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord De antwoorden
aanwezig. aanwezig. aanwezig. in de tabel zijn voor het middel LUXAN FRAP muizenkorrels.
Vraag
Antwoord
Waar is het middel voor bestemd?
Het middel is bestemd voor de bestrijding van muizen in huis en bedrijfsruimten.
Wat staat er in het wettelijk gebruiksvoorschrift?
Het is toegestaan voor het bestrijden van muizen in daarvoor bedoelde voerdoosjes.
Welke veiligheidsaanbeveling staat op de verpakking?
Niet roken tijdens het gebruik.
Wie mogen er beslist niet in aanraking komen met het middel?
Kinderen en huisdieren.
Hoe luidt de gebruiksaanwijzing?
De voerdoosjes vullen met 40 gram korrels.
Na hoeveel dagen kun je dode muizen vinden?
Na 5 dagen.
Wat doe je met de gevonden dode muizen?
Je doet ze in een plastic zak en deponeert ze in de vuilnisemmer.
Waar moet je voor oppassen met de dode muizen?
Door het eten van de dode muizen kunnen andere dieren vergiftigd worden.
Waar laat je de oude resten van het middel wanneer je het niet meer gebruikt?
De resten van het middel verzamel je in plastic en je levert dit af bij het KCA depot van de gemeente (KCA is Klein Chemisch Afval).
Hoe moet je het product bewaren?
Droog, goed gesloten, in originele verpakking bewaren.
16
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
11
De kartonnen voerdoosjes zijn niet stevig en zullen snel kapot gaan, vooral in vochtige ruimten. Het houten lokdoosje is redelijk geschikt. Het beste voerdoosje is het kunststoffen voerdoosje. Het doosje is stevig, hygiënisch en gemakkelijk te bewaren.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Muizen en ratten voorkom je door netjes te werken en hygiënisch te zijn. Voer moet goed afgesloten opgeborgen zijn, liefst in dichte voertonnen. Opdracht 2.10
Giftige planten en onkruiden Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een goed gras voor het dier is smakelijk en voedzaam. b Een veehouder heeft niet graag onkruiden in zijn weide. Op de plek waar onkruiden staan kunnen geen grassen groeien. De opbrengst vermindert hierdoor. c Giftige onkruiden zijn: jeneverbes, zwarte nachtschade, paardestaart, vingerhoedskruid, boterbloem en aardappelloof. d Het gevaar van Jacobskruiskruid is dat gif van deze plant zich ophoopt in het lichaam van het dier. Dieren gaan daar dood aan. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
❑ DIEREN EN HUN VOEDSEL
17
3
Opdracht 3.1
Dieren in de badkuip
Leeftijd schatten van geit en schaap Oriëntatie De antwoorden zijn: a De leeftijd van een dier heeft invloed op de voeding van het dier, de opvoeding van het dier, de verzorging van het dier en het wel of niet fokken met het dier. b Je weet de exacte leeftijd van het dier als: • je aanwezig bent geweest bij de geboorte van het dier; • je een stamboekpapier hebt. c Paarden, schapen en geiten. d Je kunt kijken naar het doorkomen van de melktanden en het wisselen van de melktanden. Dit gebeurt op een bepaalde leeftijd. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Het leeftijd schatten aan de hand van het gebit, is bij een schaap en geit redelijk gemakkelijk tot de leeftijd van 3-4 jaar. b Vanaf 4-5 jaar kijk je naar de afslijting van de tanden. Dit wordt al moeilijker. Vanaf 8 jaar kun je niet meer naar het gebit kijken. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Een schaap met een slecht gebit dat onvoldoende kan eten en vermagert, zal door de eigenaar verkocht worden voor de slacht. Zo brengt het nog wat op.
Opdracht 3.2
Een geit keuringsklaar maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Diana doet het fout: ze rent hard roepend achter de geit aan, zodat die in paniek raakt. b Hulpmiddelen zijn: halster bij koeien en paarden, vangnetje bij vissen en volièrevogels, een vanghaak bij kippen en schapen. c Klauwverzorging is belangrijk omdat de klauwtjes van schapen en geiten niet op een natuurlijke wijze afslijten. Als je de klauwtjes niet verzorgt, worden ze te lang en krijgt het dier klauw- en beenafwijkingen. d Je zet het schaap in een voetbad om de klauwen te ontsmetten, bacteriën te doden en wondjes te helen. Uitvoering Geen antwoord aanwezig.
18
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 3.3
Honden in de klas Oriëntatie Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Bij de vachtbeoordeling kijk je of er geen ongedierte in de vacht zit. Je kijkt ook of de haren glanzen et cetera. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Aan de tanden kun je eventueel tandsteen zien. 10 Te lange nagels (nagels die onvoldoende afslijten) moeten geknipt worden. Dit moet je door een deskundig iemand laten doen. 11 Geen antwoord aanwezig. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Geen antwoord aanwezig. 15 Geen antwoord aanwezig. 16 Geen antwoord aanwezig. 17 Geen antwoord aanwezig. 18 Geen antwoord aanwezig. 19 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 3.4
Een pony hanteren en verzorgen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een correcte paardenknoop kun je in noodsituaties simpel lostrekken. b Dingen die je niet moet doen als je met een paard of pony omgaat. • een touw om je hand wikkelen; • onverwachte bewegingen maken; • te dicht bij de achterhand staan; • het dier onverwachts aanraken. c Dit wijst erop dat het dier je niet vertrouwt en je kan aanvallen. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Dingen die je dagelijks doet zijn: • het dier beweging geven;
❑ DIEREN IN DE BADKUIP
19
g h i
• voer geven; • uitmesten; • borstelen; • hoeven krabben. Periodieke bezigheden zijn hoeven bekappen, ontwormen, enten tegen influenza en tetanus, (als het dier ijzers onder heeft) ijzers verleggen, wassen en toiletteren. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 3.5
Leeftijd schatten van paard en pony Oriëntatie De antwoorden zijn: a Het meest betrouwbaar is de leeftijd op het stamboekpapier. b Wanneer je denkt met een ouder dier te maken te hebben kijk je naar de houding van het dier (minder fier), de beweging van het dier (minder soepel) en de bespiering van het dier (minder regelmatig). Een schimmel wordt als deze ouder wordt steeds witter. Soms heeft een ouder paard diepe kuilen boven de ogen. Een ouder dier heeft rimpelige lippen en laat soms zijn onderlip hangen. c Je kunt aan het gebit van het paard de leeftijd schatten. d De kaak van een pasgeboren veulen is tandeloos. e Je noemt de tand gevuld als de kroonholte is verdwenen. f Nee. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a De antwoorden staan in de tabel.
Beweringen
Waar
Niet waar
De leeftijd van een pony kun je alleen maar weten van het stamboekpapier.
X
Pony’s hebben alleen tanden in de onderkaak.
X
Na ongeveer zes dagen komen de eerste melktanden door.
X
Een ander woord voor melktand is veulentand.
X
Als eerste komen de buitenveulentanden door.
X
Een veulentand is groot en breed en geelachtig.
X
20
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Beweringen
Waar
Het wisselen van de veulentanden begint in het tweede jaar.
X
Het wisselen begint met de binnentanden in de onderkaak
X
De kroonholte is een soort gaatje in de tand.
X
De binnentanden staan op driejarige leeftijd boven elkaar en gaan slijten.
X
Een paard van acht jaar oud noem je aftands.
X
b Opdracht 3.6
Niet waar
Geen antwoord aanwezig.
Leer verzorgen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Leren materialen zijn: halster, hoofdstel, zadel, laarzen, riemen, teugels, hulpteugels, tuig voor een tuigpaard, riemen en bandjes voor honden en katten, enzovoort. b Leer moet je goed behandelen omdat het anders op den duur droog wordt en dan gemakkelijker kapot gaat. c Je maakt het tuig schoon door het af te nemen met een vochtige doek met zadelzeep. d Je maakt het bit schoon omdat gedroogde etensresten aan het bit de mondhoeken van het paard kunnen beschadigen. e Een erg bezweet zadeldek doe je in de wasmachine. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 3.7
Schapen scheren Oriëntatie De antwoorden zijn: a Redenen om te schapen te scheren: • Je scheert de schapen, omdat ze anders hun warmte niet kwijt kunnen. • Een andere reden is dat ongedierte in de wol komt te zitten als luizen, maden, teken en vlooien. • Je ziet aan geschoren dieren beter of ze moeten lammeren en in wat voor conditie ze verkeren. b Voordeel winterscheren: je ziet aan geschoren dieren beter of ze moeten lammeren en in wat voor conditie ze verkeren. Nadeel winterscheren: je moet de schapen wel huisvesten, dat is naar verhouding duur voor een dier dat bijna het gehele jaar buiten gehouden kan worden.
❑ DIEREN IN DE BADKUIP
21
c d e f
Je bergt de scheermachine op een droge plek op om vocht en/of roestvorming te voorkomen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Problemen die je tegen kunt komen, zijn: • het schaap is onrustig; • het is een zwaar dier dat daardoor moeilijk op het achterstel te zetten is; • de messen scheren niet goed; • er zit veel stront en vuil aan de vacht; • het is een mager schaap dat daardoor lastig te scheren is; • de vacht moet steeds strak getrokken worden. c Geen antwoord aanwezig. d Je kunt vlooien, luizen, maden en teken tegenkomen in de vacht. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 3.8
De melkmachine Oriëntatie De antwoorden zijn: a Driemaaldaags melken geeft een hogere melkproductie. b Voordeel van de robot: een robot geeft een enorme arbeidsverlichting voor de melkveehouder. Nadeel: een robot is nog steeds erg duur. c Als je een melkkoe voorbehandelt, maak je de uier schoon met een droge doek. Als de uier vies is, gebruik je royaal water. d Als een veehouder voorstraalt, melkt hij uit iedere speen één of twee flinke stralen melk. Dat doet hij om de kwaliteit van de melk te controleren. e Als je rechts van de koe staat, is de volgorde: linksvoor, linksachter, rechtsachter en ten slotte rechtsvoor. f Door te dippen en te sprayen ontsmet je de spenen. Je houdt op deze manier de spenen soepel en je verkleint de kans op uierontsteking. g Geen antwoord aanwezig. h De antwoorden staan in de tabel.
22
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Nr
Onderdeel
1
tepelvoering
2
tepelbeker
3
korte melkslang
4
lange melkslang
5
pulsator
6
korte pulsatieslang
7
lange pulsatieslag
8
melkklauw
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Het aansluiten van het melkstel gebeurt met de hand die zich het dichtst bij de achterpoten bevindt. Als je rechts van de koe staat, houd je het melkstel in je rechterhand. Met je linkerhand breng je de tepelbekers richting spenen. Je doet eerst de verste speen vooraan, daarna die erachter, die ernaast en als laatste de speen vooraan die het dichtst bij je is. Als je aan de linkerkant staat doe je het andersom.(apparaat in je linkerhand, eerst de verste speen vooraan, et cetera). Op deze manier slaat de koe niet gauw het apparaat uit je hand. Je kunt de klap immers opvangen met je vrije hand. Je kunt met deze hand ook de koe kalmeren. In bijzondere stallen heb je andere methoden. b Je neemt zo een melkstel af als je rechts naast de koe staat: • Pak met de rechterhand de melkklauw beet. • Trek het vacuümknopje uit met je linkerhand. • Laat iets lucht bij de verste tepelvoering vooraan, met je linkerhand. • Vang met je linkerhand de tepelbekers op. Als je aan de andere kant staat, doe je het andersom. c Een veehouder melkt nog wel eens een koe met de hand, bijvoorbeeld als het dier net een kalfje heeft gekregen en de boer het kalfje snel melk/biest wil geven. Als een koe uierontsteking heeft, melkt de boer deze speen meestal uit met de hand.
❑ DIEREN IN DE BADKUIP
23
Opdracht 3.9
Een schaap dekklaar maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Bij natuurlijke dekking kunnen dieren seksueel overdraagbare ziekten overbrengen. Het laten dekken is ook niet altijd zonder gevaar. b Bij kunstmatige inseminatie worden de zaadcellen van het mannetje opgevangen en kunstmatig in de schede van het vrouwtje ingebracht. c Redenen om een dektuig te gebruiken bij schapen, zijn: • je ziet of de ram dekt; • je ziet welke schapen gedekt zijn; • je kunt op grond van hun kleur aangeven wanneer de schapen moeten lammeren; • je ziet welke ooien niet gedekt zijn. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. h Geen antwoord aanwezig. i Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De antwoorden staan in de tabel.
Vraag
Antwoord
Een ooi krijgt een gekleurd achterstel op 12 oktober. Wanneer krijgt ze waarschijnlijk lammeren?
Rond 7 maart.
De ram loopt al een maand bij de ooien. Nog geen enkele ooi heeft een gekleurd achterstel. Wat is hier aan de hand?
De ram dekt niet. Het dektuig kan te strak zitten.
Een ram met geel dekblok heeft dertig ooien om zich heen met een geel achterstel. Wat wil dat zeggen?
De ram heeft prima gedekt.
Alle ooien hebben een geel achterstel. Je verwisselt het dekblok. Alle ooien krijgen nu naast de gele kleur die ze al hadden een ook rode kleur. Wat is er aan de hand?
De ram dekt, maar is helaas onvruchtbaar.
24
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
4
Opdracht 4.1
Ziek, zwak of misselijk?
Gewicht, geslacht en conditie bepalen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Wegen van een klein hondje: • Weeg jezelf op een personenweegschaal. • Til de hond op en weeg jezelf nogmaals. • Trek je eigen gewicht af van het totale gewicht. Nu heb je het gewicht van de hond. b Wegen van een paard of koe: • Met de bandmaat meet je de borstomvang van het dier. • In tabellen kun je dan aflezen wat ongeveer het gewicht zal zijn. c Bij het bepalen van de conditie let je op de gehele gezondheidstoestand van het dier. Je kijkt of het dier niet te vet of te mager is. Je betast de ribben, bekijkt de vacht en je kijkt naar de beweging van het dier. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Je kunt de conditie van een dier verbeteren door bijvoorbeeld: • het dier het juiste voer te geven; • het dier meer of minder voer te geven; • het dier meer te laten bewegen; • de huisvesting van het dier aan te passen; • het dier medicijnen toe te dienen.
Opdracht 4.2
Gezondheidscontrole bij dieren Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Verminderde productie bestaat er bij een vleeskuiken uit dat het minder snel vet wordt. c Een te lage temperatuur in de stal heeft als gevolg dat de dieren moeite hebben op temperatuur te blijven.
❑ ZIEK, ZWAK OF MISSELIJK?
25
d
e f
Je kunt spijsverteringsstoornissen bij het overschakelen op ander voer voorkomen door de dieren eerst een paar dagen het nieuwe voer vermengd met het oude te geven. Geen antwoord aanwezig. De antwoorden staan in de tabel.
Kenmerken
G/Z
Een schone, gladde vacht/verenkleed/haren
G
Dunne, harde of afwijkend gekleurde mest
Z
Een schone achterhand
G
Stevige mest
G
Het dier beweegt minder dan anders
Z
Normaal gekleurde urine
G
Een schone mond en neus
G
Heldere ogen
G
Een goed gebit
G
Correcte hoeven/klauwen/nagels
G
Het dier drinkt niet
Z
Een soepele beweging
G
Het dier eet niet
Z
Een levendige activiteit en gedrag
G
Het dier heeft een goede eetlust en drinkt normaal
G
Het dier heeft een goede conditie en is niet te mager of te vet
G
Het dier is suf en sloom
Z
Zware ademhaling
Z
g h
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig.
26
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Afsluiting De antwoorden zijn: a Een goede huisvesting is een voorwaarde voor een goede gezondheid voor het dier. b In de tabel is een voorbeeld ingevuld voor een paard. Dier:
Benodigdheden
Hoe neem je waar?
Pols
Stethoscoop Horloge
Druk de stethoscoop tegen de slagader aan de binnenzijde van de onderkaak of bij de borst, net achter het voorbeen aan de linkerkant.
Ademhaling
Horloge
Kijk zelf goed.
Temperatuur
Thermometer Glijmiddel
Je doet wat glijmiddel op de thermometer en je duwt de thermometer voorzichtig in de anus van het paard. Je houdt de thermometer vast of je maakt er een touwtje aan dat je met een wasknijper vastzetten in de staart.
c d e f Opdracht 4.3
Geen Geen Geen Geen
antwoord antwoord antwoord antwoord
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Hygiëne in het dierenverblijf Oriëntatie De antwoorden zijn: a Bij ontsmetten dood je ziektemakers. b Een hok waar een ziek dier in heeft gezeten ga je uitmesten, goed reinigen en daarna ontsmetten. c Je maakt het hok eerst schoon, omdat sommige ontsmettingsmiddelen niet zo goed werken als het hok nog niet goed schoon is gemaakt. d Geen antwoord aanwezig. e Je gebruikt Halamid als middel ter bestrijding van: • Bacteriën, het virus van de ziekte van Aujesky, het mond- en klauwzeervirus en het klassieke en Afrikaanse varkenspestvirus in dierverblijven en bijbehorende ruimten, transportmiddelen voor dieren, oppervlakten van schoeisel en gereedschappen. • Bacteriën in en op pootaardappelkisten, in lege bewaarplaatsen. • Bacteriën in en op apparatuur die gebruik wordt voor de teelt, verwerking en opslag van aardappelen. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoord aanwezig.
❑ ZIEK, ZWAK OF MISSELIJK?
27
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 4.4
Parasieten bij hond en kat Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Een parasiet is een organisme dat op of in een dier leeft. Het maakt gebruik van dat dier, waardoor het dier meestal verzwakt. c Bij parasieten maak je onderscheid tussen: • bacteriën; • schimmels; • luizen, teken, mijten en wormen; • virussen. d Symptomen van besmetting met lintwormen: diarree, slechte conditie, doffe vacht, het dier vermagert. e Soorten wormen: spoelwormen, lintwormen en longwormen. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Voorbeelden van antwoorden staan in de tabellen.
Middelen ter bestrijding van vlooien bij hond/kat Productnaam
Voor hond: Merial Frontline
Voor kat: Novartis Program
Type middel
Spray
Ampullen
Geschikt voor
Honden en katten
Katten
Dosering
Afhankelijk van het gewicht van het dier.
Voor een kat tot 4,5 kg: 1 ampul.
Dosering afhankelijk van
Vachtlengte: dieren met een dichte of lange vacht krijgen dubbele dosering.
Gewicht
Wijze van toedienen
Het gehele dier tegen de haarrichting inspuiten. Het product inmasseren.
Toedienen met het voer.
28
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Middelen ter bestrijding van vlooien bij hond/kat Tijd tussen de doseringen
Minimaal 4 weken.
Eén keer per maand.
Veiligheidsmaatregelen voor het dier
-
Kittens die bij de moeder drinken niet behandelen.
Veiligheidsmaatregelen voor jezelf
Niet eten, drinken of roken tijdens toepassing. Handschoenen aan en na gebruik handen wassen.
Draag handschoenen. Middel niet aanraken.
Prijs
Zes ampullen kosten ongeveer 20 euro.
Bijzonderheden
Frontline beschermt drie maanden tegen vlooien en tot vier weken tegen teken.
5 6
-
Geen antwoord aanwezig. Voorbeelden van antwoorden staan in de tabellen.
Ontwormmiddelen voor hond/kat Productnaam
Voor hond: Virbac Vitaminthe
Voor hond: Bayer Drontal Dog
Voor kat: Bayer Drontal cat
Type ontwormmiddel
Pasta
Tablet
Tablet
Werkzaam tegen (naam van de wormen)
Spoelwormen Zweepwormen Haakwormen Lintwormen
Rondwormen Lintwormen
Spoelwormen Haakwormen Lintwormen
Geschikt voor (alle dieren?)
Honden en katten
Honden
Katten
Niet toedienen aan
Drachtige dieren
Drachtige dieren
Drachtige dieren
❑ ZIEK, ZWAK OF MISSELIJK?
29
Ontwormmiddelen voor hond/kat Dosering
1 ml per kg lichaamsgewicht
1 tablet per 10 kg lichaamsgewicht
1 tablet per 4 kg lichaamsgewicht
Wijze van toedienen
Eenmalige dosering achter op de tong, eventueel door het voedsel mengen.
Tabletten kun je in een plakje vlees of kaas verstoppen.
Tabletten kun je in een vleesballetje rollen. Eventueel pletten en met het voedsel mengen.
Tijd tussen de doseringen
Pups op 2, 4, 6 en 8 weken, tot ze een half jaar oud zijn iedere twee maanden. Daarna twee keer in het jaar of vaker wanneer er wormen in ontlasting of braaksel zitten.
Twee keer per jaar.
Bij spoelwormen na twee weken herhalen.
Prijs
-
Per tablet 4 euro.
Per tablet 4 euro.
Bijzonderheden
Eventueel braaksel direct verwijderen en tapijt of kleed reinigen.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 4.5
De geboorte van een dier Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c In de voorbereidingsfase zwelt de uier op. De melk is kleverig. Het weefsel rondom de geboorteweg verslapt. De vulva/kling zwelt op. Het dier is onrustig, trippelt en mest vaak. d In de ontsluitingsfase komen de weeën op gang. De waterblaas rekt de geboorteweg op. e De uitdrijvingsfase begint wanneer het dier met buikpersen de weeën extra kracht bijzet. Er zijn dan al delen van de vrucht zichtbaar in/buiten de vulva. f Een pasgeboren jong kan stikken in de vruchtvliezen. Meestal breken deze spontaan, maar dat gebeurt niet altijd. g Drooglikken is een natuurlijke reactie van de moeder. Zij likt het dier droog en warm. Het verstevigt de band tussen moeder en jong. h Je kunt infecties bij moeder en jong voorkomen door in een schone ruimte en met schone materialen te werken.
30
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 4.6
Een ernstige ziekte Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Evenhoevige dieren kunnen mond- en klauwzeer krijgen. Dat zijn schapen, varkens, runderen, geiten, herten, reeën en sommige dierentuindieren. d Symptomen van varkenspest zijn gewichtsverlies en het afsterven van oren en staart. e Door het eten van besmet vlees kun je de ziekte van Creutzfeldt-Jakob krijgen. f Er ontbraken ganzen op de markt omdat er vanwege de vogelgriep een vervoersverbod gold. Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
Opdracht 4.7
Leven en dood Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je doet de eend in een destructie- of kadaverton. b Een kadaverkap is een kap waaronder je een groot dood dier, zoals een groot varken of een koe, kunt leggen. c Een veehouder heeft een UBN nodig, om een dood dier te kunnen afleveren aan een destructiebedrijf. d Een dode hond of poes mag je in je eigen tuin begraven, behalve als je in een waterwingebied woont. Je kunt het dier ook naar de dierenarts brengen of laten begraven of cremeren. e Mogelijke antwoorden staan in de tabel.
❑ ZIEK, ZWAK OF MISSELIJK?
31
Vraag
Antwoord
Je hebt in een muizenklem een muis gevangen. Wat doe je met de dode muis?
In de afvalbak.
Je hamster is dood gegaan. Wat doe je met je dode hamster?
In de afvalbak. Begraven in de tuin. Wegbrengen naar een dierenbegraafplaats of -crematorium.
Je lievelingshond is dood gegaan. Wat doe je met je dode hond?
Naar de dierenarts brengen. Begraven in de tuin. Wegbrengen naar een dierenbegraafplaats of -crematorium.
Een mollenvanger vangt een mol. Wat doet hij met de dode mol?
Onder de zoden stoppen. De mol op het land laten liggen voor roofdieren.
Bij een schapenhouder is een schaap gestorven. Wat moet de schapenhouder doen met het dode schaap?
Op laten halen door een destructiebedrijf.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De antwoorden staan in de tabel. Soort dier
Hoe te handelen bij sterfte
Klein huisdier (rat, cavia, hamster)
Kleine kadavers worden vaak door de dierenarts afgevoerd naar het destructiebedrijf.
Middelgroot en groot boerderijdier (schaap, koe, paard)
Grote kadavers moet je afmelden bij een verwerkingsbedrijf om afgevoerd te worden. Dit doe je via internet of telefonisch. Het verwerkingsbedrijf zorgt voor het ophalen, verwerken en vernietigen van het kadaver. Om een kadaver te kunnen aanmelden heb je een UBN (Uniek Bedrijfs Nummer), een gebruikersnaam en een wachtwoord nodig. Als het kadaver een oormerk draagt, moet je de identificatiecode ook melden.
c
32
Geen antwoord aanwezig.
❑ DIERHOUDERIJ EN -VERZORGING