SCREENING PLAN-MER PLICHT RUP “Zwaantjeshoek” – Verzoek tot raadpleging Stad Antwerpen
COLOFON Opdracht: RUP Zwaantjeshoek Plan-MER-screening
Opdrachtgever: Stad Antwerpen Grote Markt 1 2000 Antwerpen
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2243133016/scl/par Datum:
status / revisie:
Oktober 2013 December 2013 maart 2014
ontwerp definitief Definitief rev1
Vrijgave: Jan Parys , Contract Manager
Projectmedewerkers: Paul Arts, Projectleider Sofie Claerbout, Adviseur
Antea Belgium nv 2014 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUD 1 2 2.1 2.2 2.3 3 3.1 3.2 3.3 3.4 4 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
KADERING VAN HET VERZOEK TOT RAADPLEGING ................................................................. 2 BESCHRIJVING VAN HET PLAN EN AFBAKENING PLANGEBIED ................................................... 3 INITIATIEFNEMER .................................................................................................................. 3 PLANOMSCHRIJVING.............................................................................................................. 3 PLANALTERNATIEVEN........................................................................................................... 13 BELEIDSKADER EN JURIDISCHE TOESTAND ........................................................................ 14 BELEIDSKADER .................................................................................................................... 14 JURIDISCHE TOESTAND ......................................................................................................... 16 SECTORALE PLANNEN........................................................................................................... 17 OVERIGE RELEVANTE JURIDISCHE ELEMENTEN .......................................................................... 18 BEPALEN VAN DE PLAN-MER PLICHT .............................................................................. 20 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN .................................................................... 22 BODEM ............................................................................................................................. 22 WATER ............................................................................................................................. 22 FAUNA EN FLORA ................................................................................................................ 25 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ............................................................ 26 MENS ............................................................................................................................... 28 OVERIGE ASPECTEN: STOFFELIJKE GOEDEREN; ENERGIE- EN GRONDSTOFFEN-VOORRAAD’ EN ‘GEZONDHEID VAN DE MENS’. ............................................................................................... 29 5.7 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ....................................................................................... 30 5.8 CUMULATIEVE EFFECTEN ...................................................................................................... 30 5.9 DISCIPLINE-OVERSCHRIJDENDE CONCLUSIE ONDERZOEK MILIEUEFFECTEN ..................................... 30
FIGUREN Figuur 2-1: situering van het plangebied (paars) op de stratenatlas ......................................................3 Figuur 2-2: situering van het plangebied op de orthofoto......................................................................4 Figuur 3-1: aanduiding van het plangebied op het gewestplan............................................................17 Figuur 5-1: situering van het plangebied op de bodemkaart (+ OVAM-dossiers) ................................22 Figuur 5-2: situering van het plangebied op de watertoetskaarten .....................................................23 Figuur 5-3: situering van het plangebied op de BWK............................................................................26 Figuur 5-4: situering van het plangebied t.o.v. de landschapsatlas en het beschermd en waardevol bouwkundig erfgoed.............................................................................................................................27
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
1-
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging In 2008 heeft Landrover Metropool nv een planologisch attest aangevraagd. Op dat attest heeft het college van burgemeester en schepenen een negatief advies uitgebracht. In november 2012 heeft de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar opnieuw een aanvraag van Landrover Metropool nv ontvangen. Op 20 december 2012 heeft hij dit attest ontvankelijk en volledig verklaard en de behandeling van het attest aan de stad Antwerpen toegewezen. De toen voorliggende aanvraag behandelde de uitbreiding met een bijkomende parking bij een bestaande garage. Doordat deze bijkomende parking in een bufferzone gelegen is, moet er een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) worden opgemaakt. Vanuit deze optiek heeft Landrover Metropool nv een planologisch attest aangevraagd. Bij afgifte van een positief planologisch attest kan het bedrijf de nodige vergunningsaanvragen indienen nog voor het ruimtelijk plan goedgekeurd is. Op 7 juni 2013 heeft het college besloten een positief planologisch attest af te leveren voor aan Landrover Metropool nv met als randvoorwaarde dat er slechts 1 in- en afrit voorzien wordt ter hoogte van de Kapelsesteenweg. Bovendien moet een zuiniger ruimtegebruik van het terrein en aangrenzende terreinen verder onderzocht worden. Bijgevolg moet de stad een RUP opmaken. De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt conform de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening d.d.01.09.2009. 1
In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Zwaantjeshoek’ wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Voorliggend document vormt het zogenaamde ‘verzoek tot raadpleging’. Het verzoek heeft betrekking op de richtnota die verder zal worden uitgewerkt en verfijnd i.f.v. de plenaire vergadering. Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de stad Antwerpen) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: •
1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
•
2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
1
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van plan-MER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
2-
2
Beschrijving van het plan en afbakening plangebied
2.1
Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Antwerpen is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Zwaantjeshoek’ en bijgevolg ook van de screening van de plan-MERplicht.
2.2
Planomschrijving
2.2.1
Plangebied De gehanteerde contour in het planologisch attest is richtinggevend voor het plangebied. Concreet worden enkel de percelen in eigendom en (toekomstig) gebruik van de aanvrager meegenomen samen met de achterliggende percelen. Het plangebied is gelegen binnen het op- en afrittencomplex “Kleine Bareel” van de E19 op het grondgebied van Antwerpen en grenst aan de Kapelsesteenweg (N11).
Figuur 2-1: situering van het plangebied (paars) op de stratenatlas
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
3-
Figuur 2-2: situering van het plangebied op de orthofoto
2.2.2
Beschrijving van de bestaande toestand In 2001 heeft Landrover Metropool NV zich in de gebouwen van de voormalige speelgoedwinkel Christiaensen gevestigd. In 2002 werd een vergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden tot autogarage met showroom. In 2004 werd de woning op het terrein afgebroken en de bestaande parking aangelegd. In 2005 werd de garage uitgebreid met de werkplaats achteraan en een vergroting van de showroom vooraan. De winkel tegen de de Kapelsesteenweg wordt als toonzaal voor autoverkoop gebruikt. De ruimtes achterin doen als werkplaats dienst. De ruimte tussenin is verhard en wordt als parking en opslag gebruikt. De zone waar de aanvrager van het planologisch attest een parking wil realiseren, is momenteel een groene buffer tussen de E19 en de bebouwde ruimte.
2.2.2.1 Functies De winkel tegen de Kapelsesteenweg wordt als toonzaal voor autoverkoop gebruikt. De ruimtes achterin doen als werkplaats dienst. De ruimte tussenin is verhard en wordt als parking en opslag gebruikt. De zone waar de aanvrager van het planologisch attest een parking wil realiseren, is momenteel een groene buffer tussen de E19 en de bebouwde ruimte. Achter de garage staan twee woonhuizen met ruime tuin. Binnen de op- en afrit van de E19 zijn voor het overige voornamelijk horecaketens en detailhandelszaken actief. Groenbuffer Wonen Detailhandel Horeca Bedrijvigheid
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
4-
2.2.2.2 Volumes De bestaande volumes zijn vrij beperkt. Zij nemen slechts een kleine 40% van de oppervlakte van de percelen in gebruik in. Als het niet bebouwde perceel wordt meegerekend, nemen de volumes ongeveer een vierde in. Bovendien zijn de volumes maximaal 8m hoog.
2.2.2.3 Mobiliteit De percelen zijn gelegen langs de Kapelsesteenweg, vlakbij het kruispunt met de Bredabaan. Op dit kruispunt komen ook de op- en afritten van de E19 uit. Langs de site rijden de volgende buslijnen: 605, 650, 659, 640 en 670. Langs de Kapelsesteenweg is een verhoogd maar aanliggend fietspad aangelegd.
2.2.2.4 Water en groen Het terrein kan in twee delen worden opgedeeld: enerzijds de verharde zone tegen en rond de garage, anderzijds de groene bufferzone tussen garage en E19 met daarin twee woonhuizen. De eerste zone is op één enkele boom en een strook tegen de Kapelsesteenweg volledig verhard. De
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
5-
tweede zone is grotendeels niet verhard. Enkel voor de huizen is een verharde zone. Doorheen het plangebied loopt enkel de teengracht van de E19. Op de biologische waarderingskaart is de groene zone als biologisch waardevolle aanplanting van loofhout ingekleurd. De invulling van het groen varieert van vrij jong opschot tot oudere aangeplante bomen. Niet heel de zone is even dicht bebost. Uit de milieunota die bij de aanvraag van het planologisch attest is gevoegd, blijkt dat er een aantal waardevolle bomen op het terrein staan (rode beuk, acacia’s, Noorse Esdoorn, eiken en paardenkastanjes) en dat deze behouden moeten blijven. Daarnaast is het wenselijk om het bos ten opzichte van de woningen te behouden en het deel ten noorden van de nieuwe parking verder te bebossen.
Biologische waarderingskaart
2.2.3
Visie en doelstellingen
2.2.3.1 Planologisch attest In 2008 heeft Landrover Metropool nv een planologisch attest aangevraagd. Op dat attest heeft het college van burgemeester en schepenen een negatief advies uitgebracht. In november 2012 heeft de gewestelijk stedenbouwkundige ambtenaar opnieuw een aanvraag van landrover ontvangen. Op 20 december 2012 heeft hij dit attest ontvankelijk en volledig verklaard en de behandeling van het attest aan de stad Antwerpen toegewezen. De voorliggende aanvraag behandelt de uitbreiding met een bijkomende parking bij een bestaande garage. Doordat deze bijkomende parking in een bufferzone gelegen is, moet er een ruimtelijk uitvoeringsplan RUP worden opgemaakt. Vanuit deze optiek heeft Landrover Metropool nv een planologisch attest aangevraagd. Bij afgifte van een positief planologisch attest kan het bedrijf de nodige vergunningsaanvragen indienen nog voor het ruimtelijk plan goedgekeurd is. Van 12 januari 2013 tot en met 11 februari 2013 liep het openbaar onderzoek. Tijdens dit openbaar onderzoek is er één bezwaarschrift ontvangen. In het ontvangen bezwaarschrift worden voornamelijk een aantal aandachtspunten bij de uitwerking naar voor geschoven: •
groene afsluiting maar zonder dat het een hoge muur wordt;
•
automatische verlichting voorzien in de doorrit;
•
alleen open als de garage in werking is, anders afgesloten met een poort en ook geen publieke parking;
•
vooraan keerpunt voorzien om mensen die verkeerd rijden gemakkelijk te laten draaien.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
6-
Gelijktijdig zijn de nodige adviezen opgevraagd bij de bevoegde instanties. Deze adviezen werden meegenomen in het eindoordeel van de GECORO. De GECORO gaf een negatief advies. Het project ligt op een plek die niet beantwoordt aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Elk project dat in de toekomst in dit gebied wordt gerealiseerd zou in min of meerdere mate moeten bijdragen tot de verbetering van de huidige situatie op het vlak van inrichting, mobiliteit en bescherming van de resterende natuurwaarden. GECORO is van oordeel dat het voorliggende project geen bijdrage levert tot verbetering en dat betere oplossingen kunnen worden gevonden die voldoen aan de behoefte van de aanvrager en tevens aan deze van andere bewoners en gebruikers van het gebied. GECORO is van mening dat daarvoor best op korte termijn een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) wordt opgemaakt dat sowieso nodig is omwille van de noodzakelijke wijziging van het gewestplan. Mits een goede aanpak van dit RUP kan ervoor gezorgd worden dat niet alleen de belangen van de aanvrager maar ook deze van aangelanden en deze van de stad in acht genomen worden. Het project moet dus op dit ogenblik negatief geadviseerd worden omdat in het andere geval de aanvrager direct een vergunningsaanvraag zou kunnen indienen die niet kan voldoen aan de voorwaarden die moeten worden gesteld. GECORO adviseert om: − onmiddellijk de opmaak van een RUP op te starten; − met alle betrokkenen te zoeken naar aanvaardbare oplossingen voor de verschillende problemen onder leiding van de stad; zulke oplossingen maken het misschien nodig dat een klein stukje grond zal moeten worden onteigend indien er geen akkoord komt tussen de verschillende eigenaars; deze grond is nodig om het aantal toegangen tot het gebied tot 1 te beperken wat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid; ook de onteigening en doorverkoop van de achterliggende zonevreemde woningen behoort tot de mogelijkheden. Een goede oplossing moet voldoen aan volgende voorwaarden: − koppelen van de toegangen tot de beide parkings en de toegang tot de woningen en rekening houden met de doortrekking van de tram; − verbeteren van de toegankelijkheid van de woningen indien deze behouden worden; − maximale vrijwaring van de waardevolle groene ruimte en de natuurwaarden; − verder onderzoeken of het bouwen van een gestapelde parking tot de mogelijkheden behoort omwille van het principe van zuinig ruimtegebruik dat in het Beleidsplan Vlaanderen centraal staat; − de perimeter van het RUP zal minimaal de hele lus moeten omvatten en niet slechts het project. Geen van de ingediende adviezen of bezwaren, heeft principiële opmerkingen over een uitbreiding van de functie op deze locatie. Vanuit ruimtelijk oogpunt is dit een geschikte locatie voor een autohandel. Over de inrichting van voorliggende aanvraag kunnen twee fundamentele opmerkingen weerhouden worden: •
Het plan getuigt niet van zuinig ruimtegebruik door de bijkomende ruimte enkel aan te wenden als parkeerplaats en niet te streven naar een gestapelde oplossing. Bovendien liggen achter Landrover twee zonevreemde woningen. Deze woningen moeten in het RUP betrokken worden opdat een rechtszekere toekomst kan geboden worden.
•
De keuze voor drie inritten vergroot de conflictzone met het voet- en fietspad en de rijbaan. Bovendien zal vlakbij de verkeerslichten aan het kruispunt van de Kapelsesteenweg en de Bredabaan een verwarrende situatie ontstaan. De weg naar de woningen achterin scheidt
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
7-
de bestaande en de nieuwe parking. Daardoor kunnen auto's enkel over de Kapelsesteenweg van ene parking naar de andere gereden worden. Binnen het op te maken RUP kan de mogelijkheid geboden worden om het terrein en eventueel aangrenzende percelen ruimtelijk zuiniger in te richten. Er zal verder onderzocht moeten worden hoe dit vertaald kan worden in het RUP. Het aantal in- en afritten blijft een obstakel om van een veilige aansluiting op de openbare weg te kunnen spreken. Daarom wordt bij het positief planologisch attest als randvoorwaarde opgenomen om het aantal in- en afritten tot slechts één te beperken. Kortom, het college heeft besloten een positief planologisch attest af te leveren voor aan Landrover Metropool nv met als randvoorwaarde dat er slechts 1 in- en afrit voorzien wordt ter hoogte van de Kapelsesteenweg. Bovendien moet een zuiniger ruimtegebruik van het terrein en aangrenzende terreinen verder onderzocht worden. Bijgevolg moet de stad een RUP opmaken.
2.2.3.2 Visie Visie Dit RUP wordt opgemaakt in het kader van de procedure van het planologisch attest. Dit neemt niet weg dat dit RUP moeten passen binnen de visies die stad Antwerpen hanteert. In het structuurplan is de Bredabaan aangeduid als locatie voor grootschalige detailhandel. Dit plan moet voldoende ruimte geven om een groene verbinding mogelijk te maken. Daarom moeten de belangrijkste groene elementen bewaard blijven. Doelstellingen en concepten Kleinhandelslint De Bredabaan is samen met de Boomsesteenweg en de Noorderlaan de enige locatie waar grootschalige detailhandel volgens het s-RSA een plaats vindt. De detailhandel is op de steenweg gericht en vormt zo een lint langs de baan. Dit lint is beperkt tot de zone ten zuiden van de E19. Het stukje Kapelsesteenweg wordt dus in het lint ingerekend. Geconcentreerd parkeren Om de verkeersveiligheid te bevorderen, moeten er zo veel mogelijk conflicten tussen het verkeer, zowel fietsers als bussen als auto’s, op de Kapelsesteenweg en de Bredabaan vermeden worden. Daarom moeten de inritten voor de parkings geconcentreerd worden. Er worden maximaal 38 bijkomende parkeerplaatsen voorzien. Deze parkeerplaatsen zullen gebruikt worden om de stock van de auto’s te plaatsen. Waterneutraal Antwerpen heeft aan de ene kant te maken met verdroging door te weinig infiltratie en aan de andere kant met overstromingen. Beide problemen kunnen verlicht worden door quasi geen regenwater van de percelen af te voeren. Groene stapstenen De natuurlijke kwaliteiten in het noorden van Antwerpen hebben maar overlevingskans als een groen netwerk wordt uitgebouwd (cfr. de zachte ruggengraat). De berm van de E19 is een opportuniteit om de groene ruimte van het Laaglandpark te verbinden met de bossen in de omgeving van Brasschaat. Langs de E19 moeten daarom stapstenen voorzien worden.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
8-
2.2.3.3 Gewenste structuur Randvoorwaarden Volgens het KB van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs de autosnelweg, beslaat de vrije strook langs de E19 30m (loodrecht gemeten op de as van de autosnelweg vanaf 1m voorbij de buitenkant van de langsgracht). Voorbij 10m kan de toelating gegeven worden voor de inrichting van parkeerplaatsen in waterdoorlatende bestrating. Ten opzichte van de Kapelsesteenweg is de rooilijn gelegen op 15m uit de bestaande wegas. Vervolgens is er een achteruitbouwstrook van 8m. Hierin kunnen eventueel parkeerplaatsen voorzien worden. Er mag slechts één toegang voorzien worden van maximaal 7m breed. Dit resulteert in een bouwvrije zone.
Gewenste structuur De gewenste structuur wordt geschreven binnen de hiervoor gestelde randvoorwaarden. Vanuit het structuurplan is de wenselijke functie voor deze zone detailhandel. De achterliggende delen behouden hun bestemming als zone voor kleine en middelgrote ondernemingen. Dit betekent dat op lange termijn woningen hier geen toekomst hebben. Er zal in het RUP dus een uitdoofscenario voorzien moeten worden..
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
9-
De opgelegde berm zorgt voor de ruimte die als groene stapsteen zal dienen. Daarnaast moet om de privacy van de achterstaande woningen te waarborgen, een voldoende brede buffer voorzien worden. Deze buffer verliest zijn functie als de woningen verlaten worden
De bebouwing wordt, logisch vanuit het kleinhandelslint op de 8m-lijn geplaatst tot aan de 30m van de E19. Dit betekent dat het huis tegen de afrit van de E19 in de zone ligt waar het principieel verboden is om te bouwen. AWV kan hierop een uitzondering toestaan. De andere woning valt buiten de begrenzing van de bouwvrije zone. Vanuit zuinig ruimtegebruik wordt de mogelijkheid voorzien om de bestaande parking te bebouwen. Zo wordt de mogelijkheid gecreëerd om de bestaande bebouwing te vervolledigen en de ruimte optimaal te benutten.
De parking strekt zich uit van berm tot aan de bebouwing. Over de parking wordt de verbinding met de huizen achteraan gemaakt
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
10-
2.2.3.4 Vertaling van de gewenste structuur in RUP Afbakening en aanzet tot bestemmingsplan
2
Krachtlijnen en randvoorwaarden voor de voorschriften Zone voor Groen 1: • • • • •
Buffer Groen in te richten met streekeigen beplanting Niet bebouwbaar (cfr. KB van 1958) , buiten nutsvoorzieningen Niet dempen of overbouwen van de gracht Vrijwaren van de rode beuk
Zone voor Groen met nabestemming detailhandel: • • • •
5m brede buffer ten opzichte van de huizen Groen in te richten met streekeigen beplanting Vervalt als de woonfunctie achterin vervalt Bestaande bebouwing mag verbouwd worden
Zone voor Groen 2: • • • • •
Voortuinstrook Niet bebouwbare, ook geen totems Groen in te richten Niet parkeren Wel showen van enkele voertuigen
Zone voor detailhandel: • • •
V/T van 2 van de bebouwbare oppervlakte Infiltratie of hergebruik van regenwater Niet bebouwde deel mag als parking worden ingericht, in waterdoorlatende
2
De getekende zone is slechts bij benadering. In een volgende fase wordt dit met de juiste maten uitgezet.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
11-
verharding
Zone voor wonen met nabestemming bedrijvigheid: •
De rechten die woningen momenteel hebben worden bestendigd (instandhouding binnen de bouwvrije zone, beperkt uitbreiden daarbuiten)
•
Bij verkoop vervalt de woonbestemming en kan het gebied enkel voor bedrijvigheid worden gebruikt
Bouwvrije zone: Geen bebouwing of constructies Vrijwaren van waardevolle bomen
• •
Toegangsweg: Enige in- en uitrit Indicatieve aanduiding, overschrijft de onderliggende bestemming (buiten zone voor Groen 1) Maximaal 7m breed aan de Kapelsesteenweg
• • •
Wat betreft de zone voor detailhandel zal onderstaand voorschrift opgenomen worden. “De zone is bestemd voor het behoud, uitbreiden of bouwen van een detailhandelszaak die steeds aan herstel en/of productie gekoppeld moet zijn. De herstel- en/of productiefunctie neemt minimaal 30% van de bruto vloeroppervlakte in. Bijhorende bij deze zaak zijn volgende ondersteunende functies met een maximum van 30 % van de bruto vloeroppervlakte toegelaten (niet limitatieve opsomming): •
Kantoren
•
Kleedruimtes
•
Eetruimtes
•
Horeca
In de zone is tevens toegelaten: •
Groene en verharde ruimten
•
Inrichtingen in functie van een duurzame waterhuishouding
In de zone is niet toegelaten: •
Autonome kantoren
Inrichting: Buiten de bouwvrije zone mogen constructies worden opgericht. Daarvoor geldt: •
De bebouwing dient een aaneengesloten geheel te vormen.
•
De vloerterreinindex (V/T) van de bebouwbare zone is 2.
•
De maximum bouwhoogte bedraagt 8m.”
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
12-
2.3
Planalternatieven Het RUP Zwaantjeshoek wordt opgemaakt naar aanleiding van een goedgekeurd planologisch attest. Gezien er een goedgekeurd planologisch attest bestaat, is het volgen van het nulalternatief of een ander planalternatief geen optie.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
13-
3
Beleidskader en juridische toestand
3.1
Beleidskader
3.1.1
Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd. In het RSV wordt de metafoor “Vlaanderen: open en stedelijk” voorgesteld om een trendbreuk te realiseren in het ruimtelijk ordeningsbeleid in Vlaanderen. Open en stedelijk duidt op het gewenst onderscheid tussen enerzijds de steden en stedelijke gebieden en anderzijds de buitengebieden. Het studiegebied valt binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Eén van de doelstelling van de stedelijke gebieden is het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies langs verbindings- en invalswegen en andere vormen van bedrijfslinten. De bundeling en concentratie van activiteiten hebben tot doel een verder versnippering van de ruimte te voorkomen. Een gewenste ruimtelijke structuur die vertrekt van gedeconcentreerde bundeling en de verweving van functies, kan moeilijk plaats bieden aan kleinhandelslinten. Daarom opteert het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) om de bestaande kleinhandelslinten, waaronder de Bredabaan vast te stellen, beter te structureren en de uitgroei er van te stoppen. In de afbakeningsplannen voor de stedelijke gebieden worden geschikte locaties aangeboden voor verkeersgenererende activiteiten waaronder de baanwinkels, shoppingcentra, enz. Handelszaken die behoefte hebben aan een grotere verkoopsoppervlakte kunnen geconcentreerd worden op specifieke terreinen, met name de kleinhandelszones. Deze locaties worden gesitueerd binnen de stedelijke gebieden en de economische knooppunten, op goed ontsloten plaatsen (ook voor collectief vervoer). De oppervlakte en de uitrusting is afhankelijk van het belang van het stedelijk gebied en het economisch knooppunt. Deze locaties kunnen ook een onderdeel vormen van een groter bedrijventerrein maar worden naar de toekomst toe ingericht als een kleinhandelszone. In de groot- en regionaalstedelijke gebieden zal het Vlaamse Gewest bij de afbakening van het stedelijk gebied de nodige ontwikkelingsperspectieven aangeven en eventueel kleinhandelszones aanduiden. Zoals al gesteld, benadrukt het RSV het belang om de kleinhandelslinten, die structuurloos zijn gegroeid, ruimtelijk via inrichting te herstructureren. Dit wil zeggen dat de ruimtelijk samenhang van de kleinhandelsvestigingen onderling en met de omgeving moet worden verbeterd, dat de verkeersleefbaarheid, de verkeersveiligheid en de interne verkeersorganisaties (onder andere het parkeren) moeten verbeterd worden en dat de beeldwaarde en het imago van het kleinhandelslint moet verhoogd worden. Dit RUP heeft tot doel de bestaande garage beter te structureren en de groei van deze zaak te faciliteren. Hierbij is de verkeersveiligheid één van de eerste toetsstenen. Ook beeldkwaliteit zal de nodige aandacht moeten wegdragen.
3.1.2
Provinciaal Structuurplan Antwerpen Het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd in januari 2001 definitief vastgesteld. Hierin is de Bredabaan als kleinhandelsconcentratie aangeduid dat samenhangt met het stedelijk gebied. Deze concentraties krijgen de beste ontwikkelingskansen. In de eerste plaats moeten zij intern worden geoptimaliseerd. Dat betekent dat zo efficiënt mogelijk wordt omgegaan met de bestaande terreinen. Ten tweede moet de bestaande relatie met andere delen van het stedelijk gebied worden uitgebouwd. Ten derde kunnen hier bijkomende winkels worden vergund en zijn uitbreidingen van bestaande vestigingen mogelijk. De kleinhandelsconcentratie vult het aanbod van het traditioneel winkelcentrum aan. Zowel de Bredabaan als de Kapelsesteenweg zijn geselecteerd als secundaire weg type 3, wat betekent dat op deze wegen voorrang wordt gegeven aan het openbaar vervoer en de fiets.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
14-
3.1.3
Strategisch ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006. Het plan vertrekt vanuit enerzijds beelden, die een strategie vormen om met de ruimte in Antwerpen om te gaan, en anderzijds vanuit strategische ruimten die samen de gewenste ruimtelijke structuur vormen. De Boomsesteenweg en specifiek de zone vanaf de Fortengordel tot de grens is opgenomen binnen de beelden “Spoorstad” en “Dorpen en Metropool – werken”.
Selecties voor de spoorstad: Antwerpen een open stad De Bredabaan en de Kapelsesteenweg zijn als territoriale boulevard geselecteerd. Deze wegen verbinden het centrum van Antwerpen met andere centra in de regio, de buurgemeenten. De tramlijnen op de territoriale boulevards worden steeds beschouwd als ruimtelijk structuurbepalend, zowel op niveau van de straat als op niveau van de stad. Het basiskenmerk van de territoriale boulevards is hun variatie langs de as, gaande van dicht stedelijk weefsel in de 19de-eeuwse gordel over de verschillende delen extra muros en de verspreide stad daarachter. De basisdoelstelling van deze boulevards is hun variatie te verbeteren. Het s-RSA schuift de mogelijkheid om op de kruising van Bredabaan en Kapelsesteenweg een Park and Ride te voorzien, naar voor.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
15-
Selecties voor dorpen en metropool: werken, nieuwe prestaties In het beeld Dorpen en Metropool worden drie locaties geselecteerd als cluster voor grootschalige detailhandel: Bredabaan (tegen Schoten), Noorderlaan en de Boomsesteenweg. Bij de Bredabaan wordt gestreefd naar het behoud van de grootschalige detailhandel, met respect voor de woonomgeving langs de Bredabaan. Het zuidelijke deel is bestemd als woongebied, waar de principes van verweving van toepassing zijn. De versterking van de kleinhandel in het noordelijk deel dient afgestemd te zijn met de visie van Schoten. Het ruimtelijk structuurplan stelt voor om enkel in het uiterste noorden de retail te optimaliseren. De overige bedrijvenzones langs de Bredabaan moeten dusdanig behouden blijven met een uitdoofscenario voor grootschalige detailhandel.
3.2
Juridische toestand
3.2.1
Gewestplan Op het gewestplan is het plangebied deels als KMO-zone ingekleurd en deels als bufferzone. Een KMO-zone wordt als volgt beschreven: “Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen zijn ook bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.” Bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. De bestaande garage is dus zone-eigen. De huizen achterin (buiten het plangebeied) zijn zonevreemd.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
16-
Figuur 3-1: aanduiding van het plangebied op het gewestplan
3.2.2
BPA’s en RUP’s Er zijn geen BPA’s of APA’s van toepassing. In Schoten is het RUP ‘Kleinhandelslint Bredabaan’ opgestart. Dit RUP zal de bestaande winkelconcentratie regulariseren, de mobiliteitsafwikkeling sturen en het voorzien van een buffer opleggen.
3.3
Sectorale plannen
3.3.1
Mobiliteitsplan In 2005 is het mobiliteitsplan voor de stad Antwerpen goedgekeurd. Om voldoende dekking op het hele grondgebied te bieden, is dit plan verder verfijnd in deelmobiliteitsplannen. De omgeving van de Kapelsesteenweg is behandeld in het deelmobiliteitsplan “Merksem”. Momenteel is het mobiliteitsplan in herziening (verbreding en verdieping). Over heel de stad stelt het mobiliteitsplan dat op alle invalswegen waaronder de Kapelsesteenweg en de Bredabaan, de doorstroming in beide richtingen voor het autoverkeer wordt verzekerd. Op deze openbaar vervoersassen wordt maximaal gestreefd naar vrije banen voor openbaar vervoer. Waar mogelijk wordt een fietspad aangelegd aan de kant van het trottoir. Deze grootstedelijke assen overstijgen het lokaal niveau van de individuele woonomgevingen en vervullen een functie voor heel het grootstedelijk gebied. Een van de doelstellingen is het verzekeren van de bereikbaarheid van economische, commerciële en recreatieve attractiepolen met name voor de Bredabaan. Een andere doelstelling is het voorzien van kwalitatieve fietsvoorzieningen, met name het verhogen van de oversteekbaarheid van barrières (kanaal, snelweg en spoor), het optimaliseren van fietsinfrastructuren, b.v. op de Bredabaan. Zo moet bij de herinrichting van Kleine Bareel terdege rekening gehouden worden met de fietsrelaties naar Brasschaat en Kapellen.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
17-
3.4
Overige relevante juridische elementen In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de overige juridische randvoorwaarden met betrekking tot dit RUP. Type Plan RUIMTELIJK Natuur Ramsargebieden Vogelrichtlijngebieden Habitatrichtlijngebieden Gebieden van het duinendecreet Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), decreet Natuurbehoud Vlaamse of erkende natuurreservaten Bosreservaten Natuurinrichting Gebieden met recht van voorkoop vanuit natuur Bodem Bodemkwaliteit Water Beschermingszones grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Onbevaarbare waterlopen (Klasse) Landbouw
Binnen het plangebied
Aangrenzend aan het plangebied
Geen. Geen. Geen. Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
Geen. Geen. Geen.
18-
Type Plan Ruilverkaveling Gebieden met recht van voorkoop vanuit natuur Landschap Beschermde monumenten Beschermde dorpsgezichten Beschermde landschappen Beschermde stadsgezichten Erfgoedlandschappen Landinrichting
Binnen het plangebied Geen. Geen.
Aangrenzend aan het plangebied Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen.
Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
19-
4
Bepalen van de Plan-MER plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: •
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
•
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “Zwaantjeshoek” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. •
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden; o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Het RUP ‘Zwaantjeshoek’ heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004, mogelijks heeft het wel betrekking op een project vermeld in bijlage III. Door uitvoering van het RUP is ontbossing van de noordelijke zone mogelijk, waardoor kan gesteld worden dat het RUP het kader vormt voor projecten onder artikel 1.d van bijlage III “eerste bebossing en ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik”. Het RUP vormt mogelijk ook het kader voor de toekenning van een vergunning voor
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
20-
een project opgesomd in rubriek 10b “Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen (projecten die niet onder bijlage II vallen)” van bijlage III. Echter de uitvoering van het RUP kan beschouwd worden als een kleine wijziging. Een kleine wijziging is een wijziging die van die aard is dat het geen substantiële of essentiële verandering van de milieueffecten tengevolge van de uitvoering van het plan veroorzaakt. In de hierna volgende hoofdstukken wordt verduidelijkt dat er geen significante milieueffecten verwacht worden naar aanleiding van het RUP. Hierdoor wordt besloten dat het RUP niet van rechtswege plan-MERplichtig is. Doordat het RUP slechts kleine wijzingen voorstelt, kan besloten worden dat het niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
21-
5
Potentiële milieueffecten van het plan
5.1
Bodem Uit de bodemkaart blijkt de bodem van het plangebied volledig gelegen te zijn binnen antropogeen gebied (OB). Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (toestand 20/03/2013) blijkt dat er in en in de buurt van het plangebied geen bodemonderzoeken werden uitgevoerd.
Figuur 5-1: situering van het plangebied op de bodemkaart (+ OVAM-dossiers) Gezien het plangebied volledig als antropogeen wordt aangeduid, worden geen negatieve effecten verwacht door eventuele vergravingen op profielvernietiging en verdichting. Binnen het plangebied is een (auto)garage met werkplaats gesitueerd. In praktijk is het mogelijk dat er activiteiten plaatsvinden die een bodemverontreiniging zouden kunnen veroorzaken (hoofdzakelijk accidenteel). Er wordt aangeraden de bodem vloeistofdicht te verharden daar waar dergelijke activiteiten uitgevoerd worden. Dit wordt echter reeds geregeld in de sectorale voorwaarden van Vlarem II. Vanuit de discipline bodem worden geen aanzienlijke effecten verwacht, indien wordt rekening gehouden met de geldende wetgeving.
5.2
Water Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. Binnen het plangebied zijn geen waterlopen gelegen, ca. 100 m ten noorden de van het plangebied bevindt zich de Laarse beek, een waterloop van 2 categorie. Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
22-
vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op 9 november 2011 heeft de Vlaamse Regering het watertoetsbesluit (www.watertoets.be) gewijzigd. Een belangrijke wijziging houdt in dat de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden vervangen is door een nieuwe kaart waar meer gebieden in zijn opgenomen. Die kaart geeft aan welke adviesinstanties moeten adviseren over het voorontwerp RUP en vormt de basis om na te gaan of er nadelige effecten op het watersysteem kunnen optreden. Vermits het watertoetsbesluit oplegt dat de overheid die een beslissing neemt over een plan de watertoets moet uitvoeren en er geen overgangsregeling in het besluit is opgenomen, betekent dit dat vanaf 1 maart 2012 bij de beslissing over de vaststelling van zowel het ontwerp als het definitief RUP de watertoets moet baseren op deze nieuwe kaart. Op basis van de eerder beschreven watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt: • • • •
Het plangebied is zeer grondwaterstromingsgevoelig; Het noordelijk deel van het plangebied wordt als mogelijk overstromingsgevoelig aangeduid; Het plangebied is gelegen in niet-infiltratiegevoelig gebied; Het noordelijk deel van het plangebied wordt als erosiegevoelig aangeduid, vermoedelijk heeft dit te maken met de talud van de E19 die daar aanwezig is.
Figuur 5-2: situering van het plangebied op de watertoetskaarten Aanvullend wordt nog meegegeven dat op basis van de grondwaterkwetsbaarheid blijkt dat het plangebied in zeer kwetsbaar gebied (Ca1: zand met een zandige deklaag van 5m of minder) gelegen is. De gronden gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan zijn niet gesitueerd binnen waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III. Daarnaast wordt binnen het plangebied geen oppervlaktewater gewonnen bestemd voor drinkwaterproductie.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
23-
Naast het vermelde kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s) en de van nature overstroombare gebieden (NOG’s) aangeduid. Het plangebied wordt op de NOG-kaarten aangeduid als “overstoombaar vanuit de waterloop”. Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied valt volledig binnen het collectief te optimaliseren buitengebied. Het plangebied is gelegen in de zuiveringszone Merksem, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar een RWZI met een basiscapaciteit van 45.000IE.
Het zuidelijk deel van het plangebied is momenteel reeds volledig bebouwd of verhard. Door uitvoering van het RUP kunnen de onbebouwde delen van deze zuidelijke zone ook bebouwd worden en kan een parking aangelegd worden in het noordelijk deel van het plangebied. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. In de visie van het RUP wordt zelfs aangegeven dat er dient naar gestreefd te worden om quasi geen regenwater van de percelen af te voeren. Bijkomende verharding kan enkel gerealiseerd worden in de noordelijke zone onder de vorm van een parking uit waterdoorlatende materialen. Hierdoor worden geen significante effecten inzake infiltratiecapaciteit verwacht. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
24-
Het noordelijk deel van het plangebied is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Dit deel wordt binnen het RUP aangeduid als bouwvrije zone, met mogelijkheid tot inrichten van een parking uit waterdoorlatende verharding. Het plangebied is volledig gelegen binnen het collectief te optimaliseren buitengebied. De mogelijk bijkomende bebouwing is eerder beperkt, waardoor de mogelijk bijkomende debieten afvalwater eveneens beperkt zullen zijn. Verder zijn binnen het plangebied geen activiteiten aanwezig die de oppervlaktewaterkwaliteit beïnvloeden. Hierdoor worden geen significante effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit verwacht. Er worden geen ondergrondse constructies voorzien, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de grondwaterstroming. Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.
5.3
Fauna en flora Er komen geen vogel- of habitatrichtlijngebieden, VEN-gebieden of Vlaamse of erkende natuurreservaten voor binnen het plangebied. Op ca. 300 m ten noordoosten van het plangebied is het Habitatrichtlijngebied “Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen” gelegen. Het plangebied wordt echter gescheiden van de SBZ-H door de E19, de Kapelsesteenweg en de Bredabaan. Het dichtst bijzijnde VEN-gebied is gelegen op meer dan 2 km ten westen van het plangebied.
5.3.1
Biologische waarderingskaart Het noordelijk deel van het plangebied wordt op de BWK aangeduid als biologisch waardevolle loofhoutaanplanting (n). De invulling van het groen varieert van vrij jong opschot tot oudere aangeplante bomen. Niet heel de zone is even dicht bebost. Binnen deze zone staan een aantal waardevolle bomen, met name rode beuk, acacia’s, noorse esdoorn, eiken en paardenkastanjes. De omgeving van het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door (grootschalige) infrastructuur. Aansluitend op deze wegen zijn soms biologisch waardevolle soortenrijke graslanden of loofhoutaanplanten gelegen. De ruime omgeving ten oosten van het op- en afrittencomplex is een vrij groene biologisch (zeer) waardevolle bosrijke omgeving. Door uitvoering van het RUP kan een deel van de biologisch waardevolle zone ingenomen worden voor het aanleggen van een parking. Het meest noordelijke deel blijft behouden als bufferzone, groen in te richten met streekeigen beplanting en waarbij de aanwezige rode beuk dient gevrijwaard te worden. Gezien de berm van de E19 nog zijn stapsteenfunctie kan blijven behouden (verbinding tussen het Laaglandpark met de bossen in de omgeving van Brasschaat), worden de effecten op biotoopinname beperkt negatief beoordeeld. Gezien de vele (grootschalige) infrastructuur die aanwezig is in de omgeving van het plangebied, kan aangenomen worden dat het plangebied en zijn directe omgeving reeds in de huidige situatie onderhevig zijn aan geluids- en lichtverstoring. Uitvoering van het RUP zal hier weinig tot geen invloed op hebben. Toch wordt aangeraden om bijkomende verlichting af te wenden van de bufferzones. Er worden geen significante effecten verwacht ten gevolge van verdroging / vernatting, barrièrewerking en eutrofiëring. Op relatief beperkte afstand van het plangebied situeert zich een Habitatrichtlijngebied. Echter, gezien het plangebied hiervan gescheiden wordt door grootschalige infrastructuur en gezien de vrij beperkte wijzigingen binnen het plangebied, worden geen significante effecten verwacht op het SBZH door uitvoering van het RUP. De te rooien opgaande vegetatie dient gecompenseerd te worden volgens de geldende wetgeving van het Bosdecreet.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
25-
Figuur 5-3: situering van het plangebied op de BWK
5.3.2
Conclusie Milderende maatregelen voor de discipline fauna en flora zijn: •
Bijkomende verlichting afwenden van de bufferzones.
Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1
Landschapsatlas In de ‘Landschapsatlas van Vlaanderen’, opgemaakt door de toenmalige afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap en verschenen in het voorjaar van 2001, werden behalve ankerplaatsen ook relictzones, puntrelicten en lijnrelicten geselecteerd. Het geheel vormt een historische momentopname van de Vlaamse landschappen op het eind van de 20e eeuw. Ze geeft een gedetailleerde inventaris van ruimtelijke zones waar gave en herkenbare relicten van de traditionele landschappen nog voorkomen. Op figuur 5-4 worden de ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten aangeduid. Het plangebied ligt net binnen het traditionele landschap ‘Noorderkempen’. Er zijn geen ankerplaatsen, punt- of lijnrelicten, relictzones of beschermde landschappen gelegen in of in de nabijheid van het plangebied.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
26-
Door uitvoering van het RUP worden geen significante effecten verwacht op de elementen van de landschapsatlas in de omgeving van het plangebied.
Figuur 5-4: situering van het plangebied t.o.v. de landschapsatlas en het beschermd en waardevol bouwkundig erfgoed
5.4.2
Beschermd en waardevol bouwkundig erfgoed De inventaris van het bouwkundig erfgoed is een uitgebreid wetenschappelijk overzicht van het bouwkundig patrimonium in Vlaanderen. De inventaris van het bouwkundig erfgoed bevat zowel beschermde als niet-beschermde gebouwen. Voor beschermde gebouwen geldt de regelgeving van het monumentendecreet. Er bevinden zich geen gebouwen uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed of beschermde monumenten binnen of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Er zijn twee beschermde monumenten enkele honderden meters ten noord-noordoosten van het plangebied, op het grondgebied van Brasschaat, maar omdat de kern van Brasschaat van het plangebied wordt gescheiden door de autoweg E19, heeft het plangebied geen relevante impact op dit beschermd erfgoed.
5.4.3
Archeologisch erfgoed Het RUP vormt het kader voor projecten waarbij graafwerkzaamheden zullen voorkomen. Daar waar zich de grootste wijzigingen ten aanzien van de referentiesituatie voordoen, is de kans op het verstoren van archeologica bij de realisatie van het plan relatief groter dan in de delen van het
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
27-
gebied die reeds verhard of verstoord zijn. Bijkomende bebouwing dient zich te situeren ter hoogte van de reeds verharde zuidelijke zone. In de noordelijke bouwvrije zone mogen geen bebouwing of constructies opgericht worden. Hierdoor is de kans op vergraving van archeologische relicten door uitvoering van het RUP eerder beperkt. Er is echter altijd een (welliswaar kleine) potentiële kans op het verstoren van mogelijks aanwezige archeologische relicten. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om b.v. op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met specifiek onderzoek vastgesteld te worden. Voor een archeologisch vooronderzoek dient contact opgenomen te worden met de cel archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen die het onderzoek kan opleggen en coördineren.
5.4.4
Landschapsbeeld en -beleving Voor de beschrijving van het huidige landschapsbeeld wordt o.a. verwezen naar § 2.2.2. Het bestaande landschapsbeeld zal slechts in beperkte mate wijzigen. In de noordelijke zone wordt het door uitvoering van het RUP mogelijk om een parking aan te leggen, weliswaar met behoud van rode beuk. De meest noordelijke zone dient ingericht te worden als bufferzone met streekeigen beplanting. Het zuidelijke deel kan (verder) bebouwd worden, maar daar zijn momenteel ook al bouwvolumes aanwezig, waardoor de impact van bijkomende bebouwing eerder beperkt zal zijn. Het plangebied situeert zich verder in een vrij verstedelijkt gebied. Ten opzichte van de achterliggende woningen wordt een bufferzone afgebakend, welke dient ingericht te worden met streekeigen groen, wat positief beoordeeld wordt. Ook aan de oostkant (ter hoogte van de Kapelsesteenweg) wordt een groenzone (voortuinstrook) afgebakend, wat positief beoordeeld wordt.
5.4.5
Conclusie Milderende maatregelen voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn: •
Contact opnemen met de cel archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen voor een eventueel vooronderzoek.
Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de vooropgestelde visies en de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.
5.5
Mens
5.5.1
Ruimte en functies De belangrijkste functie binnen het plangebied betreft enerzijds bedrijvigheid en anderzijds bufferzone. In het westen zjin eveneens 2 woningen gelegen. Vanuit het structuurplan is de wenselijke functie ter hoogte van de woningen detailhandel. In het RUP wordt bijgevolg een uitdoofscenario voorzien, waarbij de woonbestemming vervalt bij verkoop en deze zone enkel voor bedrijvigheid kan gebruikt worden. Door uitvoering van het RUP kan de bedrijvigheid in het algemeen uitgebreid worden, terwijl de bufferzone zal verkleinen.
5.5.2
Mobiliteit De belangrijkste straat ter hoogte van het plangebied is de Kapelsesteenweg, die de oostelijke grens van het plangebied vormt. Momenteel zijn binnen het plangebied twee ontsluitingen via de Kapelsesteenweg aanwezig, met name één ontsluiting voor de achtergelegen woningen en één ontsluiting voor het aanwezige bedrijf. Het RUP laat een uitbreiding van de parking in het noorden van het plangebied toe, echter het aantal in- en afritten binnen het plangebied op de Kapelsesteenweg dient beperkt te worden tot 1, dit om een veilige aansluiting op de openbare weg mogelijk te maken. Ter hoogte van de openbare weg
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
28-
mag deze aansluiting maximaal 7 m bedragen. Door uitvoering van het RUP wordt bijgevolg een verbetering van de verkeersorganisatie en verkeersveiligheid verwacht. Er worden maximaal 38 bijkomende parkeerplaatsen voorzien. Deze parkeerplaatsen zullen gebruikt worden om de stock van de auto’s te plaatsen. Het RUP zal nauwelijks tot geen bijkomend verkeer met zich meebrengen. Het is namelijk in eerste instantie de bedoeling de huidige activiteiten (garage) te behouden binnen de zone voor detailhandel. De specifieke stedenbouwkundig voorschrift voor deze zone maakt een sterk verkeersgenererende functie ook niet mogelijk in de toekomst (zie §2.2.3.4). Gezien de ligging langs de Kapelsesteenweg en nabij het op- en afrittencomplex van de E19 zal de mogelijks beperkte verkeerstoename sowieso te verwaarlozen zijn.
5.5.3
Wonen Binnen het plangebied zijn momenteel twee woningen gelegen. In het RUP wordt voor deze woningen een uitdoofscenario voorzien, gezien ze volgens het structuurplan in een zone voor detailhandel gelegen zijn. Zolang de woningen blijven bestaan, dient er echter wel een bufferzone voorzien te worden tussen de woningen en het bedrijf die komt te vervallen indien de woningen verdwijnen. Binnen het plangebied worden door uitvoering van het RUP geen functies toegelaten die significante effecten op het wonen binnen het plangebied zouden uitoefenen. Er worden bijgevolg geen negatieve effecten op het wonen verwacht.
5.5.4
Hinderaspecten ( geluid, lucht) Er worden via het RUP geen activiteiten mogelijk gemaakt die significante luchtverontreiniging kunnen veroorzaken. Aangezien het RUP niet als doel heeft nieuwe verkeersgenererende functies te ontwikkelen, worden dan ook geen significante effecten op de huidige luchtkwaliteit verwacht door uitvoering van het RUP. Het huidig geluidsniveau in de omgeving van het plangebied wordt quasi volledig bepaald door het wegverkeer. Door uitvoering van het RUP worden geen functies gepland die kunnen zorgen voor een significante bijkomende geluidsoverlast.
5.5.5
Veiligheid Binnen het plangebied van het RUP en een straal van 2km er rond zijn geen Seveso-inrichtingen aanwezig. Het RUP maakt de oprichting van een Seveso-inrichting binnen het plangebied niet mogelijk.
5.5.6
Mens-gezondheid Uit bovenstaande beschrijvingen blijkt dat er geen verslechtering van de luchtkwaliteit te verwachten is. Er wordt evenmin een toename van het geluidsniveau verwacht. Er kan bijgevolg verondersteld worden dat er voor de woningen in aansluiting met het plangebied geen significante effecten inzake mens-gezondheid te verwachten zijn. Er worden globaal geen significant negatieve milieueffecten verwacht vanuit de discipline mens.
5.6
Overige aspecten: stoffelijke goederen; energie- en grondstoffenvoorraad’ en ‘gezondheid van de mens’. Gezien de aard van het voorliggende RUP worden geen significante negatieve effecten verwacht inzake de milieuaspecten ‘stoffelijke goederen’, ‘energie- en grondstoffenvoorraad’ en ‘gezondheid van de mens’.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
29-
5.7
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen.
5.8
Cumulatieve effecten Er worden geen significante cumulatieve effecten met andere projecten in de omgeving verwacht, gezien voor het grootste deel de huidige functies kunnen behouden blijven.
5.9
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld. De milderende maatregelen worden hieronder nog eens opgesomd: Maatregelen die vertaald kunnen worden in het RUP / Mogelijke maatregelen op te nemen in de ontwerp- en vergunningenfase om mogelijke (beperkt) negatieve effecten te milderen •
Toepassen van het hemelwaterbesluit;
•
Bijkomende verlichting afwenden van de bufferzones.
•
Contact opnemen met de cel archeologie van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen voor een eventueel vooronderzoek;
Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP ‘Zwaantjeshoek’ geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Globaal kunnen we besluiten dat het RUP ‘Zwaantjeshoek’, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, niet onder de plan-MER-plicht, zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/04/2007, valt.
2243133015/scl – screening RUP “Zwaantjeshoek”
30-