Vakwerk!
Antwoorden Agrarische bedrijfseconomie
Deel 2 (KB)
Studio Maan, Feico Hoekstra
tweede herziene druk, 2011
Artikelcode: 21144.1 & 21144.2
colofon Auteur(s): Illustraties: Illustrator: Redaktie: Onderwijskundige: Resonans:
Studio Maan, Feico Hoekstra Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie Jochem Grimmelikhuizen Studio Maan, Michelle Heinen, Joyce Houtepen Studio Maan, Manon Limmen Jan de Groot, Cees Hollenberg, Astrid ter Doest Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen.
© 2011 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
1
Boekhouden
Vragen 1.1
a b
Hulpstoffen. Machines.
Vragen 1.2
a
Het schilderen van het kantoor door een schildersbedrijf.
Vragen 1.3
a
De BTW die je betaalt, krijg je later weer terug.
Vragen 1.4
a b
Onjuist. Juist.
Vragen 1.5
a b c
Als een productiemiddel langer dan een jaar mee gaat. Energiekosten. Afschrijvingskosten, Verzekeringskosten, Rentekosten, Onderhoudskosten.
Vragen 1.6
a b c d
De waardevermindering. Het bedrag waarvoor je het duurzaam productiemiddel hebt aangeschaft. Het bedrag dat een duurzaam productiemiddel nog waard is na een bepaalde levensduur. Het bedrag dat het duurzame productiemiddel na elk jaar nog waard is.
Vragen 1.7
a b
Constante kosten. Die kun je wel goed inschatten.
Vragen 1.8
a
Aan de bank.
Vragen 1.9
a
Dat komt omdat dit gemiddelde kosten zijn over meerdere jaren.
Vragen 1.10
a b
Bijvoorbeeld: kosten voor visvoer. Bijvoorbeeld: energiekosten voor de waterpomp.
Vragen 1.11
a b
De risico’s voor een paardenfokkerij zijn veel hoger dan de risico’s voor een dierenwinkel. Omdat je de BTW moet terugbetalen aan de belastingdienst.
Vragen 1.12
a b
Het aantal producten dat je verkoopt. 1.000 × € 3,10 = € 3.100,-.
Vragen 1.13
a
Door van de omzet de inkoopwaarde af te trekken.
Vragen 1.14
a
Bij de nettowinst zijn echt alle kosten van de omzet afgetrokken.
Vragen 1.15
a b c
Mensen die nog iets moeten betalen aan je bedrijf. € 11.000,-. € 2.800,-.
❑ BOEKHOUDEN
3
Vragen 1.16
4
a b
Omdat het geld is dat je als privé-persoon in je bedrijf steekt. Het is dus eigenlijk een lening. Mensen aan wie je nog geld schuldig bent.
Vragen 1.17
a b
€ 2.314,-. € 1.054,-.
Vragen 1.18
a b
Omdat links en rechts ook echt hetzelfde geld is. De balanspost ‘Banksaldo’.
Vragen 1.19
a b
14 grootboekrekeningen. 7 balansrekeningen.
Vragen 1.20
a b c
€ 174.650,-. € 2.800,-. € 65.500,-.
Vragen 1.21
a b
Credit. Credit.
Vragen 1.22
a b c
Rekeningen waarop veranderingen in het eigen vermogen worden bijgehouden. Privéopname of kosten. Verkoop of privéstorting.
Vragen 1.23
a b c d e f
Proefbalans, saldibalans, verlies-en-winstrekening en eindbalans. De totalen van de grootboekrekeningen. Door het kleinste bedrag van het grootste bedrag af te trekken van iedere grootboekrekening. Hulprekeningen van het eigen vermogen. Balansrekeningen. Opbrengsten hoger zijn dan de kosten.
Vragen 1.24
a b
Credit. Debet.
Vragen 1.25
a b
De verhouding tussen twee factoren. Omzet en bedrijfsruimte.
Vragen 1.26
a b
(39 : 42) × 100% = 92%. (525.000 / 600.000) × 100% = 87%.
Vragen 1.27
a b
Arbeid en omzet. Onjuist.
Vragen 1.28
a
Externe bedrijfsvergelijking.
Vragen 1.29
a
Nee, want Fred krijgt nu 19% rente en dat is meer dan de 4% rente die de bank geeft.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Vragen 1.30
a b
Alle bezittingen, behalve gebouwen en grond. Dan kun je op korte termijn al je schulden aflossen als het moet.
Vragen 1.31
a b c
(€ 174.650,- : € 327.900,-) × 100% = 53% Beter. Dan kan de bank inschatten of het bedrijf de lening wel kan terugbetalen.
Opdracht 1.1
Winst of verlies berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Eten en drinken. b Een realistische prijs voor eten en drinken is € 100,- tot € 150,-. c Je kunt bijvoorbeeld minder boodschappen doen, minder mensen uitnodigen of een goedkopere zaal huren. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Zie deze tabel:
Artikelen
Prijs per stuk
Totaal per artikelsoort
50 flessen frisdrank
€ 0,60
€ 30,-
4 taarten
€ 3,80
€ 15,20
20 zakken chips
€ 1,10
€ 22,-
20 zakjes noten
€ 1,20
€ 24,-
2 kazen
€ 8,90
€ 17,80
10 worsten
€ 1,60
€ 16,-
2
Zie deze tabel:
Kosten feestje Eten en drinken
€ 125,-
Zaalhuur
€ 75,-
DJ
€ 100,-
Totale kosten
€ 300,-
3 4
❑ BOEKHOUDEN
Zie de tabel bij stap 2. Zie de tabel bij stap 2.
5
5
Zie deze tabel:
Opbrengsten feestje Entreegeld (30 personen)
€ 150,-
Bijdrage ouders
€ 70,-
Totale inkomsten
€ 220,-
6
Zie deze tabel:
Verschil tussen kosten en opbrengsten Totale kosten
€ 300,-
Totale opbrengsten
€ 220,-
Winst of verlies
€ 80,-
7 8 9
Verlies. De kosten kun je bijvoorbeeld verlagen door goedkoper of minder boodschappen te doen, een goedkopere zaal te huren of geen dj in te huren. De opbrengsten kun je bijvoorbeeld verhogen door meer entree te vragen, je ouders te vragen meer mee te betalen, eigen spaargeld in het feest te steken of door een lening af te sluiten.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Kosten van een bedrijf zijn bijvoorbeeld salariskosten, inkoopkosten, onderhoudskosten, productiekosten, energiekosten, enzovoort. e Een ondernemer kan bijvoorbeeld meer eigen geld in het bedrijf steken, een lening nemen of een deel van de inventaris verkopen. Opdracht 1.2
Een kostenoverzicht maken van een bedrijf Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Voorbeelden van dingen die de ouders betalen zijn: kleding, verzekeringen, reiskosten, energiekosten, tandarts, vakantie, eten en drinken, doktersbezoek, schoolgeld, enzovoort.
6
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
f
Bijvoorbeeld:
Kosten die vooraf goed zijn in te schatten
Kosten die vooraf moeilijk zijn in te schatten
Verzekeringen Tandarts Doktersbezoek Schoolgeld
Hobbykosten Kleding Reiskosten Energiekosten Vakantie Eten en drinken
g h
Constante kosten. Variabele kosten.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Bedrijfskosten zijn bijvoorbeeld: arbeidskosten, administratiekosten, aanschaf machines, BTW, inkoopkosten, energiekosten, transportkosten, bouwkosten, onderhoudskosten, milieubelasting, omzetbelasting, verzekeringskosten, afschrijvingskosten, rentekosten, enzovoort. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Productiemiddelen zijn: arbeidskosten, aanschaf machines, inkoopkosten, energiekosten, onderhoudskosten, enzovoort. Diensten van derden zijn: adviseringskosten, transportkosten, bouwkosten, enzovoort. Belastingen zijn: BTW, omzetbelasting, onroerendgoedbelasting, milieubelasting, enzovoort. 9 Constante kosten zijn bijvoorbeeld: verzekeringskosten, rentekosten, afschrijvingskosten en arbeidskosten. Variabele kosten zijn bijvoorbeeld: energiekosten, inkoopkosten, belastingen en transportkosten. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.3
De verkoopprijs van een product berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Mogelijke kosten zijn: productiekosten, energiekosten, arbeidskosten, verzekeringskosten, transportkosten, onderhoudskosten, afschrijvingskosten, rentekosten, hypotheekaflossing, belastingen, enzovoort.
❑ BOEKHOUDEN
7
b
Zie deze tabel:
Constante kosten
Variabele kosten
Arbeidskosten
Productiekosten
Verzekeringskosten
Energiekosten
Afschrijvingskosten
Transportkosten
Rentekosten
Onderhoudskosten
Hypotheekaflossing
Belastingen
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Bloem, suiker, zout, boter of margarine, appels, citroensap, kaneelpoeder en poedersuiker. 2 Inkoopkosten. 3 Arbeidskosten en energiekosten. 4 Productiekosten. 5 € 35,- : 10 = € 3,50. 6 Ze moet ook nog winst maken op de appeltaart. 7 (0,40 × € 3,50 = ) € 1,40 + € 3,50 = € 4,90. 8 (0,06 × € 4,90 = ) € 0,29 + € 4,90 = € 5,19. 9 € 5,19 × 10 = € 51,90. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Zie deze tabel: Kosten 20 tafels Directe kosten
€ 1.320,-
Indirecte kosten
€ 20,-
Totale productiekosten
€ 1.340,-
12 13 14
8
Zie de tabel bij stap 11. Zie de tabel bij stap 11. € 1.340,- : 20 = € 67,-.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
15
Zie deze tabel:
Verkoopprijs 1 tafel Kostprijs
€ 67,-
Winstmarge 20%
€ 13,40
Kostprijs + winstmarge
€ 80,40
BTW 19%
€ 15,28
Verkoopprijs
€ 95,68
16
20 × € 95,68 = € 1.913,52.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Nee, de BTW die je klanten in rekening brengt, moet je later weer terugbetalen aan de belastingdienst. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.4
De verkoopprijs van een product berekenen met de computer Oriëntatie De antwoorden zijn: a Uit de kosten voor het hout. b Energiekosten, zaagkosten, onderhoudskosten, transportkosten, administratiekosten, enzovoort. c De houtzagerij moet ook winst maken en bovendien B.T.W. rekenen. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Kostprijs: € 283,40. 5 Winst: € 42,51. 6 Omdat de B.T.W. later weer moet worden terugbetaald. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Vakje F4.
❑ BOEKHOUDEN
9
9
Zie deze tabel:
Aantal planken
Verkoopprijs excl. BTW
Verkoopprijs incl. BTW
50
€ 231,73
€ 275,75
100
€ 388,70
€ 462,55
120
€ 451,49
€ 537,27
280
€ 953,81
€ 1.135,03
750
€ 2.429,38
€ 2.890,96
10 11 12 13 14
Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord Zie deze tabel:
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Aantal roomsoezen
Verkoopprijs excl. BTW
Verkoopprijs incl. BTW
50
€ 44,45
€ 47,12
75
€ 51,45
€ 54,54
100
€ 58,45
€ 61,96
15
Zie de tabel bij stap 14.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een voordeel is dat het rekenen veel gemakkelijk, sneller en preciezer gaat. e Een nadeel is dat je niet meer precies weet wat je doet als je de berekening maakt. Opdracht 1.5
De winst van een bedrijf berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Het gaat slecht met de visafslagbedrijven. b Een afname van de afzet betekent dat er minder producten zijn verkocht. c De omzet van een bedrijf is al het geld dat is binnengekomen met de verkoop van een product. d Meer omzet betekent niet altijd meer winst. Als de kosten zijn toegenomen, kan de winst uiteindelijk tegenvallen.
10
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
e f g
Arbeidskosten, inkoopkosten, transportkosten, enzovoort. Efficiënter werken, de verkoopprijs verhogen, de afzet vergroten, de kostprijs verlagen, energie bezuinigen, goedkoper personeel aannemen, enzovoort. Hoge energieprijzen, een dalende afzetmarkt, hoge rentekosten, hoge inkoopkosten, loonstijgingen, concurrentie, enzovoort.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 € 2.400.000,-. 3 € 100.000,- + € 150.000,- + € 250.000,- = € 500.000,4 Door de totale kosten van de omzet af te trekken. 5 € 2.400.000,- − € 500.000,- = € 1.900.000,6 € 600.000,- + € 200.000,- = € 800.000,7 Door de inkoopwaarde en de kosten van de omzet af te trekken. 8 € 2.400.000,- − € 500.000,- − € 800.000,- = € 1.100.000,-. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 250.000 stuks × € 2,- = € 500.000,11 Zie deze tabel: Winsttabel van zalmkwekerij De Wit & Zn. Omzet
€ 500.000,-
Inkoopwaarde
€ 100.000,-
Brutowinst
€ 400.000,-
Totale kosten
€ 275.000,-
Nettowinst
€ 225.000,-
12
Zie de tabel bij stap 11.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De nettowinst is het belangrijkst, omdat daar alle kosten al vanaf zijn. b Aan de brutowinst kun je meteen zien of het product winstgevend is. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.6
Afschrijven met een percentage van de aanschafwaarde Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De vliegreis en de scooter. c De voetbal en de scooter.
❑ BOEKHOUDEN
11
d e f g h i j k
De scooter. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Je kunt ervoor sparen of het geld lenen. Een duurzaam productiemiddel. Afschrijven.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 a afschrijving = (aanschafwaarde : 100) × % b afschrijving = (€ 30.000,- : 100) × 10% = € 3.000,-. 3 De antwoorden zijn: Afschrijving bestelbus Jaar
Waarde
Afschrijving (10%)
Waarde na afschrijving
1
€ 30.000,-
€ 3.000,-
€ 27.000,-
2
€ 27.000,-
€ 3.000,-
€ 24.000,-
3
€ 24.000,-
€ 3.000,-
€ 21.000,-
4
€ 21.000,-
€ 3.000,-
€ 18.000,-
5
€ 18.000,-
€ 3.000,-
€ 15.000,-
4 5 6 7 8
Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Voor € 15.000,-. € 30.000,- : € 3.000,- = 10 jaar.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Meer. b 4 jaar. c Door het jaarlijkse afschrijvingsbedrag te reserveren. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.7
Afschrijven met de aanschafwaarde en de restwaarde Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig.
12
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 a afschrijving = (aanschafwaarde − restwaarde) : levensduur b afschrijving = (€ 30.000,- − € 6.000,-) : 10 = € 2.400,-. 3 De antwoorden zijn:
Afschrijving bestelbus Jaar
Waarde
Afschrijving
Waarde na afschrijving
1
€ 30.000,-
€ 2.400,-
€ 27.600,-
2
€ 27.600,-
€ 2.400,-
€ 25.200,-
3
€ 25.200,-
€ 2.400,-
€ 22.800,-
4
€ 22.800,-
€ 2.400,-
€ 20.400,-
5
€ 20.400,-
€ 2.400,-
€ 18.000,-
6
€ 18.000,-
€ 2.400,-
€ 14.600,-
7
€ 14.600,-
€ 2.400,-
€ 13.200,-
8
€ 13.200,-
€ 2.400,-
€ 10.800,-
9
€ 10.800,-
€ 2.400,-
€ 8.400,-
10
€ 8.400,-
€ 2.400,-
€ 6.000,-
4 5 6 7 8 9 10
Zie de tabel bij stap 4. Zie de tabel bij stap 4. Zie de tabel bij stap 4. Zie de tabel bij stap 4. € 30.000,- − € 20.400,- = € 9.600,-. € 13.200,-. € 2.400,-.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d € 30.000,- − € 5.000,- = € 25.000,- : 10 = € 2.500,-. e € 30.000,- − € 6.000,- = € 24.000,- : 8 = € 3.000,-. f Geen antwoord aanwezig.
❑ BOEKHOUDEN
13
Opdracht 1.8
Afschrijven met een percentage van de boekwaarde Oriëntatie De antwoorden zijn: a Nee. b Het is terecht dat je niet een bedrag krijgt waarvoor je een hele nieuwe brommer kunt kopen. Je hebt de brommer immers al een tijdje gebruikt. Daardoor is hij minder waard geworden. c De restwaarde van de scooter op de dag van het ongeluk. d De boekwaarde. e De boekwaarde is minder dan de aanschafwaarde. Hoe langer je een duurzaam productiemiddel gebruikt, hoe minder het waard wordt. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 a afschrijving = (boekwaarde : 100) × % b afschrijving = (€ 30.000,- : 100) × 10% = € 3.000,-. 3 Zie deze tabel:
Afschrijving bestelbus Jaar
Boekwaarde
Afschrijving (10%)
Waarde na afschrijving
1
€ 30.000,-
€ 3.000,-.
€ 27.000,-
2
€ 27.000,-
€ 2.700,-
€ 24.300,-
3
€ 24.300,-
€ 2.430,-
€ 21.870,-
4
€ 21.870,-
€ 2.187,-
€ 19.683,-
5
€ 19.683,-
€ 1.968,30
€ 17.714,70
4 5 6 7 8 9 10
14
Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. 0,1 (10%) × € 27.000,- = € 2.700,-. Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. € 17.714,70 € 30.000,- − € 17.714,70 = € 12.285,30
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
11
Zie deze tabel: Afschrijving computer
Jaar
Boekwaarde
Afschrijving (15%)
Waarde na afschrijving
1
€ 2.500,-
€ 375,-
€ 2.125,-
2
€ 2.125,-
€ 318,75
€ 1.806,25
3
€ 1.806,25
€ 270,95
€ 1.535,30
4
€ 1.535,30
€ 230,30
€ 1.305,-
5
€ 1.305,-
€ 195,75
€ 1.109,25
12
Zie deze tabel:
Afschrijving stellingkasten Jaar
Boekwaarde
Afschrijving (10%)
Waarde na afschrijving
1
€ 4.800,-
€ 480,-
€ 4.320,-
2
€ 4.320,-
€ 432,-
€ 3.888,-
3
€ 3.888,-
€ 388,80
€ 3.499,20
4
€ 3.499,20
€ 349,92
€ 3.149,28
5
€ 3.149,28
€ 314,93
€ 2.834,35
6
€ 2.834,35
€ 283,44
€ 2.550,91
7
€ 2.550,91
€ 255,09
€ 2.295,82
8
€ 2.295,82
€ 229,58
€ 2.066,24
9
€ 2.066,24
€ 206,62
€ 1.859,62
10
€ 1.859,62
€ 185,96
€ 1.673,66
Afsluiting De antwoorden zijn: a € 1.673,66 b Door elk jaar het afschrijvingsbedrag te reserveren. c Geen antwoord aanwezig.
❑ BOEKHOUDEN
15
d e f Opdracht 1.9
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
De jaarlijkse kosten van een duurzaam productiemiddel berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c De trekker, de koe en de melkmachine zijn duurzame productiemiddelen. d Andere duurzame productiemiddelen op een boerderij zijn een silo, een opslagloods, machines, computers, een regeninstallatie, een klimaatinstallatie, enzovoort. e Kosten van duurzame productiemiddelen zijn afschrijvingskosten, verzekeringskosten, rentekosten en onderhoudskosten. f Je kunt deze kosten afkorten tot AVRO-kosten. Dan onthoud je ze gemakkelijker. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Zie de tabel bij stap 3. 3 Zie deze tabel:
Kosten bedrijfsauto van bloemenkwekerij Floramundi Afschrijvingskosten
€ 28.600,- × 0,1 (10%) = € 2.860,- per jaar.
Verzekeringskosten
€ 40,- × 12 maanden = € 480,- per jaar.
Rentekosten
€ 20.000,- × 0,08 (8%) = € 1.600,- per jaar.
Onderhoudskosten
€ 28.600,- × 0,02 (2%) = € 572,- per jaar.
Totaal
€ 5.512,-
4 5 6 7 8 9
16
Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Zie de tabel bij stap 3. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
10
Zie deze tabel:
Jaarlijkse kosten
Opslagloods
Regeninstallatie
Afschrijvingskosten
€ 4.000,-
€ 3.360,-
Verzekeringskosten
€ 456,-
€ 240,-
Rentekosten
€ 3.200,-
€ 1.800,-
Onderhoudskosten
€ 800,-
€ 1.260.-
Totaal
€ 8.456,-
€ 6.660,-
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Aan de opslagloods. Opdracht 1.10
Balansen maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c De bezittingen zijn eigenlijk van de winkel. De waarde van de bezittingen is de winkel aan de eigenaar schuldig. d Beide. e Een lening moet je terug betalen en is dus een schuld. Maar het is ook een bezit, want het geld staat gewoon op jouw bankrekening. f Mogelijke bezittingen zijn: inventaris, computers, de kassa, het winkelpand, een bedrijfsauto, het geld in de kassa, het geld dat je tegoed hebt van klanten. Mogelijke schulden zijn: openstaande rekeningen aan leveranciers, een lening van de bank, een lening van vrienden, de hypotheek voor het winkelpand, enzovoort.
❑ BOEKHOUDEN
17
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Zie deze tabel: Bezittingen en schulden van manege Hippopolis
Bezit
De hypotheek op het bedrijfspand. Het geld dat de manege in kas heeft.
Schuld X
X
Een lening van de ouders van de eigenaar.
X
De paarden in de manege.
X
De klimaatinstallatie.
X
Rekeningen die klanten van de manege nog moeten betalen.
X
Het bedrijfspand waarin de manege is gevestigd.
X
Rekeningen die het bedrijf nog moet betalen aan leveranciers.
X
Het eigen vermogen dat de eigenaar in zijn bedrijf heeft gestoken.
X
Het geld dat de manege op de bank heeft staan.
X
Zakken paardenvoer voor de paarden.
X
De inrichting van het kantoor.
X
Een lening van de bank.
X
De paardentrailers van het bedrijf.
X
De hogedrukspuit van de manege.
X
3
18
Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
4
Zie deze tabel: Balans van manege Hippopolis op 01-10-2005
Bezittingen
Schulden
Machines Kassaldo Bedrijfspand Banksaldo Debiteuren Paarden Grond Paardentrailer Kantoorinrichting Overige materialen Paardenvoer
33.000,700,180.000,6.000,2.000,45.000,20.000,142.000,10.000,21.000,1.000,-
Totaal
460.700,-
5 6
Eigen vermogen Banklening Crediteuren Lening ouders Hypotheek
82.500,164.000,5.500,35.000,180.000,-
Totaal
460.700,-
Zie de balans van stap 4. Bezittingen = Debet, Schulden = Credit.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De bedragen in de linker- en rechterkolom zijn ook daadwerkelijk hetzelfde geld. De lening van de bank (rechts) staat bijvoorbeeld deels bij het banksaldo (links) en deels bij de inventaris (links). En de hypotheek (rechts) is bijvoorbeeld hetzelfde als de waarde van het bedrijfspand (links). b Zie deze tabel: Beweringen over de balans
Juist
De kassa in een bloemenwinkel staat aan de creditkant. Geld dat je zelf in een bedrijf stopt, staat aan de creditkant.
X X
Als het totaal aan de debetkant toeneemt, dan neemt de creditkant af. De schapen van een schapenfokkerij staan aan de debetkant. Schulden noteer je aan de debetkant.
❑ BOEKHOUDEN
Onjuist
X X X
19
Beweringen over de balans
Juist
De hypotheek voor een bedrijfspand staat aan de creditkant.
X
De bloemen in een bloemenwinkel staan aan de debetkant.
X
Rekeningen die je nog moet betalen, staan aan de creditkant.
X
De akkergrond van een akkerbouwer staat aan de creditkant. Een lening van de bank voor een bedrijfsauto staat aan de debetkant.
c d e Opdracht 1.11
Onjuist
X X
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Het eigen vermogen berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Spaargeld. b Geen antwoord aanwezig. c € 500,-. d Hij heeft er voorraad van gekocht, het in de kassa gedaan of op de bank gezet. e Er is € 500,- in kas en er staat ook nog € 1.000,- op de bank. In totaal is er dus € 1.500,-. f Hij moet meer eigen vermogen in zijn bedrijf steken of extra geld lenen. Hij kan eventueel ook voorraad op rekening kopen. Dit komt dan als ‘crediteuren’ in de balans te staan. g Geen antwoord aanwezig. h Hij heeft nog wat eigen geld in zijn bedrijf gestoken. i Het eigen vermogen is gestegen met € 500,- tot € 1.000,-. Meneer Sinkel heeft dus € 500,- extra aan zijn winkel geleend. j Het totaalbedrag is € 3.000,-. De totaalbedragen moeten links en rechts altijd hetzelfde zijn. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Creditkant 3 Als je het totale vermogen van de creditkant (zonder eigen vermogen) aftrekt van het totale vermogen van de debetkant, houd je het eigen vermogen over.
20
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
4
Zie deze tabel:
Balans van melkveehouderijbedrijf Gebr. Buruma VOF op 31-10-2005 Debet
Credit
Bedrijfspanden Veevoer Kantoorinrichting Debiteuren Kassaldo Banksaldo Koeien Grond Melkinstallatie Machines Overige materialen Bedrijfspanden
980.000,12.000,12.000,9.500,300,56.000,450.000,2.000.000,342.000,533.000,74.000,980.000,-
Totaal
4.468.800,-
Hypotheek Crediteuren Lening ouders Banklening Eigen vermogen
Totaal
900.000,12.000,135.000,675.000,2.746.800
4.468.800,-
€ 4.468.800,- (totaal debetkant) − € 1.722.000,- (totaal creditkant) = € 2.746.800,-. Zie de tabel bij stap 4. Geen antwoord aanwezig. Zie deze tabel:
5 6 7 8
Balans van banketbakkerij M. Bos op 15-10-2005 Debet
Credit
Bestelbus Debiteuren Banksaldo Winkelpand Kassaldo Bakoven Winkelvoorraad Voorraad ingrediënten Machines
38.000,1.550,33.000,385.000,650,52.000,4.000,5.000,37.550,-
Totaal
556.750,-
9 10 11
❑ BOEKHOUDEN
Crediteuren Banklening vriend Hypotheek Eigen vermogen
Totaal
2.050,275.000,-Lening 35.000,150.000,94.700,-
556.750,-
€ 556.750,- (totaal debetkant) − € 462.050,- (totaal creditkant) = € 94.700,-. Door te controleren of de totaalbedragen aan de debetkant en creditkant inderdaad hetzelfde zijn. Geen antwoord aanwezig.
21
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een ondernemer steekt vaak eigen geld in zijn bedrijf. Dit eigen geld noem je ook wel eigen vermogen. Het is een lening aan jezelf, oftewel een schuld, die je natuurlijk ook moet terugbetalen. Opdracht 1.12
Grootboek openen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een kaart waarop een bedrijf alle financiële veranderingen/veranderingen in de boekhouding verwerkt. b Het grootboek. c 1 − 4 − 3 − 2. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 13 rekeningen. 3 13 grootboekrekeningen. 4 Zie deze grootboekrekeningen:
GROOTBOEKREKENING 0100 Winkelpand Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
290.000,-
Totaal
290.000,-
22
Debet
Credit
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 0200 Inventaris Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-10-2010
van balans
50.000,-
Totaal
50.000,-
GROOTBOEKREKENING 0300 Bedrijfsauto Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
23-10-2010
IB025
Debet
Credit 15.000,250,-
Totaal
15.000,-
250,-
GROOTBOEKREKENING 1000 Kas Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
08-10-2010
IF260
16-10-2010
K21
3.129,10
16-10-2010
K22
575,-
Totaal
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit 150,232,94
3.854,10
232,94
23
GROOTBOEKREKENING 1100 Bank Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
07-10-2010
B21
14-10-2010
B22
Debet
Credit 5.000,266,96 82,04
Totaal
5.082,04
266,96
GROOTBOEKREKENING 1300 Debiteuren Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
12-10-2010
VF435
14-10-2010
B22
Debet
Credit 1.500,82,04 82,04
Totaal
1.582,04
82,04
GROOTBOEKREKENING 1700 Te vorderen BTW Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
546,-
02-10-2010
IF259
15,11
08-10-2010
IF260
13,19
18-10-2010
KF099
171,-
Totaal
745,30
24
Debet
Credit
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 7000 Voorraad Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
02-10-2010
IF259
251,85
08-10-2010
IF260
219,75
12-10-2010
VF435
16-10-2010
K21 Totaal
Debet
Credit 14.000,-
35,1.959,14.471,60
1.994,-
GROOTBOEKREKENING 0500 Eigen vermogen Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-10-2010
van balans
102.496,-
Totaal
102.496,-
GROOTBOEKREKENING 0800 Hypotheek Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
250.000,-
Totaal
250.000,-
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit
25
GROOTBOEKREKENING 0900 Lening bank Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-10-2010
van balans
22.000,-
Totaal
22.000,-
GROOTBOEKREKENING 1400 Crediteuren Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-10-2010
van balans
1.000,-
02-10-2010
IF259
266,96
07-10-2010
B21
18-10-2010
KF099
266,96 1.071,-
Totaal
266,96
2.337,96
GROOTBOEKREKENING 1720 Te betalen BTW Datum
Omschrijving
01-10-2010
van balans
12-10-2010
V435
16-10-2010
K21
177,12
Totaal
881,76
26
Debet
Credit 700,4,64
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 8000 Opbrengst van de verkopen Datum
Omschrijving
Debet
Credit
05-10-2010
VF435
16-10-2010
K21
2.951,98
Totaal
3.029,38
77,40
GROOTBOEKREKENING 8500 Inkoopwaarde van de verkopen Datum
Omschrijving
Debet
Credit
05-10-2010
VF435
16-10-2010
K21
1.959,-
Totaal
1.994,-
35,-
GROOTBOEKREKENING 0550 Privé Datum
Omschrijving
16-10-2010
K22
575,-
Totaal
575,-
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit
27
GROOTBOEKREKENING 4700 Schoonmaakkosten Datum
Omschrijving
Debet
Credit
18-10-2010
KF099
900,-
Totaal
900,-
GROOTBOEKREKENING 4800 Afschrijvingskosten Datum
Omschrijving
Debet
Credit
23-10-2010
IB025
250,-
Totaal
250,-
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Debet − credit − credit. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.13
Inkopen verwerken in het grootboek Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een stempel op het boekingsstuk waarin je invult welke grootboekrekeningen veranderen. b Met de boekingsregels bepaal je of je een bedrag debet of credit moet boeken op de grootboekrekeningen.
28
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
c
Zie deze tabel:
Bezit
Verandering
Waar op de boekingsstempel en de grootboekrekening
Debet op de balans
Toename
Debet
Debet op de balans
Afname
Schuld
Verandering
Waar op de boekingsstempel en de grootboekrekening
Credit op de balans
Toename
Credit
Credit op de balans
Afname
d e
Credit
Debet
2 − 1 − 3. Als je artikelen terugstuurt aan de leverancier, ontvang je een creditinkoopfactuur.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Voorraad, Te vorderen BTW en Crediteuren. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 − 7000 Voorraad − toe − € 251,85 − debet; − 1700 Te vorderen BTW − toe − € 15,11 − debet; − 1400 Crediteuren − toe − € 266,96 − credit. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Crediteuren − Bank. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 − 1400 Crediteuren − af − € 266,96 − debet; − 1100 Bank − af − € 266,96 − credit. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). 15 Geen antwoord aanwezig. 16 Voorraad − Te vorderen BTW − Kas. 17 Geen antwoord aanwezig. 18 − 7000 Voorraad − toe − € 219,75 − debet; − 1700 Te vorderen BTW − toe − € 13,19 − debet; − 1000 Kas − af − € 232,94 − credit. 19 Geen antwoord aanwezig. 20 Geen antwoord aanwezig. 21 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12).
❑ BOEKHOUDEN
29
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d − Kas − Bank − Crediteuren − Voorraad − Inventaris − Te vorderen BTW − Lening − Kas − Bank − Crediteuren − Voorraad − Inventaris − Te vorderen BTW − Lening − Kas − Bank − Crediteuren − Voorraad − Inventaris − Te vorderen BTW − Lening e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.14
Verkopen verwerken in het grootboek Oriëntatie De antwoorden zijn: a 4000 Bedrijfskosten − 8500 Opbrengst van de verkopen − 8000 Inkoopwaarde van de verkopen − 0550 Privé. b af − toe − toe − af. c Als de klant artikelen terugstuurt, stuur je aan de klant een credit-verkoopfactuur. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Debiteuren, Te betalen BTW, Opbrengst van de verkopen, Inkoopwaarde van de voorraad en Voorraad. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 − 1300 Debiteuren − toe − € 82,04 − debet; − 1720 Te betalen BTW − toe − € 4,64 − credit; − 8500 Opbrengst van de verkopen − toe − € 77,40 − credit; − 8000 Inkoopwaarde van de verkopen − toe − € 35,- − debet; − 7000 Voorraad − af − € 35,- − credit. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Bank − Debiteuren. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 − 1100 Bank − toe − € 82,04 − debet; − 1300 Debiteuren − af − € 82,04 − credit. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d − Kas − Bank − Debiteuren − Voorraad − Opbrengst van de verkopen − Te vorderen BTW − Lening − Inkoopwaarde van de verkopen − Te betalen BTW − Privé
30
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
e Opdracht 1.15
− Kas − Bank − Debiteuren − Voorraad − Opbrengst van de verkopen − Te vorderen BTW − Lening − Inkoopwaarde van de verkopen − Te betalen BTW − Privé − Kas − Bank − Debiteuren − Voorraad − Opbrengst van de verkopen − Te vorderen BTW − Lening − Inkoopwaarde van de verkopen − Te betalen BTW − Privé Geen antwoord aanwezig.
Nog meer boekingsstukken verwerken in het grootboek Oriëntatie De antwoorden zijn: a Verkoopfactuur, inkoopfactuur, kostenfactuur, bankafschrift, intern boekingsstuk, kasbewijs en Z-bon. b Z-bon. c Kosten voor gas, water, licht, loonkosten, afschrijvingskosten en telefoon. d Zie tabel.
Verandering
Eigen vermogen
In de boekingsstempel
Kosten
af
debet
Privéopname
af
debet
Privéstorting
toe
credit
Opbrengst van de verkopen
toe
credit
Inkoopwaarde van de verkopen
af
debet
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Kas − Opbrengsten van de verkopen − Te betalen BTW − Inkoopwaarde van de verkopen − Voorraad. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 − 1000 Kas − toe − € 3.129,10 − debet; − 1720 Te betalen BTW − toe − € 177,12 − credit; − 8500 Opbrengst van de verkopen − toe − € 2.951,98 − credit; − 8000 Inkoopwaarde van de verkopen − toe − € 1.959,- − debet; − 7000 Voorraad − af − € 1.959,- − credit. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Privé − Kas. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 − 1000 Kas − toe − € 575,- − debet; − 0550 Privé − toe − € 5.750,- − credit.
❑ BOEKHOUDEN
31
12 13 14 15 16 17 18
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). Geen antwoord aanwezig. Schoonmaakkosten, Te vorderen BTW, Crediteuren. Geen antwoord aanwezig. − 4700 Schoonmaakkosten − toe − € 900,- − debet; − 1700 Te vorderen BTW − toe − € 171,- − debet; − 1400 Crediteuren − toe − € 1.071,- − credit. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). Geen antwoord aanwezig. Afschrijvingskosten en bedrijfsauto. Geen antwoord aanwezig. − 4800 Afschrijvingskosten − toe − € 250,- − debet; − 0300 Bedrijfsauto − af − € 250,- − credit. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12).
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d − Kas − Bank − Debiteuren − Voorraad − Opbrengst van de verkopen − Te vorderen BTW − Lening − Inkoopwaarde van de verkopen − Te betalen BTW − Privé − Kas − Bank − Crediteuren − Voorraad − Inventaris − Te vorderen BTW − Lening − Bedrijfskosten − Auto − Kas − Bank − Crediteuren − Voorraad − Inventaris − Te vorderen BTW − Lening − Afschrijvingskosten e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.16
Kolommenbalans maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a 1 Hypotheek. 2 Debiteur. 3 Grootboek. 4 Winst. 5 Balans. 6 Hulprekening. 7 Eigen vermogen. 8 Boekingsstempel 9 Debet. 10 Credit.
32
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Zie de grootboekrekeningen bij stap 4 (opdracht 1.12). 2 Zie kolommenbalans. Proefbalans Rek.nr
Grootboekrekening
0100
Winkelpand
0200
Debet
Saldibalans Credit
Debet
Credit
Verlies-enwinstrekening
Eindbalans
Verlies
Debet
Winst
Credit
290.000,-
290.000,-
290.000,-
Inventaris
50.000,-
50.000,-
50.000,-
0300
Bedijfsauto
15.000,-
14.750,-
14.750,-
0500
Eigen vermogen
0550
Privé
575,-
575,-
0800
Hyphotheek
250.000,-
250.000,-
250.000,-
0900
Lening bank
22.000,-
22.000,-
22.000,-
1000
Kas
3.854,10
232,94
3.621,16
3.621,16
1100
Bank
5.082,04
266,96
4.815,08
4.815,08
1300
Debiteuren
1.582,04
82,04
1.500,-
1.500,-
1400
Crediteuren
266,96
2.337,96
1700
Te vorderen BTW
745,30
1720
Te betalen BTW
4700
Schoonmaakkosten
900,-
900,-
900,-
4800
Afschrijvingskosten
250,-
250,-
250,-
7000
Voorraad
8000
Inkoopwaarde van de verkopen
8500
Opbrengst van de verkopen
250,102.496,-
102.496,-
2.071,-
2.071,-
745,30 881,76
14.471,60
102.956,38
1.994,-
1.994,-
745,30 881,76
881,76
12.477,60
12.477,60
1.994,3.029,38
1.994,3.029,38
3.029,38
114,62
Saldo verlies 384.110,04
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
❑ BOEKHOUDEN
384.053,04
381.053,14
381.017,14
3.144,-
3.144,-
377.909,14
377.909,14
Het saldo bereken je door het kleinste bedrag van het grootste bedrag af te trekken. Zie de kolommenbalans bij stap 2. Zie de kolommenbalans bij stap 2. Opbrengsten van de verkopen − Inkoopwaarde van de verkopen − Alle bedrijfskosten = winst of verlies. € 3.029,38 − € 1.994,- − € 900,- − € 250,- = € 114,62. Zie de kolommenbalans bij stap 2. Zie de kolommenbalans bij stap 2. Oud eigen vermogen +/− privé (+ winst of − verlies) = nieuw eigen vermogen. € 102.496,- + € 575,- − € 114,62 = € 102.956,38. Zie de kolommenbalans bij stap 2.
33
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Er was dan winst geweest, want dan waren de kosten lager dan de opbrengsten. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.17
Crediteuren- en debiteurenkaarten bijwerken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Administraties naast de hoofdboekhouding, waarin specifieke informatie staat over debiteuren en crediteuren. b Crediteurenadministratie. c Kaart waarop betaalgegevens en facturen worden verwerkt van een debiteur. d Credit − debet − saldo − debet − credit − saldo. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Zie deze crediteurenkaart.
Bloemenwinkel Anita
CREDITEURENKAART
Crediteur
Greenery
Nummer
089
Adres
Zoetermeerseweg 34
Plaats: Bleiswijk
Telefoon Datum
Omschrijving
01-10
Saldo
2.789,-
2.789,-
02-10
Factuur 789
266,96
3.055,96
07-10
Bankafschrift B21
3 4 5 6
34
Debet
266,96
Credit
Saldo
2.789,-
Geen antwoord aanwezig. € 266,96 − credit. Zie de crediteurenkaart bij stap 2. € 2.789,- + € 266,96 = € 3.055,96.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
7 8 9 10 11 12
Geen antwoord aanwezig. € 266,96 − debet. Zie de crediteurenkaart bij stap 2. € 3.055,96. − € 266,96 = € 2.789,-. Geen antwoord aanwezig. Zie deze debiteurenkaart.
Bloemenwinkel Anita
DEBITEURENKAART
Crediteur
Restaurant ‘t Ridderhof
Nummer
011
Adres
Markt 12
Plaats: Achterbroek
Telefoon Datum
Omschrijving
Debet
01-10
Saldo
199,90
04-10
B20
12-10
Factuur 435
14-10
B22
Credit
199,90 112,90
82,04
87,169,04
82,04
13 14 15 16 17 18 19 20
Saldo
87,-
Geen antwoord aanwezig. € 82,04 − debet. Zie de debiteurenkaart bij stap 12. € 87,- + € 82,04 = € 169,04. Geen antwoord aanwezig. € 82,04 − credit. Zie de debiteurenkaart bij stap 12. Zie de debiteurenkaart bij stap 12.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Debet − debet − credit − credit. e Geen antwoord aanwezig.
❑ BOEKHOUDEN
35
Opdracht 1.18
De boekhouding van Bob’s Dierenwinkel bijwerken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Balans − grootboek − hulprekening van het eigen vermogen − debiteurenkaart − kolommenbalans. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Zie deze grootboekrekeningen:
GROOTBOEKREKENING 0100 Winkelpand Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
194.000,-
Totaal
194.000,-
GROOTBOEKREKENING 0200 Inventaris Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
17.400,-
Totaal
17.400,-
36
Debet
Credit
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 0300 Bedrijfsauto Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
02-08-2010
IB078
Debet
Credit 8.000,600,-
Totaal
8.000,-
600,-
GROOTBOEKREKENING 1000 Kas Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
07-08-2010
K31
07-08-2010
K32
Debet
Credit 1.200,4.129,10 100,-
Totaal
5.329,10
100,-
GROOTBOEKREKENING 1100 Bank Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
10-08-2010
B67
Totaal
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit 8.200,276,89
8.200,-
276,89
37
GROOTBOEKREKENING 1300 Debiteuren Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
10-08-2010
B67
05-08-2010
VF102
402,22
Totaal
1.362,22
960,176,50
176,50
GROOTBOEKREKENING 1700 Te vorderen BTW Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
05-08-2010
IF347
72,39
14-08-2010
KF065
604,20
Totaal
3.136,59
2.460,-
GROOTBOEKREKENING 7000 Voorraad Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
05-08-2010
VF102
05-08-2010
IF347
07-08-2010
K31 Totaal
38
Debet
Credit 17.540,250,381,2.459,17.921,-
2.709,-
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 0500 Eigen vermogen Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
55.000,-
Totaal
55.000,-
GROOTBOEKREKENING 0800 Hypotheek Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
181.000,-
Totaal
181.000,-
GROOTBOEKREKENING 0900 Lening bank Datum
Omschrijving
01-08-2010
van balans
10.500,-
Totaal
10.500,-
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit
39
GROOTBOEKREKENING 1400 Crediteuren Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
2.650,-
05-08-2010
IF347
453,39
10-08-2010
B67
14-08-2010
KF065
453,39 3.784,20
Totaal
453,39
6.887,59
GROOTBOEKREKENING 1720 Te betalen BTW Datum
Omschrijving
Debet
Credit
01-08-2010
van balans
07-08-2010
K31
05-08-2010
VF102
64,22
Totaal
1.333,48
610,659,26
GROOTBOEKREKENING 4600 Afschrijvingskosten Datum
Omschrijving
02-08-2010
IB078
600,-
Totaal
600,-
40
Debet
Credit
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
GROOTBOEKREKENING 4700 Overige bedrijfskosten Datum
Omschrijving
Debet
Credit
14-08-2010
KF065
3.180,-
Totaal
3.180,-
GROOTBOEKREKENING 8000 Inkoopwaarde van de verkopen Datum
Omschrijving
Debet
Credit
05-08-2010
VF102
07-08-2010
K31
2.459,-
Totaal
2.709,-
250,-
GROOTBOEKREKENING 8500 Opbrengst van de verkopen Datum
Omschrijving
05-08-2010
VF102
07-08-2010
K31
3.469,84
Totaal
3.807,84
❑ BOEKHOUDEN
Debet
Credit 338,-
41
GROOTBOEKREKENING 0550 Privé Datum
Omschrijving
07-08-2010
K32
100,-
Totaal
100,-
3
4 5
Debet
Credit
Stap 1 Bepaal wat voor soort boekingsstuk het is. Stap 2 Vul de boekingsstempel in. Stap 3 Controleer de boekinsstempel. Stap 4 Verwerk de boekingsstempel op de grootboekrekeningen. Geen antwoord aanwezig. Zie deze boekingsstempels. Boekingsstempel Nr IB078 Rekening
Debet
4600 Afschrijvingskosten 0300 Bedrijfsauto
600,-
Credit
600,-
Boekingsstempel Nr IF347
42
Rekening
Debet
7000 Voorraad 1700 Te vorderen BTW 1400 Crediteuren
381,72,39
Credit
453,39
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Boekingsstempel Nr B67 Rekening
Debet
1400 Crediteuren 1300 Debiteuren 1100 Bank
453,39
Credit
176,50 276,89
Boekingsstempel Nr VF102 Rekening
Debet
1300 Debiteuren 1720 Te betalen BTW 8500 Opbrengst van de verkopen
402,22
8000 Inkoopwaarde van de verkopen 7000 Voorraad
250,-
Credit
64,22 338,-
250,-
Boekingsstempel Nr K31 Rekening
Debet
1000 Kas 1720 Te betalen BTW 8500 Opbrengst van de verkopen
4.129,10
8000 Inkoopwaarde van de verkopen 7000 Voorraad
2.459,-
Credit
659,26 3.469,84
2.459,-
Boekingsstempel Nr KF065
❑ BOEKHOUDEN
Rekening
Debet
4600 Overige bedrijfskosten 1700 Te vorderen BTW 1400 Crediteuren
3.180,604,20
Credit
3.784,20
43
Boekingsstempel Nr K32
6 7 8
Rekening
Debet
0550 Privé 1000 Kas
100,100,-
Zie de grootboekrekeningen bij stap 2. Zie de grootboekrekeningen bij stap 2. Zie deze kolommenbalans.
Proefbalans Rek.nr
Grootboekrekening
0100
Winkelpand
0200
Credit
Debet
Saldibalans Credit
Debet
Credit
Verlies-enwinstrekening
Eindbalans
Verlies
Debet
Winst
194.000,-
194.000,-
194.000,-
Inventaris
17.400,-
17.400,-
17.400,-
0300
Bedijfsauto
8.000,-
7.400,-
7.400,-
0500
Eigen vermogen
0550
Privé
0800
Hyphotheek
0900
Lening bank
1000
Kas
1100
Bank
1300
600,55.000,-
100,-
55.000,-
52.218,84
181.000,-
181.000,-
100,181.000,10.500,-
10.500,-
10.500,-
5.329,10
100,-
5.229,10
5.229,10
8.200,-
276,89
7.923,11
7.923,11
Debiteuren
1.362,22
176,50
1.185,72
1.185,72
1400
Crediteuren
453,39
6.887,59
1700
Te vorderen BTW
1720
Te betalen BTW
4600
Overige Bedrijfskosten
4700
Afschrijvingskosten
7000
Voorraad
8000
Inkoopwaarde van de verkopen
8500
Opbrengsten van de verkopen
3.136,59
6.434,20
6.434,20
3.136,59 1.333,48
3.136,59 1.333,48
1.333,48
3.180,-
3.180,-
3.180,-
600,-
600,-
600,-
17.921,-
2.709,-
2.709,-
15.212,-
15.212,-
2.709,3.807,84
2.709,3.807,84
3.807,84
2.681,16
Saldo winst/verlies 262.391,30
9 10 11 12 13
44
Credit
262.391,30
258.075,52
258.075,52
6.489,-
6.489,-
251.486,52
251.486,52
Zie de kolommenbalans bij stap 8. Zie de kolommenbalans bij stap 8. € 3.807,84 − € 2.709,- − € 600,- − € 3.180,- = -€ 2.681,16 (verlies). Zie de kolommenbalans bij stap 8. Zie de kolommenbalans bij stap 8.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
14 15
€ 55.000,- − € 2.681,16 − € 600,- − € 100,- = -€ 52.218,84. Zie de kolommenbalans bij stap 8.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Zie deze tabel. Beweringen
Juist
Alle rekeningen op de saldibalans gaan naar de eindbalans. Als je meer gaat lenen bij de bank, neemt de schuld aan de bank toe.
X X
Als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten, maakt een onderneming winst.
X
De bezittingen staan aan de debetkant van de balans.
X
Opbrengst van de verkopen is een hulprekening van het eigen vermogen.
X
Als je geld uit de kas haalt voor privé, dan neemt je eigen vermogen toe.
e Opdracht 1.19
Onjuist
X
Geen antwoord aanwezig.
De omzetsnelheid en omzetduur van een bedrijf berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Bloemen. b Geen antwoord aanwezig. c Hoger − lager − vaker. d Deze winkels verkopen twee verschillende producten. Bloemen is een vers product, dat sneller en vaker verkocht wordt. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Beginvoorraad en de eindvoorraad van 2009. 3 Gemiddelde voorraad = (€ 16.160,- + € 40.000,-) : 2 = € 56.160,- : 2 = € 28.080,-. 4 Gemiddelde voorraad en inkoopwaarde van de omzet. 5 Omzetsnelheid = 350.000 : 28.080 = 12,5. 6 De omzetsnelheid en het aantal dagen in een jaar. 7 Omzetduur = 365 : 12,5 = 29 dagen.
❑ BOEKHOUDEN
45
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Hij koopt minder tuinsets Malibu in. Opdracht 1.20
De productiviteit van een bedrijf berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Groentewinkel. c Dit betekent dat er in de groentewinkel per werknemer het meest wordt omgezet. d Veehouderij. e Dit betekent dat er op de veehouderij per m2 het minst wordt omgezet. f Een veehouderij heeft heel veel vloeroppervlak vanwege alle grond die bij het bedrijf hoort. Daarom is de omzet per m2 relatief laag. g Kengetallen. h De vergelijking is een externe bedrijfsvergelijking. Er worden namelijk verschillende bedrijven met elkaar vergeleken. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Arbeidsproductiviteit = omzet : aantal werknemers. 3 € 1.200.000,- : 20 = € 60.000,-. 4 € 900.000,- : 15 = € 60.000,-. 5 De arbeidsproductiviteit van Floramundi is dit jaar gelijk gebleven. 6 Interne bedrijfsvergelijking. 7 Vloerproductiviteit = omzet : vloeroppervlak. 8 € 1.200.000,- : 40.000,- = € 30. 9 Zie deze tabel:
Bloemenkwekerij
Arbeidsproductiviteit
Vloerproductiviteit
Floramundi
€ 60.000,-
€ 30,-
De Roos van Tudor
€ 64.000,-
€ 32,-
Jetty Klaverblad
€ 80.000,-
€ 20,-
10 11 12
46
Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij stap 9. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
13
Zie de figuur.
14
Zie de figuur.
15 16
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Fig. 1.1
Fig. 1.2
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Jetty Klaverblad. e De Roos van Tudor. f Als de omzet gelijk blijft terwijl er een personeelslid extra is, gaat de arbeidsproductiviteit omlaag. Er zijn nu meer personeelsleden die dezelfde omzet maken. Elke werknemer maakt gemiddeld dus iets minder omzet. g Als het vloeroppervlak toeneemt en de omzet blijft gelijk, dan gaat vloerproductiviteit omlaag. Er wordt immers meer vloeroppervlak gebruikt, maar niet meer omgezet. Opdracht 1.21
De rentabiliteit van bedrijven berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Op de balans van het bedrijf.
❑ BOEKHOUDEN
47
e f
De waarde van een bedrijf is afhankelijk van de nettowinst. Met de rentabiliteit bereken je hoeveel procent rente elke geïnvesteerde euro oplevert.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 (€ 61.000,- : € 20.000,-) × 100% = 26,5% 3 (41.000,- : 83.500,-) × 100% = 49,1% 4 Uit het antwoord moet duidelijk worden dat de percentages aangeven dat Jens Müller met zijn werk meer verdient dan wanneer hij zijn geld op de bank zou zetten. 5 Zie deze tabel: Rentabiliteit
Totale vermogen
Timmerbedrijf Jens Müller Houtzagerij J.P. Smit Fruitteeltbedrijf Beter Betuwe BV
6 7
Eigen vermogen 26,5 %
49,1 %
9,2 %
22,9 %
12,5 %
57,7 %
Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij stap 5.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Zie deze tabel: Rentabiliteit totale vermogen
%
Rentabiliteit eigen vermogen
%
Timmerbedrijf Jens Müller
26,5
Fruitteeltbedrijf Beter Betuwe BV
57,7
Fruitteeltbedrijf Beter Betuwe BV
12,5
Timmerbedrijf Jens Müller
49,1
Houtzagerij J.P. Smit
9,2
Houtzagerij J.P. Smit
22,9
e
48
Timmerbedrijf Jens Müller is voor een bank het aantrekkelijkst om in te investeren, omdat het totale vermogen daar het meeste opbrengt. En een lening van de bank hoort bij het totale vermogen.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Opdracht 1.22
De liquiditeit van bedrijven berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Bijvoorbeeld: leveranciers, het energiebedrijf en een transportbedrijf. b Het geld dat in de kassa zit en het geld dat op de bank staat. c De inventaris en de voorraad planten. d Het bedrijfspand en de grond waarop het bedrijf staat. e Als je niks wilt verkopen, kun je het beste een lening van de bank vragen. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Alle bezittingen behalve het bedrijfspand en de grond. 3 € 49.910,- (bedrijfsauto) + € 25.300,- (inventaris) + € 54.400,- (machines) + € 13.000,- (voorraad fruit) + € 13.990,- (banksaldo) + € 1.200,- (debiteuren) + € 1.500,- (kassaldo) = € 159.300,-. 4 Lening oom en Crediteuren. 5 € 17.000,- + € 9.500,- = € 26.500,-. 6 De liquiditeit van fruitteeltbedrijf Beter Betuwe BV is: (€ 159.300,- : € 26.500,-) × 100% = 601,1%. 7 Uit het antwoord moet duidelijk worden dat je met een hoog liquiditeitspercentage in staat bent schulden op korte termijn af te lossen. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Zie deze tabel: Timmerbedrijf Jens Müller
Zalmkwekerij De Wit & Zn.
Vlottende bezittingen
€ 73.300,-
€ 185.600,-
Kort vreemd vermogen
€ 165.-
€ 206.500,-
Liquiditeit
444,2%
89,9%
10
Zie de tabel bij stap 9.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Zie deze tabel: Liquiditeit
%
Fruitteeltbedrijf Beter Betuwe BV
601,1
Timmerbedrijf Jens Müller
444,2
Zalmkwekerij De Wit & Zn.
89,9
❑ BOEKHOUDEN
49
b
c d e f Opdracht 1.23
De liquiditeit van zalmkwekerij De Wit & Zn. zit onder de 100%. Dat betekent dat het bedrijf zijn schulden op korte termijn niet kan terugbetalen. Daar kan de bank dus wel eens moeilijk over doen. Crediteuren. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
De solvabiliteit van bedrijven berekenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Dat je een bekende geen rente hoeft terug te betalen is eigenlijk onterecht. Als die persoon het geld op de bank had laten staan, had hij immers rente gekregen. e Geen antwoord aanwezig. f Het is logisch om de bank met het laagste rentetarief te kiezen. Dan ben je het goedkoopst uit. g Om een grote lening van de bank te krijgen, wil de bank wel weten of je de lening kunt terugbetalen. h Ook van een bedrijf wil een bank weten of de lening wel kan worden terugbetaald. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Het eigen vermogen en het totale vermogen. 3 Solvabiliteit = (eigen vermogen : totale vermogen) × 100% 4 Zie deze tabel:
Naam van het bedrijf
Berekening solvabiliteit
Banketbakkerij M. Bos
(€ 91.000,- : € 551.000,-) × 100% =
Mosselkwekerij De Zwart
(€ 350.000,- : € 700.00) × 100% =
% 16,5 50
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Mosselkwekerij De Zwart. e Dit betekent dat van elke euro in het bedrijf 50 cent uit het eigen vermogen komt. Bij een solvabiliteitspercentage boven de 20% is het meestal geen probleem om een lening bij een bank te krijgen. f Nee, het solvabiliteitspercentage van dit bedrijf ligt onder de 20%. Dus de bank zal eerst precies willen weten of het bedrijf de lening wel kan terugbetalen.
50
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
2
Vragen 2.1
a
Milieukosten en -opbrengsten
c
Het aantal kilometers dat je rijdt, de zuinigheid en grootte van het vervoermiddel en de soort brandstof. Met een grootvervoermiddel kun je veel meer vervoeren. De gemiddelde brandstofkosten zijn dan lager. Autogas.
Vragen 2.2
a b
Bij de verbranding komen schadelijke stoffen vrij. Een deel betaal je met de motorrijtuigenbelasting. Een ander deel is de accijns.
Vragen 2.3
a b
Omdat je dan minder milieubelasting hoeft te betalen. Door het transport goed te plannen en per keer meer goederen mee te nemen.
Vragen 2.4
a b c
Kosten voor het gebruik van elektriciteit, water, gas en olie. Geen grootverbruiker. Muur- en vloerverwarming en verwarming door zonnepanelen.
Vragen 2.5
a b
Om het energieverbruik in Nederland naar beneden te krijgen. Groene energie.
Vragen 2.6
a b
Door energiebesparende maatregelen, verandering van gedrag en gebruik van alternatieve energiebronnen. Wind, zon en biogas.
Vragen 2.7
a b
Uit het opslaan, ophalen en verwerken van het afval. Groen afval.
Vragen 2.8
a b
Omdat de verwerking van afval energie kost. En die energie moet natuurlijk ook betaald worden. Van de hoeveelheid en het soort afval.
Vragen 2.9
a b c
Papier, karton en afbreekbaar plastic. Groente-, fruit- en tuinafval. Recyclen is het gebruik van afval om er nieuwe materialen van te maken.
Vragen 2.10
a
Omdat er ook steeds meer mensen komen die milieuvriendelijke producten willen kopen. Ja.
b
b Vragen 2.11
Vragen 2.12
❑ MILIEUKOSTEN EN -OPBRENGSTEN
a b
Bijvoorbeeld een zuinige auto of machine kopen, isolatie aanbrengen en gewone lampen vervangen door spaarlampen. Milieu-investeringsaftrek.
a b
Groene energie is goedkoper en beter voor het milieu. Door subsidies en belastingvoordeel te verstrekken.
51
Vragen 2.13
Opdracht 2.1
a b
Als je je aan de milieuregels houdt die voor dat keurmerk gelden. Het keurmerk geeft aan dat het product biologisch is geproduceerd.
Een transportadvies schrijven Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Bestelauto. c Nee, want je kunt er maar heel weinig in meenemen. Als je veel moet transporteren kan een bestelbus of een vrachtwagen dus toch goedkoper zijn. d Transportkosten bestaan uit brandstofkosten en milieubelastingen. e Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Jetty Klaverblad. 4 De Wit & Zn. 5 Jan Hoed. 6 Zie deze tabel:
Bedrijf
Gemiddelde lading per week
Jetty Klaverblad
20 m3 × 1 = 20 m3
De Wit & Zn.
5 m3 × 3 = 15 m3
Jan Hoed
1 m3 × 25 = 25 m3
7 8 9 10 11 12
13 14
52
Jan Hoed. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Er zijn verschillende mogelijkheden. Sommigen zullen bijvoorbeeld zeggen dat de paddestoelenkweker een bestelauto moet nemen omdat hij per transport maar 1 m3 goederen hoeft te vervoeren. Anderen zeggen misschien dat hij beter een vrachtwagen kan nemen en in plaats van 25 keer een klein transport te rijden beter op 1 dag langs al die adressen kan gaan. Om milieuvriendelijk te transporteren moet een bedrijf in ieder geval het transport goed plannen, zuinig rijden, een zuinig en schoon vervoermiddel gebruiken en schone brandstof gebruiken. Voordelen voor het transportbedrijf zijn efficiëntie en geldbesparing. Voordelen voor het milieu zijn minder energieverbruik en minder uitstoot van schadelijke stoffen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 2.2
Tips geven om energie te besparen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Groentekwekerij. c Energiekosten zijn kosten voor het verbruik van elektriciteit, water, gas en olie. d Je kunt isoleren, muurverwarming nemen, spaarlampen gebruiken, een biogasinstallatie neer laten zetten, kranen niet onnodig laten lopen, zonnepanelen nemen, dubbele beglazing nemen, lichten op tijd uitdoen, enzovoort. e Door energie te besparen, help je het milieu en heb je minder kosten. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Dingen die energie kosten, zijn de verwarming, de verlichting, de airconditioning, de watervoorziening, machines, computers, enzovoort. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 De tips gaan over energiebesparende maatregelen, verandering van gedrag en/of het gebruik van alternatieve energiebronnen. 11 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
❑ MILIEUKOSTEN EN -OPBRENGSTEN
53
Opdracht 2.3
Gegevens verzamelen over afval op een bedrijf Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De antwoorden zijn:
Koeken
Appels
Papier en/of karton
X
(X)
Plastic
X
(X)
Brood
Bonen
Frituurvet
X
(X)
X
Metaal
X
Glas
X
GFT-afval
X
(X)
Chemisch afval Overig afval
X
c d e
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Je ouders.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Bijna alle afvalsoorten kunnen in principe worden gerecycled. e Dat is goed voor het milieu. Het afval hoeft dan namelijk niet te worden verbrand. Ook hoeven er minder nieuwe grondstoffen te worden gebruikt. Opdracht 2.4
Een informatieposter maken over milieuvriendelijk ondernemen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Het gaat goed met de Nederlandse paprikakwekers. b Een groene ondernemer is een ondernemer die op allerlei gebied (transport, energie, afval en producten) rekening houdt met het milieu.
54
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
c d e
Het is tegenwoordig gemakkelijk tot heel gemakkelijk om biologische producten te kopen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 2.5
Milieuvriendelijke producten zoeken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Keurmerk 1. c Keurmerk 4. d Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Mogelijke andere keurmerken zijn bijvoorbeeld het ‘kip-in-wei’-label op eieren of het ‘dolphin-friendly’-label op blikjes tonijn. e Geen antwoord aanwezig. f Een milieukeurmerk hoeft een product niet duurder te maken. Als een milieuvriendelijk product populairder is dan een product dat niet milieuvriendelijk is gemaakt, kan het eerste zelfs goedkoper zijn.
❑ MILIEUKOSTEN EN -OPBRENGSTEN
55
3
Vragen 3.1
a b
Chinese kleding is goedkoop, omdat in China de productiekosten laag zijn. Export.
Vragen 3.2
a b
Meer export. Onjuist.
Vragen 3.3
a b
Doorvoer. Onjuist.
Vragen 3.4
a b c
Een voordeel van vrijhandel is dat landen zich kunnen specialiseren. Arbeidsverdeling. Een nadeel van vrijhandel is dat sommige landen geen kans hebben om bepaalde producten te maken.
Vragen 3.5
a b
Protectie betekent dat er minder concurrentie is. Bedrijven hoeven dus minder hun best te doen om de markt te veroveren. Subsidie geven.
Vragen 3.6
a b
Meer vrijhandel. Open economie.
Vragen 3.7
a b c
Landen van de Europese Unie mogen onderling vrij handelen. Turkije. De doelen van de Europese Unie op het gebied van de landbouw en visserij zijn een eerlijke arbeidsverdeling, redelijke prijzen voor landbouw- en visserijproducten en de bevordering van de technologie op het gebied van landbouw en visserij.
Vragen 3.8
a b
Dat zijn alle klanten van een bedrijf bij elkaar. Door in het buitenland een bedrijf te vestigen.
Vragen 3.9
a b
In deze landen zijn de lonen laag, zodat er goedkoper geproduceerd kan worden. Hoofdkantoor.
Vragen 3.10
a
De aanwezigheid van grondstoffen, lagere energieprijzen en lagere transportkosten. Omdat hij het product dan niet helemaal vanuit zijn eigen land naar het buitenland hoeft te vervoeren.
b
Vragen 3.11
56
Handel over de grens
a b
Arbowetgeving en milieuwetgeving. Streng.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Opdracht 3.1
Een tekening maken over de export en import van Nederland Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Zie deze tabel:
In Nederland gemaakt
Uit het buitenland gehaald
Yoghurt
Nike-sportschoen
Fiets
Ananas Nokia-mobieltje
c
Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 3.2
De herkomst van producten bepalen Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 3.3
Een discussie voeren over handelsafspraken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Australië verbiedt de invoer van fruit om buitenlandse plantenziekten te voorkomen. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig.
❑ HANDEL OVER DE GRENS
57
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 3.4
Euro’s kopen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Oostenrijk, België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Slowakije, Slovenië en Spanje. b Bulgarije, Denemarken, Tsjechië, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Zweden en Verenigd Koninkrijk. c Wisselkoers. d Geen antwoord aanwezig. e Het eerste hokje moet aangekruist worden. f Het tweede hokje moet aangekruist worden. g Het eerste hokje moet aangekruist worden. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Laatkoers. 2 Euro’s : laatkoers = vreemd geld. € 250,- : 0,8612 = 290,29 Amerikaanse dollars. 3 Biedkoers. 4 Vreemd geld × biedkoers = euro-bedrag. 34 × 0,4667 = € 15,87 5 − € 55,55 : 0,1256 = 442,28 Noorse kronen. − € 378,- : 1,7591 = 214,88 Cyprische ponden. − 360 : 0,8442 = € 303,91. − € 89,56 : 0,2789 = 321,12 Poolse zloty. − 549,75 : 1,4378 = € 790,43. − 80 : 0,2756 = € 22,05. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
58
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Opdracht 3.5
Een vragenlijst opstellen voor een Nederlandse ondernemer in het buitenland Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Zie deze tabel:
Buitenlands bedrijf met vestigingen in Nederland
Nederlands bedrijf met buitenlandse vestigingen
Nederlands bedrijf zonder buitenlandse vestigingen
IKEA
Philips
Bakker Bart
Cisco Systems
Campina
V&D
c d
Andere voorbeelden van buitenlandse bedrijven in Nederland zijn McDonald's, C&A, British Petrol, Douglas en UPS. Andere voorbeelden van Nederlandse bedrijven die ook in het buitenland zitten, zijn Heineken, Randstad Uitzendbureau, Rabobank, TNT en Ahold.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
❑ HANDEL OVER DE GRENS
59
60
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE