Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine Verzoek tot raadpleging
COLOFON Opdracht: Screening plan-MER-plicht RUP Valentine te Vilvoorde Opdrachtgever: Stadsbestuur Vilvoorde Grote Markt 1800 Vilvoorde Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.soresma.be kwaliteitslabel ISO 9001:2000
Identificatienummer: 2052213004.doc Datum:
status / revisie:
16/02/2010 18/03/2010 13/04/2010 16/04/2010
rev00 rev01 rev02 rev03
Vrijgave: Jan Parys, Contractmanager Projectmedewerkers: Eline Mulkens, Adviseur Cedric Vervaet, MER-deskundige
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Soresma mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Inhoud 1
Kadering van het verzoek tot raadpleging
7
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
8
2.1
Initiatiefnemer
8
2.2
Planomschrijving
8
2.2.1 Plangebied 2.3
8
Visie
10
2.3.1 Algemeen
10
2.3.2 Ruimtelijke conceptelementen
10
2.4
Planalternatieven
11
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
13
3.1
Juridische randvoorwaarden
13
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
14
3.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
14
3.2.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Vlaams-Brabant
15
3.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Vilvoorde
15
3.2.4 Mobiliteitsplan Vilvoorde
16
4
Bepalen van de plan-MER-plicht
17
5
Potentiële milieueffecten van het plan
19
5.1
Bodem
19
5.1.1 Referentiesituatie
19
5.1.2 Mogelijke effecten
21
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
21
5.1.4 Milderende maatregelen
22
5.1.5 Conclusie
22
5.2
22
Water
5.2.1 Referentiesituatie
22
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
3 van 62
5.2.2 Mogelijke effecten
24
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
28
5.2.4 Milderende maatregelen
28
5.2.5 Conclusie
28
5.3
28
Fauna en flora
5.3.1 Referentiesituatie
28
5.3.2 Mogelijke effecten
31
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
31
5.3.4 Milderende maatregelen
31
5.3.5 Conclusie
31
5.4
31
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1 Referentiesituatie
31
5.4.2 Mogelijke effecten
35
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
36
5.4.4 Milderende maatregelen
36
5.4.5 Conclusie
36
5.5
36
Mens
5.5.1 Referentiesituatie
36
5.5.2 Mogelijke effecten
46
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
59
5.5.4 Milderende maatregelen
59
5.5.5 Conclusie
60
5.6
Leemten in de kennis
60
5.7
Grensoverschrijdende effecten
60
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten
60
6
Bijlagen
61
6.1
Bijlage 1: legende gewestplan
61
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
4 van 62
Lijst van figuren Figuur 2-1: strategie => "opdeling in kamers" ...................................................... 10 Figuur 2-2: Integratie markante gebouwen .......................................................... 10 Figuur 2-3: centraal binnengebied structureert de projectzone ............................ 11 Figuur 2-4: Mogelijke invulling plangebied met groen publiek binnengebied........ 11 Figuur 3-1: Gewestplanbestemming plangebied en omgeving (voor legende zie bijlage ) ......................................................................................................... 14 Figuur 5-1: bodemkaart van het studiegebied...................................................... 19 Figuur 5-2: bodemonderzoeken t.h.v. het plangebied.......................................... 20 Figuur 5-3: Watertoetskaart - erosiegevoelige gebieden t.h.v. het plangebied .... 23 Figuur 5-4: Watertoetskaart - grondwaterstromingsgevoelige gebieden t.h.v. het plangebied .................................................................................................... 23 Figuur 5-5: Mogelijke invulling plangebied (Masterplan Orestasite. BUUR, 2007) 24 Figuur 5-6: Uitreksel uit de Biologische waarderingskaart t.h.v. het plangebied .. 30 Figuur 5-7: Landschapsatlas t.h.v. het plangebied............................................... 32 Figuur 5-8: Erfgoedwaarden in en nabij het plangebied....................................... 34 Figuur 5-9: Nieuwbouwappartementen in het binnengebied aan de Volderstraat 35 Figuur 5-10: Villa's in het noordoosten van het plangebied.................................. 35 Figuur 5-11: Rijwoningen in de Bavaylei.............................................................. 35 Figuur 5-12: Voormalige sociale woningen in de Perksestraat ............................ 35 Figuur 5-13: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lden (bron: LNE).................... 37 Figuur 5-14: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lnight t.h.v. het plangebied (LNE) ............................................................................................................ 38 Figuur 5-15: Geluidsbelastingskaart luchthaven Zaventem Lden (LNE, 2006) .... 39 Figuur 5-16: Seveso-inrichtingen in een straal van 2 km ..................................... 40 Figuur 5-17: Wegencategorisering t.h.v. het plangebied (gebaseerd op figuur uit Mobiliteitsstudie) ........................................................................................... 41 Figuur 5-18: Berekende verkeersintensiteiten in de ochtendspits (8u - 9u) in 2004 (Grontmij. Verkeers - en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008) ......................... 42 Figuur 5-5-19: Aanduiding stratenplan t.h.v. het plangebied (bron: Google Maps) ...................................................................................................................... 43 Figuur 5-20: Aanduiding netplan van de Lijn t.h.v. het plangebied (Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie, 2008) .......................................................... 44 Figuur 5-21: Situering treinstation t.o.v. het plangebied....................................... 45 Figuur 5-22: Aanduiding van de routes van langzaam verkeer t.h.v. het projectgebied ................................................................................................ 46
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
5 van 62
Figuur 5-23 Mogelijke fasering van de realisatie van de woningen gebaseerd op de fasering van de inwerkingtreding van de bestemming woongebied van het RUP .............................................................................................................. 47 Figuur 5-24: Verwachte verkeersintensiteiten (mvt) in de ochtendspits van 2015 op basis van scenario 1: 420 bijkomende woningen. (Bron: Grontmij. Verkeers en mobiliteitstudie, 2008) .............................................................................. 51 Figuur 5-25: Verwachte verkeersintensiteiten (mvt) in de ochtendspits van 2015 op basis van scenario 2: 218 bijkomende woningen.(Bron: Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008) ........................................................... 52 Figuur 5-26: Voorgestelde ontsluiting scenario 1................................................. 54 Figuur 5-27: Voorgestelde ontsluiting scenario 2................................................. 54
Lijst van tabellen Tabel 3-1: Juridische randvoorwaarden RUP Valentine....................................... 13 Tabel 5-1: Resultaten na uitvoering van de bodemsaneringswerken................... 20 Tabel 5-2: berekening lozingsdebiet van bemaling per meter sleuf voor het drooghouden van de bouwput. ...................................................................... 27 Tabel 5-3: berekening totaal lozingsdebiet van bemaling. ................................... 27 Tabel 5-4: Milieukwaliteitsnormen in dB(A) in open lucht geldend voor het plangebied .................................................................................................... 38 Tabel 5-5: Aantal bijkomende woningen volgens de opgelegde dichtheden in het RUP .............................................................................................................. 47 Tabel 5-6: Grenswaarden opmaak mobiliteitstoets .............................................. 48 Tabel 5-7: Aantal bijkomende woningen in het plangebied volgens het "Masterplan Orestasite" ................................................................................ 49 Tabel 5-8: Intensiteitverhoging door invulling plangebied .................................... 57 Tabel 5-9: waarden NO2 ..................................................................................... 57 Tabel 5-10: waarden PM10 ................................................................................. 58
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
6 van 62
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging De gemeente Vilvoorde heeft het initiatief genomen tot opmaak van het RUP Valentine. De opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Valentine” is een verdere uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (d.d. 3 juli 2001) waarbij de reconversie van een aantal verlaten bedrijfssites met aandacht voor buurt- en stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden worden naar voor geschoven. Een duurzame ontwikkeling met verweving van functies en een afgestemde mobiliteit worden ook meegenomen. 1
In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP “Valentine” wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Met dit schrijven wensen wij (binnen de 15 dagen) een selectie te bekomen van de relevante betrokken instanties die een exemplaar dienen te ontvangen van het verzoek tot raadpleging.
1
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
7 van 62
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
2.1
Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Vilvoorde is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan “Valentine”, en bijgevolg ook van de screening van de planMER-plicht.
2.2
Planomschrijving 2.2.1 Plangebied Het plangebied wordt begrensd door de Bavaylei, de Houtemsesteenweg, Hoveniersstraat en de Perksestraat en heeft een oppervlakte van ca. 8,5 ha. Het plangebied vormt het westelijk deel van de Faubourgwijk s.l., de Faubourgwijk s.s. concentreert zich enkel rond de Faubourgverkaveling. Het gebied is centraal gelegen tussen verschillende deelgebieden van Vilvoorde: het centrum, de Peutie, de Far West, de omgeving rond tuinbouwschool, de Stationsomgeving en de MIMA. Het gebied ligt op wandelafstand van het station en het centrum. Ook vanuit morfologisch standpunt (stedelijk karakter) zou het plangebied tot de stadskern moeten behoren, ware het niet dat de spoorlijn voor een fysische afscheiding zorgt.
Figuur 2-1: Situering plangebied op topografische kaart met aanduiding van de verschillende wijken (2001)
In het oostelijk deel van het binnengebied bevinden zich de leegstaande gebouwen en terreinen van de voormalige verffabriek Valentine. Meer naar het noorden toe bevinden zich
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
8 van 62
de terreinen van Air Products, marsepeinfabriek Van Reet en Theolaur Coatings Belgium NV. Deze bedrijven zijn allen nog in werking.
Figuur 2-2: Situering plangebied op kadasterplan (2006) met aanduiding van relevante bedrijven
Figuur 2-3: Situering plangebied op orthofoto (2004)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
9 van 62
2.3
Visie 2.3.1 Algemeen De opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Valentine” is een verdere uitwerking van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan waarbij de reconversie van een aantal verlaten bedrijfssites met aandacht voor buurten stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden worden naar voor geschoven. Een duurzame ontwikkeling met verweving van functies en een afgestemde mobiliteit worden ook meegenomen.
2.3.2 Ruimtelijke conceptelementen2 Analyse projectgebied => “schakel op wijkniveau”:
heterogeen gebied (morfologisch/programmatorisch).
omgeven door homogene gebieden met sterke identiteit en logica.
verschillende densiteit en sfeer.
projectgebied als scharnier tussen de verschillende deelgebieden.
Grote doorwaadbaarheid.
Strategie projectgebied => “opdeling in kamers”:
Opdeling in kamers volgens perceelstructuur.
Voldoende kwaliteit binnen elke fase.
Kwalitatieve onderlinge relatie garanderen via masterplan.
Ambitie: binnengebied met eigen logica en sterke identiteit brengt éénheid binnen de site.
Puzzelstukken vormen één geheel. Gefaseerde ontwikkeling.
Valentinesite en site Airproducts cruciaal binnen de transformatie van de hele projectzone.
Figuur 2-1: strategie => "opdeling in kamers"
2
Figuur 2-2: Integratie markante gebouwen
BUUR. Masterplan Orestasite, 2007.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
10 van 62
Uitgangspunten:
Optimale ontsluiting.
Versterken en aanvullen routes voor zacht verkeer.
Opwaarderen van de Bavaylei d.m.v. aangepaste aanleg publieke ruimte en gevelwerking.
Houtemsesteenweg versterken met respect voor kenmerkende heterogeniteit.
Poorten tot projectgebied vormgeven als link met omgeving.
Centraal groen binnengebied structureert de projectzone en vormt de cruciale schakel in de doorwaadbaarheid.
Afwerken randen van binnengebied.
Integreren markante gebouwen.
Figuur 2-3: centraal structureert de projectzone
2.4
binnengebied
Figuur 2-4: Mogelijke invulling plangebied met groen publiek binnengebied.
Planalternatieven Het RUP “Valentine” wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Vilvoorde, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen d.d. 3 juli 2001. Vilvoorde wenst als stedelijk gebied een belangrijke woonfunctie in te vullen. Binnen het GRS (Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan) wordt de zone van het stadscentrum, waar het plangebied deel van uit maakt, vooropgesteld als centraal woongebied. Voor nieuwbouw staat inbreiding voorop bij de verdere invulling van het centraal woongebied. De reconversie van verwaarloosde bedrijfsgebouwen, wat in het RUP Valentine wordt bewerkstelligd, wordt gezien als één van de prioritaire mogelijkheden voor de lokalisatie van nieuwe woonfuncties. Voor de bedrijven ter hoogte van De Bavaylei (=> het plangebied) formuleert men in het ruimtelijk structuurplan ook volgende visie: “renovatie van herbestemming of nabestemming dringt zich op ten gunste van het woongebied met gemengde functies”.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
11 van 62
Het RUP heeft reconversie van een verlaten bedrijfssite (voorheen verffabriek) naar woonfunctie met complementaire ondergeschikte nevenfuncties tot doel. Het overige deel van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s (die nog in bedrijf zijn) zal worden afgestemd op het gebied met mogelijke nabestemming naar verweven woongebied. Er kan worden geconcludeerd dat er binnen de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden geen planalternatieven voorhanden zijn. Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt wel een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
12 van 62
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
3.1
Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1.
Tabel 3-1: Juridische randvoorwaarden RUP Valentine
Type plan Gewestplan
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Bijzondere plannen van aanleg Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Gebieden van het VEN/IVON Vlaamse of erkende natuurreservaten Bosreservaten Beschermde monumenten Beschermde landschappen Beschermde stad- en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed
Polders en wateringen Beschermingszones grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Geklasseerde waterlopen Risicozones voor overstromingen (watertoets)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
Kenmerken Volgens het gewestplan omvat het plangebied enerzijds gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s en anderzijds woongebieden (zie Figuur 3-1). geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen - ‘Oudste gedeelte van een sociale woonwijk’ (Perksestraat 73 - 85) - ‘Half open rijhuis’ (Perksestraat 41A) - ‘Gerenoveerd enkelhuis’ (de Bavaylei 34) - ‘Vrijstaande villa’ (de Bavaylei 50) - ‘Gekoppelde villa’s’ (Houtemsesteenweg 40 - 42) geen geen geen geen geen
13 van 62
Figuur 3-1: Gewestplanbestemming plangebied en omgeving (voor legende zie bijlage )
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden 3.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is definitief goedgekeurd door de Vlaamse regering op 23 september 1997 en de bindende bepalingen werden bekrachtigd door het Vlaams parlement op 19 november 1997. Het RSV rekent Vilvoorde integraal tot de Vlaamse Ruit, een stedelijk netwerk op internationaal niveau. In dit stedelijk netwerk worden stedelijke en economisch ontwikkelingen gestimuleerd, rekening houdende met de eigenheid van het stedelijk netwerk. Volgens het RSV behoren delen van Vilvoorde tot het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel (VSGB). Dit betekent dat voor deze delen een stedelijk gebiedsbeleid dient te worden gevoerd waar ontwikkeling, concentratie en verdichting sleutelbegrippen zijn, weliswaar steeds rekening houdend met de draagkracht van het stedelijk gebied. In de delen van de gemeente waar de zogenaamde “groene gordel” aanwezig is, wordt zullen hoogst waarschijnlijk worden aangeduid als buitengebied. De afbakening van het VSGB zal gebeuren door het Vlaams Gewest in nauw overleg met de provincie en de betrokken gemeenten. Momenteel is men bezig met de opmaak van het voorontwerp. Gezien de ligging van het RUP Valentine, grenzend aan het stedelijk centrum van Vilvoorde, wordt aangenomen dat deze binnen de afbakening van het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel zal gelegen zijn. Voor de stedelijk gebieden worden volgende algemene doelstellingen geformuleerd:
het stimuleren en concentreren van activiteiten;
het vernieuwen van stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten;
het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;
het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijk beleid en locatiebeleid;
het verminderen van ongeordend uitzwermen van functies.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
14 van 62
3.2.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Vlaams-Brabant Het Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant werd definitief door de provincieraad vastgesteld op 11 mei 2004 en goedgekeurd bij ministerieel besluit op 7 oktober 2004. De provincie verfijnt en vult de kernprincipes van het RSV aan naar de ruimtelijke structuur van de provincie Vlaams-Brabant. Volgende vijf kernprincipes fungeren als leidraad bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen:
herwaardering van het fysisch systeem;
een centrum provincie met Brussel;
een provincie met diverse stedelijke kernen;
de Vlaamse Ruit heeft een duidelijke structuur;
mobiliteit als sturend gegeven.
Voor het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel wenst de provincie zich als intermediaire partner op te stellen tussen het Vlaams Gewest en de betrokken gemeentebesturen; daartoe worden een aantal te hanteren ontwikkelingsperspectieven vooropgesteld. Relevant voor het RUP Valentine is het ontwikkelingsperspectief betreffende het woningaanbod. In sommige delen van dit Vlaams Stedelijk gebied rond Brussel zijn er nog mogelijkheden tot verdichting en/of uitbreiding van het aanwezige woonaanbod. In deze zones zal door een gedifferentieerd aanbodbeleid het wonen gestimuleerd worden en een hogere dichtheid nagestreefd
Indien volgende potentieel stedelijke kernen niet worden opgenomen binnen de afbakening van het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel, dan zal de provincie aandringen bij het Vlaams Gewest om deze het statuut van een kleinstedelijk gebied toe te kennen: Vilvoorde (Vilvoorde); Kassei (Vilvoorde); Koningslo (Vilvoorde).
3.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Vilvoorde Vilvoorde wil met zijn structuurplan op drie fronten verderbouwen aan de integrale herwaardering van de stad en het versterken van de stedelijke uitstraling door: -
creatie van een integraal, leefbaar en aangenaam woonklimaat;
-
bewerkstelligen van een duurzame en kwalitatieve economische heropleving;
-
vrijwaren en versterken van de resterende open ruimtestructuur in al zijn facetten.
Vilvoorde wenst als stedelijk gebied een belangrijke woonfunctie in te vullen. Met betrekking tot het woningbestand mikt de stad op het creëren van een voldoende gedifferentieerd en kwalitatief aanbod in het centrum, de wijken en de kernen van de stad Vilvoorde, waarbij alle bevolkingsgroepen en alle lagen van de bevolking hun gading kunnen vinden in een aantrekkelijke (woon)omgeving. Binnen het GRS (Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan) wordt de zone van het stadscentrum, waar het plangebied deel van uit maakt, vooropgesteld als centraal woongebied. Voor nieuwbouw staat inbreiding voorop bij de verdere invulling van het centraal woongebied. De inbreidingszones worden ingevuld met kleinschalige projecten. In de inbreidingsprojecten wordt prioriteit gegeven aan het voorzien van kavels en/of woningen voor de middeninkomens.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
15 van 62
In uitzonderlijke gevallen dringt zich renovatie met herbestemming of nabestemming, herlokalisatie en/of afbakening samen met de creatie van overgangsgebieden of buffergebieden, ten gunste van het woongebied met gemengde functies op. Met overgangsgebieden worden bestemmingen bedoeld die de woonfunctie afschermen t.o.v. de bedrijvigheid. Het plangebied (omschreven als ‘de bedrijven ter hoogte van De Bavaylei) word aangehaald als een gebied dat hiervoor in aanmerking komt.
De reconversie van verwaarloosde bedrijfsgebouwen, wat in het RUP Valentine wordt bewerkstelligd, wordt gezien als één van de mogelijkheden voor de lokalisatie van nieuwe woonfuncties. Andere mogelijkheden zijn: -
reconversie van bestaande bebouwing;
-
het invullen van de niet bebouwde percelen;
-
het verhogen van de bebouwingsdichtheid naar aanleiding van nieuwbouw of vervangingsbouw wanneer dit gekaderd wordt binnen de globale stedenbouwkundige uitbouw van de stad en mits behoud van de woonkwaliteit.
3.2.4 Mobiliteitsplan Vilvoorde In de tweede fase van het mobiliteitsplan – m.n. de synthesenota (opbouw van het plan) – werden voor Vilvoorde drie scenario’s uitgewerkt en geëvalueerd. Ruimtelijk kenmerkt scenario 1 zich door een aantal aspecten. Volgende aspecten zijn relevant voor het RUP Valentine: -
Behoud en versterking van de nederzettingsstructuur in de centrumgebieden;
-
Herwaardering/renovatie van de kerngebieden;
-
Bundeling van de bedrijvigheid;
-
Renovatie/herstructurering van verouderde en leegstaande bedrijvenzones.
Aan de hand van de evaluatie wordt een voorkeursscenario (beleidsscenario) gekozen. Dit houdt in dat dit scenario het best aansluit bij de principes en doelstellingen van ‘duurzame mobiliteit’. Op basis van het voorkeursscenario werd een beleidsplan horizon 2010 opgebouwd. In het onderdeel gewenste ruimtelijke structuur stelt men volgende doelstelling voorop: Kwalitatief versterken van de kernen door een aangenaam woon- en leefklimaat te creëren.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
16 van 62
4
Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en 3 programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007 , moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan deze regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: •
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “Valentine” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. •
•
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én die niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommuncatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde): o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
3
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
17 van 62
Het RUP Valentine heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 en vereist geen passende beoordeling. Dit betekent dat het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Hier dient dan ook een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
18 van 62
5
Potentiële milieueffecten van het plan
5.1
Bodem 5.1.1 Referentiesituatie Het plangebied bevindt zich volgens de bodemkaart volledig in een antropogene zone (code OB – bebouwde zone – op de bodemkaart). Het bodemprofiel ter hoogte van deze zone is volledig gewijzigd of vernietigd door ingrijpen van de mens. Deze bodems zijn bijgevolg niet meer gevoelig voor profielverstoring of bodemverdichting (zie Figuur 5-1).
Figuur 5-1: bodemkaart van het studiegebied
Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen blijken enkele bodemonderzoeken binnen de contouren van het plangebied uitgevoerd te zijn.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
19 van 62
Figuur 5-2: bodemonderzoeken t.h.v. het plangebied
Uit het beschrijvend bodemonderzoek voor de voormalige fabriek Inducolor (de Bavaylei 66) blijkt dat er op de terreinen van deze voormalige fabriek een lichte vervuiling aanwezig is van metalen, hoogstwaarschijnlijk onder de vorm van metaalhydroxide. Men besluit echter dat de bodem van de site met kadastrale nummering “Gemeente Vilvoorde, Sectie de G, 3 afdeling, nrs. 365/P/2 en 364/G/2.” niet in die mate vervuild is om een gevaar te vormen voor mens en omgeving.
Op de voormalige terreinen van de verffabriek Valentine is men momenteel volop bezig met saneringswerken. Het eerste deel van de saneringswerken is reeds uitgevoerd. Dit bestond uit een ontgraving van ca. 4,0 m-mv waarbij lokaal werd ontgraven tot 7 m-mv. in. kernzone 1 (t.h.v. de voormalige verfproductie). In kernzone 2 (t.h.v. de voormalige ondergrondse tank). Er werd begin 2010 een tussentijds rapport opgemaakt over de bodemsaneringswerken . Dit tussentijdsrapport is opgeleverd op 11/02/2010. In dit tussentijds rapport zijn de monitoringsresultaten vóór en na de ontrgravingswerken meegedeeld. Deze resultaten werden getoetst aan de saneringsdoelstellingen uit het bodemsaneringsproject (dit zijn de resultaten die verwacht worden na de volledige uitvoering van de saneringswerken). Tabel 5-1: Resultaten na uitvoering van de bodemsaneringswerken
Parameter
Initiele max. 4 conc.
Te verwachten 4 eindresultaat
Terug -
Benzeen
1200
10
< BSN
99%
Tolueen
130000
700
< BSN
99%
5
saneerwaarde
Vuilvrachtreductie
Grondwater
4
in mg/kg of µg/l
5
BSN = bodemsaneringsnorm
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
20 van 62
Ethylbenzzen
4500
300
< BSN
95%
Xyleen
23000
500
< BSN
98%
Minerale olie
15000
500
< BSN
97%
Tetrachloorethyleen
180
40
< BSN
82%
Trichloorethyleen
480
70
< BSN
88%
1,2 dichloorethyleen
320
50
< BSN
87,5%
Uit het tussentijds rapport blijkt dat ten gevolge van de uitgevoerde ontgravingswerken (met bemaling) de concentraties aan BTEX en minerale olie in vergelijking met de resultaten vóór de ontgravingswerken globaal genomen: -
zijn gedaald in het diepe grondwater tot onder de terugsaneerwaarden
-
zijn gedaald in het ondiepe grondwater doch de terugsaneerwaarden nog overschrijden in het midden en zuidelijk deel van de te saneren zone.
-
zijn toegenomen in het ondiepe grondwater en de terugsaneerwaarden overschrijden in het noordelijk en westelijk deel van de te saneren zone.
Het verdere verloop van de sanering bestaat uit een sanering van de grondwaterverontreiniging a.d.h.v. een biosparging. In geval zich verspreidingsrisico zich zou voordoen wordt een geohydrologisch scherm aangebracht, enkel op de plaats waar de verspreiding zich zou voordoen. De kans op het inzetten van het geohydrologisch scherm wordt gering geacht. De biosparging wordt geraamd op 2 jaar om de saneringsdoelstelling te bereiken. Na deze periode wordt 1 jaar gewacht om na te gaan of een stabiele eindtoestand bereikt werd. De nazorg wordt voorzien gedurende een periode van 2 jaar. De evolutie van de grondwaterverontreiniging zal verder worden opgevolgd d.m.v. een periodieke monitoring.
5.1.2 Mogelijke effecten De invulling van het binnengebied van het plangebied “Valentine” brengt vergraving met zich mee t.b.v. de aanleg van de bebouwing en beplanting in de verschillende zones. Hierdoor zal het aanwezige bodemprofiel onherroepelijk verstoord worden. Aangezien de gronden hier reeds verstoord zijn (antropogene bodem, zie Figuur 5-1), wordt dit niet als een aanzienlijk negatief effect beschouwd.
Gezien het bodemgebruik reeds een stedelijk karakter heeft en het RUP de verdere uitbouw van dit stedelijk karakter beoogd, heeft de wijziging in bodemgebruik slechts een beperkt negatief effect, op vlak van bodem. Verdere inhoudelijke bespreking valt onder de discipline mens, zie § 5.5.1.
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, zal het gebied het huidige bodemgebruik behouden. In deze omstandigheden blijft de bedrijvigheid zoals die zich nu voordoet. Dit houdt o.a. in dat de leegstaande fabrieksgebouwen en de deels braakliggende, deels verharde binnenruimte geen functie toegewezen krijgen.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
21 van 62
5.1.4 Milderende maatregelen Bij de planontwikkeling dienen de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet en de regels van het grondverzet nauwgezet opgevolgd te worden. Als de bedrijven Air Products en Van Reet hun activiteiten stoppen en men overgaat tot de realisatie van de nabestemming woongebied dient bij overdracht van de gronden een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Uitgaande van de bestemmingskeuzes in het plangebied dient tot de betreffende saneringsnormen gesaneerd te worden.
5.1.5 Conclusie Vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, op voorwaarde dat de regels van het grondverzet en de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet nauwgezet opgevolgd worden.
5.2
Water 5.2.1 Referentiesituatie Het plangebied situeert zich in het Dijle - en Zennebekken, binnen het deelbekken Woluwe. Binnen het plangebied komen geen waterlopen voor. De dichtstbijzijnde waterloop is de Trawoolbeek, gelegen op ca. 500m van het plangebied, die uitmondt in de Zenne. Het gebied bevindt zich niet in de omgeving van een waterwingebied of beschermingszone. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied RUP “Valentine” volgende vaststellingen worden gemaakt: • Het volledige plangebied is niet overstromingsgevoelig. • Het volledige plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier. • De gronden in het RUP worden aangeduid als niet infiltratiegevoelig. Maatregelen ter bevordering van infiltratie van hemelwater worden hier dan ook niet zinvol geacht. • Hellingenkaart: enkel ter hoogte van de spoorweg is er een helling van meer dan 5%. In de rest van het gebied zijn nauwelijks hellingen aanwezig behalve ter hoogte van de tuinen in het NO van het binnengebied. Dit is echter niet relevant aangezien de situatie op die locatie door het RUP niet gewijzigd zal worden. • De kaart met de aanduiding van de erosiegevoeligheid loopt sterk gelijk met de hellingenkaart. In het plangebied zijn er verschillende kleine erosiegevoelige gebieden. Zie Figuur 5-3. • Het gebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
22 van 62
Figuur 5-3: Watertoetskaart - erosiegevoelige gebieden t.h.v. het plangebied
Figuur 5-4: Watertoetskaart - grondwaterstromingsgevoelige gebieden t.h.v. het plangebied
Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart van de provincie Vlaams – Brabant blijkt het plangebied in zeer kwetsbaar gebied gelegen. Dit komt omdat de watervoerende laag zandig is, met een dunne (≤ 5m) of zandige deklaag, met een onverzadigde zone van 10m of minder dan 10m. Op bepaalde plaatsen komt een deklaag voor van 5m of minder.
Het plangebied bevindt zich in het zuiveringsgebied Grimbergen. Binnen het zoneringsplan behoort het gebied volledig tot “centraal gebied”, wat betekent dat er afvalwaterriolering
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
23 van 62
aanwezig is, verbonden met een operationele waterzuiveringsinstallatie, nl. RWZI Grimbergen - Zemst (capaciteit 90 000 I.E.). Deze RWZI loost via de Tangebeek in de Zenne te Eppegem.
5.2.2 Mogelijke effecten Uit de orthofoto (zie Figuur 2-3) blijkt duidelijk dat in de huidige situatie er al een groot deel van het plangebied is verhard op de terreinen van de verschillende bedrijven. In de verschillende ontwerpen voor de inrichting van het binnengebied blijkt steeds open (groene) ruimte voorzien tussen de verschillende bouwelementen. Er is dus een grote kans dat de verharde oppervlakte na invulling van het plangebied kleiner is dan in de huidige situatie.
Figuur 5-5: Mogelijke invulling plangebied (Masterplan Orestasite. BUUR, 2007)
De realisatie van de woonprojecten in het plangebied dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in werking sinds 1 februari 2005. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Gezien het gehele plangebied is gelegen in niet-infiltratiegevoelig gebied, worden maatregelen ter bevordering van infiltratie van hemelwater niet zinvol geacht. Hier dienen andere maatregelen getroffen te worden om wateroverlast te voorkomen, zoals het voorzien van buffer- en retentiecapaciteit voor afstromend hemelwater. Op basis van de grootte van de verharde oppervlakken kan worden berekend hoeveel m³ buffer nodig is. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen en de oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2m² per begonnen 100m² referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Onder ‘referentieoppervlakte’ van de verharding wordt verstaan: de verharde oppervlakte, exclusief de dakoppervlakte. Het deel van het plangebied dat zal wijzigen van bestemming betreft grosso modo 12.385m². Indien we vanuit ‘worst case-benadering’ uitgaan van een volledige verharding van deze oppervlakte, is een buffervolume vereist van 185.700 liter (= 186 m³) over een oppervlakte van 246m².
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
24 van 62
Op basis van een eenvoudige berekening blijkt dat het buffervolume van 186m³ voldoet. Immers, als extra piekdebieten voor 2 tot 5-jaarlijkse buien worden hoeveelheden tussen 62 en 123 m³ verwacht: Q (piekafvoerdebiet) = C (afvoercoeff.) x I (neerslagintensiteit) x A (referentieoppervlakte) Aannames: • A = 12.385m² (= 1,24ha) bijkomende niet doorlatende verharding • C = afvoercoëfficiënt van 0,5 Te verwachten piekdebieten (Q) bij verschillende piekbuien (I): ⇒ 2 jaarlijkse bui van 111,1 l/s/ha = 68,88 l/s voor 15 min: 61,99 m³ ⇒ 5 jaarlijkse bui van 139,4 l/s/ha = 86,45 l/s voor 15 min: 77,81 m³ ⇒ 2 jaarlijkse bui van 44,44 l/s/ha = 27,55 l/s voor 60 min: 99,20 m³ ⇒ 5 jaarlijkse bui van 55 l/s/ha = 34,1 l/s → voor 60 min: 122,76 m³
Het gebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming. Hieruit kan worden afgeleid dat o.m. bij het plaatsen van grote ondergrondse constructies een wijziging van het grondwaterpatroon kan ontstaan. Voor dit plangebied bestaat de mogelijkheid dat er ondergrondse parkeergarages worden voorzien wanneer de nieuwe wooneenheden in het binnengebied worden gerealiseerd. Deze ondergrondse parkeergarages kunnen een effect hebben op de grondwaterstroming. Daarnaast zal bij de bouw van de ondergrondse garages bemaling moeten plaatsvinden, wat ook een (tijdelijke) wijziging van het grondwaterstromingspatroon kan betekenen.
De grondwaterstand in het plangebied is afgeleid van de verschillende bodemonderzoeken die reeds hebben plaatsgevonden en bedraagt gemiddeld -1,5 TAW (indicatief). De bemaling (grondwateronttrekking) kan (significante) effecten uitoefenen op het peil van het ondiepe grondwater. Het grondwaterpeil in de onmiddellijke omgeving van de bouwput zal dalen. De bemaling beïnvloedt de stromingsrichting van het grondwater. Dit zal naar de bouwput toestromen, zodat een “bemalingskegel” ontstaat. De grootte van de bemalingskegel is afhankelijk van de bemalingsdiepte en van de bodemsamenstelling; hoe grover het bodemmateriaal, hoe verder de invloed van de bemaling zich zal doen gevoelen. De grondwaterstandsdaling is echter van beperkte duur (duur van de werken).
Om de invloedsstraal van een bemaling rond een bouwput te schatten, wordt algemeen gebruik gemaakt van empirische formules, zoals de formule van Sichardt. R= 3000 D x √k Met D = gewenste grondwaterstandsverlaging (in m) k = doorlaatbaarheidcoëfficiënt (in m/s) R = invloedsstraal van de bemaling (in m)
Het toepassen van bovenstaande formule geeft slechts een indicatieve waarde van de invloedsstraal van bemaling, die nodig is voor de bouwput. Om een indicatie te krijgen van de te verwachten bemalingsstraal (maximaal) binnen het plangebied, wordt van enkele veronderstellingen uitgegaan: -
Grondwaterstand: deze werd afgeleid uit de bodemonderzoeken die in het plangebied reeds hebben plaatsgevonden en via OVAM werden geraadpleegd. Er wordt gerekend met de waarde van 1,5m -mv.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
25 van 62
-
Grondsoort: De ondergrond binnen het plangebied is, afgeluid uit boringen opgenomen in Databank Ondergrond Vlaanderen, hoofdzakelijk opgebouwd uit zand met aanvullingen (voornamelijk glauconiet). We hanteren als k-waarde: 10 5 m/s.
-
D: Voor de bouw van een kleine ondergrondse garage wordt verondersteld dat de grondwatertafel tot 5 meter benende maaiveld zal worden verlaagd. De gewenste grondwaterstandsverlaging bedraagt bijgevolg 3,5m.
Zo komen we voor dit plangebied uit op een mogelijke bemalingsstraal van ca. 33 m. Er wordt benadrukt dat de berekende invloedstraal slechts geldig is bij het opgegeven grondwaterpeil. Bij een lagere grondwaterstand zal de invloedsstraal en het te bemalen debiet kleiner zijn; bij een hogere grondwaterstand zullen ze groter zijn. Ook is het belangrijk om ermee rekening te houden dat een k-waarde zeer lokale verschillen, vooral afhankelijk van de gelaagdheid, kan hebben. Er wordt nagegaan of er vergunde grondwaterwinningen (niet voor drinkwater) binnen de bemalingsstraal zijn gelegen, aangezien zij invloed kunnen ondervinden van de bemaling. Uit de Databank Ondergrond Vlaanderen kan echter worden afgeleid dat er geen grondwaterwinningen in het plangebied zijn gelegen. De bemaling zal ook geen effecten hebben op fauna en flora aangezien er geen natuurgebieden in de nabije omgeving zijn gelegen. Ten slotte bestaat aangezien er geen veen aanwezig is in het plangebied ook geen risico op een onomkeerbare grondverzakking. Bemaling kan echter wel een effect hebben op reeds aanwezige verontreinigingspluimen en kan dus mogelijks een effect hebben op de verspreiding van de polluenten. In dat deel van het plangebied waar de bestemming zal wijzigen van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s naar woongebied, is er enerzijds een zone waar men reeds met een sanering bezig is (voormalige verffabriek) en anderzijds een zone waar nog werkzame bedrijven gelegen zijn. De bemaling zal echter geen effect hebben op de saneringswerken t.h.v. de voormalige verffabriek die momenteel reeds bezig, aangezien de saneringswerken volledig beëindigd zullen zijn vooraleer men aanvangt met de realisatie van de wooneenheden en dus met de bemaling. In het gebied waar nog werkzame bedrijven gelegen zijn, zal wanneer de nabestemming woongebied in werking treedt bij overdracht van de gronden een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd (en desgevallend een sanering tot bodemsaneringsnormen). De bemalingen zullen dus ook in dit gebied niet interfereren met de aanwezigheid van een verontreiniging of met het verloop van de saneringen.
Het bemalen is hoe dan ook slechts een tijdelijke activiteit. De daling van de grondwatertafel is dus slechts tijdelijk, evenals de hieruit resulterende mogelijke verdroging. Het opgepompt bemalingswater kan worden geloosd in de meest nabije waterloop. Maar aangezien deze op ca. 500m van het plangebied is gelegen wordt vanuit grondwaterkwantiteitsoogpunt aanbevolen om met een retourbemaling te werken.
Uitgaande van de bemalingsstraal is het ook mogelijk om het bemalingsdebiet te berekenen. Voor het bereken van het opgepompte (en dus te lozen) debiet bij bemaling kan gebruik worden gemaakt van de formule voor horizontale bemaling.
Bij een volkomen kwelsleuf (d.w.z. een bouwput of sleuf die reikt tot de ondoorlatende laag) bedraagt het afgevoerde debiet per meter bouwput/sleuf: Q = k (H² - h²)/R met
Q =pompdebiet per meter sleuf (m³/s/m sleuf)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
26 van 62
k = doorlaatbaarheidcoëfficiënt (m/s) H = dikte van het ongestoorde watervoerende pakket (m) (= de gemiddelde dikte van de watervoerende laag waarin de bouwput of de sleuf uitgegraven wordt) h = dikte van het watervoerende pakket na bemaling (H – h = D) (m) R = invloedstraal van de bemaling (m) De ondoorlatende laag ligt in heel het plangebied dieper dan tot waar bemaald zal worden. De bouwput is dus geen volkomen kwelput, zodat er ook met wateraanvoer onderaan de bouwput rekening moet gehouden worden. De berekende debieten zullen dus een (lichte) onderschatting zijn van het werkelijk af te pompen debiet. Als referentievlak voor de berekeningen wordt 10m onder het maaiveld genomen. De -5 berekening wordt uitgevoerd bij een doorlaatbaarheid van 10 m/s en een bemalingsstraal van 33m.
Tabel 5-2: berekening lozingsdebiet van bemaling per meter sleuf voor het drooghouden van de bouwput.
R (m)
H (m)
h (m)
H² - h²
Q (m³/s) (per m sleuf)
lozingsdebiet (l/s)
33
8,5
5
47,25
1,43 E-05
0,0143
Het op te pompen debiet per meter sleuf is afhankelijk van de bodemsoort en de diepte van de grondwatertafel. Uit de berekening blijkt dat het bemalingsdebiet 0,0143 l/s of 1,2 m³/dag bedraagt, weliswaar per meter sleuf. Voor de bemaling van een bouwput van een ondergrondse garage wordt wellicht per 10-tal meter bemaald. In onderstaande Tabel 5-3 vinden we het totale lozingsdebiet terug, afhankelijk van de grootte van de bouwput. Tabel 5-3: berekening totaal lozingsdebiet van bemaling.
grootte bouwput (aantal m sleuf)
lozingsdebiet (l/s)
lozingsdebiet (m³/dag)
10
0,143
12,35
20
0,286
24,71
30
0,429
37,06
40
0,573
49,51
50
0,716
61,86
De bemaling valt onder categorie klasse 3, wat wil zeggen dat een melding aan het College van Burgemeester en Schepenen nodig is.
Er kan aangenomen worden dat het afvalwater van de gebouwen blijvend zal afgevoerd worden naar de RWZI Grimbergen – Zemst, zoals nu het geval is. Er worden door uitvoering van het RUP maximaal 166 bijkomende woningen mogelijk gemaakt. Na telefonisch contact met Aquafin mag aangenomen worden dat dit geen probleem vormt voor de capaciteit van de RWZI. Aangezien het gehele plangebied in verbinding staat met de RWZI Grimbergen - Zemst wordt na realisatie van het plan geen significant effect verwacht op de oppervlaktewaterkwaliteit van de Trawoolbeek of de Zenne.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
27 van 62
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, zal het binnengebied het huidige bodemgebruik behouden. In deze omstandigheden blijft de infiltratiecapaciteit en grondwaterstroming van het gebied onveranderd.
5.2.4 Milderende maatregelen Bij de ontwikkeling van het plangebied dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Door de toepassing van de gewestelijke, stedenbouwkundige verordening betreffende hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater, worden mogelijke effecten op de waterhuishouding op het niveau van de individuele vergunningen geremedieerd. Daarenboven moet zeker ook rekening worden gehouden met de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten. Deze is bovendien strenger dan de gewestelijke verordening.
Voorts dient gehouden te worden aan: -
tijdens de bouw van een ondergrondse garage wordt bij voorkeur met een retourbemaling gewerkt.
-
er wordt aangeraden een langsgracht/opvang te voorzien teneinde de afstroming van de spoorwegtalud op te vangen.
Als de bedrijven Air Products en Van Reet hun activiteiten stoppen en men overgaat tot de realisatie van de nabestemming woongebied dient bij overdracht van de gronden een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Uitgaande van de bestemmingskeuzes in het plangebied dient tot de betreffende saneringsnormen gesaneerd te worden. Dit zal er ook voor zorgen dat de bemaling geen effect heeft op reeds aanwezige verontreiniging en niet interfereert met het verloop van mogelijke saneringen.
Er wordt eveneens opgemerkt dat maatregelen ter bevordering van infiltratie van water slechts een beperkt effect zullen hebben, gezien het plangebied volgens de watertoetskaarten ‘niet-infiltratie gevoelig’ is. Daarom dient voldoende buffering met vertraagde afvoer te worden voorzien.
5.2.5
Conclusie Vanuit de discipline Water zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
5.3
Fauna en flora 5.3.1 Referentiesituatie Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
28 van 62
Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992). Binnen het plangebied noch binnen de nabije omgeving ervan komen gebieden voor uit het NATURA 2000-netwerk, zijnde vogelrichtlijn- en/of habitatgebieden. De dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebieden bevinden zich pas op ca.1800m van het plangebied. Ten noorden van het plangebied bevinden zich de ‘Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’ en op dezelfde afstand ten oosten van het plangebied bevindt zich de ‘Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem’. Het voorliggend RUP “Valentine” heeft geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied tot gevolg, een passende beoordeling is dus niet noodzakelijk. Dit zal verder verduidelijkt worden onder § 5.3.2.
VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen het plangebied noch binnen de nabije omgeving ervan (< 1km van het plangebied) komen gebieden van het VEN of IVON voor. Op ca. 1800m ten noorden van het plangebied bevindt zich het GEN ‘De Dorent’ en op ca. 1800m ten oosten van het plangebied bevindt zich het GEN ‘Het Floordambos’. Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu. Om de BWK-kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend: biologisch zeer waardevol, biologisch waardevol, biologisch minder waardevol. Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van deze waarderingsklassen zijn zoals ‘complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen (zie Legende van Figuur 5-6).
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
29 van 62
Figuur 5-6: Uitreksel uit de Biologische waarderingskaart t.h.v. het plangebied
De percelen in het plangebied zijn aangeduid als biologisch minder waardevol. In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich enkele ‘complexen van minder waardevolle en waardevolle gebieden’: •
het Hazeweidepark op ca. 60m ten oosten van het plangebied;
•
het Hanssenspark op ca. 450m ten zuidwesten van het plangebied;
•
het park van de Rijkstuinbouwschool op ca. 220m ten noorden van het plangebied;
•
Maurtiz - Duchépark op ca. 250m ten noordwesten van het plangebied;
•
een gebied op ca. 600m ten westen van het plangebied;
Al deze gebieden zijn aangeduid als ‘kp’ gebieden: Kp wordt niet alleen voor parken s.s. gebruikt maar ook voor grotere tuinen met een parkkarakter.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
30 van 62
5.3.2 Mogelijke effecten De afbakening en invulling van het plangebied “Valentine” neemt geen biologisch waardevol gebied in. Bij de bouw van woningen zullen er enkel biologisch minder waardevolle oude bedrijventerreinen verdwijnen. Binnen het plangebied noch binnen de nabije omgeving ervan (< 1800m) komen speciale beschermingszones (NATURA 2000 gebieden) of VEN - of IVON gebieden voor. Door de invulling van het RUP Valentine worden er dan ook geen aanzienlijke effecten verwacht t.o.v. deze gebieden omdat: • Er zijn namelijk geen effecten op biotoopverlies en habitatverlies, aangezien het plangebied niet in de beschermde gebieden is gelegen. • Er zijn geen habitats gelegen in of in de omgeving van het plangebied waarvoor het Habitatrichtlijngebied werd aangeduid. • Er worden geen structuurwijzigingen aan een waterloop aangebracht. • Het plangebied is al volledig omgeven door stedelijk gebied en de mogelijke invulling van het binnengebied zal geen extra barrière creëren. • Het plangebied is en zal volledig worden aangesloten op het rioleringsnetwerk en de lozing van het afvalwater gebeurt niet in de omgeving van het habitatrichtlijngebied gebeurd; Bijgevolg is geen passende beoordeling noodzakelijk.
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, zal het binnengebied het huidige bodemgebruik behouden. Voor wat betreft de ecologische kwaliteit van het gebied biedt dit geen meer- of minwaarde t.a.v. de huidige situatie.
5.3.4 Milderende maatregelen Vanuit de discipline fauna en flora worden geen specifieke milderende maatregelen voorgesteld.
5.3.5 Conclusie Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 5.4.1 Referentiesituatie Het plangebied is in een stedelijk en overwegend bebouwd gebied gelegen. Het plangebied behoort vanuit morfologisch standpunt (stedelijk karakter) dan ook duidelijk tot de stadskern, al zorgt de spoorlijn voor een fysische afscheiding. Het plangebied is gelegen buiten de voormalige Leuvensepoort, één van de vier middeleeuwse stadspoorten. Het plangebied maakte in de Middeleeuwen dus geen deel uit van de stad Vilvoorde en vormt dus een meer recent stadsdeel van Vilvoorde. Naargelang de bron wordt het plangebied wel of niet mee opgenomen als deel van de Faubourgwijk. Het meest centrale gedeelte van de Faubourgwijk is echter meer oostelijk van het plangebied gelegen. De Faubourgwijk is centraal gelegen tussen verschillende andere deelgebieden van Vilvoorde met name het centrum, Peutie, de Far West, de omgeving rond tuinbouwschool, de Stationsomgeving en de MIMA (zie Figuur 2-1). De wijk Faubourg is een voorbeeld van een typische negentiende-eeuwse gordel en is opgenomen in de Inventaris van Bouwkundig Erfgoed. De wijk ontwikkelde zich vanaf het einde van de negentiende eeuw onder invloed van de toenemende industrialisatie in
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
31 van 62
Vilvoorde en wordt vooral gekarakteriseerd door arbeiderswoningen, zoals in de Zavelstraat met woningen uit het interbellum, waarvan de muuropeningen thans veelal zijn aangepast, en de homogeen bebouwde Steevoortstraat. Het noordwestelijke gedeelte van de woonkern wordt ingenomen door een sociale woonwijk uit het interbellum, Perksestraat nrs. 73-85. Het oostelijke gedeelte bestaat uit een woonuitbreiding, waarvoor de verkaveling gebeurde in het begin van de jaren 1960, het zogenaamde Bloemenplein en omgeving. De bebouwing bestaat er overwegend uit aaneengesloten eengezinswoningen van twee tot drie bouwlagen onder zadeldaken; qua uitzicht zijn het vrij homogene lijstgevels met een garage op de begane grond en de woning op de bel-etage. Het noordelijke gedeelte van het gehucht bleef vrij landelijk door de aanwezigheid van de Tuinbouwschool en de bijhorende gronden, de Bavaylei nr. 116. Het beleid zoals vooropgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen benadrukt een globale en gedifferentieerde aanpak van de landschapszorg, waarbij een bijzondere aandacht gaat naar het behoud van de resterende relictlandschappen. Om een dergelijk landschapsbeleid te onderbouwen wordt een geactualiseerde gebiedsdekkende inventaris van de relictlandschappen als een belangrijk beleidsinstrument gezien. Via de aanwijzing van de relicten kan een beoordeling gemaakt worden van de gaafheid, mede in relatie tot de ideaaltypische karakteristieken van het betrokken traditioneel landschap. Deze inventaris werd uitgewerkt in de zogenaamde landschapsatlas. Volgens deze landschapsatlas maakt het plangebied geen deel uit van een relictzone of ankerplaats (zie Figuur 5-7). De dichtstbijzijnde ankerplaats, op ca. 1800m van het plangebied is ‘Floordambos en kasteel de Ribeaucourt’ (A20010) dat behoort tot de relictzone ‘Houtembos - Floordambos - Hellebos - Snijsselbos - Schiplakenbos – Steentjesbos’ (R20047). Daarnaast ligt op ca. 1500m ten westen van het plangebied de tweedelige relictzone ‘Domein Drie Fonteinen en domein Ter Borgt’ (R20031) Met betrekking tot voornoemde ankerplaats wordt de opmerking gemaakt dat deze reeds sterk afgescheiden is van Vilvoorde door de E19. De overige relictzones zijn van het plangebied gescheiden door het stedelijk centrum van Vilvoorde. Het RUP ‘Valentine’ heeft dan ook geen enkel effect op de aanwezige relictzones en ankerplaatsen. Het plangebied behoort niet tot een traditioneel landschap en de dichtstbijzijnde traditionele landschappen (Zennevallei en Land van Mechtem) liggen pas op een afstand van ca. 1600m.
Figuur 5-7: Landschapsatlas t.h.v. het plangebied
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
32 van 62
Er bevindt zich in het plangebied geen beschermd monument, maar er is wel bouwkundig erfgoed aanwezig: •
‘Oudste gedeelte van een sociale woonwijk’(Perksestraat 73 - 85) Deze woningen maakten deel uit van het eerste project van de toenmalige huisvestingsmaatschappij . Deze sociale woonwijk was gelegen in de SintAntoniuswijk, meer bepaald in de Perksestraat en de Hoveniersstraat. Het ontwerp wordt toegeschreven aan de Brusselse bouwkundige Adolphe Puissant. De eerste huizen, meer bepaald deze aan de Perksestraat en de Hoveniersstraat en een aantal aan de Seringenstraat en de Viooltjesstraat werden reeds op het kadaster ingetekend in 1921. Meerdere woningen werden al gerenoveerd naar ontwerp van de architectuurstudio De Wachter; de vernieuwing van een aantal andere was aan de gang op het moment van de inventarisatie (zomer 2002); de nieuwe woningen verwijzen met uitzondering van hun kleinschaligheid, nagenoeg niet meer naar de vroegere toestand, slechts een aantal muurfragmenten en de noklijnhoogte bleven bewaard.
•
‘Half open rijhuis’ (Perksestraat 41A) Opmerkelijk halfopen rijhuis van circa 1900.
•
‘Gerenoveerd enkelhuis’ (de Bavaylei 34)
•
Gerenoveerd, onderkelderd enkelhuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak, volgens de gevelsteen op de fries van 1898, op het kadaster ingetekend in 1899 op een voorheen onbebouwd perceel. ‘Vrijstaande villa’ (de Bavaylei 50) Vrijstaande villa met neotraditionele reminiscenties, uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, op het kadaster ingetekend in 1907 op een voorheen onbebouwd perceel.
•
‘Gekoppelde villa’s’ (Houtemsesteenweg 40 - 42) Oorspronkelijk een homogene rij van arbeiderswoningen van twee traveeën en twee bouwlagen, in repeterend schema, volgens kadastrale gegevens te dateren in de jaren 1920, thans gedeeltelijk aangepast en nagenoeg overal voorzien van vernieuwd schrijnwerk.
Net buiten het plangebied zijn ook enkele gebouwen opgenomen in de “Bouwen door de Eeuwen in Vlaanderen, Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed in Vlaanderen”: •
‘Arbeiderswoningen’ (de Bavaylei 91 – 98) Oorspronkelijk een homogene rij van arbeiderswoningen van twee traveeën en twee bouwlagen, in repeterend schema, volgens kadastrale gegevens te dateren in de jaren 1920, thans gedeeltelijk aangepast en nagenoeg overal voorzien van vernieuwd schrijnwerk.
•
‘N.V. Wyns Bristol (Houtemsesteenweg 15 – 23) Bedrijfscomplex N.V. Wyns-Bristol, verfbedrijf dat op deze plaats gevestigd is sinds 1878. Geheel van gedeeltelijk gecementeerde en beschilderde, functionele bedrijfsgebouwen.
•
‘Sint–Antonius-van-Paduakerk en pastorie’ (Hoverniersstraat 48 - 58) Voormalige Sint-Antonius-van-Paduakerk, thans toegewijd aan Sint-Wivina, en bijhorende pastorie (nr. 48), uit het begin van de jaren 1920, op het kadaster ingetekend in 1923. De bouwwerken voor de kerk naar ontwerp van de Brusselse bouwkundige Veraart.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
33 van 62
Figuur 5-8: Erfgoedwaarden in en nabij het plangebied
In de Centraal Archeologische Inventaris worden in het plangebied, noch in de nabije omgeving archeologische vondsten gemeld. Het ontbreken van archeologische vondsten in het plangebied (CAI) geeft echter geen uitsluitsel over het al dan niet aanwezig zijn van archeologische elementen. Immers, de Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De effectieve aan- of afwezigheid van archeologische sporen in het plangebied kan enkel door middel van verder onderzoek vastgesteld worden. De landschapskenmerkenkaart neemt, in tegenstelling tot de cultuurhistorische landschapsatlas, een meer ruimtelijk structurerende invalshoek. Volgens deze kaart maakt het plangebied deel uit van de Industriële as van de Zennevallei. De spoorweg vlak naast het plangebied werd aangeduid als ruimtelijk landschapskenmerk. Het plangebied is volgens de landschapskaart gelegen in het verspreidingsgebied van streekeigen bouwmaterialen, meer bepaald de Brusseliaanse kalksteen. In het eindrapport van de landschapskenmerkenkaart van de provincie Vlaams – Brabant, stelt men namelijk dat er in de omgeving van Vilvoorde, Steenokkerzeel en Zaventem heel wat historische gebouwen zijn opgetrokken uit Brusseliaanse kalksteen, ook steen van Gobertange genoemd. Het huidige landschapsbeeld van het plangebied heeft een chaotische indruk omwille van de gemengde invulling van bedrijvigheid en woningen en omwille van de grote diversiteit aan woningen gaande van villa’s tot sociale woningen uit de jaren 1920. Zo wordt in de Houtemsesteenweg het landschapsbeeld langs de zuidelijke zijde centraal bepaald door de open inkijk in het binnengebied van het bouwblok ter hoogte van de terreinen van Air Products en langs de noordelijke zijde door de schouw van de NV Wyns – Bristol. Het landschapsbeeld in de De Bavaylei wordt hoofdzakelijk bepaald door de spoorwegberm. Langs de andere zijde wordt het landschapsbeeld in de De Bavaylei bepaald door markante woningen in het zuidelijk gedeelte van de straat zoals de ‘vrijstaande villa’ en het ‘gerenoveerd enkelhuis’ (respectievelijk de Bavaylei 50 en 34), en door bedrijfsgebouwen in het meer noordelijk gedeelte van de straat. Het zuidelijk deel van het binnengebied is reeds ontsloten door de Volderstraat. Deze korte steeg komt uit op twee nieuwbouw appartementen met een beperkt aantal bouwlagen.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
34 van 62
Figuur 5-10: Villa's in het noordoosten van het plangebied
Figuur 5-9: Nieuwbouwappartementen in het binnengebied aan de Volderstraat
Figuur 5-12: Voormalige sociale woningen in de Perksestraat Figuur 5-11: Bavaylei
Rijwoningen
in
de
5.4.2 Mogelijke effecten De verdere invulling van het plangebied brengt vergraving met zich mee. Voornamelijk bij de constructie van de ondergrondse parking zal het bodemprofiel verder verstoord worden. Hierdoor bestaat er een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten. Aangezien het gebied niet in een relictzone of ankerplaats gelegen is, heeft dit plan geen noemenswaardige aantasting van historische en esthetische waarden van relictzones of ankerplaatsen tot gevolg. Het landschapsbeeld zal door de afbakening en invulling van het RUP gewijzigd worden op lokaal niveau. Het RUP voorziet een invulling als stedelijk woongebied waarbij voor de nog werkzaam zijnde bedrijven wordt gewerkt met een nabestemming. Het RUP beoogt een verbetering van het huidig voorkomen van het gebied, waarbij gestreefd zal worden naar een meer aangename verblijfsomgeving. Zolang de nabestemming voor de terreinen van de nog werkzame bedrijven nog niet ingaat, zal hooguit het landschapsbeeld in het binnengebied wijzigen. Anderzijds bestaat ook de mogelijkheid dat er gewacht wordt met de invulling van het binnengebied tot deze bedrijfsterreinen ook beschikbaar zijn. Als ook deze terreinen worden ingevuld met woningen zal het landschapsbeeld sterk wijzigen. Fabrieksgebouwen, parking en
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
35 van 62
braakliggende terreinen ruimen plaats voor een diversiteit (appartemenstblokken, half open bebouwing, enz.) en groenaanleg.
aan
woningen
De wijziging van braakliggend terrein, fabrieksgebouwen en parking naar een kwalitatieve woonomgeving passend bij de reeds bestaande woonwijken in de omgeving, wordt positief beoordeeld. Bijkomend wordt meegegeven dat kernversterking, zoals beoogd wordt met dit RUP, zorgt voor het maximaal vrijwaren van de open ruimte elders in de gemeente. Dit wordt eveneens positief wordt beoordeeld. Er kan dan ook besloten worden dat door het RUP geen landschappelijke waarden zullen verdwijnen en dat daarentegen de landschapwaarden zelfs versterkt worden.
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt en het huidige bodemgebruik dus behouden blijft, mag aangenomen worden dat het landschapsbeeld niet verandert. Anderzijds zorgt het niet ontwikkelen van het plangebied voor het bestendigen van volgende zaken; •
de aanwezigheid van niet complementaire functies (bedrijvigheid, wonen)
•
een chaotische ruimtelijke structuur met gebrek aan ruimtelijk kwaliteitsvolle woonomgeving.
M.b.t. de discipline “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie” biedt het nulalternatief geen voordelen t.o.v. het RUP.
5.4.4 Milderende maatregelen M.b.t. de discipline “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden volgende milderende maatregelen vooropgesteld: -
Er moet in de voorschriften een bescherming komen ten aanzien van het aanwezige bouwkundig erfgoed.
-
Er dient steeds aandacht uit te gaan naar eventuele verstoring van archeologische resten.
5.4.5 Conclusie Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
5.5
Mens 5.5.1 Referentiesituatie Wonen en ruimtelijke kwaliteit Het plangebied is centraal gelegen tussen verschillende deelgebieden van Vilvoorde: het centrum, het centrum van de Faubourgwijk, Peutie, de Far West, de omgeving rond tuinbouwschool, de Stationsomgeving en de MIMA (zie Figuur 2-1). Het gebied ligt op wandelafstand van het station en het centrum. En hoewel de spoorlijn voor een fysische afscheiding zorgt van het stadscentrum heeft de wijk waarin het plangebied gelegen is een sterk stedelijk karakter en een sterke binding met het stadscentrum.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
36 van 62
Het is een gemengd gebied met duidelijk twee bestemmingen: wonen en bedrijvigheid. De bedrijvigheid situeert zich momenteel voornamelijk in het noordwestelijk deel van het plangebied waarbij de marsepeinfabriek Van Reet en Air Products de grootste oppervlakte in beslag nemen. In het oostelijk deel van het binnengebied zijn de verlaten terreinen en gebouwen van de voormalige verffabriek Valentine gevestigd. Voor het overige bestaat het plangebied uit een variëteit aan woningen. De stijl van de woningen is verre van uniform, gaande van alleenstaande villa’s (noordwestelijk deel van het plangebied ) tot kleine rijhuisjes (oorspronkelijke sociale woningen) in de Perksestraat. ( zie Figuur 5-9, Figuur 5-10, Figuur 5-11 en Figuur 5-12). Hoewel het merendeel bestaat uit eengezinswoningen, zijn er ook enkele kleinschalige nieuwbouwappartementen. Deze nieuwbouwappartementen zijn gelegen in het zuidelijk deel van het binnengebied en ontsloten door de korte Volderstraat.
Geluid Het omgevingsgeluid wordt momenteel bepaald door natuurlijke geluiden, verkeersgeluid hoofdzakelijk afkomstig van de Perksestraat en de spoorweg naast de Bavaylei.
Zoals aangegeven op onderstaande kaart heeft de nabijgelegen spoorlijn wel degelijk een impacht op de geluidsoverlast.
6
Figuur 5-13: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lden (bron: LNE)
6
Lden geeft een gemiddeld van de geluidsniveaus over een volledige dag, avond en nacht waarbij men de avond- en nachtniveaus zwaarder laat doorwegen.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
37 van 62
7
Figuur 5-14: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lnight t.h.v. het plangebied (LNE)
In bijlage 2.2.1 van het VLAREM II zijn de milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht opgenomen. Het betreft richtwaarden voor het LA95, 1h niveau van het omgevingsgeluid. Zij variëren naargelang het tijdstip van de dag en de bestemming van het gebied, en de situering ervan ten opzichte van andere gebieden.
Tabel 5-4: Milieukwaliteitsnormen in dB(A) in open lucht geldend voor het plangebied
overdag
‘s avonds
‘s nachts
gebieden of delen van gebieden op minder dan 500m gelegen van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden, tijdens de ontginning
50
45
40
woongebieden
45
40
35
Zoals de geluidsbelastingskaarten van de spoorwegen (Figuur 5-13 en Figuur 5-14) duidelijk aantonen, wordt in het westelijk deel van het plangebied de milieukwaliteitsnormen overschreden.
7
Lnight – indicator stelt enkel het geluidsniveau tijdens de nachtperiode voor en is dus een maat voor mogelijke slaapverstoring
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
38 van 62
Hoewel het plangebied op korte afstand van de luchthaven van Zaventem gelegen is (op ca. 3,5km) ondervindt het geen geluidsoverlast van de luchthaven. Dit is duidelijk te zien op Figuur 5-15.
Figuur 5-15: Geluidsbelastingskaart luchthaven Zaventem Lden (LNE, 2006)
Externe veiligheid In de nabije omgeving van het plangebied (op ca. 300m) is één laagdrempelige Seveso – inrichting gelegen, namelijk “FenziBelgium”. Op ca. 1000m is een andere laagdrempelige Seveso – inrichting gelegen, met name “Messer Belgium”. Op ca. 1900m ten westen van het plangebied is een hoogdrempelige Seveso – inrichting gelegen, met name “Chemogas”.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
39 van 62
Figuur 5-16: Seveso-inrichtingen in een straal van 2 km
Mobiliteit
Wegencategorisering in de nabije omgeving van het plangebied De wijk Faubourg, waar het plangebied deel van uitmaakt, wordt langs oostelijke zijde begrensd door de R22 Woluwelaan, een primaire weg type II. Dit type weg heeft als hoofdfunctie het verzamelen op Vlaams niveau en als aanvullende functie het verbinden op Vlaams niveau.
De wijk is op redelijke afstand (ca. 1,8 km) van een autosnelweg gelegen. Ter hoogte van de N211 Luchthavenlaan is er een op- en afrittencomplex van de E19. Met de ontwikkelingen aan de R0 Ring om Brussel zal in de toekomst het verkeer dat richting Groot- Bijgaarden gaat, kunnen gebruik maken van de oprit van de R0 aan de verkeerswisselaar van Machelen. Dit brengt waarschijnlijk een verlaging van de verkeersdruk op dit punt en de toegangswegen hiertoe (cfr. Luchthavenlaan en Woluwelaan) met zich mee.
Verder is voor plangebied vooral het onderliggende wegennetwerk, welk zorgt voor de aansluiting op de hoofdstructuren, belangrijk. De N211 Luchthavenlaan, ten zuiden van het plangebied is als enige aangeduid als een secundaire weg, met name een secundaire weg type III. Hiermee geeft de provincie Vlaams – Brabant aan dat deze weg als hoofdfunctie het verbinden en/of verzamelen op (boven)lokaal niveau heeft. Deze laan verbindt het centrum van Vilvoorde met de primaire weg R22 en de autosnelweg E19 en dient dus voor het bovenlokale/regionale verkeer.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
40 van 62
De Leuvensesteenweg is aangeduid als een lokale verzamelweg. In de praktijk heeft deze weg echter ook een verbindingsfunctie van de Faubourgwijk met de R22 en zo via de Luchthavenlaan met de E19 en anderzijds dient deze weg ook voor het lokale doorgaande verkeer dat richting Vilvoorde centrum rijdt. De wegen die het plangebied onmiddellijk omgeven (de Bavaylei, de Houtemsesteenweg, de Perksestraat en de Hoveniersstraat) zijn allen lokale wegen type III, deze hebben een erftoegangsfunctie. De Volderstraat is in het plangebied gelegen en is een kleine doodlopende steeg die uitgeeft op de twee kleinschalige nieuwbouwappartemtsblokken. In de Faubourgwijk is een zone 30 van kracht.
Figuur 5-17: Wegencategorisering t.h.v. het plangebied (gebaseerd op figuur uit Mobiliteitsstudie)
Verkeersintensiteiten in de huidige situatie Er is voor het plangebied een mobiliteitsstudie opgemaakt op projectniveau. Deze mobiliteitsstudie baseerde zich echter op het “Masterplan Orestasite”. Het project dat in dit Masterplan werd vooropgesteld omvatte een groter gebied dan het huidige plangebied van het RUP “Valentine”. Oorspronkelijk zou namelijk ook een gebied ten noorden van de Houtemsesteenweg mee worden opgenomen in de nieuwe woonontwikkeling. De berekeningen en voorspellingen die men maakte in de mobiliteitsstudie zijn dan ook gebaseerd op een ruimer plangebied en een groter aantal bijkomende woningen, maar hierover meer bij de bespreking van de mogelijke effecten. In de ‘Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite’ werd de verkeersintensiteit bepaald van de wegen in de nabije omgeving van het plangebied (zie Figuur 5-18).
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
41 van 62
Figuur 5-18: Berekende verkeersintensiteiten in de ochtendspits (8u - 9u) in 2004 (Grontmij. Verkeers - en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
42 van 62
Figuur 5-5-19: Aanduiding stratenplan t.h.v. het plangebied (bron: Google Maps)
In de directe omgeving van het plangebied is er in de huidige situatie reeds één duidelijk knelpunt, met name het vijftakskruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei – Perksestraat – Leuvensestraat – Benoit Hanssenslaan. In de spitsuren zijn er vaak afwikkelings problemen op dit punt. Het kruispunt is in de huidige situatie voorrangsgeregeld met de Leuvensesteenweg/Leuvensestraat als hoofdweg en loopt onder een spoorbrug met beperkte breedte door. Er zijn geen opstelstroken voor het afslaande verkeer gaande naar of komende van Faubourg, wel zijn er opstelstroken op de Benoit Hanssenslaan en op de Leuvensestraat (richting Benoit Hanssenslaan).
Daarnaast is er ook een licht probleem van sluipverkeer. Op bovenstaande figuur valt dat er een relatief grote doorgaande stroom (plusminus 200 mvt) op Houtemsesteenweg, van de R22 Woluwelaan naar centrum Vilvoorde rijdt. Daar Houtemsesteenweg geen (lokale) verbindingsweg is, kan gesteld worden dat doorgaande verkeer niet gewenst is.
op de de dit
Parkeren In de huidige situatie wordt er voor het plangebied geen gestructureerd parkeerbeleid gevoerd. Dit gebeurd echter wel in het centrum van Vilvoorde. Parkeren gebeurt in en rondom het plangebied momenteel hoofdzakelijk op straat en op de eigen kavels.
Openbaar vervoer Op het vlak van openbaar vervoer is in de directe omgeving van het plangebied spoorlijn 25 (Brussel – Mechelen) te vinden en is er het station van Vilvoorde in het zuidwesten. Dit station is op wandel/fietsafstand van het plangebied gelegen (450 meter vanaf het kruispunt Leuvensesteenweg – de Bavaylei en 770m vanaf het kruispunt de Bavaylei Houtemsesteenweg). Zie Figuur 5-21. Daarnaast hebben ook alle buslijnen één à twee haltes aan het plangebied (op de Bavaylei en Houtemsesteenweg): buslijn 287 Houtem – Vilvoorde Kliniek, START-lijn 683 Zaventem – Vilvoorde – Zemst – Mechelen, buslijn 280 Mechelen – Hofstade – Vilvoorde en buslijn 222 Vilvoorde – Diegem Lo – Zaventem. Net buiten het projectgebied is er een halte gelegen op de Benoit Hanssenlaan aan de kruising met de Leuvensestraat (westelijke zijde
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
43 van 62
spoorbrug). Op deze locatie halteren alle voorgenoemde buslijnen. Het onderstaande netplan geeft een overzicht.
Figuur 5-20: Aanduiding netplan van de Lijn t.h.v. het plangebied (Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie, 2008)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
44 van 62
Figuur 5-21: Situering treinstation t.o.v. het plangebied
Langzaam verkeer De omgeving van het plangebied is optimaal ontsloten door het openbaar vervoer. De N211 is door zijn categorisering als secundaire weg type III ook aangeduid als functionele fietsroute. Naast deze functionele fietsroute heeft de provincie Vlaams-Brabant ook andere routes, via de Leuvensesteenweg en via de Bavaylei, voor functioneel fietsverkeer aangeduid. De Perksestraat is aangeduid als recreatieve fietsroute tussen Grimbergen, Vilvoorde en Peutie. Aanvullend aan de fietsroutes die door de provincie zijn geselecteerd heeft de stad Vilvoorde in zijn mobiliteitsplan ook nog een lokale fietsroute aangeduid die van belang is voor het projectgebied. Het gaat om de lokale fietsroute langs de R22 Woluwelaan. In de huidige situatie zijn zowel op de functionele fietsroutes Bavaylei en Leuvensestraat – Leuvensesteenweg geen fietspaden aanwezig. Dit heeft voornamelijk te maken met het beschikbare gabariet tussen de bebouwing (en de spoorlijn). Routes vanaf de Bavaylei en de Perksestraat naar het centrum van Vilvoorde zorgen voor de verbinding van het voetgangersverkeer.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
45 van 62
Figuur 5-22: Aanduiding van de routes van langzaam verkeer t.h.v. het projectgebied
5.5.2 Mogelijke effecten Wonen Men heeft als doelstelling om het gehele plangebied om te zetten in woongebied. Hoogst waarschijnlijk zullen in deze nieuwe ‘woongebieden’ ook woningen gerealiseerd worden. In het plangebied zijn echter nog enkele bedrijven gelegen die nog draaiende zijn, waaronder het bedrijf Air Products. Voor deze gebieden zal worden gewerkt met woongebied als nabestemming. De kans bestaat dat vanaf het RUP van kracht wordt, men wel reeds start met de inrichting van de terreinen die onmiddellijk de bestemming wonen krijgen. Onder meer uit het masterplan ‘Orestasite’ kan afgeleid worden dat men voor de realisatie van de nieuwe woningen gefaseerd te werk zal gaan. Hierdoor stellen we in deze screening twee fases voorop (zie Figuur 5-23): • nieuw woongebied_fase 1: enkel op de terreinen die onmiddellijk beschikbaar zijn na de inwerkingtreding van het RUP worden woningen gerealiseerd ; • nieuw woongebied_fase 2: als de nabestemming wonen in werking treedt, worden ook deze terreinen ingevuld met nieuwe woningen.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
46 van 62
Figuur 5-23 Mogelijke fasering van de realisatie van de woningen gebaseerd op de fasering van de inwerkingtreding van de bestemming woongebied van het RUP
Het streefcijfer voor de woningdichtheid in het plangebied is maximaal 35 à 38 woningen/ha. Tabel 5-5: Aantal bijkomende woningen volgens de opgelegde dichtheden in het RUP
Projectgebied
Totale opp.
Aantal woningen (35 à 38 won/ha)
projectgebied fase 1
2,19 ha
77 – 83 woningen
projectgebied fase 2
4,39 ha
154 - 166 woningen
bijkomend in fase 2 (t.o.v. fase 1)
2,20 ha
77 - 83 woningen
Het ontwikkelen van een binnengebied wonen – binnen bestaand woonweefsel nabij het centrum – kadert binnen het uitgangspunt om de stedelijke functies en de kernen voor wonen te versterken. Dit uitgangspunt is één van de basisdoelstellingen voor Vilvoorde uit het GRS. In het GRS stelt men ook letterlijk dat in het stedelijk gebied (waar het plangebied deel van uitmaakt) het accent o.a. ligt op verdichting.
Volgens het GRS (gemeentelijk ruimtelijk structuurplan) maakt het plangebied deel uit van het stadscentrum. Men stelt namelijk dat het stadscentrum wordt gevormd door de wijken ‘centrum’, Far West, Kassei en ‘Broek’ en ook Faubourg. Binnen de GRS wordt de zone van het stadscentrum (Centrum, Kassei, Faubourg, Far West en de noordelijke rand van ‘Broek’) vooropgesteld als centraal woongebied. Voor alle kernen en wijken wordt een beleid gevoerd gericht op kernversterking en inbreiding met oog voor het specifieke karakter van de kernen of wijken en met aandacht voor het creëren van een kwalitatief woonmilieu.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
47 van 62
De realisatie van het RUP kadert volledig in het uitgangspunt dat het woonbeleid wil richten op kernversterking en zal zodus een verdere aantasting van de open ruimte tegengaan.
Door het inbreidingsproject dat met dit RUP gerealiseerd kan worden, blijven de bestaande groengebieden gevrijwaard en worden ook geen woonuitbreidingsgebieden aangesneden.
Werken Het behoud van de bedrijven (tot stopzetting van activiteiten) in het noordwestelijk deel van het plangebied wordt positief beoordeeld. Openbaar domein In het grafisch plan worden geen bestemmingen voor voorzieningen van openbaar nut aangeduid. Tussen de wooneenheden zal echter wel publieke ruimte voorzien worden met een sterk lokaal karakter. Mobiliteit De inplanting van nieuwe wooneenheden zal extra verkeer genereren. Het is daarom noodzakelijk om de te verwachten verkeersgeneratie te toetsen met de grenswaarden voor mobiliteitseffectenstudies. In het ‘Richtlijnenboek Mobiliteitseffectenstudies: Mobiliteitstoets en MOBER’ gepubliceerd in november 2009, worden de ondergrenzen meegegeven van activiteiten/verkeers generatie voor het bepalen of al dan niet een mobiliteitsstudie noodzakelijk is. Belangrijk hierbij is dat deze grenswaarden geen wettelijke criteria zijn, maar wel een richtlijn, opgebouwd op basis van de dagelijkse praktijk in Vlaanderen, die in elk geval als dusdanig zullen dienen voor MOW. De grenswaarden voor de opmaak van een MOBER daarentegen, zijn ten gevolge van het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 wel bepaald, en dienen als dusdanig strikt te worden toegepast. Tabel 5-6: Grenswaarden opmaak mobiliteitstoets 8
Omvang project
Voertuigequivalent
Aandachtspunten in de mobiliteitstoets
100 woningen
25 pae
Verkeersveiligheid, ontsluiting, Kwaliteit multimodale bereikbaarheid
Als we deze grenswaarden nu vergelijken met de waarden uit Tabel 5-5, dan zien we duidelijk dat als het volledige nieuwe woongebied ingevuld zou worden, de ondergrens voor de Mobiliteitstoets overschreden wordt. Want wanneer zowel de terreinen die onmiddellijk in woongebied worden omgezet als de terreinen met nabestemming woongebied worden ingevuld met woningen dan komen we uit op 154 - 166 woningen. Zoals reeds aangehaald is er echter reeds een mobiliteitstudie uitgevoerd voor het projectgebied die als dusdanig dienst doet als mobiliteitstoets. Als echter enkel fase 1 van het projectgebied gerealiseerd wordt (dus niet de terreinen waar een nabestemming gehanteerd wordt), dan wordt de ondergrens voor de Mobiliteitstoets niet overschreden.
8 Bij de berekening van het aantal pae (personenauto-equivalent) is abstractie gemaakt van de ruimtelijke context waardoor de weergegeven waardes als indicatief dienen te worden beschouwd. Voor de berekening werden een aantal realistische aannames gedaan met betrekking tot het mobiliteitsprofiel van de activiteit teneinde een richtcijfer van de te verwachten verkeersimpact te verkrijgen op een piekuur.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
48 van 62
De grenswaarden voor de opmaak van een MOBER (o.a. bouw van 250 woningen) worden hier niet overschreden (noch voor fase 1 van het projectgebied noch voor fase 2). Het is dus niet wettelijk verplicht een MOBER op te maken.
De mobiliteitsstudie die reeds is opgemaakt voor het projectgebied is gebaseerd op een ruimer gebied dan het huidige plangebied. Zij baseerden zich namelijk op het Masterplan Orestasite, waarin naast in het huidige plangebied ook woningen gepland werden ten noorden van de Houtemsesteenweg. Het totaal aantal nieuwe woningen in het Masterplan Orestasite kwam zo op 420. Als we ons echter beperken tot het huidige plangebied komen we tot een aantal van slechts 224 nieuwe woningen. Bovendien stelde men in dat Masterplan een hogere woningdichtheid voorop dan dat in het RUP Valentine zal worden gehanteerd: met name 45 won/ha i.p.v. 35 à 38 won/ha. Dit geeft dan volgend aantal woningen. Tabel 5-7: Aantal bijkomende woningen in het plangebied volgens het "Masterplan Orestasite"
Projectgebied
Totale opp.
Aantal woningen
Woningdichtheid
projectgebied fase 1
2,19 ha
95 woningen
43 wo/ha
projectgebied fase 2
4,39 ha
95 (2,1895ha) + 66 (1,41ha) + 9 (0,17) + 54(0,62) = 224 woningen
51 wo/ha
bijkomend in fase 2 (t.o.v. fase 1)
2,20 ha
129 woningen
59 wo/ha
Om te bepalen wat de mogelijke mobiliteitseffecten zijn is het noodzakelijk een inschatting te doen van de bijkomende verkeersintensiteit. In de mobiliteitsstudie werden echter niet voldoende tussenstappen meegegeven om de volledige berekening van de verkeersintensiteit eigenhandig opnieuw te kunnen maken met de correctere cijfers (lagere woningdichtheid en exclusie van het deel ten noorden van de Houtemsesteenweg). Het gevolg hiervan is dat de berekening zal gemaakt worden voor de het correcte aantal woningen (166 nieuwe woningen) tot waar mogelijk en nadien zal gewerkt worden met de cijfers uit de mobiliteitsstudie (gebaseerd op de 420 woningen uit het Masterplan Orestasite).
In de mobiliteitsstudie gebruikt men kengetallen uit recente studies. Zo blijkt uit een volks en woningtelling van de algemene directie statistiek en economische informatie dat de gemiddelde grootte van een privaat huishouden in het Vlaamse Gewest (in 2005) 2,38 was. (Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008). Dit wil zeggen dat als fase 2 van het projectgebied gerealiseerd is plusminus 395 extra personen gehuisvest zijn in het plangebied. Daarnaast is in het onderzoek verplaatsingsgedrag (OVG) Vlaams-Brabant (2001) naar voren gekomen dat de gemiddelde inwoner van de provincie Vlaams-Brabant zich 2,6 keer per dag verplaatst (Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008). De inwoners van het nieuwe woongebied Valentine (fase 2) zullen zich met andere woorden 1027 keer verplaatsen per dag. Uit het OVG kon ook afgeleid worden dat in de Valentinesite 60% van de bewoners zich verplaatst als autobestuurder. Dit komt dan neer op 616 autoverplaatsingen per dag van en naar de Valentinesite. Verder blijkt uit de verkeerstellingen in Vlaanderen van het Agentschap Wegen en Verkeer dat (in de provincie Vlaams-Brabant) in de ochtendspits van 2001 8u tot 9u het drukste uur
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
49 van 62
is met een aandeel van 7 à 8 % van het totaal aantal verplaatsingen (per werkdag). Het drukste uur in de avondspits is 17u tot 18u en kent 9 tot 10 % van het totaal aantal verplaatsingen (per werkdag). Verder wordt aangenomen dat tijdens de ochtendspits 90% uitgaand en 10% inkomend verkeer is en tijdens de avondspits 25% uitgaand en 75% inkomend verkeer is. Dit maakt dat van de 616 toekomstige autoverplaatsingen per werkdag er 49 in het drukste uur van de ochtendspits plaatsvinden (waarvan 44 uitgaand en 5 inkomend) en 62 in het drukste uur van de avondspits (15 uitgaand en 47 inkomend). In de mobiliteitsstudie verdeelt men dan het totaal aantal toekomstige autoverplaatsingen over de verschillende straten om zo te kunnen komen tot een verkeersintensiteit voor elke straat en voor elke richting in een straat. We baseren ons voor het verder onderzoek van mogelijke effecten dan ook op deze mobiliteitsstudie, er rekening mee houdende dat deze studie uitgaat van een ruimer plangebied. Bijgevolg vormen de op basis van deze cijfers berekende effecten voor mobiliteit daarom een overschatting t.o.v. de planontwikkeling in het RUP Valentine. De mobiliteitsstudie stelt een inschatting van de toekomstige intensiteiten op voor twee scenario’s: • scenario 1 is gebaseerd op het Masterplan Orestasite en gaat uit van 420 nieuwe woningen; • scenario 2: “minimumscenario”: past op het gebied uit het Masterplan Orestasite een dichtheid van 25 wo/ha toe en gaat uit van 218 nieuwe woningen. Belangrijk is op te merken dat het “minimumscenario” uit de mobiliteitsstudie nog steeds uitgaat van een groter aantal bijkomende woningen dan voor het huidige RUP het geval zal zijn (218 > 166). De reden hiervoor is dat projectgebied in het Masterplan Orestasite waarop de mobiliteitsstudie zich baseert, groter is dan het huidige plangebied.
Bij de berekening van de verkeersintensiteiten houdt de studie ook rekening met het stadsvernieuwingsproject ‘Jozef Wautersplein’. Dit stadsvernieuwingsproject houdt de renovatie van de woningen en de aanpak van de omgeving rond het Jozef Wautersplein in. In het ontwerp staat het wegwerken van knelpunten zoals de parkeerdruk, het herkenbaar maken van de wijk, enzovoort centraal. Hierover werd een studie opgesteld door ‘Studieburo Quadrant’. In deze studie wordt aangehaald dat ongeveer 50 extra woningen worden ontwikkeld. In de ‘Mobiliteitsstudie Orestasite’ wordt op basis van dit aantal de verkeersgeneratie van het stadvernieuwingsproject Jozef Wautersplein berekend. De mobiliteitsstudie concludeert echter dat de impact van deze 50 woningen marginaal is te noemen. Desondanks neemt men de verkeersgeneratie van deze woningen mee in de berekening voor de verwachte verkeersintensiteiten van de Orestasite.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
50 van 62
Figuur 5-24: Verwachte verkeersintensiteiten (mvt) in de ochtendspits van 2015 op basis van scenario 1: 420 bijkomende woningen. (Bron: Grontmij. Verkeers - en mobiliteitstudie, 2008)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
51 van 62
Figuur 5-25: Verwachte verkeersintensiteiten (mvt) in de ochtendspits van 2015 op basis van scenario 2: 218 bijkomende woningen.(Bron: Grontmij. Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite, 2008)
Conclusies In de mobiliteitsstudie concludeert men, op basis van de verwachte verkeersintensiteiten, dat er weinig capaciteitsproblemen te verwachten zijn. Enkel op het kruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei – Perksestraat – Leuvensestraat – Benoit Hanssenslaan verwacht men een probleem. Aangezien men zich in de mobiliteitsstudie baseerde op een hoger aantal bijkomende woningen, zelfs in het ‘minimumscenario’ (218 > 166) kan besloten worden dat er geen aanzienlijke effecten op verkeer worden verwacht, behalve voor het vijftakskruispunt.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
52 van 62
Zoals geschetst bij de referentiesituatie vormt in de huidige situatie dit vijftakskruispunt reeds een duidelijk knelpunt. Het knelpunt wordt dus niet gecreëerd door het plan, maar mogelijks wél versterkt. In de mobiliteitsstudie concludeert men dat dit kruispunt slechts in beperkte mate zwaarder zal belast worden door de ontwikkeling van de Valentinesite. Als oplossing voor het knelpunt van het vijftakskruispunt raadt de mobiliteitsstudie een lichtenregeling, en dit zowel bij de huidige situatie (ochtend – en avondspits) als bij de verwachte intensiteiten. Gezien in de huidige situatie er al afwikkelingsproblemen optreden is dit begrijpelijk. Hierbij dient opgemerkt te worden dat vanuit het oogpunt verkeersveiligheid het van belang is dat de stopstreep voor de tak Leuvensesteenweg ten oosten van de spoorwegbrug gelegen moet zijn. Het blijkt echter dat om te komen van tot een lichtenregeling binnen een (maximale) cyclustijd van 120 seconden - meer wordt onaanvaardbaar geacht - er enkele randvoorwaarden noodzakelijk zijn. Deze randvoorwaarden zijn: • Behoud afsluiting Mimastraat • Afsluiten Perksestraat • Enkelrichtingsregime (weg van kruispunt) op de Bavaylei • Een opstelstrook van ± 150 meter voor rechtsafslaand verkeer op de Benoit Hanssenslaan • Een opstelstrook van ± 80 meter voor rechtsafslaand verkeer op de Leuvensestraat Wanneer de bovenstaande maatregelen worden doorgevoerd lijkt een lichtenregeling van dit omvangrijke kruispunt in drie fases mogelijk (met voorloop-/complementaire pijlen). Door het invoeren van een éénrichtingsregime op de Bavaylei dient een alternatieve route uitgewerkt te worden voor het verkeer dat richting de Leuvensesteenweg wil. Dit kan best door de richting op de Hoveniersstraat om te keren (gedeelte waar nu al éénrichtingsverkeer bestaat). Deze keuze betekent wel dat de doorgaande stroom die in de huidige situatie (ochtendspits) gebruik maakt van de Houtemsesteenweg – Bavaylei in de toekomst zal gaan gebruik maken van de Houtemsesteenweg – Hoveniersstraat. Aangezien het aantal mvt dat per spitsuur via deze woonstraat passeert sterk zal stijgen, wordt aangeraden de Houtemsesteenweg te knippen voor het autoverkeer t.h.v. de Seringenstraat, een doorsteek voor bussen (via een bussluis) en fietsers kan best blijven bestaan. De keuze voor eenrichtingsverkeer in de Bavaylei heeft volgende andere voordelen: •
parkeren op straat kan blijven bestaan;
•
dubbelrichtingsfietspad aan de zijde van het spoor kan gerealiseerd worden (zie ook paragraaf langzaam verkeer)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
53 van 62
Figuur 5-26: Voorgestelde ontsluiting scenario 1
Er is echter een tweede scenario mogelijk, waarbij in de Bavaylei tweerichtingsverkeer kan behouden worden. Hierdoor wordt echter een suboptimale lichtenregeling veroorzaakt aangezien het verkeer komende van de Bavalei slechts 1x per twee cyclussen opgenomen wordt. Dit betekent dat er een wachttijd ontstaat van minimaal vier minuten. Wanneer de volledige stroom niet ineens kan afgewikkeld worden loopt deze wachttijd zelfs op tot een veelvoud. Wanneer toch gekozen zou worden om het dubbelrichtingsverkeer op de Bavaylei te behouden dient een goed alternatief voor de afwikkeling richting Leuvensesteenweg te worden voorzien. Dit kan best verwezenlijkt worden door de richting op het (zuidelijke) gedeelte van de Hoveniersstraat om te keren. Dit impliceert bovendien dat het kruispunt Leuvensesteenweg – Hoveniersstraat best een lichtenregeling krijgt. Daar de Bavaylei in dit scenario een tweerichtingsregime kent is het niet nodig dat de Hoveniersstraat voor de interne ontsluiting zorgt. De wegencategorisering wijzigt met andere woorden zodanig dat een aansluiting wordt gecreëerd op de andere voorgestelde lokale ontsluitingsweg (via de Houtemsesteenweg – Bavaylei en nieuwe weg). De andere voorwaarden blijven van kracht (zoals afsluiten Perksestraat)
Figuur 5-27: Voorgestelde ontsluiting scenario 2
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
54 van 62
Samengevat zijn er dus twee ontsluitingsscenario’s: 1. De Bavaylei wordt ingericht als enkelrichtingsweg en er wordt een optimale lichtenregeling gecreëerd aan het kruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei. 2. Het huidige tweerichtingsverkeer op de Bavaylei wordt behouden en er wordt een suboptimale lichtenregeling uitgewerkt. Aangezien het tweede scenario betekent dat er een minder optimale lichtenregeling voor het kruispunt Leuvensesteenweg – Leuvensestraat – de Bavaylei – Perksestraat – Benoit Hanssenslaan wordt gecreëerd, is dit scenario vanuit verkeerskundig oogpunt niet te verkiezen boven scenario 1.
Parkeren
Er worden geen aanzienlijke effecten op parkeren verwacht aangezien voor de bijkomende woningen voldoende parkeerruimte zal worden voorzien op de percelen zelf (ondergrondse parkeergarage of oprit).
Langzaam verkeer Er worden geen negatieve en aanzienlijke efftecten ten aanzien van langzaam verkeer verwacht. Met betrekking tot fietsroutes wordt de situatie zelfs verbeterd indien ontsluitingsscenario 1 gerealiseerd wordt en de Bavaylei een éénrichtingsstraat wordt. Dit impliceert namelijk dat één van de huidige rijstroken kan gesupprimeerd worden ten voordele van een dubbelrichtingsfietspad. Een fietspad in deze straat is aangewezen omdat er een functionele fietsroute langs hier passeert. Indien toch voor het tweede ontsluitingsscenario gekozen wordt dan zijn minimaal twee rijstroken en een voetpad nodig. Dit maakt het moeilijk om ook nog een dubbelrichtingsfietspad in te passen, zelfs als de mogelijkheid tot parkeren wordt afgeschaft. Daarom wordt voorgesteld om fietsen op de rijweg plaats te laten vinden (door middel van fietssuggestiestroken). Deze keuze houdt bovendien ruimte (plusminus 1 meter) over voor een groenberm die het straatbeeld opwaardeert. Deze groenberm kan best opgebouwd worden uit een bomenrij, aaneengeschakeld door lage beplanting om de aandacht van de spoorweg af te leiden. Geluid
Het plangebied is gelegen in een zone 30. De geluidsoverlast afkomstig van verkeer is in de huidige situatie dan ook volledig aanvaardbaar. Zoals reeds besproken bij de discipline ‘Mens – mobiliteit’ zal de invulling van het plangebied bijkomend verkeer genereren. Dit zal echter geen aanzienlijk effect veroorzaken op het geluidsklimaat in het plangebied. Enkel op het kruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei – Perksestraat – Leuvensestraat – Benoit Hanssenslaan kan omwille van de verkeersdrukte en mogelijks lange wachttijden aan de verkeerslichten een kleine stijging van het geluidsvolume ontstaan, indien ontsluitingsscenario 2 (zie Figuur 5-27) wordt gerealiseerd. In de huidige situatie ondervindt het westelijk deel van het plangebied geluidsoverlast van de nabijgelegen spoorweg. De invulling van het plangebied zal de bron van de geluidsoverlast uiteraard niet versterken, maar zal er wel voor zorgen dat er meer mensen van deze bron geluidsoverlast ondervinden. Het is dan ook aan te bevelen om geluidsbuffering te voorzien naast de spoorweg.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
55 van 62
Lucht, licht en veiligheid
Het RUP maakt de bouw van nieuwe wooneenheden mogelijk. De invulling op zich kan een impact op de luchtkwaliteit met zich meebrengen als gevolg van gebouwenverwarming en door het bijkomende verkeer. Om in te schatten of er tengevolge van de toename van het verkeer al dan niet een overschrijding van normen inzak NO2 en fijn stof wordt verwacht, wordt gebruik gemaakt van het software pakket CAR Vlaanderen (Calculation of Air pollution from Road traffic). CAR Vlaanderen berekent op basis van een aantal parameters (wegtype, snelheidstype en afstand immissiepunt tot wegas) de concentraties van NO2 en PM10 in een bepaalde straat (met bepaalde verkeersintensiteit). In deze plan-MER-screening basisgegevens:
heeft
de
doorrekening
straatnaam
Intensiteit huidige toestand (mvt/ochtendspits op 9 werkdag)
de Bavaylei
400 is ochtendspits
Houtemsesteenweg
210
Hoveniersstraat
40
Perksestraat
80
Leuvensesteenweg
940
Leuvensestraat
1070
plaats
gevonden
met
als
Deze basisgegevens werden omgerekend naar intensiteiten per etmaal volgens de formules van CAR Vlaanderen, op basis waarvan de huidige emissiewaarden werden berekend in CAR Vlaanderen: Emissiewaarden NO2: straatnaam
Intensiteit huidige toestand 10 (mvt/etmaal)
de Bavaylei
5013
32
43
Houtemsesteenweg
2632
32
37
Hoveniersstraat
501
32
32
Perksestraat
1003
32
34
Leuvensesteenweg
11781
32
51
Leuvensestraat
13410
32
52
9
Achtergrondwaarde (µg/m³)
Emissiewaarde (µg/m³)
Bron: Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite (Grontmij, 2008)
10
Bron: Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite (Grontmij, 2008)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
56 van 62
Uit doorrekening m.b.v. CAR Vlaanderen blijkt dat er momenteel reeds een overschrijding is van NO2-norm (40µg/m³) in de Bavaylei, de Leuvensesteenweg en de Leuvensestraat.
Emissiewaarden PM10: Achtergrondwaarde (µg/m³)
Emissiewaarde (µg/m³)
straatnaam
Intensiteit huidige toestand 11 (mvt/etmaal)
de Bavaylei
5013
32
37
Houtemsesteenweg
2632
32
34
Hoveniersstraat
501
32
33
Perksestraat
1003
32
33
Leuvensesteenweg
11781
32
42
Leuvensestraat
13410
32
43
Uit doorrekening m.b.v. CAR Vlaanderen blijkt dat er momenteel reeds een overschrijding is van de PM10-norm (40µg/m³) in de Leuvensesteenweg en de Leuvensestraat. Voor de berekening van de toekomstige luchtemissies baseren we ons op de geraamde verkeersintensiteiten uit de Verkeers- en mobiliteitsstudie Orestasite. Zoals reeds aangehaald in de paragraaf over de mogelijke effecten op de mobiliteit gaat deze studie uit van een ruimer plangebied. We weten dat het maximaal aantal woningen dat door de invulling van het plangebied Valentine zal gerealiseerd worden kleiner is dan het minimumaantal waarmee men in de mobiliteitsstudie Orestasite de verkeersintensiteiten voor de verschillende wegen heeft berekent (218 > 166). Hier zal dan ook rekening moeten mee gehouden worden bij de analyse van de emissiewaarden. Tabel 5-8: Intensiteitverhoging door invulling plangebied
Straatnaam
Toekomstige intensiteit (mvt/etmaal)
Extra intensiteit door invulling plangebied (mvt/etmaal)
de Bavaylei
5564
551
Houtemsesteenweg
2883
251
Hoveniersstraat
501
0
Perksestraat
1128
125
Leuvensesteenweg
13335
1554
Leuvensestraat
14575
1166
Dit geeft dan volgende (indicatieve) emissiewaarden: Tabel 5-9: waarden NO2
Straatnaam
11
Emissiewaarde na 12 invulling plangebied (µg/m³)
Extra emissiewaarde door invulling plangebied (µg/m³)
Bron: Verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite (Grontmij, 2008)
12
Gebaseerd op intensiteitgegevens uit de verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite (218 woningen ipv 166)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
57 van 62
de Bavaylei
44
1
Houtemsesteenweg
37
0
Hoveniersstraat
32
0
Perksestraat
34
0
Leuvensesteenweg
53
2
Leuvensestraat
54
2
Straatnaam
Emissiewaarde na 13 invulling plangebied (µg/m³)
Extra emissiewaarde door invulling plangebied (µg/m³)
de Bavaylei
37
0
Houtemsesteenweg
34
0
Hoveniersstraat
33
0
Perksestraat
33
0
Leuvensesteenweg
44
2
Leuvensestraat
44
1
Tabel 5-10: waarden PM10
De bijdrage aan het NO2 en PM10 emissiewaarden door de invulling van het plangebied wordt getoetst aan het significantiekader van CAR Vlaanderen. -
<2,5% van milieukwaliteitsnorm (0 µg/m³): niet significante bijdrage;
-
2,5-5% van milieukwaliteitsnorm (1 µg/m³): beperkte bijdrage (geel);
-
5-7,5% van milieukwaliteitsnorm (2 µg/m³): relevante bijdrage (oranje);
-
7,5% of meer van milieukwaliteitsnorm (3 µg/m³ of meer): belangrijke bijdrage (rood).
In de Leuvensesteenweg blijkt het plan een relevante bijdrage aan de emissiewaarden voor NO2 en PM10 te leveren. In de Leuvensestraat blijkt het plan een relevante en beperkte bijdrage te leveren aan respectievelijk de NO2 emissiewaarde en de PM10 emissiewaarde. In de Bavaylei blijkt het plan slechts een beperkte bijdrage aan de NO2 emissiewaarden te leveren. We wijzen er echter op dat dit een overschatting is – invulling van de Orestasite – zodat aangenomen kan worden dat de invulling van de site Valentine geen relevante of belangrijke bijdrage zal leveren aan de NO2 en PM10 emissiewaarden.
De emissiewaarden in de Bavaylei – die momenteel reeds de grenswaarde voor NO2 overschrijden – kunnen fel verminderd worden door de omvorming van een tweerichtingsstraat naar een éénrichtingsstraat. Deze omvorming is zowieso aangewezen om een mobiliteitsknelpunt aan te pakken (zie paragraaf mobiliteit). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de Leuvensesteenweg en de Leuvensestraat – de andere twee straten waar de grenswaarden worden overschreden - niet aan het plangebied grenzen.
Lichtinval en privacy
13
Gebaseerd op intensiteitgegevens uit de verkeers – en mobiliteitsstudie Orestasite (218 woningen ipv 166)
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
58 van 62
Aangezien de bestaande woningen binnen het plangebied behouden blijven, dient rekening te worden gehouden met de impact van de nieuwe woningen ten aanzien van de huidige. Een groot (en vooral hoog) woonblok, wanneer deze niet goed is ingepland, kan naast de visuele impact, ook een deel van de lichtinval en privacy wegnemen die de aangrenzende woningen voordien hadden.
Externe veiligheid Het RUP voorziet zelf niet in de mogelijkheid tot realisatie van Seveso – inrichtingen. Op minder dan 2000m van het plangebied situeren zich wel enkele Seveso – inrichtingen. .
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, blijft de huidige bodembestemming behouden en treden geen wijzigingen op inzake mobiliteit, luchtkwaliteit, licht en geluidsklimaat. Het niet ontwikkelen van het plangebied zorgt verder voor het bestendigen van volgende knelpunten:
braakliggende gronden en leegstaande (fabrieks)gebouwen;
geen kwalitatieve publieke ruimten, doorgangen of publieke groenvoorzieningen;
geen oplossing van het reeds bestaande knelpunt aan het kruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei – Perksestraat – Leuvensestraat – Benoit Hanssenslaan.
5.5.4 Milderende maatregelen Voor de discipline Mens worden volgende milderende maatregelen voorgesteld:
Voor de gebouwen die gelegen zijn in het binnengebied moet het aantal bouwlagen worden beperkt zodat de privacy en de lichtinval van de reeds bestaande woningen aan de rand van het binnengebied wordt gegarandeerd.
•
Er dient rekening gehouden te worden met de mobiliteitsproblematiek: Voor het kruispunt Leuvensesteenweg - Leuvensestraat – de Bavaylei – Perksestraat – Benoit Hanssenslaan wordt een optimale lichtenregeling gecreëerd, waarbij volgende ontsluitingssituatie wordt bewerkstelligd in het RUP: -
behoud afsluiting Mimastraat;
-
afsluiten Perksestraat;
-
éénrichtingsregime op de Bavaylei.
•
Het installeren van een éénrichtingsregime op de Bavaylei zal zorgen voor een vermindering van de emissie van NO2 door het wegverkeer. Hierdoor zal de grenswaarde voor NO2 hier niet meer worden overschreden.
•
Het plaatsen van geluidsschermen langs de spoorweg om de geluidsoverlast van de spoorweg op het toekomstige en huidige woongebied te beperken.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
59 van 62
5.5.5 Conclusie Vanuit de discipline mens zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten. De mobiliteit ter hoogte van het kruispunt Leuvensesteenweg – Bavaylei – Perksestraat – Leuvensestraat – Benoit Hanssenslaan blijft een aandachtspunt net als de emissies van NO2 en PM10 in sommige straten.
5.6
Leemten in de kennis De beperkte leemten in de kennis zijn het gevolg van onzekerheden over de concrete realisatie en invulling van het plangebied. Op het niveau van het plan kan dit niet verder worden uitgedetailleerd dan nu reeds het geval is. De leemten zijn niet van die aard dat ze aanleiding kunnen geven tot mogelijke aanzienlijke milieueffecten. Daarnaast zullen ruimtelijke effecten die het detailleringsniveau van het RUP overschrijden op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning worden beoordeeld (bvb. architecturale aspecten, beplantingsvoorstellen, e.d.).
5.7
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP “Valentine”.
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Op basis van de op dit moment beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP “Valentine” er, mits het realiseren van enkele milderende maatregelen, geen aanwijzingen zijn dat er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het RUP “Valentine”, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/04/2007. De milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verwerkt in het ontwerp van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
60 van 62
6
Bijlagen
6.1
Bijlage 1: legende gewestplan
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
61 van 62
2052213004 Screening plan-Mer-plicht RUP Valentine: verzoek tot raadpleging
62 van 62