Vakwerk!
Antwoorden Agrarische bedrijfseconomie
Deel 1 (KB)
Jan de Groot Tom Merkx Andrea Oostdijk
tweede herziene druk, 2011
Artikelcode: 21120.1 & 21120.2 Colofon Auteur(s): Illustraties: Illustrator: Redacie: Onderwijskundige: Resonans:
Jan de Groot, Tom Merkx, Andrea Oostdijk Verbaal - Bureau voor Visuele Communicatie Jochem Grimmelikhuizen Studio Maan, Brigitte Meinen, Joyce Houtepen Studio Maan, Manon Limmen Evert Gardebroek, Astrid ter Doest
Het Ontwikkelcentrum heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Bent u desondanks van mening dat we u hebben benadeeld, dan kunt u contact met ons opnemen.
© 2011 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
1
Vragen 1.1
Vragen 1.2
a
Winkel
b c
Voorbeelden van handel zijn: – Je laat je haar een kleurtje geven bij de kapper. Dat kost je € 35,-. – Je gaat op schoolreis naar Parijs. Voor € 90,- mag je mee. Alle goederen die je vast kunt pakken en kunt verhandelen zijn goed. Alle werkzaamheden die je tegen betaling voor iemand verricht zijn goed.
a b
Kleinhandel: dierenwinkel, bloemist, tuincentrum, hovenier. De antwoorden staan in de bedrijfskolom.
Bedrijfskolom Producent:
melkveehouderij Hugen
Groothandel:
zuivelfabriek/groothandel Milk & Co
Winkel:
supermarkt Goed Koop
Vragen 1.3
a b
c Vragen 1.4
a
b c Vragen 1.5
❑ WINKEL
a
Bij handel breng je een product bij de klant. Handel is dus een soort brug tussen producent en klant. De goede combinaties zijn: – 1 hoort bij a (Overbruggen van kennis) – 2 hoort bij d (Overbruggen van hoeveelheid) – 3 hoort bij c (Overbruggen van tijd) – 4 hoort bij b (Overbruggen van plaats) Geen antwoord aanwezig. Elke winkel ziet er weer anders uit. Dat heeft te maken met de winkelformule. De winkelformule is een manier om de klanten aan wie jij wilt verkopen naar je winkel te lokken. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling. Achter de winkels en het bedrijf staat de doelgroep. – Een doe-het-zelf-zaak: mensen die klussen of verbouwen in huis of tuin. – Een winkel met biologische voeding: mensen die milieubewuste voeding willen. – Een loonbedrijf: agrarische bedrijven die machines en personeel nodig hebben. – Een bloemenwinkel op het station: mensen die snel even een bloemetje willen kopen.
3
Vragen 1.6
a b
1
Product exclusieve rijkleding
Personeel zeer deskundig personeel
2
Presentatie grote posters met prijzen erop in de etalage
Prijs stuntprijzen
3
Plaats huisverkoop op een boerderij op het Groningse platteland
Promotie advertentie in een regionaal dagblad
Vragen 1.7
c
Het antwoord verschilt per leerling.
a
Een breed assortiment houdt in: veel verschillende soorten artikelen binnen één groep. Een smal assortiment houdt in: één of heel weinig soorten artikelen binnen een groep. Het antwoord verschilt per leerling. Een voordeel van A-merken is de goede kwaliteit. Een nadeel is de hoge prijs. Je vindt B-merken vooral in winkels met lage prijzen.
b c d Vragen 1.8
a b c
Het antwoord verschilt per leerling. Er kan aandacht besteed zijn aan zaken als het meubilair, de bedrijfskleding en de draagtassen. Het voordeel van een eigen huisstijl is dat je klanten je winkel meteen herkennen. De antwoorden staan in de tabel.
Artikel
Plaats
Goedverkopende blikvoeding voor de kat
ooghoogte
Balen kattengrit
bukhoogte
Kleine kattenspeeltjes
reikhoogte
Goedkope kattensnoepjes van een onbekend merk
reikhoogte
Vragen 1.9
a b c
Het antwoord verschilt per leerling. Dit noem je prijsreclame. Dit is productreclame.
Vragen 1.10
a
Je neemt geschoold personeel aan. Omdat klanten vaak advies willen, moet het personeel veel kennis van zaken hebben. In een zelfkeuzewinkel moet je veel van de artikelen afweten en goed met klanten kunnen omgaan. Een tuincentrum is een zelfkeuzewinkel. Het antwoord verschilt per leerling.
b c d
4
De zes P’s van de marketingmix zijn product, presentatie, promotie, personeel, prijs en plaats. De goede antwoorden staan in de tweede kolom.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Vragen 1.11
a b
Vragen 1.12
a
De nieuwe, supersnelle laptop, de bruidsjurk, de Mercedes cabrio en het Rolex horloge hebben een prestigeprijs. Het antwoord verschilt per leerling. Het kan een prijskaartje zijn met een van/voor-prijs. De antwoorden staan in de tabel.
Winkel
Plaats
Omdat:
Groot tuincentrum
Plaats met veel parkeerruimte
Veel mensen komen met de auto naar een tuincentrum, omdat ze vaak grote en zware spullen kopen.
Een hobbywinkel waarvan de eigenaar niet te veel huur wil betalen
B-locatie
Op B-locaties is de huur vaak lager.
Een nieuwe vestiging van een landelijk bekende platenzaak
A-locatie
Landelijke ketens willen veel klanten en kunnen een hoge huur betalen. Daarom vestigen ze zich op een Alocatie.
Vragen 1.13
a b
Vragen 1.14
a b
Een brancheorganisatie is een vereniging van bedrijven die hetzelfde doen. Winkels kunnen lid worden van een brancheorganisatie, omdat brancheorganisaties: – reclame maken voor de branche; – informatie geven over nieuwe regels; – de kwaliteit in de gaten houden; – advies geven aan de overheid als die een maatregel wil nemen die de branche aangaat.
Vragen 1.15
a
€ 125.678,- / € 500.750,- × 100% = 25,1%.
Vragen 1.16
a
Op een voorraadkaart houd je bij hoeveel stuks je nog van een artikel in voorraad hebt. In de kolom ‘Af’ noteer je dat er drie pakken oases verkocht zijn. Dit wil zeggen dat er nog twintig rollen binddraad in voorraad zijn.
b c Vragen 1.17
a b
❑ WINKEL
Een onderzoek waarin verschillende producten worden vergeleken op prijs- en kwaliteit. Bekijk de resultaten uit het vergelijkend warenonderzoek: – C1000; – Sunil; – C1000.
Het is belangrijk om zorgvuldig te werken, omdat je door een foutje de verkeerde artikelen geleverd kunt krijgen. Deze prijs noem je de inkoopprijs.
5
Vragen 1.18
a b
Vragen 1.19
a b c
Vragen 1.20
a
b
Het is handig dat artikelen in het magazijn en de winkel een vaste plek hebben, omdat je ze dan snel kunt vinden. Stappenschema inkopen: Stap 1: Controleer de voorraadkaart: is er nog genoeg van het artikel? Stap 2: Vul een bestelformulier in. Stap 3: Controleer na levering de geleverde artikelen en zet ze op hun plaats. Stap 4: Werk de voorraadkaarten bij. Je kunt de prijzen invoeren in de kassa door ze in te typen of door een scanner te gebruiken. Een streepjescode geeft je informatie over het land waar het artikel vandaan komt, over de fabrikant en over welk artikel het is. De cijfers 87 geven het land van herkomst aan. Dit zijn de antwoorden. – Het bruidsboeket kost € 125,-. – Het bruidsboeket is besteld op 24 februari 2008. – De klant is geholpen door Babet. In de figuur staat hoe de kassabon eruit moet zien.
Fig. 1.1
6
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Vragen 1.21
a b c
Vragen 1.22
a b c d
Vragen 1.23
a
Om bedragen mee te betalen die je anders met kleingeld zou betalen. De voordelen van een pinpas en een chipknip zijn dat het betalen handig en snel gaat en dat je geen contant geld meer bij je hoeft te hebben. Een voordeel van pinnen voor de winkelier is dat hij geen geld meer hoeft te wisselen. Een nadeel van pinnen voor de winkelier is dat hij elke keer dat er iemand pint een geldbedrag moet betalen aan de bank.
b
Deze beweringen zijn waar: – Een cadeaubon heeft altijd een bepaalde waarde. Bijvoorbeeld € 10,-. – Een klantenkaart is een speciaal soort creditcard. De klant moet nu nog € 5,- voor de zak kattenbakvulling betalen.
Vragen 1.24
a b c
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Vragen 1.25
a b c
Lia betaalt de inkoopprijs. Bilal betaalt de verkoopprijs. Je berekent de winst door de inkoopprijs van de verkoopprijs af te trekken. Filippa’s winst per zakje is € 0,50.
Vragen 1.26
a b
Uitvoerende beroepen kunnen zijn winkelassistent en verkoopmedewerker. Leidinggevende beroepen kunnen zijn filiaalbeheerder en de bedrijfsleider.
Vragen 1.27
a b
Een verkoopmedewerker werkt zelfstandiger dan een winkelassistent. Karim is verkoopmedewerker. Nina is winkelassistent.
Vragen 1.28
a
Stijn is filiaalleider bij V&D. Helga is bedrijfsleider bij Bloemenhoek De Kleine Kern. Stijn is filiaalleider. Dat ben je altijd bij een groot bedrijf, dus V&D. Helga is bedrijfsleider, dus werkt ze bij een kleiner bedrijf, waar ze waarschijnlijk eigenaar van is. Het antwoord verschilt per leerling.
b
c Vragen 1.29
❑ WINKEL
Contant betalen is betalen met munten, biljetten of een pas. Het slimst is als je een biljet van 10 euro, een munt van 2 euro, een munt van 10 eurocent, een munt van 5 eurocent en een munt van 1 eurocent teruggeeft. Je moet de klant € 54,35 terugbetalen. Je telt door van € 45,65: – een munt van 5 eurocent erbij, dan zit je op € 45,70; – drie munten van 10 eurocent erbij (of één munt van 20 eurocent en één munt van 10 eurocent), dan zit je op € 46,-; – twee munten van 2 euro erbij, dan zit je op € 50,-. – een biljet van 50 euro erbij, dan zit je op € 100,-.
a
De – – –
ondernemingsvorm bepaalt: Hoe een bedrijf wordt geleid. Wie de schulden betaalt. Van wie het bedrijf is.
7
Vragen 1.30
a
Ondernemingsvorm
Eigenaar
Leiding
Verantwoording voor schulden
Soort bedrijf
ZZP
Eén persoon
Eigenaar
Eigenaar
1-persoons bedrijf
Eenmanszaak
Eén persoon
Eigenaar
Eigenaar
Kleinere bedrijven
VOF
Twee of meer personen
Eigenaars
Eigenaars
Iets grotere bedrijven
BV
Meerdere personen (aandeelhouders)
Directeur(en)
Eigenaars
Grotere bedrijven
NV
Zeer veel personen (aandeelhouders)
Directeur(en)
Bezitters van de aandelen
Grote, internationale bedrijven
Coöperatie
Leden
Bestuur / directie
Leden (soms)
Veel ‘groene’ bedrijven
b
c d
Een voordeel van een eenmansbedrijf is dat je als eigenaar alle winst mag houden en dat je zelf alle beslissingen neemt. Nadeel van een eenmanszaak is dat de eigenaar zelf de schulden moet betalen. Een aandeel is een ‘stukje van het bedrijf’ dat je krijgt als je geld in het bedrijf steekt. Veel groene bedrijven werken samen in een coöperatie, omdat het veel goedkoper is om samen te werken.
Vragen 1.31
a
Bedrijven moeten zich verzekeren, omdat ze failliet zouden gaan als ze alle schade zelf zouden moeten betalen.
Vragen 1.32
a
De WA-verzekering vergoedt schade die door een medewerker van een winkel (bedrijf) wordt veroorzaakt. De WA-verzekering vergoedt de schade in de volgende gevallen: – Verkoopassistent Raoul breekt bij het schoonmaken een ruit. – Een verkeerd opgestapelde toren blikjes stort in bovenop een reclamedisplay. Als je schade veroorzaakt, meld je dit aan je baas. Die regelt het dan verder met de verzekering.
b
c
Vragen 1.33
a
Bewering 1 is niet waar. De overheid geeft arbeidsongeschikte werknemers een uitkering. Bewering 2 is waar.
Vragen 1.34
a
Een gevarenverzekering vergoedt schade die is ontstaan door brand, storm, ontploffing, inbraak, vernieling en wateroverlast. Deze schade wordt niet door de gevarenverzekering vergoed. De verzekering vergoedt deze schade niet, omdat een gevarenverzekering geen verlies van inkomsten vergoedt. Daarvoor moet je je aanvullend verzekeren.
b c
8
De antwoorden staan in de tabel.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Vragen 1.35
Vragen 1.36 Opdracht 1.1
a
b
De kwekerij moet de vrachtwagen (bedrijfswagen) en de tulpen (goederen) verzekeren. De bedrijfswagen moet je altijd verzekeren en omdat de tulpen over langere afstand worden vervoerd, is het verstandig om ze ook te verzekeren. Ook moet de chauffeur verzekerd worden. Je krijgt no-claimkorting als je geen schade veroorzaakt.
a
Antwoord 1 en 4 zijn juist.
De bedrijfskolom Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord b Geen antwoord c Geen antwoord d De antwoorden
aanwezig. aanwezig. aanwezig. staan in de tabel.
Nr.
Brood
Boter
Hagelslag
1
Zaaigraan
Veevoer
Cacaoplant
2
Akkerbouwer
Koe
Cacaoboer
3
Oogst
Veehouder
Cacaohandel
4
Drogerij
Melktransporteur
Groothandel
5
Maalderij
Melkfabriek
Zeevervoer
6
Meelverpakker
Boterfabriek
Overslagbedrijf
7
Groothandel
Boterverpakker
Cacaohandel
8
Bakker
Groothandel
Cacaoverwerker
9
Supermarkt
Supermarkt
Hagelslaginpakker
10
Consument
Consument
Groothandel
11
Supermarkt
12
Consument
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
❑ WINKEL
9
Opdracht 1.2
Check de mix Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De zes P’s zijn: • Plaats; • Product; • Presentatie; • Prijs; • Promotie; • Personeel. c Geen antwoord aanwezig. d Een antwoord kan zijn: • personeel zonder kennis van zaken; • een vieze winkel; • ouderwetse producten; • te harde muziek in de zaak. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Je gebruikt de marketingmix, omdat de keuzes voor plaats, personeel, prijs, presentatie, promotie en product samen de kwaliteit van de winkel bepalen. De combinatie van de P’s bepaalt of de winkelformule goed is of niet. e Geen antwoord aanwezig. f Er is geen rangorde. Alle P’s zijn even belangrijk, omdat ze alleen samen iets zeggen over de winkel.
Opdracht 1.3
Een gat in de markt Oriëntatie De antwoorden zijn: a De antwoorden staan in de tabel.
Product
Doelgroep
Middel
Flubbeldip
Voor kinderen tot twaalf jaar
- Flubbels: winegums met chocoladesmaak - Cake - Zachte vulling: crème
10
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
b
In de tabel staat hoe de zes P’s zijn gebruikt voor het product ‘flubbeldip’. Product flubbeldip
Product
Een nieuw soort gebak: spiraalvormig, bestaat uit vijf laagjes, is opgebouwd uit een zachte vulling van crème en zoete flubbels. De flubbels lijken op winegums, maar hebben een chocoladesmaak.
Plaats
In de hoofdstad bij vier vestigingen van TUBE.
Presentatie
De flubbeldip is speciaal bedacht voor kinderen tot twaalf jaar. Een goede plaats naast de tompouce en het andere zaterdaggebak.
Prijs
€ 1,39 per stuk.
Promotie
Er wordt een speciale proefmanifestatie georganiseerd.
Personeel
In de TUBE zijn zaterdag verklede flubbelflip-proefmeesters
c d e
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.4
Een advertentie maken Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 1.5
Bestelling verwerken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Voorraadadministratie − inventarisatielijst − bestelformulier − derving. b Administratieve voorraad = € 85.750,- − € 25.000,- + € 15.000,- = € 75.750,-. c Werkelijke voorraad = € 99.450,-. Administratieve voorraad = € 114.343,- − € 37.400,- + € 15.900,- = € 167.643,-.
❑ WINKEL
11
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Vul een bestelformulier in. Controleer het formulier.
BESTELFORMULIER
Naam klant:
Dierenpension Kaketoe
Datum bestelling:
17 september 2012
Artikelcode
Omschrijving
Aantal
Prijs
Regeltotaal
DV-01-10
Duivenvoer
2
€ 3,99
€ 7,89
DB-140-KN
Drinkbeker
4
€ 1,59
€ 6,36
HO-40-15
Hooi
2
€ 2,49
€ 4,98
VB-30-01
Petvlo vlooienband
4
€ 3,75
€ 15,-
Subtotaal van de bestelling: € 34,32 Datum: (17 september 2012) Ingevuld door: (eigen naam) 3 4
Geen antwoord aanwezig. De antwoorden staan in de voorraadkaarten.
Voorraadkaart Nummer 11 Artikelomschrijving: Gemengd Duivenvoer Gewicht: 10 kg Code: DV-01-10 Inkoopprijs: € 2,00 Verkoopprijs: € 3,99 Datum
Omschrijving
Hoeveelheid Bij
Saldo Af
03-09-2012
saldo
03-09-2012
INK
05-09-2012
VERK
2
18
16-09-2012
VERK
2
16
17-09-2012
VERK
2
14
12
2 18
20
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Voorraadkaart Nummer 33 Artikelomschrijving: Vlooienband, Pvlo Soort: kat Code: VB-30-01 Inkoopprijs: € 2,25 Verkoopprijs: € 3,75 Datum
Omschrijving
Hoeveelheid Bij
Saldo Af
03-09-2012
saldo
12
04-09-2012
VERK
1
11
05-09-2012
VERK
1
10
06-09-2012
VERK
4
6
14-09-2012
INK
16-09-2012
VERK
8
12
17-09-2012
VERK
4
8
14
20
Voorraadkaart Nummer 44 Artikelomschrijving: Hooi Gewicht: 1,5 kg Code: HO-40-15 Inkoopprijs: € 1,49 Verkoopprijs: € 2,49 Datum
Omschrijving
Hoeveelheid Bij
Saldo Af
03-09-2012
saldo
04-09-2012
VERK
2
53
06-09-2012
VERK
8
45
13-09-2012
VERK
10
35
14-09-2012
INK
15-09-2012
VERK
11
49
17-09-2012
VERK
2
47
❑ WINKEL
55
25
60
13
Voorraadkaart Nummer 145 Artikelomschrijving: Drinkbeker Soort: Knaagdieren Code: DB-140-KN Inkoopprijs: € 0,96 Verkoopprijs: € 1,59 Datum
Omschrijving
Hoeveelheid Bij
Saldo Af
03-09-2012
saldo
07-09-2012
VERK
1
4
08-09-2012
VERK
1
3
10-09-2012
VERK
1
2
14-09-2012
INK
17-09-2012
VERK
5
5
14
5
7 4
3
Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
6
De antwoorden staan in de orderbevestiging.
Dierenwinkel Van Maaren Industrieweg 4 2628 TB Delft Dierenpension Kaketoe Vlierweg 17 1299 AB Purmerend Onderwerp: Orderbevestiging Delft, 17 september 2012 Geachte mevrouw Peters, Wij danken u voor uw bestelling. Wij zullen uw bestelling zo spoedig mogelijk en met de meeste zorg uitvoeren.
Aantal
Omschrijving
Prijs (p.p.e.)
Regeltotaal
2
Duivenvoer
€ 3,99
€ 7,89
4
Drinkbeker knaagdieren
€ 1,59
€ 6,36
2
Hooi
€ 2,49
€ 4,98
4
Petvlo vlooienband
€ 3,75
€ 15,-
Subtotaal
€ 34,32
Betalingsvoorwaarden: Binnen 30 dagen na factuurdatum. Leveringsvoorwaarden: Binnen 7 dagen na orderdatum. Dierenwinkel van Maren brengt 4,95 vrachtkosten in rekening. Dit bedrag is exclusief 19% btw. De artikelen zullen 1 oktober geleverd worden. Met vriendelijke groet, Naam leerling Dierenwinkel Van Maaren
7 8
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
❑ WINKEL
15
Opdracht 1.6
Afrekenen in de winkel Oriëntatie De antwoorden zijn: a De goede antwoorden zijn aangekruist.
X
X
X
Biljet van € 500,-
X
Biljet van € 20,-
X
Munt van € 1,-
Biljet van € 400,-
X
Biljet van € 10,-
X
Munt van € 0,50
Biljet van € 300,-
X
Biljet van € 5,-
Munt van € 0,25
Biljet van € 200,-
Munt van € 10,-
X
Munt van € 0,20
Biljet van € 100,-
Munt van € 5,-
X
Munt van € 0,10
Biljet van € 75,-
Munt van € 4,-
X
Munt van € 0,05
Biljet van € 50,-
Munt van € 2,50
X
Munt van € 0,02
Munt van € 2,-
X
Munt van € 0,01
Biljet van € 25,-
X
b c
d
Biljetten van € 500,-, € 200,- en € 100,- worden niet veel in winkels gebruikt. Een reden kan zijn, dat: • de winkelier niet voldoende wisselgeld in kas heeft; • de winkelier veel wisselgeld uitgeeft als hij het biljet aanneemt; • de winkelier grote bedragen liever laat pinnen (veiliger); • het biljet vals kan zijn. Alle vaardigheden zijn nodig als je gaat afrekenen in de winkel.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Actie: • Tel alle bedragen bij elkaar op (totaal: € 25,40). Let op: het bedrag voor een hamster bereken je tweemaal. • Vraag dit bedrag aan de klant. • Tel terug tot het klantbedrag. • Vraag of er een bon nodig is. 2 Actie: • Maak een notitie waar de klant bij is voor dit bedrag (twintig lessen × € 37,50 = € 750,-) of haal de bedrijfsleider erbij. 3 Actie: • Neem € 50,- aan. • Laat het biljet naast de kassa liggen. Dit is duidelijk herkenbaar. • Geef € 50,- − € 23,50 = € 26,50 terug. • Tel vanaf € 23,50 terug tot het klantbedrag. Dit heet terugtellen. • Leg de € 50,- pas in de kassa als de klant tevreden is. • Vraag of er een bon nodig is.
16
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
4
5
6
7
8
9 10
Actie: • Tel de rekening op: € 26,07 (rond af naar € 26,-). • Geef geld terug als bij 3. • Vraag of er een bon nodig is. Actie: • Er zijn twee bedragen waar je 6% BTW over moet berekenen (‘levend’ materiaal: hondenvoer en zebravinken). • Tel die bedragen op: € 338,-. • Vermenigvuldig € 338,- met 1,06 = € 358,28. Dit is inclusief BTW. • De andere twee bedragen vallen in het 19% tarief (niet-levend). • Tel die bedragen op en bereken daarover de BTW: € 178,- × 1,19 = € 211,82. • Het totaalbedrag is dan: € 580,10. Actie: • De rozen kosten 50 × 1,99 = € 99,50. • De klant betaalt € 75,- met een waardebon en moet € 24,50 bijbetalen. Dat kan contant of met pin. • Vraag of er een bon nodig is. Actie: • Totaal van de rekening is € 157,50. • De klant kan € 70,- contant betalen en het € 87,50 pinnen. Makkelijker is het als de klant alles pint. • Vraag of er een bon nodig is. Actie: • De kortingsactie is: bij tien planten of meer krijgt de klant 10% korting. Reken daarom over het totaalbedrag 10% korting. • De korting is € 49,- : 10 = € 4,90. De klant hoeft dan € 49,- − € 4,90 = € 44,10 te betalen. • Vraag of er een bon nodig is. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.7
Werk op niveau Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Redenen om taken te verdelen zijn: • Er zijn vaak te veel taken in een winkel voor één persoon. • Niet alle medewerkers mogen alle taken uitvoeren. • De leiding is niet altijd aanwezig. • Er is verschil in soorten taken. c Voordelen van een taakverdeling kunnen zijn: • Iedereen is aan het werk. • Iedereen doe datgene waar hij of zij goed in is. • Iedereen voelt zich verantwoordelijk voor het bedrijf. • Niet al het werk komt op een of twee personen neer.
❑ WINKEL
17
d
In deze tabel staat een voorbeeld van de verdeling van taken die vaak zo voorkomt.
Taken (vaardigheden) in een winkel
Assistent-verkoper
Filiaalmanager
Manager
De producten van het bedrijf opnoemen.
X
X
X
Materialen op de juiste wijze verzorgen.
X
X
X
Producten aanwijzen aan klanten.
X
X
Met klanten overleggen over de betalingstermijn.
X
Gegevens van klanten noteren in het computersysteem.
X
De houdbaarheid van producten in de gaten houden.
X
X
X
X
Medewerkers ontslaan of aannemen.
X
Een computer aanschaffen voor het bedrijf.
X
Inkoop regelen van voer, strooisel, dieren, bloemen of planten.
X
Zorgen voor een goede en schone kantine.
X
Overleggen met de gemeente over vergunningen.
X
De aansluiting van een telefoon regelen.
X
Een functioneringsgesprek houden met een werknemer.
X
Zichzelf presenteren als medewerker.
X
X
X
Informatie over producten opzoeken of vragen.
X
X
X
Afspraken maken met de bank over de verbouwing. Vriendelijk omgaan met klanten.
X X
X
Werkzaamheden verdelen onder de werknemers.
X
Samenwerken met assistenten.
X
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig.
18
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 1.8
Ondernemer worden Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Veel zaken zijn nodig voor een winkel. Ondernemen gaat om beslissingen nemen. Een computer is niet altijd nodig voor de boekhouding. Je kunt ook een accountant inschakelen. Dit is soms nog wel goedkoper dan, wanneer je het allemaal zelf doet.
Zaken waar de ondernemer aan moet denken:
Belangrijk
Een ondernemersplan (en ermee werken)
X
Omzet en klanten voor het bedrijf
X
Uitgaven voor huisvesting, auto en materialen Trends voor de producten
Niet belangrijk
X X
Personeel in de winkel
X
Een eigen bedrijfspand
X
Administratie en boekhouding bijhouden
X
Sterke en zwakke punten kunnen noemen van de winkel
X
Een computernetwerk, internet, e-mail, mobiele telefoon
X
Verzekeringen voor inboedel, personeel en bedrijfspand
X
Een telefoonaansluiting
X
f g h
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig.
❑ WINKEL
19
3 4 5 6
7 8 9
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. De genoemde rechtsvormen zijn: • Eenmanszaak; • Vennootschap Onder Firma (VOF); • Commanditaire Vennootschap (CV); • Maatschap; • Besloten Vennootschap (BV); • Vereniging; • Stichting; • Coöperatie en Onderlinge waarborgmaatschappij. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Huisvesting komt pas aan de orde als je weet wat, waarom en hoe je wilt ondernemen. Huisvesting zit ook al in een kleine stap in het marketingplan. Dit is stap 3. b Een ondernemingsplan maken kost meer dan zes maanden. Het financieringsplan en de gemeentelijke stappen duren altijd vrij lang. c Geen antwoord aanwezig.
20
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
2
Vragen 2.1
a
b c d e
Vragen 2.2
a b c
d
Vragen 2.3
a b
Wetten zijn regels die door de overheid ingesteld zijn en waar iedereen zich aan moet houden, zodat mensen in een land op een prettige manier met elkaar te kunnen leven. De overheid maakt wetten. Ambtenaren als politieagenten en belasting- en milieu-inspecteurs controleren of je je aan de wetten houdt. Het antwoord verschilt per leerling. Voorbeelden van collectieve voorzieningen zijn scholen, ziekenhuizen, bibliotheken en openbaar vervoer. De goede combinaties zijn: A 5, B 1, C 2, D 3, E 4 en F 6. Voorbeelden van politieke partijen zijn: CDA, D66, Groen Links, SP, LPF, Christenunie en SGP. Het kabinet heeft als taken: – regels en wetten bedenken en uitvoeren; – het geld verdelen dat de overheid met de belastingen binnenhaalt. Iedereen die achttien jaar of ouder is, mag stemmen op een politieke partij. De partijen met de meeste stemmen vormen het kabinet.
e
De EU is een belangrijke overheid. De EU is een belangrijke overheid, omdat: – binnen de EU landen samenwerken op het gebied van landbouw, misdaadbestrijding et cetera; – meer dan de helft van de wetten die in Nederland gelden, gemaakt zijn door de EU. Taken van de provincie zijn: – Regels opstellen voor kampeerboerderijen in de provincie. – Beslissen waar binnen de provincie een natuurgebied komt. De ontbrekende woorden zijn ingevuld. – De gemeentelijke overheid bestaat uit B en W en de gemeenteraad. – B en W bestaat uit de burgemeester en de wethouders. – De wethouders hebben ongeveer dezelfde taken als ministers op landelijk niveau. De gemeenteraad beslist of dit plan wordt uitgevoerd.
Vragen 2.4
a
Consumentenrecht − Arbowet − Warenwet.
Vragen 2.5
a
Het sociaal minimum is het bedrag dat je minimaal nodig hebt om in Nederland rond te kunnen komen. Het bestaansminimum is het bedrag dat je minimaal nodig hebt om in leven te kunnen blijven. Het antwoord verschilt per leerling.
c
d
b
❑ DE OVERHEID
De overheid
21
Vragen 2.6
a b c d
Vragen 2.7
a b c
Volksverzekeringen zijn verzekeringen voor iedereen, ook voor mensen die niet werken. Paul krijgt geld van de AWBZ en de AKW. De bijstand is bedoeld voor mensen die geen baan hebben en geen uitkering via de werknemersverzekeringen kunnen krijgen.
Vragen 2.8
a b
Het antwoord verschilt per leerling. Redenen om belasting te betalen zijn: – van belastinggeld kan de overheid collectieve voorzieningen en de bijstand betalen; – als je geen belasting betaalt, ben je strafbaar.
Vragen 2.9
a
De premies die ingehouden worden op je loon zijn de premie volksverzekeringen en de premie werknemersverzekeringen. Een voorbeeld van een werknemersverzekering is WW. Inkomensbelasting betaal je over bijvoorbeeld je huis, tweede baan of aandelen. Loonheffing betaal je over je loon of uitkering.
b c
Vragen 2.10
a b c
Vragen 2.11
a b c
Vragen 2.12
a b
Vragen 2.13
a b c
Vragen 2.14
22
Een werknemersverzekering is een verzekering voor mensen die bij een baas werken. Hij heeft geen recht op een WAO-uitkering. De Poolse seizoenskracht werkt zwart. Zijn baas heeft geen premie voor werknemersverzekeringen voor hem betaald. Je krijgt een WW-uitkering als je buiten je schuld werkloos bent geworden.
a b
Een ander woord voor BTW is omzetbelasting. Alice betaalt 19% BTW over het konijnenhok, de baal houtsnippers en de buitenren. Ze betaalt 6% BTW over het dwergkonijntje. Juiste beweringen zijn: – Winkeliers moeten de BTW die de klant betaalt, afdragen aan de overheid. – Als een winkelier iets inkoopt, betaalt hij ook BTW. De overheid probeert het gedrag van burgers te veranderen door belastingen (milieubelasting) en accijnzen te heffen. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling. Josh heeft geen gelijk. Je kunt ook geld terugkrijgen van de belasting als je belastingaangifte doet. Het draagkrachtbeginsel is dat het bedrag dat je aan belasting moet betalen, afhangt van de hoogte van je inkomen. Een vakbond is een vereniging van werknemers met hetzelfde beroep, die opkomt voor haar leden. Het OCNV is een vakbond: het is een afdeling van een vakvereniging voor mensen met hetzelfde beroep. Het antwoord verschilt per leerling. Als je een baantje hebt, kun je in principe lid worden van een vakbond. CAO-afspraken zijn afspraken tussen werkgevers en vakbonden. Het antwoord verschilt per leerling. ❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
c
d Vragen 2.15
a
b
In een CAO kun je verder afspraken vinden over je salaris, scholing, toeslagen voor overwerk en weekendwerk en banen voor mensen die moeilijk aan het werk kunnen komen (onder andere ouderen en gehandicapten). Een CAO kan afgesloten worden voor één bedrijf. Voordelen van lidmaatschap van een vakbond zijn: – hulp bij problemen op je werk; – scholing en cursussen; – hulp bij het invullen van belastingformulieren; – kortingen bij sommige winkels. Het antwoord verschilt per leerling.
Vragen 2.16
a b
Lieke heeft gelijk. Beef Inc. krijgt de minimumprijs voor dit rundvlees, want deze prijs geldt ook als er aan een land buiten de EU wordt verkocht.
Vragen 2.17
a b
Luna zal het niet eens zijn met de landbouwsubsidies van de EU. Luna krijgt zelf waarschijnlijk geen subsidie. Daardoor worden zijn producten in de EU minder goed verkocht en kan hij niet concurreren met de Europese boeren. Andere nadelen van EU-subsidies zijn: – ze kosten veel geld; – er ontstaan overschotten door.
c
Vragen 2.18
a
b Vragen 2.19
Opdracht 2.1
a
Manieren waarop de overheid boeren steunt, zijn: – inkomenssteun verlenen; – geld geven voor een leefbaar platteland; – inkomenssteun verlenen aan milieuvriendelijke boeren; – steun aan boeren geven die goede kwaliteit leveren. De volgorde kan per leerling verschillen. Het antwoord verschilt per leerling. De 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
antwoorden zijn: Wetten Gemeenteraad Bestaansminimum Volks Levende Accijns Draagkracht Vereniging CAO Subsidies
Regels en wetten Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig.
❑ DE OVERHEID
23
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een voorbeeld van een wet waar iedereen zich aan moet houden, is de Verkeerswet. e De politie controleert of iedereen zich aan de wet houdt. Doe je dat niet, dan straffen de rechters. f Door het heffen van belasting komt de overheid aan geld om goederen te maken en diensten te leveren. g Er zijn verkiezingen. Tijdens de verkiezingen kunnen je laten weten wat je wilt. Opdracht 2.2
Overal overheid Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.3
Inkomsten van de overheid: BTW Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Het BTW-bedrag is € 15,20; het BTW-tarief 19%. c Het BTW-bedrag is € 74,40; het BTW-tarief 6%. d De winkelier krijgt het BTW-bedrag van de klant en moet dat weer afdragen aan de overheid. e Met 6% BTW is het € 8,48. f Met 19% BTW is het € 9,52. g Het lage BTW-tarief is voordeliger. De klant betaalt dan minder voor het product: de verkoopprijs is lager. h Het lage BTW-tarief is gunstiger voor de winkelier. Zijn winst per product verandert niet. Maar doordat de verkoopprijs lager is, zal hij waarschijnlijk meer producten verkopen. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Onder het 6% tarief vallen veel voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen, media, cultuur en vermaak. De overige goederen vallen onder het 19% tarief (zie de site van de belastingdienst). 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Geen antwoord aanwezig.
24
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 2.4
Inkomsten van de overheid: loonbelasting Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn gebaseerd op de loonstrookjes van Tijmen en Marieke. 1 Loonheffing is het verschil tussen brutoloon en nettoloon. Loonheffing bestaat uit de loonbelasting en verzekeringspremies. 2 Het nettoloon is het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk op zijn rekening krijgt gestort. 3 Het brutoloon is het bedrag dat de werkgever moet betalen. 4 Tijmen verdient bruto € 4,80 per uur. Marieke verdient bruto € 9,00 per uur. 5 Uurlonen kunnen verschillend zijn door verschil in leeftijd, verschil in opleiding, verschil in werkzaamheden, verschil in ervaring, et cetera. 6 Nee, het bedrag dat van Mariekes loon wordt ingehouden, is groter. Marieke verdient ook meer. 7 Bij Tijmen wordt ongeveer 23% van het brutoloon ingehouden als loonheffing, bij Marieke is de loonheffing 30%. 8 De percentages zijn niet gelijk. Hoe hoger het loon is, hoe hoger het percentage belasting is dat je moet betalen. Dit noem je het draagkrachtbeginsel. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.5
Krijg je geld terug van de overheid? Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.6
Armoede in Nederland Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Uit de uitspraken 1 en 6 blijkt dat bisschop Muskens vindt dat er veel armoede is in Nederland. c In 22 duizend gezinnen wordt volgens het onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken armoede geleden. d Geen antwoord aanwezig.
❑ DE OVERHEID
25
e f
Uit de uitspraken 5 en 8 blijkt dat ook de regering vindt dat er in sommige gevallen sprake is van armoede is Nederland. Bij ouderen en mensen met kinderen en een minimumuitkering komt armoede vaak voor.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 2.7
Sociale wetten Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b De antwoorden staan in de tabel bij c. c De antwoorden staan in de tabel.
Wet
Volksverzekering of werknemersverzekering?
Wanneer heb je recht op geld van deze verzekering?
WW
Werknemersverzekering
Als je werkloos wordt
ZW
Werknemersverzekering
Als je ziek bent
WIA
Werknemersverzekering
Als je arbeidsongeschikt bent geworden
AOW
Volksverzekering
Als je ouder dan 65 bent
AWBZ
Volksverzekering
Als je bijzondere ziektekosten hebt
WWB
Volksverzekering
Als je geen werk hebt en niet gewerkt hebt
d
Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Volgens de AWBZ. 2 Volgens de Bijstandswet. 3 Volgens de AOW. 4 Volgens de WW. 5 Volgens de WIA. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
26
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Opdracht 2.8
Arbeidsovereenkomst Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn gebaseerd op arbeidsovereenkomst van Anton Schut. 1 De werkgever is J. van Dijk. 2 De werknemer is Anton Schut. 3 Een plicht van de werknemer is dat hij moet werken als verkoper. 4 Een plicht van de werkgever is dat hij loon moet betalen. 5 Arbeidsrecht. 6 De overeenkomst wordt aangegaan voor één jaar (jaarcontract) met een proeftijd. 7 Een proeftijd biedt de mogelijkheid aan beide partijen, de werkgever en de werknemer, om te kijken of het dienstverband bevalt. 8 Ja, de opzegtermijn is één maand. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.9
Vakbonden Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Werkgevers willen lage lonen, werknemers willen hoge lonen. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.10
Minimum(jeugd)loon Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn gebaseerd op de arbeidsovereenkomst van Anton Schut. 1 Gerald verdient per week 3 × € 26,56 = € 79,68. Dat is 3/5 × € 575,50 = € 345,30 per maand. 2 Als je 21 jaar bent, moet je bij een volledige baan minimaal € 917,- per maand verdienen. Dat is € 11.004,- per jaar. Yvette verdient dus te weinig. 3 Geen antwoord aanwezig. 4 Geen antwoord aanwezig. 5 Geen antwoord aanwezig.
❑ DE OVERHEID
27
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 2.11
Wat wil je later worden? Oriëntatie De antwoorden zijn: a Als je een baan zoekt, kun je advertenties in de krant bekijken of een open sollicitatie schrijven naar een bedrijf. b Of je wel of niet snel een baan vindt, hangt onder meer af van je opleiding, je werkervaring en het aanbod van werk in de sector waar je een baan zoekt. c Geen antwoord aanwezig. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.12
In gesprek met een boer Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Boeren krijgen altijd een minimumprijs voor hun producten, ook als de marktprijs lager is. Dat is een vorm van subsidie. c Het aantal boeren zal afnemen. Door het nieuwe landbouwbeleid zullen sommige boeren niet genoeg meer kunnen verdienen en failliet gaan. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
Opdracht 2.13
Overheid en milieu Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Voorbeelden van milieuvervuiling zijn watervervuiling, luchtvervuiling en bodemvervuiling, c Voorbeelden van overheidsmaatregelen waarmee de overheid probeert milieuvervuiling tegen te gaan, zijn: • extra belasting heffen op milieuvervuilende activiteiten; • het subsidiëren van milieuvriendelijke activiteiten. Uitvoering Geen antwoorden aanwezig.
28
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig.
❑ DE OVERHEID
29
3
Vragen 3.1
a b
c Vragen 3.2
a
Martijn zal het meest verdienen. Hij verdient het meest, omdat: – hij ouder is dan Monica; – hij langer bij het bedrijf werkt; – hij een hogere opleiding heeft gevolgd; – hij een leidinggevende functie heeft; – hij regelmatig in het weekend werkt. Het minimumloon is het loon dat je werkgever je minstens moet betalen.
b
Het inkomen van Angela en Dennis bestaat uit loon, vakantiegeld, reiskostenvergoeding, huursubsidie en kinderbijslag. Het antwoord verschilt per leerling.
Vragen 3.3
a
De juiste combinaties zijn A2, B3, C4 en D1.
Vragen 3.4
a
Bij inflatie stijgen de prijzen. Daardoor kun je minder kopen van je geld. Je geld wordt dus minder waard. Deflatie is gunstiger, omdat je dan meer kunt kopen van hetzelfde geld (loon). De gevolgen zijn: – Het wordt voor bedrijven duurder om producten te maken. – De prijzen stijgen. – Er ontstaat inflatie.
b c
Vragen 3.5
a b c
Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling.
Vragen 3.6
a
De beste omschrijving van vaste lasten is ‘kosten die telkens om de zoveel tijd terugkomen’. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling.
b c Vragen 3.7
a
Uitgaven van Het Vijverparadijs zijn: huur van het bedrijfspand en de grond, inventaris- en voorraadkosten, kosten elektriciteit, gas en water, rente van de lening, personeelskosten en advertentiekosten.
Vragen 3.8
a b c
Dit betekent dat je 1,5% minder geld uit kunt geven aan goederen en diensten. De omzet van The Flowershop zal waarschijnlijk afnemen. Mensen hebben bij een afnemende koopkracht minder te besteden. Ze kopen dus minder bij bedrijven.
Vragen 3.9
a
Het is handig om een kasboek bij te houden, omdat je dan een goed beeld krijgt van je inkomsten en uitgaven. Ralf gaat slim om met zijn geld.
b
30
Inkomsten en uitgaven
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
c d
Hij gaat slim om met zijn geld, omdat hij een flink bedrag overhoudt. Ralf kan nog slimmer met zijn geld omgaan door het geld dat hij overhoudt op een spaarrekening te zetten.
Vragen 3.10
a b c
Een budget is het bedrag dat je kunt besteden. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling.
Vragen 3.11
a
Het antwoord verschilt per leerling.
Vragen 3.12
a
De kans dat je als verkoopmedewerker ook de boekhouding moet doen, is niet groot. De boekhouding van een bedrijf is vaak heel ingewikkeld. Je kunt het dus maar beter aan specialisten overlaten. Een overzicht van inkomsten en uitgaven noem je ook wel een resultatenrekening.
b
Vragen 3.13
a
b c Vragen 3.14
a b c
Vragen 3.15
a
b
Mogelijke antwoorden zijn: – Je kunt minder luxe dingen doen. – Je kunt goedkopere producten kopen. Het antwoord verschilt per leerling. Het antwoord verschilt per leerling. De uitspraak van Uco is waar. Het is niet waar. Ilse moet namelijk wel rente betalen over het bedrag dat ze rood staat. Jessica kan een betaalautomaat aanvragen bij de bank. Slimme en snelle manieren zijn: 1 Je kunt pinnen bij een geldautomaat of in de winkel € 20,- extra pinnen. 2 De klant pint het bedrag. 3 Hoveniersbedrijf Egmond maakt het bedrag over via telefoon of internet, verstuurt een overschrijvingsformulier of vult een acceptgiro in. 4 Je maakt het bedrag over via telefoon of internet of verstuurt een overschrijvingsformulier. Bij automatische incasso wordt het bedrag dat je moet betalen automatisch van je rekening afgeschreven als je daar toestemming voor hebt gegeven.
Vragen 3.16
a
Je krijgt te maken met een incassobureau als je een factuur niet betaald hebt en niet hebt gereageerd op de herinneringen.
Vragen 3.17
a
Verschillen tussen een depositorekening en een gewone spaarrekening zijn: – bij een depositorekening krijg je meer rente dan bij een gewone spaarrekening; – bij een depositorekening zet je je geld voor langere tijd vast. Bij een spaarrekening is dat niet zo; – bij een depositorekening leen je een groter geld bedrag uit aan de bank dan bij een gewone spaarrekening; – je mag bij een depositorekening niet altijd geld opnemen of bijstorten, zoals bij een gewone spaarrekening.
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
31
Vragen 3.18
b c
Het antwoord verschilt per leerling. Je krijgt 2,4 × € 12,99 (1% van € 1.299,-) = € 31,18 rente.
a
Bij beleggen steek je geld in bedrijven, huizen, grond of andere zaken die, als het goed is, steeds meer waard worden. Een deel van die winst is voor jou. De goede zinnen zijn: – Een aandeel is het bewijs dat je geld in een bedrijf hebt gestoken. – Als je een aandeel koopt, ben je eigenlijk mede-eigenaar van een bedrijf. – Een obligatie is eigenlijk een lening aan een bedrijf of aan de overheid. Het risico van beleggen is dat je geld kwijt kunt raken als je aandelen minder waard worden. Beleggen is niet handig. Justus kan ook geld kwijt raken als de belegging minder waard wordt.
b
c d
Vragen 3.19
a b c
Vragen 3.20
Opdracht 3.1
a b
Jackie zal een hypotheek afsluiten, omdat het hier gaat om een lening voor een huis. Rianne en Nathalie kunnen een doorlopend krediet afsluiten. Ook kunnen ze hun hypotheek verhogen. Ze kunnen het best een doorlopend krediet afsluiten, omdat ze telkens een bedrag nodig hebben en nog niet precies weten hoeveel. Een goede mogelijkheid is een lening afsluiten. Het antwoord verschilt per leerling.
Geld in beeld Oriëntatie De antwoorden zijn: a Een persoon kan winst maken. Als er meer inkomen is dan dat er uitgaven zijn, houd je geld over. Dit kun je sparen, beleggen of investeren. b Een persoon kan failliet raken. Dat is als je nergens geld hebt om de schulden te betalen. Je kunt dan uit huis worden gezet. Je spullen kunnen verkocht worden door de bank. Je komt in aanraking met de gemeente voor schuldsanering (= schuldafbetaling). c Geen antwoord aanwezig. d Uitgaven kunnen zijn: huur / cd’s / eten / drinken / brandstof / aandelen / buskaart / rente / beltegoed / telefoon / computer / energie & water / inkomstenbelasting / loterij / uitgaan / bioscoop / fotografie e Inkomsten kunnen zijn: loon / winst / aandelen / rente / loterij. Rente kan dus inkomsten zijn (bij sparen) en uitgaven (bij lenen)! f € 1940,- is je bruto-inkomen. Daar gaat 40% van af aan werknemersbelastingen. Je houdt dus 60% over. • Manier A: 1.940 : 100 = 19,40 × 60 = € 1.164,- nettoloon • Manier B: 1.940 : 100 = 19,40 × 40 = € 776,€ 1.940 − € 776 = € 1.164,- nettoloon.
32
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
•
Manier C: 1.940 × (60 : 100) = 1.940 × 0,60 = € 1.164 nettoloon.
Uitvoering Geen antwoorden aanwezig. Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f Geen antwoord aanwezig. g Winst maken betekent geld vermeerderen. Verlies maken betekent geld verminderen. Opdracht 3.2
Jouw inkomen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Minimumloon is het loon dat een werkgever minimaal moet vergoeden voor een gewerkt uur. Dit bedrag is verplicht gesteld door de wet. c Brutoloon is inclusief werknemersverzekeringen. Nettoloon is exclusief werknemersverzekeringen. d Op je bankrekening ontvang je nettoloon. e De antwoorden staan in de tabel.
Beweringen
Waar
Een werkgever kan een achttienjarige verplichten tot gevaarlijk chemisch werk.
X
Bij klachten over werk en werktijden kun je terecht bij de dienst voor Inspectie en Informatie van het ministerie voor SZW.
X
Een werkgever mag iedereen 7 uur per dag laten werken.
X
Een werknemer is verplicht het te melden als een bedrijf zich niet aan de arbeidsregels houdt.
X
Het brutoloon per dag voor een negentienjarige is € 3,84.
X
Het brutoloon per week voor een twintigjarige is € 4,-.
X
f
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
Niet waar
Regels zijn opgesteld om jongeren te beschermen tegen kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden.
33
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Steeds meer scholieren hebben een baantje. Dit kan een bijbaantje zijn na schooltijd, vakantiewerk of allebei. Je mag niet onbeperkt werken. Hieronder vind je de regels. Voor alle jongeren onder de 18 geldt, dat ze geen gevaarlijk werk mogen doen. 13-14 jaar • Op een schooldag mag je niet meer dan 2 uur werken. • Op zaterdag mag je niet meer dan 6 uur per dag werken. • Op zondag mag je niet werken. • Per week mag je niet meer dan 12 uur werken. • In de vakantie mag je niet meer dan 7 uur per dag werken, en niet meer dan 35 uur per week). • Je mag alleen werken tussen 8 uur (in de vakantie 7 uur) ’s morgens en 7 uur ’s avonds. • Tot en met je veertiende mag je alleen klusjes in je eigen omgeving doen, zoals folders rondbrengen, oppassen en auto’s wassen. 15 jaar • Op een schooldag mag je maximaal 2 uur werken. • Op een vrije dag mag je maximaal 8 uur per dag werken. • Als je zaterdag hebt gewerkt, mag je zondag niet werken. • Per week mag je maximaal 12 uur werken. • Je mag alleen werken tussen 7 uur ‘s morgens en 7 uur ’s avonds. • In de vakantie mag je maximaal 40 uur per week werken en maximaal 5 dagen achter elkaar. 16-17 jaar • Je mag net zoveel werken als een volwassene, dus maximaal 9 uur per dag en maximaal 45 uur per week. Gemiddeld mag je echter niet meer dan 40 uur per week werken. • Tussen 22.00 en 6.00 of tussen 23.00 en 7.00 uur mag je niet werken. • Als je zaterdag hebt gewerkt, mag je zondag niet werken. 4
34
Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
5
In de tabel staat het antwoord voor een 15-jarige.
Leeftijd
Brutoloon per uur
Werkuren per week
Brutoloon per week
Vakantiegeld per week 8%
Invullen
Kijk op de site
Kijk op de site
Brutoloon per uur × aantal werkuren
Brutoloon per week × 1,08
15 jaar
€ 2,19
12 uur per week mag je werken.
€ 2,19 × 12 = € 26,28
€ 26,08 × 1,08 = € 28,38
6 7 8 9 10 11
Het antwoord staat bij 5. Het antwoord staat bij 5. Geen antwoord aanwezig. Het nettoloon in het voorbeeld is: N = (26,38 : 3) × 2 = € 18,92 Als je zes weken wilt werken, is je jaarinkomen: € 18,92 × 6 = € 113,52. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Als je werkgever zich niet houdt aan de regels voor werken, kun je een gesprek aangaan met je werkgever. Als dat niet helpt, kun je via de standsorganisatie van je werk (bedrijfsvereniging) daarvan melding maken. Je kunt ook de dienst voor Inspectie en Informatie van het ministerie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid inschakelen of naar de politie gaan. Informeer je goed over de arbeidsregels als je ergens werkt, bijvoorbeeld via instructies van het bedrijf of via een CAO-boekje. Als je werk ‘buiten de regels’ moet doen, moet je dat weigeren. Dat is wettelijk verplicht. f De stijging van het brutoloon stopt bij 23-jarigen, omdat: • 22-jarigen nog tot de jeugd gerekend worden; • bij 23-jarigen het loon wordt berekend naar opleiding en ervaring. Opdracht 3.3
Een kostenoverzicht maken Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig.
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
35
d
Als je een budget maakt, moet je rekening houden met de volgende zaken.
Onderwerp
Streefbedrag
Speciaal letten op
Vervoer
Dit hangt af van de soort vervoer. Auto: € 40,- per dag Vliegtuig: € 100,- per dag Anders: € 30,- per dag
Soort vervoer, tijdstip, speciale kosten, voldoende plek, reisduur, kosten voor het vervoer
Overnachting
€ 20,- per nacht minimaal
Soort overnachting, kosten voor de overnachting, inclusief of exclusief eten, tijdstip, speciale kosten, voldoende plaats, reisduur
Zakgeld
Bedrag per persoon × aantal dagen × aantal personen
Past bij het budget, voldoende voor de hele reis, afhankelijk van overnachting samen met het eten
Eten en drinken
Van € 10,- tot € 40,- per persoon per dag maximaal
Inclusief overnachting, ontbijt, lunch, avondeten, duur land/goedkoop land
Natuurgebieden en andere excursies
Dit hangt af van de locatie
Extra vervoerskosten, overnachting, et cetera
Reisverzekering / ziektekosten
Minimaal € 0,60 per persoon per dag in Europa. Buiten Europa ongeveer € 1,50 per persoon per dag. Meestal moet je € 4,- poliskosten betalen.
Reisduur, reisplaats, speciale kosten, annuleringsverzekering, kosten die door de gewone ziektekostenpolis gedekt worden, bagageverzekering, eigen risico, speciale bepalingen
e f g
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord 2 Geen antwoord 3 Geen antwoord 4 Geen antwoord 5 Geen antwoord 6 Geen antwoord
36
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
7
In de tabel is een voorbeeld van een kostenoverzicht gegeven.
Kostenoverzicht voor een driedaagse reis naar het waddeneiland Terschelling € 750,-
Totaalbudget drie personen à € 250,-
(uit de Oriëntatie)
Onderwerp
Kosten
Zakgeld drie personen à € 10,- per dag
€ 90,-
Vervoer (boot) 3 × € 29,95
€ 89,85
Vervoer (overig) schatting
€ 60,-
Overnachting op het eiland bij STAYOKAY 3p-kamer, 3 nachten in naseizoen 3 × € 79,80
€ 239,40
Eten en drinken 0 ieder voor zichzelf 0 elke dag samen € 15,- p.p. = 45 × 3 0 inbegrepen bij overnachting
€ 135,-
Natuurgebieden en andere excursies schatting
€ 50,-
Reisverzekering / ziektekosten € 1,- p.p. 3 × 3 dagen + poliskosten € 3,75
€ 12,75
Totale kosten
€ 677,10
Restant
€ 72,90
Afsluiting Geen antwoorden aanwezig. Opdracht 3.4
Winst of verlies? Oriëntatie De antwoorden zijn: a De omzet zijn alle verkopen in een winkel. b Winst is het verschil tussen de omzet en de kosten (en je houdt geld over). c Verlies is als de kosten meer zijn dan de omzet. Ofwel het verschil tussen de omzet en de kosten (en je houdt géén geld over).
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
37
d
De antwoorden staan in de tabel.
Kostenpost
Wel bedrijfkosten
Huur van de winkel
X
Gas en licht
X
Aanschaf van een bedrijfsauto
X
Brandverzekering
X
Cadeautje voor de kinderen
Geen bedrijfskosten
X
Loon voor de werknemer(s)
X
Weekendje weg voor de baas
X
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 De antwoorden staan in de tabel. Bedrijf
Bedrijf A Tuincentrum ‘De tuinen’
Bedrijf B Banketbakkerij ‘De zoete bol’
Bedrijf C Manege ‘De stoeterij’
Omzet
€ 200.000,-
€ 1.750,-
(150 × 750) = € 112.500,-
Kosten
€ 79.000,€ 20.000,€ 30.000,€ 3.000,€ 1.000,€ 500,€ 1.500,-
€ 2.300,€ 1.790,-
(25 × 1.800) = € 45.000,(12 × 2.000) = € 24.000,(12 × 3.000) = € 36.000,-
Totale kosten
€ 135.000,-
€ 4.090,-
€ 105.000,-
Winst of verlies: (omzet minus alle kosten)
€ 65.000,- winst
€ 2.340,- verlies
€ 7.500,- winst
38
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Afsluiting De antwoorden zijn: a De bakkerij gaat failliet als er het hele jaar geen winst wordt gemaakt of als het bedrijf de kosten niet meer kan betalen. b De winst van de manege is niet zo groot. De manege houdt maar € 7.500,over per maand. c Het tuincentrum draait het beste. Het bedrijf heeft veel omzet en veel kosten maar houdt € 65.000,- per jaar over. Let wel: dit is maar 30% van de omzet. Het zou beter zijn als het 50% zou zijn. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. Opdracht 3.5
Geld lenen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Het antwoord staat in de tabel.
Bewering
Waar?
Lenen is altijd goedkoper dan sparen. Lenen kost meestal geld.
X
Lenen wordt ook wel een vorm van financieren genoemd.
X
Lenen wordt nooit krediet genoemd.
Niet waar?
Toelichting
X
Lenen kost rente, sparen levert rente op.
Alleen bij lenen van familie of vrienden wordt soms geen rente gerekend.
X
De namen doorlopend krediet, creditcard zeggen voldoende.
Lenen kent altijd aflossing en altijd rente.
X
Soms alleen aflossing bij een familielening. Soms alleen rente, omdat je na afloop in een keer kan aflossen. Bijvoorbeeld een aflossingsvrije hypotheek: je spaart en leent dan tegelijk.
Lenen kost geen tijd.
X
Wel: looptijd, tijd voor onderzoek, invullen formulieren, et cetera.
Lenen is voordelig, omdat je later pas hoeft te betalen.
X
Nee, je start al met rente vanaf dag 1 dat je leent.
Lenen, kapitaal, looptijd, aflossing en rente horen bij elkaar.
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
X
39
Lenen kun je alleen bij banken.
X
Nee, ook bij familie, vrienden, verzekeraars, bedrijven, gemeente.
Lenen kun je via verzekeraars of bedrijven.
X
Lenen is vooraf afspreken hoeveel je kunt uitgeven.
X
Ja, dit noem je aflossing en looptijd.
Leenkosten kun je soms terugkrijgen van de belastingdienst.
X
Ja, rente voor een huis is nog aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Soms ook leenkosten voor studie of beroep.
d e
Geen antwoord aanwezig. Aflossing, looptijd, rentekosten, onderpand en afbetaling zijn begrippen die met ‘lenen’ te maken hebben.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Het antwoord staat in de tabel. Soort product
Doorlopend krediet
Persoonlijke lening
Computer
X
X
Kleding
X
Kopen van een huis
X
Scooter
X
Mobiele telefoon
X
Eten en drinken
X
Slaapkamermeubel
X
Verbouwing kamer
X
Auto
X
3 4
5
40
(Tweede) hypotheek
Geen antwoord aanwezig. Zij hebben de voorwaarde ‘eigen huis bezit’ opgenomen, omdat zij een onderpand nodig hebben als zekerheid voor de lening. Zij ‘ruilen’ de persoonlijke lening met de overwaarde van een huis. Dit is een belastingtechnische oplossing. De aanbieders bedoelen met vast inkomen loon of uitkering.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
6
7
8
9 Aanbieder
De rentepercentages bij de laatste twee aanbieders zijn hoger dan bij de andere, omdat zij geen speciale voorwaarden hebben. Ze gaan ervan uit dat dit risicovoller is en daarom vragen ze meer rente. Voor een leenbedrag van € 1.000,- kun je de creditcard van Dixons kiezen. Deze heeft de laagste rente uit de tabel. Je kunt ook naar je eigen bank gaan en daar vragen om een lening of krediet. De volgende voorwaarden zijn niet in de figuur genoemd: bankkosten, minimum startbedrag, rentebedrag per jaar, aflossingsbedrag, looptijd, boetebedrag bij vervroegd aflossen en effectieve rente (rente + kosten). Dit zijn juist erg belangrijke zaken. Instellingen vermelden vaak alleen de rente als ‘reclame’ voor het product. De mogelijkheden zijn aangekruist in de tabel.
Personal computer € 1.250,-
Scooter € 2.400,-
Mobiele telefoon abonnement € 19,95 per maand
Verbouwing slaapkamer € 5.000,-
Comford-card
Te hoog bedrag
Te hoog bedrag
X
Te hoog bedrag
Postkrediet
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Demir-Halk Bank
X
X
Te laag bedrag
X
OHRA
X
X
Te laag bedrag
X
Finansbank
X
X
Te laag bedrag
X
Rabobank
X
X
X
X
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Een voordeel van met elkaar vergelijken is dat je de beste aanbieder voor jouw lening kunt uitkiezen. e Je moet natuurlijk op alle zaken letten, maar de belangrijkste zijn de soort bank, de looptijd en de voorwaarden. De rente, aflossing en het onderpand hangen altijd samen met de looptijd. f Je kunt tussentijds van een lening af, door de lening vervroegd aflossen. Vaak moet je dan wel een boete betalen. Lees altijd de voorwaarden en reken uit wat het voordeligst is: aflossen of doorlenen. g Geen antwoord aanwezig. h Geen antwoord aanwezig.
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
41
Opdracht 3.6
Rente ontvangen Oriëntatie De antwoorden zijn: a Redenen om te sparen kunnen zijn: • geld opzij (moeten) zetten voor latere uitgaven; • geld opzij zetten om rente te ontvangen; • geld bewaren, omdat je er nu niets mee doet. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Het antwoord staat in de tabel.
Product
Rekening courant
Vakantie volgend jaar van € 1.050,-
Spaarrekening bank Omdat je pas over één jaar het bedrag wilt uitgeven, kun je nog rente ontvangen
Nieuwe computer over 3 of 4 jaar
Pre-paid telefoonkosten
Spaardeposito
Als je nu een bedrag voor langere tijd vastzet, ontvang je hogere rente dan op een spaarrekening Dit zijn vaak wekelijkse kosten en komen dus van je betaalrekening
e f
g
Geen antwoord aanwezig. Bewering 1 is niet waar: Sparen is beter dan beleggen, omdat je bij sparen rente ontvangt. Bij beleggen vang je ook ‘rente’, alleen noem je dit dividend of beleggingswinst. Het antwoord staat in de tabel.
Startbedrag
Rente
Jaar 1
Jaar 2
Eindbedrag jaar 3
Dit eindbedrag is juist
A
€ 500,-
2%
€ 510,-
€ 520,20
€ 530,60
X
B
€ 500,-
2%
€ 510,-
€ 520,-
€ 530,-
C
€ 500,-
2%
€ 502,-
€ 504,-
€ 506,-
De rente in jaar 1 bedraagt € 10,-; in jaar 2 € 10,20 en in jaar 3 € 10,30.
42
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 De aangekruiste omschrijvingen zijn juist. X - Een rekening courant is een ander woord voor een betaalrekening. 0 - Een rekening courant is een ander woord voor een spaarrekening. 0 - Een rekening courant betekent sparen met een vaste looptijd. 0 - Een spaarrekening bank heeft altijd 2,5% rente per jaar. X - Een spaarrekening bank heeft altijd vrije opname per jaar. 0 - Een spaarrekening bank heeft altijd een minimum opnamebedrag per dag. X - Een spaardeposito betekent sparen volgens een vast percentage. X - Een spaardeposito betekent sparen met een vaste looptijd. 0 - Een spaardeposito heeft geen tussentijdse opnamemogelijkheid. 3 4 5
6
Rente op rente betekent dat de rente elk jaar wordt berekend bovenop de rente van vorig jaar. Ja, maar dan betaal je een boete. De bank rekent erop dat het bedrag de hele looptijd op het spaardeposito blijft staan. De bank gebruikt dit geld om te beleggen of te investeren. Als de bank het weer vrij moet maken, kost dit de bank ook geld. De antwoorden staan in de tabel.
Soort rekening
Startbedrag
Rentepercentage
Spaarbedrag na 1 jaar
Spaarbedrag na 2 jaar
Spaarbedrag na 3 jaar
Spaarbedrag na 4 jaar = eind bedrag
Rekening courant
€ 1.000,-
1%
€ 1.010,-
€ 1.020,10
€ 1.030,30
€ 1.040,60
Spaarrekening bank
€ 1.000,-
2,5%
€ 1.025,-
€ 1.050,63
€ 1.076,89
€ 1.103,81
Spaardeposito
€ 1.000,-
3,1% + bonus 0,5% na 3 jaar
€ 1.031,-
€ 1.062,00
€ 1.093,00 let op bonus over startbedrag
€ 1.124,00 + € 5,00 = € 1.129,00
Je berekent rente op rente door steeds het eindbedrag van een jaar als startbedrag te nemen. Voorbeeld: • na 1 jaar: € 2.000,- + 2% rente = € 2.000 + € 40,- = € 2.040,• na 2 jaar: € 2.040 + 2% = € 2.040 + € 40,80 = € 2.080,80 • et cetera. N.B. Bij een spaardeposito bereken je elke keer de rente over het startbedrag.
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
43
Afsluiting De antwoorden zijn: a Het spaardeposito levert € 26,- meer op dan de spaarrekening. Dit is de rekening die het meeste geld oplevert na vier jaar. De spaarrekening levert € 63,21 meer op dan de betaalrekening. De boete van de deposito is 0,1% als je het geld opneemt na drie jaar. Dit betekent € 1.093,- × 0,1% = € 1,09 boete. Ook dan is de deposito nog steeds de beste spaarvorm. Je houdt na boete-aftrek namelijk nog € 1.091,91 over. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Geen antwoord aanwezig. e Geen antwoord aanwezig. f De spaarrekening bank is meestal de beste vorm om te sparen. Deze spaarvorm geeft een iets hogere rente dan een rekening courant (betaalrekening). Bij het spaardeposito moet je een boete betalen als je het geld wilt opnemen. Opdracht 3.7
Factuur betalen Oriëntatie De antwoorden zijn: a De volgende beschrijvingen horen bij een betaalopdracht. • Het bedrag is altijd inclusief BTW. • Het betalingskenmerk kan zijn een factuurnummer + betaalcode. • De begunstigde is altijd de naam van diegene die geld ontvangt. • Het rekeningnummer is het rekeningnummer waarop het bedrag wordt bijgeschreven. • De handtekening is altijd een handtekening die de bank kent. b De goede volgorde is in de tabel aangegeven.
Volgorde
Stap
7
Acceptgiro versturen
6
Acceptgiro ondertekenen
5
Acceptgiro controleren
4
Acceptgiro invullen
3
Invulinformatie bepalen
1
Rekening ontvangen
2
Betaaldatum bepalen
c d
44
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Het antwoord staat in de tabel. Onderwerp
Gegevens uit de factuur
Bedrag (inclusief BTW)
€ 57,68
Betalingskenmerk
7072043310454685
Rekeningnummer begunstigde
240125312
Naam begunstigde
Office Depot Internat. B.V.
Adres, postcode, woonplaats van de begunstigde
Postbus 3278, 5902 RG Venlo
2
Fig. 3.1
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
In de figuur is een acceptgirokaart op de juiste manier ingevuld. (Uiteraard moet ook bank- of gironummer van Groothandel Meinders ingevuld worden en dient Groothandel Meinders een handtekening te plaatsen in de hiervoor bestemde ruimte.)
Euroacceptgirokaart
45
3 4 5
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Banken hebben een handtekening van jou op hun computer staan. Banken hebben jouw handtekening nodig om te kunnen controleren of de juiste persoon de opdracht geeft. c Op internet geef je voordat je betalingen gaat doen je handtekening aan de bank. Je krijgt vervolgens een code die je steeds moet invoeren. Dit noem je inloggen. d Het antwoord staat in de tabel. Product
Voordelen
Nadelen
Automatische incasso-opdracht
- De bank voert steeds dezelfde opdracht op dezelfde tijd uit: zo vergeet je niet te betalen. - Bedrijven ontvangen steeds op tijd hun geld. - Soms krijg je ‘betaalkorting’ bij het geven van een automatische incasso, omdat het voor het bedrijf goedkoper is.
- Je kunt je uitgaven niet spreiden, omdat ze automatisch afgeboekt worden. - Veel automatische incasso’s volgen direct nadat je loon ontvangt. Je hebt dan direct veel uitgaven. - Als je het niet eens bent met de incasso, moet jij actie ondernemen om het bedrag terug te halen.
e f
Opdracht 3.8
Als je een betaalopdracht terug krijgt van de bank, moet je de betaalopdracht opnieuw maken en nogmaals in zijn geheel opsturen. Andere manieren om te betalen zijn contant betalen bij het bedrijf of via telebankieren of de girofoon.
Kopen en verkopen met korting Oriëntatie De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Geen antwoord aanwezig. d Het antwoord staat in de tabel.
Prijs
Korting
Schatting verkoopprijs
€ 49,99
10%
€ 45,- (ongeveer € 5,- minder)
€ 500,-
5%
€ 475,- (5% is € 25,-)
€ 21,00
2%
€ 17,- (ongeveer € 4,- minder)
46
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
e
f g h
Er zijn veel redenen om producten in de aanbieding te doen. • Het oude sortiment in de winkel moet weg om plaats te maken voor het nieuwe. • Je wilt een nieuw product laten opvallen. • Een product zit tegen de uiterste verkoopdatum aan. • Seizoensuitverkoop (de nieuwe ‘collectie’ komt eraan). • Bij feestdagen (moederdag, sinterklaas, kerst, et cetera). • Gewone acties en aanbiedingen om klanten te lokken. • Samenacties om verkoop te vergroten: u koopt dit en krijgt dat. • Om een goed doel te ondersteunen. Meestal let je als inkoper goed op aanbiedingen, omdat korting op de inkoop meer winst betekent. Geen antwoord aanwezig. Ja, je moet altijd eerst de BTW betalen. Als je zelf een bedrijf hebt en het product voor je bedrijf koopt, kun je deze belasting terugvragen.
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Het antwoord staat in de tabel. Nr.
Soort product
Berekening
Verkoopprijs
VB
Boeket bloemen inkoopprijs + opslag = € 12,90
a BTW = 6% b Korting = 5 % c Aanbieding: 2 voor de prijs van 1
a € 12,90 + 6% BTW = € 13,67 Afronden: € 13,75 b € 13,75 − 5% = € 13,06 c € 13,75 : 2 = € 6,881 per boeket
1
Goudvis inkoopprijs + opslag = € 1,75
a BTW = 6% b Korting = 10 % c Aanbieding: 4 halen en 3 betalen
a € 1,75 + 6% = € 1,86 b € 1,86 − 10% = € 1,67 c € 1,86 × 3 = € 5,582 voor 4 stuks
2
Paardentrailer inkoopprijs + opslag = € 1.600,-
a BTW = 19% b Korting = 2 % c Aanbieding: € 50,korting of 4 extra accessoires
a € 1.600,- + 19% = € 1.904,b € 1.904,- − 2% = € 1.865,92 c € 1.904 − € 50,- = € 1.854,-
3
Varken inkoopprijs + opslag = € 24,50
a BTW = 6% b Korting = 0 % c Aanbieding: bij afname van 50 stuks 2% korting
a € 24,50 + 6% = € 24,86 b− c € 24,86 × 50 = € 1.243,- − 2% = € 1.218,14 voor 50 stuks
4
Conifeer 2.00 m inkoopprijs + opslag = € 35,00
a BTW = 6% b Korting = 10 % c Aanbieding: 6 voor de prijs van 5
a € 35,00 + 6% = € 37,10 b € 37,10 − 10% = € 29,68 c € 37,10 × 5 = € 185,50 voor 6 stuks
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
47
5
Tuinmeubelset inkoopprijs + opslag = € 479,-
a BTW = 19% b Korting = 8 % c Aanbieding: in het voorjaar en najaar € 25,- korting
a € 479,- + 19% = € 661,02 b € 661,02 − 8% = € 608,13 c € 608,13 − € 25,- = € 583,13
6
Bloemstuk inkoopprijs + opslag = € 28,50
a BTW = 6% b Korting = betalen met waardebon van € 10,c Geen aanbieding
a € 28,50 + 6% = € 29,99 b € 29,99 − € 10,- = € 19,99 c−
7
Grasmaaimachine inkoopprijs + opslag = € 168,-
a BTW = 19% b Korting = 10% bij onderhoudsbeurt van € 14,50. c Aanbieding: betalen met pin is 2% korting
a € 168,- + 19% = € 199,92 b € 199,92 + € 14,50 = € 214,42 − 10% = € 192,98 c € 192,98 − 2% = € 189,12
2
Een voorbeeld van een aanbiedingszin (voor een grasmaaier) is: “We maaien de prijzen tot onder de € 150,-.”
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord aanwezig. b Geen antwoord aanwezig. c Als verkoper moet je ook kortingen, BTW en aanbiedingsprijzen kunnen berekenen, zodat je kunt beoordelen of de prijs goed is. d Het antwoord staat in de tabel. Soort product + normale prijs
Aanbieding / Korting
Dit is een goede aanbieding
Reden
Een boeket bloemen € 12,50
Voor moederdag: twee boeketten voor € 24,99
Nee
Er is maar € 0,01 korting!
25 kg konijnenvoer € 20,-
Zomeraanbieding: 1 kg voor € 0,90
Nee
Een kg kost normaal: € 20 : 25 = € 0,80
Een set tuinmeubelen € 249,-
Winteraanbieding: tuinmeubelenkorting 5%
Ja
Het is wel een magere korting voor een winteraanbieding
48
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Inenting longwormen runderen
Bij elke inentingsronde: € 25,- korting op de voorrijkosten
Ja
Meestal zijn de voorrijkosten ongeveer € 40,-, nu betaal je slechts € 15,-
Haagconiferen
Nu 3 halen, 4 betalen
Nee, zeker niet
De aanbieding zou moeten zijn: Nu 4 halen, 3 betalen
e
Nadelen van aanbiedingen kunnen zijn dat: • het product niet vers is; • het product ouderwets is; • het product niet in het seizoen past; • je iets koopt wat je niet nodig hebt. Voordelen kunnen zijn dat: • het product veel goedkoper is; • je meer krijgt van een product voor hetzelfde geld; • het product weliswaar buiten het seizoen valt, maar volgend jaar weer goed te gebruiken is; • je het product nu kunt kopen en anders niet.
Opdracht 3.9
Rente berekenen bij sparen Oriëntatie De antwoorden zijn: a De antwoorden staan in de tabel.
Nr.
Begrip
Verklaring
1
Rente
De vergoeding die je krijgt als je geld op een bankrekening zet.
2
Gemiddelde rentevergoeding per jaar
Op 1 januari staat er € 1.000,- op de spaarrekening. Op 1 juli neem je € 250,op. Er staat een halfjaar € 1.000,- en een halfjaar € 750,- op. Gemiddeld staat er dan ongeveer (€ 1.000,- + € 750,-) : 2 = € 875,- op. Over dit bedrag krijg je de rentevergoeding.
3
Rente per 1 januari
Dit is de ingangsdatum van de rente die vermeld wordt.
4
4 jaar − 2,5%
In het vierde jaar ontvang je gemiddeld 2,5% rente per jaar.
b c
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
Rendement is de opbrengst van een spaarrekening. Dus de renteopbrengst minus de kosten van de rekening. Inflatie van 1% houdt in dat je geld 1% minder waard wordt. Met het geldsaldo op de spaarrekening kun je dan ook 1% minder producten kopen. Als je 3% rente ontvangt, dan is door het sparen je geld eigenlijk maar 2% meer waard geworden.
49
d
Het antwoord staat in de tabel.
Bewering
Waar
Banken bieden veel verschillende spaarrekeningen aan, omdat er veel klanten zijn.
X
Banken willen graag dat je komt sparen, zodat zij over geld beschikken om te ondernemen.
X
Sparen is geld met geld maken, omdat je rente ontvangt.
X
Door te sparen kun je genoeg ontvangen voor uitgaven in de toekomst.
Niet waar
X Dit hangt van de spaarvorm af
Sparen is hetzelfde als beleggen, alleen de plaats van het geld verschilt.
X
Elke bank mag zijn eigen spaarvormen bedenken met eigen rentes.
X
De spaarrekening met het hoogste rentepercentage is de beste.
X Dit hangt van de voorwaarden af
Als je € 1.000,- spaart tegen 3% rente, levert dat het eerste jaar € 33,op.
X € 30,-
Iedereen kan altijd een spaarrekening bij een willekeurige bank openen.
X Je moet aan de voorwaarden voldoen
50
Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord 2 Geen antwoord 3 Geen antwoord 4 Geen antwoord 5 Geen antwoord 6 Geen antwoord 7 De antwoorden
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. staan in de tabel bij 6.
Afsluiting De antwoorden zijn: a Geen antwoord b Geen antwoord c Geen antwoord d Geen antwoord e Geen antwoord
aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig. aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
f
g
h
Opdracht 3.10
Banken noemen sparen en beleggen vaak samen, omdat het voor hun dezelfde vorm is. Zij reserveren geld. Met jouw spaargeld gaan zij beleggen. Met jouw belegd geld kunnen zij dit ook doen. Vaak zijn dit de stappen voor het openen van een spaarrekening: 1. informatie zoeken 2. spaarvorm bepalen 3. contact maken met de bank. 4. voorwaarden controleren. 5. aanvragen spaarrekening. 6. inleggen spaarrekening. 7. spaardocumenten ontvangen van de bank. Bij een spaarrekening moet je de SPAARVORMEN onderzoeken en de RENTEPERCENTAGES. Daarnaast moet je de VOORWAARDEN kennen, zodat je weet of je wel of niet OPNAMEBOETE moet betalen. Ook is het belangrijk om LOOPTIJD te onderzoeken om het meeste RENDEMENT te halen. Zelf moet je bepalen of je PERIODIEK wilt sparen of dat je een bedrag IN EEN KEER vast zet. Dat hangt af van je persoonlijke situatie.
Rente berekenen bij lenen Oriëntatie Geen antwoorden aanwezig. Uitvoering De antwoorden zijn: 1 Geen antwoord aanwezig. 2 Geen antwoord aanwezig. 3 Een voorbeeld van een uitwerking voor de computer van € 1.250,-. Kies voor OHRA met de looptijd van 36 maanden. Een computer wordt meestal na drie jaar afgeschreven. Zo heb je de laagste aflossing per jaar. Maar de rente betaal je ook in drie jaar. Je kunt het beste de kortste looptijd hebben.
Informatietabel Aanbieder
Effectieve rente per jaar
Looptijd van de lening
Voorwaarde
Ohra
8,4%
3 jaar
Geen
Berekening
Aflossing per jaar
Aflosbedrag per jaar
Startbedrag = €1250,Looptijd: 3 jaar
€ 416,67
€ 1250 : 3 jaar = € 416,67
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
51
Berekening
Rente per jaar (effectieve rente)
Rentekosten per jaar
Rentepercentage 8,40%
(€ 1.250 (startbedrag) : 100) × 8,4 (rente) = € 105,-
€ 105,-
Kosten per jaar
Looptijd in jaren
Kosten voor de hele lening
Aflossing € 416,67
X
3
€ 1.250,01
Rentekosten € 105,-
X
3
€ 315,00
Totaalkosten (aflossing + rente) € 521,67
X
3
€ 1.565,01
Uitwerktabel voor alle aanbieders Aanbieder
Effectieve rente
Minimale looptijd
Looptijd in jaren
Comford-card
6,30%
12
1
Postkrediet
6,40%
180
15
Demir-Halk Bank
8,10%
120
10
OHRA
8,40%
36
3
Finansbank
8,75%
24
2
Rabobank
10,50%
12
1
52
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE
Aanbieder
Computer
Scooter
Mobiele telefoon
Verbouwing
Bedrag
€ 1.250,-
€ 2.400,-
€ 239,40
€ 5.000,-
Comford-card
Max. € 1.000,-
Max. € 1.000,-
Aflossing € 239,40 Rente € 15,08 Totaal € 254,48
Max. € 1.000,-
Postkrediet
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Geen eigen huis
Demir-Halk Bank
Aflossing 10 jr. € 125,Rente € 101,25 Totaalkosten € 2.262,50
Aflossing 10 jr. € 240,Rente € 194,40 Totaalkosten € 4.344,-
Te laag bedrag
Aflossing 10 jr. € 500,00 Rente € 405,00 Totaalkosten € 9.500,00
OHRA
Aflossing 3 jr. € 416,67 Rente € 105,00 Totaalkosten € 1.565,01
Aflossing 3 jr. € 800,Rente € 201,60 Totaalkosten € 3.004,80
Te laag bedrag
Aflossing 3 jr. € 1.666,67 Rente € 420,00 Totaalkosten € 6.260,-
Finansbank
Aflossing 2 jr. € 625,Rente € 109,38 Totaalkosten € 1.468,75
Aflossing 2 jr. € 1.200,Rente € 405,00 Totaalkosten € 3.210,-
Te laag bedrag
Aflossing 2 jr. € 2.500,Rente € 437,50 Totaalkosten € 5.875,-
Rabobank
Aflossing 1 jr. € 1.250,Rente € 131,25 Totaalkosten € 1.381,25
Aflossing 1 jr. € 2.400,Rente € 252,Totaalkosten € 2.652,-
Aflossing 1 jr. € 239,40 Rente € 25,14 Totaalkosten € 264,54
Aflossing 1 jr. € 5000,Rente € 525,Totaalkosten € 5.525,-
4 5 6
❑ INKOMSTEN EN UITGAVEN
Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig
53
Afsluiting De antwoorden zijn: a De laagste jaarkosten (aflossing + rente per jaar) staan voor elk product aangegeven in de tabel. Product
Computer € 1.250
Scooter € 2.400
Mob. telefoon € 239,40
Verbouwing € 5.000
Aanbieder
Demir-Halk Bank
Demir-Halk Bank
Comford-card
Demir-Halk Bank
Goedkoopste Jaarkosten
€ 226,25
€ 434,40
€ 254,48
€ 905,-
b
c d e f
54
Nee, het rentepercentage van Demir-Halk Bank is 8,1%. N.B. de leningen met de laagste jaarkosten zijn altijd de leningen met de langste looptijd. Zo spreid je de aflossing over de langste tijd. N.B. de lening met de laagste totaalkosten is altijd die met de kortste looptijd. Met een korte looptijd beperk je namelijk de rentekosten. Je moet wel het totaalbedrag het snelste aflossen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
❑ AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE