Talent in ontwikkeling De mogelijkheid tot talentontwikkeling dankzij activiteiten voor kinderen.
Student: Winnie Koppers (s1009603) Module: Proeve van bekwaamheid, TPH48 Opleiding: Toegepaste Psychologie Opdrachtgever: Heinke Janssen, stichting SPIN Docent: Ido de Vries Examinator: Charlotte van Dierendonck Datum: 19-06-2012 Hogeschool Leiden
Eindproduct
Onderzoeksrapportage Onderzoek naar de mogelijkheid tot talentontwikkeling dankzij activiteiten van stichting SPIN
In opdracht van Stichting Speeltuinen In Noord (SPIN). © Juni 2012 Winnie Koppers, Leiden, Nederland Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van : Winnie Koppers
[email protected]
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
2
Samenvatting Talentontwikkeling is een dagelijks terugkerend onderwerp, op televisie, op het werk of in de sport bijvoorbeeld. Ook kinderen kunnen hun talenten ontwikkelen. Echter niet ieder kind krijgt evenveel kansen om zijn of haar talent te ontwikkelen. Stichting SPIN wil dat alle kinderen deze kans wel krijgen en biedt daarom activiteiten speciaal hierop gericht aan. Echter is het nog niet duidelijk of deze activiteiten talentontwikkeling daadwerkelijk mogelijk maken voor de kinderen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook: In hoeverre is talentontwikkeling mogelijk voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud die meedoen aan de activiteiten gericht op talentontwikkeling, die georganiseerd worden door de speeltuinleiders en de stichting SPIN in de periode 2010-2011 in Amsterdam Noord? Dit is niet alleen in het belang van de stichting maar ook voor bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. Dit omdat talentontwikkeling neveneffecten heeft. Het draagt bij aan het zelfbeeld van het kind en het vermindert de neiging om te spijbelen, maar vergroot de kans op participatie in de maatschappij en het zorgt ook voor sociale samenhang in een buurt. Daarom is het belangrijk te weten of dit doel op deze manier behaald wordt. Dit onderzoek is op kwalitatieve wijze aangepakt. Literatuurstudie zorgde voor input voor de interviews. Kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud, hun ouders en de speeltuinleiders zijn geïnterviewd. Daarnaast werd uit overige mondelinge communicatie en documenten duidelijk op welke manier de stichting aan talentontwikkeling werkt. Er is aan de betrouwbaarheid en validiteit gewerkt door respondenten allen in een zelfde situatie te interviewen, een pilot is afgenomen, alle interviews zijn opgenomen met voice recorder en binnen de interviews kwamen onderwerpen vaker aan bod. In totaal zijn er 29 interviews afgenomen. Daarbij zijn zestien kinderen, tien ouders en drie speeltuinleiders geinterviewd. De resultaten pakken positief uit. Kinderen zijn erg enthousiast over de activiteiten en soms zelfs na de activiteit nog enthousiaster dan ze al waren. Tien van veertien kinderen zeggen dat zij nog wel meer willen leren of de activiteit vaker zouden willen doen. Wat minder goed pakt het fenomeen ‘kennismaken met een discipline’ uit, in die zin dat niet altijd de activiteiten nieuw waren voor de kinderen door bijvoorbeeld activiteiten op school. Echter leren de kinderen wel nieuwe dingen. Op de vrijwel de meeste voorwaarden wordt uitmuntend gescoord. Dit houdt in dat er zeker sprake is van deze voorwaarden. Dit zijn ‘regels’, ‘uitleg’, ‘voorbeelden’, ‘begeleiding’, ‘steun’, ‘succes’ en ‘voorzieningen’. Verder blijkt dat stichting SPIN, die graag wil dat kinderen naar aanleiding van hun activiteiten zich verder ontwikkelen bij verenigingen, weinig doet aan het doorverwijzen van de kinderen naar die verenigingen. Alleen bij het project Ster van Noord gebeurt dit door het winnen van een lidmaatschap. De conclusies zijn dat het doorverwijzen naar verenigingen nog te weinig gebeurt en dat hier nog ruimte voor verbetering ligt. Als het om de werkwijze van stichting SPIN gaat zijn zowel de variatie van activiteiten, als het aansluiten op de doelgroep en de aanwezigheid van de voorwaarden van talentontwikkeling in orde. Mede dankzij het werken met de talentlijnen. Deze zijn gebaseerd op de acht intelligentie niveaus van Gardner (“Leren Excelleren”, 2006). Hierdoor krijgt ieder kind de kans zich te ontwikkelen in een discipline die hem of haar aanspreekt. Op basis van de resultaten kan gezegd worden dat de talentfactoren goed vertegenwoordigd zijn. En gezien de factoren ‘affiniteit’, ‘ambitie’, ‘succeservaringen’ en ‘leren van vaardigheden’ er een zeker proces tot talentontwikkeling gaande is bij de kinderen. Kortom, de beantwoording van de hoofdvraag luidt dan ook dat het mogelijk is voor kinderen om hun talenten te ontwikkelingen bij stichting SPIN dankzij de activiteiten en projecten die zij organiseren. Aanbevolen wordt om er een algemene samenwerking tussen stichting SPIN en de verenigingen op na te houden om over en weer reclame te kunnen maken, tevens kan de vereniging participeren bij de activiteiten. Verder is het aan te bevelen dat stichting SPIN alle doorverwezen kinderen gaat bijhouden in een registratiesysteem. Tot slot kan er meer informatie over de verenigingen worden verstrekt bij Ster van Noord. Dit alles heeft tot doel de link tussen Ster van Noord en de verenigingen te versterken. Ook heeft dit als doel het kunnen verwezenlijken van het doel van stichting SPIN om vaker kinderen door te verwijzen naar verenigingen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
3
Abstract Talent development has become a very common understanding these days. Talent is becoming a main focus in today’s society and is becoming more visible to a wider audience via television programs like ‘Holland’s got talent’. The focus on talent is also playing a large role in human resource management where finding the most talented new staff member is their main objective. And what about developing talent in sports, art or simply at school? Unfortunately not every child gets the same opportunities to develop his or her special talent. Stichting SPIN wants to offer every child a fair chance to talent development by offering activities and projects specifically for this goal. However it is not clear if these activities and projects are contributing to the development of talent for children. Therefore the main question of this research is as follows: To what extent is talent development possible for children aged eight to twelve years old who are participating in the activities and projects organized by Stichting SPIN and the playground leaders in the period of 2010-2011 in Amsterdam North? The outcome of this study may not only be important for the foundation but might also be of great value for the city of Amsterdam. Previous research shows that talent development has many other positive effects on the environment of the child in question. Talent development contributes to the self-esteem of children, increases the chance on participation in society and the social cohesion in a district. Because of these and possibly other positive side effects it is important to know if, and to what extent, talent development is possible referable to the organized activities. Children participating in Stichting SPIN programs in the age range from eight to twelve years old have been interviewed. The parents of these children and the playground leaders were interviewed as well. In the end there was an amount of 29 interviews. Information about the methods of Stichting SPIN was collected by conversations and documents. A few measures were taken to keep the research reliable and valid. All respondents were interviewed in a similar situation, in the same season. A pilot was held, all interviews were recorded by a voice-recorder and during the interviews a lot of subjects were repeated. The results appeared to be positive. Children were very enthusiastic about the activities and sometimes became even more enthusiastic about the activity afterwards. Ten out of fourteen children said that they would like to do the activity more often or would like to learn more about it. A less positive item is ‘to introduce a discipline’ because to a lot of children the activities were not new anymore. This might be caused by activities that were previously done at school, for example. Although this item still has a fair score, despite that the children already knew the activity, they still learned a lot of new skills. Nearly most of the items scored excellent which means that these activities meet the conditions for talent development. These are ‘regulations’, ‘explanation’,‘examples’, ‘accompaniment’, ‘support’, ‘experience success’ and ‘facilities’. Furthermore it appears that Stichting SPIN, who likes to see children develop themselves in clubs on the occasion of their activities, doesn’t refer children to those clubs in an active way. This only takes place in their project called ‘Ster van Noord’ where children can win a club membership. It can be concluded that referring to clubs doesn’t happen often enough and that they can improve themselves on this point. The working methods of the foundation are high-quality, as well as variation in activities, joining the target group as the conditions of talent development are sufficient. This might be possible due to the talent categories used by the foundation when organizing activities. Based on the results it can be said that the factors (or conditions) for talent development are well represented. Given the factors ‘affinity’, ‘ambition’,‘success experiences’, and ‘learning skills’ it can be said that there is a process of talent development going on by the children. To answer the main question briefly: it is possible for children to develop their talents due to the activities and projects organized by stichting SPIN. It is recommended to stichting SPIN to cooperate with the sport/hobby clubs, for example to share advertising, and besides that the clubs can be more participating during activities which the foundation offers. Furthermore it is recommended that stichting SPIN registers all the referred children in a system. Finally, it is essential that more information is provided during the end ceremony of the project ‘Ster van Noord’.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
4
Voorwoord Een trein rijdt van A naar B. Zo ook met mijn onderzoeksrapport. Ik werkte van het prille begin naar dit eindproduct. Daarvoor moest ik wel eerst de trein zelf opbouwen; wat ga ik precies onderzoeken, hoe ga ik het aanpakken? Toen die trein eenmaal af was kon hij gaan rijden, ik begon met literatuuronderzoek. Ik nam hierbij soms de verkeerde wissel. Maar uiteindelijk kwam ik toch op het juiste spoor. Soms reed ik in een lekker tempo en leek alles op rolletjes te gaan, dan was het net een intercity. Maar zo snel veranderde de trein ook weer in een stoptrein. Even op een tussenstation alles op een rijtje zetten, gaat alles nog goed? Of soms gewoon even bijtanken en rust nemen. Om vervolgens met een sprint de eindbestemming te halen. Nu ben ik uit de trein gestapt en kan ik hem uitzwaaien. Het onderzoeksrapport in het kader van de opleiding Toegepaste Psychologie aan de hogeschool Leiden is af! De opdracht heb ik gevonden via blackboard, toen ik deze zag wist ik niet hoe snel ik moest maken dat ik deze opdracht zou krijgen. Deze opdracht past heel goed in het domein ‘maatschappelijke participatie en veiligheid’, mijn favoriete domein. Door binnen dit domein een opdracht te doen, heb ik het gevoel iets te kunnen bijdragen. Toen ik bij stichting SPIN langs was geweest voor de kennismaking werd dit enthousiasme alleen maar groter. Dit heeft ertoe geleid dat ik deze opdracht met plezier heb uitgevoerd! Graag wil ik nog mijn dank uitspreken naar mijn begeleider vanuit de hogeschool: Ido de Vries, voor zijn betrokkenheid en belangstelling, maar ook voor de hulp en feedback die ik heb gekregen. Daarnaast wil ik stichting SPIN, en daarbij in het bijzonder Heinke Janssen, Maarten Okx en Margreet Helleman bedanken. Voor het mogelijk maken van deze opdracht, ik voelde me welkom en gewaardeerd. Ook de speeltuinleiders wil ik graag bedanken voor hun gastvrijheid en gezelligheid ten tijde van de interviews die ik op de speeltuin heb afgenomen. Winnie Koppers Leiden, Mei 2012
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
5
Inhoudsopgave 1
Inleiding ........................................................................................................ 8
2
Onderzoeksmethoden ................................................................................. 10 2.1 Probleembeschrijving ................................................................................................. 10 2.2 Doelstelling ............................................................................................................... 10 2.3 Onderzoeksvragen ..................................................................................................... 10 2.4 Onderzoekseenheden ................................................................................................. 10 2.5 Onderzoekstype ......................................................................................................... 10 2.6 Onderzoeksprocedure ................................................................................................. 11 2.7 Betrouwbaarheid en validiteit ...................................................................................... 11
3
Deelvraag 1: Wat is talent(ontwikkeling)? .................................................. 12
4 Deelvraag 2:Wat is er voor talentontwikkeling nodig, welke factoren dragen er aan bij? ........................................................................................................ 17 5 Deelvraag 3: Waarom is talentontwikkeling zo belangrijk voor de gemeente Amsterdam, kinderen in aandachtswijken en voor stichting SPIN? .................. 22 5.1 Amsterdam ............................................................................................................... 22 5.2 Aandachtswijken ........................................................................................................ 23 5.3 Stichting SPIN ........................................................................................................... 24
6
Deelvraag 4: Hoe werkt SPIN aan talentontwikkeling? ................................ 26
7
Resultaten ................................................................................................... 30 7.1 Deelname activiteiten ................................................................................................. 30 7.2 Affiniteit ................................................................................................................... 30 7.3 Ambitie ..................................................................................................................... 32 7.4 Opofferen ................................................................................................................. 33 7.5 Kennismaken met een discipline .................................................................................. 33 7.6 Vaardigheden leren .................................................................................................... 34 7.9 Uitleg ....................................................................................................................... 36 7.10 Voorbeelden ............................................................................................................ 36 7.11 Begeleiding ............................................................................................................. 36 7.12 Steun ..................................................................................................................... 37 7.13 Succeservaringen ..................................................................................................... 38 7.15 Doorverwijzen naar verenigingen ............................................................................... 40 7.16 Voorzieningen .......................................................................................................... 41
8 Deelvraag 5: Hoeveel kinderen worden naar verenigingen doorverwezen en hoeveel schrijven zich naar aanleiding daarvan in? .......................................... 42 9 Deelvraag 6: In hoeverre is er sprake van de talentfactoren (gevonden bij deelvraag 2) tijdens en na de activiteiten? ....................................................... 43 Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
6
10
Conclusies.................................................................................................. 44
11
Adviezen aan Stichting SPIN...................................................................... 46
11.1 Algemene samenwerking tussen Stichting SPIN en verenigingen .................................... 46 11.2 Registratie doorverwijzingen van kinderen .................................................................. 46 11.3 Ster van Noord ........................................................................................................ 46
12
Discussie/SWOT ........................................................................................ 48
Literatuurlijst ................................................................................................... 51 Bijlage 1: Interview kinderen 8-12 ................................................................... 52 Bijlage 2: Interview ouders .............................................................................. 53 Bijlage 3: Interview speeltuinleiders ................................................................ 54 Bijlage 4: Toelichting beoordeling deelvraag 6 ................................................. 55
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
7
1
Inleiding
Het begrip talent is vrij complex als het gaat om de definitie ervan. Het wordt vaak uitgelegd als een aanleg, of gave ergens voor, boven het maaiveld uitsteken. Echter een eenduidige definitie is er (nog) niet in de wetenschappelijke literatuur, veelal zijn het werkdefinities die genoemd worden. Als de definitie al complex is, is het ook lastig talent te meten. Dit wordt vooral door middel van langdurige assessment centers gedaan. Dat talent moeilijk te meten is, zegt echter niets over het wel of niet kunnen vormen van een beeld over de mogelijkheid tot talentontwikkeling. Stichting Speeltuinen In Noord (nader genoemd als stichting SPIN) beheert in opdracht van het stadsdeel Amsterdam Noord negen speeltuinen in diverse wijken, verspreid over Amsterdam Noord. De stichting is apart van haar speeltuinen gevestigd op een locatie in Amsterdam Noord van waaruit zij haar werkzaamheden coördineert. Op de speeltuinen kunnen kinderen behalve spelen ook meedoen aan diverse activiteiten. Stichting SPIN organiseert regelmatig activiteiten voor kinderen met als doel dat deze kinderen de kans krijgen hun talenten te ontdekken en deze te ontplooien. Voor zowel de kinderen zelf als voor de gemeente Amsterdam is het belangrijk dat kinderen hun talenten kunnen ontwikkelen. Voor stichting SPIN geldt dat zij talentontwikkeling bij kinderen als doel heeft om uiteindelijk aan een groter doel te kunnen werken: Een vreedzame buurt waarin alle kinderen de kans krijgen zichzelf en hun talenten te ontplooien. Dit alles staat later in het rapport uitgebreid omschreven. Daarom wordt nu slechts kort aangestipt waarom dit belangrijk is. Richten op talentontwikkeling bij kinderen betekent richten op potentiële kwaliteiten, op de behoefte aan erkenning en ontwikkeling daarvan in plaats van dat er gericht wordt op potentiële problemen en onvolkomenheden (de Winter, 1995). Talentontwikkeling stimuleert ook participatie van kinderen en jongeren, het biedt ze mogelijkheid om vaardigheden te ontwikkelen waarmee zij een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving en om te oefenen in situaties waarin zij worden voorbereid op het burgerschap. Daarnaast vergroot het de betrokkenheid, het is ook de stimulans tot gedragsverandering die helpt tot maatschappelijke participatie. Door het talent te ontwikkelen krijgt het kind de kans tot identiteitsvorming wat een belangrijk onderdeel is bij het krijgen van inzicht in het eigen zelfbeeld. Dit is de basis om hun plek in de samenleving te kunnen definiëren (van Hoorik, 2011). Daarnaast is de gemeente Amsterdam zich ervan bewust dat niet alle kinderen evenveel kansen krijgen om hun talent te kunnen ontwikkelen. Daarom krijgt onder andere stichting SPIN van stadsdeel Amsterdam Noord de opdracht aan dit doel te werken. Het is dan ook belangrijk te weten of de activiteiten die zij aanbieden daadwerkelijk tot talentontwikkeling kunnen leiden of niet, en dus of zij aan dit doel/deze opdracht kunnen voldoen. Dat maakt dit onderzoek relevant voor de dagelijkse praktijk. In dit rapport gaat de aandacht uit naar dat doel. Het onderzoek staat in het teken van de talentontwikkeling bij de kinderen die meedoen aan de georganiseerde activiteiten. Aanleiding voor dit onderzoek is dat stichting SPIN graag meer inzicht in de effecten van het speeltuinwerk wil hebben, zij hebben nog geen goed beeld van wat de activiteiten die zij organiseren opleveren. Hieronder vallen ook de activiteiten gericht op talentontwikkeling. Dit is niet alleen belangrijk voor de stichting zelf, voor eventuele verbeteringen of verder doorgaan met de huidige werkzaamheden, het biedt ook een beeld naar het stadsdeelkantoor van Amsterdam Noord toe. Zij zijn immers opdrachtgever van het speeltuinwerk. Zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven is het meten van talent en dus ook talentontwikkeling lastig. Echter kan er wel worden gekeken naar de mate waarin de activiteiten van stichting SPIN talentontwikkeling mogelijk maken. Met andere woorden, als dit beeld duidelijk wordt, heeft stichting SPIN voor ogen in hoeverre het mogelijk is haar doel op dit gebied te realiseren.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
8
Doelstelling van dit rapport is: Dit onderzoek heeft als doel aan de hand van de onderzoeksresultaten in dit onderzoeksrapport, stichting SPIN een beeld te kunnen geven in hoeverre talentontwikkeling mogelijk is voor kinderen die deelnemen aan de talentgerichte activiteiten. Om dit doel te kunnen verwezenlijken is onderzoek nodig, hiervoor is de volgende vraagstelling geformuleerd: In hoeverre is talentontwikkeling mogelijk voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud die meedoen aan de activiteiten gericht op talentontwikkeling, die georganiseerd worden door de speeltuinleiders en de stichting SPIN in de periode 2010-2011 in Amsterdam Noord? Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden moeten er eerst een aantal andere vragen beantwoord worden, dit zijn de deelvragen. 1. Wat is talent(ontwikkeling)? 2. Wat is er voor talentontwikkeling nodig? 3. Waarom is talentontwikkeling zo belangrijk voor de gemeente Amsterdam, kinderen in aandachtswijken en voor stichting SPIN? 4. Hoe werkt stichting SPIN aan talentontwikkeling? 5. Hoeveel kinderen worden naar verenigingen doorverwezen en hoeveel schrijven zich naar aanleiding daarvan in? 6. In hoeverre is er sprake van de talentfactoren (gevonden bij deelvraag 2) tijdens en na de activiteiten? Na deze inleiding komen als eerst de methoden van dit onderzoek aan bod. Hierin wordt het probleem nog even kort herhaald samen met het doel en de onderzoeksvragen. Het onderzoekstype en de procedure worden uitgelegd. Vervolgens komt de theorie aan bod in deelvraag een en twee, hierin komt meer naar voren wat talent(ontwikkeling) is en wat er voor nodig is, wat de voorwaarden daarvoor zijn. Hierna wordt in deelvragen drie en vier besproken waarom talentontwikkeling zo belangrijk is voor zowel de gemeente, aandachtswijk als voor de stichting zelf en komt ook aan bod hoe stichting SPIN zelf aan talentontwikkeling werkt. Daarop volgen de resultaten van het veldonderzoek, de interviews. Aan de hand hiervan worden deelvraag vijf en zes beantwoord. Met al deze informatie kunnen er conclusies getrokken worden en volgen de aanbevelingen voor de stichting. Uiteindelijk volgt dan de discussie waarin de beperkingen van het onderzoek worden besproken. Tot slot zijn daarna de bijlagen toegevoegd, waarin bijvoorbeeld de vragen van de interviews zijn terug te vinden.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
9
2
Onderzoeksmethoden
2.1 Probleembeschrijving Stichting SPIN wil graag een duidelijker beeld van de effecten van het speeltuinwerk. Een van de doelen van het speeltuinwerk is het bereiken van talentontwikkeling bij kinderen. Dit wordt gestimuleerd door het organiseren van activiteiten, speciaal gericht op talentontwikkeling. Stichting SPIN heeft nog geen duidelijk beeld of de kinderen ook daadwerkelijk hun talenten kunnen ontwikkelen dankzij de activiteiten. Door dit beeld helder te maken, krijgt Stichting SPIN inzicht in de mate waarin zij dat doel behalen en of zij verbeteringen kunnen doorvoeren. Tevens helpt het stichting SPIN bij de verantwoording van haar werkzaamheden naar het stadsdeel Amsterdam-Noord toe. 2.2 Doelstelling Dit onderzoek heeft als doel, aan de hand van de onderzoeksresultaten in het onderzoeksrapport, Stichting SPIN een beeld te kunnen geven van de mate waarin talentontwikkeling mogelijk is bij kinderen dankzij de activiteiten die zij organiseert. 2.3 Onderzoeksvragen Hoofdvraag In hoeverre is talentontwikkeling mogelijk voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud die meedoen aan de activiteiten gericht op talentontwikkeling, die georganiseerd worden door de speeltuinleiders en de stichting SPIN in de periode 2010-2011 in Amsterdam Noord? Deelvragen 1. Wat is talent(ontwikkeling)? 2. Wat is er voor talentontwikkeling nodig? 3. Waarom is talentontwikkeling zo belangrijk voor de gemeente Amsterdam, kinderen in aandachtswijken en voor stichting SPIN? 4. Hoe werkt stichting SPIN aan talentontwikkeling? 5. Hoeveel kinderen worden naar verenigingen doorverwezen en hoeveel schrijven zich naar aanleiding daarvan in? 6. In hoeverre is er sprake van de talentfactoren (gevonden bij deelvraag 2) tijdens en na de activiteiten? 2.4 Onderzoekseenheden Om erachter te komen in hoeverre er sprake is van voorwaarden en processen tot talentontwikkeling dankzij de georganiseerde activiteiten bij stichting SPIN, zullen de deelnemende kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud worden ondervraagd. Tevens zullen de ouders worden ondervraagd, omdat zij wellicht andere dingen opmerken dan de kinderen zelf, en zij kunnen aanvullende informatie geven over bijvoorbeeld het niveau van enthousiasme of andere onderwerpen die zij bij hun kinderen merken. Ook worden de speeltuinleiders bij het onderzoek betrokken. Zij zijn de personen die een grote rol spelen in het organiseren en uitvoeren van de activiteiten, die bedoeld zijn voor het ontwikkelen van talent. Ook zij kunnen een algemeen beeld schetsen van wat zij opmerken bij de kinderen tijdens de activiteiten. Tevens kunnen zij iets meer vertellen over de aanpak van stichting SPIN. 2.5 Onderzoekstype Dit is een kwalitatief onderzoek van beschrijvende aard. Hiervoor is gekozen omdat cijfers in dit onderzoek niet of minder belangrijk zijn. Wat wel interessant is, is wat de kinderen over de activiteiten te vertellen hebben. Hoe enthousiast zij waren en zijn, wat ze van de begeleiding vinden etc. Dit geldt ook voor de ouders en de speeltuinleiders. Het biedt daarnaast ook mogelijkheid tot doorvragen wat bij het ondervragen van kinderen voordelig kan zijn indien zij bijvoorbeeld verlegen zijn of iets niet begrijpen. Het is beschrijvend omdat met dit onderzoek wordt beschreven in hoeverre de activiteiten bijdragen aan de mogelijkheid tot talentontwikkeling bij kinderen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
10
2.6 Onderzoeksprocedure Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van deelvragen. Deelvraag een en twee worden beantwoord door middel van literatuuronderzoek. Dit vormt tevens het theoretisch kader. Hieruit zullen de te onderzoeken indicatoren/variabelen voortkomen. Deelvraag drie zal deels met behulp van literatuur en deels met behulp van internet en mondelinge bronnen worden beantwoord. Deelvraag vier zal door middel van internet, mondelinge bronnen en interne documenten worden beantwoord. Tot slot zullen deelvraag vijf en zes beantwoord worden aan de hand van de resultaten uit de interviews. De interviews worden ontworpen aan de hand van de gevonden inidicatoren/variabelen uit de literatuur. Het zal dan ook een halfgestructureerd interview worden, aangezien de indicatoren als topics in het interview dienen. Van te voren zullen voorbeeldvragen worden opgesteld. Het verloop van het gesprek staat echter open, zolang alle topics in ieder geval aan bod komen. Om de interviews te kunnen afnemen zijn er respondenten nodig, hiervoor wordt een steekproef getrokken. Dit zal een systematische steekproef met aselect begin worden. Uit de lijst respondenten zal iedere derde persoon worden benaderd. Dit zal in eerste instantie per e-mail plaatsvinden. Hierin zal de onderzoeker zichzelf voorstellen, informatie geven over het onderzoek en het nut daarvan, en tevens het verloop van de interviews. Enige tijd later zullen deze personen telefonisch worden uitgenodigd voor een interview op de speeltuin. De interviews zullen op de betreffende speeltuin plaatsvinden en worden opgenomen met een voicerecorder. Dit met nadrukkelijke toestemming van de respondenten en indien van toepassing ook de ouders van de respondenten. De anonimiteit wordt gegarandeerd doordat er geen persoonlijke aspecten in de interviews aan bod zullen komen. De interviews worden met nummers gedocumenteerd. Mocht er per ongeluk wel iets persoonlijks in het interview aan bod komen dan zal dit niet worden gebruikt in de rapportage. Bovendien blijven de opnames eigendom van de onderzoeker en zal niemand de opnames te horen krijgen. Als er voldoende interviews zijn afgenomen zullen de interviews worden gelabeld en aan de hand daarvan wordt de informatie geclusterd, waarna er resultaten uit volgen. 2.7 Betrouwbaarheid en validiteit Om aan betrouwbaarheid en validiteit te werken worden de respondenten zoveel mogelijk in een gelijksoortige situatie geïnterviewd. Alle respondenten worden geïnterviewd op hun betreffende speeltuin in een binnenruimte. Tevens worden zij in hetzelfde seizoen ondervraagd. Er zijn drie respondentgroepen, om de situatie van drie verschillende invalshoeken te belichten. Er wordt eerst een pilot afgenomen om na te gaan of de vragen duidelijk genoeg zijn en of het interview niet te kort of te lang is. Verder zijn de vragen die in de interviews worden gesteld gebaseerd op indicatoren die uit de literatuur komen. Er worden dus alleen dingen uitgevraagd die van belang zijn voor talentontwikkeling. Een aantal indicatoren komen in meerdere vragen aan bod ter controle, of ter verdieping. Om de interviews zo nauwkeurig mogelijk na te kunnen gaan worden zij allemaal met een voicerecorder opgenomen. Op deze manier raakt niets van wat er wordt verteld in de vergetelheid en kan het interview meermalen worden teruggeluisterd ter bevordering van de nauwkeurigheid. Tevens zou indien nodig de analyse nog eens door iemand anders gedaan kunnen worden (even de afgesproken anonimiteit buiten beschouwing gelaten).
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
11
3
Deelvraag 1: Wat is talent(ontwikkeling)?
Talent is een alledaags begrip, je komt het veel tegen op de werkvloer, denk aan een redelijk recent begrip als talentmanagement. In vacatures komt de zin ‘Ben jij getalenteerd, en (…)?’ veel voor. Ook erg bekend is het talent scouten in verschillende takken van sport. Op scholen en universiteiten worden talentenprogramma’s opgezet, ook wel honours programmes genoemd. En wat te denken van al die televisieprogramma’s zoals Idols, X-factor, Voice of Holland, Hollands got talent etc. Men wil graag talenten vinden en deze nog verder ontwikkelen, dit is ook doorgedrongen in maatschappelijke beleidsstukken. Maar wat is talent nu eigenlijk? Raadpleeg een woordenboek en je krijgt de volgende definitie: een aangeboren gave, of een natuurlijk vermogen iets goed te kunnen doen (Huijgen & Verburg, 1996). Duidelijk is dat deze definitie er volledig vanuit gaat dat ‘talent’ iets natuurlijks is, aangeboren. Echter het nature-nurture debat is ook omtrent het begrip talent flink op gang. Dit wordt later duidelijk uit andere definities en beweringen omtrent talent(ontwikkeling). Talent wordt ook wel beschreven als een begaafdheid of vaardigheid waarmee een individu zich van anderen onderscheidt, iets bijzonders dus (Es & Studulski, 2010). Niet voor niets dat het dan ook een hot item is. Met dit in gedachten is het duidelijk dat talentontwikkeling op veel plaatsen voorkomt, zoals eerder in dit hoofdstuk al is genoemd omtrent het begrip talent, bijvoorbeeld de sportverenigingen, scholen of werkgevers. Deze zijn er echter ook niet altijd op gericht iedereen naar de top te brengen. Kernpunt is het beste uit iemand te halen, zover als die persoon dat zelf wil. En dat talentontwikkeling op steeds meer plaatsen voorkomt is doordat door de jaren heen het beeld omtrent talent nogal is veranderd. Vroeger telde vooral je achtergrond; van welke huize kwam je? Tegenwoordig maakt het niet meer uit wat voor achtergrond je hebt, en is het vooral belangrijk wat je zelf in huis hebt. Waar ben je goed in, welke ervaring heb je? Dat zijn dingen waar zowel onderwijsinstellingen naar kijken als werkgevers, maar ook sportverenigingen. De focus wordt dus steeds meer gelegd op prestaties, er wordt gestreefd naar het allerbeste (Kooijmans, 2009). Hierdoor is de ‘talentvijver’ steeds groter geworden, talent kan nu overal gevonden worden en daarom wordt er ook steeds meer aandacht aan besteed. Doordat de aandacht voor talent is toegenomen wordt er ook kritischer gekeken naar het begrip talent. Is talent wel echt aangeboren? Hier komt het nature-nurture debat weer om de hoek kijken. Duidelijk is het dat van oorsprong vooral het aangeboren aspect (nature) de meeste aandacht krijgt als het om het begrip talent gaat. Echter hedendaags neigt de ‘definitie’ steeds meer naar nurture. Talent zou dan zijn aangeleerd of tot stand zijn gekomen door de invloed van de omgeving. Zo haalt Rikers (n.d.) in zijn artikel ‘Talent bestaat niet’ de heer Ericsson aan die zegt dat topprestaties worden verklaard door de hoeveelheid en met name de kwaliteit van oefening. Aanleg wordt irrelevant beschouwd. Dit is geheel volgens de visie van de Deliberate Practice Theory. Dit is een vorm van oefening waarbij de lat telkens iets hoger komt te liggen voor de lerende en waarbij reflectie zeer cruciaal en een steeds terugkerend proces is. Het is een voortdurende confrontatie met de eigen beperkingen. Er wordt telkens gezocht naar een manier om de taak anders en beter uit te voeren. Men is in feite nooit tevreden over het behaalde resultaat. Centraal staat dat het niveau dat iemand bereikt heeft alleen verklaard kan worden door de hoeveelheid deliberate practice, oftewel oefening/training (Rikers, n.d.). Dit suggereert dus dat ‘talent’ ofwel, een aangeboren aanleg voor iets, niet bestaat en dat topprestaties alleen voortkomen uit hard leren, oefenen en training. Er wordt ook wel gezegd: ‘Een prestatie is pas een topprestatie als die door de buitenwereld als uitzonderlijk en relevant ervaren wordt’ (Knegtmans, 2009), hierbij is een mooi voorbeeld van kinderen in India die op de vuilnisbelt hun eten verzamelen. Zij moeten leven van het voedsel dat zij daar vinden maar het wordt moeilijk gemaakt door ratten die eveneens opzoek zijn naar voedsel. De kinderen aldaar kunnen door stenen te gooien de ratten al van tientallen meters afstand raken. Daar wordt dit niet gezien als Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
12
uitzonderlijke prestatie maar is het eerder noodzaak. Echter zou een kind in Nederland dit presteren dan wordt dat als bijzonder gezien (Knegtmans, 2009). Er is nog een mooi voorbeeld die een illustratie geeft van hoe ‘talent’ gemaakt kan worden. Neem de theorie Self-fulfilling prophecy, nu met voorbeeld uitgelegd. In eerder onderzoek van Rosenthal en Jacobsen (genoemd in Vonk, 2007) bleek dat leraren die dachten dat bepaalde kinderen veel talent hadden, wat zich pas op latere leeftijd zou gaan manifesteren, deze kinderen meer stimuleerden, waardoor ze daadwerkelijk slimmer werden. De boodschap van de theorie: met je eigen ‘waarheid’ kun je de waarheid beïnvloeden (Vonk, 2007). Deze voorbeelden sluiten aan bij de deliberate practice theory, in die zin dat talent niet iets ‘natuurlijks’ is maar voortkomt uit oefening en training en aandacht voor een bepaalde vaardigheid waardoor deze verbetert. Daarnaast laat het ook zien dat het begrip talent erg subjectief lijkt. Definities van talent lopen dan ook uiteen. Zoals eerder besproken werd talent in het verleden vooral benoemd als een aanleg die men al vanaf de geboorte bezit. Maar er is felle kritiek op het nature aspect, wat ook al duidelijk werd in wat hierboven besproken is. Echter wordt de nature benadering nog niet volledig losgelaten. In de wetenschap is er nog geen concreet bewijs gevonden van wat talent nu eigenlijk is, of het echt aangeboren is of dat het puur een bijzonderheid is die tot stand komt door invloed van de omgeving, door leren en hard oefenen. Het talentdenken, waarin talent wordt gezien als een aangeboren gave (nature), heeft voor- en nadelen. Als voordeel heeft het voor bijvoorbeeld trainers of docenten gemakzucht. Als een leerling ergens moeite mee heeft kunnen zij denken ‘het kind heeft daar geen talent voor, daar kan ik niks aan doen’. Tevens kan het individu dan minder snel het ‘gebrek’ verweten worden. Verder betekent het hebben van talent dat je over iets beschikt waar anderen niet over beschikken, dit wil je niet reduceren naar ‘hard werken’. Maar het kan ook zijn keerzijden hebben. Denk aan de gevolgen voor een leerling waartegen een docent zegt dat het geen talent heeft voor het vak (Rikers, n.d.), hiermee wordt ook terug verwezen naar het voorbeeld van self-fulfilling prophecy uit Vonk (2007). Hiermee wordt duidelijk dat de definitie van het begrip talent invloed heeft op hoe bijvoorbeeld kinderen benaderd en behandeld kunnen worden door bijvoorbeeld docenten of andere rolmodellen. En zo zijn er veel discussies en meningen omtrent talent, het ontstaan ervan en de definitie ervan. Er zullen nu enkele gevonden definities besproken worden en langzaamaan zal dan naar een uiteindelijke definitie toegewerkt worden die voor dit onderzoek gehanteerd zal worden. Knegtmans (2009) heeft een aantal succesvolle personen geïnterviewd over het begrip talent en hun visie over de definitie daarvan. Zo zegt Tom van ´t Hek (genoemd in Knegtmans, 2009) dat de definitie van toptalent uit de volgende formule bestaat: toptalent = talent x mentaliteit ÷ ego. Met talent wordt hier de aanleg bedoeld die iemand heeft om iets goed te kunnen. Een talent is iemand die zowel de potentie heeft om iets goed te kunnen als de intrinsieke wil om tot topprestaties te komen. Het ego kan hierbij belemmerend werken. Denk hierbij aan iemand die heel goed is in basketbal, maar door zijn trotse ego speelt de persoon niet goed samen waardoor het uiteindelijke spel belemmerd wordt (Knegtmans, 2009). Ben Verwaayen (genoemd in Knegtmans, 2009) zegt dat een toptalent iemand is met een groot vermogen om grenzen te verleggen. Toptalent zou zijn; het in staat zijn om binnen afzienbare tijd door te dringen tot het absolute topniveau in hun discipline (Knegtmans, 2009). Verder wordt ook IQ nog aangehaald als definitie voor talent. Vooral vroeger werd IQ als maatstaf voor talent gebruikt (Knegtmans, 2009). Dit is terug te vinden in de oudere literatuur over talent. Hierin werd vooral op het IQ gefocust. Echter IQ alleen zegt niets over talent. Zeker niet als men nu kijkt naar het gebied dat het begrip talent bestrijkt. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
13
Dit is zeer groot, en komt niet alleen in het onderwijs of in de wetenschap voor. Ook bij sport, kunst, muziek etc. is sprake van talent. Kortom vroeger lag de focus alleen op het cognitieve vlak, terwijl talent op veel meer vlakken voorkomt. Howard Gardner (genoemd in “Leren Excelleren”, 2006) had dit in de gaten en formuleerde zijn theorie over mutiple intelligences. Ofwel, intelligentie komt niet alleen op cognitief niveau voor. Hij formuleerde acht soorten intelligenties: Verbaal-linguïstische intelligentie (luisteren, spreken, lezen, schrijven, coderen en decoderen van taal) Logisch-mathematische intelligentie (probleem oplossen, redeneren, logica, rekenen en wiskunde) Visueel-ruimtelijke intelligentie (navigeren, ontwerpen, architectuur, schilderen, beeldhouwen, inrichten, decoreren) Muzikaal-ritmische intelligentie (componeren, optreden, waarderen en herkennen van muziek, patronen herkennen) Lichamelijk kinesthetische intelligentie (sportieve vaardigheden, dans, lichaamstaal, toneel, handig/ambachtelijk bezig zijn) Naturalistische intelligentie (onderscheiden, herkennen, gedetailleerd observeren, categoriseren, verzamelen, samenhangende gehelen onderscheiden, ‘groene vingers’, dieren verzorgen) Interpersoonlijke intelligentie (empathie, organiseren en leiden van groepen, relaties kunnen aangaan en onderhouden, conflictoplossing, teamwerk) Intrapersoonlijke intelligentie (reflectie, zelfkennis, zelfsturend, doelen stellen, plannen maken, evaluatie, bewust van waarden en normen) (“Leren Excelleren”, 2006). Tot slot was er nog een definitie die zegt dat talent het vermogen is om waarde te genereren/ toe te voegen (Davies & Kourdi, 2010). Bovenstaande definities zijn nogal abstract en beslaan alsnog een bepaald soort topprestaties. Het is nog steeds niet erg duidelijk wat talent eigenlijk is. Er komt ook meer bij kijken dan bijvoorbeeld alleen het vermogen om grenzen te verleggen of iets waardevols toe te voegen. Wat komt er allemaal bij kijken? Hieronder wordt besproken hoe talent tot stand kan komen. Hierbij is de grens tussen wat talent precies is en wat ervoor nodig is erg vaag en zal het enigszins kunnen overlappen, echter zal er gepoogd worden hier onderscheid in te maken. Datgene wat nodig is voor talentontwikkeling zal uitgebreider aan bod komen in de volgende deelvraag. Ondanks dat er geen harde bewijzen zijn dat talent aangeboren is, zijn er ook geen bewijzen dat dit niet zo is. Er zal altijd enige mate van talent zijn aangeboren. Echter het talent kan er wel zijn vanaf geboorte af aan (nature), indien iemand nooit kennis maakt met zijn of haar talent zal deze ook niet benut worden. Daarom zijn er kansen nodig, de persoon moet de kans/mogelijkheid krijgen zijn of haar talent te kunnen ontdekken. Daarnaast moet de persoon motivatie hebben om met het talent verder te gaan. De ‘wil’ bepaalt hoe graag iemand met iets door wil gaan, wat weer invloed heeft op de verdere ontwikkeling en prestaties. En dan komt vermogen nog eens om de hoek kijken (Christiaensen, et al., 2009). Iemand moet wel in staat zijn om zijn of haar talent uit te oefenen. Als iemand bijvoorbeeld van nature goed zou zijn in voetballen maar zijn benen zijn door een ongeluk verlamd dan mist deze persoon het vermogen om zijn talent uit te kunnen oefenen. Onder vermogen valt ook datgene wat de persoon heeft aangeleerd, als iemand vanuit nature goed zou kunnen hardlopen heeft hij eerst het vermogen daartoe moeten ontwikkelen, namelijk leren lopen als kind. Tot slot heeft de context waarin iemand leeft invloed. Hiermee wordt de omgeving van iemand bedoeld, en dit kan heel breed zijn. Denk aan de mensen waar hij mee te maken heeft, de educatieve middelen Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
14
die hij tot zijn beschikking heeft, maar ook letterlijk de omgeving, leeft iemand op het platteland, in de bergen of in een grote stad (Christiaensen, et al., 2009). Zo kan iemand die van nature goed met muziek is, wel heel goed blijken in voetballen doordat hij daar van heel jong af aan intensief in is gestimuleerd door zijn ouders, waardoor muziek niet tot uiting komt. Dit verwijst ook weer naar de kansen. Samengevat is dit terug te vinden in figuur 1 hieronder.
Figuur 1. Hoe talent in elkaar zit (Christiaensen, et al., 2009).
Samenvattend kan er een definitie van talent gehanteerd worden; deze definitie is gebaseerd op gevonden literatuur en past zowel binnen de nature als de nurture benadering. Er is nog geen wetenschappelijk bewezen standvastige definitie als het om het begrip talent gaat. De definitie van talent wordt dikwijls aangepast aan bedrijfsculturen. Dit worden ook wel werkdefinities genoemd en zijn er zodat de definities in de praktijk bruikbaar zijn voor specifieke sectoren of bedrijven (Christiaensen, et al., 2009). Deze definitie is gekozen omdat er veel van de gevonden literatuur in terugkomt en daarmee zo realistisch mogelijk is, en bovendien passend is bij de missie en visie van SPIN. Talent komt voort uit een aangeboren aanleg voor bijvoorbeeld een vaardigheid/competentie en wordt gestimuleerd door aangereikte kansen, de motivatie van de persoon en het vermogen van de persoon en wordt uiteindelijk beïnvloed door de gehele context waarin de persoon zich begeeft. Dit zal uiteindelijk leiden tot dusdanige prestaties die als talentvol worden gezien. Uit de formule uit figuur 1 blijkt ook dat alle elementen aanwezig moeten zijn bij het ontwikkelen van talent. Context is hierbij dan geen noodzaak maar heeft wel een cruciale invloed. Tevens is in de bovenstaande definitie de laatste zin toegevoegd aan de hand van de eerder genoemde zin dat een prestatie pas een topprestatie is als deze door de buitenwereld als uitzonderlijk en relevant ervaren wordt. Deze was afkomstig uit Knegtmans (2009). Talent en talentontwikkeling hebben niet altijd alleen maar met ‘topprestaties’ te maken. Iedereen heeft wel talenten in zich. Echter niet iedereen heeft de behoefte hier zo diep mee aan de slag te gaan om als uiteindelijk doel de top te halen. Voor veel mensen is het al voldoende om datgene waar ze goed in zijn te kunnen uitoefenen als hobby (Stuijvenberg, 2009). Daarom wordt er ook onderscheid gemaakt tussen excellente talenten en talent voor iedereen, bij dit laatste komt in de wereld van talentontwikkeling ook wel het begrip ‘latente talenten’ om de hoek kijken. Dit houdt in dat men over bepaalde talenten beschikt, maar hier zelf nog geen weet van heeft, onzichtbaar aanwezige talenten dus (Es, Miedema & Studulski, 2010). Met name het ‘talent voor iedereen’ zal in dit onderzoek centraal staan, gezien de missie en visie van stichting SPIN. Er zijn dus talenten die nog niet ontdekt zijn, talenten die men als hobby aanhoudt en talenten waar men graag de top mee betreedt. Hierom zijn er ook verschillende niveaus van talentontwikkeling. Dit wordt ook wel de talentladder genoemd. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
15
Paragraaf 3.1 & 3.2 van scriptie Stuijvenberg (2009). Tijdens dit onderzoek zijn vooral de eerste twee niveaus belangrijk, het kennismaken en het ontwikkelen/participeren. Deze zijn het meest belangrijk voor SPIN.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
16
4
Deelvraag 2:Wat is er voor talentontwikkeling nodig, welke factoren dragen er aan bij?
In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt wat er nodig is voor talentontwikkeling. Veel bronnen schrijven over talent, ieder met een eigen invalshoek. Sommigen zullen overeenkomende factoren, maar ook unieke factoren noemen. Het kan dus zijn dat sommige factoren vaker genoemd worden, door verschillende bronnen. Tevens zal eerst in het algemeen bekeken worden wat er nodig is voor talentontwikkeling. Vervolgens zal dit gefilterd worden naar factoren die alleen relevant zijn bij talentontwikkeling in de vrije tijdssector en die aansluiten bij het bereik van Stichting Speeltuinen In Noord. Nu duidelijk is wat talent inhoudt en in welke niveaus het in te delen is, wordt uiteengezet wat er nodig is voor het ontwikkelen van dat talent. Zo worden er bijvoorbeeld criteria gehandhaafd voor wat nodig is voor talentontwikkeling. Drenth en Zant (genoemd in Stuijvenberg, 2009) onderscheiden de volgende criteria: Aanleg: Talenten beschikken over een bijzondere aanleg voor de beoefening van een bepaalde discipline, dit blijkt vaak al op jonge leeftijd. Affiniteit: Talenten voelen zich aangetrokken tot een bepaalde discipline. Ambitie: Talenten hebben de wens en wil om deze aanleg verder te ontwikkelen en te verdiepen. Activiteit: Talenten zijn bereid om zich in te spannen en zich een aantal opofferingen te getroosten om zich verder te bekwamen en ontwikkelen. Volgens hen zijn deze vier elementen nodig om de top te halen. Alvorens men de top kan bereiken moeten er ook enkele fasen doorlopen worden. Volgens Bloom (genoemd in Subotnik, Edmiston, Cook & Ross, 2010) zijn er drie fasen: In de eerste fase gaat het om kennismaken met een onderwerp, idee of discipline. Bij het kennismaken moet het individu sympathie krijgen voor de betreffende discipline waardoor hij of zij motivatie krijgt verder te gaan met de discipline. In de tweede fase leert het individu vaardigheden, kennis en waarden van het domein. In de derde en laatste fase leert de persoon zijn of haar passie en technische meesterschap toe te passen om een unieke eigen stijl te creëren en problemen te herkennen. In van Hoorik (2011) worden de fasen van Bloom net iets anders en praktischer omschreven, wellicht is dit een later herziene versie van Bloom; Bloom (genoemd in Hoorik (2011) onderscheidt in de ontwikkeling van een topprestatie vier fasen: 1) ontdekken wat leuk is en wat je meer wilt doen; 2) de fase van regelmatig oefenen (in clubverband en meedoen aan wedstrijden); 3) gescout worden en begeleiding krijgen van goede coaches (voor weinigen weggelegd, brengt ook intensieve training met zich mee en reisafstanden) en 4) het leveren van unieke prestaties. (van Hoorik, 2011). Dit lijkt dus enigszins op de niveaus van de talentenladder (zie deelvraag 1, blz. 16). Om deze fasen te doorlopen hebben ze a) ‘peers’ (leeftijdgenootjes die wat betreft het domein of de activiteit op dezelfde golflengte zitten) nodig om mee om te kunnen gaan; b) ‘instructies en regels’ nodig en ‘technieken/vaardigheden’ die bij het domein of de activiteit horen; en c) ‘begeleiding’ om de interesse van het kind om te zetten in een goede prestatie of gedachtegang (Subotnik et al., 2010). Echter niet iedereen heeft de motivatie om te gaan voor het toptalent. Aanleg en affiniteit zijn wel nodig om te kunnen spreken van talent. Ambitie en activiteit gaan meer over het niveau van het talent. Zij zijn meer noodzakelijk indien het talent echt serieus genomen wordt en doorgaat naar de top. (Stuijvenberg, 2009). Behalve de zojuist genoemde fasen die doorlopen worden in het proces tot talentontwikkeling, zijn er ook voorwaarden voor het kunnen ontwikkelen van talent. Dit zijn competenties, eigenschappen of gedragingen die nodig zijn om talent te kunnen ontwikkelen. Zonder deze voorwaarden kan het ontwikkelen van talent bemoeilijkt worden. Voorbeelden van een aantal voorwaarden voor talentontwikkeling zijn onder andere een juiste combinatie van voorzieningen, goede voorbeelden, begeleiding en motivatie. Ook doorzettingsvermogen en het leren omgaan met teleurstellingen worden Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
17
genoemd. (Es, Miedema & Studulski, 2010). Belangrijke vermogens bovendien bij het ontwikkelen van talent zijn het oplossen van problemen, knopen kunnen doorhakken en beslissingen nemen. Daarnaast zijn een proactieve instelling en het zelf opzoek gaan naar mogelijkheden typische kenmerken voor toptalenten (Knegtmans, 2009). Er zijn nu al een aantal voorwaarden/competenties opgesomd die nodig zijn bij het ontwikkelen van talent. Echter is er nog niet gesproken over het oefenen. Zo stelt Remy Rikers (n.d.) dat ‘talent’, ofwel het hebben van een gave ergens voor, niet bestaat en dat topprestaties, wat vaak door het publiek wordt gekenmerkt als talent, voortkomen uit jarenlange intensieve training en oefening. Dit is al eerder genoemd in deelvraag één (blz. 12) waarin de deliberate practice theory werd uitgelegd. Hieruit blijkt dan wel dat affiniteit en ambitie en daarnaast ook motivatie zeer belangrijk zijn in het proces van talentontwikkeling. Het zal namelijk erg lastig zijn om het jarenlang intensief trainen en oefenen vol te kunnen houden indien deze factoren niet aanwezig zijn (Rikers, n.d.). Ook Knegtmans (2009) zegt dat de wil om de top te behalen en bereidheid daar hard voor te werken belangrijk zijn. De wil en inzet om daar het maximale uit te halen. ‘Wil’ en ‘bereidheid’ kunnen bijvoorbeeld onder het kopje ‘ambitie’ geplaatst worden, maar nog beter onder het kopje ‘activiteit’. Willen is belangrijk, relatief veel kunnen tegenover een gebrekkige motivatie levert weinig tot niets op. Iets mindere competentie kan gecompenseerd worden door sterke motivatie. Intelligentie en academische resultaten zijn dan ook niet genoeg/matige voorspellers voor echt succes. Juist de mensen met een gemiddelde intelligentie bleken opvallend goed te presteren wat kwam door de passie en motivatie die deze mensen hadden (Knegtmans 2009). En zelfs al is iemand wel zeer gemotiveerd en ambitieus naar een doel aan het streven dan nog kan het soms tegenvallen. Waarom sommige mensen zoveel meer gedreven zijn dan anderen en met name waarom zij de dagelijks opofferingen schijnbaar moeiteloos op kunnen brengen is nog onderwerp van onderzoek (Knegtmans, 2009). Omdat dus niet iedereen dit in zijn eentje kan opbrengen is een steunende omgeving zo belangrijk. Talentontwikkeling betekent een continue investering in leren en dit leren kan het best plaatsvinden in een leer- en werkklimaat waarin dit aangemoedigd wordt. (Christiaensen, et al., 2009). Dit zal bij kinderen in eerste instantie door de ouders geschieden en in tweede instantie door de trainer/instructeur/leerkracht. Dus steun, maar ook hoge verwachtingen werken stimulerend voor het kind, echter succes ‘eisen’ van het kind werkt averechts. (Studulski & van Es, 2010). Helaas is vanuit het perspectief van de ouders niet concreet beschreven hoe de ‘steun’ dan vormgegeven zou moeten worden, of wat er onder steun verstaan wordt. Vanuit het perspectief van trainer, instructeur of leerkracht gezien is het belangrijk dat zij ervoor zorgen dat het ook naar iedereen toe duidelijk is wat er geleerd moet worden, het liefst ergens omschreven. De training- of oefentaken moeten aansluiten op het niveau van de lerende en er moeten mogelijkheden zijn om bepaalde oefeningen te herhalen, in het kader oefenen is dit erg belangrijk. Daarnaast moet er ruimte zijn om fouten te maken, deze te corrigeren en op die manier ervan te leren, en tot slot goede feedback ofwel uitleg vormt de basis voor een goed leerklimaat en steunende omgeving (van Hoorik, 2011). Voorbeelden zorgen ervoor dat het duidelijker wordt wat de bedoeling is bij het doen van een activiteit en ook hoe iets uitgevoerd moet worden. Deze kunnen dus niet missen! Bij leren is het belangrijk dat er ook voorbeelden zijn waarvan kinderen de ‘kunst kunnen afkijken’. Je kunt leren en verbeteren door te kijken naar anderen; wat doen zij goed, en wat gaat minder goed? Er kan immers ook geleerd worden van andermans fouten. Voorbeelden volgen en bestuderen is dus goed, echter dicht bij jezelf blijven en een eigen stijl creëren die past bij de eigen sterke punten maakt succesvol (Knegtmans, 2009). Om bij de ouders terug te komen; het is belangrijk dat wanneer het niet-cognitieve talentontwikkeling betreft (cognitieve ontwikkeling vindt veelvuldig in het onderwijs plaats), er speciale inzet moet zijn op de ouders in aandachtswijken. Belangrijk bij het herkennen en het groeien van talenten is de opvoeding. Ouders hebben allemaal hun eigen stijl van opvoeden, dit zorgt ervoor dat sommige kinderen bepaalde kansen wel krijgen en anderen niet. Er ontstaan dus verschillen tussen kinderen en zo komt het ook voor dat talenten niet ontdekt zullen of kunnen worden.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
18
Het verschil is eigenlijk vooral te merken in de sociaal economische status (SES). Bij middenklasse gezinnen is vaker sprake van een ‘concerted cultivation’, dit houdt in dat het kind actief gestimuleerd wordt en worden de talenten, meningen en vaardigheden gekoesterd en geëvalueerd. Gezinnen met een lagere SES houden er vaak een ‘accomplishment, of natural growth’ stijl op na. Hierbij wordt het kind heel zelfstandig gelaten in het opgroeien. Er is hierbij geen “foute” stijl om te hanteren, echter de eerst genoemde stijl stimuleert wel meer deelname aan activiteiten en de ontplooiing van het kind. Een kind dat deelneemt aan veel activiteiten doet wisselende ervaringen op en maakt zich heel andere (informele) competenties eigen, zoals teamwork of voor jezelf opkomen (van Hoorik, 2011). Een brede ontwikkeling van het kind zorgt ervoor dat het flexibeler zal worden en een ruimere kijk op de dingen in het leven krijgt, en ook creatiever wordt in het bedenken van oplossingen. ‘Out of the box’ denken wordt hierdoor gestimuleerd. Een brede ontwikkeling kan bereikt worden door het kind met meerdere aspecten in het leven kennis te laten maken. Dus bijvoorbeeld niet alleen natuur of wetenschap, maar bijvoorbeeld ook sport, ICT e.d. dus inderdaad die activiteiten en wisselende ervaringen zijn dan bepalend (Knegtmans, 2009). Dit zal ongetwijfeld bijdragen aan het zelfbeeld van het kind. Voor talentontwikkeling is zelfvertrouwen erg belangrijk. Zelfvertrouwen kan onder andere bereikt worden door ervaren van succes. Psycho-medisch onderzoek heeft aangetoond dat succeservaringen zelfvertrouwen geven via de productie van adrenaline en testosteron (Cools, 2006). Voor zowel jongens als meisjes geldt volgens Hibbard & Buhrmeier (genoemd in van Hoorik, 2011) dat het uitdagen om tot een betere prestatie te komen, ook wel het zichzelf kunnen verbeteren (door het bereiken van persoonlijke doelen of het ontwikkelen van vaardigheden) leidt tot toenemend zelfvertrouwen en bewustzijn van vooruitgang en tot minder negatieve gevoelens. Daarmee is talentontwikkeling volgens hen in hoge mate karaktervormend (van Hoorik, 2011). Zelfvertrouwen geeft moed en stelt je in staat om grotere risico’s te nemen, grotere prestaties te leveren en fouten durven te maken en daar ook van te leren (Knegtmans 2009). Behalve dat zelfvertrouwen het proces van talentontwikkeling positief beïnvloedt zegt Csikszentmihalyi (genoemd in Knegtmans, 2009) dat met talent ook een bepaalde flow gemoeid is. Dit is een soort toestand waarin men in opperste concentratie en volledige overgave met iets bezig kan zijn waardoor de prestaties extra goed zullen zijn. Zo’n flow kan bereikt worden door doelen te stellen en uitdagingen aan te gaan die met grote moeite nog net haalbaar zijn. Er wordt ook benoemd dat ambitieuze maar realistische doelen erg van belang zijn. (Knegtmans, 2009). Dit zijn bij elkaar een hoop voorwaarden en factoren die nodig zullen/kunnen zijn bij een optimale ontwikkeling van talent. Echter als we weer terugspitsen naar stichting SPIN die haar activiteiten in vrijetijdssetting organiseert en daarbij kinderen als doelgroep heeft, kunnen er een aantal factoren of voorwaarden worden weggelaten. Hoe belangrijk ze ook zijn en misschien zelfs wel ook voor kinderen, er zitten ook veel intrinsieke voorwaarden/factoren tussen die wellicht uitgevraagd kunnen worden, echter gaat dit te diep als weer teruggegaan wordt naar het doel van SPIN van de activiteiten. Stichting SPIN heeft met de activiteiten als doel de kinderen allereerst plezier te bezorgen, ze te leren op welke manier vrije tijd besteed kan worden, ze kennis te laten maken met diverse activiteiten/disciplines en uiteindelijk een beginnetje van talentontwikkeling in gang te zetten. Haar doel is niet om kinderen op te leiden tot toptalenten. Met dit in het achterhoofd is het wat duidelijker waarom niet alle factoren zullen worden meegenomen in het onderzoek. Tevens gaat het onderzoek erom in hoeverre er sprake is van de voorwaarden en een proces tot talentontwikkeling bij de kinderen dankzij de inzet van SPIN (zie ook de hoofdvraag nog eens op blz. 9 en 10). Hierdoor zullen niet alle factoren uitgevraagd worden. Hieronder zullen daarom ook alle factoren individueel nog eens besproken worden, per factor/voorwaarde wordt beargumenteerd waarom deze wel of waarom deze niet wordt gebruikt als onderzoeksvariabele. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
19
Allereerst zullen de factoren hieronder worden weergegeven die NIET gebruikt zullen worden als onderzoeksvariabele. Factor Toelichting Aanleg
Activiteit (opofferingen om verder te bekwamen en ontwikkelen)
Peers (leeftijdgenootjes)
Doorzettingsvermogen
Omgaan met teleurstellingen
Oplossen van problemen
Proactief op zoek gaan naar mogelijkheden
Leveren van unieke prestaties
Intensieve training
Wil en bereidheid de top te halen
Flow
Aanleg zou iets genetisch/aangeboren zijn. Echter dit is lastig uit te vragen omdat men vaak van zichzelf niet goed weet waar ze van ‘nature’ goed in zijn. Dit gaan ze juist ontdekken door de activiteiten. Wordt niet uitgebreid uitgevraagd, dit stadium is te ‘ver’ buiten het doel van SPIN, dit hoort normaal gesproken bij talenten die echt bezig zijn met ‘specialiseren’ op weg naar de top. Wordt niet uitgevraagd omdat op voorhand te concluderen valt dat hieraan voldaan wordt, omdat de activiteiten altijd in groepsverband plaatsvinden en zijn gericht op bepaalde leeftijdsgroepen. Is complex om uit te vragen, zeker bij kinderen. Daarnaast genieten andere punten die beter bij SPIN aansluiten de voorkeur om uit te vragen. Hoewel zeker belangrijk bij het ontwikkelen van talent, is het niet van essentieel belang en dus hebben andere variabelen prioriteit. Bovendien is niet duidelijk welke manier van omgaan met teleurstellingen dan als positief gezien wordt. Het was niet concreet genoeg. Deze vaardigheid wordt pas meer belangrijk bij latere fasen van het ontwikkelen van talent. SPIN is gericht op de beginfasen van talentontwikkeling. Dit is een eigenschap/gedrag die er buiten de activiteiten om, dus buiten SPIN om, zou moeten zijn. SPIN kan helpen door te wijzen of doorverwijzen wat zij reeds doen. Dit is zeer subjectief. Hier zal een ieder een andere mening over hebben. Bovendien behoort dit meer tot de latere fasen van talentontwikkeling. Ook dit is voor de latere fasen van talentontwikkeling van toepassing, dit is de fase waarin kinderen ‘kilometers gaan maken’. Opnieuw een voorwaarde die van toepassing is, en tot uiting komt bij latere fasen van talentontwikkeling. Waarschijnlijk vanaf het ‘kilometers maken’. Ambitie wordt wel uitgevraagd, dit ligt dicht bij elkaar. Flow klinkt heel vanzelfsprekend als je erover leest in de literatuur. Echter is het lastig uit te vragen aan kinderen, om er achter te komen of het daadwerkelijk om flow gaat.
Dan volgen nu de factoren die als onderzoeksvariabele gebruikt zullen worden. Ook wel indicatoren genoemd. Factor Toelichting Affiniteit
Ambitie (Motivatie)
Kennismaken met een discipline
Vaardigheden leren
Talent begint altijd met affiniteit. Zolang er geen affiniteit aanwezig is met een bepaalde discipline is er ook geen goede basis aanwezig om talent verder te ontwikkelen. Er zal worden gevraagd naar het enthousiasme van het kind voor de activiteiten. Naast affiniteit moet het kind graag verder willen met de discipline, het vaker willen doen, meer leren. Dit zijn ook de punten waar naar gevraagd zal worden. Dit valt onder ambitie. In de tekst kwam motivatie veel aan bod, echter liggen ambitie en motivatie zo dicht bij elkaar dat het als 1 punt gezien wordt. Behalve dat kinderen weten wat ze gaan doen, gaan ze ook leren wat de discipline inhoudt en leren ze, indien van toepassing, daar vaardigheden bij. Dit is het stadium van kennismaken. Zonder kennismaken, ook geen ontdekkingen van talent. Om een discipline uit te kunnen oefenen moeten de benodigde vaardigheden worden aangeleerd. Het is dus belangrijk dat kinderen na een activiteit zelf het idee hebben dat ze wat geleerd hebben.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
20
Oefenen (dingen kunnen herhalen/fouten maken) Begeleiding/hulp
Uitleg (Instructies)
Regels
Voorzieningen
Voorbeelden
Steun
Succeservaringen
Om een vaardigheid onder de knie te krijgen moet er geoefend worden. Dit houdt in: herhalen, en fouten kunnen maken om vervolgens hulp te krijgen. Als iets niet lukt is het belangrijk dat het kind geholpen wordt, om eventuele fouten te kunnen herstellen. Ook belangstelling/aandacht voor de kinderen is belangrijk. Dit valt onder de begeleiding. Deze staat nauw in verband met de vorige factor. Het is belangrijk dat de uitleg duidelijk is en dat iedereen het snapt. Ook tussendoor opnieuw uitleg krijgen als het even wat minder goed gaat. Zijn belangrijk voor een stabiel leerklimaat. Ieder kind moet weten wat wel en niet mag. Zodat het weet waar het aan toe is. Bovendien zorgt dit ervoor dat kinderen elkaar minder snel zullen storen tijdens de activiteit. Er wordt dan ook gevraagd of er regels bekend waren en zo ja hoe deze bekend zijn gemaakt. De voorzieningen maken een activiteit wel of niet mogelijk. Speeltuinleiders organiseren geregeld activiteiten waarvoor zij eventueel voorzieningen nodig hebben. Aan hen dan ook de vraag hoe zij de voorzieningen ervaren. Voorbeelden laten zien hoe een vaardigheid moet worden uitgevoerd. Daarnaast kan er ook veel geleerd worden van zowel goede als foute voorbeelden. Er zal gevraagd worden hoe de kinderen de voorbeelden hebben ervaren. Ook al staat dit grotendeels buiten SPIN, er zal toch gevraagd worden naar de steun van ouders om mee te doen aan activiteiten. Wellicht kan SPIN hier alsnog iets mee doen, ook in het kader van participatie als blijkt dat er onvoldoende steun vanuit ouders komt. Succeservaringen leiden tot zelfvertrouwen en dat is cruciaal in het proces van talentontwikkeling. Zelfvertrouwen zorgt ervoor dat een kind een volgende keer weer opnieuw wil en durft mee te doen en weer een stapje verder te gaan. Er zal gevraagd worden naar hoe zij zelf vinden dat ze het gedaan hebben maar ook in hoeverre activiteiten positief afgesloten konden worden.
De groene factoren zijn de indicatoren die gebruikt worden om de interviewvragen te formuleren. In de interviews zal dus zoveel mogelijk op deze punten worden ingegaan, om te zien in hoeverre hier aan voldaan wordt. De uiteindelijke interviews zijn te vinden in bijlage 1,2 en 3 vanaf blz. 48.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
21
5
Deelvraag 3: Waarom is talentontwikkeling zo belangrijk voor de gemeente Amsterdam, kinderen in aandachtswijken en voor stichting SPIN?
Zoals in hoofdstuk 1 al is benoemd is talentontwikkeling een soort van groeiende sector aan het worden. Het woord talent kom je op steeds meer plaatsen tegen. Op scholen, sportverenigingen, televisie, bij werkgevers (vaak afdeling human resource management) etc. En dat is natuurlijk omdat talent verwijst naar bijzondere prestaties. Behalve dat talent bijzondere prestaties met zich meebrengt zorgt het er ook voor dat mensen actief zijn in de maatschappij. Talent en talentontwikkeling dragen dus niet alleen bij voor het individu maar ook voor de maatschappij. Daarom komen er bij gemeenten vaker beleidsstukken voor waarin aandacht is besteed aan talentontwikkeling. Zo ook bij Amsterdam, zij hebben een ‘stuurgroep Brede Talentontwikkeling’. 5.1 Amsterdam Daar zijn natuurlijk achterliggende redenen voor. Want opgroeien in Amsterdam betekent niet voor alle kinderen gelijke kansen. Ieder kind groeit anders op en daarmee heeft ook niet ieder kind de kans om talenten te ontwikkelen. Amsterdam wil dan ook gelijke kansen voor welk kind dan ook. Daarmee staat de ontwikkeling van talent los van etniciteit, milieu, school of buurt waarin de kinderen opgroeien. De kinderen kunnen leren waar ze goed in zijn en van daaruit hun talenten gaan ontwikkelen. Het helpt de kinderen hun identiteit te ontwikkelen en te leren om door te zetten. Daarnaast kan het samen ontwikkelen van talent bij kinderen voorkomen dat er segregatie 1 plaatsvindt. Het heeft zelfs invloed op schooluitval, dit kan verminderen en jongeren kunnen gemakkelijker de overgang maken van primair- naar voortgezet onderwijs en van VMBO naar MBO. Uiteindelijk leidt Brede Talentontwikkeling in de gehele gemeente tot een betere aansluiting tussen aanbod in de wijk en het stedelijke aanbod. Tot slot en ook zeer belangrijk: Kinderen beleven plezier met elkaar en kunnen ook nog eens van elkaar leren! Uiteraard zijn het in de eerste plaats de ouders die hun kinderen stimuleren, echter niet elke ouder is hiertoe in staat om welke reden dan ook. Tevens komt het voor dat ouders talenten niet herkennen of stimuleren. Daarom wil de gemeente bijdragen met haar beleid om te zorgen dat ook deze kinderen voldoende kansen krijgen aangereikt. Door deze kansen te bieden kunnen kinderen activiteiten volgen op school, buiten, in het buurthuis, in het jongerencentrum, bij sportverenigingen, bij de scouting, en bij instellingen voor kunst en cultuur. Daarnaast wordt gestreefd de activiteiten te organiseren op plaatsen die kinderen en jongeren gemakkelijk kunnen bereiken. Buiten de voordelen voor het kind zelf draagt actieve inzet voor talentontwikkeling ook bij aan de maatschappij. Kinderen en ouders ontmoeten elkaar bij deelname aan activiteiten. Dit bevordert de integratie en versterkt de sociale cohesie in een wijk wat weer de kans op segregatie verkleint. Doordat activiteiten voor talentontwikkeling per buurt georganiseerd worden, worden wijken krachtig en gezond, dit valt onder wijkaanpak. Actief bezig zijn met de ontwikkeling van talent zorgt ervoor dat de kinderen kunnen uitgroeien tot burgers die participeren in de maatschappij en zal negatief gedrag, zoals overlast op straat, verveling en agressief gedrag plaatsmaken voor positief gedrag. Als er uit dit initiatief toptalenten groeien, kunnen zij weer als voorbeeld fungeren voor andere kinderen als het gaat om talentontwikkeling. Zij stimuleren dan andere kinderen om ook te top te bereiken. Het kan zelfs een positief effect hebben op de gezondheid van kinderen. Met name door de aangeboden sportactiviteiten kunnen problemen, die ontstaan door overgewicht, worden beperkt. Tot slot brengt het de ouders weer wat vrije uurtjes waardoor zij even hun rust kunnen vinden of zelf participeren door vrijwilligerswerk, of aan de eigen ontwikkeling te werken. Alle bovenstaande informatie is afkomstig van (DMO, OOG, OSA, 2008). 1
In dit geval sociale segregatie wat letterlijk scheiding betekent. Hier scheiding tussen bijvoorbeeld verschillende culturen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
22
5.2 Aandachtswijken Allereerst is het handig te definiëren wat er precies onder het begrip ‘aandachtswijk’ wordt verstaan. Aangezien veel aanpak en beleid vanuit de overheid komt, zijn zij ook degenen die bepalen wanneer een wijk onder de categorie aandachtswijken valt. Zij definiëren een aandachtswijk als een wijk met problemen rondom wonen, werken, integreren, veiligheid en leren. In Nederland heeft de overheid veertig wijken aangewezen als zijnde aandachtswijk (Rijksoverheid, 2012). Door opeenstapeling van problemen zoals hoge (jeugd)werkloosheid, veel vroegtijdig schoolverlaten en criminaliteit blijft in deze wijken de kwaliteit van de leefomgeving sterk achter bij andere wijken. Andere kenmerken van deze aandachtswijken zijn verloedering van de omgeving door bijvoorbeeld woningen met een lage kwaliteit, huishoudinkomens zijn een kwart lager dan gemiddeld en er heersen twee keer zoveel schuldsaneringen, er is een gebrek aan inburgering van nieuwkomers. Tevens komt het voor dat de emancipatie en participatie van met name niet-westerse vrouwen achterblijft. Er heersen gezondheidsachterstanden, bewoners sterven zes jaar eerder dan gemiddeld (Rijksoverheid, 2012). Nu duidelijker is wat onder een aandachtswijk wordt verstaan kan er weer gericht worden op de vraag waarom talentontwikkeling dan zo belangrijk is voor kinderen in aandachtswijken. Talentontwikkeling kan bijdragen aan vermindering of verbetering van de bovengenoemde problemen binnen aandachtswijken. Dat zal in de volgende alinea uiteengezet worden. Overbelaste jongeren raken gedemotiveerd en verlaten het onderwijs voortijdig doordat zij in het dagelijks leven, en vooral in het onderwijs, worden geconfronteerd met hun zwakke punten en tekortkomingen (van Hoorik, 2011). Dit lijkt op wat Micha de Winter (1995) beschrijft als het huidige beeld van ‘de jeugd als het probleem’. Het grootste nadeel hiervan is dat de capaciteiten van jeugdigen worden miskent en ook de behoefte om deze tot uitdrukking te brengen. Richten op talentontwikkeling bij kinderen betekent richten op potentiële kwaliteiten, op de behoefte aan erkenning en ontwikkeling daarvan in plaats van dat er gericht wordt op potentiële problemen en onvolkomenheden. (de Winter, 1995). Talentontwikkeling stimuleert ook participatie van kinderen en jongeren, het biedt ze mogelijkheid om vaardigheden te ontwikkelen waarmee zij een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving en om te oefenen in situaties waarin zij worden voorbereidt op het burgerschap. Daarnaast vergroot het de betrokkenheid, het is ook de stimulans tot gedragsverandering die helpt tot maatschappelijke participatie. Door het talent te ontwikkelen krijgt het kind de kans tot identiteitsvorming wat een belangrijk onderdeel is bij krijgen van inzicht in het eigen zelfbeeld. Dit is de basis om hun plek in de samenleving te kunnen definiëren (van Hoorik, 2011). Wat ook een belangrijk punt is welke niet door de Rijksoverheid werd genoemd is de sociale samenhang in een wijk. Sociale samenhang zorgt voor veel onderling contact, dit kan contact met vrienden, buren of buurtgenoten maar ook gewoon familie zijn. Gebleken is dat sociale samenhang sterk in relatie staat met geluk. Als er een goede sociale samenhang heerst zijn de mensen ook gelukkiger en meer tevreden over hun leven (Mars & Schmeets, 2011). Zoals al eerder genoemd kan talentontwikkeling bijdragen aan de integratie, maar het kan dus ook bijdragen aan de sociale samenhang in een wijk doordat de ouders en kinderen elkaar ontmoeten bij deelname aan activiteiten. Hier kunnen zij contacten leggen en die gaan onderhouden. Bovendien hebben ze meteen iets gemeen, de kinderen hebben dezelfde interesse voor een bepaalde activiteit. Kortom; investeren in de ontwikkeling van kinderen verkleint de achterstanden, het kan bijdragen aan vermindering van schooluitval en het kan de kinderen/jongeren stimuleren de school af te maken. De brede talentontwikkeling draagt ook bij aan integratie in de wijk, iets wat in aandachtswijken vaak gebrekkig is. Dit komt vooral op gang wanneer kinderen en ouders gezamenlijk meedoen aan activiteiten. De aandacht voor sportief talent kan kinderen in beweging brengen en bijdragen aan de gezondheidstoestand in de wijk (Stuijvenberg, 2009) & (DMO, OOG & OSA, 2008).
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
23
5.3 Stichting SPIN Stichting SPIN, ook wel SPIN genoemd, wil graag van betekenis zijn binnen de samenleving. Zij zijn daarbij zeer gericht op kinderen. Dit blijkt ook uit hun visie welke op de website terug te vinden is: “In onze pedagogische visie staat centraal dat kinderen kansrijk moeten kunnen opgroeien. We kiezen voor een positieve benadering van ieder kind en nemen kinderen serieus. Respect, aandacht en veiligheid zijn belangrijke uitgangspunten in ons dagelijks handelen. Wanneer nodig komen we op voor de belangen van kinderen.” (stichting SPIN, 2012). Binnen Amsterdam Noord wil ze graag bijdragen aan het opgroeien van de kinderen en de participatie van bewoners (Toekomstplan, 2011). Daarnaast streeft ze naar betere toekomstkansen voor kinderen, leefbare en kindvriendelijke buurten met een positief opvoedklimaat, toename van participatie, betrokkenheid en verantwoordelijkheid van kinderen en ouders/bewoners en daarmee een afname van sociaal isolement. En tot slot verzorgde en onderhouden (semi) openbare ruimten en minder overlast voor bewoners (Offerte 2012, 2011). Een deel van deze doelen kunnen verwezenlijkt worden door te werken aan de talentontwikkeling van kinderen. Deze doelen zijn gebaseerd op de doelen van het stadsdeel Amsterdam Noord, van waaruit SPIN de opdracht voor haar werk krijgt. Twee doelen daarvan liggen dicht bij elkaar en zijn gericht op kinderen: “Kinderen en jongeren moeten veilig en gezond in Noord kunnen opgroeien; ze moeten hun talenten zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen in een uitdagende leefomgeving.” “Voor alle kinderen in Noord is brede talentontwikkeling mogelijk, met aandacht voor een gezonde leefstijl.” (JONG Noord, 2007, p. 13 & 14). Dit speelt dus ook rol bij de prioriteiten van SPIN. Andere doelen vanuit het stadsdeelkantoor waar SPIN op inspeelt en die kunnen worden verwezenlijkt dankzij het werken aan talentontwikkeling zijn: meer vrijwilligerswerk, creatieve oplossingen, gevarieerd aanbod voor jongeren, kinderen en jongeren van nu verdienen kansen voor ontplooiing; onbezorgd opgroeien, Noord moet leuk zijn voor de jeugd, initiatieven vanuit de samenleving, deelname van jeugd aan sport. Deze doelen van het stadsdeelkantoor zijn afkomstig uit de Quickscan van de Vries & Andres (2011). SPIN verwezenlijkt deze doelen door te werken aan talentontwikkeling, zo is er op het gebied van creatieve oplossingen bijvoorbeeld met moestuinen gewerkt voor kinderen en daarop aansluitend het kookatelier, en vele andere creatieve activiteiten waaraan kinderen konden deelnemen (de Vries & Andres, 2011). Dit soort activiteiten draagt tegelijkertijd bij aan de gezondheid van kinderen omdat zij op deze manier meer kennis vergaren over gezonde voeding en hoe ze dit ook zelf op een leuke manier kunnen bereiden. Vrijwilligers worden altijd ingezet, zowel bij het speeltuinwezen als tijdens de vele activiteiten. Zij begeleiden en helpen de kinderen dan. Dit vergroot ook de participatie van bewoners, want een ieder die wil, is welkom om als vrijwilliger te komen helpen. Behalve bewoners werken er ook vrijwilligers die bezig zijn met re-integreren. Enige voorwaarde om als vrijwilliger aan de slag te kunnen is dat men in het bezit moet zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) (de Vries & Andres, 2011). Een gevarieerd aanbod is er bij SPIN zeker, doordat zij op verschillende talentgebieden inzetten is er voor ieder wat wils, en keuzes genoeg. De activiteiten dragen ook bij aan de ontplooiing van de kinderen, zij krijgen door de activiteiten de kans hun talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen. Behalve dat zij op het gebied van bepaalde activiteiten vaardigheden leren, leren zij ook algemene normen, waarden en vaardigheden zoals samenspelen, omgangsvormen en doorzetten dankzij de inzet van de speeltuinleiders welke verschillende trainingen hebben gevolgd; waaronder Triple P. Daarnaast krijgen de kinderen voor wie kansen minder vanzelfsprekend zijn nu volledig de kans om ook het proces tot talentontwikkeling aan te gaan.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
24
Doordat op de speeltuinen veel spellen, creativiteit en vrijheid wordt geboden en daarnaast ook extra activiteiten gericht op talent is het in Noord voor de jeugd leuker geworden om op te groeien en krijgen ze meer mogelijkheden om aan sport of beweging te doen (Offerte 2012, 2011).
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
25
6
Deelvraag 4: Hoe werkt SPIN aan talentontwikkeling?
Talentontwikkeling kan op diverse manieren worden gestimuleerd. Enige aspecten zijn wellicht al aan bod gekomen in eerdere deelvragen. In dit hoofdstuk zal uiteengezet worden op welke manieren SPIN talentontwikkeling in gang zet, hoe zij hiervoor te werk gaan. SPIN zet zich op allerlei manieren in voor kinderen met het speeltuinwerk. Ook op het gebied van talentontwikkeling. Dit gebeurt zowel direct als indirect. Allereerst is de basis van SPIN natuurlijk haar speeltuinen die elke dag geopend zijn en waarin speeltuinleiders en vrijwilligers aan het werk zijn. Hier kunnen kinderen altijd terecht om te komen spelen. De speeltuinleiders houden niet alleen toezicht, ook organiseren zij veel sport en spel voor de kinderen. Niet alleen voor vermaak, maar ook in het kader van samenspelen, bewegen en leren. Kinderen maken kennis met verschillende takken van sport zoals bijvoorbeeld voetbal, basketbal, hockey, tafeltennis etc. Behalve sportieve activiteiten worden er ook veel creatieve activiteiten georganiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan het maken van mooie figuren met kralen en deze vervolgens vastleggen door middel van strijken, knutselen, schilderen of vouwen (mondelinge communicatie, 2012). Deze activiteiten worden niet direct tot de talentgerichte activiteiten gerekend maar ze dragen er zeker wel aan bij doordat SPIN hiermee inspeelt op het niveau van Kennismaken in het proces van talentontwikkeling en daarmee stimuleren ze tegelijkertijd dat kinderen gaan ontdekken waar zij affiniteit voor hebben. Twee belangrijke indicatoren bij het proces tot talentontwikkeling. Kinderen kunnen vrijblijvend aan deze activiteiten meedoen en op die manier zelf bekijken of zij het leuk vinden, er goed in zijn en het vaker zouden willen doen, het prille begin van het proces tot talentontwikkeling. Naast het dagelijkse speeltuinwerk organiseert SPIN activiteiten die speciaal bedoelt zijn voor de talentontwikkeling van kinderen. Om hierbij de kinderen de kans te bieden zich op een zo breed mogelijk gebied te kunnen oriënteren baseren zij deze activiteiten op de zes talentlijnen welke zij beschreven hebben in hun Toekomstplan (2011) en die afkomstig zijn uit de nota Jong Amsterdam. Tevens staan de talentlijnen ook beschreven in ‘Alles is talent, deel 1’ (Es, Miedema & Studulski, 2010). Deze zijn weer gebaseerd op de theorie van meerdere intelligenties van Gardner, die kunnen worden teruggelezen in deelvraag 1 (blz. 14). Echter ook de activiteiten uit het dagelijkse speeltuinwerk vallen onder de talentlijnen, en bijvoorbeeld de Ster van Noord. Hieronder is een tabel weergegeven van de talentlijnen, met daarbij de bijdrage van SPIN voor de kinderen binnen deze lijnen. Talentlijn Sport, lijf en gezondheid
Activiteit(en) Dagelijks speeltuinwerk (Potje basketbal, voetbal, skeeleren, tafeltennis etc.) Moestuinen & Kookatlier (kinderen leren zaaien, onderhouden, oogsten en vervolgens daarmee koken) Ster van Noord (Judo, dansen, atletiek, voetbal, klimmen, mountainbike etc.) Het Experiment (Kunstproject voor kinderen onder begeleiding van kunstenaars)
Kunst en Cultuur Dagelijks speeltuinwerk (knutselen, kralen strijken, schilderen) Beeldhouwen Ster van Noord (Fotografie, 3D schilderen, Drummen, Wanna be a popstar)
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
26
Het kinderpersbureau (kinderen maken kennis camera’s, geluidsapparatuur etc.)
Techniek en ICT
Internetfora met kinderen Ster van Noord (modeltimmeren?) Moestuinen & Kookatlier (kinderen leren zaaien, onderhouden, oogsten en vervolgens daarmee koken)
Wetenschap en Natuur
Communicatieve en taalvaardigheid
Sociale vaardigheden
Ster van Noord (Chemie, Vissen, Natuurspeurders) Het kinderpersbureau (zij leren o.a. interviewtechnieken) Internetfora met kinderen Kinderen vergaren indirect tijdens alle activiteiten sociale vaardigheden. Doordat de activiteiten altijd in groepsverband plaatsvinden leren kinderen samenwerken, elkaar helpen of corrigeren, ruzies of meningsverschillen op te lossen.
SPIN heeft buiten haar speeltuinwerk en activiteiten om nog twee projecten die steeds terugkomen, Ster van Noord is er hier een van. Zoals al duidelijk wordt komt Ster van Noord veel terug binnen de talentlijnen. De activiteiten van Ster van Noord passen hier dan ook zeer goed in. Ster van Noord is niet alleen voor kinderen van de speeltuin of de stichting, maar voor alle kinderen die in stadsdeel Noord wonen. Dit wordt georganiseerd door SPIN in samenwerking met de bank ABN AMRO, de afdeling sport van het stadsdeel Noord en de instellingen/verenigingen die ruimtes en begeleiders beschikbaar stellen (de Vries & Andres, 2011). De kinderen worden geworven via campagne op scholen,via internet en posters op de speeltuinen. Voorbeelden van activiteiten staan hierboven in de tabel genoemd. Tijdens de activiteiten is er ook een jury aanwezig die de kinderen observeert en beoordeelt. Aan het eind van Ster van Noord worden op basis hiervan prijzen uitgereikt. Zo kunnen kinderen een lidmaatschap winnen bij een vereniging die aansluit bij de activiteit. Dit werkt voor de kinderen als beloning en motivatie om zich verder te gaan ontwikkelen binnen deze discipline. Ook zijn er aanmoedigingsprijzen voor kinderen bij wie het even tegenzat, maar erg hun best hadden gedaan (mondelinge communicatie, 2012). Via Ster van Noord wil SPIN zoveel mogelijk kinderen bereiken en hen de kans geven talenten te ontdekken en een begin te maken met de ontwikkeling daarvan. Ster van Noord is een van de twee projecten van SPIN. Het andere project is het Kinderpersbureau welke de naam ‘Het Spinnenweb’ draagt. Hiervoor kunnen kinderen tussen de zeven en twaalf jaar oud zich jaarlijks aanmelden. Ze maken onder andere films over diverse onderwerpen en houden hier ook interviews voor. Hierdoor leren de kinderen meer over de betreffende onderwerpen maar ook over de processen en technische kanten ervan. Ze leren draaiboeken maken, hoe ze achtergrondinformatie kunnen zoeken en vinden, het gebruik van een camera en geluidsapparatuur en waar aan gedacht moet worden als cameraman of geluidstechnicus (Stichting-Spin, 2012). In de tabel op de volgende pagina wordt duidelijker weergegeven op welke manier Ster van Noord en het Kinderpersbureau bijdragen aan talentontwikkeling aan de hand van de indicatoren.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
27
Legenda: * = Nog onduidelijk, zal duidelijk worden d.m.v. resultaten interviews —= Niet van toepassing = Deels van toepassing
= Volledig van toepassing
Het kinderpersbureau ‘Het Spinnenweb’ & Ster van Noord Indicator van talentontwikkeling Toepasbaarheid Affiniteit Ambitie Kennismaken met een discipline Vaardigheden leren Oefenen Begeleiding/hulp
*
Uitleg Regels Voorzieningen Voorbeelden
*
Steun Succeservaringen
— *
Deze classificering is gebaseerd op de eerder besproken literatuur. Enkele punten zijn nog onduidelijk, deze worden later duidelijk aan de hand van de interviews. Alle zojuist besproken informatie zijn vooral acties waarmee SPIN op directe wijze inzet op bevordering van talentontwikkeling. Daarnaast werkt SPIN ook op indirecte wijze aan talentontwikkeling. Doordat zij altijd kritisch blijft kijken naar de gang van zaken en op zoek blijft naar verbetering. Zo gaat zij bijvoorbeeld een speeltuin verhuizen naar een andere wijk omdat daar doelgroepen aanwezig zijn met meer prioriteit voor het speeltuinwerk (Offerte 2012, 2011). Hiermee wordt gewerkt aan het doel alle kinderen de kans te geven kansrijk op te kunnen groeien en talenten te ontwikkelen. De nieuwe speeltuin, ook wel Diereneiland genoemd, zal een combinatiespeeltuin kinderboerderij zijn. Hier kunnen kinderen spelen en leren met natuur (natuur-milieu educatie, moestuinen, hutten bouwen). Dit kan bijdragen aan de talentontwikkeling van kinderen doordat kinderen hier kunnen ontdekken waar hun interesses liggen op het gebied van flora en fauna en welke bezigheden ze hierin graag willen doen en waar zij dan goed in zijn (het kennismaken met een discipline, affiniteit en ambitie ontwikkelen). Denk daarbij aan het tuinieren en of verbouwen van groentes in de moestuinen, het bouwen van hutten; is het kind handig met bouwen? En wellicht komt er weer een kookatelier voort uit de moestuinen. Dit valt ook wel onder de ‘Naturalistische intelligentie’, welke een van de acht intelligenties van Gardner is (zie deelvraag 1 blz. 14). “Naturalistische intelligentie: (onderscheiden, herkennen, gedetailleerd observeren, categoriseren, verzamelen, samenhangende gehelen onderscheiden, ‘groene vingers’, dieren verzorgen)”. Deze is in te delen in de talentlijn ‘Wetenschap & Natuur’ en ook deels in ‘Sport, lijf en gezondheid’ omdat er ook aandacht aan gezonde voeding wordt besteed. Daarnaast werkt SPIN ook samen met stichting DOCK, zij hebben veel overeenkomstige doelen. Stichting SPIN richt zich met name op kinderen tot twaalf jaar en DOCK op kinderen vanaf twaalf jaar. Hierin sluiten zij op elkaar aan. Zij voeren daarom ook gezamenlijk activiteiten uit. Daarnaast zorgt dit ervoor dat kinderen die ouder worden na een tijdje als jongere kunnen doorstromen van SPIN naar DOCK. Tevens zullen zij samen activiteiten organiseren voor kinderen tussen de tien en dertien jaar oud zodat er geen dubbele activiteiten zullen ontstaan. Het komt voor dat kinderen van deze leeftijdsgroep
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
28
(tien tot dertien jaar) zichzelf te oud vinden voor bepaalde activiteiten van SPIN. Echter soms kunnen zij ook wat aan de jonge kant zijn voor bepaalde activiteiten van DOCK. Zij zouden tussen wal en schip kunnen vallen. Door samen activiteiten speciaal voor deze groep te organiseren krijgen deze kinderen activiteiten aangeboden die speciaal op hen gericht zijn. Hierdoor krijgen ook zij alsnog de kans hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. (Offerte 2012, 2011). Daarnaast worden kinderen positief benaderd en wordt er gekeken naar wat kinderen wel kunnen, wat weer bijdraagt aan het naar boven halen van (verborgen) talenten. En ook de meest kwetsbare kinderen worden gestimuleerd tot deelname aan activiteiten die buiten hun blikveld liggen (Offerte 2012, 2011).
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
29
7
Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten worden weergegeven van de interviews. Voor de interviews zijn drie verschillende doelgroepen benaderd, namelijk de deelnemende kinderen, de ouders van de kinderen en de speeltuinleiders. In totaal zijn er 29 interviews afgenomen. Binnen deze interviews zijn diverse onderwerpen aan bod gekomen, zestien om precies te zijn. Deze onderwerpen vormen de paragrafen in dit hoofdstuk. Omdat per onderwerp soms meerdere vragen zijn gesteld in het interview zijn per paragraaf nog subkopjes te vinden die samengevat de gestelde vraag weergeven, zodat duidelijk wordt waar het precies over gaat. De blauwe citaten zijn quotes uit de interviews om extra te onderstrepen wat er verteld is. 7.1 Deelname activiteiten Kinderen: Aan welke activiteiten hebben ze meegedaan? Dit onderwerp is bij alle kinderen (zestien) aan bod gekomen. Opvallend is dat knutselen erg populair is; vijf van de zestien klinkt niet als erg veel, maar dit is wel de activiteit die het vaakst genoemd wordt. Naast knutselen doen sommigen van deze kinderen ook andere activiteiten zoals schilderen, paaltjesvoetbal, zoutpotjes maken en toneelstukjes. Acht kinderen hebben meegedaan aan Ster van Noord. Hierbij worden zeer diverse activiteiten genoemd: judo, fotograferen, chemie, streetdance (twee keer), tafeltennis (twee keer), en atletiek. De overige drie kinderen hebben sporadisch aan iets meegedaan in de speeltuin zoals een speurtocht (twee keer) en een kind geeft aan bij het jaarlijkse feest op het springkussen te hebben gespeeld. Ouders: Welke activiteiten noemen zij? Dit is aan negen ouders gevraagd, om te zien of zij zich wellicht nog andere activiteiten herinneren die de kinderen zo snel niet wisten te benoemen. Het blijkt dat dit weinig het geval is en veelal, voor zeven van de ouders, geldt dat wat zij noemen overeenkomt met wat hun kind al eerder genoemd heeft. Twee andere ouders komen met enkele aanvullingen. Zo vertelt een moeder dat haar dochter inderdaad veel knutselt, maar dat ze ook een zoon heeft die is gaan basketballen doordat hij bij SPIN daar kennis mee heeft gemaakt. Een andere moeder vertelt dat ze heel regelmatig op de speeltuin zijn en dat het kind aan erg veel activiteiten meedoet zoals een sokkenrace, basketballen etc. “En aan welke activiteiten heeft ze meegedaan?” “Eh ze heeft meegedaan aan playbackshow, kralenstrijken, eh er is hier ook ieder jaar speeltuindag, of ik weet niet hoe het heet maar dan organiseren ze een soort thema, inderdaad met dat Circus Elleboog, of heet dat anders? Dat weet ik eigenlijk niet. Wat heeft ze nog meer gedaan? Eh ze heeft, ik weet niet of dat erbij hoort. Mn jongste dochter heeft op ballet gezeten hier. Een tijdje en die knutselclub inderdaad maar dat is dat kralenstrijken enzo iedere woensdagmiddag was dat.”
7.2 Affiniteit Mening kinderen algemeen Alle kinderen zijn enthousiast over de activiteiten die door SPIN worden georganiseerd. Er was geen enkel geïnterviewd kind die een activiteit niet leuk vond. Acht kinderen zeiden de activiteiten als leuk te hebben ervaren, zes kinderen zelfs als heel leuk en een kind als heel erg leuk. “Oke en wat vond je van de activiteiten waar je aan hebt meegedaan?” “Ja ik vind ze erg leuk, ook erg leuk georganiseerd voor de wat kleinere kinderen en niet alleen maar voor een leeftijd.”
Wat is leuk Aan veertien kinderen is gevraagd wat ze dan zo leuk vonden aan de activiteit. Twee kinderen vertelden hierbij dat ze het vooral leuk vonden omdat ze met vrienden of vriendinnen lekker bezig konden zijn. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
30
Acht kinderen vonden het doen van de activiteit erg leuk. Bijvoorbeeld de vaardigheden die zij hierbij leerden. Hiervan zeiden twee kinderen zelfs alles aan de activiteit leuk te vinden. Twee kinderen die erg van knutselen houden, zeggen dit leuk te vinden omdat ze dan met hun handen kunnen werken, creatief zijn en zich kunnen uitleven. Een kind vind dat het allemaal leuk georganiseerd is, niet voor één leeftijd. Tot slot is er nog een kind dat vooral enthousiast voor deze activiteit is omdat de opa ook aan fotografie doet. Verschil in mening voor en na de activiteit Van vijftien kinderen geven zeven kinderen aan de activiteiten even leuk te vinden. Zij vonden de activiteit dus niet leuker of minder leuk in vergelijking met toen ze eraan begonnen. Een kind wist eigenlijk niet zo goed meer hoe deze tegen de activiteit aankeek voordat die van start ging, maar vond het hoe dan ook leuk. Drie kinderen stonden bij aanvang minder positief tegenover de activiteit, wisten niet of zij het wel leuk zouden vinden, maar vonden na afloop de activiteit toch leuk. “Oke en wat vond je dan van de activiteiten voordat je eraan mee ging doen, dus toen je hoorde van nou het wordt georganiseerd, wat vond je er toen van?” “Nou dat vond ik wel een leuk idee dus toen ging ik toch een kijkje nemen van wat valt er dan te doen, en dat soort dingen dus ja.” “En merkte je dan als de activiteit eenmaal was afgelopen dat je mening was veranderd daarna?” “Eh ja, bijv. eh dan denk ik eerst van ja dat lijkt niet echt leuk maar dan ga ik toch even kijken omdat mn zusje er dan ook meedoet en dan ga ik ja dan doe ik mee. En meestal heb ik dan toch wel van dat is toch wel leuk om te doen.”
Vier kinderen waren bij aanvang al enthousiast voor de activiteit en waren na de activiteit nog enthousiaster geworden. Bij een kind was niet goed te verstaan hoe deze de activiteit vond bij aanvang. Na afloop was hij echter blij dat hij niet meer direct uit school op pad moest hiervoor. Ouders: hoe hebben de kinderen het ervaren? Tien ouders hebben hierover verteld. Vier ouders zeggen dat hun kind de activiteit leuk hebben gevonden. Nog vier ouders geven aan dat hun kinderen de activiteit erg leuk hebben gevonden of enthousiast terug kwamen. Een ouder zegt dat het kind altijd enthousiast is. En tot slot zegt een ouder dat het kind gewoon gek op voetballen is. Ouders: verschil in enthousiasme opgemerkt? Drie van de tien ouders geven aan dat het kind enthousiaster is geworden na de activiteit. Een ouder zegt dat het kind niet specifiek aan iets heeft meegedaan en dat het gewoon veel op de speeltuin was en dat leuk vond. Echter nu het kind ouder wordt is de interesse erg verminderd. Een andere ouder vertelde dat het kind verdrietig was omdat de activiteit was afgelopen, de passie van het kind lag echt bij het dansen. Vier ouders geven aan geen verschil in het enthousiasme op te merken, dat het kind het bij aanvang al leuk vond en na afloop net zo. Tot slot geeft een ouder aan dat het kind altijd enthousiast is en dat zij dagelijks op de speeltuin te vinden zijn. Ouders: Opmerken van veranderingen van interesses van het kind Dit onderwerp is bij zeven ouders aan bod gekomen. Twee ouders zeggen dat de activiteit(en) wel voor een verbreding in de interesses hebben gezorgd van de kinderen. Zo zegt een van de ouders dat het kind behalve dat het meedoet aan activiteiten ook andere activiteiten ziet waardoor de interesses geprikkeld worden.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
31
Drie ouders hebben het idee dat de activiteiten geen verandering in het interessegebied van de kinderen teweeg gebracht hebben, en een ouder zegt in eerste instantie dat hier niet echt sprake van is, maar zegt wel dat de interesse van het kind voor de betreffende discipline opnieuw geprikkeld is. “Nee niet echt, hij heeft alleen weer even wat meer in zijn chemie doos thuis zitten snuffelen enzo.” “Dus het heeft wel weer zijn interesse op dat gebied geprikkeld?” “Ja inderdaad, maar hij heeft ook veel schoolwerk en dan schiet het erbij in.”
Een ouder geeft aan dat het lastig is om op interesses in te gaan omdat het kind al twee keer per week naar voetbal moet en dat de ouder het wel mooi vind zo. Helaas is uit het gesprek niet alsnog duidelijk geworden of het kind dankzij de activiteit andere of nieuwe interesses heeft gekregen. Speeltuinleiders: Wat merken zij aan het enthousiasme van de kinderen? Een van de speeltuinleiders vertelt dat de kinderen vaak trots zijn met hun knutselwerkjes en er veel over willen vertellen wanneer de ouders hen komen ophalen. Een andere speeltuinleider zegt in eerste instantie geen verschil te merken, ze komen blij binnen en gaan blij weg. Dan bedenkt hij zich. Zie de onderstaande quote. “En, nouja soms wel, soms heb je wel eens dat ze eh in de vakantie zich lopen te vervelen en dan lopen ze een beetje met hun ziel onder hun arm en dan trek je ze ff mee naar binnen zo van heb je zin om te knutselen of je gaat kralen strijken ofzo en eh doe nou ff mee.. jajaja..en dan gaan ze toch beginnen en dan vinden ze het toch wel leuk. Als ze ff dat zetje hebben zijn ze toch weer blij achteraf. Dus toch weer wel.”
Tot slot vertelt nog een andere speeltuinleider dat er altijd wel kinderen zijn die nog langer willen doorgaan met een activiteit en er geen genoeg van kunnen krijgen. 7.3 Ambitie Kinderen: (wat) zouden ze nog meer willen leren? Tien van de veertien kinderen waaraan dit is gevraagd geven aan nog meer te willen leren van de activiteit of het vaker te willen doen. Met name het knutselen is populair, maar ook de kinderen van Ster van Noord willen meer leren. Vaak als er gevraagd werd wat ze dan nog meer wilden leren vonden de kinderen dat moeilijk zelf te bedenken. Een kind wilde niet verder met de activiteit en wilde er ook niets meer van leren, deelname was incidenteel en dat was prima zo. Een kind zit al op een vereniging voor streetdance en is dan ook bezig met meer ervan te leren. Twee andere kinderen antwoorden twijfelachtig maar geven aan er wel plezier aan te beleven en het nog eens te willen doen. “Wat zou je nog willen leren van de activiteiten?” “Ik wil graag leren hoe je echt mooie dingen moet schilderen of hoe je creatief moet doen enzo. Dat vind ik leuk, ik heb ook een paar dingetjes geleerd dat je niet met dikke kwasten moet als je mooi wil schilderen omdat er dan hele dikke lijnen komen.”
Ouders: Wil het kind het vaker doen? Dit is aan zeven ouders gevraagd. Vrijwel alle ouders, op een na, denken dat het kind de activiteit vaker zou willen doen. Bij het kind waarvan de ouder dacht dat deze dat niet zou willen werd verteld dat het kind al zoveel activiteiten doet, dat het er niet meer tussen zou passen. Ouders: Wil het kind meer leren? Vier van de zeven gevraagde ouders denken dat hun kind nog wel meer zou willen leren van de activiteit. Een vertelt dat haar kind nog zoekende is naar een activiteit/sport die kan uitgroeien tot hobby.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
32
Twee ouders denken dat het kind niet meer wil leren van de activiteit, waarvan er een vertelt dat dit komt doordat de man de activiteit erg leuk heeft uitgevoerd, maar ook heel goed uitgelegd. “En zou ze nog meer willen leren met betrekking tot de activiteiten?” “Dat denk ik wel maar vaak moet eerst het aanbod komen dus eh als je dan vraagt wat zou dat moeten zijn is dat lastig maar als je met iets komt bijvoorbeeld zoals dat vouwen. Dat bedenken kinderen zelf niet. Maar als dat aanbod er dan is dan denken kinderen ‘ja wat leuk’ erg leuk. Dus dat is lastig om dan voorbeelden te geven van wat dat dan zou moeten zijn. Het werkt vaak andersom denk ik.”
Motivatie Ouders merken over het algemeen weinig tot geen verschil in de motivatie als er gekeken wordt naar hoe deze voor en na de activiteit was. Meestal wordt er vertelt dat de kinderen na de activiteit net zo gemotiveerd waren als toen ze begonnen. Speeltuinleiders: Willen kinderen meer leren? Er komt niet duidelijk naar voren dat kinderen meer willen leren. Een speeltuinleider vertelt dan ook dat het meer om het vaker willen doen dan om het meer leren gaat. Verder zijn er altijd kinderen die overenthousiast zijn en overal een wedstrijdje van proberen te maken zodat ze zoveel mogelijk binnen de tijd kunnen doen. 7.4 Opofferen Ouders: Zou het kind bereid zijn een dagje spelen op te offeren voor de activiteit? Deze vraag is alleen bij negen ouders aan bod gekomen. Zeven ouders zeggen dat hun kind daartoe wel bereid zal zijn. Twee anderen zeggen van niet, waarvan een denkt dat dit aan de leeftijd ligt. “En zou hij bereid zijn om een dagje minder in de week met vriendjes te spelen om een bijvoorbeeld zo’n activiteit als dit te doen?” “Oh ja dat weet ik wel zeker eigenlijk, want dat deed ie toen ook. Ja.” ~~ “Oke! En zou ze dan ook bereid zijn om een dagje minder met vriendinnetjes te kunnen spelen om dan te kunnen dansen?” “Ja ik denk het wel ja! En het liefst zou ze het met haar vriendinnen, maar ze heeft er echt wel een dagje voor over om lekker te gaan dansen dan gewoon buiten te spelen. Dan heb ik toch dat ze wel echt voor het dansen zal kiezen.”
7.5 Kennismaken met een discipline Kinderen: Waren de activiteiten nieuw voor ze? “Oke spelen of knutselen. En was er nog iets nieuw voor je? Het knutselen of schilderen?” “Het was voor me nieuw dat ik hier kon knutselen en ik heb hier ook vriendinnen gemaakt en dat vond ik leuk.”
Deze vraag is bij elf kinderen aan bod gekomen. Voor vijf kinderen waren de activiteiten volledig nieuw. Voor vier kinderen waren de activiteiten niet meer nieuw, zij hadden de activiteit bijvoorbeeld al eens op school gedaan, of iemand anders een jaar eerder via Ster van Noord. Een kind dat chemie heeft gedaan zegt dat hij thuis al wel een chemie doos had, dus de discipline was niet nieuw, echter heeft hij wel nieuwe dingen geleerd. Dit geldt ook voor een kind die tafeltennis heeft gedaan, deze had dit wel al eens op vakantie op de camping gedaan maar heeft nu tijdens Ster van Noord wel veel geleerd. “Eigenlijk zijn er geen nieuwe dingen voor mij, ik doe veel thuis ook of op school dus niks was nieuw voor mij.”
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
33
~~ “Was het ook nieuw voor je, of heb je daarvan wel eens iets eerder gedaan?” “Ik heb wel een soort scheikunde doos waar ik al een beetje van weet.”
7.6 Vaardigheden leren Kinderen: Wat hebben zij gedaan of geleerd? Dit onderwerp is bij elf kinderen aan bod gekomen. Ieder kind heeft wel iets van de activiteiten geleerd. Allemaal noemen ze iets anders. Hieronder volgen door middel van quotes enkele voorbeelden. “En wat heb je dan precies geleerd, bijvoorbeeld bij koken wat heb je dan geleerd?” “Wortels te koken en nog meer andere dingen.” “En wat heb je dan geleerd, hoe moest je dat dan doen?” “Eh eerst wassen, dan snijden, en dan moest ik kleine blokjes snijden en dan in een pan met koud water doen en dan moest je het op het vuur zetten.” ~~ “Hoe heb je dan geleerd wat je moest doen om de activiteit uit te kunnen voeren?” “Gewoon naar de uitleg te luisteren en dan goed doorvragen. En doorzetten.” “Ja! Want gingen ze ook manieren laten zien hoe je het moest aanpakken, zo van op deze manier kunt je het doen?” “Ja, bijvoorbeeld met kleien gaan ze met water om het gladder te maken maar ook met je platte hand er overheen.” “Oke dus verschillende manieren heb je geleerd.” “Ja!”
Ouders: Wat hebben de kinderen van de activiteiten geleerd? Dit onderwerp is bij zeven ouders aan bod gekomen. Twee ouders konden of gaven geen antwoord. Een ervan zei dat het kind er rustiger van werd. De ander weet het niet omdat deze het te druk had. De overige vijf ouders zeggen dat de kinderen er wel wat van leren. Iemand noemt op wat ze precies geleerd hebben, een ander zegt dat ze verbetering bij het kind heeft opgemerkt. “En wat heeft hij van de activiteit geleerd?” “Eh dat zeg ik, die meneer was heel enthousiast he, die bracht het heel enthousiast over aan die kinderen en ik moet zeggen dat ie, ja hij (zoon) had gewoon zelf een tafeltennis bedje mee en zo’n ping pong balletje, en dan legt die man uit dat ie beter een ander bedje kon nemen en een ander balletje, weetje dus dat zijn een aantal dingen waar die dan op gewezen werd wat er beter kon. Goed geleerd.” “Zowel op het gebied van materiaal als techniek heeft hij dus geleerd?” “Ja!”
7.7 Oefenen Kinderen: was er gelegenheid om te oefenen? Dertien kinderen gaven antwoord op deze vraag. Tien kinderen zeggen dat er inderdaad gelegenheid is om te oefenen. Twee kinderen zijn minder duidelijk in hun antwoord. Een vertelt over het knutselen dat zodra het klei is uitgedeeld je zelf mag weten wat je mag maken. Dit kan beschouwd worden als ‘ja er is gelegenheid om te oefenen, omdat je zelf je eigen gang kunt gaan’, maar ook als ‘niet van toepassing’. Het andere kind zegt dat er soms gelegenheid was maar dat er eigenlijk meer groepsgewijs les gegeven werd dan individueel.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
34
Tot slot was er nog een kind die zei dat wanneer het niet duidelijk was er opnieuw uitleg gegeven werd met nieuwe voorbeelden. Ouders: Kregen de kinderen gelegenheid om te oefenen? De ouders (acht) zijn wat minder duidelijk in hun antwoord. Slechts drie zeggen dat er inderdaad voldoende gelegenheid tot oefenen was. Twee ouders vinden het moeilijk daar iets over te zeggen omdat ze er niet bij waren. Een ouder zegt dat die gelegenheid er niet was. Een andere ouder vertelt dat er opnieuw wordt uitgelegd als de kinderen het niet begrijpen. En tot slot zegt iemand dat dat bij knutselen niet zo is, maar bij judo wel. “En krijgen ze genoeg de gelegenheid om tijdens de activiteiten dingen te oefenen? Dus als ze iets lastig vinden dat ze dingen kunnen herhalen?” “Weet ik eerlijk gezegd niet niet. Ze zegt van wel, omdat we zo lekker dichtbij wonen ben ik er vaak niet. Dus dan zijn ze gewoon lekker aan het knutselen en ik ben de was aan het ophangen of iets aan het doen dus ja.”
Speeltuinleiders: Hoe vaak kunnen de kinderen oefenen? Als het aan de speeltuinleiders ligt kunnen kinderen oefenen wat ze willen. “Oke, hoevaak kunnen kinderen oefenen, stel dat ze het moeilijk vinden, hebben ze dan de gelegenheid om het te herhalen?” “Nou we zijn natuurlijk elke dag open dus ze kunnen altijd oefenen, soms komen ze mij uitdagen die met een partijtje een keer verloren hadden die willen natuurlijk wraak nemen, en dan hoeven ze niet te wachten op een activiteitenmiddag. De tuin staat altijd open voor ze en ik ben altijd met ze bezig en het is ook vaak als ik kleurplaten heb gehad of tekenen en ze zijn er die dag niet en ze komen de volgende dag dan mogen ze gewoon van mij lekker binnen kleuren of tekenen. Dat is, ze hebben ook als ze het niet af krijgen ofzo, altijd de tijd om het af te maken of ze mogen altijd wat spulletjes mee, weetje als ik glittertjes of dingetjes maak dan geef ik ze wat in een zakkie mee dat ze het thuis af mogen maken of als ze het liever bij mij willen doen mag dat ook. En qua sport staan we altijd open om te oefenen natuurlijk dat eh dat is meer als normaal toch? Dat komt goed.”
7.8 Regels Kinderen: Was het duidelijk wat er wel en niet mocht/waren er regels? Alle veertien kinderen waaraan deze vraag is gesteld beaamden dat zij wisten wat er wel en niet mocht en dat de regels duidelijk waren. “Was het ook duidelijk wat er wel en niet mocht tijdens de activiteit?” “Ja niet met de scharen spelen ofzo..” “Ja dus er waren wel regels..” “En niet pesten of ruzie maken om een stuk papier ofzo dat mag niet.” ~~ “Ehm en was het ook duidelijk wat er wel en niet mocht tijdens de activiteit?” “Ehm ja het werd wel duidelijk uitgelegd van je moet niet gaan rondrennen en je moet gewoon op je plaats blijven zitten dan wordt alles uitgelegd, niet gaan schreeuwen, of ja of vechten of dat soort dingen. Aan de regels houden gewoon anders wordt je eruit gezet.”
Bij de ouders is dit onderwerp nagenoeg niet aan bod gekomen, bij slechts een ouder die ook beaamde dat de regels duidelijk zijn. Speeltuinleiders: zijn voor alle kinderen de regels duidelijk? De speeltuinleiders zijn het er over eens: de regels zijn duidelijk. Ze worden uitgelegd, hangen in de speeltuin en ze worden gehandhaafd. En niet alleen door de speeltuinleiders, zie de quote op de volgende pagina.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
35
“En is er dan ook voor alle kinderen duidelijk wat de regels zijn?” “Ja, we hebben hier standaard regels op de speeltuin, die hangen hier ook. Voor het raam. En de meeste kinderen weten en we houden ons daar ook heel consequent aan, bijvoorbeeld dat je hier niet mag fietsen op de speeltuin. En dan is het leuk dat kinderen elkaar gaan corrigeren, want als er dan iemand binnenkomt die het niet weet zegt een ander kind van hey je mag hier niet fietsen! Bijvoorbeeld. Dus als je dat een beetje naleeft dan houden de kinderen zich er wel aan.”
7.9 Uitleg Kinderen: Wat vonden ze van de uitleg die ze hebben gekregen? Veertien kinderen hebben op deze vraag antwoord gegeven. Dertien kinderen vonden de uitleg duidelijk, goed of leuk. Een kind kan het niet meer voor zich halen en weet het niet meer. “Oke en wat vond je van de uitleg die je hebt gekregen tijdens de activiteiten?” “Ja ze leggen het goed uit en ze doen het ook voor dus dan begrijp je ook wel hoe je het kan en moet doen en als je het niet begrijpt dan kan je gewoon hulp vragen dus”
Speeltuinleiders: Waar gaat de aandacht naar uit bij de uitleg? Een speeltuinleider vindt samenspel erg belangrijk en benadrukt dat kinderen elkaar kansen moeten geven ook al is iemand er misschien niet zo goed in. De ander vertelt dat hij vooral oplet of de kinderen op hun gemak zitten en begrijpen wat de bedoeling is, zo niet dan wordt er individueel nog aandacht aan besteed. 7.10 Voorbeelden Kinderen: Waren er voorbeelden en wat vonden zij hiervan? Dit onderwerp is bij twaalf kinderen aan bod gekomen. Elf verschillende antwoorden melden allemaal dat er voorbeelden werden gebruikt tijdens de activiteit. Niet iedereen had hier een mening over, degenen die hier wel een mening over hadden waren positief, of werden erdoor geïnspireerd. Een kind zegt dat er niet echt voorbeelden zijn, alleen soms bij een bepaalde speeltuinleider. In de volgende quote vertelt een kind over de voorbeelden: “En lieten ze ook nog wel eens wat zien?” “Eh ja in boekjes stonden heel veel voorbeelden en met het kleien hadden ze in het begin zo’n bijvoorbeeld zo’n schaap gemaakt.” “En gingen ze ook nog wel eens voor de groep voordoen hoe het moest?” “Ehm soms, in het begin wel toen ik hier voor het eerst was gingen ze het wel voordoen.” “Oke en wat vond je dan van al die voorbeelden en uitleg?” “Heel erg mooi en toen probeerde ik het de hele tijd na te maken maar het lukte steeds niet.” “Misschien niet zoals je het zelf zou willen?” “Nee.”
Deze vraag is slechts aan drie ouders gesteld. Zij beamen allen dat er voorbeelden werden gebruikt en dat deze in orde waren. Speeltuinleiders: Hoeveel gelegenheid hebben zij of nemen zij om dingen te laten zien? Alle speeltuinleiders vertelden dat dit van te voren is ingepland en dat hierbij rekening wordt gehouden met de hoeveelheid tijd die ze hebben voor een activiteit. 7.11 Begeleiding Kinderen: Hoe was de begeleiding? Deze vraag is bij veertien kinderen aan bod gekomen. Negen kinderen vertellen dat de begeleiding behulpzaam was. Tijdens de activiteit werden de kinderen geholpen als dat nodig was. Als een kind iets niet snapte werd het Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
36
nogmaals aan het kind uitgelegd. Kinderen merkten op dat de begeleiding goed in de gaten hield of alles goed ging. Daarnaast deed de begeleider soms zelf ook mee aan de activiteit. Twee kinderen vertellen dat de begeleider vooral limonade schenkt en met vrijwilligers kletst. Deze kinderen waren vlak na elkaar geïnterviewd en hadden met name aan knutselactiviteiten meegedaan. Een van de twee vertelde er nog bij dat er geholpen wordt indien iemand het lastig vond. Verder werd er verteld dat de begeleiding meedeed, toekeek en vooral bezig was met dingen aan te leren. “En wat vind je van de hulp die je hebt gekregen tijdens de activiteiten?” “Goed want soms als we gaan knutselen zoals 3d kaarten ofzo of wat anders en je kan het niet zo goed of je bent de fout in gegaan kan je het gewoon zeggen en dan helpen ze je gewoon opnieuw.”
Kinderen: Wat vonden ze van de hulp? Deze vraag is niet bij ieder kind aan bod gekomen (slechts zeven), echter op een kind na vonden ze allen de hulp goed. Het kind dat niet positief reageerde vertelde dat er bijna geen hulp was, na doorvragen vertelde deze dat dit kwam doordat er weinig kinderen waren en ook geen extra hulp nodig was. Dit is dus niet negatief, het kind geeft eigenlijk aan dat het hier niets over kan zeggen omdat er simpelweg geen hulp nodig was na de uitleg. Ouders: Algemene indruk en mening Dit onderwerp is bij acht ouders aan bod gekomen. Zes ouders reageren positief, kernwoorden die gebruikt worden zijn: goed, geduldig, belangstellend, deskundig, vriendelijk, betrokken en gemotiveerd. Twee ouders vertellen dat zij hier moeilijk op kunnen antwoorden omdat zij er zelf weinig van hebben meegekregen. Ze geven wel aan dat zij denken, afgaande op hoe hun kinderen de activiteiten hebben ervaren, dat de begeleiding goed was. “Hoe zou u de begeleiding tijdens deze activiteit beoordelen?” “Zeer vriendelijk en gemotiveerd was die meneer, en betrokken.”
Speeltuinleiders: Wat is er verteld over hoe zij begeleiden? Elke speeltuinleider vertelt weer net iets anders. Niet raar; iedereen pakt alles op hun eigen manier aan en het is bovendien ook afhankelijk van de activiteit. Zo vindt een van de speeltuinleiders het heel erg belangrijk dat alle kinderen kunnen meedoen, en welkom zijn. De kinderen worden overal bij betrokken. Daarnaast is het kinderpersbureau een mooi voorbeeld waar begeleiding tot zijn recht komt. Zo vertelt de leider dat hierbij vooral een op een begeleiding goed mogelijk is en ook nog contact als het is afgelopen. Een andere leider vindt het belangrijk dat kinderen zelf initiatieven kunnen nemen, er worden wel dingen voorgedaan maar het is belangrijk dat de kinderen zelf met ideeën kunnen komen. Uiteraard wordt een kind extra ondersteund indien deze moeite met de activiteit heeft. Tot slot vertelde de laatste speeltuinleider dat deze zich als voorbeeld stelt door mee te doen aan de activiteiten, het altijd voordoet, en extra helpt waar nodig. 7.12 Steun Kinderen: Wat vonden de ouders ervan dat ze aan de activiteit(en) meededen? Dit onderwerp is bij acht kinderen aan bod gekomen. Vrijwel allemaal reageren ze positief. Een kind weet het niet zo zeker, maar denkt dat de ouders het wel leuk vinden. “En wat vinden je ouders ervan dat je eraan meedoet?” “Eh heel goed want mijn ouders vinden dat ik creatief moet blijven.”
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
37
Ouders: op welke manier steunen zij hun kind? Alle ouders (acht) steunen hun kind op hun eigen manier. Van simpelweg toestaan tot deelname, tot altijd met het kind meegaan. Dit zijn de dingen die voorbij komen: opletten wat er te doen is, belangstelling tonen, het kind inschrijven bij een vereniging, op activiteiten wijzen maar nooit pushen. “Ja ze was best wel verdrietig dat het uiteindelijk voorbij was. En ik heb nu ook echt gemerkt waar haar passie dan ook ligt. En dat ligt ook echt bij het dansen en het creatief bezig zijn. En hebben ook nu besloten om haar naar een dansschool te sturen en dat hoop ik dat haar aanstaande vrijdag kan laten inschrijven. Ja dat is dan bij het Global center in Amsterdam zuid-oost. Daar krijgt ze dan bekende choreografen, dus ik ga haar daar wel op zetten.”
Een ouder vindt dat het kind al genoeg doet, al lijkt het meer dat dit ligt aan het feit dat deze het druk heeft. Zie de quote: “Nouja weetje het is gewoon lastig. Hij zit op voetbal, dat doet ie al 2 dagen in de week. Dus ja hij mocht hier aan meedoen maar voor de rest vind ik het mooi zo. Heb ik geen zin om… ik heb er nog een waar ik mee naar sporten moet. Dus ik vond dit leuk maar daar houden we het bij.”
7.13 Succeservaringen Kinderen: hoe vinden zij zelf dat ze het gedaan hebben? Bij twaalf kinderen is deze vraag aan bod gekomen. Tien van deze kinderen zijn erg positief. Wat zij zeggen valt gemakkelijk in een woord samen te vatten: goed. Zij vinden dus vaak dat ze de activiteit goed hebben uitgevoerd wat als een succeservaring gezien kan worden. Twee kinderen zijn wat kritischer en zeggen ook ongeveer hetzelfde: dat het soms mooi lukt en soms niet. Kinderen: wat zijn de overige ervaringen als het om succes gaat? Twee kinderen vertellen dat ze resultaat van het knutselen hadden en hun werkjes mee naar huis konden nemen. Zes kinderen zeggen dat ze er gewoon goed in waren, sommigen hiervan vinden dat ze in alles goed waren, anderen noemen specifieke punten uit de activiteit waar ze goed in waren. Twee kinderen beamen dat de middagen positief of succesvol waren. Een van hen vertelt dat zij zelf en een aantal andere kinderen teleurgesteld waren dat maar een kind iets kon winnen bij Ster van Noord. Een kind vertelt over haar succes: “Ohja dat klinkt wel leuk! En zou je nog verder willen gaan met knutselen of schilderen?” “Ja ik heb eens een keer gewonnen met een schilderij toen was ik eerste geworden van de speeltuin.” (…) “En als je nou jezelf mag beoordelen hoe vind je dan dat je de activiteit hebt gedaan?” “Goed, ik doe goed mijn best.” “Ok! En was er dan ook genoeg gelegenheid om het altijd met een goed resultaat af te ronden?” “Ja soms als het rond half 4 is en je hebt het dan nog net niet af, dan mag je nog eventjes doorgaan.”
Ouders: Was er voldoende gelegenheid om de activiteit met succes/positieve resultaten af te ronden? Deze vraag is bij tien ouders aan bod gekomen. Acht ouders reageren positief. Twee ouders vinden het lastig er iets over te kunnen zeggen omdat ze er niet echt bij zijn geweest. Drie van de acht ouders zeggen ook dat de kinderen resultaat aan de activiteit overhouden en dat dit leuk is. Zie de quotes op de volgende pagina.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
38
“Altijd denk ik, bij alles wat ze hebben gedaan kwamen ze blij terug. En er zal heus wel eens een keer zijn geweest dat het wat minder leuk was voor ze maar dat kan ik me niet eens herinneren dat ze iets niet leuk vond of heel stom. Of het is natuurlijk ook dat er een speeltuin aan vast zit, dus als ze iets te doen hebben en ze schuiven aan en het valt ze tegen dan laten ze het en dan gaan ze gewoon in de speeltuin spelen. Dus maar ik kan geen voorbeeld noemen van een activiteit die ze niet leuk vonden eigenlijk.” ~~ “Ja dat zeg ik die meneer dat, die moeten jullie echt houden dat was echt een goede. Hele goede uitleg en eh die man had verstand van zaken. Ja!”
Speeltuinleiders: Welke activiteiten vinden zij succesvol? “Nou ik heb Ster van Noord altijd wel meegemaakt, maar nu ik in de organisatie zit eh als je ziet hoeveel bereik je daarmee hebt, en hoe gunstig het is om de kinderen aan het sporten te krijgen en om bezig te zijn. Vind ik dat toch wel een heel succesvol project en dat vond ik eigenlijk achter de schermen nog leuker dan om mee te helpen dan ik verwacht had. En het kinderpersbureau vind ik toch ook wel heel leuk! Ja dat is je leert die kinderen zoveel met het omgaan met apparatuur, maar ook wat voor vragen je stelt, net als jij nu weetje, open vragen, gesloten vragen, maar ook mensen aanspreken en dan echt die kinderen die elkaar niet kennen, laten eindigen als een team om een product af te leveren weet je.. Zijn twee heel andere dingen, want ster van noord is heel individueel en het kinderpersbureau is dat je als team iets neerzet, dus het zijn twee heel andere dingen, maar toch wel leuk om te doen.” “En dat vind je het meest succesvol..” “Ja, kwa bereik het meest succesvol is ster van noord, kwa persoonlijk om de kinderen te eh.. vind ik dan weer het kinderpersbureau.”
Iedere speeltuinleider vindt weer iets anders succesvol. Zo wordt bijvoorbeeld het knutselen als erg populair bevonden. Er komen veel kinderen op af. Iemand anders noemt de waterspelletjes in de zomer, het enthousiasme van de kinderen is groot en ze willen het zo vaak mogelijk doen. Speeltuinleiders: Kunnen de kinderen positief afsluiten? Alle speeltuinleiders zeggen dat de kinderen positief kunnen afsluiten ondanks dat zij misschien moeite met de activiteit hebben. Met wat hulp en ondersteuning komen ze een eind. Ook vertelt een van de leiders dat hij het laat lijken alsof het kind het helemaal zelf heeft gedaan, waardoor het extra blij is als het af is. Ook het uitdelen van vaantjes gebeurt. “Nou als een kind verdrietig is, of als ze een spel doen en het lukt dat kind niet dan moedigen we ze toch altijd aan en praten met ze van het geeft niet en, he en dan.. nooit een kind afkraken, moet je nooit doen. Altijd positief blijven en leuk. Je moet zo’n kind lekker helpen weetje wel en dan gewoon begeleiden. Je moet het zo zien als je een bal naar het kind gooit en het kind kan nooit vangen, lukt nooit, probeer je het kind zo dichtbij te brengen dat het wel vangt. Dan straalt het toch, want het denkt toch ik kan het!”
7.14 Invloed op ontwikkeling Ouders: hebben de activiteiten invloed op de ontwikkeling? Deze vraag is bij negen ouders aan bod gekomen. Vijf ouders antwoorden expliciet dat de activiteiten geen invloed hebben op de ontwikkeling van het kind. Twee ouders antwoorden wat weifelend, een denkt dat het indirect wel invloed kan hebben, de ander zegt dat het geen zichtbare invloed heeft, maar dat deze er wel is omdat de kinderen nieuwe vaardigheden leren. Twee andere ouders denken dat de activiteiten wel invloed hebben op de ontwikkeling van hun kind. Hieronder volgt een quote van een van de ouders: “Ze leren ook goed met elkaar omgaan dus dat is heel goed. Weetje samenspelen of als er ruzie is dat ze het samen proberen op te lossen en dat soort dingen. Dat wordt wel allemaal gedaan.” “Dus eigenlijk komt er ook veel leren van sociale vaardigheden bij kijken?” “Ook. Ja, ja.” “Oke! En wat voor invloed hebben de activiteiten op de ontwikkeling van uw kind?”
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
39
“Ja nou, hij kan goed omgaan met kinderen. Hij is altijd buiten, altijd met andere kinderen weetje hij hoeft niet moeilijk te doen om vriendjes te maken, hij gaat gewoon mee. Dat is het wat ze heel veel leren, als je veel buiten bent met kinderen, dingen ook doen met andere kinderen, ze doen hier basketballen, een soort sokkenrace en sommige kinderen kennen elkaar niet die leren elkaar hier dan even kennen en dan moet ze met elkaar dan eigenlijk een soort een sport doen, dan moeten ze elkaar tillen, soort sokkenrace dat ze van die witte sokken hebben ze dan aan. Maar die mogen niet vies worden. Dus er zijn twee kinderen die moeten 1 kind tillen en dan moeten ze een heel parcourtje zo af. En ja dat is heel leuk ook, dat soort dingen.”
7.15 Doorverwijzen naar verenigingen Kinderen: zijn zij op de hoogte van het doorverwijzen naar verenigingen? Slechts drie van de dertien kinderen waaraan dit gevraagd is zeggen dat zij hiervan op de hoogte waren. Deze drie kinderen hebben aan Ster van Noord meegedaan, en baseerden zich op het winnen van Ster van Noord. Kinderen: zouden ze het leuk vinden? Deze vraag is bij veertien kinderen neergelegd. Slechts drie kinderen antwoorden dat zij geen behoefte hebben om naar een vereniging te gaan voor de activiteit. Twee geven hierbij nog een toelichting en vertellen dat ze de speeltuin leuk genoeg vinden en hier vriendinnen hebben. Een kind antwoordt weifelend en zegt dat het afhankelijk is van de activiteit of ze zou willen worden doorverwezen. Van de tien kinderen die positief tegenover dit idee staan zegt een kind dat deze elke woensdag op de speeltuin komt en dit dan wel wil kunnen blijven doen. Een ander kind vertelt dat het al wel op voetbal zit. Kinderen: kennen zij anderen die zijn doorverwezen? Twee van de twaalf kinderen zeggen iemand te kennen die naar aanleiding van een activiteit is doorverwezen naar een vereniging. Ouders: Waren zij op de hoogte, en wat vinden ze ervan? Twee van de acht antwoorden dat zij hiervan niet op de hoogte waren. Twee ouders reageren duidelijk positief op het plan kinderen door te verwijzen naar verenigingen. Een ouder zegt dat informatie nooit kwaad kan. Een ouder vindt het vooral belangrijk voor de verenigingen. Iemand anders had begrepen dat het meestal niet binnen Nieuwendam plaatsvindt en vindt het dan te ver weg. Een andere ouder vindt het al genoeg dat het kind al op voetbal zit. Iemand anders gaf niet duidelijk een mening, maar vertelt dat het kind niet had gewonnen. Daarom heeft de ouder het kind zelf op een vereniging gezet. Tot slot was er een ouder die niet helemaal tevreden was over het doorverwijzen bij Ster van Noord. Zie hiervoor de quote. “Ik denk dat hij het wel een leuke sport vond, alleen de aansluiting naar de club dat misten we een beetje, het is de laatste keer en dan krijg je de prijsuitreiking, en daar is eigenlijk alles op gefocust en niet op, geef die kinderen een paar foldertjes mee van de verenigingen. Ze staan wel in het gidsje van de sportpas, maar het is toch even iets directer als je meteen na de activiteit ook van de vereniging spullen in je handjes krijgt, dan heb je toch meer meteen de kans om nog een stap te zetten. Nu wordt het weer een beetje in een vergeet hoekje van ohja.. terwijl als je dan iets mee krijgt dan eh.. en dat is denk ik uiteindelijk het doel van de ster van noord.” “Ja het zou inderdaad leuk zijn als ze die link hebben.” “Ja en dat schiet het nu voorbij..en omdat er ook vaak les gegeven wordt door vrijwilligers van het stadsdeel en dat begrijp ik ook wel, maar ik vind dat de sportclubs ook wel iets mogen doen. Want ze klagen steen en been dat er niemand komt maar dan zal je ook moeten investeren, ik zie daar ook wel bij veel sportclubs zoals de judo, die steken daar tijd in en dan zie je ook dat kinderen daarna wel op die club gaan.”
Speeltuinleiders: maken zij het bekend/verwijzen ze door? Twee speeltuinleiders vertellen dat dit alleen het geval is bij Ster van Noord, waarvan een er nog bij zegt dat het niet tot het takenpakket hoort om naast Ster van Noord kinderen door te verwijzen. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
40
Een andere speeltuinleider zegt dat hij soms doorverwijst of informatie geeft, zoals eerder gedaan toen er gevist was. 7.16 Voorzieningen Speeltuinleiders: Wat vinden zij van de voorzieningen en materialen die zij tot hun beschikking hebben? Elke speeltuinleider vertelt dat zij een budget hebben waarmee zij zelf materialen kunnen aanschaffen. Ook geven ze aan dat ze tevreden zijn met de voorzieningen en materialen. “En wat vind je van de voorzieningen en materialen die je tot je beschikking hebt?” “Prima. Heb genoeg materiaal, ik heb een hele container vol hiernaast. Met fietsjes en eh nou van alles ballen, stelten, scheppen, nou gewoon heel materiaal wat ik kan gebruiken.” “Je hebt niet het idee dat je iets mist?” “Nee.” “Niet iets… nee we hebben genoeg vind ik hier. Voordeel voor binnen werken hebben we een hele kast vol met materiaal en daarvoor hebben we een budget dus als ik iets ga doen en ik heb het niet dan kan ik het kopen.”
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
41
8 Deelvraag 5: Hoeveel kinderen worden naar verenigingen doorverwezen en hoeveel schrijven zich naar aanleiding daarvan in? In dit hoofdstuk wordt nog even kort samengevat wat er uit de resultaten is gekomen voor dit onderwerp. Daarna wordt een antwoord op de deelvraag geformuleerd. Uit de resultaten blijkt dat speeltuinleiders tijdens het speeltuinwerk kinderen niet doorverwijzen naar verenigingen tenzij hier uitdrukkelijk om wordt gevraagd. Enkele speeltuinleiders hebben aangegeven dat het doorverwijzen naar verenigingen in principe niet tot hun takenpakket behoort. Eén speeltuinleider had aangegeven wel eens bij het vissen kinderen wat aanwijzingen te geven. Daarbij valt op dat maar weinig kinderen van het doorverwijzen naar verenigingen afweten, alleen enkele kinderen van Ster van Noord, weten dat bij dit project de winnaar een lidmaatschap bij een vereniging kan winnen. Ook kennen slechts twee kinderen andere kinderen die naar aanleiding van een activiteit naar een vereniging zijn doorverwezen, hoogstwaarschijnlijk ging het hier ook om Ster van Noord kinderen. Er waren wel meer ouders op de hoogte dat er wel eens kinderen worden doorverwezen naar verenigingen. Ouders zijn over het algemeen positief als het gaat om doorverwijzen naar verenigingen en kinderen zouden het ook graag willen. Zowel kinderen als ouders zijn soms teleurgesteld dat bij Ster van Noord per activiteit maar een kind kan winnen terwijl zij vinden dat ieder kind door hun inzet winnaar zijn. Blijkbaar is het doorverwijzen naar verenigingen dus iets wat nog niet zo heel bekend is, maar waar zowel ouders als kinderen positief tegenover staan. Aan de hand van de verhalen van zowel kinderen, ouders als speeltuinleiders kan worden gezegd dat er, op de winnaars van Ster van Noord na, kinderen niet (veel) worden doorverwezen. In 2011 heeft stichting SPIN bij Ster van Noord zestien activiteiten georganiseerd, waarbij één winnaar een lidmaatschap wint bij een vereniging. Dan kan uitgegaan worden van zestien doorverwijzingen. Er is geen informatie bekend over aantallen kinderen die zich naar aanleiding van het winnen van een lidmaatschap ook daadwerkelijk hebben ingeschreven bij een vereniging. De eventuele doorverwijzingen binnen de speeltuin zelf worden niet apart geregistreerd en/of bijgehouden door SPIN. Daarom kan op dit moment alleen maar iets gezegd worden over de aantallen van Ster van Noord.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
42
9 Deelvraag 6: In hoeverre is er sprake van de talentfactoren (gevonden bij deelvraag 2) tijdens en na de activiteiten? In dit hoofdstuk wordt schematisch weergegeven in hoeverre er sprake is van de talentfactoren die zijn gevonden in deelvraag twee en welke in de interviews zijn uitgevraagd. Vervolgens worden de scores kort besproken. In bijlage 4 op blz.54 wordt uitgebreid uitgelegd en weergegeven hoe de beoordeling in zijn werk is gegaan. Hier zijn ook de eigenlijke beoordelingen met percentages te vinden, en welk percentage welke beoordeling heeft gekregen. Dit schema werkt met een sterrensysteem en is als volgt geclassificeerd: = Onvoldoende = Matig = Voldoende = Goed = Zeer goed = Uitmuntend Beoordeling in
Talentfactor Affiniteit Ambitie Opofferen Kennismaken met een discipline Vaardigheden leren Oefenen Regels Uitleg Voorbeelden Begeleiding Steun Succes Voorzieningen
Beoordeling in woord Zeer goed Goed Goed Voldoende Zeer goed Zeer goed Uitmuntend Uitmuntend Uitmuntend Uitmuntend Uitmuntend Uitmuntend Uitmuntend
Wat in een eerste oogopslag opvalt is de uitmuntende score voor de laatste zeven factoren, maar überhaupt de goede score voor alle factoren. Ook valt de voldoende beoordeling voor ‘kennismaken met een discipline’ op. Dit lijkt een lage score in vergelijking met de andere scores. Echter dat hierop een voldoende wordt gescoord, betekent dat stichting SPIN nog altijd in voldoende mate vernieuwend kan zijn voor de kinderen in haar activiteiten. Bovendien wordt er op ‘vaardigheden leren’ zeer goed gescoord. Ondanks dat sommige kinderen wellicht de activiteit al kenden hebben zij dus toch nieuwe vaardigheden kunnen leren. Dit is ook terug te lezen in de resultaten vanaf pagina 33. Verder valt op dat juist de factoren waar stichting SPIN zelf de meeste invloed op heeft, of sterker nog die van stichting SPIN afhangen, uitmuntend en zeer goed scoren. Factoren die hier niet of verminderd toe behoren zijn affiniteit, ambitie, opofferen en steun. De laatste factor is iets wat vanuit de ouders zelf moet komen, de andere factoren komen vooral vanuit het kind. Als een kind iets niet leuk vindt is het ondanks alle moeite en inzet die stichting SPIN doet niet gemakkelijk hier verandering in te brengen. Anders gezegd, stichting SPIN kan hier moeilijk directe invloed op uitoefenen, het kind kan wel uitgedaagd worden mee te doen, ook door andere kinderen, maar het kind kan altijd zelf de keuze maken dat iets niet bij hem of haar past. Dan blijven dus de factoren over waarop stichting SPIN wel direct invloed uitoefent, namelijk bijvoorbeeld de regels, de mogelijkheid tot oefenen, begeleiding, succeservaringen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
43
10
Conclusies
In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende vraag: In hoeverre is talentontwikkeling mogelijk voor kinderen tussen de acht en twaalf jaar oud die meedoen aan de activiteiten gericht op talentontwikkeling, die georganiseerd worden door de speeltuinleiders en de stichting SPIN in de periode 2010-2011 in Amsterdam Noord? Hiervoor is onder andere gekeken naar de werkwijze van stichting SPIN in relatie tot talentontwikkeling, waaronder ook het doorverwijzen van kinderen naar verenigingen omdat dit ook een stap in het proces tot talentontwikkeling is. Verder zijn er zestien interviews afgenomen bij kinderen, tien bij ouders en drie bij speeltuinleiders, totaal 29, en uiteindelijk kan vanuit al deze resultaten bekeken worden in hoeverre talentontwikkeling mogelijk is. Deze aspecten worden dan ook besproken met uiteindelijk de beantwoording van de hoofdvraag. Stichting SPIN wil graag realiseren dat kinderen bij gebleken interesse en capaciteiten kunnen worden doorverwezen naar verenigingen. Uit het onderzoek bleek dat dit tot nog toe vrijwel alleen bij Ster van Noord gebeurt. Hierbij krijgt de winnaar een lidmaatschap aangeboden, die voor een jaar gratis zal zijn. De andere kinderen krijgen een medaille. Uit de resultaten bleek dat in het huidige speeltuinwerk doorverwijzingen niet of nauwelijks voorkomen, tenzij hier duidelijk om wordt gevraagd door kinderen of ouders. Geconcludeerd kan worden dat dit dan ook nog te weinig gebeurt en dat hier nog punten voor verbetering liggen. In deelvraag vier is de werkwijze van stichting SPIN besproken. Daar bleek uit de tabel over het Kinderpersbureau en Ster van Noord dat deze projecten goed aansluiten op de talentfactoren. Tevens bleek uit de tabel van de talentlijnen dat stichting SPIN een zeer gevarieerd aanbod voor kinderen heeft, en bij iedere talentlijn wel meerdere activiteiten aanbiedt. Hierdoor krijgt vrijwel ieder kind de kans een activiteit te doen die hij of zij leuk vindt en daar verder kennis mee te maken. Daarnaast zorgt stichting SPIN samen met stichting DOCK dat kinderen tussen de tien en dertien jaar ook bezig kunnen blijven met het ontwikkelen van hun talent, doordat zij gezamenlijk voor deze leeftijdsgroep activiteiten organiseren. Zowel de variatie van de activiteiten, als de aansluiting op de doelgroep en de aanwezigheid van de voorwaarden van talentontwikkeling zijn hier goed voor elkaar. Er is al geconcludeerd dat elke talentlijn binnen het speeltuinwerk van stichting SPIN wordt vertegenwoordigd. Nu zal per talentlijn bekeken worden in welke mate dit zo is. Hierbij kan deelvraag 4 op bladzijde 27 als geheugensteuntje worden gebruikt. Sport, lijf en gezondheid: Deze lijn wordt op drie verschillende manieren benaderd. In het speeltuinwerk, in activiteiten als moestuinen en koken en binnen het project, op deze manier hebben de kinderen ruim voldoende gelegenheid kennis te maken met disciplines en zich verder te ontwikkelen binnen deze talentlijn. Kunst en Cultuur: Ook hier hebben de kinderen meer dan voldoende ruimte om kennis te met en zich te ontwikkelen op het gebied van kunst en cultuur. In het speeltuinwerk, door middel van activiteiten als het ‘Experiment’ en het beeldhouwen en Ster van Noord wordt er ook hier op verschillende manieren aan deze talentlijn gewerkt. Techniek en ICT: Het kinderpersbureau neemt een groot deel voor haar rekening. Tevens wordt aan het aspect ICT gewerkt door aan internetfora met kinderen te doen. Het begrip techniek is vrij breed en kan op meer manieren geïnterpreteerd worden. Hier kan eventueel dan ook wel iets meer mee gedaan worden op het gebied van activiteiten of binnen Ster van Noord. Wetenschap en Natuur: Op het gebied van natuur worden twee verschillende dingen aangeboden. Wetenschap is wat minder vertegenwoordigd met alleen Chemie als activiteit binnen Ster van Noord.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
44
Communicatieve en taalvaardigheid: Deze talentlijn is voldoende ingevuld, het Kinderpersbureau is een uitgebreid project waar kinderen veel tijd krijgen om kennis te maken met journalistiek en zich daarin te ontwikkelen. Tevens werd internetfora met kinderen georganiseerd. Wellicht zijn er nog mogelijkheden om met taalvaardigheid iets te doen. Sociale vaardigheden: Doordat veel activiteiten in groepsverband plaatsvindt en samenspelen binnen het speeltuinwerk sterk wordt gestimuleerd, plus de ervarenheid van de speeltuinleiders mede dankzij de cursussen en trainingen die zij krijgen aangeboden leren kinderen al snel sociale vaardigheden aan.
De belangrijkste deelvraag voor dit onderzoek was in hoeverre er sprake is van de talentfactoren. Dit is onderzocht middels de gehouden interviews. In deelvraag zes is dit in een schema kort weergegeven. Hierin staan mooie scores, waarvan slechts een factor voldoende is, en de rest scoort hoger. De talentfactoren zijn anders gezegd ook wel de voorwaarden tot talentontwikkeling. Tevens kan er aan de hand van de scores iets gezegd worden over het proces tot talentontwikkeling. Uit de scores blijkt dat de voorwaarden tot talentontwikkeling goed of zelfs uitstekend vertegenwoordigd zijn. Daarnaast kan er aan de hand van de positieve scores op ‘affiniteit’, ‘ambitie’, ‘succeservaringen’ en het ‘leren van vaardigheden’ gezegd worden dat er een zeker proces tot talentontwikkeling gaande is bij de kinderen. Kortom; het is mogelijk voor kinderen om talent te ontwikkelen dankzij de activiteiten en projecten die Stichting SPIN organiseert. Dit dankzij de aanwezigheid van de voorwaarden die gelden voor talentontwikkeling. Het zichtbare beginnende proces tot talentontwikkeling bij de kinderen bevestigt dit. Om dit prille begin verder uit te laten groeien kan Stichting SPIN nog verbeteringen doorvoeren als het gaat om het doorverwijzen van kinderen naar verenigingen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
45
11
Adviezen aan stichting SPIN
11.1 Algemene samenwerking tussen stichting SPIN en verenigingen Om te beginnen kan stichting SPIN een algemene samenwerking aangaan met de direct omliggende verenigingen in Noord, en de verenigingen waar al mee wordt samengewerkt met bijvoorbeeld Ster van Noord. Dit kan volgens een win-win principe. Uit mondelinge communicatie kwam naar voren dat sommige verenigingen mogelijk om leden verlegen zitten. Door samenwerking kan het ledenaantal groeien. De verenigingen kunnen stichting SPIN voorzien van informatieve foldertjes welke eventueel aan kinderen of ouders kunnen worden meegegeven. Op die manier kunnen verenigingen indirect reclame maken via stichting SPIN. Daarnaast kunnen de verenigingen op hun beurt toestaan dat diverse activiteiten van stichting SPIN ook bij de verenigingen worden aangekondigd door middel van flyers of posters. Tevens kunnen verenigingen bij de activiteiten van stichting SPIN gaan participeren. Zij kunnen instructeurs of andere personen die verstand van de discipline hebben als vrijwilliger aanstellen om de activiteit met de kinderen uit te voeren. Hierdoor leren de kinderen de vereniging ook deels al kennen, na de activiteit kan worden vermeld van welke vereniging de begeleider kwam en tot wie zij zich moeten wenden voor een lidmaatschap. 11.2 Registratie doorverwijzingen van kinderen Het inzichtelijk maken van (het aantal) inschrijvingen bij verenigingen naar aanleiding van doorverwijzingen door stichting SPIN is een mooi middel om te zien in hoeverre kinderen zich verder willen/gaan ontwikkelen. Zij maken immers eerst via stichting SPIN kennis met een discipline, krijgen hier affiniteit en ambitie voor alvorens zij naar de vereniging gaan. De kinderen die dankzij stichting SPIN bij een vereniging terecht zijn gekomen kunnen worden geregistreerd op de computer in het intranet van de stichting. Tevens kunnen de verenigingen hier ook weer bij betrokken worden. Het doel hiervan is om meer inzicht te krijgen in hoeverre het voornemen van stichting SPIN, om kinderen door te verwijzen naar verenigingen, ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. De implementatie kan als volgt plaatsvinden: doorverwijzen kan zowel door initiatief van de bezoeker zelf die graag wil weten waar hij of zij terecht kan, maar ook door de speeltuinleider naar aanleiding van zichtbare affiniteit en capaciteit bij het kind. Het idee is dat indien een kind wordt doorverwezen, stichting SPIN hier een speciaal formulier voor zal hebben klaarliggen. Deze moet in huisstijl van de stichting ontworpen zijn en hierop vult het kind zijn of haar gegevens in, door welke activiteit bij Stichting SPIN hij of zij de discipline leuk is gaan vinden, eventueel hoeveel ervaring het heeft, etc. Dit formulier neemt het kind mee naar de vereniging zodat voor de vereniging meteen duidelijk is dat dit kind van de stichting afkomstig is. Tevens vult stichting SPIN deze gegevens zelf ook in bij het registratiesysteem. Nog mooier zou zijn als de verenigingen bijhouden op welke manier kinderen bij de vereniging zijn gekomen zodat stichting SPIN en de verenigingen deze gegevens kunnen uitwisselen. Echter is niet duidelijk of de verenigingen al bijhouden op welke manier de leden bij hen binnenkomen en of zij bereid zijn dit te gaan bijhouden. Om dus toch te achterhalen of de kinderen die zijn doorverwezen, en dus geregistreerd bij stichting SPIN, zich daadwerkelijk hebben ingeschreven kan de stichting ieder half jaar of ieder jaar ‘nieuw geregistreerde’ kinderen benaderen om te achterhalen of zij zich daadwerkelijk hadden ingeschreven en of zij nog steeds bij de vereniging zijn. Dit kan dan bij de registratie vermeld worden. Zo heeft stichting SPIN ieder half jaar of ieder jaar een actueel overzicht van het aantal kinderen die zijn doorverwezen en daarnaast hoeveel kinderen daarvan zich daadwerkelijk hebben ingeschreven. 11.3 Ster van Noord Bij de interviews kwam er wat feedback naar voren over het project Ster van Noord, dit is ook terug te vinden in de resultaten op blz. 41. Hieruit bleek dat er bij de prijsuitreiking vooral wordt gericht op de winnaar. Dit is op zich niet verkeerd, echter miste er wat verband tussen Ster van Noord en de verenigingen. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
46
Om de link tussen Ster van Noord en de verenigingen voor alle ouders en kinderen duidelijk te maken kan het volgende ondernomen worden. Indien de verenigingen ook aanwezig zijn bij de prijsuitreiking kunnen zij door stichting SPIN uitgenodigd worden zich proactief op te stellen en ook de andere ouders en kinderen toe te spreken of een folder met informatie uit te delen. Wat misschien beter is voor het registreren; is naast de informatieve folder ook het doorverwijzingformulier (zie bovenstaand advies) uit te delen. Een simpele afspraak tussen stichting SPIN en de verenigingen kan er dan voor zorgen dat de verenigingen een maand na Ster van Noord doorgeven hoeveel formulieren van kinderen van stichting SPIN zij hebben ontvangen. Dit zou bijvoorbeeld door middel van fax kunnen, of het digitaal uitwisselen van de gegevens. 11.4 Talentlijnen De talentlijnen zijn over het geheel gezien goed vertegenwoordigd, advies hiervoor is dan ook om zo door te blijven gaan. Bij enkele talentlijnen kwam naar voren dat er wellicht nog dingen aan kunnen worden toegevoegd. Voor talentlijn Techniek en ICT, en voor Wetenschap en Natuur bijvoorbeeld. Hierbij ging het vooral om de onderdelen Wetenschap en Techniek. Deze zijn heel goed samen te combineren. Denk bijvoorbeeld aan een experimentje waarbij de kinderen wat meer leren over elektriciteit (wetenschap) en daarbij zelf ook iets maken (techniek), zoals het laten branden van gloeilampje door zelf met een lampje, batterij en ander benodigd materiaal een stroomkringetje met schakelaar te maken. Dit soort opdrachtjes zijn te vinden via internet, maar wellicht is er een persoon in het netwerk die hier meer van weet. Aan te raden is om dit niet binnen Ster van Noord te betrekken, omdat dit project erop gericht is een winnaar een lidmaatschap bij een vereniging aan te reiken. Binnen deze tak is dat lastig, het zou wel heel goed als talentgerichte activiteit kunnen worden uitgevoerd net zoals dat de Buurtmoestuinen en Het Experiment zo zijn uitgevoerd. Eventueel, maar minder noodzakelijk, zou er nog naar talentlijn Communicatieve en Taalvaardigheid gekeken kunnen worden. Gericht op taalvaardigheid zou er bijvoorbeeld een dicht- of verhalenwedstrijd gehouden kunnen worden. Echter gezien de setting van stichting SPIN, waarin speeltuinwerk centraal staat, en de wetenschap dat de kinderen dit soort dingen ook op school meekrijgen heeft dit minder prioriteit. Dit geldt ook voor de talentlijn Sociale vaardigheden. Er wordt niet speciaal actie op ondernomen door middel van activiteiten. En gezien de setting van de stichting wordt dit ook niet direct geadviseerd. Tenzij uit onderzoek zou blijken dat in betreffende wijken een probleem heerst op het gebied van sociale vaardigheden bij kinderen. Tot die tijd is de invloed die nu uitgeoefend wordt voldoende.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
47
12
Discussie/SWOT
In dit hoofdstuk wordt de balans opgemaakt van de sterktes en de zwaktes van dit onderzoek. Tevens komen de kansen en bedreigingen aan bod. Er wordt begonnen met een kritische blik op het onderzoek, maar allereerst moet er iets worden toegelicht omtrent de onderzoeksvraag. Dit staat enigszins buiten de SWOT omdat dit niet van nadelige invloed is geweest op het onderzoek en ook geen bedreiging vormt. De essentie van de eerst gekozen onderzoeksvraag was in welke mate er talentontwikkeling plaatsvindt bij de kinderen dankzij de georganiseerde activiteiten. Echter werd gedurende het onderzoek steeds meer duidelijk dat dit zeer lastig is te meten, zeker zonder enige nulmeting. Wat er wel gemeten kon worden en waar dan ook de onderzoeksvraag naar is aangepast is de mogelijkheid tot talentontwikkeling. Zodoende is het onderzoek hiermee voortgezet. De insteek van het onderzoek naar de mogelijkheid tot talentontwikkeling was onder andere het interviewen van kinderen, ouders en speeltuinleiders over talentgerichte activiteiten. Helaas is van te voren niet duidelijk gedefinieerd welke activiteiten hier precies onder vallen. Tevens is dit over het hoofd gezien bij de berichtgeving naar potentiële respondenten toe. Dit heeft geleid tot een aantal respondenten welke bijvoorbeeld slechts aan een speurtocht hebben meegedaan of interviews over activiteiten uit het dagelijkse speeltuinwerk. Wel is later besloten dat niet alleen de specifieke talentgerichte activiteiten tot talentontwikkeling zouden kunnen leiden, maar dat het dagelijkse speeltuinwerk daar wel degelijk aan bijdraagt doordat het de kinderen onder andere de kans geeft kennis te maken met disciplines. Hierdoor waren gelukkig niet al deze interviews onbruikbaar. Bij een volgende keer is het aan te raden van te voren alles goed te definiëren om verwarring te voorkomen voor de respondenten en voor de onderzoeker zelf. Bij het onderzoek is ervoor gekozen om de dataverzameling door middel van interviews te doen. Echter heeft de onderzoeker nooit een interviewtraining gevolgd. Hierdoor is het voorgekomen dat er suggestieve vragen werden gesteld, of wellicht had er soms dieper kunnen worden doorgevraagd, of bepaalde vragen meer open gesteld kunnen worden. Tevens zijn bij sommige respondenten bepaalde vragen over het hoofd gezien. Een volgende keer is een interviewtraining dan ook aan te raden. Er is tijdens het onderzoek een steekproef gehouden om een zo representatief mogelijke respondentengroep te krijgen. Het idee achter de steekproef leek het meest op die van een systematische steekproef. Stichting SPIN houdt alle speeltuinbezoekers bij in haar systeem. Het onderzoek zou onder twee speeltuinen plaatsvinden. Van elke speeltuin was dus een lijst met bezoekers beschikbaar. Uit die lijst is elke derde persoon getrokken. Echter toen vervolgens de details van die personen werden geopend, bleek dat veel van de getrokken personen buiten de doelgroep vielen (op basis van leeftijd). Er moest dus geselecteerd worden op leeftijd. Alle kinderen die binnen de leeftijdgroep vielen zijn eruit gehaald en vervolgens is iedereen gebeld met het verzoek mee te doen aan een interview. Er was een vrij hoge non-respons. Kinderen waren bijvoorbeeld al lang niet meer actief op de speeltuin of men wilde simpelweg niet meewerken. Ook kwam het voor dat na meerdere pogingen bepaalde personen niet bereikt konden worden. Later bleven er dus redelijk weinig respondenten over. Daarom was besloten om ook kinderen van het project Ster van Noord erbij te betrekken. Hierbij is weer een systematische steekproef getrokken. Verder is er uiteindelijk in de respondentengroep ‘ouders’ geen enkele vader aan bod gekomen. Wellicht waren zij niet beschikbaar in verband met werk. Aan de telefoon trof ik altijd de moeder, of als de vader opnam en had gehoord waar het over ging gaf deze al gauw de telefoon door aan de moeder. Het zou kunnen dat vaders er nog op een andere manier naar zouden hebben gekeken. Dit is echter niet zeker en dus kan er van een ernstige zwakte worden gesproken. Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
48
Wat sterk was in dit onderzoek is het uiteindelijke aantal afgenomen interviews, 29 stuks in totaal. Min drie respondenten die niet aan activiteiten hebben meegedaan, blijft dit een respectabel aantal voor een kwalitatief onderzoek. Tevens waren de interview vragen allemaal gebaseerd op het literatuuronderzoek. Hierdoor was het interview ook echt volledig gericht op de talentontwikkeling. Daarnaast zijn alle respondenten in een soortgelijke situatie en omgeving ondervraagd, waardoor de betrouwbaarheid versterkt wordt. Tot slot is in het onderzoek gebruik gemaakt van ‘triangulatie’ hiermee wordt bedoeld dat er gebruik is gemaakt van drie verschillende invalshoeken, door drie verschillende respondentgroepen in het onderzoek te betrekken. Hierdoor wordt de onderzoeksvraag van meerdere kanten belicht. Een kans voor dit onderzoek is om alsnog met behulp van dit onderzoek verder te gaan met onderzoek naar de mate van talentontwikkeling. Bij een volgend project kan gekeken worden naar de mogelijkheid van een voor- en nameting rond de activiteiten om hiermee die mate van talentontwikkeling in beeld te kunnen krijgen. Vanuit de adviezen gezien zou het een bedreiging voor implementatie kunnen betekenen, dat bij het overgrote deel van de adviezen externe verenigingen worden betrokken. Het zou namelijk kunnen zijn dat verenigingen niet voor de samenwerking open staan of dat zij hier geen tijd, geld of ruimte voor hebben. Hieronder wordt in het kort de SWOT analyse nog eens schematisch weergegeven. Hierbij geldt dat rood voor de zwaktes staat, groen voor de sterktes, paars voor kansen en blauw voor bedreigingen.
- Definitie 'activiteiten' onduidelijk - Onder geinterviewde ouders waren geen vaders - De eerste steekproef kon niet meer aselect plaatsvinden - De onderzoeker heeft geen interviewtraining gevolgd vooraf
- De hoeveelheid interviews maakt het onderzoek sterk - De interviewvragen zijn gebaseerd op literatuur - Respondenten zijn in een soortgelijke omgeving ondervraagd - Er is gebruik gemaakt van drie verschillende invalshoeken door drie verschillende respondentgroepen te gebruiken
SWOT analyse - Bij een volgend project kan met behulp van dit onderzoek verder worden gekeken naar de mate van talentontwikkelen en eventueel voor- en nametingen bij activiteiten
- Er worden vaak externe verenigingen betrokken binnen de gegeven adviezen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
49
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
50
Literatuurlijst
Christiaensen, R., Dochy, F., Kinschots, C., Kyndt, E., Marcelis, V., Philips, K., … Vervaeke, A. (2009). Talent en ontwikkeling: een literatuurstudie. Leuven: Universiteit Leuven. Cools, K. (2006). Controle is goed, vertrouwen nog beter. Assen: van Gorcum. Davies, J., Kourdi, J. (2010). The truth about talent. San Francisco: Jossey Bass. DMO, OOG, OSA. (2008). Jong ;-) Amsterdam, Brede Talentontwikkeling voor alle jeugd in Amsterdam. Amsterdam: Stuurgroep brede talentontwikkeling. Es, W., Miedema, I., Studulski, F. (2010). Alles is talent, deel 1 proces. Utrecht: Sardes. Es, W., Studulski, F. (2010). Sardes speciale editie, Talenten!: Inleiding. Utrecht: Sardes. Huijgen, M., Verburg, M. (1996). Van Dale basiswoordenboek van de Nederlandse taal. Houten: Educatieve partners Nederland. Hoorik, I. van (2011). De kracht van succeservaringen in het jongerenwerk. Talentontwikkeling stimuleert participatie en zelfvertrouwen. JeugdenCo, Kennis 04, 2011, p. 40-48 Jong Noord (2007). Nota Jong Noord. Amsterdam: Stadsdeeldraad Amsterdam Noord. Knegtmans, R. (2009). Toptalent: de negen universele criteria van toptalent. Amsterdam: Boom. Kooijmans, M. (2009). Battle zonder knokken, talentcoaching van risicojongeren. Amsterdam: SWP uitgeverij Leren excelleren. (2006). Leren excelleren, talenten maken het verschil. Ontleend maart 2012 via: http://www.educaide.nl/_resources/downloads/LerenExcelleren.pdf Mars, G., Schmeets, H. (2011). Meer sociale samenhang, meer geluk? Bevolkingstrents, 3e kwartaal 2011. Ontleend: 13 maart 2012 via: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/890662C0-D289-4617-95CEA9B44DA6DB61/0/2011k3p39art.pdf Offerte 2012. (2011). Offerte 2012. Amsterdam: Stichting SPIN. Rikers, R. (n.d.). Talent bestaat niet! Rotterdam: Erasmus Universiteit* Rijksoverheid (2012). Wat zijn aandachtswijken en wat doet de overheid aan wijkaanpak? Ontleend 16 maart 2012 via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aandachtswijken/vraag-enantwoord/wat-zijn-aandachtswijken-en-wat-doet-de-overheid-aanwijkenaanpak.html Stichting-Spin (2012) Algemene informatie, projecten. Ontleend: Maart 2012 via: http://www.stichting-spin.nl/index.php?page=vragen#mijnanker Stuijvenberg, M. (2009). Van de straat houden of inzetten op talent? Talentontwikkeling in het jongerenwerk in Kanaleneiland. Utrecht: Universiteit Utrecht. Subotnik, R., Edmiston, A., Cook, L., Ross, M. (2010). Mentoring for talent development, creativity, social skills and insider knowledge: the APA program. Journal of advanced academies, 21, 714-739. Toekomstplan (2011). Er zit muziek in het speeltuinwerk, toekomstplan 20112014. Amsterdam: Stichting SPIN. Vonk, R. (2007). Sociale Psychologie. Groningen: Wolters-Noordhoff. Vries, I. de, Andres, K. (2011). Quickscan naar de betekenis van het speeltuinwerk van de SPIN in Amsterdam Noord. Arnhem: Seinpost adviesbureau b.v. Winter, M. de. (1995). Kinderen als medeburgers. Kinder- en jeugdparticipatie als maatschappelijk opvoedingsperspectief. Utrecht: Uitgeverij de Tijdstroom.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
51
Bijlage 1: Interview kinderen 8-12 Het interview is gebaseerd op een topiclijst. Dit zijn de indicatoren die in deelvraag twee uitgebreid aan bod zijn gekomen. Hieronder is de lijst met voorbeeldvragen voor de kinderen die tijdens de interviews is gehanteerd.
Hoe oud ben je?
Aan welke activiteiten heb je wel eens meegedaan?
Wat vond je van deze activiteiten?
Hoe vond je/dacht je over de activiteiten VOOR dat je de activiteit bij SPIN hebt gedaan? Dus toen je de activiteit nog niet had gedaan.
Hoe vond je/dacht je over de activiteiten NA dat je de activiteit bij SPIN hebt gedaan? Dus toen je de activiteit al had gedaan.
Hoeveel activiteiten waren nieuw voor jou? / Had je nooit eerder gedaan? Welke?
Wat zou je van de activiteit nog willen leren? Wil je na het doen van deze activiteit nog meer leren?
Zou je nog verder willen gaan met sommige activiteiten?
Werden de dingen die je tijdens de activiteit hebt geleerd ook nog een paar keer herhaald om te oefenen?
Wat vond je van de uitleg die je hebt gekregen tijdens de activiteit?
Wat vond je van de hulp die hebt gekregen tijdens de activiteiten?
Wat deed de speeltuinleider allemaal tijdens de activiteit? Doorvragen begeleiding, interesse en steun!
Was het duidelijk wat er wel en wat er niet mocht tijdens de activiteit?
Wat vond je van de voorbeelden die je kreeg?
Werden er voorbeelden gegeven die lieten zien hoe het zou zijn als je het perfect zou doen?
Hoe heb je geleerd wat je moest doen om de activiteit uit te kunnen voeren? Doorvragen technieken!
Als je jezelf mag beoordelen, hoe vind je dat je de activiteit gedaan hebt? Doorvragen succes!
Wat zorgt ervoor dat je de activiteit graag doet?
Wat vonden je ouders ervan dat je meedeed? Doorvragen steun!
Waar was je het beste in tijdens de activiteit?
Wist je dat je soms na een activiteit doorverwezen kan worden naar een vereniging om verder te gaan?
Zou je dat zelf ook willen?
Ken je andere kinderen die dit zouden willen of die al door een activiteit bij SPIN zijn doorgestroomd?
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
52
Bijlage 2: Interview ouders Het interview is gebaseerd op een topiclijst. Dit zijn de indicatoren die in deelvraag twee uitgebreid aan bod zijn gekomen. Hieronder is de lijst met voorbeeldvragen voor de ouders die tijdens de interviews is gehanteerd.
Hoe oud is uw kind?
Aan welke activiteiten heeft hij/zij meegedaan?
Hoe heeft hij/zij dat ervaren?
Wat valt u op aan de mening van uw kind over de activiteit als u kijkt naar hoe deze voor de activiteit was en nu na de activiteit?
Is u verder nog iets opgevallen binnen het interessegebied van uw kind na de activiteit?
Zou hij/zij dit soort activiteiten vaker willen doen buiten SPIN om? Waaraan merkt u dat?
Wat voor invloed hebben de activiteiten op de ontwikkeling van uw kind? Waaraan merkt u dat?
Zou hij/zij bereid zijn om een dagje minder in de week te spelen met vrienden om iedere week die activiteit te kunnen doen?
Wat heeft hij/zij van de activiteit geleerd?
Zou hij/zij nog meer willen leren m.b.t. de activiteit?
Heeft hij/zij de gelegenheid gekregen om tijdens de activiteit een bepaalde vaardigheid extra te oefenen?
Hoe was de motivatie voor en na de activiteit?
Op welke manier steunt u hem/haar in het doen van de activiteiten?
Hoe zou u de begeleiding tijdens de activiteiten beoordelen? (belangstelling,..)
Heeft uw kind voldoende ruimte/hulp om activiteiten met een goed resultaten af te ronden?
Hoe vaak heeft hij/zij positieve resultaten geboekt tijdens de activiteiten?
Krijgt hij/zij goede voorbeelden om de activiteiten met succes uit te kunnen voeren?
Bent u ervan op de hoogte dat SPIN de mogelijkheid biedt na activiteiten door te stromen naar verenigingen die dezelfde activiteiten aanbieden?
Hoe staat u daar zelf tegenover? En uw kind?
Kent u kinderen die graag zouden willen doorstromen of al zijn doorgestroomd?
Slot
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
53
Bijlage 3: Interview speeltuinleiders Het interview is gebaseerd op een topiclijst. Dit zijn de indicatoren die in deelvraag twee uitgebreid aan bod zijn gekomen. Hieronder is de lijst met voorbeeldvragen voor de speeltuinleiders die tijdens de interviews is gehanteerd.
Hoelang werk je al voor stichting SPIN?
Wat vind je leuk in het werk?
Zijn er dingen die je nog zou willen leren/doen bij SPIN?
Welke activiteiten heb je begeleid?
Welke activiteiten vond je het meest succesvol?
Wat maakten deze succesvol?
In hoeverre fungeer je als voorbeeld/rolmodel tijdens de activiteiten?
Waar gaat de aandacht naar uit als je met een activiteit start en uitlegt?
Is voor alle kinderen duidelijk wat de regels zijn?
Wat vind je van de voorzieningen en materialen die je tot je beschikking hebt?
Hoeveel gelegenheid heb/of neem je om de kinderen te laten zien op welke manier ze de activiteit moeten uitvoeren?
Hoe vaak kunnen kinderen oefenen?
Wat als je merkt dat het kind moeite heeft met de activiteit?
Kunnen de kinderen positief afsluiten?
Wat merk je gemiddeld genomen aan het enthousiasme van de kinderen, als je kijkt naar hoe dat zowel VOOR als NA de activiteiten is?
Zijn er vaak kinderen die na een activiteit erover blijven praten en het vaker willen doen?
Zijn er kinderen die meer willen leren?
Hoe maken jullie bekend dat er mogelijkheid tot doorstromen naar verenigingen is?
Wat wil je verder nog kwijt over activiteiten/kinderen?
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
54
Bijlage 4: Toelichting beoordeling deelvraag 6 Om kort en bondig weer te geven in hoeverre er sprake is van de bevraagde factoren welke zijn gevonden in deelvraag 2, leek een schematische weergave met sterrensysteem praktisch. Er zal nu worden toegelicht op welke manier elke factor is beoordeeld. Aan de hand van de resultaten kon worden gezien hoeveel kinderen, ouders of speeltuinleiders positief of negatief op een vraag antwoordden. Hierbij staat positief voor ‘sprake van de factor’ en negatief voor ‘geen sprake van de factor’. Bij veel factoren waren meerdere vragen gebruikt, bijvoorbeeld twee vragen aan de kinderen, of zowel een vraag aan de kinderen als de ouders en speeltuinleiders. Deze staan in de resultaten als sublabels. Per sublabel is vervolgens gekeken aan hoeveel respondenten deze vraag is gesteld. Na dit te hebben vastgesteld kon worden gekeken hoeveel respondenten hiervan positief of negatief antwoordden. Vervolgens is per sublabel aan de hand van deze getallen een ‘percentage van positiviteit’ uitgerekend, dus hoeveel respondenten antwoordden ‘positief’ op deze vraag, in verhouding tot het aantal respondenten die de vraag beantwoordden (dus niet in verhouding met het totale aantal respondenten)*? Het kon ook tegenovergesteld, maar de vraag was immers in hoeverre er wel sprake is van de factoren. Daarna zijn per label, indien van toepassing, de percentages van de sublabels bij elkaar opgeteld en gedeeld om het gemiddelde te krijgen. Dit gemiddelde telt als uiteindelijk oordeel. Hierbij geldt de volgende beoordelingsclassificatie: < 50% = Onvoldoende 50-60% = Matig 60-70% = Voldoende 70-80% = Goed 80-90% = Zeer goed 90-100%= Uitmuntend *Hier is voor gekozen omdat per label en per vraag het aantal respondenten steeds varieerde. Dit heeft zowel te maken met het verloop van het gesprek als met het soort activiteit die het kind gedaan heeft, waardoor bij sommige kinderen de vraag niet van toepassing zou zijn geweest.
Hieronder zal de uiteindelijke beoordeling worden weergegeven met zo nu en dan wat toelichting erbij. Zodat meer inzichtelijk wordt hoe de beoordeling is gegaan. Affiniteit: Mening kinderen algemeen: 15 kinderen geantwoord. 8= Leuk 6= Heel leuk 1= Heel erg leuk = alle 15 kinderen zijn positief. = 100% Kinderen verschil in mening voor en na de activiteit: 15 kinderen geantwoord. 7= Even leuk 3= Leuker 4= Nog leuker 1= Blij dat het was afgelopen = 14 van de 15 kinderen is positief = 93,3% Ouders over de ervaringen van hun kind: Alle ouders waren positief = 100% Ouders over verschil in mening voor en na de activiteit: 10 ouders geantwoord. 3= Enthousiaster 1= Jammer dat het was afgelopen 4= Even leuk 1= Altijd enthousiast Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
55
1= Minder enthousiast = 9 van de 10 ouders is positief = 90% Ouders veranderingen interesses van het kind: 7 ouders geantwoord. 2= Ja 3= Nee 1= Opnieuw geprikkeld 1= Onduidelijk antwoord = 3 van de 7 ouders is positief = 42,3% Speeltuinleiders: Wat merken zij in het enthousiasme: 3 speeltuinleiders geantwoord. Alle speeltuinleiders zijn positief = 100% 100% + 93,3% + 100% + 90% + 42,3% + 100% = ÷ 6 = 87,6% Totaal voor affiniteit. Ambitie Kinderen: willen ze nog meer leren?: 14 kinderen geantwoord. 10= Meer leren of vaker doen 1= Niets meer leren 1= Al bezig met meer te leren 2= Twijfelen of ze meer willen leren = 11 van de 14 kinderen willen meer leren of zijn bezig = 78,6% Ouders: Wil het kind het vaker doen?: 7 ouders geantwoord. 6= Ja 1= Doet al genoeg activiteiten = 6 van de 7 is positief = 85,8% Ouders: Wil het kind meer leren?: 7 ouders geantwoord. 4= Ja meer leren 1= Het kind is nog zoekende 2= Nee, het heeft al genoeg geleerd = 5 van de 7 is positief = 71,4% 78,6% + 85,8% + 71,4% = 235,5 ÷ 3 = 78,5% Totaal voor ambitie. Opofferen Ouders: Zou het kind een dag spelen opofferen voor de activiteit?: 9 ouders geantwoord. 7= Wel 2= Niet = 7 van de 9 is positief = 77,8% = Totaal voor opofferen. Kennismaken met een discipline Kinderen: Waren de activiteiten nieuw?: 11 kinderen geantwoord. 5= Volledig nieuw 4= Niet meer nieuw 2= Enigszins nieuw = 7 van de 11 is positief = 63,6% = Totaal voor Kennismaken met een discipline. Vaardigheden leren Kinderen: Hebben zij iets geleerd?: 11 kinderen geantwoord 11 = Ja = 100% Ouders: hebben de kinderen iets geleerd?: 7 ouders geantwoord 5= Ja 2= Geen idee = 5 van de 7 is positief = 71,4% 100% + 71,4% = 171,4 ÷ 2 = 85,7% Totaal voor vaardigheden leren. Oefenen Kinderen: Was er gelegenheid om te oefenen?: 13 kinderen geantwoord. 10= Ja 2= Enigszins Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
56
1 = Anders/alternatief = 12 van de 13 is positief = 92,3% Ouders: Kregen de kinderen gelegenheid om te oefenen?: 8 ouders geantwoord. 4= Ja 2= Weet niet/waren er niet bij 1= Nee 1= Alternatief = 4 van de 8 is positief = 50% Speeltuinleiders: Kunnen de kinderen oefenen?: 3 speeltuinleiders geantwoord. Allen zijn zij positief = 100% 92,3% + 50% + 100% = 242,3 ÷ 3 = 80,8% Totaal voor oefenen. Regels Kinderen: Waren de regels duidelijk?: 14 kinderen geantwoord. Alle kinderen reageerden positief = 100% Speeltuinleiders: Zijn voor alle kinderen de regels duidelijk?: 3 speeltuinleiders geantwoord. Alle speeltuinleiders antwoordden positief = 100% 100% Totaal voor regels. Uitleg Kinderen: Wat vonden ze van de uitleg?: 14 kinderen geantwoord. 13= Duidelijk 1= Weet het niet meer = 13 van de 14 is positief = 92,3% Speeltuinleiders: Niet van toepassing, zij vertellen meer over de manier waarop zij uitleggen. 92,3% Totaal voor uitleg. Voorbeelden Kinderen: Waren er voorbeelden?: 12 kinderen geantwoord. 11= Ja 1= Soms Hierbij is gekozen om de ‘soms’ als half positief mee te tellen. Dat komt neer op 11,5 van de 12 is positief = 95,8% Totaal voor voorbeelden. Begeleiding Kinderen hoe was de begeleiding?: 14 kinderen geantwoord. 9= Behulpzaam 2= Op de achtergrond 2= Meedoen en toekijken. Op de achtergrond wordt niet als positief geteld. Dus 11 van de 14 is positief = 85,7% Kinderen: Wat vonden zij van de hulp?: 7 kinderen geantwoord. 6= Positief 1= Er was geen hulp nodig = 6 van de 7 is positief = 85,7% Ouders: Wat vonden zij van de hulp?: 8 ouders geantwoord. 6= Positief 2= Weten het niet maar aan de hand van ervaringen kind positief Dit betekent dat zij uiteindelijk ook positief antwoordden, wat een score van 100% oplevert. 85,7% + 85,7% + 100% = 271,4 ÷ 3 = 90,5% Totaal voor begeleiding.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
57
Steun Kinderen: Wat vonden de ouders van je deelname?: 8 kinderen geantwoord. Alle acht kinderen waren positief = 100% Ouders: Steunen zij hun kind?: 8 ouders geantwoord. 7= Positief 1= Kind doet al genoeg = 7 van de 8 is positief = 87,5% 100% + 87,5% = 185,7 ÷ 2 = 92,9% Totaal voor steun. Succes Kinderen: Hoe vinden zij dat zij het gedaan hebben?: 12 kinderen geantwoord. 10= Positief 2= Soms wel mooi soms niet mooi Hierbij is omdat beiden zeggen dat het soms wel mooi is, 1 punt naar positief geteld. Wat uitkomt op 11 van de 12 is positief = 91,7% Ouders: Was er gelegenheid om positief af te ronden?: 10 ouders geantwoord. 8= Positief 2= Weet het niet = 8 van de 10 is positief = 80% Speeltuinleiders: Kunnen de kinderen positief afsluiten?: 3 speeltuinleiders geantwoord. Alle speeltuinleiders waren positief = 100% 91,7% + 80% + 100% = 271,7 ÷ 3 = 90,6% Totaal voor succes. Voorzieningen Speeltuinleiders: Wat vinden zij van de voorzieningen en materialen die zij tot hun beschikking hebben?: 3 speeltuinleiders geantwoord. Alle drie de speeltuinleiders waren tevreden = 100% Totaal voor voorzieningen.
Talent in ontwikkeling – Stichting SPIN
58