I
TH&MA
In zijn advies Hoger Onderwjs poor de Toekonist stelt de Onderwijsraad versterking van de innovatieve kracht van de samenleving voorop als belangrijk doel voor hoger onderwijsinstellingen. Hierbij is zowel de roT van de instellingen als de roT van de overheid van belang. Dit artikel gaat in op de brede taak van instellingen voor hoger onderwijs en de implicaties die daaruit volgens de Onderwijsraad voortvloeien voor beleid van overheid en instellingen.
Kwaliteit, selectie en optimale talent ontwikkeling in het hoger onderwijs — Onderwijsraad
strategische agenda Kwaliteit in verscheidenheid CW, 2011) zet in op het verhogen van de presta van het hoger onderwijs door een ambitieuzere studiecultuur, een hogere onderwijskwaliteit en een scherpere profilering. De doelstelling is dat de hoger onderwijsinstellingen zo een bijdrage leveren aan de versterking van de kenniseconomie en, niet in de laatste plaats, de economische topsectoren. De agenda schetst een langetermijnperspectiefvoor het hoger onderwijs, het onderzoek en de wetenschap. Voor bet jaar 2025 spreekt de agenda van: ‘Een stelsel van internationale allure, waarin studenten worden uitgedaagd, docenten met enthousiasme college geven en onderzoekers bijdra gen aan wetenschappelijke doorbraken, bet oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken en het vergroten van onze economische voorspoed.’ In de strategische agenda gaat staatssecretaris Zijlstra door op de advie zen van de Commissie Veerman (2010), de Werkgroep Profilering en Bekostiging (2011) en de SER (2011), en presenteert hij zijn plannen voor de komende kabinets periode.
Hoger onderwijs voor de kennisecoriomie In de politiek is er consensus over het belang van boger onderwijs voor de kenniseconomie. In 2009 nam de Tweede Kamer unaniem de motie-Hamer aan (TK32123, nr. 10), die onderwijs, kennis en innovatie benoemt als belangrijke bronnen van duurzame economische groei
en bet kabinet uitnodigt tot de ambitie bet onderwijs en de wetenschap in Nederland tot de mondiale top vijf te laten behoren. Ret rapport Veerman (2010) benoemt deze ambitie ook en in de kabinetsreactie op dit rap port krijgt het hoger onderwijs expliciet de opdracht om te zorgen voor voldoende menselijk kapitaal voor de door het kabinet aangewezen economische topgebieden (TK31288 nr. 150). Qok de Europese Unie heeft in zijn Lissabonagenda bet perspectief dat instellingen voor hoger onderwijs de ken nis moeten leveren waardoor Europa competitief mee kan met gevestigde economieën als de Verenigde Staten en zich ontwiklcelende economieën als China en India (Schleicher, 2006). De Europese Commissie wijst de instellingen van hoger onderwijs aan als aanjagers van de Europese kennissamenleving en kenniseconomie. Zi) zullen een fundamentele rol spelen in de verdere ontwik keling van Europa. De Strategische agenda hoger onder wijs, onderzoek en wetenscbap past in deze beleidsma tige trend, en legt daarin zijn eigen accenten.
Kenniseconomie in brede en in enge zin Aan bet begrip kenniseconomie kan men verschillende betekenissen verbinden. In enge zin omvat kennisecono mie met name de huidige economische (top)activiteiten en de wens om Nederland daarbinnen zo goed mogelijk concurrerend te maken. De kenniseconomie is echter ook op te vatten als de innovatieve kracht van de samen
leving in haar voile breedte. Hoger onderwijs draagt bij aan maatschappelijke vraagstukken, zoals veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg, arbeidsmarkt, vergrijzing en kwaliteit van openbaar bestuur. De oplossing hiervan is minstens zo bepalend voor het economisch welvaren en welzijn van een samenleving. Roger onderwijs draagt ook bij aan het intellectuele, nieuwsgierige en creatieve klimaat in de samenleving. Als onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te zeer dienstbaar moeten zijn aan de kenniseconomie in engere zin, dat wil zeggen de doelen van het vigerende econo mische beleid en de door bet kabinet vastgestelde eco nomische topsectoren, kan dit mogelijk op korte termijn renderen. Op langere termijn kan het een beperking van creativiteit, maatschappelijke betrokkenheid en inno verend vermogen betekenen. Een zekere focus die in bepaalde gebieden ontstaat kan uiteraard bijdragen aan succesvolle innovatie, maar wanneer deze te veel wordt gestuurd en er te weinig ruimte overbiijft voor echte kri tische vernieuwing keert zich dit uiteindelijk keert toch tégen de kenniseconomie. Als wij een samenleving wil len die aantrekkelijk is voor buitenlandse kenniswerkers en investeerders en waarin bet goed toeven is, heeft het hoger onderwijs de potentie en de opdracht hieraan een belangrijke bijdrage te leveren. De brede opdracht van het hoger onderwijs Uit de in de strategische agenda beschreven doelen en maatregelen spreekt met name de wens om de hoger onderwijsinstellingen zo goed mogelijk in te zetten ten behoeve van de kenniseconomie in enge zin. Uiteraard is deze taak van belang. Om echter daadwerkelijk op de lange termijn bij te dragen aan de innovativiteit van de samenleving hebben de instellingen daarnaast een kriti sche rol (in zowel onderwijs als onderzoek) te vervullen, door nieuwe wegen naar de toekomst te laten zien (Lund vaIl, 2008; Delnooz, 2008). Het hoger onderwijs vervult daarmee een taak voor de gehele samenleving; niet op de korte, maar op de lange termijn en op een kritisch ver nieuwende wijze (Gevers, 1998). Ret hoger onderwijs heeft dan ook drie belangrijke opdrachten: • een wetenschappelijke opdracht (mn. universiteiten); • een maatschappelijke opdracht; • een persoonlijke vormingsopdracht. Deze opdrachten sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. Evenwicht hierin bevordert de innovatieve kracht van de samenleving. Roger onderwijs is dan gericht op het opleiden van wetenschappers die baanbre kend onderzoek kunnen verrichten op velerlei terrein. Van professionals die een kritische bijdrage kunnen leve ren aan de beroepspraktijk tot werknemers met een goed
20
ontwikkelde nieuwsgierigheid naar kennis en nieuwe ontwikkelingen op bun werkterrein en daarbuiten, en niet onbelangrijk met een goed ontwikkeld maatschap. pelijk verantwoordelijkheidsbesef. De doelen die bet hogeronderwijsbeleid nastreeft, moeten deze brede taak stelling weerspiegelen. Daarbij behoort bet behoud van kernwaarden als het intellectuele debat en de kritische discussie (Onderwijsraad, 2008). Deze moeten steeds opnieuw gewaarborgd en gefaciliteerd worden. —
—
Kernwaarden in het universitair onderwijs Een mooie omschrijving van de kernwaarden van bet universitaire onderwijs gafJankarei Gevers, voormalig bestuursvoorzitter van de UvA in een van zijn toespraken ter gelegenheid van de opening van bet academisch jaar: ‘Studeren aan een universiteit en er bet beste uithalen, is tobben, je vergissen, terugkomen, voihouden, de probie men van je leven met die van bet vaic verwarren, dat weer uit elkaar halen, en dat dan weer met elkaar in verband brengen. Studeren aan een universiteit is kansen grijpen, is overwinningen boeken op jezeif en op de stof, is de docent tot bet onverwachte verlokken, is oriënteren en verbreden, is voiwassen en tegelijk vakvrouw of vakman worden’ (Gevers, 1997). Meer recent beschrijft Paul van der Heijden academische vorming als belangrijk onderdeel van het Leidse profiel (Heijden, 2010).’Wij willen studenten opleiden en vor men tot mensen die met ruime intellectueel bagage de wereld willen intrekken als kritische wereldburgers. [...] Verder willen wij onze studenten kritisch leren denken, ieren analyseren en aldus in staat stellen om, de oplei ding eenmaal afgerond hebbend, als kritische wereldbur gers een professie tot op bet hoogste niveau te kunnen uitoefenen.’ Kernwaarden in het hbo Ret hoger beroepsonderwijs is voigens de wet op bet hoger onderwij s (WRW) gericht op zowel de overdracht van theoretische kennis als op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepsprak tijk. Ook dat gaat verder dan alleen bet overdragen van vakkennis. Ook het hbo heeft een taak om toekomstige beroepsbeoefenaars te leren om te ‘denken, vergelijken, onderscheiden, meningen te vormen en bun mentale capaciteit te vergroten om de ambiguIteiten en raadsei achtigheden van de menselijke natuur tegemoet te tre den’ (Shapiro, 2005). Anders geformuleerd: hoger beroepsonderwijs richt zich op bet opleiden van professionals voor de arbeidsmarkt, die tegeiijkertijd in staat zijn om vragen te stellen bij de beroepspraktijk, op werknemers met een goed ontwik kelde nieuwsgierigheid naar wat er nog meer te koop is qua kennis en nieuwe ontwikkelingen. Deze profes
TH&MA
sionaliteit - Leijnse, Huist en Vroman (2006) noemen dit ‘passie voor de professie’ behoort tot de kernwaarden in het hbo. -
De vormende taak van het hoger onderwijs Voor de kernwaarden van het hoger onderwijs is per soonlijke en academische vorming van studenten nodig. Academische vorming komt weliswaar voor in het verge zicht dat de strategische agenda schetst, maar in de con crete uitwerking komt de vorming van jonge mensen tot niet alleen experts, maar ook intellectuelen nauwelijks aan de orde. Een innovatieve samenleving kan echter niet zonder de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoor delijkheidsbesefbij hogeropgeleiden. In het wo betelcent dit het ontwikkelen van een kritische academische hou ding, in hbo het leren stellen van kritische vragen, zodat afgestudeerden in staat zijn hun beroep niet alleen uit te oefenen, maar ook te vernieuwen. De vormende taak van het hoger onderwijs draagt bij aan de kenniseconomie in brede en enge zin. Elke kennisin tensieve sector is immers afhankelijk van de innovatie kracht van zijn medewerkers. Niet alleen in de strategische agenda, maar ook in het hoger onderwijsbeleid in het algemeen krijgt de vormen de taak op dit moment slechts beperkt aandacht (Onder wijsraad, 2011). Er is weliswaar een discussie gaande over de gewenste breedte en diepte van de opleidingen, maar er zijn geen concrete maatregelen afgesproken. Een belangrijke eerste stap op weg naar meer coherent beleid zou zijn om de instellingen voor hoger onderwijs ertoe te bewegen hier hernieuwd inhoud aan te geven. Voor het universitair onderwijs pleit Noorda in een essay geschreven ten behoeve van de Onderwijsraad voor meer aandacht voor de oefening in academische verantwoor delijkheidszin. (...). Reflectie op de plaats en rol van aca demici verdient een standaard plaats in alle universitaire curricula. Daaraan ontbreekt het nog in te veel gevallen.’ Aansluitend hierbij pleit Derkse (2011) voor invoering van een verplichte vormend bedoelde minor in alle bacheloropleidingen gericht op ‘de voeding van het hart en de verstandigheid’) Bij nadere uitwerking van de in de agenda geopperde gedachte van brede bachelors ver dient dit punt zelcer aandacht. Ook de HBO-raad houdt in zijn agenda Kwaliteit ats opdracht (2009) een dergelijk pleidooi. Hij schrijft: ‘hbo bachelors zijn geen eenzijdige toepassers, maar beroeps beoefenaren die relaties moeten leggen met maatschap pelijke en soms ethische vraagstukken, die beschikken over een culturele bagage, die in de ware betekenis van bet woord academische vorming hebben genoten. [...] Van studenten mag worden verwacht dat zij beschikken over het vermogen om kennis kritisch te beoordelen aan —
de hand van morele waarden.’ In hun essay ten behoeve van het advies van de Onderwijsraad over Vorming in het onderwijs, geven Ron Bormans en Ad de Graaf (2011) aan dat er in de onderwijsprogramma’s in het hbo nog ruimte is voor verbetering. Implicaties voor beleid: vier aanbevelingen In bet advies van de Onderwijsraad over de strategische agenda is de hier uitgewerkte bijdrage van hogeron derwijsinstellingen aan de innovatieve kracht van de samenleving het uitgangspunt voor de vier aanbeve lingen. Kwaliteit en profilering, belangrijke aspecten van de strategische agenda, zijn voorwaarden voor bet versterken van het hoger onderwijs en onderzoek. Dit deelt de Onderwijsraad en pleit voor verdere uitwerking daarvan om de innovatieve functie van het hoger onder wijs goed tot uitdrukking te laten komen. Er is ook meer aandacht nodig voor de innovatieve functie als zodanig, voor de kenniseconomie in enge en brede zin. Tenslotte een waarschuwing voor mogelijke negatieve consequen ties als selectie wordt uitgevoerd zonder relatie met bet beoogde doel, namelijk de juiste student op de juiste plaats. De vier aanbevelingen worden kort weergegeven. Versterk de inzet op kwaliteit De strategische agenda wil bevorderen dat de lat voor studenten hoger wordt gelegd; dat de kwaliteit van bet onderwijs omhoog gaat, docenten beter geschoold zijn, opleidingen meer contacturen kennen en dat studenten intensiever worden begeleid. Ook voor de Onderwijsraad staat de inzet op hogere kwaliteit voorop. Deze is nood zakelijk om hoger onderwijs van internationale allure te realiseren en zicht te blijven houden op een plaats in de top vijf van kenniseconomieën. Daarbij zijn rendements indicatoren uitdrukkelijk niet te verwarren met kwali teitsindicatoren. Intrinsieke lcwaliteitsaspecten kunnen bun eigen rol spelen in de bekostiging. De in de agenda genoemde indicatoren kwaliteit en opleidingsniveau van docenten spelen horen daarbij. De agenda stelt een prestatiebekostiging met bonus malussystematiek voor, met rendement en lage uitval als mogelijke indicatoren. Prestatie-indicatoren dragen bij aan verbetering, transparantie, professionaliteit en zake lijkheid. Ret is echter van belang dat de prestatiebekos tiging niet louter over goed meetbare indicatoren gaat. Anders bestaat bet risico dat aspecten die minder goed kunnen worden gemeten, onvoldoende aandacht krijgen. Ret in de sturing op de voorgrond zetten van gemak kelijk meetbare indicatoren als rendement en staf-stu dentratio, kan de innovatie van onderwijsprogramma’s frustreren.
—
Goede prestatie-indicatoren verwijzen naar zaken waar de instelling invloed op heeft (Sluis & Thiel, 2003; Thiel,
21
TFI&MAI
2009). Oolc rechtstreeks en meer integraal sturen op kwa liteit is noodzakelijk, soms via kwalitatieve omschrijvin gen, zoals de leerresultaten (typeringen van het niveau van afstudeerproducten, verworven kritische en sociale vaardigheden, vaardigheden in vreemde talen, arbeids marktposities van afgestudeerden); omschrijvingen van de leeromgeving zoals werkvormen en aangeboden pralctijk- of oefensituaties, de begeleiding van studenten, de maatregelen om uitval te voorkomen; de diepte van (internationale) samenwerking (deep collaboration) (Ben neworth e.a. 2011).2
De Onderwijsraad pleit voor een sterkere kwaliteitscul tuur, gebaseerd op een breed gedragen en op interna tionale maatstaven gebaseerd kwaliteitsbegrip, waarin ook de brede taak van de hoger onderwijsinstellingen voldoende tot uitdrukking komt. De overheid dient pri oriteiten te benoemen die enige tijd zullen gelden. Dit geeft instellingen voor enige tijd zekerheid over een in te zetten beleidslijn. Versterk de inzet op profilering De strategische agenda volgt de door de commissie-Veer man voorgestelde ontwikkeling naar meer differentiatie in het hoger onderwijs. De agenda vraagt instellingen om een profiel te kiezen en zet een beoordelingscommissie in om dit proces in de gaten te houden. Als instellingen bewust kijken naar hun kwaliteiten, kan dit aan de beno digde kwaliteitsimpuls bijdragen. De Onderwijsraad pleit ervoor om niet op voorhand te sturen op het type profile ring. Niet alleen excellente researchmasters moeten inte ressant zijn om zich op te profileren. Ook opleidingen die zich richten op een maatschappelijk probleem, zoals krimp en vergrijzing, of op een doelgroep van studenten (grotestadsuniversiteit of -hogeschool met speciale aan dacht voor de pluriformiteit van haar inwoners) of op een sector van de arbeidsmarkt zoals handel en logistiek.
Een krachtig procesmanagement en inzet van middelen is noodzakelijk om dit proces van de grond te krijgen. De agenda legt een groot deel van de profileringstaak in handen van de instellingen. Uiteraard zullen de instel lingen zeif een proflel moeten kiezen, maar er zijn zaken waarvoor de verantwoordelijkheid in redelijkheid niet bij de gezamenlijke instellingen kan worden gelegd, bijvoor beeld de mogelijke verdeling van het opleidingenaanbod. Het is niet redelijk om van de instellingen de gezamen lijkheid te verwachten die tot een optimale oplossing Ieidt. Ook in het verleden is gebleken dat individuele belangen de gezamenlijke belangen in de weg kunnen staan. Dat pleit op deze punten voor een sterkere pro cesregie Er zijn verschillende mogelijkheden om die procesregie vorm te geven. Een succesvolle vorm was te zien in Hong Kong, waar een internationale commissie de plannen -
22
-
van instellingen heeft beoordeeld en op basis daarvan oolc beslissingen kon nemen over toewijzing van mid delen. (Benneworth e.a., 2011) Dit model kan uiteraard niet één op één op de Nederlandse situatie kan worden overgeplaatst. Elementen ervan zoals de onafhankelijk heid wellicht in internationaal perspectief— en de ‘door zettingsmacht’, kunnen ook in de Nederlandse situatie interessant zijn. -
Tenslotte is de profilering van instellingen niet van van daag op morgen geregeld, toch zullen er snel resultaten moeten worden geboelct. Instellingen moeten kleur bekennen: welke profielen kiezen ze voor hun opleidin gen, en hoe denken ze met de gekozen profielen een hoge kwaliteit te kunnen realiseren. Als men die ver wachting niet heeft, moeten instellingen consequenties trekken en ook opleidingen kunnen afbouwen. Dat doet pijn en kost ook geld, en wellicht moet er tussen oplei dingen in het land oplossingen gekozen worden zoals ruil van personeel. Dit is ingrijpend en het is dan ook niet onrealistisch te vrezen dat problemen op de lange baan worden geschoven. Om op redelijk korte termijn werkelijke instellingsprofilering te bewerkstelligen moet dan ook rekening worden gehouden met, weliswaar een malige, maar in het algemeen hoge transitiekosten. Zet in op brede taakstelling hoger onderwijs Voor versterking van de innovatieve kracht van de samenleving is bet van belang om de taakstelling van het hoger onderwijs breed te definiëren. Een internationaal georienteerde kenniseconomie vraagt om afgestudeerden die goed zijn opgeleid in hun yak, creatief zijn, kritisch en probleemoplossend kunnen denken en handelen, kunnen samenwerken in interdisciplinaire verbanden, zich thuis voelen in een diversiteit aan culturen en een brede blik op de wereld hebben. De opdracht zowel hoogwaardige experts op te leiden als creatieve en innovatieve geesten te vormen betekent een vraag naar zowel equilibrators als innovators (Lundvall, 2008). ‘Equilibrators gebruiken hun kennis en vaardig heden om problemen op te lossen door te vragen: “doen we de dingen goed” (eerste orde leren). Zij bestendigen daarmee de vakinhoudelijke en maatschappelijke orde. Innovators lossen problemen op door te vragen “doen we de goede dingen” (tweede orde leren) en “hoe kunnen we leren om de goede dingen te doen” (derde orde leren). Innovatoren proberen de oplossingsstrategie of zelfs de context van het probleem te veranderen.’
Om hun kritische en innovatieve rol te kunnen spelen hebben de instellingen de vrijheid nodig om de maat schappelijke opdracht en de opdracht van persoonlijke vorming zeif in te vullen en te combineren met de wetenschappelijke en beroepsvorming.
TM
Waarborg de toegankelijkheid van het hoger onderwijs Een ieder die de benodigde kwalificaties heeft dient — binnen de eigen mogelijkheden — hoger onderwijs te kunnen volgen. Toegankelijkheid is voor de Onderwijs raad cruciaal. De in de agenda bepleite toegankelijlc heid op stelselniveau is een goede insteek. Selectie en matching kunnen bijdragen aan de kwaliteitsverhoging van bet hoger onderwijs, maar alleen wanneer in bet oog gehouden wordt dat deze selectie bijdraagt aan bet krijgen van de juiste student op de juiste plaats. De Onderwijsraad vindt het raadzaam de deelname aan hoger onderwijs eerder te bevorderen dan te belemme ren. Hiervoor is ook een grotere variëteit binnen zowel wo als hbo is noodzakelijk voor de deelname. Tenslotte is aandacht nodig voor het bevorderen van de doorstroming binnen het hoger onderwijs, zowel door de structuur als door de opzet van opleidingen. Creatiefdenken ontwikkelen Recapitulerend: als Nederland zijn plek in de internatio nale kenniscompetitie wil blijven verdedigen, moet ons (hoger) onderwij s creativiteit en innovatief denkvermo gen ontwikkelen en koesteren. Daarvoor is kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk boger onderwijs nodig. Instellingen voor hoger onderwijs moeten zelfbepalen voor welk profiel staan en bun vormende taak serieus nemen. Nederland zal bet moeten hebben van zijn koppige, dwarse manier van denken en zijn pragmatische geest, die zich niet te veel gelegen liggen laat aan regels (Fres co, 2011). Van instellingen van hoger onderwijs moeten en mogen wij verwachten dat zij een klimaat scheppen waarin dwarsheid en innovatiekracht kunnen bloeien, en waarin studenten worden gestimuleerd tot creatief denken en niet tot ‘vakjes halen’. Alleen wanneer het beleid de instellingen voor hoger onderwijs daadwerkelijk uit daagt om deze taak te vervullen, zal het bijdragen aan daadwerkelijk toekomstgericht hoger onderwijs.
Benneworth, P., Boer, H. de, Cremonini, L., Jongbloed, B., Leisytn, L., Vossensteyn, H. & Weert, E. de (20ss). Quality related funding, pe,farmane agreements arid prufiling in higher education: An international comparative study. Enschede: CHEPS Universiteit Twente. Bormans, R. & Graaf, A. de (2011). Persoonlijkheidsvorming en Bildung in bet hbo. In Onderwijsraad, Essays aver varming en persaonsontwikkeling. Den Haag: Onderwijs raad. Dvlnooz, P.V.A. (2008). Onderwijs, Ondnrzaek en de Kunst van het Creatieve Denken. Proefschrift. Universiteit van Tilburg, Tilburg. Derkse, W. (2011). Vorming en bet belang duarvan. In Onderwijsraad, Essays over vor ming en persoonsontwibkeliog. Den Haag: Onderwijsraad. Fresco, L. (2011, mei). Afgedwongen kennis. NRC Handeisbiad. Gevers, ). (1998). On breekbaarheid van bet goede. Amsterdam: Vossiuspers AUP.Leijnse, F., Huist, ). & Vromans, L. (2006). Passie en precisie. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Heijdnn, P.F. van dee (2010) En profil: van marktdenken naarplandenken in een ander zueksuniversiteit. TH&MA 2010 (y) Kronman, A. (2009). Education’s End: Why Our Colleges and Universities Have Given Up an the Meaning of L(fe. Ann Arbor: Caravan. Leijese, F., ). Haist & L. Vromans (2006) Passie en Precisie; Over de veranderende fanctie van hogescholen. Hogeschool Utrecht. Lundvall, B.A. (2008). Higher education, innovation and economic development. In ),Y. Lin & B, Pleskovic (eds.), Annual World Bank conference on development economics regional. Wushington:Thn World Bank. Ministerie van Onderwijs Cultaur en Wetenschap (2011). Huger Onderwijs., Onderzoek en Wetenschapsbeleid; brief staatssecretaris over de toekomstbestendigheid van bet hogeronderwijsstelsel. Ministerie van Onderwijs Cultuar en Wetenschap (2011). Kwaliteit in verocheidenheid. Den Haag: Ministerie van Ooderwijs, Cultuar en Wetenschap. Noorda, S. (2011). Vorming in bet wetenschappeljjk ondersvjjo. In Onderwijsraad, Essays aver vorming en persoonsontwikkeling. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraud (2008). Richtpunten hU onderwjjsagenda’s. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2011) Vorming in het ondnrwjjs. Den Haag: Onderwijsraad. Schleicher, A. (2006). The economics of knowledge: Why education is keyfor Europe’s suc cess. Brussnl: The Lisbon Council. Shapiro, H.T. (2003). A Larger Sense of Purpose: Higher Education and Society. Princeton: Princeton University Press. Sluis, A. van & Thiel, S. van (2003). Mogelijkheden en onmogelijkheden van prestatie staring bij de Nederlundse politic. Tjjdschr(fl your veiligheid en veiligheidszorg, 2)4), 18-31.
Sociaul Economische Raad (2011). Advies Strategische Agenda Huger Onderwjjs Onderzaek en Wetenschap. Den Haag: Sociaal-Economische Ruad. Thiel, S. van (2009), Prestutiemeting in de publieke sector. Zeven misvattingen. Over heidsmanagement, 2009 (r), 20-23. Tmeede kamerstukken. Begrotiogsstuat onderwijs, (TK 2009-2010, 32123, nr. to). Tweede kumerstukken. Brief van Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschup aan Voorzitter van de Tweede Kamer, fnbruuri 2011. TK 2010-2011, 31 288, nrt5o). Werkgroep Profilering en Bekostiging (2011). Naar een meer geprufileerd huger ondersvjjs enonderzoek. Den Haag: Ministerie van OCW. Winringen, A.M.L. van (2010). Persoonlijke ontplooiing en maatschappelijk verantwoor delijkheidsbesef in de academie. Lezing si) dn opening van bet Academisch )aar van de Universiteit your Humanistiek. 6 september 2010,
1 2
dr.ir. Simone de Bakker is coordirierevid stafmedewerker OriderwUsraad, s.debakkeronderwUsraad.nI
A
Zie ook: Aben & Rutgers (2009), Van Wieringen (2010) en Kronman (2008). Noorda (2011) schrijft hierover overigens dat de huidige sterkere inzet op mnetbare output (snelheid van afstuderen, slaagpercentuges) enrder betrekking heeft op bedoelingen en voornemens dan op resultaten en reuliteiten.
Marion Huishof is t(jdeI)jk stcifmedewerker Onderw)jsraad e programmamaoci ger Inspectie van het Onderws, m.hulshof®onderwUsraad. MI
23