Vakwerk!
Antwoorden Agrarische techniek
Deel 1 (KB)
Eddy Aerts Feico Hoekstra
eerste druk, 2005
Artikelcode: 21118.2 & 21118.1
Colofon Auteur(s). Illustraties; Redacie; Onderwijskundige
Eddy Aerts, Feico Hoekstra Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie Studio Maan, Brigitte Meinen Studio Maan, Manon Limmen
Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen.
2005 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
1
Vragen 1.1
a b
Vragen 1.2
a b
Vragen 1.3
a b
Handgereedschappen
Er zijn zoveel verschillende soorten sleutels, omdat er verschillende typen moeren en bouten zijn en de moeren en bouten verschillende posities kunnen hebben. Voor een zeskantmoer of -bout gebruik je een ringsleutel. De gewone schroevendraaier en de kruiskopschroevendraaier zijn de bekendste soorten. Je beschadigt de gleuf in de schroef als je een te kleine schroevendraaier gebruikt. Een waterpomp mag je niet voor schroeven of bouten gebruiken, omdat je er veel kracht mee uitoefent. De kans op beschadiging is daardoor erg groot. Een griptang gebruik je voor het vastklemmen van onderdelen of plaatwerk.
Vragen 1.4
a
Het voordeel van een houten of kunststof hamer is dat je minder kans hebt op beschadigingen.
Vragen 1.5
a b c
Het moment is het product van de kracht (F) en de arm (l) van de sleutel. Je moet een moer of bout met het juiste aanhaalmoment vastdraaien, omdat je anders het onderdeel vervormt of moeren of bouten afbreekt. Een andere naam voor ‘aanhaalmoment’ is aanhaalkoppel.
Vragen 1.6
a b
De normale eenheid van het moment is Newtonmeter. Andere eenheden zijn Kilogrammeter en foot-pounds.
Vragen 1.7
a
Je gebruikt de schuifmaat voor het nemen van binnenmaten, buitenmaten en dieptematen.
Vragen 1.8
a b
Met de buitenbekken meet je buitenmaten. Bij scheve inklemming krijg je meetfouten.
Opdracht 1.1
Gereedschappen 1 Oriëntatie De antwoorden zijn: a Het is belangrijk dat je de namen van gereedschappen kent, zodat je weet welk gereedschap je moet gebruiken. Met het juiste gereedschap: • werk je prettiger; • werk je veiliger; • werk je sneller. b Het is belangrijk dat je gereedschap op de juiste manier gebruikt, omdat: • dat veiliger is voor jezelf; • dat veiliger is voor anderen; • het gereedschap dan langer meegaat; • je dan minder snel iets beschadigt aan de machine of installatie. c Geen antwoord aanwezig.
❑ HANDGEREEDSCHAPPEN
3
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.2
Gereedschappen 2 Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 1.3
Gereedschappen 3 Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 1.4
De momentsleutel Oriëntatie De antwoorden zijn: a Bouten en moeren moet je met een momentsleutel vastdraaien: • opdat je de bouten en moeren niet stuk draait; • opdat de bouten en moeren niet loslopen; • om materiaalspanningen te voorkomen. b De momentsleutel gebruik je bij motoren, bij pompen en bij de hydrauliektafel. c Als je bouten of moeten vastdraait met een momentsleutel is het belangrijk dat de schroefdraad goed is en schoon is. Als de voorschriften het toestaan, olie je de schroefdraad licht in. Gebruik geen verlengstukken op de momentsleutel! Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Het merk van de momentsleutel is Gedore. 2 De totale lengte van de sleutel is 46 cm. 3 De eenheden op de sleutel zijn: • Newtonmeters; • Lbf.Feet. 4 Elk blokje tussen twee streepjes is 5 Newtonmeter. 5 Het minimale aanhaalmoment is 10 Nm.
4
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Het maximale aanhaalmoment is 120 Nm. Het draaien gaat steeds zwaarder. Je voelt steeds meer weerstand. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Als je werkt met een momentsleutel let je op de volgende dingen. • Zorg voor de juiste afstelling met de juiste eenheid (meestal Nm). • Als de sleutel ‘klikt’, draai dan niet verder. • Gebruik zo min mogelijk hulpstukken tussen de sleutel en de dop. • Olie de bouten of moeren eventueel in. • Draai rustig aan de sleutel. • Ruk nooit aan de momentsleutel. c Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.5
De momentsleutel (2) Oriëntatie De antwoorden zijn: a Dingen waarbij de aanhaalvolgorde belangrijk is, zijn: • de tandwielpomp van de hydrauliektafel; • de cilinderkop ven een dieselmotor; • de cilinderkop van een mengselmotor; • de versnellingsbak; • wielmoeren. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 De koppen van de kopbouten kunnen zijn: • inbusbouten; • buitenzeskant; • inwendige torkxs; • uitwendige torkxs.
❑ HANDGEREEDSCHAPPEN
5
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Je gebruikt hiervoor een dop met de juiste afmeting met een haaks wringijzer. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Het aantal is afhankelijk van het motortype. Voor elke cilinder moet je er gemiddeld drie rekenen. Je kunt het beste een (juiste) dop met een ratelaar te gebruiken. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Het juiste aanhaalmoment is afhankelijk van de boutdiameter. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Je deelt het aanhaalmoment door twee om de krachten geleidelijk te verdelen. Je mag de uitkomst naar boven afronden. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Met een beetje olie voorkom je dat je de schroefdraad van bout/moer en het motorblok beschadigt. Er is ook minder wrijving (= weerstand). En daarnaast kun je zo het aanhaalmoment zo dicht mogelijk benaderen. c Geen antwoord aanwezig. Opdracht 1.6
De schuifmaat Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je gebruikt een schuifmaat, omdat een liniaal niet nauwkeurig genoeg meet en bepaalde vormen met een liniaal niet te meten zijn. b Een schuifmaat lees je als volgt af: 1 - Kijk hoeveel hele millimeters je op de liniaal af kunt lezen. Dit doe je door te kijken hoeveel hele millimeters er vóór de nulstreep van de nonius staan. 2 - Kijk welk willekeurig streepje van de nonius gelijk staat met een willekeurig streepje op de liniaal. 3 - Tel het hoeveelste streepje dit is van de nonius (nulstreepje niet meetellen). Dit is meteen het aantal tienden van millimeters die de schuifmaat aangeeft. 4 - Tel de hele millimeters en de tienden van millimeters bij elkaar op en je hebt de gemeten waarde.
6
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
c d
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.7
Analoge en digitale meters aflezen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorbeelden waar een meter bij gebruikt wordt, zijn: • een cv-installatie; • een temperatuurmeter bij een schoolgebouw; • een aardgasverbruiksmeter in huis; • een waterverbruiksmeter in huis; • een windsnelheidsmeter bij een weerstation; • een luchtvochtigheidsmeter bij een weerstation; • een regenmeter op het land; • een brandstofmeter bij een trekker; • een toerenteller bij een trekker; • een manometer bij een hydroliek- en pneumatiektafel; • een snelheidsmeter bij een trekker; • een energiemeter bij stroomverbruik; • een voltmeter bij stroomsterkte. b Te meten zijn temperatuur, druk, verbruik, stroomsnelheid, windsnelheid, niveau, hoeveelheid, vacuüm, spanning, weerstand en stroomsterkte. c De manometer is nodig om de druk of een vacuüm in de systemen zichtbaar te maken en te controleren. d Op de volgende plaatsen kun je meters tegenkomen: • pneumatiektafel: om druk of vacuüm zichtbaar maken; • hydrauliektafel: om druk of vacuüm zichtbaar te maken; • meterkast: om stroomverbruik te meten en vast te leggen; • watermeter: om waterverbruik te meten en vast te leggen; • aardgasmeter: om gasverbruik te meten en vast te leggen; • brandstofmeter: om de hoeveelheid aanwezige brandstof aan te geven; • toerenteller: om omwentelingen van de krukas of aftakas per minuut aan te geven; • windmeter: om windsnelheid te meten; • regenmeter: om de hoeveelheid neerslag te meten. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 De antwoorden staan in de tabel.
❑ HANDGEREEDSCHAPPEN
7
Soort meter
Analoog / digitaal
Eenheden
Thermometer
Analoog / digitaal
Graden Celsius en Fahrenheit
Manometer
Analoog
Bar, atmosfeer Pascal, Lbs
Min. 0 Bar Max. 15 Bar
Pneumatische systemen
Multimeter
Digitaal
Volt, Ampère, Ohm
Merk- en typeafhankelijk
Metingen verrichten, monteurs, elektriciens
Zuurweger
Analoog
Soortelijk Gewicht
Ontladen Half geladen Geladen
Conditie natte accu
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
8
Max. en min. bereik
Toepassingen
Kamer, lokaal, kassen, in huis
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Er zijn drie meters aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Verschillen kunnen liggen in de vorm, de schaalverdeling, het minimum- en maximumbereik en de eenheden. In stilstand geven de manometers 0 bar aan. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij vraag 1. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Er zijn mogelijk twee manometers gemonteerd. Eén voor de drukregelaar en één voor de systeemdruk. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij vraag 1. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Het display moet aangeven: 0,00. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De gemeten waarde moet liggen tussen de 0 en 14 Volt. Geen antwoord aanwezig. Eén meetstift plaats je op de ‘+’ (= bovenkant) van de batterij. De andere meetstift plaats je op de ‘−’ (= onderkant) van de batterij. Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij vraag 1. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Geen antwoord aanwezig. Dit is merk- en type-afhankelijk. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Zie de tabel bij vraag 1. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Er is op de compressor een manometer gemonteerd. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De voordelen van een digitale meter zijn onder meer dat: • de gemeten waarde duidelijker aangegeven wordt; • de meter beter en eenvoudiger is af te lezen; • de informatie betrouwbaarder is door de duidelijkere weergave. b De volgende meeteenheden kun je vinden: • Bar, Atmosfeer, Lbs of Pascal (druk); • Volt, Ampère of Ohm (stroomsterkte); • Celsius of Fahrenheit (temperatuur); • Soortelijk Gewicht (SG); c De belangrijkste functie van een meter is informatie verstrekken. d Meters in huis zijn onder meer: • de thermometer in de huiskamer en in de cv-ketel; • de waterdrukmeter in de cv-installatie; • de aardgasmeter; • de watermeter; • de thermometer in de oven; • de teller van de video.
❑ HANDGEREEDSCHAPPEN
9
2
Vragen 2.1
a
Je trekt de popnagel aan tot hij breekt.
Vragen 2.2
a b
Het smeltpunt van soldeer ligt lager. Omdat het smeltpunt van soldeer lager ligt, smelt het soldeer tijdens het solderen en smelten de te verbinden metalen delen niet.
Vragen 2.3
a b
Hard solderen levert de sterkste verbinding op. Je gebruikt de zachte manier om elektrische bedrading te solderen.
Vragen 2.4
a b c
Het materiaal waarmee je de lasnaad opvult, noem je toevoegmateriaal. Een stompe lasnaad is sterker dan een niet-stompe. Bij een I-naad en een X-naad leg je de las aan twee kanten.
Vragen 2.5
a b
Verspanende bewerkingen zijn bewerkingen als schaven, frezen en draaien Dikkere platen kun je met een slijpmachine voorbewerken.
Vragen 2.6
a b
De elektrische boog bestaat uit een stroom van vonken. Slak is de afgesmolten bekleding van de elektrode.
Vragen 2.7
a
Het smeltbad kan beschermd worden door: – een bekleding om de elektrode; – een mantel van gas; – een poederdek. De laag die de afgesmolten elektrode achterlaat op het smeltbad heet slaklaag. Het gesmolten metaal moet beschermd worden tegen de inwerking van de omgevingslucht. Bij het lassen met een mantel van gas wordt edelgas of koolzuurgas om de boog en het smeltbad geblazen.
b c d
10
Verbindingen
Vragen 2.8
a
Bij MIG/MAG lassen wordt het smeltbad beschermd door een mantel van koolzuurgas.
Vragen 2.9
a
Als je met de punt van de elektrode over het werkstuk strijkt, ontstaat er kortsluiting.
Vragen 2.10
a
De booglengte is de afstand tussen het uiteinde van de elektrode en aan het werkstuk.
Vragen 2.11
a b
Als de boog te lang is, kan de elektrische boog doven. Met röntgenfoto’s kun je de inbrandingsdiepte controleren.
Vragen 2.12
a b
Als de voortloopsnelheid te hoog is, trek je de las te veel uit elkaar. Als de voortloopsnelheid te laag is, hoopt het lasmateriaal zich op.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Vragen 2.13
a b
Als je de elektrode in de juiste stand houdt, is de inbrandingsdiepte overal hetzelfde. De juiste elektrodestand is als de elektrode dwars op de lengte van de las een hoek van 90° maakt en in de lengterichting van de las een hoek van 70° tot 80°.
Vragen 2.14
a b
Als je trekkend last, ziet de las eruit als een snoer. Als je een lasnaad niet in een keer vol kunt lassen, gebruik je meerdere lagen naast elkaar.
Vragen 2.15
a b
Bij stekend lassen duw je het smeltbad met de elektrische boog vooruit. Slepend lassen is vooral geschikt voor het vullen van stompe lasnaden.
Vragen 2.16
a b
Deze laspositie heet verticaal neergaand. Als je ‘uit de zij’ last, las je horizontaal.
Vragen 2.17
a
Je ogen bescherm je tegen infrarood en ultraviolet licht met een laskap of een lashelm.
Vragen 2.18
a
Bij het lassen van koper, brons, messing en gegalvaniseerde plaat is een afzuiger verplicht. Als je gaat lassen moeten in de werkomgeving een poederblusser, een emmer zand, een blushaspel en een blusdeken aanwezig zijn.
b
Opdracht 2.1
Veilig Werken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Een praktijklokaal is zo ingericht, dat: • er een speciale antislipvloer in ligt tegen het uitglijden; • er extra verlichting is om het allemaal goed te zien; • er veel daglicht binnenvalt voor zo natuurlijk mogelijke contrasten; • er veel loopruimte is, omdat er veel mensen lopen; • het overzichtelijk voor iedereen is; • er geen overbodige obstakels zijn (vallen); • het glas speciaal veiligheidsglas is; • er brandbestrijdingsmiddelen zijn; • er een afzuiging is voor de dampen en uitlaatgassen. c De volgende gedragingen met een ‘O’ kunnen leiden tot ongelukken of bijnaongelukken: Onvoorzichtigheid, Onoplettendheid, Onwetendheid, Onhandigheid, Onervarenheid, Onachtzaamheid en Ondoordachtheid. d De vrouw draagt een veiligheidsbril, een overall, veiligheidsschoenen, gehoorbescherming, handschoenen, een laskap en een lasschort. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig.
❑ VERBINDINGEN
11
2
3
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Een nooduitgang is te herkennen aan het groenwitte bordje met een rennend mannetje erop. De deuren zijn te herkennen aan de zogenaamde ‘push-bars’ waarmee je ze kunt openduwen. Draagbare blustoestellen zijn er in de vorm van: • poederblussers voor klasse A tot en met D. Gebruik: verwijder de borgpen, druk de knop in en spuit met de spuitmond. • CO2-blussers voor de klasse A tot en met D. Gebruik: verwijder de borgpen en druk de knop in. Andere blusmiddelen zijn onder meer de blusdeken (voor het doven van vlammen bij mensen) en een brandslanghaspel voor brandklasse A. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig. Opdracht 2.2
Blindklinken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorbeelden van popnagelverbindingen vind je in stoelzittingen, tafelbladen aan poten, sierlijsten, schoolborden, scharnieren van een bureaukast, schuifdeuren van de kas, regengoten en tabletten in de kas. b Ze worden blindklinkverbindingen genoemd, omdat je het geklonken deel van de verbinding niet ziet zitten. Deze is meestal onzichtbaar of verstopt. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Om af te tekenen heb je een kraspen en een winkelhaak, een liniaal of een rolmaat nodig. 2 Om te zagen heb je een zaagbeugel nodig. In dit geval een zaagbeugel met een zaagblad met veel tandjes. 3 Met een platte of vierkante zoetvijl haal je de bramen weg. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Let erop dat het gaatje niet te hoog is afgetekend. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 De beste popnagelmaat is die van dikte 3 mm en lengte 10 mm.
12
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Voor het boren kun je dezelfde maat als de popnagelmaat gebruiken, maar beter is het om 0,1 mm ruimer te boren. Geen antwoord aanwezig. Het afronden van de hoeken is om te voorkomen dat je jezelf verwondt bij het pakken van iets. Geen antwoord aanwezig. Je kunt met een watervaste stift de montagegaatjes markeren. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Het verzinken dient om de boorkanten te breken (braamvrij te maken). Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e De verbinding met een boutje en moertje gaat niet, omdat: • je het moertje niet op het boutje kunt krijgen vanwege ruimtegebrek; • je het moertje niet kunt tegenhouden met een sleuteltje als het mee gaat draaien; • door de dikte van de boutkop het rekje niet tegen de muur aankomt. Opdracht 2.3
Solderen met de fles Oriëntatie De antwoorden zijn: a De volgende dingen kun je solderen: • waterleidingbuizen; • zinken dakgoten; • platte, zinken daken; • buizen van de dakgoot; • sieraden; • printplaten van computers; • draadjes van contacten; • verbindingen in elektrische apparaten; b De waterleidingen zijn meestal gemaakt van koperen buizen. Andere mogelijkheden zijn tyleenslangen of stalen buizen. Deze twee materialen kunnen niet gesoldeerd worden. c Veiligheidsmaatregelen die je kunt nemen zijn: • brandbare materialen weghalen; • een brandwerende ondergrond of achtergrond gebruiken zoals mika of eterniet;
❑ VERBINDINGEN
13
d e
• een veiligheidsbril dragen; • het gasflesje stevig plaatsen; • een speciale gasaansteker gebruiken; • andere mensen uit je buurt houden. Het gas in het gasflesje kan propaangas, butaangas of LPG zijn. Je moet het gaskraantje tegen de klok in (linksom) openen.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Het materiaal is heet genoeg, als het soldeervet helemaal is gesmolten. Je hoort dan ook een sissend geluid. Als het hulpstuk heet genoeg is, smelt het tin snel en vloeit het goed uit. c De temperatuur van de blauwe vlam is heter dan van een gele vlam. d Het speciale aan soldeertin is dat het van onder naar boven loopt tijdens het aanbrengen op het warme materiaal, in dit geval het hulpstuk. e Moeilijk kan zijn het aanbrengen van het tin. Als je het soldeertin te lang tegen het materiaal houdt, smelt er teveel tin tegelijk. Hierdoor vloeit de tin niet mooi aan. f Geen antwoord aanwezig. Opdracht 2.4
Rechte lassnoeren lassen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Redenen om te lassen zijn: • lassen is een permanente bevestiging; • de constructie laat boutverbindingen niet toe; • het doel van het product staat boutverbindingen niet toe; • lassen is duurzaam; • lassen gaat sneller; • lassen geeft een betere kwaliteit. b Geen antwoord aanwezig. c Voorbeelden van gelaste tuingereedschappen zijn kruiwagen, schoffel, hark, palenboor en steekschop. d Geen antwoord aanwezig. e Voor deze opdracht heb je nodig: • een lascabine met afzuiging; • laselektroden 4 mm, rutiel; • een stalen strip van 70x10x250 mm; • wit krijt; • een stalen rei of liniaal; • een smeedtang, een bikhamer, een hamer, een beitel en een staalborstel; • een veiligheidsbril, gehoorbeschermers, een lasschort, lashandschoenen en een laskap. • een koelbak gevuld met water.
14
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
f
g
h
i
De persoonlijke beschermingsmiddelen zijn een veiligheidsbril, een overall, veiligheidsschoenen, gehoorbescherming, handschoenen, een laskap en een lasschort. Veiligheidsvoorzieningen in een lasruimte kunnen zijn een lasdampafvoerinstallatie, een verseluchtvoorziening, beveiligde verlichting, explosievrije schakelaars, een vluchtdeur, een blusdeken, een brandblusser, een antislipvloer en voldoende loopruimte. De volgende veiligheidsregels zijn bij deze opdracht belangrijk. • Laat de handschoenen en de laskappen bij/in de lascabine liggen. • Loop rustig; ren nooit. • Loop niet onnodig met hete werkstukken rond. • Hinder elkaar niet. • Zorg ervoor dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan. • Gooi gloeiend slakafval in de metaalafvalbak. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Wat moeilijk kan zijn is: • de juiste hoogte (booglengte) aanhouden (de lasarm beweegt voortdurend); • de elektrode aanstrijken/opstarten (op het juiste moment de elektrode optrekken); • het juiste lastempo aanhouden (de snelheid is moeilijk in te schatten); • de arm stabiel houden (de elektrodehouder wordt zwaar op zo’n afstand); • je ademhaling (omdat je van alles vast hebt en moe wordt, ga je anders ademen); • naar de vlamboog blijven kijken (je weet misschien nog niet waar je precies op moet letten); • het smeltbad goed zien (je moet precies op de plaats kijken waar de elektrode afsmelt); • de krijtstreep volgen. Opdracht 2.5
Oplassen met zwaailas Oriëntatie De antwoorden zijn: a Werktuigen die veel in aanraking komen met aarde zijn: • de ganzenvoet van een spitmachine; • de tanden van een rotorkopeg en grondfrees; • een ploegschaar; • ploegkouters; • een plantmachine;
❑ VERBINDINGEN
15
b c
d e f g
h
i j
• een kilverbord; • een zaaimachine; • een graafmachine; • een cultivator. Geen antwoord aanwezig. De tijd die nodig is om een onderdeel op te lassen is afhankelijk van de grootte van het onderdeel, het materiaal en de nabewerkingen van het onderdeel. Je kunt de volgende bewerkingen uitvoeren: slijpen, vijlen, draaien, frezen, kotteren en schaven. Sommige onderdelen hebben geen nabewerking nodig. Een voorbeeld daarvan is de baktand van een graafmachine. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Om te berekenen wat oplassen kost, moet je de materiaalkosten en de arbeidsuren berekenen. Ook moet je het stroomverbruik doorberekenen. Je kunt het totaal van deze kosten dan vergelijken met de nieuwprijs van een onderdeel. Veiligheidsmaatregelen die je kunt nemen zijn: • brandbare materialen weghalen; • een brandwerende ondergrond of achtergrond gebruiken zoals mika of eterniet; • een veiligheidsbril dragen; • andere mensen uit je buurt houden; • werktuigen afkoppelen van de trekker; • de lasdampafzuiging gebruiken; • een beveiligde lastrafo gebruiken; • beschermende kleding dragen; • zorgen dat je stevig staat of zit. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Wat moeilijk kan zijn is: • de juiste hoogte (booglengte) aanhouden (de lasarm beweegt voortdurend); • de elektrode aanstrijken/opstarten (op het juiste moment de elektrode optrekken); • het juiste lastempo aanhouden (de snelheid is moeilijk in te schatten); • de arm stabiel houden (de elektrodehouder wordt zwaar op zo’n afstand); • je ademhaling (omdat je van alles vast hebt en moe wordt, ga je anders ademen);
16
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
•
f Opdracht 2.6
naar de vlamboog blijven kijken (je weet misschien nog niet waar je precies op moet letten); • het smeltbad goed zien (je moet precies op de plaats kijken waar de elektrode afsmelt); • het juiste keerpunt bepalen/zien (je moet goed blijven kijken naar de rand van de rechte las, hierop moet je keren); • de polsbeweging (je moet alleen met je pols draaien, alsof je met de scooter gas geeft). Geen antwoord aanwezig.
Opdikken door verkanten Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Het doel van verkanten is oplassen van versleten materiaal. De volgende onderdelen kun je door ze op te lassen met een verkanting weer repareren: • de ganzenvoet van een spitmachine; • tanden van een rotorkopeg en een grondfrees; • een ploegschaar; • ploegkouters; • een plantmachine; • een kilverbord; • een zaaimachine; • een bakmes van een graafmachine; • cultivatortanden en diepwoelertanden; • bakmessen van een bulldozer of wiellaadschop; • tanden en messen van een puinbreekinstallatie. d De antwoorden staan in de tabel. Niet belangrijk
Aandachtspunt Ingestelde stroomsterkte
Wel belangrijk X
Voedingsspanning
X
Elektrodehoek
X
Lasdampafzuiging
X
Booglengte
X
Voortloopsnelheid
X
Elektrodediameter
X
e
❑ VERBINDINGEN
Geen antwoord aanwezig.
17
f
Aan • • • • • • • •
het einde van je opdracht ruim je de werkplek netjes op. Zet het lasapparaat uit; zet de spanning van het apparaat; haal de elektrode uit de lastang; veeg je lastafel schoon; hang gereedschap op; maak de werkbank schoon; zet eventueel de afzuiging al uit als je de laatste bent; berg de doos met elektroden op in de droogkast.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 De scherpe kantjes moeten van het werkstuk, omdat deze snijwonden kunnen veroorzaken. De scherpe kantjes haal je weg met een bastaardvijl de kanten na te vijlen. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 De stroomsterkte stel je als volgt in. • Controleer of het lasapparaat uit staat. • Draai de vergrendelknop linksom los. • Trek de stelschuif uit tot het streepje van 160 gelijk staat met de aanslag. • Draai de vergrendelknop rechtsom stevig vast. • Controleer of de lastang in de juiste aansluiting zit (hoog). • Zet het lasapparaat aan. 7 Om laswerk veilig en verantwoord uit te kunnen voeren moet je elk vakje in de tabel aangekruist hebben. Op die manier ben je optimaal voorbereid om je laswerk uit te voeren. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 De verhoogde stroomsterkte is nodig om voldoende inbranding te verkrijgen. In de regel is een hogere stroomsterkte een garantie voor een grotere warmteinbreng. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Geen antwoord aanwezig. 15 Geen antwoord aanwezig. 16 Geen antwoord aanwezig. 17 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
18
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
3
Elektrische techniek
Vragen 3.1
a b c d
Een stroomkring bestaat minimaal uit een voeding, een weerstand en draden. Ook een schakelaar en een zekering kunnen deel uitmaken van een stroomkring. De zekering brandt dan door. Stroom wordt uitgedrukt met de letter A.
Vragen 3.2
a b
Dit symbool is het symbool voor een zekering. Dit symbool is het symbool voor een weerstand.
Vragen 3.3
a
Een batterij heeft gelijkstroom.
Vragen 3.4
a
Bij parallelschakeling krijgt elke weerstand afzonderlijk stroom van de voeding.
Vragen 3.5
a
Een elektrische installatie is verdeeld in groepen.
Vragen 3.6
a b c
De nuldraad is blauw. De bruine fasedraad voert de stroom naar de schakelaar. Een stopcontact met randaarde herken je aan de twee metalen pennetjes aan de zijkant.
Vragen 3.7
a
Als je andere mensen laat weten dat je met de elektrische installatie aan het werk gaat, voorkom je dat iemand per ongeluk de stroom weer inschakelt. Apparaten die in contact kunnen komen met water sluit je aan op een stopcontact met randaarde.
b
Vragen 3.8
a b
Een accucel levert 2 Volt. Zes accucellen leveren 12 Volt.
Vragen 3.9
a
Elektrolyt bestaat uit zwavelzuur en water.
Vragen 3.10
a b
Je handen bescherm je met werkhandschoenen. Leg nooit gereedschap op een accu.
Vragen 3.11
a b
De bobine zet lage spanning om in hoogspanning. De centrale elektrode ontvangt de stroom van de verdeler.
Vragen 3.12
a
Ze maken vaak geen goed contact, omdat vocht en vuil de stroomkring onderbreken.
Vragen 3.13
a
Halogeenlampen mag je niet aanraken, omdat ze door de vettigheid eerder stuk gaan.
Vragen 3.14
a b
Voordat je een zekering vervangt, moet je de storing verhelpen. Zekeringen zitten in een zekeringenverzamelkast.
❑ ELEKTRISCHE TECHNIEK
19
Opdracht 3.1
Serieschakeling maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a De lampjes kunnen uitvallen doordat er een stroomstoring is, de stekker uit de wandcontactdoos is, een zekering in de meterkast stuk is of doordat er kortsluiting is geweest. b Een serieschakeling is eenvoudig aan te leggen. Het kost je dus weinig tijd om zo’n schakeling te installeren. Daarnaast heb je minder bedrading nodig. c Voorbeelden van een serieschakeling zijn de platte batterij, de staaflamp (zaklamp), de accu, de prikkabel in de tuin en de starthulp met twee accu’s. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Er zijn drie lampsymbolen in figuur 3.1 getekend. 3 Het voedingsymbool moet voorzien zijn van + en −. 4 De schakelaar moet duidelijk open zijn. Dit is een maakcontact. 5 In figuur 3.1 zie je dat de lampen voorzien zijn van één aansluiting die doorloopt, dus zonder vertakkingen. Het resultaat staat in de volgende figuur.
Fig. 3.1 Het kenmerk van de serieschakeling is een niet-onderbroken draad.
Push
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
20
Als er één lamp stuk gaat, gaan alle lampen gaan uit. Dat is, omdat de stroomkring dan verbroken is. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Doordat de stroomkring door de schakelaar gesloten wordt, zal lamp 1 gaan branden. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De gemeten spanning aan de lamp is 12 Volt. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Alle drie de lampen gaan zwakjes branden. In de volgende figuur is te zien hoe de aansluiting er uit moet zien.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Fig. 3.2 Een correct aangesloten serieschakeling
17 18 19 20 21
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Dit is afhankelijk van het vermogen van de lampjes. Geen antwoord aanwezig. Doordat de stroomkring door de losse lamp onderbroken wordt, gaan de andere twee lampen ook uit. In de volgende figuur zie je dat de stroomkring is verbroken doordat één draad is losgekoppeld.
22 23 24 25 26 27
De gemeten spanning is nu 0 Volt. Geen antwoord aanwezig. De gemeten spanning bij lamp 2 zal 8 Volt zijn. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Fig. 3.3 De stroomkring is onderbroken: er branden geen lampen.
❑ ELEKTRISCHE TECHNIEK
21
Afsluiting De antwoorden zijn: a Nee, de lampen thuis zijn niet in serie geschakeld. Dat zou niet handig zijn. Als dan de lamp in de hal stuk gaat, zouden alle elektrische apparaten ook uitvallen. b Omdat de kerstverlichting in serie geschakeld is, gaan alle lampjes uit als er een stuk gaat of los komt te zitten. c Een serieschakeling is een stroomkring waar geen aftakkingen in zitten. Alle stroomgebruikers zitten achter elkaar geschakeld. d Om te voorkomen dat alle lampjes uitvallen als er een stuk gaat, zou je voor elke stroomgebruiker een nieuwe voedingsdraad kunnen gebruiken. Opdracht 3.2
Parallelschakeling maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Dat de lamp niet brandt, kan de volgende redenen hebben: • de lamp is stuk; • er is een zekering stuk; • er is een slecht contactje; • er is een draadbreuk. b Als een van de stroomverbruikers (een lamp) stuk gaat, dan zullen alle andere stroomverbruikers gewoon blijven werken. c Voorbeelden van parallelschakelingen zijn: • de stereo-installatie; • de verlichting in bijvoorbeeld de hal; • grote energieverbruikers zoals de wasmachine en de droger; • de wandcontactdozen in de muur; • de startaccu’s van vrachtauto’s; • industriële machines zoals kranen. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 In de figuur zijn vijf lampen getekend. 3 In de tekening moet linksonder naast lamp 1 het symbool voor batterij/accu getekend zijn. Let erop dat er een ‘plus-teken’ en een ‘min-teken’ bij staan getekend. 4 Linksboven naast lamp 1 moet het symbool van de open schakelaar getekend zijn. Het moet een maakcontact zijn. 5 Lamp 1 krijgt een getekende draad vanaf de + van de voeding naar lamp 1 en een getekende draad vanaf lamp 1 naar de − van de voeding. Alle lampen krijgen op die manier voeding. Het resultaat staat in de volgende figuur.
22
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Fig. 3.4 Push
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Als je de schakelaar bedient, gaan de lampen branden doordat de stroomkring gesloten wordt door de schakelaar. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Als je de schakelaar bedient, gaat lamp 1 branden doordat de stroomkring gesloten wordt door de schakelaar. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De gemeten spanning zal 12 Volt zijn. Geen antwoord aanwezig. Door het spanningsverlies in de draden zul je een spanning meten van ongeveer 11,5 Volt. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De lampjes zullen beide even fel of even zwak branden. Geen antwoord aanwezig. De antwoorden staan in de tabel.
Lamp
Gemeten waarde in Volt
Gemeten waarde in Ampère
1
11,5
–
2
11,5
–
3
11,5
–
4
11,5
–
5
11,5
–
21 22
❑ ELEKTRISCHE TECHNIEK
Bij een voeding van 12 Volt zul je bij elke stroomverbruiker een zelfde spanning meten. De spanning zal iets lager zijn dan de voedingsspanning. Eventuele fouten die je gemaakt kunt hebben zijn: • je hebt de meetstift niet goed geplaatst; • je hebt de multimeter niet aangezet; • je hebt de multimeter niet goed ingesteld; • er zitten draden los.
23
23 24 25 26 27 28 29
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De Ampère-waarden (stroomsterkte) zijn afhankelijk van onder andere de diameter van de draden. De antwoorden staan in de tabel bij stap 20. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De elektrische apparaten thuis zijn parallel geschakeld. Als een van de stroomverbruikers (een lamp) stuk gaat, dan zullen alle andere stroomverbruikers gewoon blijven werken. b Een kenmerk is dat elke stroomverbruiker een eigen voeding heeft. c Een parallelschakeling is een schakeling waarbij alle energieverbruikers/weerstanden naast elkaar geschakeld staan. Op deze manier heeft elke gebruiker dus een eigen stroomvoorziening. Opdracht 3.3
De elektrische huisinstallatie Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Sinds de energiemarkt opengesteld is, zijn er veel leveranciers bijgekomen. Voorbeelden van leveranciers zijn Delta NV, Electrabel Nederland NV, Eneco Energie, EPZ NV, Essent BV, Intergas NV, Nuon, Vattenfall Nederland BV en Westland Energie. De prijs van een kW/uur elektriciteit is onder andere afhankelijk van het gebied waar je woont en van de leverancier. De gemiddelde prijs ligt tussen de 15 en 20 Eurocent/kW-uur. Deze informatie kun je bij elk energiebedrijf op internet bekijken. c De weg die elektriciteit volgt van producent tot consument ziet er zo uit: centrale - bovengronds leidingnet - ondergronds leidingnet - schakelstation transformatorstation - aansluiting consument - meterkast Uitvoering De antwoorden zijn: 1 De plaats van de meterkast is heel verschillend. Sommige bedrijven of scholen hebben één grote meterkast met aftakkingen naar kleinere meterkasten. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 In de tabel is met een kruisje aangegeven of het betreffende onderdeel in de meterkast aanwezig is.
24
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Onderdeel
Wel aanwezig
Voedingskabel
X
Hoofdzekeringen
X
Groepenkast
X
Stopcontact
Niet aanwezig
X
Kilowatt/uur meter
X
Hoofdschakelaar
X
Smeltpatronen (zekeringen)
X
Groepenschakelaar
X
Veiligheidsvoorschriften
X
Storingsnummer
X
Ventilatieopening
X
Waarschuwingsbord ‘Hoge Spanning Gevaar’
X
4 5
6 7 8 9 10
11 12
13
❑ ELEKTRISCHE TECHNIEK
In een meterkast kunnen één tot meer zekeringen gemonteerd zijn. Elke zekering omvat een groep in het gebouw. De meterstand wijzigt per uur. Zodra er stroom wordt afgenomen, gaat de kWuur meter lopen. De kW-uur meter geeft de hoeveelheid afgenomen energie aan. Hier moet volgens een van tevoren vastgesteld tarief voor betaald worden. De aanwezige draden kunnen zijn: blauw (= nul/massa); bruin (= plus/fase); zwart (= schakeldraad) en geel/groen (= aarde). Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Verschillen in de patroon die zichtbaar zijn, zijn verschil in: • capaciteit (stroomsterkte); • omvang van de stift; • kleur van de melder; • smeltsnelheid. Geen antwoord aanwezig. Door het glaasje in de schroefkap heb je zicht op het meldertje. Hierdoor kun je snel zien of de zekering nog goed is. Als deze stuk is, dan ligt de melder onder in de schroefkap. Als de zekering stuk is, dan ligt de melder onder in de schroefkap. Deze smelt dan namelijk van de melddraad af.
25
14 15
Geen antwoord aanwezig. De antwoorden staan in de tabel.
Kleur passtukje
Stroomsterkte in Ampère
Geel
25
Blauw
20
Grijs
16
Rood
10
Groen
6
Bruin
4
Roze
2
16 17
Doorsnede stift smeltpatroon in mm
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De energieleverancier berekent met behulp van de meterstand het verbruik op jaarbasis. b De energieleverancier brengt de verbruikte stroom in rekening bij de afnemer. Hij berekent dit door de gebruikte stroom te vermenigvuldigen met de prijs die daarvoor afgesproken is. Kosten elektriciteit = kilowatt uurprijs x gebruikte energie c Een defecte zekering vervang je als volgt. • Zet lichtschakelaars uit en haal stekkers uit het stopcontact. • Zoek de groepenschakelaar op en zet die op ‘nul’. • Schroef de schroefkap met de kapotte zekering uit de kast. • Controleer het type zekering. • Steek een nieuwe zekering in de schroefkap met de melder naar het glaasje. • Pak de schroefkap met duim, wijsvinger en middelvinger vast en schroef hem in de groepenkast. • Schakel de groepenschakelaar in op ‘één’. • Controleer vervolgens of de storing verholpen is.
26
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Opdracht 3.4
Voertuigverlichting controleren Oriëntatie Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Voorbeelden van een merk met type zijn New Holland TM190 en John Deere 6420. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Uit de tekening moet blijken dat er een zogenaamde ‘accessoirestand’ is: een contact uit (0) en een contact aan (1). 7 Geen antwoord aanwezig. 8 De antwoorden staan in de tabel. Bij de meeste machines en tractoren is dit zo geschakeld. De gevarenlichten moeten buiten het contact in werking gesteld kunnen worden.
Soort verlichting
Zonder contactslot
Via contactslot
Kleur voor
Stadslicht
X
X
Wit
Dimlicht
X
Wit
Grootlicht
X
Wit
Achterlicht
X
Rood
X
Rood
Remlicht
X
Kleur achter
Richtingaanwijzer rechts
X
Ambergeel
Ambergeel
Richtingaanwijzer links
X
Ambergeel
Ambergeel
X
Ambergeel
Ambergeel
Gevarenlichten
X
9 10 11
12 13 14 15 16
❑ ELEKTRISCHE TECHNIEK
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De antwoorden staan in de tabel bij stap 8. Er zijn normen voor de verlichting en daardoor zijn de meeste schakelingen gelijk. Het kan echter op details per merk verschillen. De antwoorden staan in de tabel bij stap 8. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
27
17 18 19
20
21
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Op een landbouwtrekker of landbouwvoertuig moet wettelijk de volgende verlichting gemonteerd zijn (en werken): • aan de voorzijde twee dimlichten; • aan de voorzijde twee stadslichten (parkeerlichten); • tenminste twee richtingaanwijzers die licht naar voren uitstralen en tenminste twee richtingaanwijzers die licht naar achteren uitstralen; • waarschuwingsknipperlichten aan voor- en achterzijde; • twee achterlichten; • twee remlichten achter; • twee of vier niet-driehoekige retro-reflectoren; • een rode retro-reflector in de vorm van een afgeknotte driehoek. De lampen moeten wettelijk de volgende kleuren uitstralen: • De stadslichten, dimlichten en grootlichten mogen niet anders dan wit licht uitstralen. • De richtingaanwijzers en de gevarenlichten mogen niet anders dan ambergeel licht uitstralen. • De achterlichten en remlichten mogen niet anders dan rood licht uitstralen. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoord aanwezig.
28
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
4
Vragen 4.1
a
b Vragen 4.2
a b c d
Vragen 4.3
Manieren om een pomp aan te drijven zijn: – mechanisch; – elektrisch; – met spierkracht. Een verbrandingsmotor is een mechanische pompaandrijving. Verdringers worden opgedeeld in roterende verdringers en lineaire verdringers. Lineaire verdringers hebben een onregelmatige pompopbrengst. De onregelmatige pompopbrengst wordt veroorzaakt door het omkeerpunt in de beweging. De plunjer hoort bij de lineaire verdringers.
b c
De naam van een pomp is meestal afgeleid van het soort verdringer dat de pomp heeft. In een gemaal kun je een zuigerpomp en een centrifugaalpomp aantreffen. De plunjerpomp ontwikkelt de meeste druk.
Vragen 4.4
a b
De cilinders behoren tot de lastgroep. De schuiven behoren tot de besturingsgroep.
Vragen 4.5
a b
Dit is het symbool voor een verbrandingsmotor. Dit is het symbool voor een enkelwerkende cilinder.
Vragen 4.6
a
b
Drukloos rondpompen is als de pomp olie aanzuigt uit het reservoir en die vervolgens via het filter, de stuurschuif en de oliekoeler terug pompt naar het oliereservoir. De overdrukklep geleidt de druk van de pomp veilig terug naar het reservoir.
Vragen 4.7
a b
Een pneumatische installatie werkt op luchtdruk in plaats van op oliedruk. Een compressor perst lucht samen.
Vragen 4.8
a b
Dit is het symbool voor een dubbelwerkende cilinder. Dit is het symbool voor een tweedrukventiel.
Vragen 4.9
a
In een pneumatische installatie wordt de lucht gestuurd met ventielen.
Opdracht 4.1
a
Pompen
De werking van een pomp Oriëntatie De antwoorden zijn: a Het hart pompt het bloed door het lichaam. b Voorbeelden op school waarbij een pomp gebruikt wordt, zijn: • de afzuiginstallatie van de lascabine; • de rookgasafvoer bij motoren;
❑ POMPEN
29
c
• de pomp van de hydrauliektafel; • de luchtcompressor; • de cv-ketel; • de waterpomp van de beregening; • de ventilatoren in de dierenverblijven. Voorbeelden thuis en uit de beroepspraktijk waarbij een pomp gebruikt wordt, zijn: • de afzuigkap van het kooktoestel; • de cv-ketel; • de haardroger; • de haarföhn; • de vijverpomp; • de drijfmesttank; • de melkmachine.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 De benodigdheden kunnen zijn: een doppendoos, ringsleutels, inbussleutels en een schroevendraaier. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Het antwoord is afhankelijk van welke pomp je hebt (plunjer-, zuiger-, membraan-, tandwiel- of schottenpomp). Mogelijke verdringers zijn: • schoepenrad of waaier; • tandwielpaar; • aantal schotten; • impellor. 7 Het antwoord is afhankelijk van welke pomp je hebt. Het aantal verdringers is bij een zuigerpomp meestal een. Bij een membraanpomp vaak een of twee. Bij een tandwielpomp is het tandwielpaar een verdringer. Bij een radiale plunjerpomp zijn er minstens vijf of zeven verdringers en bij een lineaire plunjerpomp vaak een of twee. Een schottenpomp heeft over het algemeen minstens drie schotjes. Een waaier en een schoepenrad zitten vaak alleen in een pomp. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 De naam van de pomp is meestal afgeleid van de naam van de verdringer. Zit er een tandwielpaar in als verdringer, dan is het een tandwielpomp. Zit er een plunjer(s) in als verdringer, dan is het een plunjerpomp. Zit er een aantal schotten in, dan is het een schottenpomp. Als de verdringer een membraan is, dan is het een membraanpomp. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Geen antwoord aanwezig. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Geen antwoord aanwezig. 15 Geen antwoord aanwezig.
30
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
16
17 18 19 20
Het aanhaalmoment is opgegeven in Nm. Afhankelijk van de diameter van de bouten/moeren kan dit zijn: • M6 schroefdraad = 15 Nm • M8 schroefdraad = 25 Nm • M10 schroefdraad = 50 Nm Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a In het antwoord moet in ieder geval de naam van de pomp staan, welk type verdringer er in de pomp zit, welke beweging de verdringer maakt en of de opbrengst regelmatig is (bij ronddraaiende verdringers) of onregelmatig is (bij rechtlijnige verdringers). b Geen antwoord aanwezig. c Bij het in elkaar zetten van de pomp moet je erop letten dat je: • de verdringer(s) op de juiste manier terugplaatst; • de pompdeksels op de juiste manier monteert; • niets forceert; • geen bouten/moeren scheef indraait. Opdracht 4.2
De tandwielpomp Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Het linker tandwiel draait rechtsom (met de klok mee). e De olie die de zuigopening ingaat is met blauw aangegeven. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. h Geen antwoord aanwezig. i Het middelste tandwiel zorgt voor de aandrijving van de pomp. j Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 De tandwielpomp heeft twee openingen. 3 De namen van de openingen zijn de zuigopening (zuigzijde) en persopening (perszijde). 4 Afhankelijk van de grootte van de pomp zit deze in elkaar geschroefd met vier tot acht bouten/moeren. Die hebben meestal een diameter van 8, 10 of 12 mm. 5 Voor het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van de pomp gebruik je dopsleutels, ringsleutels of inbussleutels. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig.
❑ POMPEN
31
8 9 10 11
12 13 14
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Geen antwoord aanwezig. Er zitten in deze pomp twee tandwielen. Dit noem je een tandwielenpaar. Het losse tandwiel wordt aangedreven door het vaste tandwiel. Het vaste tandwiel wordt op zijn beurt aangedreven door bijvoorbeeld de trekkermotor. Het aantal tanden op de tandwielen is bij beide tandwielen evenveel. Daarom is het ook een tandwielpaar. Het aantal tanden van de tandwielen ligt meestal tussen acht en twaalf tanden. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De pijl moet geplaatst zijn in het tandwiel. Het linker tandwiel draait met de klok mee, dus rechtsom. In het rechter tandwiel moet een pijltje staan dat linksom gaat, dus tegen de klok in. De zuigzijde zit in dit geval onderaan de pomp, dus hier moet de letter A staan. De bovenzijde van de pomp is de perszijde, dus hier moet de letter B staan. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De pomp moet je met de hand kunnen draaien. Lukt dat niet, dan moet je de bouten/moeren ietsje losser zetten met een passende sleutel. b Pakkingen dienen om de onderdelen die tegen elkaar gemonteerd zijn af te dichten. Ze voorkomen lekkages. c In de omschrijving moet duidelijk zijn aangegeven: • de beweging van de tandwielen; • de afwezigheid van de zuig- en persklep; • de functie van de tandwielen; • de regelmatige opbrengst; • enkele toepassingen; • geschiktheid voor hoge of lage druk. Opdracht 4.3
De schottenpomp Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorbeelden van andere toepassingen voor een schottenpomp zijn een vacuümpomp op de drijfmesttank en de pomp van een hydraulisch systeem op een heftruck. b De naam schottenpomp geeft aan dat er een aantal schotten als verdringer in zitten.
32
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
c d e f g h i j k
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Ja, bij de pomp in de afbeelding is dit mogelijk, omdat de pomp symmetrisch is gebouwd. Dat wil zeggen dat de beide helften spiegelbeeld van elkaar zijn. De schotten zijn hier geel gekleurd. Er zitten negen schotten in deze pomp. Het onderdeel waar de schotten in zijn geplaatst noem je de rotor. De rotor is excentrisch in het pomphuis geplaatst. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 De schottenpomp heeft twee openingen. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Omdat er twee openingen zijn, kan het antwoord zijn: • er wordt aan de hand gezogen; • er wordt tegen de hand geblazen. 5 Omdat er twee openingen zijn, kan het antwoord zijn: • er wordt aan de hand gezogen; • er wordt tegen de hand geblazen. 6 Je weet nu dat de pomp een zuigzijde en een perszijde heeft. 7 De benodigde gereedschappen om de pomp uit elkaar te halen zijn een ringsleutel, een dopsleutel met ratel, een pijpsleutel en een inbussleutel. Dit is afhankelijk van de pomp die je gekozen hebt. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Een tip kan zijn: zet met een stift een merkteken op de pompdeksels. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Geen antwoord aanwezig. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 In de pomp zitten de rotor en de schotten. 14 Afhankelijk van het merk of type pomp zitten er drie tot vijftien schotjes in. 15 Die ruimte is rondom de rotor niet overal gelijk. 16 De ruimtes tussen de schotten wordt om en om groter of kleiner. Er treedt dus drukverlaging of drukverhoging op. 17 Geen antwoord aanwezig. 18 De rotor is niet in het midden van het pomphuis geplaatst. Dit noem je ‘excentrisch’. 19 In de tekening moet je duidelijk zien dat de rotor excentrisch geplaatst is. Dit is essentieel voor de werking van de schottenpomp. 20 Het magnetisch zijn van de schotten is afhankelijk van het merk en type pomp. Voor lage druk worden kunststof schotten gebruikt en voor hoge drukken stalen schotten. 21 Geen antwoord aanwezig. 22 Geen antwoord aanwezig. 23 Geen antwoord aanwezig. 24 Geen antwoord aanwezig. 25 Geen antwoord aanwezig. 26 Geen antwoord aanwezig.
❑ POMPEN
33
27 28 29
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De schotten kunnen gemaakt zijn van kunststof of van staal. b Dat is afhankelijk van het merk en type pomp. Pompen met kunststof schotten zijn geschikt voor lage druk en pompen met stalen schotten zijn geschikt voor hoge druk. c Als de ruimte kleiner wordt, wordt de aanwezige vloeistof verder in elkaar gedrukt. Daardoor stijgt de druk. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f In het verslag moet duidelijk zijn aangegeven: • de beweging van de verdringer (schotten); • de werking van de verdringer; • waarom er een excentrisch geplaatste rotor in zit; • de aanwezigheid van de zuig- en persklep; • de functie van de verdringer; • de onregelmatige opbrengst; • enkele toepassingen; • geschiktheid voor hoge of lage druk. Opdracht 4.4
De plunjerpomp Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je kunt meer druk krijgen door het uiteinde van de tuinslang een beetje dicht te knijpen. b Voorbeelden waarbij water onder hoge druk gebruikt wordt, zijn: • een hogedrukreiniger; • een autowasserette; • een vaatwasser; • een douchekop. c Voorbeelden van toepassingen van een plunjerpomp op school zijn: • de beregeningsinstallatie; • de hogedrukreiniger; • de spuitmachine; • de landbouwtrekker (inspuitpomp). Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 De plunjerpomp heeft twee openingen. 3 De namen van de openingen zijn de zuigopening (zuigzijde) en persopening (perszijde). 4 Afhankelijk van de grootte van de pomp zit deze in elkaar geschroefd met vier tot acht bouten/moeren. Die hebben meestal een diameter van 8, 10 of 12 mm.
34
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
5 6 7
8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Voor het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten van de pomp gebruik je dopsleutels, ringsleutels of inbussleutels. Geen antwoord aanwezig. Je kunt voorkomen dat de twee pomphelften straks verkeerd op elkaar worden gezet door op beide pomphelften een merkteken te zetten. Dit kan met een viltstift, correctievloeistof of met een centerpunt. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De plunjer is massief en cilindervormig. Het materiaal is magnetisch. De plunjer is gemaakt van staal. De plunjer is van staal gemaakt, omdat de plunjer: • bestand moet zijn tegen hoge druk; • slijtvast moet zijn; • stevig moet zijn; • tegen warmte moet kunnen. De klepveer sluit de klep. De plunjer maakt een rechtlijnige (lineaire) beweging. De opbrengst is onregelmatig. De plunjer verandert op twee momenten van richting. Hierdoor stopt tijdelijk de vloeistofopbrengst. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Pakkingen dienen om de onderdelen die tegen elkaar gemonteerd zijn af te dichten. Ze voorkomen lekkages. c Geen antwoord aanwezig. d In de omschrijving moet duidelijk zijn aangegeven: • de beweging van de verdringer (plunjers); • de aanwezigheid van de zuig- en persklep; • de functie van de verdringer; • de onregelmatige opbrengst; • geschiktheid voor hoge of lage druk.
❑ POMPEN
35
Opdracht 4.5
De membraanpomp Oriëntatie De antwoorden zijn: a De brandstoftank ligt lager (of op gelijke hoogte) dan de motor. Daardoor stroomt de brandstof niet uit zichzelf naar de motor. Dat los je op met een pomp. b De meeste voertuigen zijn uitgerust met een membraanpomp als brandstofpomp, onder andere een auto, bestelbusje, vrachtauto, bus, trein en vliegtuigjes. c Bij een scooter, bromfiets en motorfiets ligt de brandstoftank hoger dan de motor. De brandstof kan hier vrij naar de motor stromen door de zwaartekracht. Er is geen pomp nodig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 De pomp heeft twee openingen. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 De opening waar de vloeistof de pomp ingaat (aangezogen wordt), noem je de zuigopening of zuigzijde van de pomp. 11 De opening waar de vloeistof de pomp uitkomt (weggeperst wordt), noem je de persopening of perszijde van de pomp. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Geen antwoord aanwezig. 15 De schroefjes kun je met een schroevendraaier losdraaien. Soms zijn er inbusboutjes gebruikt. Die moet je met een inbussleutel losdraaien. 16 Geen antwoord aanwezig. 17 Een tip kan zijn: zet met een stift één streep op de twee pomphelften. De streep moet dan straks weer precies onder elkaar staan als je de pomp weer in elkaar zet. 18 Geen antwoord aanwezig. 19 Geen antwoord aanwezig. 20 Geen antwoord aanwezig. 21 Je ziet het ronde membraan zitten. Dit is meestal roodbruin van kleur. 22 Onder het membraan zit de membraanveer. 23 Geen antwoord aanwezig. 24 Geen antwoord aanwezig. 25 Geen antwoord aanwezig. 26 Geen antwoord aanwezig. 27 Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig.
36
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
b c
d e f
g h
Opdracht 4.6
Geen antwoord aanwezig. In een landbouwtrekker ligt de brandstoftank lager dan de motor. De brandstof stroomt dus niet uit zichzelf naar de motor. Dat los je op met een membraanpomp. Die pompt de brandstof uit de tank naar de motor (opvoeren). De membraanpomp wordt het meest gebruikt als brandstofopvoerpomp. De membraanpomp is een lineaire pomp. Dit wil zeggen dat de verdringer, het membraan, een rechtlijnige beweging maakt tijdens het pompen. Het materiaal en de hoeveelheid (bijvoorbeeld dikte) waarvan het pomphuis en de verdringer gemaakt zijn, geven aan of de pomp voor hoge of lage druk is gemaakt. Aluminium is een licht metaal en wordt meestal gebruikt voor lagedrukpompen. Staal en roestvast staal worden gebruikt bij hogedrukpompen. De membraanpomp is gemaakt van aluminium. Het membraan van kunststof of rubber. De pomp is dus alleen geschikt voor lage druk. In de omschrijving moet duidelijk zijn aangegeven: • de beweging van de verdringer (membraan); • de aanwezigheid van de zuig- en persklep; • de functie van de verdringer; • de onregelmatige opbrengst; • enkele toepassingen; • geschiktheid voor hoge of lage druk.
Hydrauliek Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorbeelden van zoekitems zijn tandwielpomp, hydrauliek, schottenpomp, stuurschuif, zuigfilter, dubbelwerkende cilinder en druk. b Geen antwoord aanwezig. c Voorbeelden van voertuigen, machines of werktuigen zijn vrachtauto’s, mobiele graafmachines, trekkers, maaimachines, veegmachines, auto’s, motorfietsen, ploegen en aardappelrooiers.
❑ POMPEN
37
d
De antwoorden staan in de tabel.
Naam voertuig, machine of werktuig
Hydrauliek aanwezig voor:
Auto
Stuurbekrachtiging; remsysteem; vering
Vrachtauto
Stuurbekrachtiging; laadklep; vering
Trekker
Stuurbekrachtiging; hefinrichting
Aardappelrooier
Besturing; rij-aandrijving; rooimechanisme
Mobiele graafmachine
Rij-aandrijving; besturing; graafmechanisme
Ploeg
Kantelmechanisme
Maaimachine
Rij-aandrijving; besturing; aandrijving kooimaaiers
Veegmachine
Rij-aandrijving; aandrijving veegborstels; heffen en dalen van borstels
e
De antwoorden staan in de tweede kolom van de tabel bij d.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 In de figuren zijn de nummers van de onderdelen ingevuld. Tank = 3 Fig. 4.1
38
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Fig. 4.2
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
15 16 17
❑ POMPEN
Het olieniveau moet met ingetrokken cilinders halverwege het peilglas (= 8) staan. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Vuldop = 1 Aftapplug = 7 Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Oliepomp = 6 De pomp wordt aangedreven door een elektromotor (= 10). Geen antwoord aanwezig. Ja, deze slang is dunner. Er moet veel olie aangezogen worden om voldoende olie te kunnen leveren voor alle componenten. De aanzuigslang moet daarom altijd ruim genoeg zijn. De drie-wegstroomregelklep = 2 Er zitten vier leidingen aan de drie-wegstroomregelklep. De kleuren van de leidingen zijn rood en blauw. Er gaat naar elk van de twee stuurschuiven één rode leiding. De blauwe leiding gaat terug naar de tank. Samen met de persleiding zijn het dus vier leidingen.
39
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Fig. 4.3 Stroomschema van hydraulische olie
Retourfilter = 9 Linker stuurschuif = B; Rechter stuurschuif = A Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Dubbelwerkende cilinder = 20 Aan/uit-schakelaar = 5 Er zijn twee mogelijkheden. De zuigerstang wordt ingetrokken of uitgeduwd. Dit is afhankelijk van de manier waarop de slangen zijn aangesloten. De zuigerstang maakt een tegenovergestelde beweging ten opzichte van stap 24. De waarde op de manometer (= 11) is afhankelijk van de ingestelde waarde van het overdrukventiel. In de figuur is het stroomschema ingevuld.
➯
pomp
➯
retourfilter
stuurschuif 4B
➯
➯
30 31 32 33 34 35
40
➯
28 29
cilinder uit
➯
retourleiding
3-wegstroomregelklep
➯
➯
tank
cilinder in
Geen antwoord aanwezig. De zuigerstang wordt ingetrokken of uitgeduwd. De beweging is tegenovergesteld aan die van stap 24, omdat de slangen omgewisseld zijn. Geen antwoord aanwezig. Stuurschuif B heeft drie aansluitingen. Stuurschuif B kent drie standen: links, midden (= neutraal) en rechts. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Afsluiting De antwoorden zijn: a De antwoorden staan in de tabel. Bewering
Goed of fout
De basistechniek van hydrauliek bestaat uit een pomp, regelschuiven, leidingen en cilinders.
Goed
Om moeilijke bochten te maken kun je slangen gebruiken in het systeem.
Goed
De hydraulische olie kun je probleemloos vervangen door gewoon water.
Fout
Er is altijd een pomp nodig bij een hydraulisch systeem.
Goed
De hydraulische olie moet gefilterd worden.
Goed
De oliedruk kun je op de barometer aflezen.
Fout
Met een hydraulisch systeem kun je hele zware gewichten tillen.
Goed
Zonder druk kan een hydraulisch systeem perfect werken.
Fout
Een te hoog olieniveau vul je via de vuldop bij.
Fout
Je kunt de olie sturen door een stuurschuif te gebruiken.
Goed
❑ POMPEN
41
b
De antwoorden staan in de figuur.
c d
Geen antwoord aanwezig. De ontbrekende woorden zijn ingevuld. • De codering van een stuurschuif bestaat uit twee cijfers. • Het eerste cijfer geeft het aantal aansluitingen aan. • Het tweede cijfer geeft het aantal standen van de stuurschuif aan. • Een stuurschuif met vier aansluitingen en drie standen noem je dan ook een 4/3-schuif.
Fig. 4.4 Een eenvoudig hydraulisch systeem
Opdracht 4.7
Pneumatiek Oriëntatie De antwoorden zijn: a Je kunt de lucht met een pomp opzuigen en in een tank persen. b Lucht kun je samenpersen met een compressor. Je hebt dan stroom, een elektromotor of verbrandingsmotor, een voorraadtank, een manometer, leidingen, een pomp, slangen, een automatische afslag, een aftapkraantje voor het vocht uit de lucht en een luchtfilter nodig. c Met samengeperste lucht kun je onder meer duiken, beademen, gereedschap gebruiken, remmen (remsystemen), banden oppompen, deuren openen, inpakprocessen besturen, sorteermachines bedienen, snoeien, schuren, verf spuiten en zandstralen.
42
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
d e
f g
Geen antwoord aanwezig. Componenten die je in een pneumatisch systeem tegenkomt, zijn: een reduceerventiel; een manometer; een enkelwerkende cilinder; een dubbelwerkende cilinder; een drukventiel; een draaiknopventiel; een snelheidsregelventiel; een automatische afslag; manometers; filters; ventielen en slangen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Een dubbelwerkende cilinder heeft twee aansluitingen. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Je kunt de zuigerstang elke gewenste stand geven. Dit komt doordat de poorten in het ventiel de doorstroom van lucht verhinderen. De stand van het ventiel bepaalt de doorstroming van lucht. 15 Geen antwoord aanwezig. 16 Ook met dit ventiel kun je de zuigerstang elke gewenste stand geven. Ook hier bepaalt de stand van het ventiel de doorstroming van de lucht. 17 Het ventiel heeft vier poorten. 18 Het ventiel heeft drie standen. 19 Zo plaats je een snelheidsregelventiel in het systeem. • Stel vast welke slang voor de uitgaande slag van de zuigerstang is. • Koppel deze slang los bij het ventiel. • Plaats het snelheidsregelventiel. • Plaats een extra slang erbij. • Let op wat de uitpoort is, zodat de juiste luchtstroom ontstaat. • Wissel de slangen om als de regeling verkeerd (andersom) werkt. 20 Geen antwoord aanwezig. 21 Geen antwoord aanwezig. 22 Geen antwoord aanwezig. 23 Geen antwoord aanwezig. 24 Geen antwoord aanwezig. 25 Geen antwoord aanwezig.
❑ POMPEN
43
Afsluiting De antwoorden zijn: a De perslucht legt de volgende weg af: van reduceerventiel naar verzamelblok, naar ventiel met vergrendelknop, naar snelheidsregelventiel, naar cilinder en uiteindelijk naar ontluchtingspoort. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig.
44
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
5
Verbrandingsmotoren
Vragen 5.1
a b
De zuiger wordt naar buiten geduwd door de toenemende druk in de cilinder. De drijfstang en krukas zetten de op- en neergaande beweging van de zuiger om in een ronddraaiende beweging.
Vragen 5.2
a b
Er zijn twee slagen nodig om de krukas één keer volledig rond te laten draaien. Het Onderste Dode Punt is het dode punt aan het einde van een slag.
Vragen 5.3
a
Motoren die op benzine, gas, alcohol of methanol lopen, noem je mengselmotoren. In een dieselmotor wordt de brandstof ontstoken door een combinatie van hoge druk en een hoge temperatuur. In een mengselmotor wordt de brandstof ontstoken door een elektrische vonk van de bougie.
b c
Vragen 5.4
a
Het verbrandingsmoment is het derde moment in het verbrandingsproces.
Vragen 5.5
a b
De zuigende kracht veroorzaakt tijdens de inlaatslag onderdruk in de cilinder. Als de zuiger op het O.D.P. is aangekomen, sluit de inlaatklep.
Vragen 5.6
a
De druk en temperatuur nemen toe, omdat de ruimte in de cilinder wordt verkleind.
Vragen 5.7
a b
Op dat moment wordt de brandstof ontstoken. Zowel de inlaat- als de uitlaatklep zijn tijdens de arbeidsslag gesloten.
Vragen 5.8
a b
De uitlaatslag zorgt ervoor dat de verbrandingsresten uit de cilinder gaan. Als het vierslagproces helemaal rond is, bevindt de zuiger zich op het B.D.P.
Vragen 5.9
a
Zo’n motor heet een zijklepmotor.
Vragen 5.10
a b c
Je hebt een klepbediening met een tuimelaar, een sleper of een stoter. Deze onderdelen worden met een nokkenas op en neer bewogen. Er zijn bovenliggende en onderliggende nokkenassen.
Vragen 5.11
a b
De klepspeling vangt het verschil in ruimte op dat ontstaat door het uitzetten van materialen als de motor warm wordt. De klepspeling is het grootst bij de uitlaatklep.
Vragen 5.12
a b
Een tweeslagmengselmotor heeft geen kleppen. Het inlaatmoment valt samen met de compressieslag.
Vragen 5.13
a
De inlaatpoort en de spoelpoort staan open, als de zuiger zich op het O.D.P. bevindt.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
45
b c Vragen 5.14
a
Een monocilindermotor heeft een beperkt vermogen, omdat zo’n motor maar één cilinder heeft en dus weinig cilinderinhoud.
Vragen 5.15
a
In een lijnmotor staan de cilinders op één lijn achter elkaar.
Vragen 5.16
a
Eén cilinderbank van een V-16-motor heeft acht cilinders.
Vragen 5.17
a
De bewegingen van de zuigers in een boxermotor worden versterkt, doordat de drijfstangen van beide cilinders aan één kruktap zitten.
Vragen 5.18
a
Stermotoren kom je nog tegen bij oudere vliegtuigen.
Vragen 5.19
a
b c d
De functies van motorolie zijn: – smering; – afdichting; – koeling; – geluidsdemping; – reiniging. Afdichting zorgt ervoor dat de druk in de motor intact blijft. Je haalt afvalstoffen uit de motorolie door de olie regelmatig te filteren. Het toevoegen van olie aan de motor noem je smering.
Vragen 5.20
a
Mengsmering noem je ook wel verbruikssmering.
Vragen 5.21
a
In een motor met spatsmering zit de motorolie onderin de oliecarter.
Vragen 5.22
a
Er zijn twee soorten druksmering, namelijk: – het wet-sumpsysteem; – het dry-sumpsysteem. Het wet-sumpsysteem komt het meest voor.
b Vragen 5.23
a
b
Er zijn twee soorten filters: – het By-Pass filter; – het Full-Flow filter. Het Full-Flow filter is beter voor de motor.
Vragen 5.24
a
Deze temperatuur is te hoog. De ideale bedrijfstemperatuur voor een vloeistofgekoelde motor ligt tussen de 80 en 85°C.
Vragen 5.25
a
De drie vormen van niet-geforceerde koeling zijn verdampingskoeling, thermosyfonkoeling en rijwindkoeling. De motor in een gemaal wordt gekoeld middels verdampingskoeling. Bij rijwindkoeling is de cilinder omgeven door koelribben.
b c Vragen 5.26
46
De brandstof wordt in de cilinder gespoten net voordat de zuiger het B.D.P. bereikt. De cilinder in een tweeslagdieselmotor wordt ‘gespoeld’ met verse lucht.
a
Een motor met geforceerde luchtkoeling is ingepakt met dunne metalen platen om de luchtstroom te bevorderen.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
b
Geforceerde luchtkoeling wordt aangestuurd met een ingebouwde thermostaat.
Vragen 5.27
a
Een lek in de pakking komt door oververhitting van de motor.
Vragen 5.28
a
Een luchtfilter moet ook een grote reinigingscapaciteit hebben.
Vragen 5.29
a
Het doorlaatoppervlak wordt zo groot mogelijk gemaakt door het filtermateriaal te plooien. Vrachtwagens, kranen en andere zware voertuigen hebben vaak een cycloonfilter als voorfilter.
b
Vragen 5.30
a
In bromfietsen, cross- en racemotoren en grasmaaiers zit een vochtig luchtfilter.
Vragen 5.31
a b
Een nat luchtfilter noem je ook wel oliebadluchtfilter. Bij een nat luchtfilter zorgt een vochtig luchtfilter van bijvoorbeeld staalwol voor extra filtering.
Opdracht 5.1
De tweetaktmotor Oriëntatie De antwoorden zijn: a Zoekitems kunnen zijn tweetakt, tweetaktmotor, tweeslag, tweeslagmotor, racemotor, smeren, mengsmering, expansie-uitlaat, spoelpoort en membraaninlaat. b Toepassingen van tweeslagmotoren zie je op/bij boten, locomotieven, vrachtwagens, bosmaaiers, bladblazers, motorkettingzagen, modelbouwvliegtuigen en -schepen, scooters, bromfietsen, motorfietsen en crossmotoren. c Geen antwoord aanwezig. d Voorbeelden van merken tweetakt-smeeroliën zijn Shell, Texaco, Esso, Fina, Agip, Mobil, Kendall, Q-8, Penzoil en Total. e Geen antwoord aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Als je een motor bekijkt, kijk dan vooral goed naar de plaats van de uitlaat en de carburateur of inlaatbuizen. Zitten deze op ongelijke hoogte, dan heb je vermoedelijk te maken met een tweeslagmotor. Ook is een tweeslagmotor vaak licht van gewicht. 2 De motor is compact, licht van gewicht, heeft geen olievoorraad nodig, kan ook op zijn kop werken en is vaak luchtgekoeld. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 De antwoorden staan in de tabel.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
47
Onderdeel
Ja
Er zit een verstuiver in de cilinderkop
X
Er zit een bougie in de cilinderkop
X
De cilinderkop heeft koelribben
X
De krukaskamer is een afgesloten ruimte
X
Er zit olie in de krukaskamer
X
De zuiger is vlak van boven
X
De zuiger heeft compressieveren
X
De zuiger heeft olieschraapveren X
Er zitten bewegende onderdelen in de cilinderkop X
De cilinderwand is een dichte bus
X
Er zitten tenminste drie gaten in de cilinderwand
X
De gaten zitten allemaal op verschillende hoogte
X
Ten minste twee gaten zitten op dezelfde hoogte
X
De cilinder en cilinderkop zijn redelijk licht van gewicht
X
Er zit geen aftapplug in de krukaskamer
X
Er moet regelmatig motorolie ververst worden
X
Deze motor kan ook op zijn kop werken
X
De motor werkt alleen in horizontale positie
X
antwoord antwoord antwoord antwoord
X X
In het zuigerhemd zitten grote gaten
Geen Geen Geen Geen
X
X
De motor is vloeistof gekoeld
8 9 10 11
Nee
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
Afsluiting
48
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
De a b c d e
Opdracht 5.2
antwoorden zijn: Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De tweeslagmotor is licht van gewicht, kan in alle standen gebruikt worden, is eenvoudig van constructie en is relatief goedkoop. Nadelen van een tweeslagmotor zijn onder andere dat de motor veel toeren maakt, een relatief laag koppel heeft, verhoudingsgewijs een lager vermogen heeft, een hoger brandstofverbruik heeft en meer uitlaatgeluid maakt. Ook is het zuigerslijtage hoog en is wisseling van mengsel een kritisch punt.
Een thermostaat testen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een thermostaat vind je in een cv-installatie, een klimaatbeheersysteem, een koelsysteem, een motor, smeersystemen, hydraulische systemen, een strijkijzer, de verwarming van een terrarium of een aquarium, een friteuse, een oven, een broedmachine, een koelcel, een koelkast, een koelwand, een vrieshuis of een airco. b Mogelijke antwoorden staan in de tabellen.
Waar is de thermostaat geplaatst?
Gang, hal of kamer van schoolgebouw
Wat regelt de thermostaat?
De temperatuur voor het gebouw
Welke eenheden zijn aangegeven?
Graden Celsius en Fahrenheit
Is de thermostaat handmatig in te stellen?
Met de hand of met de computer
Waar is de thermostaat geplaatst?
Kas
Wat regelt de thermostaat?
De beluchting en de verwarming
Welke eenheden zijn aangegeven?
Graden Celsius en Fahrenheit
Is de thermostaat handmatig in te stellen?
Met de hand of met de computer
Waar is de thermostaat geplaatst?
In de bedrijfskeuken: het kooktoestel
Wat regelt de thermostaat?
De temperatuur van het frituurvet
Welke eenheden zijn aangegeven?
Graden Celsius en Fahrenheit
Is de thermostaat handmatig in te stellen?
Handmatig
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
49
Waar is de thermostaat geplaatst?
In de bedrijfskeuken: het kooktoestel
Wat regelt de thermostaat?
De temperatuur van het frituurvet
Welke eenheden zijn aangegeven?
Graden Celsius en Fahrenheit
Is de thermostaat handmatig in te stellen?
Handmatig
Waar is de thermostaat geplaatst?
De strijkijzers in het PSO-lokaal
Wat regelt de thermostaat?
De warmte van het strijkijzer
Welke eenheden zijn aangegeven?
Symbolen
Is de thermostaat handmatig in te stellen?
Handmatig
Uitvoering Geen antwoord aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De openingswaarde van de thermostaten kan afwijken door veelvuldig gebruik. Maar je kunt natuurlijk ook verkeerd gemeten hebben. c Fouten die je kunt maken zijn: • de waarden op de thermostaat niet goed aflezen; • de thermometer op de bodem van de pan laten komen; • de thermostaat niet helemaal onderdompelen; • het touwtje niet goed bevestigen. d Als de thermostaat de bodem van de pan raakt, zal de thermostaat niet de juiste temperatuur bereiken en waarschijnlijk ook niet openen. e Azijn heeft dezelfde werking als koelvloeistof: het beschermt het systeem tegen kalkafzetting. Opdracht 5.3
Motorolie verversen bij een vierslagmotor Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Voorbeelden van antwoorden staan in de eerste kolom van de tabel.
50
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Soort smeermiddel
Waarvoor te gebruiken?
Hoe vaak nodig?
Motorolie
Motor, achterbrug en hydrauliek
Elke 300 tot 500 uur Elke 5000 tot 100.000 km
Transmissie-olie
Versnellingsbak, differentieel, planetaire aandrijving, tussenbak, verdeelbak, tandwielkast
Elke 2000 uur Elke 100.000 km tot 200.000 km
Hydraulische olie
Hydraulische systemen
Elk jaar Elke 2000 tot 5000 uur
Smeervet
Draai- en schuifpunten
Dagelijks/wekelijks
Stuurbekrachtiging
Stuurinrichting
Elke 2000 uur Elke 200.000 km tot 300.000 km
Remolie
Remsystemen
Elke 2000 uur Elke 200.000 km tot 300.000 km.
c d
Voorbeelden van antwoorden staan in de tweede kolom van de tabel bij b. Voorbeelden van antwoorden staan in de derde kolom van de tabel bij b.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Als je bij een motor de motorolie gaat verversen, doe je het volgende: • peil het niveau van de motorolie; • draai de motor warm; • zoek uit welke motorolie erin moet; • zoek uit hoeveel olie erin moet; • zoek een veilige werkplek; • verzamel alle materialen die je nodig hebt. 2 Je hebt een onderhoudshandleiding nodig, sleutels, een opvangbak, een poetsdoek, nieuwe olie en een nieuwe afdichting. 3 Dit is afhankelijk van het merk en type van de motor, machine of tractor. 4 Dit is afhankelijk van het merk en type van de motor. 5 De motor is op bedrijfstemperatuur als de temperatuur tussen de 75 en 90 graden Celsius is. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Je kunt de temperatuur aflezen op de temperatuurmeter op het dashboard (bij een tractor). 10 Maatregelen om te voorkomen dat de motor per ongeluk gestart wordt: • haal de sleutels uit het contactslot en stop ze in je zak; • hang er een kaartje in of aan; • leg de accukabels los. 11 Geen antwoord aanwezig.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
51
12 13 14
15
16 17 18 19
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Werkzaamheden die je in de tussentijds kunt doen zijn: • de afdichting van de aftapplug vervangen; • de aftapplug reinigen; • een nieuw verversingskaartje invullen; • de oliekan vullen; • de machine een visuele controle geven en storingen noteren; • andere werkzaamheden voorbereiden. Het stappenplan kan er zo uitzien: • vervang de afdichting van de aftapplug; • maak de ruimte rond de aftapplug droog; • monteer de aftapplug; • verwijder de oliepeilstok; • open de vuldop; • vul de motor met de voorgeschreven oliehoeveelheid; • laat de olie enkele minuten uitzakken; • peil de olie, zet de olie als het nodig is op peil; • start de motor en controleer of de oliedruklamp uitgaat; • peil na ongeveer tien minuten de olie opnieuw en vul zo nodig bij. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c De gebruikte motorolie is zwart van kleur. De nieuwe olie is bruin. d De verkleuring komt door de vervuiling met onder andere roetdeeltjes. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 5.4
De wisselstroomdynamo wisselen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Als het licht van je fiets niet brandt, kan dat de volgende oorzaken hebben: • het lampje is stuk; • er is een slecht contact; • de dynamo is stuk; • er zitten draadjes los; • de dynamo draait niet of slecht door het slechte weer; • de fiets staat stil. b De verschillen tussen een fietsdynamo en een trekkerdynamo staan in de tabel.
52
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Fietsdynamo
Trekkerdynamo
wordt alleen aangedreven als de fiets beweegt
wordt aangedreven door de draaiende motor
spanning loopt op als dynamo harder draait
spanning blijft constant door spanningsregelaar
dynamo wordt direct door het wiel aangedreven
dynamo wordt door de V-riem aangedreven
is eenvoudig van bouw
is ingewikkelder van constructie
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Geen antwoord aanwezig. 10 Geen antwoord aanwezig. 11 Geen antwoord aanwezig. 12 Geen antwoord aanwezig. 13 Geen antwoord aanwezig. 14 Geen antwoord aanwezig. 15 Geen antwoord aanwezig. 16 Geen antwoord aanwezig. 17 Geen antwoord aanwezig. 18 Geen antwoord aanwezig. 19 Geen antwoord aanwezig. 20 Geen antwoord aanwezig. 21 Geen antwoord aanwezig. 22 Geen antwoord aanwezig. 23 Geen antwoord aanwezig. 24 De minimale lengte van de koolborstels is 10 mm. Het raakvlak van de koolborstel met de sleepring op de rotor vertoont een holling. 25 Geen antwoord aanwezig. 26 Geen antwoord aanwezig. 27 Geen antwoord aanwezig. 28 Geen antwoord aanwezig. 29 Geen antwoord aanwezig. 30 Geen antwoord aanwezig. 31 Geen antwoord aanwezig. 32 Geen antwoord aanwezig. 33 Geen antwoord aanwezig. 34 Geen antwoord aanwezig. 35 Geen antwoord aanwezig.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
53
36 37 38 39 40 41 42
Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord Geen antwoord De antwoorden
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. staan in de tabel.
Meetpunt
Spanning stationair
Spanning half gas
Spanning stilstaande motor
Plus-klem accu
Minimaal 13,5 V
Tussen 13,5 en 14,8 V
Minimaal 12,5 V
Min-klem accu
0 Volt
0 Volt
0 Volt
B+ of D+ dynamo
Minimaal 13,5 V
Tussen 13,5 en 14,8 V
Minimaal 12,5 V
B- of D- dynamo
0 Volt
0 Volt
0 Volt
43 44
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a De functie van de dynamo is het maken van elektrische energie. Deze energie kan direct gebruikt worden of opgeslagen worden in een accu. b Er is verschil in spanning, doordat het toerental van de dynamo toe- of afneemt als je meer of minder gas geeft. c Geen antwoord aanwezig. Opdracht 5.5
Kleppen stellen bij een vierslagmotor Oriëntatie De antwoorden zijn: a De deurrubber is van een rubbersoort en magnetisch band gemaakt. b De deurrubber is om de deuren en kozijnen af te dichten. Op deze manier komt er geen tocht naar binnen. c Geen antwoord aanwezig. d De deurrubber kleeft aan de koelkast en zorgt ervoor dat de koelkast afgesloten blijft. Zo ontstaat er minder temperatuurstijging in de koelkast. e De beluchtingsramen sluiten koud aan op de dakliggers. Door de vorm voorkomen ze dat er (te veel) tocht is. Een beetje tocht is niet van invloed. f Tocht kan ontstaan als een deur niet goed sluit, een tochtstrip stuk is, er geen tochtstrip aanwezig is of als er een scheur of barst in het glas zit. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 De bougiekabels zitten volgens de ontstekingsvolgorde op de bougie’s. Bij een viercilinder kan dit zijn 1-3-4-2 of 1-2-4-3.
54
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
13 14
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Draai nooit aan de ventilator om de krukas te verdraaien. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Je kunt aan de klepveer zien of de klep dicht of open staat. Als de klepveer helemaal is ingedrukt staat de klep open. De nok van de nokkenas staat dus op de klepsteel te drukken. De klep staat dicht, als deze helemaal bovenin staat. De klepveer is dan op zijn grootst. De nok van de nokkenas staat naar boven gericht, weg van de klep. De volgorde van het verbrandingsproces (inlaat-compressie-arbeid-uitlaat) bepaalt dus de draairichting. Meestal is dit vanuit de vliegwielzijde gezien tegen de wijzers van de klok in (linksom). Wat de inlaat- en uitlaatkleppen zijn, verschilt per merk en type motor. Meestal zitten de uitlaatkleppen aan de buitenzijde. Geen antwoord aanwezig. De maten worden gegeven voor een warme en koude motor. De grootste maat is voor de uitlaatklep. Geen antwoord aanwezig. Als de klep dicht is, staat hij helemaal bovenin en is de veer niet ingedrukt. Is de klep open, dan staat hij helemaal onderin en is de veer ingedrukt. Dit is nodig om de speling vast te stellen. Je kunt dan later ook zien of de afstelling resultaat heeft gehad. Dit is merk- en type-afhankelijk. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Oorzaken van een niet goed gestelde klep kunnen zijn: • de klep is niet goed gesloten geweest; • de zuiger heeft in een verkeerde stand gestaan (door verkeerde draairichting);
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
55
b c d e Opdracht 5.6
• jullie hebben verkeerd gemeten. Als je de kleppen bij een warme motor moet stellen, moet je oppassen voor verbranden, de motor voldoende laten afkoelen en de juiste stelmaat gebruiken, Als de kleppen tikken, wil dat zeggen dat ze te los staan. De klepspeling is te groot. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Droge luchtfilters onderhouden Oriëntatie De antwoorden zijn: a De lucht die jij inademt, filter je met de haren in je neus, het neusvocht en met je bronchiën. b Door het filteren haal je stofdeeltjes, pluisjes en kleine zaadjes uit de lucht. c Het filteren van lucht gebeurt bij: • de afzuigkap in de keuken; • klimaatbeheersing in gebouwen; • aircosystemen; • compressors; • verfspuitcabines; • gasmaskers. d De afzuigkap voelt waarschijnlijk vet en kleverig aan. In het filter zie je duidelijk de verontreinigingen zitten van alle kookdampen, spetters en dergelijke. e Een stofkapje gebruik je om stofdeeltjes tegen te houden, zodat je ze niet inademt. f Een stofkapje gebruik je ook als je: • meubels schuurt met een schuurmachine; • in tuinbouwkassen het oude dorre gewas gaat verwijderen; • stoffige ruimtes schoonmaakt; • graan gaat inschuren; • aardappelen gaat sorteren; • een kippenstal, varkenshok of stal binnengaat; • dierenverblijven schoonmaakt; • hokken en kooien van bijvoorbeeld ratten, muizen en gerbils schoonmaakt. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Als je begint bij de inlaatzijde van de motor en vervolgens de weg terug volgt, kom je vanzelf bij het luchtfiltersysteem terecht. 3 De onderdelen zijn in de figuur zijn zo genummerd: 1 = luchtinlaat 2 = luchtfilterhuis 3 = verwisselbaar filter 4 = tussenschot 5 = stofverzamelaar 6 = geleideschoepen 7 = schone lucht (uitlaat)
56
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
4
5 6 7 8 9 10 11 12 13
14
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Er kunnen verschillen zitten in de vorm van de bevestiging. Deze kan horizontaal of verticaal zijn. Ook het formaat kan anders zijn. De bevestiging van de stofverzamelaar kan ook anders zijn. De bevestiging kan bestaan uit veerklemmen, maar ook uit een schroefband of schroefverbinding. Merktekens kunnen aangebracht zijn in de vorm van pijltjes, merkjes of tekst. In de stofverzamelaar vind je vaak klontjes modder, grasresten, insecten, steentjes, zaden en bladeren. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Uit het filterelement kunnen stofjes, zaadjes, insectenresten, zand, grasrestjes en dergelijke komen. Het filter is gemaakt van stevig papier. Het papier is in harmonicavorm gevouwen, zodat het filteroppervlak vele malen vergroot wordt. De capaciteit neemt daardoor sterk toe. De buitenzijde van het filterelement is vervuild. De lucht wordt van buiten naar binnen gezogen en het vuil zet zich dus aan de buitenzijde af. Het blijft in het filtermateriaal aan de buitenzijde achter. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Als het stofkapje aan de buitenzijde grijs van kleur is, geeft dit aan dat er stof of andere vaste verontreinigingen in de lucht zitten. c Nee, de binnenzijde van het kapje is niet vies. De verontreiniging zit aan de buitenzijde van het kapje. Is het kapje aan de binnenzijde wel vies, dan is het kapje niet goed meer. d Het filtermateriaal is gevouwen. Daardoor wordt het filteroppervlak sterk vergroot en ook de capaciteit van het filter. e In de tabel is aangegeven welke verontreiniging je in welk deel van het luchtfiltersysteem kunt aantreffen.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
57
Verontreiniging
Stofverzamelaar
Filterelement
Zandkorrels
X
X
Stofdeeltjes
X
Graankorrels
X
Insectenvleugels
X
Kleine steentjes
X
Zaadpluisjes van een paardebloem
X
X
Insecten
X
X
f
Opdracht 5.7
De onderhoudsinterval is afhankelijk van het merk en het type machine. Gebruikelijk is dat een luchtfilter tussen de 1000 en 1500 uur vervangen wordt. Dit is uiteraard ook afhankelijk van de werkomstandigheden van de machine.
Oliebadluchtfilters onderhouden Oriëntatie De antwoorden zijn: a Lucht kun je reinigen door: • de lucht door een papieren filter te trekken; • de lucht door een vloeistof te laten stromen; • de lucht door een doekfilter, een schuimfilter of een vochtig schuimfilter te laten gaan. b In de lucht dwarrelen stof, zaden, bladresten, papiertjes, insecten en insectenresten, veren, textielstof, stofjes en gewasresten. c Nee, als er neerslag valt wordt de lucht als het ware ‘gewassen’ door de neerslag. Het vocht neemt de verontreinigingen op en neemt dit mee naar de grond. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Als je begint bij de inlaatzijde van de motor en vervolgens de weg terug volgt, kom je vanzelf bij het luchtfiltersysteem terecht. 3 De letter A geeft hier de aanzuigopening van het filterhuis aan. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Je ogen bescherm je door de veiligheidsbril op te zetten. 6 Geen antwoord aanwezig. 7 Geen antwoord aanwezig. 8 Geen antwoord aanwezig. 9 Dit is afhankelijk van het merk en het model filtersysteem. 10 Dit is afhankelijk van het merk en het model filtersysteem. 11 De antwoorden staan in de tweede kolom van de tabel.
58
❑ AGRARISCHE TECHNIEK
Verontreiniging
Filterbak
Filterhuis
Zandkorrels
X
Stofdeeltjes
X
Graankorrels
X
Insectenvleugels
X
Kleine steentjes
X
Zaadpluisjes van een paardebloem
X
X
Insecten
X
X
Textielresten
X
12 13 14
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De merktekens geven het minimum en maximum olieniveau aan. Een teveel aan olie wordt door de aanzuigkracht de motor ingezogen, waardoor de motor zal gaan roken (milieu). Door een te weinig aan olie verslechtert het reinigingsproces, waardoor er verontreinigingen in de motor terecht kunnen komen. Dit kan hele nare gevolgen hebben. Dit is afhankelijk van het merk en het model filtersysteem. Dit is afhankelijk van het merk en het model filtersysteem. Je moet de veiligheidsbril op zetten. Dit is afhankelijk van het merk en het model filtersysteem. De antwoorden staan in de kolom ‘Filterhuis’ van de tabel bij antwoord 11. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Op de vliegenvanger kleven niet alleen vliegjes en andere insecten, maar ook andere verontreinigingen die in de lucht zitten. De olie in het oliebadfilter vangt op dezelfde wijze de verontreinigingen op en houdt ze, net als de vliegenvanger, ook vast. b De gemeten waarde en de opgegeven waarde in de onderhoudshandleiding moeten overeen komen. c Een oliebadluchtfiltersysteem voldoet heel goed in de woestijn, in open mijnbouw (zoals bauxiet- en ertsmijnen), bij grondverzetmachines, in zandwinningsputten en in kalkgroeves.
❑ VERBRANDINGSMOTOREN
59
d
60
De onderhoudsinterval is afhankelijk van het merk en het type machine. Gebruikelijk is dat een luchtfilter tussen de 1000 en 1500 uur vervangen wordt. Dit is uiteraard ook afhankelijk van de werkomstandigheden van de machine. Voor een oliebadluchtfilter kun je een motorolie van elke gangbare dikte gebruiken.
❑ AGRARISCHE TECHNIEK