baron ruzettelaan 35 | 8310 brugge | tel (050) 36 71 71 | fax (050) 35 68 49 | www.wvi.be
05720
Stad Wervik Verzoek tot raadpleging RUP Bootweg plan_id:RUP 33029_214_00007_00001
juni 2012
1.
Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer ............................................................................................ 3
2. Beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan en in voorkomend geval redelijke alternatieven voor het plan of onderdelen ervan ................................................................................................................................... 3 2.1. Beslissing tot opmaak .............................................................................................................................................. 3 2.2. Doelstelling .............................................................................................................................................................. 3 2.3. Situering van het plangebied ................................................................................................................................... 3 2.4. Mogelijke alternatieven - nulalternatief .................................................................................................................... 4 2.4.1. Mogelijke alternatieven ............................................................................................................................................ 4 2.4.2. Nulalternatief ............................................................................................................................................................ 4 2.5. Afbakening van het toepassingsgebied en de plan-merplicht ................................................................................. 5 3. Een beschrijving en een inschatting van de mogelijke aanzienlijke milieu-effecten van het voorgenomen plan of programma ............................................................................................................................................................. 6 3.1. De gezondheid en de veiligheid van de mens ......................................................................................................... 7 3.2. De ruimtelijke ordening ............................................................................................................................................ 7 3.3. De biodiversiteit, de fauna en de flora ..................................................................................................................... 9 3.4. De energie- en grondstoffenvoorraden .................................................................................................................. 10 3.5. De bodem .............................................................................................................................................................. 10 3.6. Het water.................................................................................................................................................................11 3.7. De atmosfeer en de klimatologische factoren ........................................................................................................ 13 3.8. Het geluid ............................................................................................................................................................... 14 3.9. Het licht .................................................................................................................................................................. 14 3.10. De stoffelijke goederen .......................................................................................................................................... 14 3.11. Het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed ........................................ 15 3.12. Het landschap ........................................................................................................................................................ 16 3.13. De mobiliteit ........................................................................................................................................................... 16 3.14. De samenhang tussen de genoemde factoren ...................................................................................................... 18 4. Relevante gegevens met inbegrip van de redenen waarom de initiatiefnemer meent geen plan-mer te moeten opmaken overeenkomstig art. 4.2.6, §1, 5° van het DABM .................................................................................... 19 5. In voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben ...................................................................... 19
1.
Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer
initiatiefnemer: Gemeente Wervik Sint-Maartensplein 16 8940 Wervik contactpersoon: Liesbeth Holebeke:
[email protected] opdrachthouder: Wvi Baron Ruzettelaan 35 8310 Assebroek contactpersoon: Ann Soulliaert:
[email protected] Ann Van Ackere:
[email protected] Margo Swerts:
[email protected]
2.
Beschrijving en verduidelij king van het voorgenomen plan en in voorkomend geval redelijke alternatieven voor het plan of onderdelen ervan
Het betreft de opmaak van een RUP voor een bedrijvensite in de stad Wervik. Het betreft enerzijds de herbestemming van een uitgedoofde bedrijfssite voor nieuwe lokale bedrijvigheid en anderzijds nieuwe lokale en watergebonden regionale bedrijvigheid. De bestaande woningen in het plangebied krijgen een uitdovend karakter om op lange termijn omgezet te wordennaar industrie.
provinciaal niveau lokaal niveau perceelsniveau
2.3. Situering van het plangebied het plangebied wordt begrensd door: in het noorden: Menensesteenweg: gemengd woningen en bedrijvigheid. in het oosten: landbouwgebied in het zuiden: de Leie en Leieboorden, landsgrens met Frankrijk. in het westen: Bootweg - stukje lokaal industriegebied.
2.1. Beslissing tot opmaak Bij gemeenteraadsbeslissing van 4 augustus 2008 werd de wvi aangesteld als ontwerper van het RUP Site Van Rullen. Op 20/01/2011 is door de provincie West-Vlaanderen de delegatie gegeven aan de stad Wevik voor de opmaak van het RUP dat zal instaan voor de watergebonden regionale bedrijvigheid. De Stad Wervik heeft 10 februari 2011 aan de wvi de opdracht gegeven voor het volledige gebied met lokale en regionale bedrijvigheid een RUP op te maken. 2.2. Doelstelling De doelstellingen van het RUP Bootweg zijn: reconversie van een bedrijfssite naar lokale bedrijvigheid of gemeentelijke diensten. het realiseren van een deel lokale bedrijvenzone in kader van de toegewezen quota het realiseren van watergebonden regionale bedrijvigheid Reikwijdte en detailleringsniveau van het voorgenomen RUP Bootweg
wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
kaart : situering plangebied
3
Het op te maken RUP Bootweg bestrijkt een gebied van 06ha 15a 45ca Zone 1: zone voor lokale bedrijvigheid Zone 2: zone voor watergebonden regionale bedrijvigheid Zone 3: Oeverzone Zone 4: Landschappelijke inkleding Zone 5: Bufferzone Zone 6: Wegenis met nabestemming bufferzone
2.4.
2.4.1. Mogelijke alternatieven De opmaak van het RUP kadert niet rechtstreeks binnen het GRS, definitief aanvaard en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 12 oktober 2006. De bedrijfssite is gedeeltelijk opgenomen in het BPA zonevreemde bedrijven Van Rullen. De bestaande situatie is ondertussen achterhaald. Het bedrijf dat binnen de bestaande toestand is aangeduid, is uitgedoofd. Een ander deel wordt nu ingenomen door oudere woningen langs de Pontstraat. (woningen langs de Menesestenweg maken geen deel uit van het RUP) Het gedeelte binnen het RUP ten westen van de Bootweg is reeds bestemd als bedrijvenzone maar niet gerealiseerd. Ook de oevers van de Leie vallen binnen dit BPA en zijn bestemd als bedrijfszone. Bijgevolg is slechts ca. de helft van de oppervlakte nieuw te bestemmen gebied dat volledig aansluit bij de huidige bedrijfsfuncties Het lokale en watergebonden regionale aanbod kadert in het SPEK1. Alternatieven zijn het nulalternatief waarbij een behoud van de bestaande toestand en dus als bedrijvenzone voor ruim de helft van het huidige gebied kunnen gerealiseerd worden door de huidige geldende bestemmingen in BPA’s.. Een tweede alternatief is de site teruggeven aan de landbouw. Door het gebruik in het verleden is dit echter geen wenselijke optie meer. Het gebied is dan ook uitgesloten zowel binnen de GAS als de HAG kaarten als wenselijk agrarisch gebied.
1
4
Mogelijke alternatieven nulalternatief
Bovendien is de zone op provinciaal niveau vastgelegd als uitbreidingszone. 2.4.2. Nulalternatief Indien het RUP niet wordt opgemaakt, blijft de huidige functie behouden. De bedrijfssite Van Rullen is opgenomen binnen een sectoraal BPA en bestendigd als bedrijfsgebied. Het deel ten westen van de Bootweg en de volledige oever van de Leie is gevat in BPA Pontstraat. Ten zuiden van het gebied is geopteerd om deze terreinen te reserveren als uitbreiding van het industriegebied Pontstraat. De hogere overheid wenst dit gebied te ontwikkelen als regionaal bedrijventerrein. De stad heeft hierbij een aanknopingspunt om het resterende toegewezen aandeel lokale bedrijvigheid aan te koppelen en zo de bedrijvigheid te clusteren. De provincie heeft nu de opdracht gedelegeerd naar de stad om een gebundeld initiatief te nemen. Bij nulalternatief wordt het RUP opgemaakt door de provincie voor de watergebonden regionale bedrijvigheid.
SPEK: specifiek economisch knooppunt
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
2.5.
Afbakening van het toepassingsgebied en de plan-merplicht
fase 3: bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-mer Bij plannen en programma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan de plan-MER-plicht is er geen voorafgaande toetsing vereist daar er op onweerlegbare wijze wordt vermoed dat deze plannen en programma’s aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Men onderscheidt twee groepen van plannen en programma’s: plannen en programma’s, of de wijziging ervan, die tegelijkertijd een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.); plannen en programma’s of de wijziging ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is (artikel 4.2.1, tweede lid D.A.B.M.). Voor een plan of programma dat overeenkomstig art. 4.2.1. plan-MER-plichtig is, en dat het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, moet geen plan-MER worden opgewvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
maakt voor zover de initiatiefnemer aantoont dat het plan of programma geen aanzienlijke milieu-effecten kan hebben (art. 4.2.3. § 3 D.A.B.M.) De administratie kan een plan dat van rechtswege plan-MER-plichtig is na een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer het voorgenomen plan of programma ontheffen van de van de verplichtingen inzake milieueffectrapportage als de administratie oordeelt dat: Het voorgenomen plan of programma een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting inhoudt van een plan of programma waarvoor er reeds eerder een plan-MER werd goedgekeurd en een nieuw plan-MER redelijkerwijze geen nieuwe of extra gegevens betreffende aanzienlijke milieu-effecten kan bevatten; of Indien in het kader van andere rapportages of beoordelingen reeds een systematische en wetenschappelijk verantwoord analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu gemaakt werd die voldoet aan de essentiële kenmerken van een plan-MER. (art. 4.2.3. § 3bis D.A.B.M.)
stand (een deels agrarisch gebied wordt ambachtelijke zone en zone voor watergebonden regionale bedrijvigheid) en het heeft betrekking op de ruimtelijke ordening. In de buurt van het plangebied bevinden zich geen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden zodat er geen passende beoordeling vereist is. Het RUP is wel opgenomen in de bijlage bij de omzendbrief LNE 2011/1 “Milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten” van 22-07-2011, nl. in rubriek 10a Infrastructuurprojecten : industrieterreinontwikkeling. Het betreft echter een relatief beperkte oppervlakte (6ha 15a 45ca) die deels al bestemd was voor ambachtelijke bedrijvigheid en regionale watergebonden bedrijvigheid, zodat het RUP screeninggerechtigd is. Conclusie: Het RUP valt onder de screeningsplicht.
Het RUP Bootweg is niet van rechtswege onderworpen aan de plan-mer-plicht want het vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10-12-2004, het regelt het gebruik van een relatief klein gebied op lokaal niveau (totale oppervlakte RUP is 6ha 15a 45ca), het houdt een deels een kleine wijziging in t.o.v. de bestaande toestand (bestaande bedrijvensite wordt herbestemd voor lokale bedrijvigheid, een deel niet gerealiseerd bedrjiventerrein wordt opgenomen als zone voor watergebonden regionale bedrijvigheid), het RUP houdt deels een grote wijziging in t.o.v. de bestaande toe5
3.
Een beschrijving en een in schatting van de mogelijke aanzienlijke milieu-effecten van het voorgenomen plan of programma
Hier wordt een overzicht gevraagd van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma op: de gezondheid en veiligheid van de mens de ruimtelijke ordening de biodiversiteit de fauna en flora
de bodem de klimatologische factoren het water de atmosfeer het geluid het licht de stoffelijke goederen het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed het landschap de mobiliteit de samenhang tussen de genoemde factoren
Er wordt gebruik gemaakt van een ingreepeffectenschema. De effecten waarvan vermoed wordt dat ze waarschijnlijk significant zijn worden verder in detail onderzocht. Op de effecten die vermoedelijk niet significant zijn wordt minder diep ingegaan.
Ingreepeffectenschema lucht mens omvang in ruimte mens en tijd gezond- ruimtelijke heid aspecten Opp (m²) Duur T N P N Onteigening landbouwpercelen en tuinstrook (exclusief woningen en huidige bedrijfsgronden) Aanlegfase sloop bestaande gebouwen T T/N* N T/N* bouw bedrijven/stedelijke diensten T T/N* N T/N* aanleg wegenis, nutsvoorzieningen T T/N* N T/N* Exploitatiefase werking bedrijven bijkomende mobiliteit bedrijven afvoer hemelwater afvoer afvalwater verwarming bedrijven verlichting bedrijventerrein
ingreep
P P P P P P
N* N* N N N N*
N N N N N N
N* N* N N N* N
bodem water geur licht, geluid warmte en trillingen stralingen
landschap
mobiliteit
fauna cultureel en flora erfgoed incl. archeologie
N
N
N
N
N
N
N
N
N
T/N* T/N* T/N*
N N N
P/N* P/N* P/N*
P/N* P/N* P/N*
N N N
P/N* P/N* P/N*
N N N
P/N* P/N* P/N*
P/N* P/N* P/N*
N* N* N N N N
N N N N N* N*
N* N N* N N N
N* N N* N* N N
N* N N N N N
N N N N N N
N N* N N N N
N N N* N N N*
N N N N N N
N: niet significant effect – N*: waarschijnlijk niet significant effect, effect zeer beperkt in ruimte en omvang, zeer lokaal effect – S: (waarschijnlijk) significant effect – T: tijdelijk effect – P: permanent effect – O: positief effect – V: verder onderzoek noodzakelijk bij vergunningsaanvraag de energie- en grondstoffenvoorraden 6
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
3.1.
De gezondheid en de veiligheid van de mens
Referentie Het doel van het RUP is een reconversie na te streven van een bedrijfssite naar nieuwe bedrijvigheid, het uitbreiden van de lokale bedrijvigheid en het inplanten van watergebonden regionale bedrijvigheid. Het plangebied is op heden een gebied met bedrijfsfunctie en een deel agrarisch gebied. Er zijn een aantal woningen gelegen in het plangebied, deze zijn zonevreemd in agrarisch gebied. Er zijn geen Seveso-inrichtingen binnen het plangebied aanwezig. Op een afstand van ongeveer 1 km ligt de lagedrempel Seveso-inrichting Sanac (Menensesteenweg 305, 8940 Wervik). Beschrijving effect Het RUP behoudt voor een deel de bestaande toestand als bedrijfsfunctie, geeft een nieuwe bestemming aan de oude zonevreemde woningen (in agrarisch gebied) langs de Pontstraat die gekneld komen te zitten tussen de bedrijven. Het overige deel is agrarisch gebied en wordt ingenomen door lokale en regionale bedrijvigheid. De terreinen zullen worden heringericht en verkocht door de wvi. Indien mogelijk wordt gestreefd naar een herinrichten van de bestaande loods en een betere landschappelijke inkleding. De bestaande woningen (5-tal) krijgen een uitdovend karakter. Aangezien deze woningen midden in een industrieterrein komen te liggen, zal de leefkwaliteit voor de bewoners achteruitgaan. Er zullen zich lokale en regionale bedrijven vestigen. SEVESO-inrichtingen worden uitgesloten. wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
Aangrenzend aan het plangebied bevindt zich een woongebied (Wervik). Aan de overkant van de Leie bevinden zich op Frans grondgebied Bousbecque en Wervicq-Sud. De bewoners van deze woongebieden kunnen blootgesteld worden aan de hinder door de nieuwe bedrijven. Ter hoogte van de site bevinden zich op Frans grondgebied echter geen woningen, enkel een bedrijf. Milderende maatregelen Er wordt gestreefd naar een betere landschappelijke inkleding van de bedrijfsterreinen. De bestaande woningen die een nieuwe bestemming krijgen, zijn hoofdzakelijk huurwoningen. Er wordt gekeken om bewoners die willen vertrekken bij te staan in het vinden van een nieuwe woning. Er is geen onteigeningsplan gekoppeld aan het RUP voor de woningen, wel voor de omliggende agrarische gronden en enkele tuinzones. SEVESO bedrijven worden niet toegelaten binnen het plangebied. Conclusie Het RUP omvat de reconversie van een bestaande bedrijfssite tot een lokaal bedrijventerrein, uitbreiding van het aanpalende lokale bedrijventerrein binnen de resterende toegewezen quota en een uitbreiding van de bedrijfssite met een deel watergebonden regionaal bedrijventerrein. In de omgeving van het RUP ligt een SEVESObedrijf. Het RUP sluit de oprichting van nieuwe SEVESO-bedrijven uit, zodat de omwonenden niet zullen blootgesteld worden aan bijkomende risico’s van dergelijke bedrijven, zodat de effecten op de gezondheid en de veiligheid van de mens niet aanzienlijk zullen zijn.
3.2.
De ruimtelijke ordening
Referentie De stad Wervik situeert zich in het zuiden van West-Vlaanderen, op de landsgrens, tussen Menen, Moorslede, Zonnebeke en Komen-Waasten. Wervik behoort tot het buitengebied, maar is door de provincie erkend als economisch knooppunt (SPEK). Op het gewestplan is het gebied aangeduid als landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het gebied valt gedeeltelijk binnen de herbevestigde agrarische gebieden (HAG) of binnen het gewestelijk RUP. Het gedeelte ten westen van de Bootweg heeft reeds een bedrijfsfunctie en is opgenomen in het BPA Pontstraat. De site Van Rullen is opgenomen in het sectoraal RUP zonevreemde bedrijven Het gemeentelijk RUP staat onderaan de hiërarchie van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Er wordt voor de agrarische gebieden een onteigeningsplan opgesteld. De bestaande woningen worden niet mee opgenomen in het onteigeningsplan. Voor de woningen wordt gekozen voor een lang traject van verwerving en in samenwerking met de stad een begeleiding van de bewoners naar nieuwe woningen. Beschrijving effect In de noordelijke helft van onderhavig RUP is o.a. een reconversie van de bestaande bedrijfssite tot nieuwe ruimte voor bedrijvigheid in de vorm van meerdere kleinere bedrijven of 1 groot bedrijf. De gronden ten zuiden van site van Rullen worden bestemd als lokale bedrijvigheid.
7
De zuidelijke helft van onderhavig RUP wordt bestemd voor watergebonden regionale bedrijvigheid Milderende maatregelen Door de reconversie van het terrein zal meer aandacht besteed worden aan de landschappelijk inkleding van het terrein. De bestaande ruimte wordt herbruikt in kader van zuinig ruimtegebruik. De woonfunctie aan de Pontstraat (niet langs de Menensesteenweg) wordt mee opgenomen gezien deze gekneld komt te zitten tussen bedrijvigheid waardoor de woonkwaliteit sterk zou verminderen. De woonfunctie langs de Menensesteenweg blijft behouden. Er wordt voor de woningen geen onteigeningsplan opgesteld omdat er geopteerd wordt voor een uitdovend karakter die de bewoners de kans geeft een betaalbare woning in de omgeving te zoeken. Indien nodig kan hulp van de stad/ocmw worden ingeschakeld. Dit is echter gen ruimtelijk punt in het RUP. Binnen de herbevestigde agrarische gebieden is de site niet opgenomen. De site is niet meer interessant voor het agrarisch gebied. Het lokale en het regionale bedrijventerrein wordt gebundeld. Zo kan gestreefd worden naar een zuiniger ruimtegebruik.
de woningen worden niet onteigend om ze een uitdovend karakter te geven. De ontwikkeling kan gestart worden zonder de woningen in te nemen.
kaarten: geldende BPA’s
kaart: gewestplan
Conclusie Een beperkt effect. De huidige invulling van bedrijvigheid blijft bestaan en wordt uitgebreid. Het gebied is geen waardevol agrarisch gebied meer. De woningen langs de Pontstraat worden mee opgenomen. Gezien het feit dat ze ingesloten worden door bedrijvigheid, zal de woonkwaliteit immers niet meer hoog zijn. Voor de agrarische gronden wordt een onteigeningsplan in kader van economische expansie opgesteld; 8
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
3.3.
kaart: herbevestigde agrarische gebieden (HAG).
De biodiversiteit, de fauna en de flora
Referentie Binnen het plangebied van onderhavig RUP zijn geen biologisch waardevolle gebieden gelegen met uitzondering van een strookje langsheen het jaagpad van de Leie die de zuidelijke grens vormt van het gebied. Deze strook is biologisch waardevol (westelijke kant met ruigte op voormalig akkerland, opgehoogde of vergraven terreinen) en een complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen (oostelijke deel met soortenarm, permanent cultuurgrasland, talud, bomenrij met dominantie van al dan niet geknotte wilg en veedrinkpoel). Er bevinden zich geen habitat- of vogelrichtlijngebieden in de onmiddellijke omgeving. Aangrenzend aan het plangebied bevindt zich het GEN-gebied nr. 126 West-Vlaamse Leievallei (noordelijke deel grote eenheid natuur en zuidelijke deel natuurverwevingsgebied). In het PRS werd de Polygonebeek-Reutelbeek geselecteerd al natuurverbindingsgebied. Een deel van de Leie-oever is al in gebruik als kaaimuur.
kaart : biologische waarderingskaart
Beschrijving effect De site is reeds gedeeltelijk bebouwd of verkaveld (woningen langs de Pontstraat, het voormalige bedrijf van Rullen) en snijdt slechts een beperkte onbebouwde ruimte aan. Een deel van de Leieoever is al in gebruik als kaaimuur. Aangezien het zuidelijke deel wordt bestemd voor regionale bedrijvigheid met watergebonden karakter, kunnen er indien nodig nog bijkomende kaart GEN, bron agiv wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
9
kaaien gebouwd worden, waarbij de aanwezige natuurwaarden verloren zullen gaan.
Milderende maatregelen Er wordt gestreefd naar een betere landschappelijke inkleding door buffering (in het bijzonder aan de oostzijde, aan de kant van het VEN-gebied). De bomenrijen en aanwezige natuurwaarden moeten zo veel mogelijk behouden, waar er geen infrastructuur voorzien wordt. Conclusie In het plangebied bevinden zich een deel fauna of flora met beperkte waarde die verloren dreigen te gaan bij realisatie van het RUP. Het effect op de fauna en de flora in de omgeving is beperkt. 3.4.
De energie- en grondstoffenvoorraden
Referentie In de omgeving van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden. Conclusie De ontwikkeling van het plangebied als bedrijvensite heeft geen gevolgen voor de verdere exploitatie van enige ontginningsgebieden. Het regionaal bedrijven terrein is bestemd voor watergebonden industrie. Het gebruik van het water voor het transport betekent een energiebesparing. Geen aanzienlijk effect.
10
3.5.
De bodem
Referentie Het plangebied is momenteel in gebruik voor een aantal woningen langs de Pontstraat, voor de verlaten gebouwen van het bedrijf van Rullen, als regionaal bedrijventerrein en als akkerland. bodemkaart: Het gebied bestaat uit: vochtig zandleem. droog zandleem. natte klei (Leie-oever) landbouwtyperingskaart: Het gebied is gekarteerd als een gebied met matige waardering. GAS-kaart: Het plangebied behoort in hoofdzaak niet tot de gewenste agrarische structuur. Het gebied is merendeels gekarteerd als aangetast en uit te sluiten uit het agrarisch gebied. Het gebied watergebonden regionaal bedrijventerrein ten oosten van de Bootweg is als agrarisch gekarteerd. erosiekaarten: Op de erosiegevoeligheidskaart blijkt in hoofdzaak de oever van de Leie aangeduid als erosiegevoelig. Halverwege het studiegebied loopt eveneens een erosiegevoelige strook. VLAREBO-activiteiten 29.5.2.2 smederijen en 41.4.2 chemisch behandelen textiel werden vroeger uitgevoerd door het bedrijf Van Rullen. Het terrein in het zuidwesten van het plangebied werd illegaal als stort gebruikt. In het studiegebied zijn geen bedrijven of activiteiten gevestigd onderworpen aan de milieuvergunningsplicht klasse 1 en waarvoor OVAM adviesbevoegdheid heeft. De terreinen van het illegale stort zijn vervuild. Momenteel zijn er nog gerechtelijke procedures lopende m.b.t. het uitvoeren van een goed (oriënterend) bodemonderzoek en het eventueel uitvoeren
van een sanering alvorens wvi het terrein terugkoopt en opnieuw ontwikkelt. Beschrijving effect Er is reeds een permanente ruimte-inname door de bestaande bedrijfsgebouwen en woningen. Er kunnen verder bedrijven gebouwd worden. De site is gedeeltelijk uitgesloten uit de gewenste agrarische structuur en niet opgenomen binnen de herbevestigde agrarische gebieden. De nieuwe bedrijven kunnen nieuwe Vlareboactiviteiten ontwikkelen en aanleiding geven tot bodemverontreiniging. De aanleg van bijkomende verhardingen en het oprichten van bijkomende constructies, zal aanleiding geven tot een verminderde infiltratie van hemelwater in de bodem en bijgevolg tot een hogere belasting van de waterlopen en een verdroging van het terrein zelf. Milderende maatregelen Hemelwater dient opgevangen te worden voor herbruikt. Hemelwater dat niet gebruikt kan worden moet zoveel mogelijk ter plaatse worden geïnfiltreerd en indien dit niet kan dient dit gebufferd teworden en vertraagd afgevoerd. De Vlarebo wetgeving legt bedrijven periodieke onderzoeksverplichtingen op. De bedrijven moeten voldoen aan de Vlarem-wetgeving. Deze wetgeving legt een aantal maatregelen om bodemverontreiniging te voorkomen. conclusie Geen significante effecten, mits het nemen van milderen de maatregelen.
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
3.6.
kaart: bodemkaart
kaart: gewenste agrarische structuur
Het water
Referentie Door het plangebied stroomt geen waterloop. Ten zuiden stroomt wel de Leie. Het plangebied behoort tot het bekken van de Leie en het deelbekken van Grensleie. Volgende actie van het bekkenbeheerplan heeft betrekking op het plangebied: A39 Aanpassen oevers van de gekanaliseerde Leie tussen Harelbeke en Wervik. Binnen het plangebied bevinden zich geen waterwingebieden en beschermingszones type I, II of III, afgebakend volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 27-03-1985 houdende nadere regelgeving voor de afbakening van waterwingebieden en de beschermingszones. Het plangebied ligt niet in een oppervlaktewaterwingebied. In het plangebied liggen geen waterlopen die moeten voldoen aan de waterkwaliteitsnormen voor water bestemd voor drinkwaterproductie. Er zijn waterkwaliteitsgegevens beschikbaar over de waterlopen in de omgeving: er is een meetpunt van de VMM op de Rapetbeek in de Vagevuurstraat langs de spoorweg (582890). In 2003 werd een Prati-index van 2,93 gemeten of matige verontreinigd en in 2000 een BBI van 4 of slechte kwaliteit. Watertoetskaarten: Het RUP is niet gelegen in een (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied. Het plangebied is gekarteerd als matig gevoelig voor grondwaterstroming, met uitzondering van de oevers van de Leie die zeer gevoelig voor grondwaterstroming zijn.
kaart: erosiegevoeligheid wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
kaart: landbouwtyperingskaart 11
Het plangebied is gecategoriseerd als infiltratiegevoelig gebied, met uitzondering van de oevers van de Leie. Het plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier. Op de NOG en ROG kaart is het gebied aangeduid als van nature oververstroombaar vanuit de waterloop (Leie) voor de Leieboorden. Het plangebied ligt niet in een risicozone voor overstromingen en niet in een recent overstroomd gebied.
kaart: grondwaterstomingsgevoeligheid
kaart: NOG
Zoneringsplan De zone rond de Pontstraat is centraal gebied, met uitzondering van het meest zuidelijke deel van de Pontstraat dat collectief te optimaliseren is. De rest van het plangebied is niet ingekleurd op het zoneringsplan.
kaart: overstromingsgevoeligheid
12
Kaart: infiltratiegevoeligheid
Beschrijving effect Door de vestiging van een aantal nieuwe bedrijven zal er een nieuwe stroom aan bedrijfs- en huishoudelijk afvalwater ontstaan. Door de aanleg van bijkomende verhardingen zal er enerzijds minder water in de bodem sijpelen, wat aanleiding geeft tot verdroging en anderzijds zal het hemelwater versneld van afgevoerd worden, wat aanleiding geeft tot een hogere belasting van de ontvangende waterlopen. verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
Milderende maatregelen Het afvalwater van de bestaande site Van Rullen en de woningen langs de Pontstraat wordt geloosd in de bestaande riolering (centraal gebied). Voor het nieuw te ontwikkelen deel zal er een gescheiden riolering voorzien worden. Momenteel zijn er nog geen ontwerpen. Het hemelwater voor het bedrijventerrein zal collectief gebufferd worden en vertraagd afgevoerd. Hiervoor werd er in het RUP een zone voorzien. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, buffer- en infiltratievoorzieningen en de gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater legt op dat het opgevangen hemelwater in eerste instantie nuttig moet toegepast worden (hemelwaterput) en indien dit niet kan, ter plaatse geïnfiltreerd of als laatste keuze gebufferd en vertraagd afgevoerd. Het RUP vormt niet het kader voor de aanleg van grote ondergrondse constructies die de grondwaterstroming kunnen verstoren. Indien er een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. De Vlarem-wetgeving legt normen op aan de lozing van afvalwater. Conclusie Geen aanzienlijke effecten, mits het nemen van milderende maatregelen.
wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
3.7.
De atmosfeer en de klimatologische factoren
Referentie Het VMM-geoloket advisering RUP-thema lucht geeft volgende waarden voor het plangebied: Het aantal overschrijdingen van de norm voor het PM10-daggemiddelde (2007-2009) bedraagt 34 overschrijdingen van de norm van 50 µg/m³ voor het noordelijke deel (voormalig bedrijf Van Rullen) en 22,67 voor de rest van het plangebied. Het PM10-jaargemiddelde (2007-2009) bedraagt 33,17 µg/m³ voor het noordelijke deel (voormalig bedrijf Van Rullen) en 29,73 µg/m³ voor de rest van het plangebied. Het NO2-jaargemiddelde (2007-2009) bedraagt 24,73 µg/m³ voor het noordelijke deel (voormalig bedrijf Van Rullen) en 19,77 µg/m³ voor de rest van het plangebied. De totale index (2007-2009) bedraagt 7 voor het noordelijke deel (voormalig bedrijf Van Rullen) en 5 voor de rest van het plangebied.
De totale bedrijvenzone genereert 39 pae per piekuur. De 3 pae per uur gegenereerd door de woningen in mindering te brengen, komt op een 36 pae per uur die bijkomend zal gegenereerd worden. (zie ook onder 3.13.) Aangezien het zuidelijke deel ontwikkeld wordt als regionaal bedrijventerrein voor watergebonden bedrijven, zullen de emissies voor transport beperkt zijn, aangezien transport over water zuiniger is dan transport over de weg.
Milderende maatregelen EPB-regelgeving De Vlarem-wetgeving legt de bedrijven maatregelen op ter voorkoming van emissies. Er worden normen opgelegd aan de emissies. Wettelijke voorschriften onderhoud stookolie- en gasketels Conclusie Dit effect is eerder kleinschalig en niet significant wanneer de milderende maatregelen in acht worden genomen.
Beschrijving effect tijdelijke stofhinder bij afbraak van de huidige oudere bebouwing tijdelijke stofhinder bij bouw bedrijven luchtverontreiniging door bedrijfsactiviteiten luchtverontreiniging door auto’s en vrachtwagens bedrijven: De huidige achterliggende woningen langs de Pontstraat zullen op termijn verdwijnen. Op heden zijn er 5-tal woonentiteiten die zullen worden ingenomen door bedrijvigheid (het wonen is uitdovend). De woningen langs de Menensesteenweg blijven behouden.
13
3.8.
Het geluid
Referentie Het noordelijke deel van het terrein is reeds ingenomen door een aantal bestaande woningen en de gebouwen van het voormalige bedrijf Van Rullen. Het bedrijf grenst in het westen aan het bestaande bedrijventerrein Bootweg en in het oosten aan het open ruimtegebied van de Leie-vallei. Ten noorden van het plangebied bevinden zich een aantal woningen langs de Menensesteenweg. Beschrijving effect Tijdelijke geluidshinder bij afbraak van de oude gebouwen Tijdelijke geluidshinder bij bouw nieuwe bedrijfssites Lawaaihinder door bedrijfsactiviteiten Lawaaihinder door vrachtvervoer en auto’s bedrijven: De totale bedrijvenzone genereert 39 pae per piekuur. De 3 pae per uur gegenereerd door de woningen in mindering te brengen, komt op een 36 pae per uur die bijkomend zal gegenereerd worden. (zie ook onder 3.13.) Milderende maatregelen De bedrijven moeten voldoen aan de Vlarem-wetgeving. Deze wetgeving legt een aantal maatregelen ter voorkoming van bodemverontreiniging op Conclusie Dit effect is eerder kleinschalig.
14
3.9.
Het licht
Beschrijving effect Bijkomende lichthinder door een groter aantal kleinere en grote bedrijven t.o.v. 1 bedrijf op heden en oudere woningen Het bedrijventerrein grenst in het oosten aan het open ruimtegebied van de Leievallei. De omgeving is echter al een deel verlicht door het bestaande bedrijventerrein aan de Bootweg. Milderende maatregelen Keuze goede armaturen Het RUP vormt niet het kader voor projecten die veel verlichting met zich meebrengen zoals sportvelden, serrebedrijven en winkels met lichtreclame en verlichte terreinen. Conclusie geen aanzienlijk effect
3.10. De stoffelijke goederen Referentie Een deel van het plangebied is op heden in gebruik als bedrijfssite Een deel van het plangebied is in gebruik door woningen en tuinen Er is onteigeningsplan gekoppeld aan het RUP voor de agrarische gronden. Alle woningen en de gronden reeds bestemd als bedrijfsgrond binnen de bestaande BPA’s zijn niet opgenomen. Er wordt uitgegaan van een uitdovende woonfunctie. De agrarische gronden omvatten ca. 1/3 van het plangebied Beschrijving effect Voor het plangebied worden stedenbouwkundige voorschriften opgemaakt waarbij mogelijkheden worden geschapen het bestaande bedrijventerrein her in te richten en toegankelijk te maken voor eventueel meerdere kleinere bedrijven. De reconversie kadert in een zuinig ruimtegebruik. Er wordt ook voorzien dat ook de locatie van de achterliggende woningen wordt meegenomen als bedrijventerrein voor lokale bedrijvigheid. Deze woningen zitten immers gekneld tussen de bedrijven zodat de woonkwaliteit drastisch zal dalen. Voor deze woningen wordt geen onteigeningsplan voorzien maar wordt geopteerd voor een langzame overgang waarbij het wonen uitdovend is. In de zuidelijke helft (ten zuiden van het bestaande bedrijventerrein zowel links als rechts van de Bootweg) worden de terreinen bestemd voor watergebonden regionale bedrijven. Hier kunnen bijgevolg 1 of meerdere grote bedrijven gevestigd worden onder de voorwaarde dat ze watergebonden zijn (voor transport of porductieproces). verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
Het geheel zal beter landschappelijk ingekleed worden ten opzichte van de huidige toestand. Het realiseren van watergebonden bedrijvigheid kan het tracé van de huidige Bootweg wijzigen. Een doorgang tot het jaagpad zal steeds bewaard blijven. Voor voetgangers en fietsers wordt een nieuwe doorsteek langs het bedrijventerrein gerealiseerd. Milderende maatregelen De landschappelijke inkleding wordt verbeterd. De agrarische gronden en woningen worden in eerste instantie onderhands aangekocht volgens de prijzen vastgesteld door de officiële instanties De toegang tot het jaagpad en de kade blijft gegarandeerd zowel voor toevoer als voor voetgangers en fietsers. Conclusie Er zijn effectieve effecten op de stoffelijke goederen, maar met het respecterenvan de milderende maatregelen kunnen de negatieve effecten beperkt worden.
3.11. Het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed Referentie Binnen het plangebied, noch in de omgeving zijn beschermde monumenten gelegen Binnen het plangebied, noch in de omgeving zijn beschermde landschappen gelegen. Binnen het plangebied, noch in de omgeving zijn beschermde dorpsgezichten gelegen. Binnen het plangebied zijn de oude gebouwen van de Site Van Rullen opgenomen op de inventaris bouwkundig erfgoed: “Fabriekscomplex (ID: 32881)”: Nr. 274. Aan de Leie gelegen fabriek van brandslangen, bijhuis van de in 1846 opgerichte fabriek te Wervicq-Sud. Tot in de jaren 1970, gebruik van vlasvezel voor fabricage, nu synthetische stoffen. Fabriekscomplex bestaande uit conciërgewoning en achterliggende bakstenen gebouwen gegroepeerd rondom binnenplaats. Oudste gedeelte getypeerd door zaagdak. Binnen het plangoed is er geen site opgenomen binnen de inventaris archeologisch erfgoed. De dichtbijzijnde onderzochte site ligt op meer dan 400m ten oosten. Op deze locatie zijn sporen van bewoning gevonden van de late middeleeuwen en een walgracht uit ca. 1850. De site met walgracht wordt als alleenstaand beschouwd.
bouwheer de nodige tijd en financiële middelen voorzien voor het proefonderzoek en - indien in dit proefonderzoek relevante archeologische sporen worden aangetroffen- een eventuele systematische opgraving van de bedreigde archeologische erfgoedwaarde. Conclusie Geen aanzienlijke effecten
Milderende maatregelen. Op grond van de zorgplicht, zoals bepaald in het Decreet houdende Bescherming van archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 (B.S. 15.09.1993), gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999 (B.S. 08.06.1999) en 28 februari 2003 (B.S. 24.03.2003) en de door België ondertekende Europese Conventie van Malta moet de wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
15
3.12. Het landschap
Beschrijving effect
Referentie In het plangebied zijn geen ankerplaatsen. Het plangebied valt voor een groot deel binnen de relictzone Leievallei. De Leie met inbegrip van de oude Leiearmen zijn erkend als lijnrelict. Ter hoogte van Wervik is de relictzone Leievallei een zuidelijke uitloper van de Vlaamse vallei. De vallei wordt gekarakteriseerd door de gekanaliseerde rivier met afgesneden meanders en een open broeklandschap met meersen. De vochtige weidegebieden hebben relicten van rijke graslandflora. Ten westen van de site is de vallei van de leie Laag-Vlaanderen gevat in een gewestelijk RUP in kader van het behoud van het landschap.
De huidige site is reeds voor een deel bebouwd, een groot deel van die bebouwing is reeds bestemd als industrieterrein. Een deel van de site, meer bepaald ten westen van de Bootweg en de site van Rullen (bestaand fabriekspand) zijn reeds bestemd als bedrijfsterrein.
Milderende maatregelen Een betere landschappelijke inkleding zal de bebouwing beter bufferen tov het landschap. Een landschappelijk geïntegreerde overgang zal de grens tussen functies zachter maken. Conclusie Geen aanzienlijke effecten mits rekening te houden met de milderende maatregelen.
3.13. De mobiliteit Referentie Bestaande ontsluitingswegen: De site ontsluit via de Pontstraat en de Bootweg op de Menensesteenweg. De Menensesteenweg geeft verbinding tussen Wervik en Menen. Via de Meensesteenweg is er een aansluitingsweg voorzien naar de autosnelweg E17. Door het gebied loopt de Pontstraat. Deze weg geeft enkel ontsluiting aan de achterliggende woningen. Voorbij de woningen is er geen verharding meer. De Pontstraat geeft wel een onverharde verbinding (voetweg) met het jaagpad langs de Leie. Door het gebied loopt de Bootweg. Deze nieuwe verbinding ontsluit het aanpalende industrieterrein en geeft aansluiting op het jaagpad langs de Leie. Op het jaagpad is een fiets- en voethangersas waarlangs diverse recreatieve routes lopen (fiets, wandel, paard) Langsheen de Leie is er kade-infrastructuur aanwezig die kan ingezet worden voor bedrijvigheid. Bestaande verkeersintensiteiten: Er zijn geen telgegevens beschikbaar voor de Menensesteenweg. Er zijn niet dadelijk verkeersproblemen te melden op deze weg. Waar de toekomstige site aantakt op de Menensesteenweg, bevinden we ons buiten de bebouwde kom van Wervik. De Menensesteenweg is een lokale verbindingsweg en heeft er een theoretische capaciteit van 1000 pae per uur per rijrichting.
kaart: ankerplaatsen en relictzones 16
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
Openbaar vervoer: Op 250 m van de Pontstraat zijn er haltes van de buslijn 43 Komen-Menen en de belbuslijn 48 Wervik aanwezig. Op minder dan 2 km van de Pontstraat bevindt zich het station van Wervik met halte van de treinlijn Kortrijk-Poperinge. De site is dus goed bereikbaar met het openbaar vervoer. trage wegen: Op de atlas der buurtwegen bevindt zich de Menensesteenweg als chemin nr. 3. Binnen het plangebied zijn er geen andere buurtwegen aanwezig. Op vandaag is de Pontstraat deels verhard tot aan de woningen. Daarna volgt een onverhard gedeelte tot aan het jaagpad langsheen de Leie.
Beschrijving effect Verdwijnen woningen: De huidige woningen zouden op termijn verdwijnen. 5 woonentiteiten zouden ingenomen worden door bedrijvigheid. Ze genereren max. 3 autobewegingen tijdens een piekuur Voor de inschatting van de autobewegingen houden we rekening met volgende parameters voor wonen2: 2,46 personen per gezin bezoekerscijfer per woonentiteit: 1,3 verplaatsingen per persoon in relatie tot woning: 0,2 modal split (autoverplaatsingen) tijdens piek : 75% (matig stedelijk gebied) Deze bewegingen mogen in mindering gebracht worden van het aantal bijkomende bewegingen uit de bedrijvenzone. In het noordelijk gedeelte van de site wordt een lokale bedrijvenzone voorzien van ongeveer 1,4 ha. Om het effect van de toekomstige zone te bepalen wordt rekening gehouden met een mix van kleine en middelgrote bedrijven (perceelsgrootte < 5000m²) die zullen ingeplant worden op de site. Uit enquêtes bij diverse bedrijven3 kunnen we volgende kengetallen ramen: Een klein bedrijf heeft gemiddeld volgende kengetallen: 5 werknemers in dienst waarvan 75% met de wagen komt werken 1,5 vrachtwagens per dag 3 bestelwagens per dag 9 goederenbewegingen per dag
Een middelgroot bedrijf heeft gemiddeld volgende kengetallen: 25 werknemers in dienst waarvan 75% met de wagen komt werken 10 vrachtwagens per dag 6 bestelwagens per dag 32 goederenbewegingen per dag Als we een gemiddelde nemen aan de hand van bovenstaande kengetallen komen volgende cijferwaardes uit: 65 autobewegingen per dag gegenereerd door het personeel tijdens de spitsmomenten 64 goederenbewegingen per dag waarvan 31 bewegingen door bestelwagens gegenereerd en 33 bewegingen gegenereerd door vrachtwagens De lokale bedrijvenzone genereert per dag 162 pae (personenautoequivalenten, waarbij de vrachtbewegingen dubbel in rekening worden gebracht). Tijdens een piekuur genereert de bedrijvenzone 14 pae per uur.
In de zuidelijke helft van de site wordt een watergebonden regionaal bedrijventerrein voorzien. De zone heeft een oppervlakte van 3,11 ha bruto.
4
kaart: atlas der buurtwegen wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
2 3
kengetallen richtlijnenboek MOBER, oktober 2009 Enquêtes in kader van zwaar vervoer te Kortemark, wvi 2008
Voor de verkeersgeneratie wordt rekening gehouden met de CROW-kengetallen voor zware industrie4. Deze geeft volgende kencijfers: 77% verhouding netto tot bruto 79 personenauto’s per netto ha per dag 21 vrachtauto’s waarvan 63% zware vrachtwagens per netto ha per dag 9% van verkeersgeneratie tijdens een ochtendpiek Er zijn geen CROW-kencijfers beschikbaar voor watergebonden activiteiten, enkel voor zeehaventerreinen. De kencijfers voor zeehavens zijn ongeveer de helft lager dan deze voor zware industrie.
17
Per dag zal dit gedeelte van de site 189 personenauto’s en 50 vrachtwagens genereren. Een deel van het vrachtverkeer zal eventueel via het water kunnen vervoerd worden. Dit is afhankelijk van de toekomstige activiteiten. Deze kencijfers geven tijdens een piekuur een verkeersgeneratie van 25 pae per uur.
Eindresultaat: De totale bedrijvenzone genereert 39 pae per piekuur. De 3 pae per uur gegenereerd door de woningen in mindering te brengen, komt op een 36 pae per uur die bijkomend zal gegenereerd worden. Als we rekening houden met de theoretische capaciteit van 1000 pae per uur per rijrichting, zal de bedrijvenzone net geen 2% bijkomende belasting genereren. We mogen concluderen dat de bijkomende autobewegingen aan de lage kant zijn en niet dadelijk als een aanzienlijk effect kunnen beschouwd worden. milderende maatregelen: De zachte verbinding van Menensesteenweg tot jaagpad wordt momenteel gerealiseerd door de Pontstraat of de Bootweg. De Pontstraat wordt gesupprimeerd. De zachte verbinding wordt verplaatst naar de oostelijke kant van de site waar er een nieuwe verbinding zal gerealiseerd worden tussen Menensesteenweg en jaagpad. Er moet over gewaakt worden dat er bedrijvigheid wordt voorzien die een watergebonden karakter hebben. Het jaagpad moet open blijven voor recreatief verkeer en mag niet gehinderd worden door de activiteiten van de bedrijvigheid. Het jaagpad moet ook toegankelijk blijven vanaf de Menensesteenweg zoals op heden.
18
conclusie De 36 pae per spitsuur die bijkomend zullen gegenereerd worden door de toekomstige site zijn aan de lage kant en zullen geen verkeersproblemen genereren op de Menensesteenweg. Jaagpad blijft bereikbaar en toegankelijk voor zachte weggebruikers.
3.14. De samenhang tussen de genoemde factoren Er wordt gestreefd een reconversie van het uitdovende bedrijventerrein en een duurzame invulling met nieuwe bedrijven die beter landschappelijk en visueel ingekleed worden tov het open landschap. Daarnaast wordt de het totale bestaande bedrijventerrein uitgebreid met een deel lokale bedrijvigheid en een deel watergebonden regionale bedrijvigheid. Daarbij wordt gekeken naar een nabestemming voor de achterliggende woningen die zullen gekneld komen te zitten tussen de bedrijfsterreinen. Deze woningen hebben geen toekomst meer naar kwaliteitsvol wonen. Het betreft de woningen die ontsloten worden via de Pontstraat. De woningen worden niet onteigend, men kiest voor een langzaam traject waarbij de bewoners de nodige tijd en eventuele begeleiding kunnen krijgen.. De site wordt vernieuwd en zal verbeteren op vlak van milieuaspecten. De uitbreidingen zijn gekoppeld aan het bestaande bedrijventerrein en aan de kade ter hoogte van de Leieboorden. We kunnen ervan uitgaan dat de samenhang niet in gedrang komt. Conclusie Geen aanzienlijk effect
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
4.
Relevante gegevens met in begrip van de redenen waar om de initiatiefnemer meent geen plan-mer te moeten op maken overeenkomstig art. 4.2.6, §1, 5° van het DABM
Gezien het een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein omvat die reeds voor een deel (ca. de helft) bestemd is voor een vorm van bedrijvigheid. De woningen aan de Pontstraat worden meegenomen in lokale bedrijvigheid gezien de woonkwaliteit van deze oude woningen niet meer te garanderen valt, gekneld tussen de bedrijvigheid. Gezien er een vernieuwing van de site wordt nagestreefd, een herbruik van gronden binnen dezelfde functies, knelpunten met andere functies worden opgevangen of weggewerkt zoals landschappelijke inkleding en uitdoven van de woonfunctie die gekneld zit tussen de bedrijfsterreinen, kunnen we ervan uitgaan dat de effecten op het milieu eerder beperkt zullen zijn voor dit gedeelte. Wat betreft de uitbreiding van het bedrijventerrein in zuidelijk richting tot aan de Leieboorden; zullen de effecten groter zijn naar ruimtelijke impact. Een goede landschappelijk buffering zal hier een deel van de effecten opvangen. De clustering zal ook leiden tot een compact en duurzaam ruimtegebruik
5.
In voorkomend geval een beoordeling of het voorge nomen plan of programma grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben
Het betreft de opmaak van een RUP voor een bedrijvensite in de stad Wervik. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 06ha 15a 45ca en ligt nabij de Franse grens, die gevormd wordt door de Leie. Gezien het bedrijventerrein bedoeld is voor lokale bedrijven en watergebonden bedrijven zoals bepaald in de SPEK5, worden er, ondanks de watergebondenheid geen effecten verwacht die de gewestgrens of de landsgrens zullen overschrijden behoudens de mogelijke bijkomende scheepvaart op de Leie. Gezien de oppervlakte zal deze beperkt zijn.
Bovendien kan ervan uitgegaan worden dat nieuwe bedrijven beter aangepast zullen zijn en voldoen aan de huidige milieuwetgeving en de omgeving minder zullen belasten. Er kan dus gesteld worden dat er geen grote effecten moeten verwacht worden. 5
wvi | juni 2012 | verzoek tot raadpleging
SPEK: Specifieke economische knooppunten
19
20
verzoek tot raadpleging | juni 2012 | wvi
aanvullende not a
In kader van de adviesvraag bij het verzoek tot raadpleging zijn12 adviezen ontvangen waarvan enkele bijkomende vragen stellen.
industrie, er dus een versoepeling is van de normen bij de vastgestelde bodemverontreiniging. Onroerend Erfgoed: m.b.t. de discipline Monumenten, Landschappen en archeologie worden volgende opmerkingen gemaakt: discipline archeologie: er zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten discipline landschappen: het voorliggende project ligt in de relictzone Leievallei. De beleidswenselijkheden opgenomen in de landschapsatlas dienen minstens als toetssteen gebruikt te worden voor de effecten beschrijving. De ontwikkeling strookt niet met de visie en dit dient opgenomen te worden. discipline monumenten: het is uit de screening niet duidelijk wat er met de gebouwen van site Van Rullen gaat gebeuren die op de inventaris bouwkundig erfgoed staan. Er dient een aftoetsing te gebeuren van de erfgoedwaarden en wat de mogelijkheden zijn Indien nog niet geweten is wat de keuze zal zijn, dan dienen de verschillende varianten minstens aan bod te komen. Het punt 3.12 Landschap dient verder aangevuld te worden met onderstaande gegevens: Referentie: De site valt binnen de relictzone Leievallei. De beleidswenselijkheden van de relictzone zijn o.a.: Het vrijwaren van het gebied van bebouwing van om het even welke aard inde valleigebieden, bijzondere aandacht voor gradiënten en toposequenties in het landschap, accentueren van de waardevolle sites (kastelen, meanders) in hun omgeving, gedifferentieerde aanpak voor de verschillende riviersegmenten.
agentschap natuur en bos: geen bijkomende opmerkingen Wonen-Vlaanderen: geen bijkomende opmerkingen Provincie West-Vlaanderen Ruimtelijke Planning: geen bijkomende opmerkingen Agentschap ondernemen: geen bijkomende opmerkingen VMM: gunstig advies
Departement Leefmilieu, natuur en energie gaat ervan uit dat er een verbod op bijkomende SEVESO bedrijven opgenomen wordt in de voorschriften en stelt dat er vanuit dit oogpunt geen aanzienlijke effecten zullen verwacht worden. In de voorschriften is een verbod op SEVESObedrijven opgenomen.
OVAM merkt op dat er reeds vastgestelde bodemverontreiniging aanwezig is en dat er binnen OVAM naast de opgesomde dossier nog twee dossiers gekend zijn: dssnr. 33772 NV Declercq Stortbeton dssnr. 27198 UCT Kidde-Van Rullen De 2 opgeheven dossiers dienen als referentie bij punt 3.5 bodem beschouwd te worden. Verder kan gesteld worden dat gezien de bestemming van het gebied wijzigt van agrarisch naar
2
Vrijwaren van relicten van het aanwezige landelijke karakter.
De site Van Rullen omvat een stuk oud fabriekscomplex, meer bepaald de oude schoorsteen, loodsen met een zaagdak en de conciërgewoning. De fabriek maakte brandslangen, eerst op basis van vlasvezel, later uit synthetische vezels. Vlas was een typisch product uit de Leiestreek. De fabriek heeft echter geen verwijzigen naar de vlasproductie maar sluit wel nog aan bij de industrie rond de Leie en in Wervique-Sud. De site behoorde tot de verwerkende industrie. Op zich zijn de gebouwen niet uniek, ze zijn wel een industrieel relict in het landschap rond de Leie. Gezien de afstand tot de Leie is er geen link met het water. Beschrijving effecten: De realisatie van het bedrijventerrein zoals voorgesteld strookt niet met de beleidswenselijkheden van de relictzone. Echter het landschap is hier sterk aangetast door eerder industriële ontwikkelingen. De invulling van de industriezone paalt aan het gewestlijk RUP Leievallei. Een brede buffer met een landschappelijke afwerking langs de zijde van de open ruimte inclusief wandelpad, moet de industrie voldoende bufferen ten opzichte van het waardevolle landschap. Ook naar de Leievallei wordt een buffer ingewerkt parallel aan het jaagpad om de bedrijvigheid visueel te bufferen. Om te weten of de gebouwen nog in voldoende staat zijn om te renoveren is een gedetailleerd bouwkundig onderzoek echter noodzakelijk gezien de langdurige leegstand van het complex. verzoek tot raadpleging | sept ‘12 | wvi
De schoorsteen is herkenbaar in het landschap aanwezig, maar niet in die mate dat hij op grote afstand herkenbaar is. Ook deze zal op zijn stabiliteit en veiligheid moeten gecontroleerd worden om behoud te verantwoorden. Een schoorsteen kan moeilijk een nieuwe functie krijgen. De binnenkoer is nog aanwezig. Het geheel vormt een samenhangend geheel en is aangevuld met nieuwbouwloodsen. Het RUP streeft een volledige herbruik na van de volledige site, dus ook een herbruik van de oude gebouwen en een opname van het complex in de reconversie van de site. Indien het gebouwencomplex echter te bouwvallig is om herbruik of renovatie te verantwoorden dan is afbraak mogelijk in samenspraak met de dienst erfgoed die de nodige adviezen verleent. Het vervangen door een gelijkwaardig architecturaal complex met behoud van de configuratie van een binnenplein en de schoorsteen als landmark, kan hier een eventuele oplossing zijn.
Landbouw en visserij merkt op dat er op pag. 7 onder 3.2 Ruimtelijke ordening verkeerdelijk is ingeschreven dat de site gedeeltelijk in HAG ligt. Dit is niet zo. Op vlak van mens socio-organisatorisch aspecten/stoffelijke goederen wordt erop gewezen dat een deel van de gronden in professioneel gebruik zijn en stuurt landbouw- en visserij erop aan dat dit aspect verder onderzocht wordt en dienen er milderende maatregelen opgenomen te worden. Verder merkt men op dat er een restperceel landschappelijk waardevol agrarisch gebied overblijft tussen de Pontstraat en de Bootweg. Indien hiermee rekening gehouden wordt, acht
wvi | sept ‘12 | verzoek tot raadpleging
landbouw en visserij de opmaak van een plan-mer niet noodzakelijk Het gebied is grotendeels reeds bestemd als industriegebied door middel van BPA’s en niet meer in gebruik als landbouwperceel. Een deel is nog niet van bestemming gewijzigd. De percelen zijn nog in landbouwgebruik en zullen onteigend worden. Hier zal de wettelijke vergoeding voor gegeven worden. Het restperceel tussen de Pontstraat en de Bootweg is op heden volledig ingenomen door zonevreemde bebouwing. Deze zijn nog in goede staat en er is geen noodzaak om deze mee op te nemen in het gebied, in tegenstelling tot de andere woningen aan de Pontstraat die wel zijn opgenomen. RWO concludeert dat er positieve aanknopingspunten zijn in het RSV die de mix aan lokale en watergebonden regionale bedrijven langs de Leie kunnen rechtvaardigen, maar dat de provinciale visie hieromtrend niet duidelijk genoeg is. Dit wordt best verder uitgeklaard,o.a. de SPEK’s, gezien dit doorslaggevend zal zijn voor het slagen van het RUP. Vanuit het Vlaamse Gewest zijn er Gebieden voor economische activiteit gedefiniëerd. De doelstellingen binnen de visie voor de gebieden voor economische activiteit zijn: het bundelen van economische activiteiten in de knooppunten het ondersteunen van de economische sterkte van iedere subregio het ruimtelijk beleid ondersteunen met het economisch ontwikkelingsbeleid.
Buiten de geselecteerde stedelijke gebieden en de economische knooppunten in het netwerk
Albertkanaal kunnen andere gemeenten een belangrijke rol vervullen binnen de economische structuur van Vlaanderen. Wervik is geselecteerd vanuit de ligging in de bufferzone ten opzichte van de doelstelling-1-gebieden Henegouwen en Noordfrankrijk, omwille van de afstemming tussen het ruimtelijk beleid met het vooropgesteld regionaal economisch beleid. De doelstellingen voor de economische knooppunten zijn: gefaseerde ontwikkeling van bedrijventerreinen concentratie van bedrijventerreinen in economische knooppunten differentiatie van bedrijventerreinen realisatie van bedrijventereinen in handen van de overheid optimale lokalisatie en kwaliteitsvolle inrichting van lokale, gemengd regionale en specifiek regionale bedrijventerreinen Ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen Vanuit de provincie is een Ruimtelijk economische visie SPEK voor Wervik (2009) uitgebouwd. Wervik zit geprangd tussen doelstelling-1- en doelstelling-2-gebieden, waardoor de dreiging van herlokalisaties van de nu in Wervik gevestigde bedrijven groot is. Concreet betekent dit enerzijds dat de provincie Henegouwen steun krijgt als doelstelling1-gebied. De gemeente Komen behoort hiertoe. Anderzijds ondervindt Wervik de concurrentie met Noord-Frankrijk, meer bepaald met het aangrenzende gebied Lille-Roubaix-Tourcoing dat erkend wordt door de EU-Commissie als doelstelling-2-gebied. Er werd een belangrijke steun gegeven aan bedrijven die zicht hier vestigden. Wervik heeft ook nooit behoort tot het doelstelling-5B-gebied Westhoek-Middenkust 3
noch tot het Leader-II-gebied waar Zonnebeke wel toe behoorde. De vraag naar ruimte voor regionale bedrijvigheid in Wervik bedraagt voor de periode 2007-2017 tussen de 1.6 en 13.7 ha. Er wordt vastgesteld in de studie dat de effectieve vraag naar bijkomende ruimte al even groot of zelfs groter is dan de berekende vraag. Het aanbod is beperkt tot percelen < 5000m². Deze komen in principe enkel in aanmerking voor lokale bedrijvigheid. Er is volgens de inventaris geen aanbod meer voor regionale bedrijven. Binnen de algemene visie op de ontwikkeling van regionale bedrijvigheid wordt volgend economisch beleid voorgesteld voor Wervik: ondersteunen van de bestaande regionale bedrijvigheid leegkomende site van regionale bedrijven een zinvolle invulling geven Mogelijks aanduiden van nieuwe regionale bedrijventerrein(en) Binnen de ontwikkelingsperspectieven voor nieuwe regionale bedrijventerreinen is het zo dat Wervik enkel een nieuwe terrein kan ontwikkeld worden indien er hiervoor ruimte wordt toebedeeld. Op vandaag is het nog onduidelijk hoeveel er kan toegewezen worden aan Wervik. Vanuit het oogpunt van de endogene ontwikkeling en clustervorming kunnen nieuwe regionale bedrijventerreinen bestemd worden voor: nieuwe regionale bedrijven die ontstaan zijn vanuit de economische ontwikkeling op basis van de eigen sociaal-economische groeikracht van Wervik
4
nieuwe regionale bedrijven die zich qua activiteiten situeren in één van de sectoren die sterk staan in Wervik (clustervorming) herlocalisatie of uitbreiding van bestaande regionale bedrijven die zich qua activiteiten situeren in één van de sectoren die sterk staan in Wervik herlocalisatie van regionale bedrijven die geen activiteiten hebben in één van de sterke sectoren maar die wel afkomstig zijn uit Wervik. Daarnaast kunnen, los van de endogene ontwikkelingen en clustervorming, nieuwe regionale bedrijventerreinen bestemd worden op locaties die multimodaal ontsloten worden voor activiteiten die gebruik maken van deze ontsluiting. Dit kan echter niet resulteren in nieuwe, ruimtelijke geïsoleerd gelegen bedrijventerreinen.
Bij afweging van diverse locaties, komt onderhavig terrein (Pontstraat oost) in aanmerking als nieuw regionaal bedrijventerrein. De Pontstraat (2ha) komt eveneens in aanmerking op korte termijn aan te snijden. De locatie wordt gekozen omwille van zijn bimodale ontsluiting. Deze zone kan enkel ingevuld worden met bedrijven die gebruik maken van deze ontsluiting.
Mobiliteit en openbare werken verleend een voorwaardelijk positief advies maar heeft nog enkele bijkomende aandachtspunten: er staat dat via de Menensesteenweg een aansluitingsweg is voorzien naar de autosnelweg E17. Het is van de Menensesteenweg nog ettelijke kilometers naar de E17. De juiste formulering is dat de Menensesteenweg via de Ringlaan aansluit op de primaire weg II, N58, en zo, op de A 19. De A 19 is een primaire weg II maar functioneert als een autosnelweg.
voor de berekening van de autobewegingen en goederenbewegingen van het noordelijk gedeelte van de site is het onduidelijk hoe het gemiddelde van 65 autobewegingen en 64 goederenbewegingen bekomen wordt. Het is enerzijds onduidelijk waarvan een gemiddelde genomen wordt en anderzijds is het onduidelijk hoe men dan aan de 1,4 ha komt. In de milderende maatregelen mag ook aandacht gaan naar de fietsveiligheid langs de Menensesteenweg zelf: zijn langs die weg extra maatregelen nodig om conforme fietspaden te hebben Ook ontbreken milderende maatregelen m.b.t. de routes die de vrachtwagens moeten volgen om de bedrijventerreinen te bereiken. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze terreinen via het centrum van Wervik moeten bereikt worden. Het is nodig om de ontwikkeling te bekijken in het groter kader: welke ontwikkelingen komen er nog die zouden moeten ontsluiten langs de Wat is de draagkracht van de totale route tot aan de A 19? Wat is het maximaal aantal ontwikkelingen die deze route aan kan? Opmerking 1 is terecht. De ontsluiting van de bedrijvenzone dient effectief te gebeuren langsheen deze route.
Opm. 2: De 1.4 ha is een onderdeel van de totale zone. De zone werd opgedeeld in een lokaal en regionaal deel. Op basis van de behoefte raming, en de ruimtelijke context. Het lokale deel is ca. 1.4ha groot. De kengetallen worden verrekend aan de hand van netto ha (10% voor verhouding netto tot bruto). Op 1 ha netto bedrijvenzone kunnen er ongeveer 4 kleine (oppervlakte < 5.000 m²) en ongeveer 2 middelgrote bedrijven (oppervlakte >= 5.000 m²) ondergebracht worden. verzoek tot raadpleging | sept ‘12 | wvi
Als we de uit de nota vermelde kengetallen hanteren, komen we uit voor een zone met louter kleine bedrijven op 34,5 autobewegingen en 46 vrachtbewegingen per dag en voor een zone met louter middelgrote bedrijven op respectievelijk 95,5 auto- en 81,5 goederenbewegingen per dag. Als we de gemiddelden bepalen voor een zone bestaande uit zowel kleine als middelgrote bedrijven, komen we uit op 65 autobewegingen en 64 goederenbewegingen per dag. Opm. 3: Langsheen de Menensesteenweg bevindt er zich een aanliggend dubbelrichtingsfietspad. Dit fietspad voldoet niet aan het Vademecum voor Fietsvoorzieningen. Het fietspad zou moeten ontdubbeld worden langs beide zijden van de weg of er zou een afscheiding moeten voorzien worden tussen rijbaan en fietspad. Het onderhavige RUP kan echter geen uitspraken doen over de fietspaden langsheen deze gemeenteweg. Dergelijke materie behoort toe aan het mobiliteitsplan van de gemeente. Opm. 4: In het structuurplan en het mobiliteitsplan van Wervik werd effectief opgenomen dat er ontsluiting moet genomen worden naar de N58 via de Menensesteenweg – Ringlaan. Alle vrachtverkeer zal via oostelijke zijde (N58, Ringlaan) de site moeten bereiken en niet via de bebouwde kom van Wervik. Dit zal eveneens voorzien worden via de signalisatie op het terrein. De laatste opmerking vormt geen onderdeel van het onderhavige RUP. Dergelijke onderzoeken horen eerder thuis in kader van een afbakeningsproces, structuurplan of mobiliteitsplan. De huidige site is naar voor geschoven in de afbakening van de SPEK’s op provinciaal niveau. wvi | sept ‘12 | verzoek tot raadpleging
Waterwegen en Zeekanaal verleend een voorwaardelijk positief advies maar heeft nog enkele bijkomende aandachtspunten: onder punt 3.6 staat dat het gebied niet in overstrominigsgevoelig gebied ligt, maar de overstromingskaart toont dat het gedeelte langs de Leie wel overstromingsgevoelig is. In de milderende maatregelen onder 3.6 wordt een collectieve buffering opgegeven. W&Z ondersteunt deze collectieve buffering maar streeft toch in eerste instantie naar de toepassing van het drietrapsstrategie waarbij in eerste instantie gekozen wordt voor herbruik, dan infiltratie en dan pas buffering voor vertraagde afvoer. W&Z vindt dat het deel regionaal watergebonden bedrijvigheid uitsluitend voorbehouden mag zijn voor bedrijven die de waterweg gebruiken als transportmodus. Voor W&Z zijn bedrijven die enkel proceswater gebruiken geen watergebonden bedrijven. In de nota is opgenomen er een nieuwe doosteek gemaakt wordt voor fietsers en voetgangers. Wat wordt hiermee bedoeld? W&Z wil dat het recreatief verkeer gescheiden wordt van de laad- en loszones om de veiligheid te waarborgen. Bovendien heeft het jaagpad als primaire functies een economische functie,, een transportfunctie en een waterbeheersfunctie. De recreatieve nevenfunctie is ondergeschikt aan de primaire functies. De Leieboord is inderdaad overstroombaar en staat nog foutief vermeld in de tekst van de screeningsnota.
In de voorschriften is opgenomen dat herbruik en infiltreren van hemelwater primeert boven buffering en vertraagde afvoer. Het bufferen van water neemt
echter meer ruimte in, wat een invloed heeft op het ruimtegebruik binnen het plangebied. Voor het regionale gebied wordt in eerste instantie gestreefd naar bedrijven die de Leie als transportweg gebruiken. In de voorschriften wordt opgenomen dat binnen deze zone wordt gestreefd naar regionale bedrijven met een oppervlakte groter dan 5000m². De bedrijven palend aan het water dienen gebruik te maken van de bi-modale ontsluiting. Verder gelegen restpercelen kunnen eventueel ook gebruikt worden door bedrijven waarbij het proceswater belangrijk is, of waar met pompsystemen kan gewerkt worden om de waterweg te bereiken, als een overgang tussen de watergebonden regionale en de lokale zone. Het gebruik van de waterweg als ontsluiting is wel prioritair. De zone voor laden en lossen op de kade valt samen met het jaagpad en de bestaande aanlegkade. Binnen deze zone dient het jaagpad en de doorgang van fietsers en voetgangers gegarandeerd te blijven. Wel zijn er mogelijkheden voor de bedrijven om gebruik te maken van de kademuur, of eventueel de kademuur uit te breiden. Verder dient ondergronds of over het jaagpad heen de mogelijkheid te zijn voor bedrijven om een verbinding te realiseren met het kanaal voor watertoevoer of pompsystemen bij laden en lossen. Binnen de zone kan niet gebouwd worden maar kunnen wel installaties (kranen, pompsystemen) opgetrokken worden of voorzien worden voor transport en laad- en losinstallatie voor overslag tussen water en land. Deze installaties dienen op de kaaimuren voorzien te worden en mogen de doortocht via het jaagpad niet hinderen. Installaties die voor de connectie zorgen tussen het bedrijf en het water, dienen of ondergronds voorzien 5
te worden voorzien of voldoende vrije hoogte te garanderen zodat doorgaand recreatief verkeer of onderhouds- of dienstvoertuigen niet gehinderd worden. Deze kunnen ook buiten de kaaimuren ingeplant worden, op de oevers van het kanaal, zolang ze geen hinder veroorzaken voor het recreatief verkeer of de groenvoorzieningen.
6
verzoek tot raadpleging | sept ‘12 | wvi