Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Heppenzeel’ VERZOEK TOT RAADPLEGING
COLOFON Opdracht: Screening plan-Mer-plicht RUP “Heppenzeel” Verzoek tot raadpleging Opdrachtgever: Cleuren-Merken Biestertstraat 12 3740 Bilzen Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221 55 00 Fax 03/ 221 55 03 Soresma is ISO 9001:2000 - gecertificeerd Identificatienummer: 1299123000/scl Datum:
status / revisie:
mei 2010 Vrijgave: Jan Parys, Contractmanager Projectmedewerkers: Cedric Vervaet, MER-deskundige Inge Van der Mueren, MER-deskundige Sofie Claerbout, adviseur
Soresma 2010
Inhoud Inhoud
3
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging
6
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
8
2.1
Initiatiefnemer
8
2.2
Planomschrijving
8
2.2.1 Plangebied
8
2.2.2 Knelpunten, kwaliteiten en potenties
8
2.2.3 Visie
9
2.2.4 Grafisch plan en voorschriften
9
2.2.5 Planalternatieven
10
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
11
3.1
Juridische randvoorwaarden
11
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
12
3.2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
12
3.2.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg
13
3.2.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Genk
13
4
Bepalen van de plan-MER-plicht
18
5
Potentiële milieueffecten van het plan
19
5.1
Bodem
19
5.1.1 Referentiesituatie
19
5.1.2 Mogelijke effecten
19
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie
20
5.1.4 Milderende maatregelen
20
5.1.5 Conclusie
20
5.2
20
Water
5.2.1 Referentiesituatie
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
20
3 van 36
5.2.2 Mogelijke effecten
22
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie
23
5.2.4 Milderende maatregelen
23
5.2.5 Conclusie
24
5.3
24
Fauna en flora
5.3.1 Referentiesituatie
24
5.3.1.1
Speciale beschermingszones
24
5.3.1.2
VEN/IVON
24
5.3.1.3
Vlaamse en erkende natuurreservaten
24
5.3.1.4
Biologische waarderingskaart
24
5.3.1.5
Voorkomende fauna
26
5.3.2 Mogelijke effecten
26
5.3.2.1
Ecotoop/habitat-winst of –verlies
26
5.3.2.2
Barrièrewerking
26
5.3.2.3
Verdroging/ vernatting
26
5.3.2.4
Rustverstoring
27
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie
27
5.3.4 Milderende maatregelen
27
5.3.5 Conclusie
28
5.4
28
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1 Referentiesituatie
28
5.4.2 Mogelijke effecten
30
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie
31
5.4.4 Milderende maatregelen
31
5.4.5 Conclusie
31
5.5
32
Mens
5.5.1 Referentiesituatie
32
5.5.2 Mogelijke effecten
32
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
4 van 36
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie
33
5.5.4 Milderende maatregelen
33
5.5.5 Conclusie
34
5.6
Leemten in de kennis
34
5.7
Grensoverschrijdende effecten
34
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten
34
6
Bijlagen
35
Bijlage 1: Fotoreportage
35
Lijst van figuren Figuur 2-1 Situering plangebied op de topografische kaart.................................... 8 Figuur 3-1 Uitreksel gewestplan (plangebied in blauw)........................................ 12 Figuur 5-1:plangebied op de Bodemkaart (bron, Agiv) ........................................ 19 Figuur 5-2 Infiltratiegevoelige gebieden (bruin); niet-infiltratiegevoelige gebieden (geen inkleuring)............................................................................ 21 Figuur 5-3 Overstromingsgevoelige gebieden (donkerblauw), mogelijk overstromingsgevoelige gebieden (lichtblauw); niet overstromingsgevoelige gebieden (geen inkleuring)............................................................................ 21 Figuur 5-4 Erosiegevoelige gronden (groen), niet-erosiegevoelige gronden (geen inkleuring) ........................................................................................... 21 Figuur 5-5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden, zeer gevoelig (donkerbruin); matig gevoelig (lichtbruin), weinig gevoelig (groen)................ 21 Figuur 5-6: uittreksel zoneringsplanter hoogte van het plangebied (geoloket VMM) ...................................................................................................................... 22 Figuur 5-7: aanduiding van het plangebied op de Biologische waarderingskaart.25 Figuur 5-9: situering van het plangebied op de landschapsatlas.......................... 28 Figuur 5-10: situering van het plangebied op de landschapskenmerkenkaart...... 29 Figuur 5-11 Centrale Archeologische Inventaris ter hoogte van het plangebied (bron: www.gisvlaanderen.be)....................................................................... 30 Lijst van tabellen Tabel 3-1
Juridische randvoorwaarden RUP zonevreemde jeugdinfrastructuur11
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
5 van 36
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging De stad Genk heeft beslist om over te gaan tot het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) “Heppenzeel”. Het gaat om een gebied van ca. 4ha die momenteel aangeduid is op het gewestplan als woonuitbreidingsgebied. De stad Genk wenst voor dit gebied een RUP op te stellen en binnen dit gebied zowel een zone voor recreatie als één of meerdere zones voor groen af te bakenen. De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt conform de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening d.d.01.09.2009. 1
In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Heppenzeel’ wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Voorliggend document vormt het zogenaamde ‘verzoek tot raadpleging’. Het verzoek heeft betrekking op het concept voorontwerp RUP dat verder zal worden verfijnd i.f.v. de plenaire vergadering. Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de stad Genk) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: •
1° de deputatie van de provincie, waarop het voorg enomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
•
2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligg ing en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
Op 5 mei 2010 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP). Op 7 mei 2010 werd door de dienst BGP een selectie van relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de planMER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft: o o o o o
Provinciebestuur Limburg – Directie Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur Agentschap Ruimte en Erfgoed – Ruimtelijke Ordening Limburg Agentschap Ruimte en Erfgoed – Onroerend Erfgoed Limburg ANB-Limburg BLOSO – Afdeling Infrastructuur en Logistiek
Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. 1
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
6 van 36
Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de planMER-plicht van het RUP “Heppenzeel” over te maken aan Soresma, optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de stad Genk, en dit op volgend adres: Soresma Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem t.a.v. mevr. Sofie Claerbout
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
7 van 36
2 2.1
Beschrijving plan en afbakening plangebied Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Genk is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Heppenzeel’ en bijgevolg ook van de screening van de planMER-plicht.
2.2
Planomschrijving
2.2.1 Plangebied Het plangebied is gelegen in het noorden van de stad Genk, net ten noorden van de E314, aansluitend bij een woonkern in het (zuid)oosten.
Figuur 2-1 Situering plangebied op de topografische kaart
2.2.2 Knelpunten, kwaliteiten en potenties Kwaliteiten
-
Door haar ligging nabij een woonkern, kan in de toekomstige bebouwing zowel een ruimte zijn voor kantine en vekleedruimtes, als opslag voor de wijkwerking, vergaderruimte voor het feestcommité,…
-
Door goede inplanting van sportvelden en accommodaties is er weinig ruimteverlies
-
De meeste gronden zijn reeds in eigendom van de gemeente
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
8 van 36
Knelpunten
Potenties
-
Nog twee percelen te verwerven door de gemeente
-
Ontsluiting zal langs de Heppenzeelstraat gebeuren, welke momenteel een waardevol kronkelend bospad is.
-
Grootste deel van het gebied wordt aangeduid als biologisch zeer waardevol op de biologische waarderingskaart
-
Mogelijkheid om het voetbalveld dat momenteel gelegen is in het woonuitbreidingsgebied Mispad te verplaatsen naar gronden in eigendom van de stad
-
Mogelijkheid om zowel zones voor recreatie als zones voor groen af te bakenen
-
Mogelijkheid voor gecombineerd gebruik van de kantine
2.2.3 Visie Het is de bedoeling het voetbalveld dat momenteel gelegen is in het woonuitbreidingsgebied Mispad te verplaatsen binnen het plangebied van dit RUP. Binnen het plangebied zijn een groot deel van de gronden in eigendom van de stad. Binnen dit RUP zal zowel een zone voor recreatie als één of meerdere groenzones afgebakend worden. De toegang tot het gebied zal gebeuren via de Heppenzeelstraat, welke een uitgeruste weg betreft. Er zal ruimte voorzien worden voor een kleine kantine en een bijhorende parkeerruimte. De kantine kan mogelijks gecombineerd gebruikt worden, vb. als opslagruimte voor de wijkwerking. De toekomstige parking is ten zuiden van het voetbalveld gelegen, in aansluiting met de Heppenzeelstraat. Voor de situering van het kantinegebouw worden nog twee mogelijkheden open gehouden. Ofwel zal deze zich in aansluiting met de parking bevinden, ofwel ten oosten van het voetbalveld, in aansluiting met de Winkelstraat. In beide opties kan het voetbalplein zonder verdere infrastructuur aansluiten op het omringende groengebied. De volledige zone ten westen van het bospad wordt bestemd als groengebied. Het bospad (de Heppenzeelstraat) zal, samen met een groenzone tussen het bospad en het voetbalveld, de grens vormen van de toekomstige recreatieve zone.
2.2.4 Grafisch plan en voorschriften Het ontwerp van de structuurschets bevat volgende elementen: - Diagonale inpassing van het voetbalveld; - Parking aansluitend op de Heppenzeelstraat; - Twee mogelijkheden voor het inpassen van het kantinegebouw; - Vrijwaring van het noordelijk deel van het slingerende voetpad; - Groenzone ten westen en een deel ten oosten van het voetpad; - Een recreatiezone in het noorden en noordoosten van het plangebied;
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
9 van 36
- Inpassing van bestaande verkaveling in het zuidoosten van het plangebied (zie blauw kruis op het concept grafisch plan – bijlage 2). Momenteel zijn er twee voorstellen tot grafisch plan uitgewerkt, zowel met het kantinegebouw ten zuiden van het voetbalveld (voorstel 2), als met het kantinegebouw ten oosten van het voetbalveld (voorstel 4) (zie bijlage 2).
2.2.5 Planalternatieven De ontwikkeling van het plangebied is het gevolg van beleidsmatige en juridische randvoorwaarden. Het RUP wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het GRS. Dit stelt dat het woonuitbreidingsgebied langs de Heppenzeelstraat voorlopig niet te ontwikkelen is als woonuitbreidingsgebied, doordat het een gebied betreft van ecologisch belang. Verder stelt het GRS voor de deelruimte “Woonpark” dat recreatieve voorzieningen op buurtniveau worden verweven met groenvoorzieningen die sterk aanwezig zijn in deze deelruimte. Het doel van onderhavig RUP is dan ook het behoud van de bestaande groenzone in het westen van het plangebied, met de ontwikkeling van een recreatieve zone en bijhorende infrastructuur in aansluiting met de bestaande bebouwing in het oosten. Er kan worden geconcludeerd dat er binnen de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden geen planalternatieven voorhanden zijn. Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt wel een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. In het nulalternatief wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Dit komt neer op een invulling van het gebied als woonuitbreidingsgebied.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
10 van 36
3 3.1
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1. Tabel 3-1
Juridische randvoorwaarden RUP zonevreemde jeugdinfrastructuur
Type plan Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Kenmerken Geen
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Algemene plannen van aanleg
Geen
Bijzondere plannen van aanleg
Geen
Verkavelingsvergunningen
Ja (zie blauw kader op concept grafisch plan)
Gewestelijke rooilijnplannen
Geen
Provinciale rooilijnplannen
Geen
Gemeentelijke rooilijnplannen
Geen
Habitatrichtlijngebieden
Geen ”
Vogelrichtlijngebieden
Geen
Gebieden van het VEN – 1e fase
Geen
Erkende natuurreservaten
Geen
Beschermde monumenten
Geen
Beschermde landschappen
Geen
Beschermde stads- en dorpsgezichten
Geen
Polders en wateringen
Geen
Beschermingszones grondwaterwinningen
Geen
Land- en natuurinrichtingsprojecten
Geen
Herbevestigde agrarische gebieden
Geen
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
11 van 36
Figuur 3-1 Uitreksel gewestplan (plangebied in blauw)
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
3.2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd op 23 september 1997 definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Hiermee beschikt de Vlaamse regering over een ruimtelijk beleidskader tot 2007. Op 19 maart 2004 bekrachtigde het Vlaams parlement een beperkte herziening van het RSV inzake de verdeling van het wonen over het stedelijk gebied en het buitengebied en de opname van de zonevreemde bedrijven in de ruimtebalans. De uitgangsvisie van het RSV is een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, gebaseerd op draagkracht en kwaliteit van de ruimte. De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen wordt op een heldere wijze gesynthetiseerd in de metafoor: “Vlaanderen, open en stedelijk”. Deze metafoor omschrijft het gewenste resultaat, de visie en duidt het onderscheid aan in beleid dat men wenst te voeren in de stedelijke gebieden en de buitengebieden. Deze visie wordt vertaald in de volgende 4 basisdoelstellingen: • de selectieve uitbouw van de stedelijke gebieden, het gericht verweven en bundelen van functies en voorzieningen; • het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied en een bundeling van wonen en werken in de kernen van het buitengebied; • het concentreren van de economische activiteit in die plaatsen die deel uitmaken van de bestaande economische structuur van Vlaanderen; • het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer. In het RSV maakt men onderscheid tussen ‘de stedelijke gebieden en stedelijke netwerken’, ‘het buitengebied’, ‘de gebieden voor economische activiteiten’ en ‘de lijninfrastructuur’. Zij vormen de structuurbepalende componenten.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
12 van 36
De stad Genk behoort tot het Limburgs Mijngebied, een stedelijk netwerk op Vlaams niveau en het grensoverschrijdend stedelijk netwerk MHAL. Structuurbepalend voor het netwerk Limburgs Mijngebied zijn de mogelijkheden van de ruimtelijke reconversie in functie van het mijnpatrimonium, de economische structuur langs infrastructuren en de versterking van de stedelijke structuur op Vlaams niveau. Genk is geselecteerd als onderdeel van het regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk. De regionaalstedelijke gebieden nemen omwille van hun verzorgingsniveau, hun stedelijke voorzieningen en hun economische structuur een belangrijke plaats in in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen. In kwantitatief en kwalitatief opzicht hebben de regionaalstedelijke gebieden grote potenties en de taakstelling om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. De stad Genk werd opgenomen als economisch knooppunt. Daarnaast maakt Genk ook deel uit van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA).
3.2.2 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Limburg Genk behoort tot een stedelijk netwerk van Vlaams niveau: het netwerk Midden-Limburg. Het stedelijk gebied Hasselt-Genk is de spil en het zwaartepunt van de hoofdruimte en van de provincie Limburg. Hasselt-Genk is geselecteerd als deelruimte. Bijkomende topactiviteiten worden maximaal in dit gebied ingeplant. Het regionaal stedelijk gebied en het economisch netwerk Albertkanaal zijn de voornaamste componenten. Het accent ligt op de bestuursfunctie en de gevarieerde productiestructuur. Genk behoort tot twee natuurlijke systemen: de Limburgse bos- en heidegordel (Kempisch plateau) en de Tertiaire Kempen. In de Limburgse bos- en heidegordel ligt in Genk het accent op het maximaal behouden en ontwikkelen van het Park Midden-Limburg en het Park Hoge Kempen en de onderlinge verbindingen De valleien van alle beken van tweede categorie zijn structurerend op provinciaal niveau. De Stiemerbeek werd niet opgenomen. Er dient zoveel mogelijk ruimte gevrijwaard te blijven voor het herstel van het natuurlijke beekkarakter, voor buffering van beek en beekgebonden ecotopen en voor de natuurlijke winterbedding als occasioneel overstromingsgebied (te vrijwaren van bebouwing en overstromingsgevoelige teelten).
3.2.3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Genk Richtinggevend gedeelte Volgende concepten worden vooropgesteld bij toekomstige ontwikkelingen: o
Van gefragmenteerde stad naar een samenhangende stad
o
Genk als stabiele stad in het regionaal stedelijk gebied
Het studiegebied behoort tot de deelruimte “Woonpark”. Deze deelruimte wordt doorsneden door de E314. De snelweg vormt enerzijds een barrière doorheen het gebied en anderzijds een ecologische groene verbinding van oost naar west. De E314 is oversteekbaar via 3 bruggen op een maximale afstand van 800 meter van elkaar gelegen. Het woonpark is het resultaat van een verregaande suburbanisatie rondom de kernstad en tussen de verschillende tuinwijken van Genk. De deelruimte heeft een randstedelijk en residentieel karakter. Het is het resultaat van het bouwen van woningen in de jaren ‘60 en ’70, met de daarop volgende verkavelingen van de jaren ’80 en ‘90. Een traditioneel woonweefsel van vrijstaande woningbouw met een relatief lage woondichtheid is het resultaat. De percelen bij deze woontypologie zijn vrij diep waarbij binnengebieden, die gevormd worden door tuinen, zeer groen zijn. Het oorspronkelijk bosrijk geheel is sterk versnipperd en staat onder zware verkavelingsdruk. De van oudsher aanwezige gehuchten zoals Bret en Oud Waterschei zijn ruimtelijk niet duidelijk meer te onderscheiden als onafhankelijke lokale kernen. Een parochiezaal en een kerk zijn de enige overgebleven
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
13 van 36
relicten. Ten noorden van de E314 bestaat het weefsel uit lange straten waarlangs in de meest diverse volumes gebouwd is. Verspreid in het woonpark bevinden zich enkele (stedelijke) voorzieningen. Het sportcentrum met het Sportbos als onderdeel van de Stiemerbeekvallei, de scholencampus als een cluster van grootschalige gebouwen in het groen. De scholencampus herbergt functioneel groen bestaande uit voetbalterreinen, speelplaatsen en een loopparcours. De Reinpadstraat wordt als belangrijkste fietsroute gebruikt van en naar de scholencampus. Langs de André Dumontlaan bevinden zich naast de bewoning een aantal winkels van verschillende aard. Langs de Weg naar As, een historische invalsweg, bevinden zich enkele voorzieningen voor dagelijks gebruik, enkele speciaalzaken en de cluster van middelbare scholen: de scholencampus. Oud-Waterschei is uitgerust met een basisschool. De nabijheid van het op- en afrittencomplex van de E314 schept voorwaarden voor een economische ontwikkeling in de omgeving. Met het onderzoek naar de uitbouw van een hoogwaardig bedrijventerrein op het gewezen mijnterrein van Waterschei wordt hierop geanticipeerd. Het woonpark mist een duidelijke hiërarchie in zowel het woonweefsel als de wegen ten gevolge van het ontbreken van sterke (cultuurhistorische) oriëntatiepunten, het ontbreken van ruimtelijke entiteiten, het ontbreken van sterke randen en van een consequente profilering van de wegen (de stad Genk is met de inrichting van de straten gestart). Anderzijds bestaat nog steeds de mogelijkheid om binnen het woonpark de ruimte te versterken via het creëren van groene vingers, aangepaste woningtypes,...
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
14 van 36
Gewenste nederzettingsstructuur in de deelruimte Woonpark Het groene karakter in deze woonomgeving primeert. Vrijstaande bebouwing en groepswoningbouw op ruime percelen met een hoog groenaandeel vormen het merendeel van de bebouwingstypes in deze deelruimte. Langsheen de A. Dumontlaan kunnen monumentale, halfhoge groepswoningen gebouwd worden. Voor de deelruimte Woonpark wordt een lagere dichtheid nagestreefd dan deze in de Kernstad. Een dichtheid van 15 tot 20 wo/ha is haalbaar.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
15 van 36
Het woonuitbreidingsgebied langs Heppenzeelstraat (gebied 13.5 op onderstaande kaart) wordt geselecteerd als voorlopig niet te ontwikkelen gebied omwille van het ecologisch belang.
zonevreemde sport- en recreatieterreinen Als basisprincipe voor deze terreinen stelt men dat er steeds naar clustering van terreinen gestreefd moet worden bij eventuele herlokalisatie van sportterreinen. Herlokalisatie gebeurt dus bij voorkeur naar een plaats waar reeds sportinfrastructuur aanwezig is, die niet zonevreemd is noch hinderlijk voor haar omgeving. Het beleid rond zonevreemde sport- en recreatiedomeinen in de deelruimte “Woonpark” is gericht op het creëren van hoogwaardige woonomgevingen met lagere woondichtheden dan in de Kernstad, en een significant aandeel aan groenvoorzieningen. Recreatieve voorzieningen op buurtniveau worden verweven met groenvoorzieningen die sterk aanwezig zijn in deze deelruimte. Voor de zonevreemde recreatieterreinen gelegen in kwetsbaar gebied geldt dat zij moeten herlokaliseren naar een gepaste locatie (clustering). De zonevreemde recreatieterreinen buiten de kwetsbare gebieden kunnen enkel behouden blijven indien zij verenigbaar zijn met de aanwezige groen- en natuurwaarden. Zonevreemde recreatieterreinen die gelegen zijn in elementen van de lokale of regionale natuurlijke structuur moeten herlokaliseren.
Beekvalleien als lokale ecologische verbindingen Lokale ecologische verbindingen zijn gebieden die op gemeentelijk vlak belangrijk zijn voor het realiseren van (ecologische) verbindingen tussen twee of meer natuurlijke gebieden. Ze versterken de aaneensluiting tussen zowel de lokale als bovenlokale natuurelementen. Het beleid is er gericht op het beschermen van deze beekvalleien en op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschaps-elementen. Om de natuurwaarde in de beekvalleien te verhogen zullen passende voorschriften worden opgemaakt. Het vrijwaren van de beekvalleien van verdere bebouwing en intensief grondgebruik staat er voorop. De beekvallei van de Stiemer ontspringt op het Kempisch plateau en doorsnijdt het verstedelijkt gebied van Genk van noord naar zuid. De vallei is bijna volledig ingesloten door bebouwing en wordt regelmatig doorsneden door wegeninfrastructuur. Het valleigebied is een waardevolle natte natuurverbinding doorheen de stad.` Algemeen kan gesteld worden dat de ecologische waarde van het valleigebied primeert. Een natuurlijke inrichting en maximale vrijwaring van bebouwing is gewenst. Een natuurlijke inrichting impliceert dat het valleigebied voldoende breed wordt opgevat, waardoor de
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
16 van 36
mogelijkheid blijft bestaan een hermeandering te realiseren en, weliswaar gecontroleerd of gestuurd, natuurlijke overstromingen op te vangen. Een natuurlijk, meanderend verloop met zachte oevers verhoogt de ecologische en esthetische waarde van de beek. De overgang van nat naar droog resulteert in verschillende biotopen voor plant- en diergemeenschappen. Het valleigebied kan opgedeeld worden in verschillende zones, naar- gelang de rol die dit gebied kan vervullen ten opzichte van de omliggende gebieden. Het gebied heeft een belangrijke potentie als drager van verbindingen voor langzaam verkeer. De toegankelijkheid van het valleigebied voor langzaam verkeer moet verhoogd worden. Op een bovenlokaal niveau, en grotendeels evenwijdig met de beek, kan een noord-zuid gerichte verbinding gerealiseerd worden. Deze verbinding relateert de tuinwijken van het lokaal netwerk met de Kernstad (sportcentrum, Winterslag en stadsstrip) en OudTermien. Vanuit de verschillende deelgebieden worden onverharde en (half)verharde dwarsverbindingen gerealiseerd. Deze geven aansluiting op het bovenlokaal fiets- en voetpad en verbinden de verschillende deelruimten van de stad met elkaar. Daarnaast bestaan er kansen voor het opheffen van onbenutte infrastructuur en (zonevreemde) bouwwerken in het gebied (‘ontsnipperende’ maatregelen). Deze kansen doen zich onder andere voor aan de Hoefstadstraat en de wegeninfrastructuur tussen de Westerring en Winterslagstraat-Bergbeemdstraat. Ter hoogte van de Kernstad kan het valleigebied ingericht worden als stedelijk landschapspark. De druk op het valleigebied zal vergroten door de ontwikkeling van het mijnterrein van Winterslag. Naargelang de ruimtelijke en ecologische draagkracht moet de gebruikswaarde en belevingswaarde van het gebied verhogen. Een landschapspark beoogt een esthetische inrichting van het gebied, met gerichte zichtlijnen en architecturale elementen, zonder de natuurlijke waarde van het gebied aan te tasten. De Westerring vormt in dit deelgebied een aanzienlijke barrière. De kruisingen van de langzaam verkeersverbindingen met de Westerring gebeuren allemaal ongelijkvloers. Ter hoogte van de stadsstrip (dienstenzone) blijven de Stiemerbeek en de Schabeek zichtbaar en beleefbaar. De doortocht van de beken door deze zone wordt zodanig ingericht dat de ecologische waarde maximaal gegarandeerd blijft en de natuurverbindende functie behouden blijft.
Bindend gedeelte
RKB 25: Opmaak van een BPA/RUP voor de zonevreemde recreatie Op basis van de inventaris van de zonevreemde recreatie en de principes van het afwegingskader, zoals vermeld in het richtinggevend gedeelte, differentieert en categoriseert de stad de zonevreemde recreatie. Zij maakt een BPA/RUP op of pakt de problematiek mee bij de opmaak van andere ruimtelijke uitvoeringsplannen. RKB 29: Opmaken van een BPA/RUP voor de Stiemerbeekvallei De stad maakt een BPA/RUP op in functie van de gewenste ‘groene dooradering’ van de vallei doorheen Genk. Het RUP biedt planologische beschermig in recreatie- en woongebied en bepaalt de relatie met bestaande wegeninfrastructuur. De nodige aandacht moet hierbij gaan naar het overgangsgebied Vennestraat-kruising bovenlokale wegen N75/N76 (primair II) en de stadsstrip ‘uitbreiding-west’.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
17 van 36
4
Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: •
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
•
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP ‘Heppenzeel’ valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. •
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden; o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant). Het RUP ‘Heppenzeel’ heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004. Daarnaast bepaalt het slechts het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is er geen invloed mogelijk op een nabijgelegen Natura 2000-gebied (zie ook §5.3.1). Dit betekent dat het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Hier dient dan ook een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
18 van 36
5 5.1
Potentiële milieueffecten van het plan Bodem
5.1.1 Referentiesituatie Het plangebied wordt van noordwest naar zuidoost achtereenvolgens gekenmerkt door nat (v-Sep), vochtig (Zdft) en droog (Zbft) zand, met een zwakke humus en/of ijzer B-horizont (profielontwikkeling ‘f’). De gebieden worden momenteel hoofdzakelijk ingenomen door bos, wilde graslanden en kreupelhout.
Figuur 5-1:plangebied op de Bodemkaart (bron, Agiv)
Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen blijken in en in de onnmiddelijke omgeving van het plangebied geen bodemonderzoeken te zijn uitgevoerd.
5.1.2 Mogelijke effecten Het RUP laat beperkt bebouwing toe, met name voor het optrekken van een kantine en het realiseren van een bestaande verkaveling. Alle zones die bebouwd kunnen worden, worden gekenmerkt door een bodem met een zwakke humus en/of ijzer B horizont, welke gevoelig is voor profielvernietiging. De oppervlakte-inname zal echter beperkt zijn. Daardoor zal het effect op het aanwezige bodemprofiel niet aanzienlijk zijn. Indien er bij de aanleg van het voetbalterrein een herprofilering van het terrein nodig is, zal het bodemprofiel op deze plaats bijkomend verstoord worden. Echter, het huidig
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
19 van 36
reliëfverschil is ter hoogte van het toekomstig voetbalveld klein (ca. 1m), waardoor een eventuele herprofilering beperkt en dus eerder te verwaarlozen zal zijn. De voorkomende zandgrond is weinig gevoelig voor verdichting, waardoor hier geen negatieve effecten te verwachten zijn. Binnen het plangebied zullen geen bestemmingen kunnen voorkomen die aanleiding zouden kunnen geven tot bodemverontreiniging.
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het gebied zich ontwikkelen volgens de huidige bestemming, met name “woonuitbreidingsgebied”. Er kan verondersteld worden dat de bebouwde oppervlakte in dat geval veel groter zal zijn. Er worden dan ook meer negatieve effecten verwacht wat betreft profielvernietiging.
5.1.4 Milderende maatregelen Bij de planontwikkeling dienen de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet en de regels van het grondverzet nauwgezet opgevolgd te worden. Onoordeelkundige berging van grondoverschotten en onoordeelkundig grondverzet kan een potentieel aanzienlijke effect met zich meebrengen.
5.1.5 Conclusie Vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, op voorwaarde dat de regels van het grondverzet en de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet nauwgezet opgevolgd worden.
5.2
Water
5.2.1 Referentiesituatie Het plangebied situeert zich in het deelbekken van de Boven Demer. Ten noordwesten, op ca. 60m van het plangebied, is de Stiemerbeek gelegen. Dit is een beek van derde categorie die dient te voldoen aan de norm voor basiskwaliteit. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor de plangebieden binnen het RUP ‘zonevreemde jeugdinfrastructuur’ volgende vaststellingen gemaakt worden: -
Infiltratiegevoeligheid: met uitzondering van het uiterste noordwesten, is het volledige plangebied infiltratiegevoelig. Dit betekent dat als de verharde oppervlakte meer dan 1 ha bedraagt, er advies moet gevraagd worden aan de adviesinstantie.
-
Overstromingsgevoeligheid: Het plangebied bevindt zich in de vallei van de Stiemerbeek en wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig.
-
Erosiegevoeligheid: Binnen het plangebied bevinden zich geen erosiegevoelige elementen.
-
Grondwaterstromingsgevoeligheid: op het vlak van grondwaterstromingsgevoeligheid is het uiterste noordwesten zeer gevoelig, en de rest is matig gevoelig (type 2). Dit heeft als gevolg dat wanneer er ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 5 meter en een horizontale lengte van meer dan 100 m
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
20 van 36
zouden gebouwd worden in de zone die matig gevoelig is, dat hiervoor advies dient aangevraagd te worden. -
Grondwaterkwetsbaarheid: op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart blijkt dat het plangebied in zeer kwetsbaar gebied ligt.
Fig. 5-2: Infiltratiegevoeligskaart
Fig. 5-3: Overstromingsgevoeligheidskaart
Fig. 5-4: Erosiegevoeligheidskaart
Fig. 5-4: Grondwaterstromingsgevoeligheidskaart
Figuur 5-2 inkleuring)
Infiltratiegevoelige gebieden (bruin); niet-infiltratiegevoelige gebieden (geen
Figuur 5-3 Overstromingsgevoelige gebieden (donkerblauw), mogelijk overstromingsgevoelige gebieden (lichtblauw); niet overstromingsgevoelige gebieden (geen inkleuring) Figuur 5-4
Erosiegevoelige gronden (groen), niet-erosiegevoelige gronden (geen inkleuring)
Figuur 5-5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden, zeer gevoelig (donkerbruin); matig gevoelig (lichtbruin), weinig gevoelig (groen)
De Heppenzeelstraat en de Winkelstraat en het verlengde van de Winkelstraat worden op het zoneringsplan van de stad Genk aangeduid als “centraal gebied” wat betekent dat riolering aanwezig is. De rest van het plangebied wordt niet aangeduid op het zoneringsplan. Het plangebied bevindt zich in het zuiveringsgebied van de RWZI van Genk, die in werking is sinds 1 januari 1976 en een basiscapaciteit van 72.000 inwonersequivalenten heeft.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
21 van 36
Figuur 5-6: uittreksel zoneringsplanter hoogte van het plangebied (geoloket VMM)
5.2.2 Mogelijke effecten In voorgaande paragraaf zijn de watertoetskaarten in het plangebied beschreven. Hierna enkele bevindingen: -
Het gebied, bestemd voor bebouwing, is matig grondwaterstromingsgevoelig waardoor beperkte en/of tijdelijke plaatselijke wijzigingen van het grondwaterpatroon te verwachten zijn door mogelijke ondergrondse constructies of door tijdelijke bemaling tijdens werkzaamheden. Er worden echter geen grootschalige ondergrondse constructies voorzien.
-
Het plangebied is volledig gelegen binnen mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Het creëren van extra verharde oppervlakte kan dus nadelig zijn ten aanzien van inname van ruimte door water.
-
Een sterke toename van verharde oppervlakten kan negatieve gevolgen hebben voor de bergingscapaciteit van het plangebied. Infiltratievoorzieningen bij individuele ingrepen op perceelsniveau of de aanleg van waterdoorlatende verhardingen zijn dus steeds zinvol, gezien de graad van verharding en bebouwing voor een daling van de infiltratiemogelijkheden van de bodem zal zorgen.
Waterhuishouding-natuurlijke infiltratie De invulling van het plangebied voorziet in de mogelijkheid van bebouwing waardoor er effecten op het lokale afwateringssysteem kunnen zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. In het plangebied komt momenteel geen verharde oppervlakte voor (met uitzondering van 1 woning en enkele kleinere bestaande gebouwen). Het RUP voorziet een kantine met een oppervlakte van ca. 160m². Deze bevindt zich ofwel ten zuiden van het toekomstig
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
22 van 36
voetbalveld, in aansluiting met de Heppenzeelstraat, ofwel in aansluiting met de woonzone in de Winkelstraat. De toekomstige verharde oppervlakte zal ongeveer 500m² bedragen. Naast de kantine wordt er namelijk ca. 340m² verharde oppervlakte voorzien voor het doortrekken van de toegangsweg. De mogelijke verharde oppervlakte ten gevolge van de bestaande verkaveling werd hier niet bijgerekend. De parking zal aangelegd worden in waterdoorlatende materialen (kiezelstenen of gewoon grasveld). De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de bebouwing kan in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding. Oppervlaktewaterkwaliteit In het RUP wordt niet vermeld op welke wijze het (sanitair) afvalwater en hemelwater van het plangebied zal afgevoerd worden. Er mag echter aangenomen worden dat het afvalwater van de kantine zal afgevoerd worden via het (momenteel reeds bestaande) centraal rioleringsstelsel. Zowel ter hoogte van de Heppenzeelstraat (voorstel 2) als de Winkelstraat (voorstel 4) is riolering aanwezig die afgevoerd wordt naar de RWZI van Genk. Het afvalwater van de verkaveling in het zuiden van het plangebied zal afgevoerd worden via het rioleringsstelsel van de Heppenzeelstraat. Grondwater Het plangebied wordt aangeduid als matig gevoelig voor grondwaterstroming. Hieruit kan worden afgeleid dat o.m. bij het plaatsen van ondergrondse constructies een wijziging van het grondwaterpatroon kan ontstaan. Aangezien er geen bemaling of ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 5m én een horizontale lengte van meer dan 100m worden voorzien, concluderen we dat er geen negatieve effecten op de grondwaterstroming te verwachten zijn. Het gebied wordt ook aangeduid als ‘zeer kwetsbaar gebied’ op de grondwaterkwetsbaarheidskaart. Er zijn geen activiteiten gepland in het gebied die aanleiding kunnen geven tot verontreiniging van grondwater, waardoor er geen noemenswaardig effect op de grondwaterkwaliteit wordt verwacht.
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het gebied zich ontwikkelen volgens de huidige bestemming, met name “woonuitbreidingsgebied”. Er kan verondersteld worden dat in dat geval de verharde oppervlakte veel groter zal zijn, waardoor de natuurlijke infiltratie meer verhinderd zou worden, wat nadeliger is ten opzichte van voorliggend plan. Het afvalwater zou normaalgezien gescheiden afgevoerd worden naar de RWZI van Genk, maar de hoeveelheid zou groter zijn. Wat betreft het grondwater zijn er bij autonome evolutie van het gebied geen voor- of nadelen ten opzichte van voorliggend plan. Het is denkbaar dat ondergrondse constructies zouden voorkomen, maar wellicht zouden deze beperkt blijven tot kelders van woningen, waarbij er geen effecten op het grondwater verwacht worden. Over het algemeen kan echter verondersteld worden dat de autonome evolutie voor de discipline water een minwaarde betekent ten opzichte van voorliggend RUP.
5.2.4 Milderende maatregelen Bij de ontwikkeling van het plangebied dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Er wordt gewezen op het feit dat het regenwater maximaal dient hergebruikt te worden, oa. door het aansluiten van de toiletten op regenwater. Hemelwaterafvoer dient steeds afgekoppeld te worden van de riolering. Bij de toepassing van bergingsmaatregelen dient zoveel mogelijk gekozen te worden voor open structuren, zoals grachten of bekkens aan de oppervlakte.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
23 van 36
5.2.5 Conclusie Vanuit de discipline water zijn er mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen significante milieueffecten te verwachten.
5.3
Fauna en flora
5.3.1 Referentiesituatie 5.3.1.1 Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992). Binnen het plangebied bevinden zich geen speciale beschermingszones. Het dichtstbijzijnde gebied betreft het SBZ-H “Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te AsOpglabbeek-Maaseid”, op bijna twee kilometer ten westen van het plangebied.
5.3.1.2 VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen het plangebied komt geen VEN/IVON gebied voor. De afstand tot het dichtstbijzijnde VEN-gebied bedraagt ca. 2km nl. ‘de Klaverberg en heidebos’.
5.3.1.3 Vlaamse en erkende natuurreservaten Volgens het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/97 kunnen terreinen, die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu, erkend worden als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Deze terreinen worden ofwel een Vlaams natuurreservaat of een erkend natuurreservaat. -
een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaamse Gewest in eigendom of in huur heeft of die daartoe ter beschikking worden gesteld.
-
een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar of de beheerder, meestal een erkende natuurvereniging.
Op ca. 2,7km ten noordoosten van het plangebied bevindt zich het erkend natuurreservaat “de vallei van de Bosbeek”.
5.3.1.4 Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
24 van 36
Om de BWK-kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend: •
biologisch zeer waardevol,
•
biologisch waardevol,
•
biologisch minder waardevol.
Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van de bovenvermelde waarderingsklassen zijn: •
complex van minder waardevolle en waardevolle elementen,
•
complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen,
•
complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen.
Bijna het volledige plangebied wordt op de BWK aangeduid als biologisch zeer waardevol vochtig, licht bemest grasland (hc). Het zuidwesten van het plangebied wordt aangeduid als biologisch waardevol opslag van allerlei aard (sz). Momenteel zijn binnen het plangebied echter hoofdzakelijk bosgebieden aanwezig in afwisseling met graslanden, ruigtes en kreupelhout. Het noordoosten en oosten van het plangebied wordt gekenmerkt door bebouwing. Ten noordwesten en ten westen van het plangebied (in de vallei van de Stiemerbeek) zijn ook biologisch waardevolle en zeer waardevolle gebieden gelegen. Het betreft eikenberkenbossen, nitrofiel alluviale elzenbossen, rietland en opslag van allerlei aard. Ook ten zuidwesten van de E313 zijn nog biologisch waardevolle en zeer waardevolle gebieden gelegen. Het plangebied maakt dus deel uit van een groter bosgebied, maar is echter aan de rand hiervan gelegen. Het ligt ingesloten tussen de Stiemerbeek in het noordwesten, de E313 in het zuidwesten en de bebouwing in het zuidoosten en het oosten.
Figuur 5-7: aanduiding van het plangebied op de Biologische waarderingskaart.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
25 van 36
5.3.1.5
Voorkomende fauna Er zijn geen gegevens bekend wat betreft de voorkomende fauna in het gebied. Er mag echter verondersteld worden dat op zijn minst de meest algemeen voorkomende vogel- en vleermuizensoorten voorkomen in en in de omgeving van het plangebied.
5.3.2 Mogelijke effecten In dit hoofdstuk worden de verschillende mogelijke effecten die veroorzaakt kunnen worden door de uitvoering van het RUP kort besproken. Mogelijke effecten die hieronder behandeld zullen worden zijn:
5.3.2.1
•
Ecotoop/habitat-winst of –verlies
•
Barrièrewerking
•
Verdroging/vernatting
•
Rustverstoring
Ecotoop/habitat-winst of –verlies Door de uitvoering van het RUP zal de huidige vegetatie ten oosten van het bospad voor een groot deel verdwijnen ten gevolge van de aanleg van het voetbalterrein, de kantine en de parking met toegangsweg. Het betreft hoofdzakelijk ruige graslanden in combinatie met meer beboste plekken, welke op de BWK als zeer waardevol worden aangeduid. Deze nemen momenteel ca. 28% van het plangebied in. Dit effect kan als negatief beschouwd worden. Net ten oosten van het bospad in het noorden van het plangebied, zullen echter de bestaande houtwal en enkele kruidenlagen behouden blijven. Er is eveneens ruimte voor aanplant van bosstruweel (in het noorden tussen het bospad en het voetbalveld), en enkele hagen en buffergroen in aansluiting met de bestaande bebouwing. Deze gebeurt het best met streekeigen materialen. Het voorzien van deze extra groenelementen wordt als positief beschouwd, waardoor het negatieve effect van het verdwijnen van de overige vegetatie gedeeltelijk gemilderd wordt. De zone ten westen van het bospad wordt in het RUP ingedeeld als groenzone, waardoor het biologisch waardevol gebied hier behouden en planologisch bestendigd wordt. Dit wordt positief beoordeeld. In ca. 72% van het plangebied zullen de huidige groenelementen dus behouden blijven of versterkt worden. Door de stad Genk werd een groenplan opgemaakt voor deze zone, waarbij de belangrijke bomen werden aangeduid. De meeste van deze bomen kunnen behouden blijven bij invulling van voorliggend RUP, wat als neutraal te beschouwen valt.
5.3.2.2
Barrièrewerking De bebouwing ten zuiden en ten oosten van het plangebied vormen op zich al een barrière voor fauna en flora. De aanleg van het voetbalveld met bijhorende kantine en parking zal hierdoor geen extra barrière vormen, er worden dus geen negatieve effecten verwacht. Door het behoud en/of aanleg van enkele groenstroken in het oosten van het plangebied zullen er toch nog enkele corridors voor fauna en flora blijven bestaan. Het RUP vermeldt niets over eventuele afsluitingen in het westelijk deel van het plangebied. In deze zone zal dus geen barrière gevormd worden en blijft contact met de noordelijke en westelijke biologisch waardevolle gebieden mogelijk.
5.3.2.3
Verdroging/ vernatting Aangezien de verharde oppervlakte slechts beperkt zal toenemen (zie ook 5.2) en er voldoende mogelijkheden zijn voor infiltratie in de zandbodems binnen het plangebied,
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
26 van 36
worden er geen negatieve effecten verwacht op flora en fauna inzake verdroging en/of vernatting.
5.3.2.4
Rustverstoring De toekomstige zone voor recreatie zal tegen de woonkern gelegen zijn. Men kan er van uit gaan dat er daar reeds enige vorm van rustverstoring voor fauna en flora aanwezig is. De activiteiten van de voetbalploeg zijn beperkt in tijdsduur (groepsactiviteit eenmalig om de twee weken) en genereren slechts beperkte overlast in de vorm van geluid. Hierdoor en rekening houdend met het feit dat de gebieden reeds enige vorm van verstoring kennen, kan men er van uit gaan dat de (bijkomende) rustverstoring voor fauna en flora ten gevolge van de reeds gekende activiteiten (voetbal 1x om de 2 weken, oplag- en vergaderruimte) slechts minimaal zal zijn en dus verwaarloosbaar. Aangezien er kan verondersteld worden dat op zijn minst de meest algemeen voorkomende vleermuissoorten aanwezig kunnen zijn in en in de omgeving van het plangebied, is het belangrijk verstoring ten gevolge van verlichting zo veel mogelijk te beperken. De zone voor groengebied in het westen van het plangebied vormt een bufferzone tussen de zone voor recreatie en de groengebieden ten noorden en ten westen van het plangebied, wat als positief wordt beschouwd.
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het gebied zich ontwikkelen volgens de huidige bestemming, met name “woonuitbreidingsgebied”. Er kan verondersteld worden dat in dat geval een veel grotere oppervlakte biologisch waardevol gebied zou verdwijnen. Ook de zone ten westen van het bospad zou dan verkaveld worden, waardoor ook deze biologisch waardevolle gebieden zouden verdwijnen. Deze zone heeft in voorliggend plan een bufferende functie ten opzichte van de noordelijke en westelijke biologisch waardevolle gebieden. Ook deze bufferfunctie zou verdwijnen indien het gebied ontwikkeld wordt als woonuitbreidingsgebied, waardoor er meer verstoring van fauna en flora te verwachten is in de omliggende waardevolle gebieden. Indien het gebied zich zou ontwikkelen via de autonome evolutie betekent dit dus een minwaarde voor het gebied ten opzichte van voorliggend RUP voor de discipline fauna en flora.
5.3.4 Milderende maatregelen In de voorschriften van het RUP dient er aandacht te zijn voor volgende zaken:
De aanplant van groenschermen, hagen en dergelijke dient zoveel mogelijk te gebeuren met streekeigen materiaal. Ook ter hoogte van de parking kan gedacht worden aan de aanplant van bomen, om het geheel een meer groener karakter te geven.
Er kan verondersteld worden dat er momenteel vleermuizen voorkomen in het plangebied. Daarom wordt voorgesteld indien nieuwe verlichting wordt geïnstalleerd, deze uit te schakelen bij zonsondergang in de periode van half mei tot half augustus (eventueel door het voorzien van een schakelklok). Bovendien dient de verlichting zo minimaal mogelijk gehouden te worden en moeten lichtbronnen zoveel mogelijk afgewend worden van het groengebied ten westen van het bospad om de eventueel voorkomende soorten zo weinig mogelijk te storen.
Om de rustverstoring voor de aanwezige avifauna in de omgeving te beperken, wordt gesteld dat het gebruik van geluidsinstallaties en het veelvuldig organiseren van geluidsproducerende activiteiten dient vermeden te worden.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
27 van 36
5.3.5 Conclusie Indien rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen, zijn er vanuit de discipline fauna en flora geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1 Referentiesituatie Landschapsatlas In de ‘Landschapsatlas van Vlaanderen’ - opgemaakt door de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap en verschenen in het voorjaar van 2001 werden behalve ankerplaatsen ook relictzones, puntrelicten en lijnrelicten geselecteerd. Het geheel vormt een historische momentopname van de Vlaamse landschappen op het eind van de 20e eeuw. Ze geeft een gedetailleerde inventaris van ruimtelijke zones waar gave en herkenbare relicten van de traditionele landschappen nog voorkomen. Op de hiernavolgende kaart werden de ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten aangeduid. Het plangebied ligt net binnen het traditionele landschap ‘Mijngebied van GenkWaterschei’. De structuurdragende matrix bestaat hier uit een vlakke tot golvende topografie, versneden door valleien, uitgestrekte compartimenten van heide, bos, bewoning en industrie. Ongeveer 460m ten noordwesten van het plangebied is de relictzone “Mijn Waterschei en Zwartberg” gelegen en ca. 850m ten noorden van het plangebied is de ankerplaats “Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Heiderbos” gesitueerd. Ten zuiden van de E313 (ca. 250m ten zuidoosten van het plangebied) is het puntrelict “Mot ruïne” geïnventariseerd. Tenslotte wordt de Stiemerbeek nog aangeduid als lijnrelict, ca. 60m ten noorden van het plangebied.
Figuur 5-8: situering van het plangebied op de landschapsatlas
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
28 van 36
Landschapskenmerken Waar de landschapsatlas een inventarisatie is van de historische ruimtelijke elementen uit ons landschap, geven de landschapskenmerken een beeld van de hedendaagse samenstelling van dat landschap. Het plangebied is in het vlakelement “verstedelijking” gelegen. Aansluitend aan het plangebied in het noordwesten is de cluster “beekdalbegeleidende en alluviale bossen” gesitueerd. In het westen van het plangebied zijn een aantal hoogspanningsleidingen gelegen, waarbij 1 pyloon gesitueerd is in het plangebied. De nabijgelegen autosnelweg (E313) is niet zichtbaar maar wel hoorbaar aanwezig.
Figuur 5-9: situering van het plangebied op de landschapskenmerkenkaart
Beschermd erfgoed
In of in de nabije omgeving van het plangebied is geen beschermd erfgoed gelegen. Het dichtst bijzijnde element bevindt zich op meer dan 1km ten oosten van het plangebied, namelijk de Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Hemelopneming Kerk. Centrale archeologische inventaris
De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder onderzoek te worden vastgesteld. Volgens de beschikbare gegevens valt het westen van het plangebied gedeeltelijk samen met een gekende vindplaats. Het betreft “begraving” uit de IJzertijd. In de nabije omgeving bevinden zich nog een aantal vindplaatsen, namelijk “Roerende Archaeologica” uit de Volle Middeleeuwen en de Steentijd.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
29 van 36
Figuur 5-10 Centrale Archeologische www.gisvlaanderen.be).
Inventaris
ter
hoogte
van
het
plangebied
(bron:
5.4.2 Mogelijke effecten Het RUP is gelegen tegen de woonzone langs de Winkelstraat. De toekomstige recreatieve zone zal een overgang vormen tussen deze bebouwde kern en het achterliggend groengebeid. Het is belangrijk voldoende aandacht te besteden aan de landschappelijke integratie. Het huidig (en te behouden) bospad zal de grens vormen tussen de recreatieve zone en de groenzone binnen het plangebied. Het RUP heeft als doelstelling om recreatieve voorzieningen aan te leggen in het oosten en de groenzone te behouden in het westen van het gebied. De bebouwbare ruimte is dan ook beperkt en uitsluitend gesitueerd aansluitend aan de bestaande infrastructuren, ofwel in het verlengde van de Heppenzeelstraat, ofwel in het verlengde van de Winkelstraat (tegen de huidige bebouwing). Hierdoor zorgt de bijkomende bebouwing niet voor een bijkomende visuele verstoring van het landschap. Er zijn immers maar maximaal 2 bouwlagen toegelaten, conform de omliggende woningen. Ten oosten van het plangebied, op de grens met de bestaande bebouwing, wordt een haag voorzien, waardoor de recreatiezone gedeeltelijk gebufferd wordt ten opzichte van de bestaande gebouwen. De bestaande verkaveling in het zuidoosten van het plangebied wordt mee opgenomen in het RUP. Deze sluit echter aan op de bestaande bebouwing ten zuiden van het plangebied, waardoor ook hier geen negatieve effecten te verwachten zijn. In het noorden van het plangebied wordt het bestaande kronkelend bospad (de Heppenzeelstraat) in zijn huidige toestand behouden, wat als positief beoordeeld wordt. Het zuidelijk deel zal als toegangsweg gebruikt worden, waardoor het plaatselijk zal verhard worden en een deel van zijn historisch karakter zal verdwijnen. Dit effect wordt beperkt negatief beoordeeld.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
30 van 36
Het RUP doet geen uitspraak over verlichting. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder, zowel naar het landschap toe als voor de omwonenden. Verder worden er geen landschapsverstorende ingrepen gepland. Daar waar bebouwing bijkomt, kunnen in de toekomst de eventueel waardevolle archeologische waarden aangetast worden door het roeren van de bodem bij de bouw van constructies. In de overige zones zullen eventuele archeologische waarden vermoedelijk niet aangetast worden. In het kader van het ‘archeologiedecreet’ (decreet van het Vlaams Parlement 30 juni 1993, houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, inclusief de latere wijzigingen) en het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994, is de eigenaar en gebruiker van gronden waarop archeologische waarden zich bevinden, verplicht deze waarden te behoeden en te beschermen voor beschadiging en vernieling. Om de omvang, datering en waarde van de archeologische resten te kunnen bepalen is archeologisch vooronderzoek nodig. Het verdient aanbeveling dit onderzoek zo vroeg mogelijk (in het planproces) te laten uitvoeren. Gezien de gekende archeologische waarden ter hoogte van het plangebied, is de kans groot dat archeologisch erfgoed zal worden aangetast bij vergraving.
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het gebied zich ontwikkelen volgens de huidige bestemming, met name “woonuitbreidingsgebied”. In dat geval zal het groene landschap volledig verdwijnen. Ook het kronkelend bospad zou dan hoogst waarschijnlijk volledig verdwijnen, of toch zeker een deel van zijn historisch karakter verliezen. Wat betreft de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie biedt het behouden van de huidige gewestplanbestemming met andere woorden een minwaarde t.a.v. voorliggend plan.
5.4.4 Milderende maatregelen Omdat niet duidelijk is in hoeverre archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied, noch wat hun aard, omvang en conservering is, adviseren wij om ruim vooraf aan de ontwikkelingen in het plangebied ter hoogte van de geplande/mogelijke nieuwe bebouwing een archeologisch vooronderzoek te laten uitvoeren. Indien nodig dient hierop volgend een opgraving te gebeuren. Eventuele specifieke vondsten en/of bijkomende informatie over het gebied die uit het archeologisch (voor-)onderzoek naar voor komen, kunnen aangewend worden bij de uitwerking van uitvoeringsontwerp. Voor het overige worden m.b.t. de discipline “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie” geen specifieke maatregelen vooropgesteld.
5.4.5 Conclusie Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn geen negatieve effecten te verwachten, indien rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
31 van 36
5.5
Mens
5.5.1 Referentiesituatie Het plangebied is gelegen in en in de omgeving van bebost gebied, ten noorden van de E313. Het zuiden en het oosten van het plangebied sluit aan op bestaande bebouwing. Het plangebied zelf bestaat momenteel hoofdzakelijk uit bos, afgewisseld met kale plekken met verruigde graslanden en kreupelhout. In het plangebied is 1 woning aanwezig in het zuidwesten, in het verlengde van de Winkelstraat is een duivenhok gelegen en in het noordoosten bevinden zich ook nog enkele tuinhuisjes en/of stallen. Ten oosten en ten zuiden, in aansluiting met het plangebied, is een woonkern aanwezig. Op ca. 65m ten noorden van het plangebied stroomt de Stiemerbeek. In het westen lopen een aantal hoogspanningskabels over het gebied en er is een pyloon aanwezig in het noorden van plangebied. Het plangebied is niet gelegen in de buurt van een functionele of recreatieve fietsroute, maar er bevindt zich wel een stopplaats van de Lijn op ca. 150m, namelijk in de Dijkstraat. De Heppenzeelstraat loopt als een onverhard, kronkelend bospad van noord naar zuid doorheen het plangebied. De Winkelstraat ten zuidoosten van het plangebied is doodlopende staat.
5.5.2 Mogelijke effecten Wonen In het RUP is een bestaande verkaveling opgenomen in het zuidoosten van het plangebied (zie blauwe kruis op voorontwerp grafisch plan), waarbij er twee woningen kunnen bijkomen binnen het plangebied. Deze sluiten aan bij de bestaande bebouwing in het zuiden en zijn bereikbaar via de Heppenzeelstraat. In het noordoosten is een zone voor achtertuinen voorzien, waardoor de bestaande tuinhuisjes en/of stallen kunnen behouden blijven. De zone ten noorden en ten noordoosten van het toekomstig voetbalveld wordt ingekleurd als recreatieve zone, waarbij er oa. gedacht wordt aan het aanleggen van een speelplein. Deze zone is tevens bereikbaar via de (voor motorvoertuigen doodlopende) Winkelstraat. Het realiseren van een speelplein kan een meerwaarde betekenen voor de omliggende woningen en wordt dus positief beoordeeld.
Mobiliteit Het voetbalterrein zal om de 2 weken op zaterdagnamiddag gebruikt worden. Ontsluiting zal gebeuren via de Heppenzeelstraat die hierdoor gedeeltelijk verhard zal worden. De Heppenzeelstraat sluit aan op de Herentstraat, welke ter hoogte van de Heppenzeelstraat overgaat van een 2-vaksbaan (in het westen) naar een weg zonder markeringen (wel met aanduiding van fietspaden) (in het oosten). Extra verkeersbewegingen op de Herentweg en zeker op de Heppenzeelstraat zullen merkbaar zijn. Echter wegens de beperkte frequentie (om de 14 dagen) en het beperkt aantal geschatte voertuigen (ca. 20) dat de geplande activiteit met zich mee zal brengen, kan het effect hiervan als zeer beperkt negatief beschouwd worden. Parkeren dient zoveel mogelijk te gebeuren op de aan te leggen parking. Er wordt geschat dat er ca. 20 parkeerplaatsen nodig zijn. Voorstel 2 houdt rekening met 28 parkeerplaatsen en voorstel 4 met 25 parkeerplaatsen. In beide gevallen is er dus een kleine marge aanwezig, waardoor er geen problemen van parkeeroverlast verwacht worden (ook niet indien het aantal geschatte voertuigen een (lichte) onderschatting zou zijn). Indien het kantinegebouw gerealiseerd wordt volgens voorstel 4, dienen sporters/bezoekers te parkeren op de voorziene parking binnen het plangebied, waarbij men langs en gedeeltelijk over het toekomstig voetbalveld de kantine kan bereiken. Het gevaar bestaat
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
32 van 36
dat er geparkeerd zal worden in de doodlopende Winkelstraat, aangezien de kantine in het verlengde van deze straat zou komen te liggen. Dit wordt ten aanzien van de huidige woningen in de Winkelstraat als beperkt negatief beschouwd.
Hinderaspecten (Lucht, geluid en licht, verenigbaarheid met de omgeving) Voor wat betreft de openbare verlichting ter hoogte van het voetbalveld en belichting van het openbaar domein geldt in principe dat deze dient te voldoen aan de Vlaremreglementering hieromtrent. Er moet namelijk voorkomen worden dat openbare verlichting hinder kan veroorzaken t.a.v. omwonenden, onder andere door middel van gepaste oriëntatie of schermbeplanting. In de voorschriften wordt opgenomen dat verlichting enkel neerwaarts mag voorzien worden en enkel daar waar functioneel nodig. Het effect van lichthinder is hierdoor echter niet volledig uit te sluiten. Door het uitvoeren van het RUP wordt geen significante geluidsoverlast verwacht voor de omwonenden. Sportbeoefening in open lucht brengt echter onvermijdelijk geluidsproductie met zich mee. De hinderlijkheid hiervan is dikwijls een persoonlijk aanvoelen. Ter hoogte van de bestaande woningen worden groenschermen en hagen voorzien die het geluid gedeeltelijk kunnen bufferen. De geluidsproductie is beperkt in tijdsduur (1 maal om de 14 dagen) en zal bovendien niet laat op de avond of ’s nachts plaatsvinden. Het is mogelijk dat de aangelegde infrastructuur ook voor andere doeleinden wordt gebruikt (opslagruimte wijkcomité, vergaderruimte feestcomité,…). Door het beperken van het aantal parkeerplaatsen met een maximum van 25 à 30 worden echter geen belangrijke verstorende activiteiten verwacht op het terrein.
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het gebied zich ontwikkelen volgens de huidige bestemming, met name “woonuitbreidingsgebied”. Er kan verondersteld worden dat in dat geval de verkeersdruk op de mogelijke ontsluitingsstraten, namelijk de Heppenzeelstraat, de Winkelstraat en de Herentweg, veel groter zou zijn. Aangezien er in dat geval enkel gewone straatverlichting zou voorzien worden, zou de kans op eventuele “lichthinder” voor omwonenden eerder beperkt zijn. Ook de eventuele geluidsoverlast zou in geval van ontwikkeling tot woonuitbreidingsgebied eerder beperkt zijn. Voor wat betreft de discipline Mens biedt het ontwikkelen tot woonuitbreidingsgebied verder geen meer- of minwaarde t.a.v. voorliggend plan.
5.5.4 Milderende maatregelen Er wordt gewezen op het belang van een oordeelkundige verlichting, waarbij niet alleen hinder, maar ook onnuttige verlichting (enkel verlichten van de te belichten zones, optimale richting van verlichting,…) en ongewenste lichtverstrooiing dient vermeden te worden. In het RUP dienen voorschriften opgenomen te worden om de hoogte van de verlichtingsmasten te beperken, bij voorkeur met een maximum van 20m. Bij de plaatsing van de verlichtingspalen dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder zowel naar het landschap toe als voor de omwonenden. Verdere specificaties zijn in de huidige fase niet mogelijk. Indien echter bij elke vergunning voldoende rekening gehouden wordt met de gestelde voorwaarden mag aangenomen worden dat aanzienlijke effecten zullen vermeden worden. Bijkomend worden nog de volgende aanbevelingen gedaan voor opname in de stedenbouwkundige voorschriften: -
In de groenzone in het westen van het plangebied geen verlichting toestaan.
-
In de zone voor parking en openbare groene ruimte eveneens voorschriften uitwerken om de verlichtingshinder zo veel mogelijk te beperken. Globaal kan lichthinder t.g.v. de verlichting van de parking vermeden worden door eerder gebruik te maken van iets meer lagere verlichtingspalen dan louter enkele hoge verlichtingspalen. Een hoogtebeperking opnemen in het voorschrift kan hier een mogelijkheid zijn.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
33 van 36
-
Verlichting verplicht doven wanneer bezoekers het terrein hebben verlaten.
-
Alleen verlichten wat nodig is en overbodige verlichting voorkomen.
Ervoor zorgen dat het licht zoveel mogelijk op het gewenste object of de gewenste zone schijnt en het doelgebied zoveel mogelijk beperken.
Het vermogen van de lampen zo laag mogelijk houden en de lichtsterkte niet onnodig verhogen.
Energiezuinige lampen en aangepaste verlichtingstoestellen Beheersystemen en bewegingsmelders gebruiken.
Spots niet richten op aanpalende woningen en groenzone
Lichtbronnen die boven de horizontale as schijnen vermijden
aanwenden.
5.5.5 Conclusie Vanuit de discipline mens wordt een verfijning van de voorschriften m.b.t. het vermijden van lichthinder voorgesteld. Uitgaande van de maatregelen die zijn/worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften kunnen we stellen dat er vanuit de discipline mens geen aanzienlijk negatieve milieueffecten te verwachten zijn.
5.6
Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld.
5.7
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen.
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Gelet op de ligging van het plangebied in centrumgebied, de maatregelen die reeds zijn of kunnen worden ingebed in het RUP en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten rekening houdend met deze maatregelen, wordt geconcludeerd dat er geen significant negatieve effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘Heppenzeel’. Het RUP, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007.
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
34 van 36
6
Bijlagen
Bijlage 1: Fotoreportage
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
35 van 36
Bijlage 2: voorstel 2 en 4 tot grafisch plan
1299123000/scl Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Heppenzeeel: verzoek tot raadpleging
36 van 36