STAD TORHOUT RUP GITSSTRAAT Verzoek tot raadpleging
COLOFON Opdracht: RUP Gitsstraat – verzoek tot raadpleging Opdrachtgever: Stad Torhout Markt 1 8820 Torhout
Opdrachthouder: Antea Belgium nv Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem T : +32(0)56/74.20.00 F : +32(0)56/74.20.01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001
Identificatienummer: 2220993008/ama Datum:
status / revisie:
septemeber 2013
Verzoek tot raadpleging
Vrijgave: Alexander Maekelberg, account manager Projectmedewerkers: Alexander Maekelberg, erkend ruimtelijk planner Aniana Verhoye, projecttechnicus
Antea Belgium nv 2013 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUD 1 2 3 3.1 3.2 3.3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 6 6.1 6.2 6.3 7 7.1 7.2 7.3 8 8.1 8.2 8.3 8.4
INLEIDING .................................................................................................................. 2 SITUERING EN AFBAKENING V/H PLANGEBIED ..................................................................... 3 FEITELIJK BESTAANDE TOESTAND ..................................................................................... 4 MACRO-ANALYSE.................................................................................................................. 4 MESO-ANALYSE .................................................................................................................... 4 MICRO-ANALYSE................................................................................................................... 5 BELEIDSKADER ............................................................................................................ 9 TORHOUT IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ...................................................... 9 TORHOUT IN HET PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN ....................... 11 GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN TORHOUT ............................................................ 12 MOBILITEITSPLAN ............................................................................................................... 17 INVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED...................................................................................... 21 COMMERCIEEL-STRATEGISCH PLAN VOOR DE DETAILHANDEL TE TORHOUT .................................... 23 JURIDISCH KADER ...................................................................................................... 24 OVERZICHT ........................................................................................................................ 24 GEWESTPLAN ..................................................................................................................... 25 BIJZONDER PLAN VAN AANLEG (BPA)..................................................................................... 25 RUIMTELIJKE UITVOERINGSPLANNEN ...................................................................................... 26 VERKAVELINGSVERGUNNINGEN ............................................................................................. 29 BESCHERMINGEN ................................................................................................................ 30 ATLAS DER TRAGE WEGEN .................................................................................................... 30 DECREET INTEGRAAL WATERBELEID ................................................................................ 32 WATERLOPEN .................................................................................................................... 32 BEKKENBEHEERPLANNEN...................................................................................................... 32 WATERTOETS ..................................................................................................................... 32 VISIE ...................................................................................................................... 34 MACRONIVEAU: RUIMTELIJK-FUNCTIONEEL CRESCENDO ............................................................ 34 MESONIVEAU: STRATEGISCHE PROJECTEN ALS IMPULS VOOR STADSVERNIEUWING ......................... 34 MICRONIVEAU: FOCUS OP STRATEGISCHE SITES ........................................................................ 36 SCREENING VAN DE PLAN-MER PLICHT: VERZOEK TOT RAADPLEGING ..................................... 44 KADERING ......................................................................................................................... 44 BESCHRIJVING PLAN EN AFBAKENING PLANGEBIED .................................................................... 44 BEPALEN VAN DE PLAN-MERPLICHT....................................................................................... 45 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN ........................................................................... 46
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 1 van 55
1
Inleiding
Door het stadsbestuur van Torhout wordt een overheidsopdracht uitgeschreven om het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Gitsstraat’ op te stellen. Het betreft een herziening van het bestaande BPA Gitsstraat. Doel van de opdracht is de ontwikkeling van een welomlijnd plangebied op een manier die maatschappelijk en ruimtelijk duurzaam is en die, naast het bieden van een oplossing voor de gegeven problematiek, een meerwaarde realiseert zowel ten aanzien van het plangebied zelf als ten aanzien van de omgeving. Hierbij moet rekening worden gehouden met volgende aandachtspunten: • • • • •
•
Het aanpassen van de beperkingen van het huidige BPA ‘Gitsstraat’; Door middel van aangepaste voorschriften een oplossing bieden voor de bebouwingsmogelijkheden in de zone voor gesloten bebouwing; Toetsing van de ambachtelijke binnengebieden op de mogelijkheden voor herbestemming; Herbekijken van de niet ontwikkelde zone in het bestaande BPA; Zoeken naar een gepaste herbestemming voor de site van de Oude Peerdenposterij met een meerwaarde voor de omgeving en het beschermd monument, in dialoog met de eigenaars; Ontwikkelingsmogelijkheden onderzoeken van het woongebied met landelijk karakter.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 2 van 55
2
Situering en afbakening v/h plangebied Het plangebied bevindt zich ten zuiden van het stadscentrum en wordt langs alle zijdes begrensd door belangrijke infrastructuren. Aan de noordzijde en de oostzijde wordt het gebied immers afgebakend door respectievelijk de Kortemarkstraat en de Rijselstraat, twee belangrijke invalswegen van de stad. Aan westelijke zijde wordt het plangebied begrensd door de Vredelaan (R34), zijnde de ring rond Torhout.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 3 van 55
3
Feitelijk bestaande toestand
3.1
Macro-analyse Het plangebied van het RUP Gitsstraat bevindt zich op de grens tussen stad en platteland. Aan de westzijde wordt het immers afgebakend door de R34, de ring rond Torhout, die een duidelijke harde barrière vormt. Ook aan de zuidzijde vormt het gebied de aanzet tot het stadscentrum. Ter hoogte van het knooppunt Vredelaan-Rijselstraat maakt men immers de keuze om de stad binnen te rijden, dan wel om zich om de stad heen te begeven.
3.2
Meso-analyse Het driehoekvormige plangebied is door haar ligging tussen drie belangrijke infrastructuren zeer goed bereikbaar. De Vredelaan (R34) maakt onderdeel uit van de ring rond Torhout en is recent heringericht. Aan de noord- en oostzijde wordt het gebied begrensd door twee belangrijke invalswegen van de stad, nl. de Kortemarkstraat en de Rijselstraat. De Kortemarkstraat wordt binnen het plangebied geflankeerd door vrij dichtbebouwde lintbebouwing met een multifunctioneel karakter. De Rijselstraat wordt richting het noorden geflankeerd door steeds denser wordende bebouwing en ontsluit het achterliggende rustigere woonweefsel. De poortfunctie en bijgevolg de stedelijke en multifunctionele dynamiek van de randen onderscheidt zich dus sterk van het eerder luwe en residentiële karakter van de kern van het plangebied. De Ieperse Heirweg, ten slotte, maakt een belangrijk onderdeel uit van de functionele fietsverbinding met Kortemark en leidt dwars doorheen het plangebied (via de Gitsstraat) naar het stadscentrum.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 4 van 55
3.3
Micro-analyse Het plangebied van het RUP Gitsstraat kenmerkt zich in hoofdzaak door de woonfunctie en dit onder verschillende vormen. Dit resulteert in een aantal te onderscheiden deelgebieden.
3.3.1
De dense lintbebouwing De Kortemarkstraat wordt als noordelijke begrenzende infrastructuur geflankeerd door een dense lintbebouwing van wonen en andere centrumfuncties. Op een aantal plaatsen, vooral richting het westen, zijn een aantal hiaten in de straatwand op te merken. Het vigerende BPA verplicht een vrij lage vloer-terreinindex, wat de mogelijkheden van deze percelen sterk beperkt. Bijgevolg zijn weinig kandidaten te vinden voor het aankopen en bebouwen van deze percelen. Ook de Rijselstraat wordt als belangrijke invalsweg geflankeerd door een vrij dense lintbebouwing. Meer naar het zuiden krijgt het straatbeeld een eerder versnipperd karakter door het voorkomen van allerlei types bebouwing. Zowel open, halfopen als gesloten bebouwing komen hier immers voor. Daartegenover staat dat de voorbouwlijn werd gerespecteerd, wat de beeldkwaliteit ten goede komt. In de zuidelijke helft is vooral de woonfunctie vertegenwoordigd, meer naar het noorden en dus dichter bij het centrum komt een mix van centrumfuncties voor.
figuur 1
De oostelijke helft van de Kortemarkstraat
figuur 2
Hiaten in de bouwwand van de westelijke helft van de Kortemarkstraat
figuur 3
De zuidelijke helft van de Rijselstraat
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 5 van 55
figuur 4
3.3.2
De noordelijke helft van de Rijselstraat
De verkavelingen In het binnengebied van het plangebied zijn eerder klassiek opgebouwde verkavelingen gesitueerd. Ze worden in hoofdzaak ontsloten via de Rijselstraat, ofwel via pijpenkoppen, ofwel via lussen. Er komen in hoofdzaak vrijstaande grondgebonden eengezinswoningen voor, met uitzondering van twee meergezinswoningen centraal in het gebied en langs de Gitsstraat. In de plint van het gebouw bevinden zich commerciële functies of diensten. Doordat de verkavelingen quasi eenzijdig worden ontsloten via de Rijselstraat (met uitzondering van de aansluiting op de Gitsstraat) hebben ze een uiterst verkeersluw karakter met enkel sporadisch bestemmingsverkeer. De wijken hebben een vrij groene aanblik, zowel door de aanwezigheid van particuliere voortuinen als door het begeleidend groen in de publieke ruimte. Specifiek de pijpenkoppen zijn overbemeten verharde oppervlaktes, die nog kunnen worden vergroend of speelvriendelijker worden gemaakt.
figuur 5
Overzicht van de Bermstraat, eindigend op een pijpenkop
figuur 6
Beeld van de vrij groene aanblik van de verkavelingen
figuur 7
Meergezinswoning, centraal in de wijk
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 6 van 55
3.3.3
De zuidelijke spie In het zuiden van het plangebied, tussen de Bermstraat, de Vredelaan en de Rijselstraat, bevindt zich een driehoekvormige zone die in het gewestplan wordt bestemd als woongebied met landelijk karakter. Door hun specifieke ligging tussen twee belangrijke infrastructuren van de stad, zijn deze gronden moeilijk te ontwikkelen, waardoor een vrij versnipperde situatie is ontstaan. De westelijke helft van de spie is onbebouwd gebleven, mede als gevolg van het feit dat men deze gronden niet rechtstreeks mag ontsluiten op de Vredelaan. Deze laatste moet immers een optimale doorstroomfunctie voor doorgaand verkeer garanderen, waardoor de betreffende aanpalende gronden zeer moeilijk te valoriseren zijn. Er dient bijgevolg meer structuur te worden aangebracht in dit deel van het plangebied en er zal moeten worden gezocht naar de potenties en opportuniteiten van deze moeilijk te ontwikkelen gronden.
3.3.4
figuur 8
Beeld van de Meibosstraat, die de zuidelijke spie doorsnijdt
figuur 9
Beeld van de aansluiting tussen de Vredelaan en de Rijselstraat
Onbebouwde zone In de noordwestelijke hoek van het plangebied, ter hoogte van het kruispunt Kortemarkstraat-Vredelaan, bevindt zich een terrein dat nog niet is ontwikkeld. Het vigerende BPA Gitsstraat biedt evenwel de mogelijkheid om hier een verdere uitbreiding van de centraal gelegen verkaveling te realiseren, maar dit is vooralsnog niet gebeurd. De bestemmingen voorzien in het bijzonder plan van aanleg zullen worden geëvalueerd op hun relevantie anno 2011. Het is immers van groot belang dat een mix van woontypes wordt gerealiseerd op dergelijke strategische locaties, teneinde een divers doelpubliek aan te spreken en een sociale mix te bewerkstelligen. Het BPA bestemt in deze zone eveneens een aantal kleinere gebieden als ambachtelijke zone aansluitend op de Kortemarkstraat, die eventueel kunnen worden herbestemd in functie van het wonen. Verder onderzoek in
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 7 van 55
het kader van de visievorming van het RUP zal uitwijzen welke ontwikkelingsstrategie het meest aangewezen is voor deze gronden.
figuur 10
3.3.5
Beeld van de onbebouwde zone langs de Vredelaan
Bedrijvigheid in het centrum Ter hoogte van de noordzijde van het plangebied, palend aan de Kortemarkstraat, bevinden zich nog een aantal eerder kleinschalige bedrijvensites. Er dient te worden onderzocht in hoeverre de betreffende zaakvoerders nog ruimtelijke ambities hebben op korte en lange termijn, teneinde onderzoek te kunnen voeren naar een mogelijke andere bestemming, meer aansluitend op het centrumstedelijk weefsel. Deze sites bieden immers mogelijkheden tot het realiseren van creatieve inbreidingsprojecten, die een meerwaarde kunnen betekenen voor het volledige bouwblok. Onderzoek naar de schaal en de potenties van de sites moet uitwijzen of een dergelijke strategie op middellange termijn aangewezen is, dan wel of de bestaande bedrijvigheid behouden moet blijven in de toekomst.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 8 van 55
4
Beleidskader
4.1
Torhout in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
4.1.1
Algemene benadering In het RSV wordt de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen uitgewerkt op basis van ruimtelijke principes voor vier structuurbepalende componenten: • • • •
De stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken Het buitengebied De gebieden voor economische activiteiten Lijninfrastructuur
Torhout wordt hierbij gecategoriseerd als stedelijk gebied. Op basis van de stedelijke uitrustingsgraad en het voorzieningenniveau, van het belang van het stedelijk gebied voor de omgeving en voor Vlaanderen en op basis van hun interne stedelijke structuur, wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt in de volgende vier categorieën van stedelijke gebieden. • • • •
Grootstedelijke gebieden Regionaalstedelijke gebieden Structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden Kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau
Torhout wordt in het RSV geselecteerd als ‘behoorlijk uitgerust kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau’. De verschillen in ontwikkelingsperspectieven tussen de vier categoriëen van stedelijke gebieden situeren zich enerzijds op de doelstellingen inzake het ruimtelijk beleid voor de betrokken categorie en anderzijds op het kwantitatieve en het kwalitatieve vlak. Het ruimtelijk beleid voor de kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau is erop gericht de bestaande stedelijke morfologische structuur en het stedelijk functioneren terug voldoende economische, sociale en ruimtelijke draagkracht te geven. Dit is slechts mogelijk door enerzijds een doorgedreven kernversterkend beleid met alle prioriteit naar inbreiding en het valoriseren van de bestaande stedelijke potenties (bestaande natuurelementen, het historisch karakter, de sterke stedelijke voorzieningen , ...) en anderzijds door een complementair beleid in de aangrenzende goed uitgeruste kernen van het buitengebied. Veel aandacht moet gaan naar de kwalitatieve verbetering van het woningpatrimonium, de stedelijke voorzieningen en de stedelijke economische structuur veeleer dan naar een ruimtelijke ontwikkeling met alleen een kwantitatieve uitbreiding die opnieuw de stedelijke kern beconcurreert.
4.1.2
Doelstellingen Het stimuleren en concentreren van activiteiten Vanuit het principe van de gedeconcentreerde bundeling moeten de stedelijke gebieden zo worden versterkt dat die een ruimtelijke en maatschappelijke meerwaarde oplevert. Deze meerwaarden uiten zich o.m. in een zuiniger ruimtegebruik en dus in lagere maatschappelijke kosten, een verhoogde efficiëntie voor het functioneren van de voorzieningen (o.m. collectief vervoer), een breder draagvlak voor hoogwaardige economische voorzieningen en het vrijwaren van het buitengebied. Daarom is het nodig in de stedelijke gebieden de ontwikkeling van activiteiten waaronder het wonen, te stimuleren steeds met respect voor de draagkracht van het stedelijk gebied. Uitgangspunten hierbij zijn een gericht en doordacht verweven en bundelen van functies en activiteiten en een goed gebruik en beheer van de bestaande stedelijke voorzieningen en infrastructuur. Hierbij wordt gestreefd naar complementariteit en afstemming tussen het ruimtelijk beleid en alle vormen van beleid voor de stedelijke gebieden (het leefmilieubeleid, het regionaaleconomisch beleid en het sociaal stedelijk beleid, ....). In de stedelijke netwerken wordt de groei selectief en geconcentreerd opgevangen in de stedelijke gebieden en in de kernen van het
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 9 van 55
buitengebied. Het handhaven en versterken van de eigenheid van het stedelijk netwerk moeten vooropstaan. Het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten Het is noodzakelijk de stedelijke gebieden te vernieuwen door het doorvoeren van o.a. een meer dynamische stadsvernieuwing. De vernieuwing van verwaarloosde of onderbenutte terreinen zoals kazerneterreinen, stationsomgevingen, spoorwegemplacementen of bedrijventerreinen is hiervan een essentieel onderdeel. Strategische stedelijke projecten zijn van belang voor stedelijke vernieuwing. Tevens zijn de strategische stedelijke projecten een instrument om de kwaliteit van het wonen op het terrein aan te tonen. Kwaliteit naar woonomgeving, aantrekkelijk stedelijk wonen en bereikbaarheid staan in deze strategische projecten voorop. Daarnaast stimuleren zij de andere actoren, waaronder huisvesting, om projecten op te zetten die de aantrekkelijkheid van het stedelijk wonen aantonen. Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen Omwille van o.m. de gezinsverdunning wordt de behoefte aan nieuwe woningtypologieën en aangepaste kwalitatieve woonomgevingen steeds groter. Dit wil zeggen dat ook kleinere woningen en specifieke wooncomplexen met gemeenschappelijke voorzieningen (vb. serviceflats,... ) noodzakelijk zijn om aan de wijzigende behoeften te voldoen. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen stellen kleinere gezinnen vaak heel andere dan klassieke wooneisen. De goede verplaatsingsmogelijkheden en de nabijheid van voorzieningen in de stedelijke gebieden zijn belangrijke voordelen. De stedelijke gebieden komen bij voorkeur in aanmerking voor ontwikkeling van deze nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen. Het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en locatiebeleid Om stedelijke gebieden leefbaar te houden moet in bepaalde delen de automobiliteit verminderen. Dit vereist een locatiebeleid, het aanmoedigen van andere, zachte vormen van verkeer (te voet en per fiets), efficiënt en betaalbaar openbaar vervoer en een gericht parkeerbeleid. Activiteiten die personenmobiliteit genereren, worden bij voorkeur gebundeld nabij de stations. De bereikbaarheid van de kleinhandel moet gegarandeerd blijven. Het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies Het ongeordend uitzwermen van functies langs verbindings-, invals- en ringwegen en andere vormen van woon- of bedrijfslinten moeten worden vermeden. De bundeling en de concentratie van activiteiten hebben tot doel een verdere versnippering van de ruimte te voorkomen.
4.1.3
Ontwikkelingsperspectieven Verschillende ontwikkelingsperspectieven worden doelstellingen te bereiken: •
• • • • • • • • • • •
voorop gesteld om de geformuleerde
60% van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden in de gemeenten die geheel of gedeeltelijk tot het stedelijke gebied behoren en 40 % in de kernen van de gemeenten die volledig tot het buitengebied behoren; Een minimale woningdichtheid van 25 woningen per hectare; Differentiatie en verbetering van de woningvoorraad; Versterken van de multifunctionaliteit; Kantoren aan knooppunten van het openbaar vervoer; Afstemmen van voorzieningen op het belang van het stedelijk gebied; Bundelen van de kleinhandel; Optimalisering van toeristische en recreatieve voorzieningen en medegebruik; Zorg voor collectieve en openbare ruimten; Behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden; Waarborgen voor landbouw in stedelijke gebieden; Behoud en uitbouw van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen;
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 10 van 55
•
Stedelijke mobiliteit en locatiebeleid.
4.2
Torhout in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen
4.2.1
Visie De gewenste ruimtelijke structuur voor het nederzettingspatroon in West-Vlaanderen is een gelijkmatig en gespreid patroon van stedelijke gebieden, hoofddorpen en woonkernen. Hierbij wordt rekening gehouden met het reeds bestaande en gevarieerde ruimtelijke voorkomen van het nederzettingspatroon binnen West-Vlaanderen. De basis van de gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur is het bestaande patroon van goed verspreid gelegen stedelijke gebieden in West-Vlaanderen. Door hun verspreide ligging hebben de stedelijke gebieden een belangrijke verzorgende rol voor het ommeland. Een minimum aantal voorzieningen (zoals wonen, werken, dienstverlening) moet aanwezig zijn en dit in relatie met het schaalniveau (de ruimtelijke draagkracht), de identiteit en de grootte van het verzorgingsgebied. Het bundelen van wonen en werken gebeurt strikt in kleinstedelijke gebieden zodat de bestaande compactheid wordt behouden en versterkt. Het informatief deel van het PRS W-VL duidt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur verschillende deelruimten van de provincie aan. Die deelruimten zijn gebaseerd op gemeenschappelijke potenties, knelpunten en identiteit en kunnen elkaar overlappen. Per deelruimte worden al de gemeenten opgesomd die geheel of gedeeltelijk tot deze deelruimte behoren. Voor elke deelruimte wordt een gebiedsspecifiek samenhangend beleid gevoerd. De verschillende deelstructuren worden hierin geïntegreerd behandeld. Elke deelruimte krijgt bijgevolg een specifieke visie (rol) toegewezen in het PRS W-VL. In de gewenste ruimtelijke structuur van elke deelruimte worden de structuurbepalende dragers in algemene lijnen voorgesteld. Vervolgens wordt een specifiek beleid weergegeven. Torhout bevindt zich binnen de zgn. Middenruimte: de driehoek gevormd door de stedelijke gebieden Roeselare, Tielt en Torhout. In de Middenruimte wordt de bedrijvigheid verder ondersteund (dit betekent o.a. de verwevenheid van diverse soorten land- en tuinbouwactiviteiten en aan de landbouw gerelateerde bedrijvigheid).
4.2.2
Beleid Volgende elementen zijn bepalend voor de ruimte en het bijbehorende beleid: • • • • •
Stedelijke gebieden en een gelijkmatig gespreid rasterpatroon van kernen als bundeling van activiteiten; Concentraties van bestaande bedrijvigheid in specifieke economische knooppunten voor clustering en endogene economische ontwikkeling; Kanaal Roeselare-Leie als drager van watergebonden industrie en ecologische potenties; A17 als belangrijke noord-zuidverbinding tussen Brugge en Kortrijk; Beekvalleien, heuvelruggen, bosgebieden en openruimteverbindingen als natuurlijke bouwstenen van het industriële landschap.
Het ruimtelijk beleid focust op een aantal speerpunten: Dynamische activiteiten in de stedelijke gebieden en de specifieke economische knooppunten concentreren Deze deelruimte kenmerkt zich door een zeer grote diversiteit van bedrijvigheid, zowel naar ruimtelijke kenmerken (bv. klein- en grootschaligheid, verspreid patroon) als soorten activiteiten (bv. sectoren, tewerkstelling). Er wordt voor geopteerd om de ontwikkelingen van de bovenlokale bedrijvigheid als volgt te sturen:
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 11 van 55
•
•
een aanbod van regionale bedrijventerreinen ter versterking van de endogene ontwikkelingen en/of sectorale clustervorming kan zowel in de stedelijke gebieden als in de specifieke economische knooppunten gegenereerd worden; nieuwe bovenlokale bedrijven, in de zin van (ver)nieuwe(nde) initiatieven die los staan van endogene ontwikkelingen en sectorale clustervorming, worden enkel geconcentreerd in de stedelijke gebieden.
De stedelijke gebieden versterken Torhout is als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau een belangrijk tewerkstellings- en verzorgingscentrum, naast het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Tielt en het regionaalstedelijk gebied Roeselare. In verhouding tot het schaalniveau van het stedelijk gebied wordt een aanbodbeleid gevoerd voor bedrijven die zowel de economische dynamiek ondersteunen als de verzorgende rol voor de omgevende regio versterken. Belangrijk bij de afbakeningsprocessen van de stedelijke gebieden is bovendien het bestendigen van de huidige compactheid. De verkeersontsluiting optimaliseren Het sterk verspreide bovenlokale verkeer, dat een gevolg is van de uitwaaierende activiteiten in deze deelruimte, wordt gebundeld via aangepaste ontsluitingen naar het hogere wegennet. Dit gebeurde onder andere door de aansluiting van de R34 in Torhout op de A17 (E 403).
4.3
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Torhout
4.3.1
Torhout als gediversifieerd kleinstedelijk gebied De stad Torhout wil zich profileren als gediversifieerd kleinstedelijk gebied met een versterkte centrumfunctie voor de regio in een aantrekkelijke open ruimte. Uitgangspunten voor deze evolutie zijn duurzame ontwikkeling, zuinig ruimtegebruik, hoge beeldkwaliteit, verwevenheid van functies en realisatie van meervoudige doelstellingen. Deze uitgangspunten werden vertaald naar ruimtelijke concepten die op hun beurt doortikten in de ontwikkeling van de gewenste ruimtelijke structuur. Bij de uitwerking van deze laatste werd uitgegaan van de ruimtelijke complementariteit tussen de stedelijke kern en de open ruimte. De stedelijke kern wordt verder uitgebouwd en versterkt. Bijkomende woningen, bedrijvigheid en voorzieningen op gemeentelijk niveau worden bij uitstek geconcentreerd in het af te bakenen kleinstedelijk gebied. De concentratie van deze activiteiten bevestigt en versterkt de verzorgende functie van de stedelijke kern voor de regio. De stedelijke kern wordt duidelijk afgelijnd ten opzichte van de open ruimte. In die open ruimte is landbouw de hoofdfunctie, waarbij de bestaande landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van de veldgebieden en hun omgeving worden gevrijwaard. Daarnaast is de natuur mede een toeristisch-recreatieve nevenfunctie. Ten slotte wordt een hiërarchisch wegennet uitgebouwd waarbij de inrichting van de wegen de functie ondersteunt. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de verkeersveilige verbondenheid tussen de woonentiteiten in het buitengebied onderling en de verbinding met de stadskern. Klemtoon wordt gelegd op de kwaliteit van het langzaam verkeer (fietsverbindingen) en op de ontsluiting door het openbaar vervoer.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 12 van 55
figuur 11
4.3.2
Gewenste ruimtelijke structuur van de stad Torhout
Algemene visie op wonen Gelet op het feit dat het plangebied in hoofdzaak de woonfunctie omvat, worden in onderstaande de relevante uitgangspunten inzake het wonen in de stedelijke kern opgelijst. Bundeling van het wonen in het stedelijk gebied In eerste instantie wordt, vertrekkende van de selectie van Torhout als kleinstedelijk gebied van provinciaal niveau, het wonen geconcentreerd in het stedelijk gebied. Dit gebeurt door het prioritair en actief stimuleren van het bestaande juridische aanbod aan bouwmogelijkheden. Bij de uitbouw van de stadskern wordt, om de ruimte-inname te beperken, gestreefd naar een globale woningdichtheid van minimaal 25 woningen per hectare. Differentiatie van de woningbehoefte De woningbehoefte, gedifferentieerd naar verschillende woningtypes en doelgroepen, kan als volgt ruimtelijk ingevuld worden: •
De behoefte aan meergezinswoningen wordt ingevuld door verdichting, hoofdzakelijk in de binnenstad van de stedelijke kern en de stationsomgeving (als strategisch stedelijk projectgebied). Bij de uitwerking van verdichtingsprojecten wordt bijzondere aandacht besteed aan de inpassing in het bestaande bebouwde weefsel (bijvoorbeeld gabariet);
•
De behoefte aan aangepaste woningen voor bejaarden wordt ingevuld in het stedelijk gebied en in het centrum van de dorpen en wijken. De nabijheid van voorzieningen op loopafstand is aangewezen;
•
De behoefte aan sociale wooneenheden wordt hoofdzakelijk opgevangen in het stedelijk gebied. Gronden in eigendom van de sociale huisvestingsmaatschappij worden geactiveerd. In de dorpen en landelijke wijken kunnen de kleinschalige woningbouw- en inbreidingsprojecten (die in bestaand woongebied gesitueerd zijn) ook sociale
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 13 van 55
wooneenheden omvatten. Dit bij voorkeur in de dorpen en landelijke wijken met geen of een beperkt aanbod aan sociale wooneenheden1; •
De vernieuwing van woningen met een geringe kwaliteit zal vooral door particulier initiatief gebeuren. De gemeente kan deze initiatieven ondersteunen en versnellen door uiteenlopende maatregelen op het vlak van stimuli en sensibilisatie. Ook de openbare sector kan een belangrijke rol spelen op het vlak van de vernieuwing van het woningpatrimonium door een aankoopbeleid op oudere of leegstaande woningen. Het is aangewezen dat de gemeente, de sociale huisvestingsmaatschappijen, het OCMW, enz. hiervoor hun beleid op elkaar afstemmen.
Differentiatie van de woningdichtheid De invulling en differentiatie van de dichtheid gebeurt op basis van de ligging, de morfologie en typologie van het omliggende (woon)weefsel. Een eerste differentiatie gebeurt op basis van de ligging in het stedelijk gebied of in het buitengebied. In het stedelijk gebied wordt een globale dichtheid van 25 wooneenheden per hectare nagestreefd, in het buitengebied 15 wooneenheden per hectare. Dit betekent dat vooral in het stedelijk gebied een gerichte verdichting van het woonweefsel noodzakelijk is. De globale dichtheid van het stedelijk gebied is de verhouding van het totaal aantal woningen gelegen in het stedelijk gebied t.o.v. de totale oppervlakte van het stedelijk gebied zoals bepaald bij de afbakening. Lokaal kan de dichtheid kleiner, gelijk of groter zijn. Binnen de verdichtingzone zal de dichtheid steeds groter of gelijk moeten zijn aan 25w/Ha. Uit de analyse van de bestaande dichtheden in de stadskern (met buitenwijken) blijkt dat enkel het (kleine) kerngebied rondom de Markt de dichtheid van de 25 woningen per ha bereikt. In de overige delen van de stadskern is de dichtheid lager dan 15 woningen per ha. Het streven naar een hogere, globale stedelijke dichtheid van 25 woningen per ha in de stedelijke kern Torhout gebeurt door:
4.3.3
•
De activering van het bestaande juridisch aanbod. De bestaande lage dichtheid is, naast het gebruik van typologieën met een lagere dichtheid, immers ook toe te wijzen aan het nog aanzienlijke bestaande juridisch aanbod. Het activeren van dit aanbod zal met andere woorden de globale dichtheid in de stadskern doen stijgen;
•
Projectgericht een hogere dichtheid na te streven (verdichting). Dit kan door: o
Binnengebieden nabij de stadskern te ontwikkelen als projecten met een stedelijke dichtheid (minimaal 25 woningen per ha). De binnengebieden zijn de plaatsen bij uitstek waar projecten opgestart kunnen worden die compacte typologieën combineren met nieuwe publieke ruimte en groen voor wijk en stad;
o
De trend van verdichting van het woonweefsel verder te ondersteunen (bijvoorbeeld door, nabij de stadskern, het vervangen van eengezinswoningen door meergezinswoningen, rijwoningen, kleinere kavels, enz.);
o
Consequent toepassen van de differentiatie.
Algemene visie op stedelijke voorzieningen Uitgangspunt is de concentratie van stedelijke voorzieningen in de stadskern, bij voorkeur in de nabijheid van de reeds bestaande concentraties aan voorzieningen. Voor de uitbreiding of ontwikkeling van nieuwe (stedelijke) voorzieningen worden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd: Ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande voorzieningen De uitbreidingsmogelijkheden voor stedelijke voorzieningen in de stedelijke kern zijn door het dichte stedelijke weefsel beperkt. Ontwikkelingen dienen dan ook met de nodige aandacht en het nodige respect voor de bestaande kwaliteiten te gebeuren. Zo is de huidige aanwezigheid van groen en open ruimte (al dan niet met recreatieve functie) in de stedelijke kern een te behouden kwaliteit.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 14 van 55
Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe voorzieningen Nieuwe stedelijke voorzieningen worden bij uitstek gerealiseerd aansluitend op of in de nabijheid van de bestaande concentraties aan stedelijke voorzieningen en strategische stedelijke locaties (bijvoorbeeld het nieuw gemeentelijk administratief centrum).
4.3.4
Visie voor het plangebied Het plangebied van voorliggend RUP is volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gesitueerd in de stedelijke kern. De algemene visie en concepten worden hier verder vertaald in onderstaande relevante uitgangspunten: Binnenstad als gemengde woonomgeving en regionaal centrum De binnenstad wordt verder ontwikkeld als gemengde woonomgeving en als drager van gemeenschapsvoorzieningen op stedelijk en regionaal niveau. Voorzieningen worden zoveel mogelijk geconcentreerd in de binnenstad, voorzover de ruimtelijke mogelijkheden en de draagkracht van de omgeving dit toelaten. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de beeldkwaliteit. Het bestendigen en versterken van het handelsapparaat, de dienstverlening, de sportaccommodatie, recreatieve en culturele voorzieningen helpen mee de binnenstad als kwalitatieve woonomgeving en dynamisch centrum van de regio te ontwikkelen. Economisch verkeer gescheiden van lokaal verkeer Het economische verkeer wordt zoveel mogelijk gescheiden van het lokale verkeer. De ontsluiting van de bedrijventerreinen naar het bovenlokale wegennet gebeurt via de R34, complementair aan de A17/E403. De functie van de wegen moet duidelijk zijn aan de inrichting ervan. Op de wegen voor het economische verkeer is de doorstroming belangrijk. Conflictpunten worden er tot een minimum herleid. Ook het aantal erftoegangen wordt waar mogelijk beperkt. Op andere wegen in de stedelijke omgeving primeert het leefbaarheidsaspect. Ze worden als dusdanig ingericht. R34 als herkenbare structuur en poort tot de stad De R34 is een herkenbare structuur aan de noord- en westzijde van de stedelijke kern Torhout. De R34 heeft een belangrijke functie als link tussen het lokale wegennet en het hoofdwegennet. De aansluiting van de R34 op de A17/E403 zorgt voor deze onontbeerlijke link. De ring grenst echter ook aan vele woongebieden, waardoor de leefbaarheid een belangrijk aspect van de inrichting is. Zeker ter hoogte van de aansluitingen tussen het centrum en de buitenwijken worden de leefbaarheid, de oversteekbaarheid en de veiligheid uitgangspunten in het ontwerpen van het wegprofiel. Daar waar mogelijk wordt de R34 als een scherpe en duidelijke begrenzing van het stedelijke weefsel beschouwd. De stedelijke ontwikkeling gaat bij voorkeur niet over deze infrastructuur heen. Ruimte voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt bijgevolg in de eerste plaats gezocht onder de restruimtes binnen het stedelijke gebied en in reeds aangesneden gebieden. De R34 tot aan het op- en afrittencomplex van de A17/E403 wordt als groene toegang tot de stad Torhout uitgebouwd. De overgang tussen de stedelijke kern wordt geaccentueerd door poorten. Dit kan gebeuren door de inplanting van een markant gebouw of een aangepaste stedenbouwkundige of landschappelijke inrichting die de grens van de stedelijke kern duiden.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 15 van 55
Stedelijke kern met duidelijk afgewerkte randen De stedelijke woon- en werkomgeving wordt scherp afgelijnd ten opzichte van de open ruimte. De randen van het stedelijke weefsel worden met zorg afgewerkt, zodat een kwalitatieve overgang naar de open ruimte ontstaat. Een scherpe en heldere begrenzing van het stedelijke weefsel vormt het uitgangspunt. Op plaatsen waar de open ruimte tot aan de R34 doordringt, wordt de ringweg als harde grens genomen. Dit zorgt voor een ‘doorbloeden’ van de kern door verschillende open-ruimtearmen, wat de kwaliteit van de stedelijke (woon)omgeving ten goede komt. Behoud van de groene corridors tot in het centrum Het doordringen van de open ruimte tot in het centrum wordt als drager van stedelijke kwaliteit behouden. Dit betekent niet dat een invulling door stedelijke activiteiten uitgesloten is, wel dat de invulling bij voorkeur een open (groen) karakter heeft.
4.3.5
Gewenste ruimtelijke structuur van de deelgebieden van de open ruimte De westelijke grens van het plangebied, de Vredelaan (R34), vormt een harde grens tussen het zuidelijk open ruimtegebied en de stedelijke kern. Hoewel deze open ruimte niet tot het plangebied behoort, is het alsnog van belang de gewenste ruimtelijke structuur ervan te beschrijven, in relatie tot het plangebied van voorliggend RUP.
figuur 12
Gewenste ruimtelijke structuur van het open ruimtegebied
Samenhangend landbouwgebied In de zuidelijke open ruimte wordt de ontwikkeling van een dynamische landbouw ondersteund. Binnen dit gebied moet de landbouw zich flexibel kunnen ontplooien zodat ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelingen en/of mogelijkheden. Aan de ontwikkeling van landbouwbedrijven worden geen beperkingen opgelegd.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 16 van 55
De agrarische functie houdt rekening met elementen met een belangrijke landschappelijke of ecologische waarde. In beekvalleien met een ecologische waarde is het beleid gericht op het behoud en de ontwikkeling van deze ecologische waarden. Nabij kleine landschapselementen is het beleid afgestemd op het behoud van deze landschapselementen als onderdeel van de ecologische infrastructuur.
Landschappelijk en ecologische infrastructuur In het zuidelijk open ruimtegebied behoren volgende elementen tot de landschappelijke en ecologische infrastructuur: •
De beekvalleien als netwerk van ‘groene linten’ doorheen het landschap: de valleien van de Grijsperrebeek, Kasteelbeek, Kwakkelbeek, Paleputbeek, Spanjaardbeek, Bakvoordebeek, Ringaartbeek, Makeveldbeek, Oude Regenbeek en Koebeek worden ontwikkeld als ‘groene linten’ doorheen de open ruimte. In de beekvalleien staan het behoud van de structuurkenmerken van de beek voorop, het behoud en de ontwikkeling van een beekbegeleidende beplanting. De beekvalleien zijn ook aandachtszones voor het behoud en de ontwikkeling van een concentratie aan kleine landschapselementen.
•
Buurtwegen als groene verbindingen tussen de kasteeldomeinen en –parken en de stedelijke kern: het netwerk van buurt- en wandelwegen wordt geherwaardeerd, o.m. door het herstellen en heraanleggen van buurt- en wandelwegen. Hiertoe zal een selectie gebeuren, mede op basis van de landschappelijke en ecologische waarde van de weg.
4.4
Mobiliteitsplan
4.4.1
Algemeen De stad Torhout legt de nadruk op een duurzaam beleidsscenario, met aandacht voor het garanderen van de noodzakelijke bereikbaarheid en leefbaarheid, het vergroten van de verkeersveiligheid, het afremmen van de groei van automobiliteit en het optimaliseren van de bestaande infrastructuur. Dit wordt vertaald naar een aantal lokale doelstellingen op ruimtelijk vlak en op het aspect van duurzame mobiliteit. Ruimtelijk: •
Concentreren van activiteiten, door verweving van functies en een goed gebruik van de voorzieningen en de infrastructuur en door het lokaliseren van uitbreidingen, aansluitend bij het bestaande stadsweefsel;
•
Het vrijwaren van het buitengebied voor essentiële functies, ondermeer door het afbakenen van het stedelijk gebied en het selectief omgaan met bestaande economische activiteiten in het buitengebied;
•
Het bundelen van (economische) activiteiten en het gebruik van de infrastructuren als bindteken en als basis voor de locatie van activiteiten.
Duurzame mobiliteit: •
Stimuleren van alternatieven voor het autoverkeer;
•
Een mobiliteitsbeleid gericht op het beheer van het verkeer;
•
Optimalisering door categorisering van het wegennet.
Voorgaande doelstellingen tikken door in de krachtlijnen voor de gewenste verkeersstructuur.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 17 van 55
4.4.2
Gewenste verkeersstructuur De bestaande hoofdstructuur van Torhout wordt bepaald door de N32, de N33 en de R34 die deze secundaire wegen met elkaar verbindt. Ze vormen samen een westelijke tangent die langs één zijde van de stad de ruggengraat vormt voor het verkeersgebeuren op het vlak van mechanisch verkeer. De ondergeschikte structuren, zijde de verbindingswegen naar Aartrijke en Kortemark zijn eveneens op voornoemde tangent geënt. De derde verbindingsweg, naar Ruddervoorde, sluit via de Rijselstraat aan op de N32. Deze verkeersstructuur zorgt ervoor dat de binnenstad van Torhout met weinig doorgaand verkeer wordt geconfronteerd. Een zwak punt is de barrièrevorming van de spoorweg tussen Torhout-Oost en de binnenstad. Voor verbindingen is men aangewezen op drie onderdoorgangen waarmee moeizaam de hoofdstructuur kan bereikt worden en waardoor de belasting van de binnenstad niet uitgesloten is. In de toekomst kan de Rijselstraat (door signalisatie en ingrepen in de binnenstad) voor een betere ontsluiting op de hoofdstructuur zorgen. De bereikbaarheid van de binnenstad vanuit de woonlobben ten westen van de R34 en ten oosten van de spoorweg voor het langzaam verkeer moet extra aandacht krijgen in dit beleidsplan. Via aanbevolen en zelfs voorbehouden routes voor fietsers en voetgangers is dit te optimaliseren. In de binnenstad zelf kan aan een selectief parkeerbeleid en aangepast verkeerscirculatieplan worden gewerkt. Voorts moet de aandacht gaan naar verkeersveiliger routes voor het fietsverkeer tussen de buurgemeenten en deelgemeenten en Torhout-Centrum en naar beveiligde routes voor het vrachtverkeer dat wordt gegenereerd door een (beperkt) aantal geïsoleerd gelegen bedrijven. Gelet op de bereidheid van de Lijn de frequenties te verhogen in functie van het woon-schoolverkeer, de verbetering van de bediening van de kliniek en het inzetten van alternatieven zoals de belbus en de marktbus, is samen met een te verhogen fietsgebruik en voetgangerskilometers een verschuiving van de gebruikte vervoersmodi ten nadele van de auto haalbaar. Het uitgangspunt is niet zozeer een vermindering van het autogebruik, maar een vermindering van de groei van het autogebruik. Hierbij worden de volgende krachtlijnen beschouwd, waarvan een aanzienlijk aandeel reeds is uitgevoerd:
4.4.3
•
De realisatie van de aansluiting van de R34 met de E403 (reeds uitgevoerd);
•
De herinrichting van de R34, in het bijzonder de Vredelaan en de Noordlaan (reeds ten dele uitgevoerd);
•
Het aanpassen van de infrastructuur, niet in de eerste plaats om voldoende capaciteit te bieden aan het autoverkeer om congestie te vermijden, maar ter verbetering van de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid;
•
De optimalisatie van de verblijfskwaliteit in de binnenstad, de woonlobben en de kernen van Sint-Henricus en Wijnendale;
•
De uitbouw van een selectief parkeerbeleid;
•
De optimalisatie van het fietsroutenetwerk, ook in de binnenstad;
•
Beveiliging van conflictzones met fietsers en voetgangers ter hoogte van oversteekplaatsen;
•
De optimalisatie van het netwerk van openbaar vervoer.
Categorisering van de wegen De belangrijkste begrenzende infrastructuren in het plangebied worden als volgt gecategoriseerd: •
De Vredelaan (R34) is een primaire weg categorie II, hoewel de feitelijke toestand niet beantwoordt aan de inrichtingseisen, gelet op de erfontsluitingen, de vele kruispunten en de barrièrewerking t.a.v. het langzaam verkeer;
•
De Rijselstraat en de Kortemarkstraat zijn lokale wegen categorie I;
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 18 van 55
•
4.4.4
De overige wegen betreffen lokale wegen categorie III.
Gewenste structuur voor zachte weggebruikers en openbaar vervoer De optimalisatie van het fietsroutenetwerk en meer algemeen het netwerk voor de zachte weggebruiker, ook in de binnenstad, is van groot belang voor de gewenste verkeersstructuur. Een groter gebruik van de fiets is immers een essentiële factor om de operationele doelstellingen van het mobiliteitsbeleid, i.c. het beperken van de groei van de automobiliteit, mede te ondersteunen naast o.a. de bevordering van het gebruik van het openbaar vervoer. Om het fietsen te bevorderen dienen een aantal voorwaarden vervuld te zijn: •
De fietspaden en kruispunten met wegen moeten veilig zijn;
•
De sociale veiligheid van de fietsroutes moet gegarandeerd zijn;
•
Het netwerk voor de fietsers moet samenhangend zijn en continu;
•
Het comfort van fietspaden en fietsvoorzieningen moet van een hoog niveau zijn;
•
De fietsroutes moeten zo direct mogelijk zijn en de kortste verbinding bieden;
•
De omgeving van de fietsroutes moet voldoende aantrekkelijk zijn;
•
Een optimale complementariteit tussen fietsnetwerk en openbaar vervoer moet nagestreefd worden.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 19 van 55
figuur 13
Maatregelen voor de verkeersstructuur op het niveau van de binnenstad
De functionele fietsroute Kortemarkstraat – Gitsstraat – Ieperse Heerweg vormt in dit kader een belangrijk onderdeel van het fietstraject tussen Kortemark en Torhout. De fietstunnel onder de Vredelaan als onderdeel van dit traject, aangegeven op de figuur op p.20, werd niet weerhouden bij de herinrichting van dit deel van de R34. Een bijzondere doelstelling binnen het mobiliteitsplan is het bevorderen van het fietsgebruik op de korte verplaatsingen, met name in de binnenstad zelf en tussen de woonwijken en de binnenstad. Hiervoor dienen de kortste verbindingen gekozen en dermate ingericht dat het verblijfskarakter overweegt. Zo mogelijk dient het autoverkeer op cruciale verbindingen ondergeschikt te zijn aan het fietsverkeer en het openbaar vervoer. Met betrekking tot het openbaar vervoer op haar beurt is het de bedoeling te streven naar een zo fijnmazig mogelijk netwerk in functie van de bediening van Torhout vanuit de omliggende gemeenten, de deelgemeenten en de wijken en snel en comfortabel vervoer tussen de steden. Concluderend kan worden gesteld dat het stimuleren van het fietsgebruik en het te voet gaan slechts tot resultaten kan leiden wanneer de veiligheid en het comfort gevoelig toenemen. Derhalve zijn belangrijke infrastructurele ingrepen noodzakelijk. Als aan deze voorwaarde is voldaan kan er aan
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 20 van 55
gedacht worden het gebruik van de auto voor korte ritten terug te dringen, ondermeer door het uitbouwen van een gediversifieerd parkeerbeleid in functie van de doelgroepen.
4.5
Inventaris bouwkundig erfgoed Kortemarkstraat •
87400 (bewaard): Kortemarkstraat nr. 10. Burgerhuis, volgens het kadaster in 1913 gebouwd door metser K. De Koninck. Rode baksteenbouw met sierankers, gebruik van arduin voor plint en sierelementen. Rechter travee als risaliet in Brugse travee oplopend in nu verwijderde gevelbekroning. Getoogde en rechthoekige muuropeningen; vernieuwd houtwerk. Balkon op consoles, ijzeren leuning.
•
87402 (bewaard): Kortemarkstraat nr. 26. Burgerhuis, volgens het kadaster gebouwd in 1907 door fabrikant F. Cornille. Dubbelhuis van twee bouwlagen onder zadeldak (blauwe mechanische pannen, gootlijst op consoles). Donkerrode baksteenbouw met sierankers, gebruik van arduin voor plint en sierelementen. Middelste travee met portaal oplopend in trapgevel. Rechthoekige muuropeningen op de begane grond, korfbogig boogveld ingevuld met wit- en groengeglazuurde tegeltjes; voorts getoogde muuropeningen. Bewaard houtwerk, onder meer beglaasde vleugeldeur met smeedwerk en ramen met T-indeling.
•
87403 (bewaard): Kortemarkstraat nr. 28. Burgerhuis, volgens het kadaster in 1912 gebouwd door de "Maatschappy F. en C. Cornille", fabrikanten. Bewaard bouwplan van 1911 naar ontwerp van architect Thierry Nolf (Torhout). Enkelhuis van twee bouwlagen onder zadeldak (blauwe mechanische pannen). Oranje baksteenbouw met sierankers, gebruik van arduin voor plint en sierelementen. De linker travee loopt in geprofileerde Brugse travee op in getrapt dakvenster. Aflijnende boogfries en kantelen. Balkon op consoles, uitgewerkte ijzeren leuning. Rechthoekige en getoogde muuropeningen. Vernieuwd houtwerk met uitzondering van de deur.
•
87404 (bewaard): Kortemarkstraat nr. 34/ Gitsstraat. Hoekpand met aansluitende nutsgebouwen ter hoogte van de Gitsstraat, wijzend op vroegere nijverheidsfunctie. Het huis dateert van 1910, cf. jaartal aangebracht in het dakvenster. Beschilderd, met schijnvoegen gecementeerd hoekpand met brede afgeschuinde travee, onder tentdak (blauwe mechanische pannen). Getoogde en verlaagde rechthoekige muuropeningen. Deels bewaard beschilderd houtwerk met T-indeling en oorspronkelijk gelede roedeverdeling in de bovenlichten. Achterliggend erf met bakstenen schuurtje onder zadelddak (mechanische pannen). Aan de Gitsstraat, schuifpoort waarboven laadvenster onder overkragend zadeldak. In de linker zijgevel, getoogde muuropening met bewaard witgeschilderd raam met T-indeling en gelede roedeverdeling in het bovenlicht.
•
87407 (bewaard): Kortemarkstraat nr. 54. Burgerhuis van 1932 cf. fronton met jaartal. Verzorgd parement van rode sierbaksteen, gebruik van gele baksteen voor banden, van arduin voor de plint en sierelementen. Korfbogige en rechthoekige muuropeningen, laatst genoemde gekoppeld en verdiept in steekboognis. Centraal risaliet oplopend in fronton met gecementeerd jaartal "1932" in cartouche. Vernieuwd houtwerk. Achterin gelegen nutsgebouwen.
Rijselstraat •
87530 (bewaard): Rijselstraat nr. 155. Wachthuisje bij de overweg op de in 1864-1873 aangelegde spoorlijn Oostende-Ieper-Armentières. Volgens het kadaster gebouwd in 1872 door de "Maatschappij van den IJzerenweg". In 1899 "reconstruction totale" (domein van de staat). Twee bouwlagen onder overkragend zadeldak (Vlaamse pannen), aan de achterzijde mank. Getoogde muuropeningen in een geriemde omlijsting. Vernieuwd houtwerk. In de achtertuin, nutsgebouwtje onder dito zadeldak.
•
87533 (bewaard): Rijselstraat nr. 195/ Meibosstraat. Huis en aanpalende suikerdrogerij (cichorei-ast), volgens het kadaster in 1890 gebouwd door brouwer C. Lanszweert. In 1912,
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 21 van 55
uitbreiding. Rode baksteenbouw onder mansardedak (mechanische pannen, dakvenster en laadvenster, links aandak). Deels bewaard beluikt houtwerk. •
87518 (bewaard): Rijselstraat nr. 29. Interbellumpand van 1934 naar ontwerp van architect Willem Nolf (Torhout) (cf. bij de eigenaars bewaard bouwplan). Verzorgd parement van sierbaksteen, begane grond in bruine steen, gebruik van gesinterde tegels voor vensterdorpels, witgeschilderde luifels. Gevelbrede erker overgaand in balkon met buisleuningen. Deels bewaard houtwerk, onder meer op de begane grond in verniste houtkleur, beglaasde deur met geometrisch smeedwerk.
•
87521 (grondig verbouwd): Rijselstraat nr. 45/ Hertog van Arenbergstraat. Burgerhuis met nutsgebouwen, volgens het kadaster in 1928 gebouwd, bewaard bouwplan van 1927 naar ontwerp van architect Willem Nolf (cf. afbeelding). Verzorgde interbellumwoning onder pannen schilddak (oorspronkelijk dakvenster met ruitvormige roedeverdeling bewaard). Straatgevel met ritmerende muurdammen met sierankers, lopen deels door boven de gootlijst: brede witstenen lateien. Verzorgd houtwerk met schuiframen en T-indeling, kleine roedeverdeling in de bovenlichten. Verzorgde houtkleurige paneeldeur, beglaasd met geometrisch hekwerk, waaiervormig bovenlicht. Links vrijstaand pand met achtergelegen aansluitende stallingen (op de plattegrond onder meer aanduiding van melkkamer, voederstal en koeistal). Rondbogige staldeuren, rechthoekige vensters en poorten, laadvenster onder afgewolfd dakje.
•
87522 (bewaard): Rijselstraat nrs. 53-55-57. Samenstel van arbeidershuizen volgens het kadaster in 1929 gebouwd door de naamloze maatschappij "Textile des Flandres". Bewaard bouwplan van 1922 naar ontwerp van architect Léon Derre (Torhout): "ontwerp tot het bouwen van werkmanswoningen voor rekening der Maatschappij "Textile des Flandres" (…)" (ontwerp van zeven woningen, cf. afbeelding). Rode verankerde baksteenbouw met banden van witte sierbaksteen. Nrs. 53-55 zijn gaaf bewaard met gootlijst op klossen, risalietvormende deurtraveeën oplopend in smalle gecementeerde topgevel met windbord op spantbeen en korbelen. Nr. 57 was oorspronkelijk voorzien van een bredere topgevel cf. bewaarde aanzet in baksteen. Grotendeels gewijzigde muuropeningen, enkel bewaard in de verdieping van nrs. 5355: rechthoekige muuropeningen onder verzorgde latei, deels bewaard houtwerk met kleine roedeverdeling in de bovenlichten (gekleurd glas).
•
87523 (bewaard): Rijselstraat nrs. 63-65. Samenstel van winkelhuizen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Baksteenbouw, banden in andere baksteen. Rechthoekige muuropeningen onder korfbogige en getoogde ontlastingsbogen, boogveld ingevuld in visgraatverband, vernieuwd houtwerk. Op nr. 63, bewaarde winkelpui boven plint in keramische tegeltjes: groengeschilderd houtwerk, afgeronde beglazing van de etalage. Deur met gezandstraald opschrift.
•
87528 (bewaard): Rijselstraat nr. 91. Vrijstaande villa, volgens het kadaster in 1926 gebouwd. Omringende tuin, voortuin met ijzeren hekwerk tussen bakstenen postamenten, pad in 'dijktegels'. Rechts van het huis, garage uit dezelfde periode. Volgens mededeling van de eigenaars zou het pand na de Eerste Wereldoorlog gebouwd zijn door Amerikaans kolonel, als imitatie van de Amerikaanse huizenbouw. Geelbakstenen volume van twee bouwlagen onder zadeldak (blauwe mechanische pannen), overkragend (windbord, topstuk) op korbelen, verzorgde gootlijst op klossen. Zelfde verzorgde bedaking voor garage. Portaalloggia bereikbaar via enkele arduinen tredes met postamenten onder plat dak (dito gootlijst), bekronende vazen, houten balkonleuning. Toegang geflankeerd door twee sfinxen, latere toevoegingen vanuit een kasteel. Rechthoekige muuropeningen onder strek van felrode baksteen. Bewaard witgeschilderd houtwerk: schuiframen, gelede roedeverdeling in de bovenlichten. Beglaasde paneeldeur met ijzeren hekwerk. Tevens bewaarde garagepoort. Interieur. Traphall met verzorgde houten bordestrap met uitgewerkte trappalen, vleugeldeur met geslepen glas naar de woonvertrekken. Kooflijsten en plafondrozetten, 'Amerikaanse stopcontacten', cf. Amerikaanse bouwheer, marmeren schouwtje, invulling van de schouwmond met geglazuurde haardtegels met florale motieven.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 22 van 55
Gitsstraat
4.6
•
87348 (bewaard): Gitsstraat nr. 1. Burgerhuis in 1934 gebouwd door Z. Polle(s)t. Verzorgde baksteenbouw boven plint van donkere baksteen in dambordpatroon. Rechthoekige brede vensters verdiept in witgeschilderd gecementeerd vlak, witgeschilderde betonnen lateien. Traplicht met bewaard houtwerk met geometrische inslag, gekleurd glas.
•
87349 (bewaard): Gitsstraat nr. 43. Burgerhuis met kleine voortuin, volgens het kadaster gebouwd in 1915 door A. Winne, werkman. In 1935 vergroting van het volume aan de achterzijde, wellicht ook nieuw gevelparement in de jaren 1930. Gele sierbaksteen met markerende muurvakken boven strekse plint. Rechthoekige muuropeningen met afgeschuinde bovenhoeken onder betonnen latei. Bewaard witgeschilderd houtwerk, bovenlichten met geometrische roedeverdeling en glas-in-lood.
Commercieel-strategisch plan voor de detailhandel te Torhout Het commercieel-strategisch plan, opgemaakt eind 2010, biedt een ontwikkelingskader voor het detailhandelsgebeuren in Torhout, waarbij maximaal en integraal wordt ingespeeld en gebruik gemaakt van andere ontwikkelingen in en buiten de stad.
4.6.1
Missie en visie De algemene missie en visie voor de ontwikkeling van de detailhandel van Torhout worden als volgt geformuleerd: “Torhout wordt een plaats waar het stadsgevoel leeft, die dankzij zijn aantrekkelijke, competitieve en kwalitatieve winkelgebieden en eigen identiteit een maximale aantrekkingskracht uitoefent op de (huidige en toekomstige) eigen inwoners en op inwoners uit de ruimere omgeving.” Hierbij staan twee zaken centraal: een aantrekkelijke stad waar het aangenaam is om winkelen enerzijds en een kwaliteitsvol handelsapparaat anderzijds. Op het vlak van handel wil de stad een grotere aantrekkingskracht uitoefenen op inwoners uit de regio van Torhout. Men wil de koopvlucht vanuit Torhout zien afnemen en het aantal winkelende bezoekers vanuit de andere gemeenten in de omgeving van Torhout zien toenemen. De stad streeft ernaar om zijn marktgebied verder te ontwikkelen in een straal van circa 10 à 15km rondom Torhout, hoofdzakelijk ten noorden, ten oosten en ten westen van de stad en in mindere mate ten zuiden van Torhout (tot Lichtervelde).
4.6.2
Periferie winkelcentrum Torhout Een clustering van het winkelcentrum is de meest wenselijke vorm, maar indien een handelszaak zich wenst te vestigen of herlokaliseren in de stad Torhout en deze niet in het winkelcentrum ingeplant kan worden omwille van volumineuze goederen, parkeergelegenheid nabij de zaak, winkelformule met een grotere oppervlaktebehoefte (tuincentra, meubelen, keukens, bouwmaterialen,…) dient de voorkeur te worden gegeven aan de winkelconcentraties in de periferie zo dicht mogelijk rond het winkelcentrum en binnen het voorstel van afbakening van het kleinstedelijk gebied. Het stadsbestuur onderzoekt hiertoe per aanvraag waar ruimte is voor een winkel met een grotere oppervlaktebehoefte. Er wordt geopteerd om geen verdere commerciële ontwikkeling te voorzien langs de baanconcentraties buiten de stadskern omwille van het kernversterkende beleid. Deze baanconcentraties, waaronder de Vredelaan, kunnen behouden blijven, maar verdere uitbreiding is niet wenselijk. Verder maakt het plangebied geen deel uit van de afgebakende winkelzones van het centrum.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 23 van 55
5
Juridisch kader
5.1
Overzicht TYPE Gewestplan
Nr.4 Diksmuide-Torhout (K.B. 05/02/1979)
Herbevestigde agrarische gebieden
Geen
Plannen van aanleg APA
Geen
BPA
BPA Gitsstraat (K.B. 06/02/1986)
Ruimtelijke uitvoeringsplannen Gewestelijk RUP
Geen
Provinciaal RUP
Afbakening Kleinstedelijk Gebied Torhout (in opmaak)
Gemeentelijk RUP
Geen
Verkavelingsvergunningen (geldig)
Ja, zie 5.5
Beschermingen Beschermde monumenten
Beschermde stads- of dorpsgezichten
De voormalige Peerdenposterij, bestaande uit herberg, binnenkoer en stalling, Rijselstraat 31-33, kadastraal bekend onder afdeling 3, sectie F, Perceelnummers 6E, 6S. Geen
Beschermde landschappen
Geen
Vogelrichtlijngebied
Geen
Habitatrichtlijngebied
Geen
Weidevogels
Geen
VEN
Geen
Natuurreservaten
Geen
Beschermingszone grondwaterwinning Overstromingsgebieden Vlaanderen: risicozone overstromingen Wegen Gewestwegen
Geen
Provinciewegen
Geen
Buurtwegen
Ja, zie 5.7
Geen
Vredelaan (R34)
Waterlopen Onbevaarbaar
Twee onbekende, niet geklasseerde waterlopen
Bevaarbaar
Geen
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 24 van 55
5.2
Gewestplan In het gewestplan nr. 4 Diksmuide-Torhout (K.B. 05/02/1979) wordt het plangebied in hoofdzaak aangeduid als woongebied. De meest zuidelijk gelegen spie, begrensd door de Rijselstraat, de Vredelaan en de Bermstraat, betreft woongebied met landelijk karakter.
figuur 14
5.3
Plangebied binnen het gewestplan
Bijzonder plan van aanleg (BPA)
figuur 15
Vigerend BPA Gitsstraat
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 25 van 55
Het BPA Gitsstraat is het vigerende plan voor het overgrote deel van het plangebied. Enkel de spie tussen de Rijselstraat, de Vredelaan en de Bermstraat is niet mee opgenomen. Het BPA is gedateerd en moet worden geactualiseerd omwille van volgende problematieken: •
Er is een discrepantie tussen de maximaal toegelaten vloer-terreinindex (V/T) en de bouwvoorschriften inzake bouwdiepten en hoogtes, vooral in de zones langs de Rijselstraat, Kortemarkstraat en een deel van de Gitsstraat. Deze problematiek hangt nauw samen met de breedte van het perceel.
•
Een aantal bestemmingszones in het BPA beantwoordt niet meer aan de visie van de stad. Er zijn op bepaalde plaatsen kleine binnengebieden als ambachtelijke zone bestemd, terwijl het aangewezen is deze in te schakelen in het woonweefsel als zones waar inbreiding mogelijk moet zijn. Om te bepalen in hoeverre deze gebieden kunnen worden herbestemd, moet worden gepeild naar de (ruimtelijke) ambities op korte en lange termijn.
•
Een deel van de woningen langs de Rijselstraat werd in het bestaande BPA voorzien van voortuinzones. De vraag is of deze nog te behouden zijn. Gelet op het feit dat deze bouwlijn voor het overgrote deel goed werd gevolgd door alle eigenaars is het aangewezen hier geen wijzingen aan te brengen.
•
Een groot deel van het bestaande BPA is reeds gerealiseerd onder de vorm van verkavelingen. Voor deze gebieden kunnen eenduidige voorschriften worden opgemaakt, waardoor de bestaande verkavelingsvergunningen komen te vervallen. Een deel van het plangebied is nog niet gerealiseerd. Het betreft voornamelijk de braakliggende percelen ter hoogte van het kruispunt Kortemarkstraat-Vredelaan, richting het zuiden. Dit gedeelte van het plangebied kan worden herbekeken, rekening houdend met de actuele eigendomssituatie en de bereidheid van de eigenaars tot ontwikkeling van de gronden, alsook het verbod tot ontsluiting van de gronden via de Vredelaan. Ook dient sterk rekening te worden gehouden met de waterhuishouding van het gebied. Het betreft immers lager gelegen gronden, die misschien gevoelig zijn voor overstromingen.
•
Er dient specifiek onderzoek te gebeuren naar de gronden van de beschermd is als monument. Recent werd het goed verkocht aan moment werkt aan nieuwe plannen voor de betreffende gebouwen streeft naar het creëren van een meerwaarde voor de omgeving monument en wil dit vertalen in het ruimtelijk uitvoeringsplan.
•
De horecazaak d’Oude Scheure wordt momenteel specifiek beschermd door de voorschriften van het BPA. Er dient te worden nagegaan in hoeverre dit nodig is en in welke mate de gebouwen een bescherming genieten door de inventaris van het bouwkundig erfgoed.
Peerdenposterij, dat een vzw, die op dit en gronden. De stad en het beschermde
5.4
Ruimtelijke uitvoeringsplannen
5.4.1
Provinciaal RUP: afbakening van het kleinstedelijk gebied Torhout Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Torhout is momenteel in opmaak. De visienota werd halfweg 2011 goedgekeurd en wordt beknopt beschreven in het onderstaande. De afbakening van kleinstedelijke gebieden heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. Dit beleid wordt hard gemaakt via de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Stedelijke gebieden zijn gebieden waar vandaag al een omvangrijke woonfunctie, een relatief hoge bouwdichtheid en een belangrijke concentratie aan stedelijke voorzieningen en economische activiteiten aanwezig zijn. Doel is om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen, voorzieningen en economische activiteiten zoveel mogelijk te bundelen in deze stedelijke gebieden.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 26 van 55
Hierbij dient benadrukt te worden dat het leggen van een grens helemaal niet duidt op het begrenzen van de groei. De grens trekt wél een lijn tussen gebieden waar stedelijke ontwikkeling gestimuleerd wordt en het buitengebied waar de bebouwingsvormen, natuur, landbouw en bos hun eigen groeiritme bezitten binnen de ontwikkelingsperspectieven geschetst in het RSV en het PRS. De grens van het stedelijk gebied heeft dus een beleidsmatige betekenis: een stedelijk gebiedbeleid versus een buitengebiedbeleid. Het afbakeningsproces stelt een voorstel van gewenste ruimtelijke structuur op voor het kleinstedelijk gebied Torhout. Hieraan worden de programmatorische indicaties getoetst. Uit het voorstel van gewenste ruimtelijke structuur moet blijken of en hoe de taakstellingen van provinciaal niveau in het stedelijk gebied op een kwalitatieve manier kunnen worden gerealiseerd. De uitgangspunten voor toekomstige ontwikkelingen zijn de volgende: -
Een afgebakende stad in de open ruimte;
-
Kwalitatieve stedelijke woonomgeving op maat van Torhout;
-
Tewerkstellings- en verzorgingscentrum voor de regio;
-
Respecteren van structurerende open ruimte-elementen;
-
Benutten van toeristisch-recreatieve mogelijkheden.
Deze uitgangspunten krijgen een vertaling in ruimtelijke concepten: -
Gedifferentieerde versterking van de stedelijke woonomgeving De binnenstad wordt verder ontwikkeld als gemengde woonomgeving en drager van gemeenschapsvoorzieningen op stedelijk en regionaal niveau. Aandachtspunt vormt hier het versterken van de ruimtelijke en beeldkwaliteit. Het stadscentrum wordt als dynamisch centrum van de regio ontwikkeld. De drie buitenwijken Don Bosco, Goede Herder en Torhout-Oost worden verder verdicht waarbij een menging van woningtypes in een stedelijke dichtheid voorop staat. De stedelijke woonwijk Goede Herder wordt daarnaast versterkt en uitgebreid met nieuwe woonomgevingen. In oudere buurten gaat aandacht naar een hogere woonkwaliteit door vervangingsbouw en renovatie.
-
Nieuwe impulsen met het strategische projectgebied van de stationsomgeving Een belangrijke impuls voor het stedelijk gebied is de opwaardering van de stationsomgeving. Door de ligging nabij de binnenstad en de buitenwijken Torhout-Oost en Goede Herder vormt de stationsomgeving een brug tussen deze verschillende delen van de stad. Het gebied wordt ontwikkeld als een gemengde stedelijke woonomgeving die een brede waaier van lokale en bovenlokale ontwikkelingen kan opnemen. Er kan hierbij gedacht worden aan kantoorfuncties, handel, horeca, diensten en voorzieningen verweven met nieuwe stedelijke woonvormen. Er kan ook gedacht worden aan een randparking voor pendelaars.
-
Onbebouwde zones tussen de N32 en de spoorweg als potentiegebieden voor stedelijke activiteiten Deze potentiegebieden, zowel in het noorden als in het zuiden van de gemeente, worden benut voor activiteiten en voorzieningen op stedelijk niveau. Er kan daarbij gedacht worden aan stedelijke sportvoorzieningen, bedrijvigheid, grootschalige kleinhandel, … De invulling gebeurt in afweging met de ontsluitingsmogelijkheden van beide gebieden in relatie tot het mobiliteitsprofiel van de nieuwe activiteiten en in afweging met de andere kwaliteiten en potenties van deze gebieden, meer bepaald het behoud van waardevolle en structurerende open ruimte elementen.
-
Bedrijventerreinen op daarvoor geschikte locaties Het bestaande bedrijventerrein wordt verder verdicht. Aansluitend wordt ter hoogte van de Oude Gentweg en ten oosten van de bestaande kippenkwekerij een zone voorzien voor de
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 27 van 55
realisatie van een lokaal bedrijventerrein, zoals voorzien in het structuurplan van de gemeente. Een verdere uitbreiding van het bedrijventerrein over de Oude Gentweg richting het landelijk woongebied Sint-Jozef-Arbeider is niet wenselijk en ook moeilijk door de vele woonlinten. Er zal bijkomende ruimte voor bedrijvigheid moeten gezocht worden op een andere plaats, afgestemd op de behoeften. Voor regionale bedrijvigheid kan dit het best gebeuren in gebieden met uitstekende ontsluitingsmogelijkheden naar de hoofdwegen en een beperkte interferentie met het stadscentrum. Gebieden die hiervoor in aanmerking komen zijn gebieden langs de R34, overgaand in de N32. Aansluitend op de potentiegebieden tussen de N32 en de spoorweg, wordt zowel in het noorden als in het zuiden van de gemeente, ruimte voor lokale en regionale bedrijvigheid voorzien. -
Duidelijk leesbare verkeersstructuur en scheiding economisch en lokaal verkeer Het Vlaams Gewest en de provincie hebben via hun wegencategorisering al de grote lijnen van het wegennet bepaald. De R34 verzorgt als primaire weg II de regionale ontsluiting. De weg fungeert als hoofdontsluiting van het kleinstedelijk gebied Torhout naar het hogere wegennet. Deze weg is aantrekkelijk voor grootschalige ontwikkelingen. Een goede sturing van de ontwikkelingen is nodig. De ontsluiting van de bedrijventerreinen gebeurt via het hogere wegennet: de R34-N32. Op andere wegen in de stedelijke omgeving primeert het leefbaarheidsaspect. Optimalisaties van het bestaande wegennet behoren tot de mogelijkheden. Op basis van het voorstel van gewenste ruimtelijke structuur voor het kleinstedelijk gebied Torhout wordt een voorstel van afbakeningslijn uitgewerkt. Ze vormt het resultaat van het onderzoek naar de grensstellende elementen uit het buitengebied en de invulling van de programma-elementen inzake wonen, bedrijvigheid, groen en ontspanning.
figuur 16
Voorstel gewenste ruimtelijke structuur in het PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Torhout
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 28 van 55
Het voorstel van afbakening gaat uit van volgende principes:
figuur 17
5.5
-
Bestaande elementen met een stedelijke rol worden opgenomen binnen het voorstel van afbakening;
-
Gewenste elementen met een stedelijke rol worden opgenomen binnen het voorstel van afbakening;
-
Het voorstel van afbakening volgt zoveel mogelijk de bestaande grenzen van het gewestplan of infrastructuren.
Voorstel van afbakening met het gewestplan als onderlegger
Verkavelingsvergunningen Onderstaande verkavelingen komen voor in het plangebied (zie ook plan bestaande en juridische toestand): •
5/31033/553.116
•
5/31033/204.467
•
5/31033/204.638
•
5/31033/1339.1
•
5/31033/1256
•
5/31033/1303
•
5/31033/1341.1
•
5/31033/1296
•
5/31033/553.1178
•
5/31033/1288
•
5/31033/204.741
•
5/31033/1234
•
5/31033/1279.1
•
5/31033/204.831
•
5/31033/204.816
•
5/31033/1122
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 29 van 55
5.6
Beschermingen OW001774, beschermd omwille van historische waarde Rijselstraat nrs. 31-33. Voormalige herberg en afspanning, zogenaamde "PEERDENPOSTERIJ AFSPANNING – BIJ JULES LAGROU-DOYEN" cf. geschilderd opschrift in de borstwering. Beschermd als monument bij M.B. van 10/10/2002. Herberg gelegen in de straatbocht van de steenweg BruggeMenen (aangelegd in 1752-1753). Ontstaan als herberg en afspanning aan de steenweg (nog niet aangeduid op de Ferrariskaart, 1770-1778). Speelde een belangrijke rol bij vervoer- en vrachtdiensten en het postverkeer (verwisselen van de paarden voor de diligences). Volume als dusdanig reeds aangegeven op het primitief kadasterplan (ca. 1830). Volgens het kadaster uitbreiding in 1841 met haaks stalvolume (het huidige nutsgebouw, niet opgenomen in de bescherming), dit gebeurt door herbergier Jan Dierickx. In 1892 wordt op het achtergelegen erf een schuur gebouwd (nu afgebroken). Voormalige herberg-afspanning (nr. 33): dubbelhuis van zes traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (zwart geglazuurde Vlaamse pannen, gootlijst nu bezet in kunststof). Geel bepleisterde baksteenbouw boven een gecementeerde plint, gebruik van arduin voor bordes en onderdorpels. Rechthoekige muuropeningen: bewaard beschilderd 19de-eeuws houtwerk: persiennes op de begane grond (voorts vernieuwd houtwerk), bovenvensters met kruisindeling en grote roedeverdeling. Rechter zijgevel: verankerde rode baksteenbouw, oculus met ruitvormige roedeverdeling, rechthoekige muuropeningen onder strek, bewaard houtwerk met grote roedeverdeling. Achtergevel: verankerde rode baksteenbouw, rechthoekige muuropeningen onder strek, deels bewaard houtwerk met T-indeling en grote roedeverdeling. Links, gewijzigde muuropeningen, mogelijk oorspronkelijk poort cf. brede strek. Interieur met deels bewaarde indeling. De voordeur gaf oorspronkelijk direct toegang tot de gelagzaal rechts; tevens een aantal kleine kamers, traphall met bewaarde houten trap, opkamer en kelder. Witbeschilderde paneeldeuren, bewaarde cementtegelvloeren. Kamer met neoclassicistisch schouwtje tussen twee muurkastjes met paneeldeuren. Tevens kamer met brede schouw met bakstenen schouwmond en geprofileerde houten schouwbalk, geflankeerd door muurkastjes. Eenbeukige kelder onder tongewelf, muurnissen, rode Boomse tegeltjes. Deels gekasseid erf met nutsgebouw (1841) bestaande uit keuken, privaat, paardenstal, koeienstal, varkenshok: witgeschilderde verankerde baksteenbouw onder schilddak (rode Vlaamse pannen), laadvensters onder verhoogde dakoverstek. Rechthoekige en getoogde muuropeningen onder latei of strek. Deels bewaard houtwerk, onder meer venster met kruisindeling en grote roedeverdeling. Keuken met brede schouw met bakstenen schouwmond en geprofileerde houten schouwbalk, geflankeerd door muurkastjes. Aansluitend laag volume met poortdoorrit en huisje van drie traveeën. Verankerde grijsgeschilderde baksteenbouw. Poortdoorrit onder ijzeren I-balk. Voorts getoogde muuropeningen onder strek. Bewaard 19de-eeuws houtwerk onder meer luiken. Opkamer aan de achterzijde Met het oog op de bescherming zijn van toepassing: de beschikkingen van het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten (Belgisch Staatsblad 10 maart 1994). Verder zijn in het plangebied geen beschermde stads- of dorpsgezichten, noch beschermde landschappen gesitueerd. Zoals eerder vermeld, heeft een vzw de peerdenposterij aangekocht met plannen om het gebouw een nieuwe functie te geven. Hierbij zal maximaal rekening worden gehouden met de aanwezige erfgoedwaarden.
5.7
Atlas der trage wegen Volgende buurt- en voetwegen komen voor in het plangebied: •
De chemin n°4, vandaag bekend als de Gitsstraat/Ieperse Heirweg;
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 30 van 55
•
De chemin n°25, vandaag bekend als de Meibosstraat;
•
De chemin n°80, vandaag bekend als de Kortemarkstraat.
figuur 18
Buurt- en voetwegen t.h.v. het plangebied
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 31 van 55
6
Decreet integraal waterbeleid Het decreet integraal waterbeleid heeft zowel aandacht voor waterkwaliteit als voor de kwantiteit (hoeveelheid water). Binnen de bevoegdheid ruimtelijke ordening wordt uiteraard vooral rekening gehouden met de hoeveelheid water (vermijden van overstromingen van bebouwde gebieden en vermijden van verdroging van natte natuurgebieden). Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Sinds 1 maart 2012 is er een aangepast uitvoeringsbesluit inzake de watertoets in werking getreden.
6.1
Waterlopen Doorheen het plangebied stromen twee naamloze, niet geklasseerde waterlopen.
6.2
Bekkenbeheerplannen In uitvoering van het decreet integraal waterbeleid, stelde de Vlaamse overheid bekkenbeheersplannen op voor het volledige grondgebied. Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (Belgisch Staatsblad 5 maart 2009). Het plangebied behoort tot het Ijzerbekken en meer specifiek tot het deelbekken van de Handzamevellei.
6.3
Watertoets Onderstaande figuur geeft de overstromingsgevoelige gebieden tot op perceelsniveau weer. De kaart bevat de effectief overstromingsgevoelige gebieden (donkerblauwe laag) en de mogelijk overstromingsgevoelige gebieden (lichtblauwe laag).
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 32 van 55
Een deel van het plangebied wordt aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. Recente gebeurtenissen (5 maart 2012) leren dat deze zone wel degelijk effectief overstromingsgevoelig is. Er zullen dus maatregelen moeten worden genomen inzake waterhuishouding, wil men dit gebied op duurzame wijze ontwikkelen. Om deze reden werd een vraag tot pre-advies gesteld aan de Provinciale Dienst Waterlopen. Hierop werd onderstaand advies ontvangen: In navolging van uw vraag met betrekking tot bovenvermeld dossier wenst de dienst Waterlopen volgende randvoorwaarden mee te geven: o
Bij aanleg van verhardingen worden in functie van een maximale infiltratie van regenwater bij voorkeur waterdoorlatende materialen gebruikt.
o
Eveneens wordt de aandacht gevestigd op het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 (B.S. 08.11.2004) houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Grachten en buffervoorzieningen worden bij voorkeur in open profiel aangelegd.
o
Met oog op wateroverlast stroomafwaarts het projectgebied: een vertraagde afvoer van maximum 5 liter per seconde per hectare verharde oppervlakte met een bijkomende nuttige buffercapaciteit van 410 m³ (onder de vorm van een collectieve open buffer).
Bijkomend wensen wij u mee te geven dat er in het kader van het Aquafinproject 22.593 (aanlsuiting Koddaertstraat, Bollestraat en 22.140) een aantal ingrepen op het watersysteem –wijzigingen afvoer- op til staan binnen uw plangebied. Het is wenselijk grondig kennis te nemen van het project (ontwerper: Snoeck en Partners) en zo nodig daar mee rekening te houden bij uw projectontwikkeling.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 33 van 55
7
Visie Zoals reeds aangegeven in de analyse van de feitelijk bestaande toestand, vervult het plangebied een strategische schakelfunctie binnen het stedelijk weefsel. Daarom is het van uitermate groot belang de visie op het plangebied te kaderen op verschillende schaalniveaus. Afdalend van de macroschaal naar het microniveau dient een ruimtelijke lange termijnstrategie te worden uitgewerkt, die het plangebied toelaat zich op duurzame wijze te ontwikkelen, steeds verankerd in de stedenbouwkundige context van zowel de directe als de ruimere omgeving.
7.1
Macroniveau: ruimtelijk-functioneel crescendo Op macroniveau vormt het plangebied aan haar zuidelijke en westelijke zijde de aanzet tot het stadscentrum, terwijl de noordoostelijke kant reeds volop verankerd zit in de kern. Richting het noordoosten is bijgevolg een duidelijke gradiënt van residentieel en open naar stedelijk en dichtbebouwd leesbaar. Deze gradiënt laat zich zien aan de randen, maar minder in de eigenlijke kern van het plangebied, waar het weefsel nog aanzienlijke potenties tot verdere ontwikkeling aanreikt. Het ruimtelijk-functioneel crescendo richting de stadskern kan nog worden beklemtoond en versterkt door de ontwikkeling van drie sites, verspreid over het plangebied. Van zuid naar noord moet dit zich vertalen in een stijgende bouwdichtheid, een groeiende functionele diversiteit, een meer gevarieerde bouwtypologie en een veranderend karakter van de publieke ruimte.
7.2
Mesoniveau: strategische projecten als impuls voor stadsvernieuwing Het overgrote deel van het plangebied is bebouwd en is vrij kwalitatief te noemen. Daarnaast is nog ruimte voor ontwikkeling: drie sites bieden potenties om nieuwe impulsen te geven aan de stedelijke ontwikkeling in (de onmiddellijke omgeving van) het plangebied. 1.
Het bouwblok Kortemarkstraat-Rijselstraat-Hertog van Arenbergstraat heeft een schizofreen karakter: enerzijds is er de dense lintbebouwing aan de noord- en oostzijde, aansluitend op de stadskern. Anderzijds bestaat de zuidelijke en westelijke zijde van het bouwblok uit urban villa’s
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 34 van 55
en braakliggende percelen. In het binnengebied bevinden zich loodsgebouwen, horend bij een aantal handelszaken/bedrijven langs de Kortemarkstraat, waarvan te betwijfelen valt of deze nog relevant zijn op hun huidige locatie. Het bouwblok vormt op zich als het ware een overgang tussen stad en voorwijk, maar mist structuur en ruimtelijke kwaliteit. De ontwikkeling van twee strategische projecten binnen het bouwblok kan echter de aanzet betekenen voor een geleidelijke herontwikkeling. In het oosten van het plangebied bevindt zich immers het beschermde gebouw ‘de peerdenposterij’, waarvoor plannen ter herwaardering van het bouwwerk en het achterliggend gebied in opmaak zijn. Het project heeft een duidelijke sociale insteek. Het beschermde hoofdgebouw wordt in de voorgestelde visie ingevuld als atelier voor kunstonderwijs voor mensen met een beperking. Verder zouden de huidige achterliggende bijgebouwen worden gesloopt, teneinde ruimte te creëren voor een woonerf voor ouderen en mensen met een beperking. Dit zou de bouw van een aantal diverse woonentiteiten inhouden (met groottes variërend van 36 tot 100m²), geschakeld rond een publiek toegankelijk binnengebied. Een tweede strategisch gelegen project binnen het bouwblok behelst de volledige westelijke rand van het bouwblok langs de Gitsstraat, incl. de hoek met de Kortemarkstraat. Deze gronden zouden via een globaal bouwproject worden ontwikkeld. 2.
Het bouwblok Kortemarkstraat-Gitsstraat-Vredelaan laat nog ruimte ter verdere ontwikkeling van de reeds bestaande verkaveling. In het vigerende BPA was de toekomstige verdere uitbreiding reeds ingetekend, maar deze is vooralsnog niet gerealiseerd. Het BPA beschrijft daarnaast ook zones voor ambachtelijke bedrijvigheid tussen de woningen langs de Kortemarkstraat/Gitsstraat en de te ontwikkelen verkaveling. Deze zones voor bedrijvigheid zijn niet langer relevant binnen de huidige context en moeten opnieuw worden bekeken. Het binnengebied van dit bouwblok biedt m.a.w. grote potenties tot de realisatie van een hedendaagse woonwijk binnen het centrum van de stad, op wandelafstand van de kern. Bovendien zou dit de gedeeltelijke afwerking van het stedenbouwkundig weefsel langs de Vredelaan betekenen. Het is evenwel van belang de reeds in het huidig BPA ingetekende ontwikkeling kritisch te evalueren op basis van de steeds uitgebreider wordende kennis van hedendaagse, duurzame wijkontwikkelingen.
3.
Helemaal in het zuiden van het plangebied bevinden zich nog een aantal braakliggende gronden tussen de Bermstraat en de Meibosstraat. Gelet op de geringe grootte van de gronden en de kleine ruimte t.a.v. aangelande percelen en de Vredelaan zijn de bouwmogelijkheden hier enigszins beperkt, maar de functionele invulling laat mogelijks nog opties open. Naast het wonen kan eventueel een handelsontwikkeling worden toegelaten in de vorm van een middenschalige supermarkt (bv. Lidl, Aldi,…). De ligging nabij het kruispunt Vredelaan-
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 35 van 55
Rijselstraat laat immers toe dat zowel het bestemmingsverkeer richting het stadscentrum via de Rijselstraat als het doorgaand verkeer via de Vredelaan een snelle tussenstop kan maken voor het maken van de nodige boodschappen. Het strategisch commercieel plan laat echter dergelijke ontwikkeling niet toe, daar dit een negatieve impact zou hebben op de handel in het stadscentrum. Het mag duidelijk zijn dat de drie vernoemde projectsites telkens op een andere manier van groot strategisch belang zijn voor het weefsel. Ze dienen in relatie tot de directe en ruimere omgeving te worden bekeken, maar ook in relatie tot elkaar, zodat complementaire invullingen kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast dienen eveneens connecties buiten het plangebied van het RUP te worden gelegd: Colruyt bijvoorbeeld, onmiddellijk ten noorden van het plangebied gelegen, zou mogelijks op termijn een andere locatie opzoeken, waardoor ook hier een strategische woonontwikkeling kan worden gerealiseerd. De relatie met het plangebied Gitsstraat is onmiskenbaar: een complementaire diversiteit van functionele, typologische en ruimtelijke invullingen, zowel in de publieke als de private ruimte kan worden gerealiseerd, in de directe nabijheid van elkaar en van de stadskern. Hiertoe worden de projectsites maximaal geïntegreerd binnen de op macro-niveau gedefinieerde visie van het ruimtelijk-functionele crescendo en is duurzame diversiteit bijgevolg gegarandeerd.
7.3
Microniveau: focus op strategische sites
7.3.1
Bouwen op de bestaande ruimtelijke structuur Het overgrote deel van het plangebied bestaat uit een aaneenrijging van verkavelingen, die vandaag een vrij kwalitatieve wijk aan de rand van het stadscentrum heeft gevormd. De globale structuur van de wijk is eenvoudig en ‘klassiek’ te noemen: verspreide cul-de-sacs worden gekoppeld aan een hoofdontsluiting en organiseren de kavels, die over het algemeen vrij goed georiënteerd zijn. De noordelijke en oostelijke rand van het plangebied hebben een beduidend verschillend karakter: de bebouwing heeft er een dens karakter en de percelen zijn er vaak kleiner. Naarmate men de stadskern nadert via deze twee invalswegen, treft men steeds meer bebouwing in een gesloten configuratie aan. Het is van groot belang de bestaande ruimtelijke structuur als primaire bouwsteen aan te nemen, om de in de omgeving aanwezige kansen ten volle te valoriseren. Zoals reeds eerder aangegeven bestaat het overgrote deel van het plangebied uit een wijk die zeker kwalitatief te noemen is. Daarom wordt op microniveau de focus voornamelijk op de drie eerder geselecteerde specifieke sites gelegd. Deze sites en hun omgeving worden in wat volgt beknopt geanalyseerd op potenties in hun omgeving, teneinde in een volgend stadium maximale verankering in het stedenbouwkundig weefsel te verzekeren. 1.
Site 1 (bouwblok Kortemarkstraat-RijselstraatHertog van Arenbergstraat) bevindt zich in de oksel van de dichte noordelijke en oostelijke randbebouwing van het plangebied, waardoor het bouwblok fungeert als overgang tussen dynamische stedelijkheid en residentiële ruimte. Er wordt een impuls gegeven aan het bouwblok door de ontwikkeling van twee projecten aan de oostelijke en westelijke rand. Het oostelijke project betreft de renovatie en vernieuwing van de Peerdenposterij, een beschermd gebouw. Dit zal gebeuren met aandacht en respect voor de historische waarden en het beschermde karakter van het gebouw.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 36 van 55
De bestaande ruimtelijke structuur van site 1 samengevat:
2.
•
Bouwdichtheid: hoog
•
Functies: wonen, handel, horeca, diensten, bedrijvigheid (beperkt);
•
Typologie v/d gebouwen: grondgebonden rijwoningen, meergezinswoningen, urban villa’s, loodsen, bedrijfsgebouwen, specifiek: beschermd erfgoed;
•
Publieke ruimte: beperkt tot de verkeersfunctie, geen publieke verblijfsruimte in de directe omgeving.
Site 2 (bouwblok Kortemarkstraat-GitsstraatVredelaan) is gelijkaardig aan site 1, zij het dat de bebouwing in de directe omgeving een minder dens karakter heeft. In het vigerende BPA wordt een verkavelingsontwikkeling voorzien voor deze gronden, gelijkaardig aan de reeds gerealiseerde wijk in de buurt. Een dergelijke ontwikkeling is, gelet op de stedenbouwkundige verankering in het weefsel, nog steeds relevant. Het is echter van belang de gronden opnieuw onder de loep te nemen met het oog op een duurzame ontwikkeling van dit restgebied. De verkaveling moet bv. een hogere bouwdichtheid kunnen halen dan oorspronkelijk vooropgesteld. Ook de oriëntatie van de woningen moet worden herzien. Dit zal resulteren in een duurzame wijkontwikkeling, die de overgang zal vormen tussen de lintbebouwing van de Kortemarkstraat en de Gitsstraat enerzijds en de reeds bestaande residentiële verkavelingen anderzijds. Bovendien moet de nodige aandacht worden besteed aan de beeldkwaliteit van het front langs de Vredelaan. Deze laat momenteel vaak te wensen over. De bestaande ruimtelijke structuur van site 2 samengevat: •
Bouwdichtheid: gemiddeld
•
Functies: wonen, handel (beperkt), bedrijvigheid (beperkt);
•
Typologie v/d gebouwen: grondgebonden rijwoningen, meergezinswoningen, urban villa’s, loodsen, bedrijfsgebouwen;
•
Publieke ruimte: beperkt tot de verkeersfunctie, één publieke verblijfsruimte in de nabije omgeving (grasveld t.h.v. kruispunt Gitsstraat-Beckhofstraat).
Site 3 bevindt zich in het meest zuidelijke gedeelte van het plangebied, dat voornamelijk te kampen heeft met een gebrek aan structuur. Gelet op de beperkte oppervlakte van het gebied dient een doordachte ontwikkeling te worden gerealiseerd, die meer structuur en orde kan brengen. Ook hier dient de nodige aandacht te worden besteed aan de beeldkwaliteit van het front langs de Vredelaan.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 37 van 55
De bestaande ruimtelijke structuur van site 3 samengevat:
7.3.2
•
Bouwdichtheid: laag
•
Functies: wonen;
•
Typologie v/d gebouwen: grondgebonden rijwoningen, open en halfopen grondgebonden woningen;
•
Publieke ruimte: beperkt tot de verkeersfunctie, geen publieke verblijfsruimte in de directe omgeving.
Ontwerpend onderzoek
7.3.2.1 Site 1: Dichter wonen in de kern
Voorgaande figuur geeft een beeld van hoe de beide strategische projecten zich tot elkaar kunnen verhouden. Aan de westelijke rand wordt het bouwblok afgewerkt met meergezinswoningen, die toegang bieden tot het binnengebied als gevolg van een campusachtige configuratie van de gebouwen. Dit resulteert eveneens in een meer geleidelijke overgang naar de urban villa’s langs de Hertog van Arenbergstraat. Vervolgens is er het oostelijk gelegen sociaal bouwproject van de Peerdenposterij, eventueel samen met het perceel ten zuiden ervan. Dit binnengebied kan eventueel op termijn worden gekoppeld aan een as voor zachte weggebruikers richting de Kortemarkstraat. Zodoende worden stromen gescheiden en verhoogt de verkeersveiligheid gevoelig.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 38 van 55
Referentieprojecten: Rozenlaan – Veltem-Beisem (arch. Jan Maenhout), Perk 3 – Steenokkerzeel (Arch. Bruno Delva), Heidebergstraat – Leuven (BOB361).
7.3.2.2 Site 2: Bescheiden wonen in het centrum Wat betreft het bouwblok Kortemarkstraat-Gitsstraat-Vredelaan maakte het BPA reeds werk van een ontwikkeling die, in de geest van de jaren ’80, reeds vrij vooruitstrevend was op het vlak van hogere bouwdichtheden. Anno 2011 blijft deze visie echter gedateerd. Als gevolg van de toenemende vergrijzing, de almaar stijgende gezinsverdunning en het steeds groter wordende betaalbaarheidsprobleem wordt het zaak om meer bescheiden woningen te realiseren op kleinere kavels. Het binnengebied van het bouwblok Kortemarkstraat-Gitsstraat-Vredelaan vormt de ideale locatie om een dergelijke kwalitatieve inbreiding met vooral betaalbare woningen te realiseren, teneinde jonge huishoudens aan te trekken richting het centrum van de stad. Mobiliteit De inbreidingssite wordt op drie plaatsen ontsloten. Ten eerste wordt een inrit t.h.v. de Kortemarkstraat aangewend om de achterliggende woningen en de huizen evenwijdig aan de Vredelaan te ontsluiten. Deze worden met de achtertuin naar de Vredelaan gericht, zodat geen enkele woning rechtstreeks wordt ontsloten op deze ringweg. Zo wordt de doorstroomfunctie niet verstoord en krijgen de woningen een gunstige oriëntatie met de tuin richting het zuidwesten. De twee andere ontsluitingspunten situeren zich logischerwijze op de Gitsstraat. De lus die hierdoor ontstaat wordt voorzien voor eenrichtingsverkeer. De weg wordt ingericht met een erfkarakter ter hoogte van een publieke groene loper, een lineair buurtpark dat ademruimte biedt en een zeer gunstige zuidgerichte oriëntatie geniet. Bovendien blijven zo een aantal kwalitatieve hoogstambomen bewaard. Door de lineaire vorm kan een vrij groot aandeel van de woningen in de wijk genieten van een zicht op het groengebied. Om de doorwaadbaarheid voor de zachte weggebruiker te verhogen kan een weg voor traag verkeer eventueel de verbinding maken tussen de groene loper en de Vredelaan. Het derde ontsluitingspunt vormt een verdere ontwikkeling van het reeds gerealiseerde stuk wegenis dat in het zuiden aansluit op de Gitsstraat. Binnen de bestaande eigendomsstructuur is er enkel ruimte om ten noorden van de weg woningen te voorzien.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 39 van 55
Groen Centraal in de wijk vormt de eerder vermelde ‘groene loper’, een lineair buurtpark, de bindende groene factor in de buurt. Op deze groenas kunnen speelvoorzieningen worden gesitueerd, maar kan ook bv. aan waterbuffering worden gedaan via de realisatie van een collectieve open buffer, wadi’s e.d. De groenzone valt samen met het laagst gelegen deel van de site, waardoor ze de ideale locatie vormt voor de opvang, buffering en vertraagde afvoer van hemelwater.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 40 van 55
Woningen De woningen worden voornamelijk gezien in een geschakelde configuratie (halfopen of gesloten), met een eerder beperkte bouwdiepte (gemiddeld 12 meter). Dit resulteert in het behoud van een kwalitatieve tuinruimte, die in de meeste gevallen een kwalitatieve oriëntatie geniet. Om echter voldoende woonoppervlakte te kunnen realiseren, kunnen hoogteaccenten van drie bouwlagen worden toegelaten. Ruimtelijk kan de site dit zeker verdragen, gelet op haar ligging in een binnengebied, geflankeerd door gebouwen met overwegend minimum 2 bouwlagen. Ook de rechtstreekse visuele relatie met de Vredelaan, toch een weg met een vrij breed profiel, laat toe de maximale bouwhoogtes hierop af te stemmen. Met de voorgestelde inrichtingsschets worden een 75-tal woningen gerealiseerd, wat een bouwdichtheid oplevert van een kleine 25 woningen/ha. Gelet op de ligging binnen het kleinstedelijk gebied is dit het minimum. Elke woning heeft hierbij minimaal één eigen parkeerplaats op het eigen perceel, op de voortuin (geschakelde woningen) of de zijtuin (wonen op perceelsgrens). Langs de centrale groenzone kunnen dan nog bijkomende collectieve parkeerhavens worden voorzien, waardoor het mogelijk is om een coëfficiënt van 1,5 à 2 parkeerplaatsen per woning te halen. Indien ook inpandig een garage wordt voorzien, kan deze coëfficiënt nog worden opgetrokken.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 41 van 55
Eigendomssituatie en faseerbaarheid In haar bestaande situatie omvat het gebied in hoofdzaak onbebouwde graslanden, die vrijwel onmiddellijk kunnen worden aangesneden en bouwrijp worden gemaakt. Deze situatie is minder eenvoudig voor de percelen gelegen langs de Kortemarkstraat. Het betreft zeer diepe kavels, die vaak in vrij grote mate bebouwd zijn met loodsen, bijgebouwen, e.d. Omwille van het feit dat deze gronden waarschijnlijk niet op korte termijn kunnen worden aangesneden, werd de achterste perceelsgrens van deze kavels als sturende leidraad genomen voor de ontwikkelde inbreidingsvisie. Dit heeft voor gevolg dat het project niet staat of valt met de beschikbaarheid van de kavels langs de Kortemarkstraat: de meest noordelijk gelegen tangent van de ontsluitingsstructuur, loodrecht op de weg evenwijdig aan de Vredelaan, kan zonder problemen in een latere fase worden ontwikkeld. In het zuidelijke deel van het gebied wordt quasi elke eigenaar verplicht een deel van de publieke groenzone te ontwikkelen dat min of meer evenredig is aan de grootte van zijn percelen.
7.3.2.3 Site 3, scenario 3: wonen aan de rand Gelet op het feit dat het plangebied in hoofdzaak de woonfunctie behelst en een residentieel scenario op site 3 zeker niet ondenkbaar is, werd onderzoek gevoerd naar dit laatste. In het zuidelijke deel van site 3 wordt de bouwwand van gesloten woningen langs de Rijselstraat doorgetrokken naar het binnengebied, waardoor een gesloten bouwblok ontstaat aan deze zijde, met de tuinen zijdelings gericht naar de Vredelaan en optimaal op het zuiden georiënteerd. Meer naar het noorden wordt de Vredelaan evenzeer geflankeerd door private tuinen, gekoppeld aan een ontwikkeling van rijwoningen. Ook deze tuinruimtes zijn zeer goed georiënteerd op het zuidwesten. Centraal in het plangebied wordt een andere typologie gehanteerd: om de tuinruimtes van de bestaande woningen langs de Rijselstraat niet té veel in te nemen, werd gezocht naar een mogelijkheid om compact te bouwen met een geringe perceelsdiepte. Het antwoord werd gevonden in het bouwen op de perceelsgrens. Bijgevolg is een perceelsdiepte van 15 meter ruimschoots voldoende en zijn de private tuinruimtes optimaal georiënteerd op het zuiden, wat met een gespiegelde ontwikkeling van rijwoningen niet het geval zou zijn. Deze typologie vormt bovendien de ideale gradiënt tussen de vrijstaande woningen langs de Rijselstraat en de gesloten bouwwand langs de Vredelaan. Er blijft nog voldoende ruimte over voor wat beperkt buurtgroen, dat als alternatief ook zou kunnen ingeschakeld worden om een aantal aanpalende private tuinruimtes van de woningen langs de Rijselstraat te vergroten. Het parkeren gebeurt enerzijds collectief op het openbaar domein, anderzijds kan ook op het eigen perceel parkeerruimte worden verplicht. De ontsluiting van deze site wordt bemoeilijkt door verschillende recent gebouwde woningen, die de aanleg van een efficiënte weginfrastructuur hypothekeren. Daarnaast is een ontsluiting op de Vredelaan niet aangewezen. De enige mogelijkheid die resteert is een ontsluiting via de Rijselstraat, maar dan nog blijft het moeilijk de gronden op een rendabele wijze te ontsluiten. Hierdoor wordt de haalbaarheid van de ontwikkeling in vraag gesteld. Niettemin blijft het aangewezen om de gronden als woonzone te bestemmen.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 42 van 55
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 43 van 55
8
Screening van de plan-MER plicht: verzoek tot raadpleging
8.1
Kadering In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP ‘Gitsstraat’ te Torhout wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (stad Torhout) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: •
1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
•
2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het plangebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij 1 de initiatiefnemer of de Dienst Mer , aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het RUP ‘Gitsstraat’ over te maken aan Antea Group, optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de stad Torhout en dit op volgend adres: Antea Group Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem t.a.v. Alexander Maekelberg
8.2
Beschrijving plan en afbakening plangebied Zie hoofdstukken 1, 2 en 3. Het plangebied bevindt zich ten zuiden van het stadscentrum en wordt langs alle zijdes begrensd door belangrijke infrastructuren. Aan de noordzijde en de oostzijde wordt het gebied immers afgebakend door respectievelijk de Kortemarkstraat en de Rijselstraat, twee belangrijke invalswegen van de stad. Aan westelijke zijde wordt het plangebied begrensd door de Vredelaan (R34), zijnde de ring rond Torhout. Het plangebied behelst in hoofdzaak de woonfunctie (zie hoofdstuk 3), langs de invalswegen gecombineerd met handel (in beperkte mate). Speerpunt van het RUP is de toekomstige 1
In het kader van het veranderproces “M.e.r. in beweging” heeft in juli 2011 een reorganisatie plaats gevonden waarbij de voormalige diensten Milieueffectrapportage (Mer) en Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) zijn samengevoegd tot één nieuwe dienst Milieueffectrapportagebeheer (Mer). De kerntaken van de beide voormalige diensten, zijnde het beoordelen van milieueffectenrapporten en procesbegeleiding in het kader van milieueffectrapportage, blijven behouden.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 44 van 55
ontwikkeling van 3 projectsites (zie 7.3), waar op langere termijn in totaal ±140 wooneenheden van allerlei aard (meergezinswoningen, assistentiewoningen, grondgebonden eengezinswoningen, enz.) kunnen bijkomen. Deze worden allen voorzien binnen het huidige juridische aanbod (zie 5.2 en 5.3), bestemmingsmatig worden geen bijkomende woonzones gecreëerd.
8.3
Bepalen van de plan-MERplicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: -
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
-
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP ‘Gitsstraat’ valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. -
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden; o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 45 van 55
Het RUP ‘Gitsstraat’ heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004, mogelijks kan het betrekking hebben op een project vermeld in bijlage III. Het RUP zou kunnen beschouwd worden als een stadsontwikkelingsproject, echter de uitvoering van het RUP kan beschouwd worden als een kleine wijziging. Een kleine wijziging is een wijziging die van die aard is dat het geen substantiële of essentiële verandering van de milieueffecten tengevolge van de uitvoering van het plan veroorzaakt. In de hierna volgende hoofdstukken wordt dit verduidelijkt en wordt aangetoond dat er geen significante milieueffecten verwacht worden naar aanleiding van het RUP. Hierdoor wordt besloten dat het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
8.4
Potentiële milieueffecten van het plan
8.4.1
Bodem
figuur 19
Bodemkaart (bron: AGIV)
Binnen het plangebied zijn volgende bodemtypes aanwezig: -
vochtig zand (wSdP, Sch, SdP, Scc, (w)SdP);
-
natte klei (Efp);
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 46 van 55
-
antropogeen (OB).
Echter, men kan veronderstellen dat de bodemkaart grotendeels achterhaald is binnen het plangebied. Gezien de ontwikkeling van het gebied sinds de opmaak van de bodemkaart, kan men er namelijk van uitgaan dat het grootste deel van het plangebied eerder kan aangeduid worden als antropogeen. De voorkomende antropogene en zandbodems zijn niet tot weinig verdichtingsgevoelig, waardoor er geen significante effecten verwacht worden inzake verdichting. De natte kleibodems daarentegen zijn uiterst gevoelig voor verdichting. Een gedeelte van het te ontwikkelen gebied “site 2: bescheiden wonen in het centrum” is gelegen ter hoogte van deze kleibodems. Dit betekent dat deze bodems door uitvoering van het RUP kunnen onderhevig zijn aan verdichting. Het betreft echter een zeer beperkte oppervlakte, waarbij bebouwing momenteel ook al toegelaten wordt. Door uitvoering van het RUP zullen bijgevolg geen bijkomende significante effecten inzake verdichting optreden. Bijna het volledige zuidelijke deel van het plangebied wordt aangeduid als een bodem met profielontwikkeling ‘h’, welke als zeer gevoelig voor profielvernietiging wordt beschouwd. Ter hoogte van deze bodems heeft het RUP hoofdzakelijk tot doel de bestaande situatie te bestendigen. In de zuidelijke tip van het plangebied wordt ook de ontwikkeling van het gebied “site 3: wonen aan de rand” voorzien. Dit betreft echter een relatief klein ontwikkelingsgebied, waarbij dus slechts beperkt vergraving zal optreden. Momenteel geldt in deze zone de bestemming “wonen met landelijk karakter”, waarbij dus ook vergraving toegelaten wordt. De effecten door uitvoering van het RUP worden inzake profielverstoring beperkt negatief beoordeeld. In het plangebied zijn de OVAM-dossiers 36797 en 3464 gekend. In dossier 36797 werd nog maar één oriënterend bodemonderzoek d.d. 6 september 2011 uitgevoerd waarbij een historische verontreiniging werd vastgesteld. Verdere maatregelen bleken niet nodig te zijn. Voor dossier 3464 zijn er geen specifieke opmerkingen. Bij vergraving of bemaling in of in de nabije omgeving van deze percelen dient er op gelet te worden dat een eventuele (rest)verontreiniging zich niet kan verspreiden. Binnen het plangebied zijn geen activiteiten aanwezig of gepland die bodemverontreiniging met zich mee kunnen brengen. Indien rekening gehouden wordt met bovenstaande maatregelen, zijn geen significante effecten verwacht inzake bodemverontreiniging.
8.4.1.1 Conclusies discipline bodem Gezien de bodem ter hoogte van het plangebied reeds grotendeels verstoord is, er slechts in beperkte mate (bijkomende) bebouwing (en verharding) toegelaten wordt binnen het plangebied en indien er op gelet wordt dat mogelijk voorkomende bodemverontreinigingen zich niet kunnen verspreiden, worden geen significante effecten verwacht inzake de discipline bodem. Er zijn vanuit de discipline bodem geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
8.4.2
Water Het plangebied is gelegen in het Ijzerbekken, meerbepaald in het deelbekken Handzamevallei Voor het plangebied en omgeving werden geen relevante acties in het bekkenbeheerplan voor het Ijzerbekken opgenomen. Er komen 2 naamloze, niet geklasseerde waterlopen voor in het plangebied. De beschrijving van de referentiesituatie en de kaart van de watertoets zijn gebundeld in hoofdstuk 6. Aanvullend kan opgemerkt worden dat het overgrote (zuidelijk gelegen) deel van het plangebied gelegen is in een zone die matig gevoelig is voor grondwaterstroming. Het noordelijke deel (ter hoogte van de Vredestraat, Rijselstraat en Kortemarkstraat- wordt als zeer gevoelig voor grondwaterstroming aangeduid. Met uitzondering van een beperkte zone in het noorden, wordt het volledige plangebied aangeduid als infiltratiegevoelig. Bij de aanleg van bijkomende bebouwing is het daarom zinvol
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 47 van 55
infiltratievoorzieningen te voorzien. Verharde oppervlakten kunnen het best aangelegd worden in waterdoorlatende materialen. De gronden gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan zijn niet gesitueerd binnen waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III. Daarnaast wordt binnen het plangebied geen oppervlaktewater gewonnen bestemd voor drinkwaterproductie. Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied is volledig gelegen binnen het centraal gebied. Er wordt bijgevolg verondersteld dat het afvalwater ter hoogte van de nieuw geplande ontwikkelingen zal kunnen aansluiten op de RWZI.
figuur 20
Zoneringsplan (bron: geoloket VMM)
De invulling van het plangebied voorziet in de mogelijkheid van bijkomende gebouwen waardoor er effecten op het lokale afwateringssysteem kunnen zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Dit zal ook zo opgenomen worden in de stedenbouwkundige voorschriften... Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen te worden op het terrein zelf.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 48 van 55
Uit §6.3 blijkt echter dat de zone ter hoogte van “site 2: bescheiden wonen in het centrum” mogelijks overstromingsgevoelig zijn. In deze zone wordt bijkomende bebouwing voorzien waardoor extra maatregelen getroffen moeten worden. Daarom zullen onderstaande punten worden opgenomen in het RUP: o
Bij aanleg van verhardingen worden in functie van een maximale infiltratie van regenwater bij voorkeur waterdoorlatende materialen gebruikt.
o
Grachten en buffervoorzieningen worden bij voorkeur in open profiel aangelegd.
o
Met oog op wateroverlast stroomafwaarts het projectgebied dient een buffercapaciteit met een vertraagde afvoer van maximum 5 liter per seconde per hectare verharde oppervlakte en met een bijkomende nuttige buffercapaciteit van 410 m³/ha (onder de vorm van een collectieve open buffer) voorzien te worden.
8.4.2.1 Conclusies discipline water Gezien de overstromingsgevoeligheid van het gebied ter hoogte van site 2, worden voor de ontwikkeling van deze site extra maatregelen opgenomen inzake de opvang en buffering van het hemelwater. Hierdoor kunnen de effecten inzake overstromingsgevoeligheid beperkt worden. Gezien de opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient opgevangen te worden op het terrein zelf, in overeenstemming met de geldende verordening, en er nog voldoende infiltratiemogelijkheden zijn, worden geen significant negatieve effecten verwacht op de waterhuishouding van het gehele plangebied. Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.
8.4.3
Fauna en flora Er komen geen vogel- of habitatrichtlijngebieden, VEN-gebieden of Vlaamse of erkende natuurreservaten voor in of in de directe omgeving van het plangebied. Volgens de biologische waarderingskaart betreft het biologisch minder waardevol gebied: dicht bebouwd gebied (ud) en minder dichte bebouwing met beplanting, tuinen,… (ua).
figuur 21
Biologische waarderingskaart (bron: AGIV)
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 49 van 55
Door uitvoering van het RUP zal grotendeels de bestaande situatie bestendigd worden. Bijkomend wordt de ontwikkeling van drie deelgebieden naar voren geschoven (ter hoogte van biologisch minder waardevol gebied), waardoor bebouwing van deze zones mogelijk is. Onder de huidige bestemming is bebouwing van deze zones ook reeds mogelijk. Door uitvoering van het RUP worden bijgevolg geen significant negatieve effecten verwacht. Wel wordt aangeraden de opgaande vegetatie in het noordwesten van het plangebied (ter hoogte van de “site 2: bescheiden wonen in het centrum” zo veel als mogelijk te behouden. Gezien het plangebied momenteel reeds sterk bebouwd is en omgeven wordt door 3 centrale wegen, worden door uitvoering van het RUP evenmin significante effecten inzake versnippering, barrièrewerking en rustverstoring verwacht.
8.4.3.1 Conclusies discipline fauna en flora Gezien er geen biologisch waardevolle zones voorkomen in het plangebied, worden geen significante effecten verwacht inzake biotoopverlies. Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
8.4.4
Landschap, bouwkundig en beschermd erfgoed en archeologie
8.4.4.1 Landschapsbeeld Ter hoogte van het plangebied worden geen aanduidingen gemaakt op de landschapsatlas; er zijn met andere woorden geen ankerplaatsen, relictzones, lijnrelicten of puntrelicten gelegen binnen het plangebied en het plangebied is niet gelegen binnen een traditioneel landschap. Het plangebied bevindt zich in een verstedelijkt gebied dat hoofdzakelijk gekenmerkt wordt door de woonfunctie. Voor een meer gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar §3. Het RUP heeft voor het grootste deel van het plangebied als doel de bestaande situatie te bestendigen, waarbij de beperkingen van het huidig BPA worden weggewerkt. Verder wordt de ontwikkeling van drie zones vooropgesteld. Tijdens het ontwerpend onderzoek (zie §0) wordt voor elk van deze zones een duidelijke visie naar voren geschoven waarbij een maximale verankering in het stedenbouwkundig weefsel wordt nagestreefd. Verder is er voldoende aandacht voor een geschikte oriëntatie van de woningen en een kwalitatief landschapsbeeld. Er worden bijgevolg geen significant negatieve effecten inzake het landschapsbeeld verwacht.
8.4.4.2 Bouwkundig en beschermd erfgoed Voor een beschrijving van de voorkomende gebouwen binnen het plangebied volgens de inventaris van het bouwkundig erfgoed wordt verwezen naar 4.5 en 5.6 en onderstaande figuur. De gebouwen die als bouwkundig erfgoed worden aangeduid betreffen hoofdzakelijk burgerhuizen. Het RUP beoogt het behoud van deze elementen, waardoor er geen significant negatieve effecten worden verwacht. Er dient te worden opgemerkt dat één gebouw binnen het plangebied aangeduid is als beschermd monument, nl. de Peerdenposterij. Dit gebouw is in eigendom van een vzw, die het wenst te renoveren en een nieuwe functie eraan wil geven. Dit zal gebeuren met aandacht voor de historische waarden van het gebouw en met respect voor het beschermde karakter. Er worden dan ook geen significant negatieve effecten verwacht op het beschermd monument.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 50 van 55
Figuur 8-1: bouwkundig erfgoed en beschermde monumenten ter hoogte van het plangebied.
8.4.4.3 Archeologie Het RUP vormt (in beperkte mate) het kader voor projecten waarbij graafwerkzaamheden zullen voorkomen. Daar waar zich de grootste wijzigingen ten aanzien van de referentiesituatie voordoen, is de kans op het verstoren van archeologica bij de realisatie van het plan relatief groter dan in de delen van het gebied die reeds verhard of verstoord zijn. Het grootste deel van het plangebied is echter reeds verhard en/of vergraven. Er is echter altijd een potentiële kans op het verstoren van mogelijks aanwezige archeologische relicten. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om bijvoorbeeld op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met specifiek onderzoek vastgesteld te worden. Als milderende maatregel wordt daarom voorgesteld dat voorafgaand aan vergunningsplichtige handelingen met een belangrijke ingreep op de bodem (dit zijn handelingen tot op of in de vaste ongeroerde bodem) binnen het plangebied contact moet opgenomen worden met de bevoegde instantie die een archeologisch vooronderzoek kan opleggen en coördineren. Een dergelijk vooronderzoek bestaat bij voorkeur uit volgende stappen: 1.
Een beperkt landschappelijk en historisch bureauonderzoek, gecombineerd met enkele landschappelijke boringen. Het doel van dit onderzoek is enerzijds na te
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 51 van 55
gaan of er in het gebied historische vindplaatsen te verwachten zijn en anderzijds een betere inschatting te maken van het archeologisch potentieel vanuit bodemkundig en geografisch standpunt. Op basis van dit onderdeel wordt een plan van aanpak opgesteld voor het veldwerk. 2.
Een archeologische booronderzoek gericht op de inventarisatie van steentijdvindplaatsen.
3.
Een archeologisch proefsleuvenonderzoek gericht op de inventarisatie van sporenvindplaatsen.
De resultaten van dit onderzoek dienen in een evaluatierapport te worden neergelegd waarin wordt afgewogen of er archeologische waarden aanwezig zijn die een vervolgonderzoek noodzaken. Dit advies wordt voorgelegd aan het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen die hieromtrent de uiteindelijke beslissing neemt. Voor zowel het vooronderzoek als mogelijk vlakdekkend onderzoek dient voldoende tijd en middelen worden vrijgemaakt.
8.4.4.4 Conclusies discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Door uitvoering van het RUP worden geen significant negatieve effecten op het landschapsbeeld van het plangebied verwacht. Het RUP heeft hoofdzakelijk als doel het bestendigen van de huidige situatie. Voor de zones waarbij een specifieke ontwikkeling wordt voorgesteld is er voldoende aandacht voor integratie in de omgeving. Er worden verder geen significant negatieve effecten op het aanwezige bouwkundig erfgoed verwacht. Wat betreft het beschermd monument is er voldoende aandacht voor de historische waarden van dit gebouw. Indien er vergravingen gebeuren in het gebied is aantasting van het archeologisch erfgoed mogelijk. Indien de regelgeving op archeologische vondsten strikt wordt nageleefd, kunnen de effecten op het archeologisch erfgoed beperkt worden. Vanuit de discipline Landschap, bouwkundige erfgoed en archeologie zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, indien de bovenvermelde aanbevelingen worden gevolgd.
8.4.5
Mens
8.4.5.1 Ruimte en functies Het plangebied behelst in hoofdzaak de woonfunctie. Het betreft woonwijken die historisch gegroeid zijn, waarbij nog mogelijkheden tot inbreiding liggen in het binnengebied Kortemarkstraat – Gitsstraat – Vredelaan. Er bevinden zich in beperkte mate nevenfuncties in het plangebied (commerciële activiteiten, kantoren,…) die de draagkracht van de omgeving niet overschrijden.
8.4.5.2 Wonen Binnen het RUP worden een aantal woonzones voorzien. De meeste van deze woonzones worden ook aldusdanig aangeduid op het gewestplan of op het geldende BPA. Echter het BPA voorziet ook een aantal ambachtelijke zones in het binnengebied. Gezien dit niet meer beantwoordt aan de huidige visie van het gebied, zullen deze terug als woonzone omgevormd worden. In het huidige RUP zal eveneens aandacht zijn voor het wegwerken van de beperkingen van het BPA, met name de discrepantie tussen de maximaal toegelaten vloer-terreinindex (V/T) en de bouwvoorschriften inzake bouwdiepten en hoogtes. In de visie voor de drie te ontwikkelen binnengebieden (met woongelegenheid) is er verder voldoende aandacht voor een goede woonkwaliteit (goed oriëntatie van de woningen, groenzones, trage wegen,…). De effecten ten aanzien van wonen door uitvoering van het RUP, worden positief beoordeeld.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 52 van 55
8.4.5.3 Mobiliteit Gelet op het feit dat het plangebied in hoofdzaak de woonfunctie behelst, zijn de verkeersintensiteiten er vrij laag. De omgevende straten, die de grenzen van het RUP bepalen, nl. de Kortemarkstraat, de Rijselstraat en de Vredelaan zijn belangrijke verkeerswegen rondom of richting het centrum, die druk worden bereden voor zowel doorgaand als bestemmingsverkeer. Op de westzijde van site 1 wordt de mogelijkheid gecreëerd om een meergezinswoning, c.q. een appartementsgebouw op te trekken. Verwacht wordt dat hier 12 à 15 woningen kunnen worden verwezenlijkt. Op het gelijkvloers zou de aanpalende handelszaak haar activiteiten wensen uit te breiden. De wooneenheden zelf zouden ontsloten worden via de Gitsstraat, die van die aard is dat deze de extra autobewegingen die hiermee gepaard gaan kan opvangen. Op de oostzijde van site 1 krijgt de peerdenposterij een nieuwe bestemming, waarschijnlijk als een residentieel project voor zorgbehoevenden. De toekomstige bestemming richt zich bijgevolg niet op gemotoriseerd personenverkeer, waardoor geen negatieve effecten op de mobiliteitssituatie t.h.v. de Rijselstraat worden verwacht. Bij de ontwikkeling van het binnengebied Kortemarkstraat – Gitsstraat – Vredelaan (site 2), die het grootste aantal bijkomende wooneenheden toelaat (met name ca. 76), zal erover worden gewaakt dat geen bijkomende (erf)ontsluitingen op de Vredelaan worden toegestaan. De ontsluiting vindt plaats via de Kortemarkstraat of Gitsstraat. Deze wegen zijn van die aard dat ze de extra bijkomende autobewegingen die hiermee gepaard gaan kunnen opvangen. Ook de ontsluiting van de bijkomende woningen ter hoogte van site 3 gebeurt eveneens niet via de Vredelaan, maar via de Rijselstraat. Het aantal bijkomende woningen is beperkt, waardoor er geen significante effecten worden verwacht ten gevolge van de bijkomende autobewegingen. Voorts worden geen activiteiten met een sterk verkeersgenererend karakter toegestaan in het plangebied. De impact op de mobiliteitssituatie blijft dus beperkt tot het bestemmingsverkeer van de woonfunctie.
8.4.5.4 Hinder De visuele hinder ten gevolge van de ontwikkeling van het RUP zal klein zijn. Het betreft in hoofdzaak woonontwikkeling, wat zich perfect integreert in de reeds bestaande omgeving. Bijkomende geluidshinder wordt evenzeer niet verwacht, aangezien het RUP niet het kader vormt voor sterk verkeersgenererende activiteiten of andere vormen van geluidsproducerende bezigheden. Waar wel aandacht moet worden aan besteed, is de invloed van de R34 wat betreft geluidshinder op nieuw te bouwen woningen, voornamelijk op sites 2 en 3. Binnen het plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Torhout werd immers via modelleringen de impact van geluid vanaf de R34 onderzocht. Uit de Lden-kaart blijkt dat de kritische geluidscontour van 55 dB(A) Lden langs de R34 en de N32-Z in de open gedeelten zich tot op een afstand van 200 a 300m van de weg uitstrekt. In de bebouwde zones zorgt de afschermende werking van de eerstelijnsbebouwing voor een beperktere geluidsimpact in de achterliggende zones. Het principe van een vrij gesloten rij woningen met de achterzijde gericht naar de Vredelaan is bijgevolg positief voor het achterliggende binnengebied. De eerste rij woningen zorgt immers voor een aanzienlijke geluidsreductie en fungeert dus als geluidsscherm voor de achterliggende ontwikkeling. Dit betekent uiteraard dat deze woningen hierop zullen moeten worden voorzien. Hiertoe kan bv. de tuin aan de voorzijde van de woning worden gesitueerd, waarbij leefruimtes maximaal hierop worden georiënteerd. Binnen de woningen zal extra aandacht moeten gaan naar de normen inzake toegestane geluidsniveaus, waardoor ze beter zullen moeten worden geïsoleerd. Uit hetzelfde plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied blijkt dat de normen inzake luchtkwaliteit ruimschoots zullen worden gehaald op dit segment van de R34. Luchthinder valt dus in de toekomst, net zoals nu, niet te verwachten.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 53 van 55
8.4.5.5 Veiligheid Binnen het plangebied van het RUP en een straal van 2km errond zijn geen Seveso-inrichtingen aanwezig. Het RUP maakt de oprichting van een Seveso-inrichting binnen het plangebied niet mogelijk. Er worden geen significant negatieve effecten verwacht.
8.4.5.6 Conclusies discipline mens Er worden globaal geen significant negatieve milieueffecten verwacht vanuit de discipline mens. Vanuit de discipline Mens zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
8.4.6
Overige aspecten en globale conclusies Gezien de aard van voorliggend RUP worden geen significant negatieve effecten verwacht inzake de milieuaspecten ‘stoffelijke goederen’, ‘energie- en grondstoffenvoorraad’ en ‘gezondheid van de mens’. Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld. Gelet op de ligging, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘Gitsstraat’. Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat ten gevolge van het RUP ‘Gitsstraat’ geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Globaal kunnen we besluiten dat het RUP ‘Gitsstraat’, dat het voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, niet onder de plan-MER-plicht, zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/4/2007, valt.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 54 van 55
9
Bijlagen -
Lijst met adressen van de aangeschreven adviesinstanties
-
Een voorbeeldbrief van het schrijven naar de aangeschreven adviesinstanties.
-
De uitgebrachte adviezen van de aangeschreven adviesinstanties met synthesetabel.
2220993008_VTR_Dienst MER/ama | RUP Gitsstraat | Verzoek tot raadpleging
pagina 55 van 55
Lijst adviesinstanties voor SCRPL13078 volgens het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s van 12-10-2007 Provinciebestuur West-Vlaanderen Dienst Ruimtelijke Planning Agentschap Ondernemen
Entiteit Ruimtelijke Economie
Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Ruimte Vlaanderen – APL - West- VAC Jacob van Maerlant Vlaanderen Onroerend Erfgoed - WestVAC Jacob van Maerlant Vlaanderen Agentschap Wonen-Vlaanderen Afdeling Wonen Agentschap Wegen en Verkeer Departement MOW OVAM
VMM
Laatst gewijzigd op 24 mei 2013
Buitendienst West-Vlaanderen t.a.v. Fernand Desmyter, secretaris-generaal Afdeling Bodembeheer
Afdeling Operationeel Waterbeheer
Provinciehuis Boeverbos Ellipsgebouw
Koning Leopold III- 8200 Sint-Andries laan 41 Koning Albert II1030 Brussel laan 35, bus 12 West-Vlaanderen VAC Jacob van Koning Albert I-laan ½ bus 101 Maerlant Koning Albert I-laan 8200 Brugge 1-2 bus 91 Koning Albert I-laan 8200 Brugge 1-2 bus 92 t.a.v. Hilde Van den Afdelingshoofd Koning Albert II-laan 19 bus 40 Bosch t.a.v. Bart De Smet Markt 1 8000 Brugge Graaf de Koning Albert II1000 Brussel Ferrarisgebouw laan 20 bus 2 Dienst Databeheer t.a.v. Natalie Stationsstraat 110 Hoffmann
t.a.v. Bram Vogels
Graaf de Ferrarisgebouw
Koning Albert II-laan 20 bus 16
8200 Brugge (SintMichiels)
1210 Brussel
2800 Mechelen
1000 Brussel
1/1
Provinciebestuur West‐Vlaanderen Dienst Ruimtelijke Planning
Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III‐laan 41 B‐8200 Sint‐Andries
uw kenmerk:
ons kenmerk:
2220990002/AMA/IWL
30 mei 2013
datum:
onderwerp:
“Verzoek tot raadpleging” in het kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage van het RUP “Gitsstraat” te Torhout. - Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.), zoals recent aangepast door het decreet van 27 april 2007; en - Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (“Plan‐m.e.r.‐besluit”)
Geachte, Op initiatief van de stad Torhout is momenteel de opmaak van het RUP “Gitsstraat” lopende. Wij hebben in opdracht van de stad een verzoek tot raadpleging opgesteld voor dit plan waarin wij onderzocht hebben of dit plan mogelijk aanzienlijke milieueffecten kan hebben en wij zijn tot het besluit gekomen dat het plan in zijn huidige vorm geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren. U vindt dit verzoek tot raadpleging in bijlage. Graag hadden wij van u vernomen of u als overheidsinstantie het eens bent met ons gemotiveerd besluit dat het plan in zijn huidige vorm geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren. Wij benadrukken dat de bedoeling van deze adviesvraag zeer specifiek is, namelijk om van u te vernemen of u vindt dat het plan in zijn huidige vorm aanzienlijke milieueffecten kan genereren. Opmerkingen allerhande op het plan zelf dienen gegeven te worden naar aanleiding van de plenaire vergadering wanneer het voorontwerp van RUP ‐krachtens artikel 41, 44 en 48 van het DRO‐ verzonden wordt naar de adviesinstanties en/of tijdens het openbaar onderzoek over het voorlopig vastgesteld RUP.
contactperso(o)n(en): Alexander Maekbelberg bijlage(n):
e‐mail:
[email protected] “Verzoek tot raadpleging”
telefoonnummer: +32 (0)56 74 20 95
Antea Belgium nv www.anteagroup.be
Posthofbrug 10, 2600 Antwerpen T: +32 (0)3 221 55 00 F: +32 (0)3 221 55 01
BTW: BE 0414.321.939 – RPR Antwerpen ISO 9001 IBAN: BE81 4062 0904 6124 Kwaliteitslabel BIC: KREDBEBB
pagina 1 van 2
Indien u vindt dat het plan in zijn huidige vorm toch aanzienlijke milieueffecten kan teweeg brengen, gelieve dit dan duidelijk te motiveren 1 en gelieve desgevallend een aantal voorstellen tot wijziging van het plan of een aantal milderende maatregelen voor te stellen die er voor zouden zorgen dat de milieueffecten van het plan niet meer als “aanzienlijk” beschouwd zouden kunnen worden. Uw advies zal samen met de screeningsnota voorgelegd worden aan de dienst Mer die de finale beslissing zal nemen over de plan‐MER‐plicht 2 . Deze beslissing wordt gepubliceerd op de website www.mervlaanderen.be. Gelieve ons uw advies door betekening of tegen ontvangstbewijs te bezorgen 3 binnen de decretaal daartoe voorziene termijn van 30 dagen na de datum van ontvangst van deze brief. Indien deze termijn praktisch niet haalbaar is voor u, gelieve ons dan onverwijld te contacteren om onderling een alternatieve adviestermijn af te spreken. Met de meeste hoogachting, Antea Group,
Alexander Maekelberg Account Manager Ruimtelijke Planning & Ontwerp
Moest u nog over gegevens beschikken die relevant kunnen zijn in de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten en die in de screeningsnota nog niet aan bod gekomen zijn, kan u deze ook in de motivatie vermelden. 2 Indien de dienst Mer tot het besluit komt dat het plan geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren, wordt het plan ontheven van de plan‐MER‐plicht. Indien de dienst Mer echter tot het besluit komt dat het plan wel aanzienlijke milieueffecten kan genereren, dan moet er een plan‐MER opgemaakt worden. 3 Te bezorgen aan Antea Belgium nv, optredend in naam van het stadsbestuur van Torhout op volgend adres: Eugène Bekaertlaan 61 – 8790 Waregem t.a.v. de Heer Alexander Maekelberg. 1
Antea Belgium nv www.anteagroup.be
Posthofbrug 10, 2600 Antwerpen T: +32 (0)3 221 55 00 F: +32 (0)3 221 55 01
BTW: BE 0414.321.939 – RPR Antwerpen ISO 9001 IBAN: BE81 4062 0904 6124 Kwaliteitslabel BIC: KREDBEBB
pagina 2 van 2
Overzicht uitgebrachte adviezen screening RUP “Gitsstraat“ Datum verzending screening naar Dienst MER: 15/05/2013 Datum ontvangst advies BGP: 24/05/2013 Datum verzending screening naar adviesinstanties: 30/05/2013
Opmerking: vet en cursief gedrukte tekst geeft de reactie weer op het ontvangen advies Adviesinstantie
Datum advies
ontvangst
Samenvatting advies
Provinciebestuur WestVlaanderen – Dienst Ruimtelijke Planning
Wat betreft het voorliggende verzoek tot raadpleging heeft de deputatie geen bijkomende elementen toe te voegen aan de screeningnota.
Ruimte Vlaanderen
De screeningnota maakt een voldoende inschatting van de milieueffecten voor de ruimtelijke ordening.
OK
OK Onroerend Erfgoed
4/7/2013
Discipline archeologie: / Discipline landschappen: / Discipline monumenten: In de screening wordt op p. 50 gesteld dat het RUP het behoud beoogt van het bouwkundig erfgoed waardoor er geen significant negatieve effecten worden verwacht. Dit kan indien er in het RUP specifieke voorschriften m.b.t. het behoud van het bouwkundig erfgoed worden opgenomen. Dit is in voorliggend RUP niet het geval, waardoor de conclusie niet correct is. Hetzelfde geldt voor de effectenbespreking ten aanzien van het beschermd monument. De screening stelt dat het renoveren zal gebeuren met aandacht voor de historische waarden en met respect voor het beschermde karakter. Deze voorwaarden zijn van groot belang, maar kennen ook geen vertaling in de stedenbouwkundige voorschriften. Het is dan ook van belang dat de effectbeschrijving en maatregelen in de screening een doorvertaling krijgen in het RUP. Nu geeft de screening immers een verkeerd beeld van de mogelijk te verwachten effecten. De effectbespreking is dan ook niet correct. Een verdere afstemming tussen de screening en het RUP is m.a.w. noodzakelijk.
adviezenmatrix 2220993012 - samenvatting adviezen screening RUP “Gitsstraat“
Dit betreft een terechte opmerking. De intenties binnen de opgestelde visie zullen in het verdere planproces beter worden vertaald in het grafisch plan en de bijhorende voorschriften. Conclusie: de verschillende disciplines van Onroerend Erfgoed hebben aangegeven dat het plan in huidige vorm aanzienlijke milieueffecten kan teweeg brengen. Op basis van de huidige voorschriften is deze conclusie voorbarig en niet correct. Het aanpassen van het plan aan bovenvermelde opmerkingen is dan ook essentieel.
Het plan zal worden aangepast aan bovenvermelde opmerkingen. VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer
Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minsten voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. Verder moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6°a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’, dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. We willen vragen dat wordt aangegeven dat in eerste instantie voorzien moet worden in maximaal hergebruik en vervolgens in maximale infiltratie. Indien alsnog gekozen zou worden voor buffering met vertraagde afvoer, moet deze collectief voorzien worden en mag deze niet doorgeschoven worden naar de individuele percelen of projecten. Het is belangrijk om het water zoveel mogelijk ter plaatse te houden, om bijkomende wateroverlast stroomafwaarts te vermijden. Er wordt aangegeven dat hemelwater dat op nieuwe verharde oppervlakte valt in eerste instantie zo veel mogelijk moet hergebruikt worden. In tweede instantie moet het resterende gedeelte geïnfiltreerd of gebufferd worden zodat slechts in laatste instantie een beperkt debiet kan vertraagd afgevoerd worden. We nemen aan dat op deze manier voldaan wordt aan bovenstaande voorwaarde. We merken op dat de stad Torhout de intentie heeft om de Markt en omgeving her in te richten. Tevens zou een gescheiden riolering worden voorzien die zou afvoeren richting kruispunt Rijselstraat – Hertog van Arenbergstraat. Van de gelegenheid zou gebruik gemaakt worden om door middel van een Aquafinproject de ingebuisde Koebeek te herwaarderen als waterloop (nu gebruikt als riool) door een gescheiden stelsel aan te leggen in de Hertog van Arenbergstraat – Gitsstraat tot de Vredelaan. Dit Aquafinproject dient nog te worden opgedragen. Bij invulling van de groene zone die de ingebuisde Koebeek doorkruist, dient hiermee zeker rekening gehouden. Met betrekking tot het aspect waterkwaliteit moet het zoneringsplan nog opgenomen en besproken worden. We gaan ervan uit dat het zoneringsplan en de bepalingen van Vlarem voor de sanering van afvalwater en de bescherming van de waterkwaliteit strikt worden gerespecteerd. Op basis van de voorliggende informatie gaan we ervan uit dat het RUP niet het kader vormt voor de
adviezenmatrix 2220993012 - samenvatting adviezen screening RUP “Gitsstraat“
aanleg van grote ondergrondse constructies. Er worden dan ook geen significant negatieve effecten op het grondwaterstromingspatroon verwacht. De screening wordt voorwaardelijk gunstig geadviseerd en is in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid indien bij de invulling van de groene zone rekening wordt gehouden met de intentie om de ingebuisde Koebeek te herwaarderen als waterloop door een gescheiden stelsel aan te leggen in de Hertog van Arenbergstraat.
Bovenstaande opmerkingen worden meegenomen in de verdere uitwerking van het plan. Agentschap Wonen Vlaanderen – Afdeling Wonen
11/9/2013
Daar waar het advies over wonen en woningbouw gaat, zijn de mogelijke milieueffecten voldoende beschreven in het dossier en is er van een plan-MER geen bijkomende informatie te verwachten. Een ontheffing tot opmaak van een plan-MER lijkt ons dan ook gerechtvaardigd.
OK Departement MOW, afdelingen Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid en Algemeen Beleid
18/6/2013
OVAM
3/7/2013
Het departement MOW gaat akkoord met het gemotiveerd besluit dat uit de screeningsnota wordt getrokken. Er is vanuit de discipline mobiliteit geen noodzaak tot opmaak van een MER of MOBER.
OK Wat het luik ‘bodem’ betreft, heeft de OVAM nog onderstaande opmerkingen: in het plangebied zijn de OVAM-dossiers 36797 en 3464 gekend. In dossier 36797 werd nog maar één oriënterend bodemonderzoek d.d. 6 september 2011 uitgevoerd waarbij een historische verontreiniging werd vastgesteld. Verdere maatregelen bleken niet nodig te zijn. Voor dossier 3464 zijn er geen specifieke opmerkingen. Tevens willen wij ook nog aangeven dat het voorstel tot opmaak van een plan van aanleg of MER geen onderzoeksverplichting meebrengt in het kader van het Bodemdecreet.
Het bovenstaande wordt aangevuld in de plan-MER screening. Departement Landbouw & Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
2/7/2013
De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling heeft, gelet op de huidige bestemmingen en het zeer beperkt landbouwgebruik, geen opmerkingen op het verzoek tot raadpleging. De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling acht de opmaak van een plan-MER niet noodzakelijk. Er wordt een gunstig advies verleend.
OK Agentschap Wegen en Verkeer, Afdeling Exploitatie en Beheer
27/6/2013
De afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen houdt eraan het volgende te melden: het RUP Gitsstraat is gelegen langs de gewestweg R34 vak: Ring Torhout kmpt. 0.000 – 1.120 rechterkant. Bij
adviezenmatrix 2220993012 - samenvatting adviezen screening RUP “Gitsstraat“
de stedenbouwkundige voorschriften: -
Artikel 2: zone voor open en halfopen bebouwing;
-
Artikel 3: zones voor uitbreiding;
Dient de zone van achteruitbouw van 8 m langs de R34 (Vredelaan) gerespecteerd te worden, dat wil zeggen dat de bouwlijn gelegen is op min. 13m + 8m = 21m uit de as der rijweg en ter hoogte van de vroegere spoorwegbrug op min. 8 m achter de grens van het openbaar domein. Er kan voorts geconcludeerd worden dat de discipline mobiliteit zeer beperkt werd uitgewerkt. Op basis van de eigen berekeningen volgens onze verkeerstool lijkt de impact van de geplande ontwikkelingen op het milieu beperkt. Dit verzoek tot raadpleging kan op basis van de eigen berekeningen dan ook gunstig geadviseerd worden.
Er wordt rekening gehouden met de vermelde achteruitbouwzone langs de R34 bij de verdere uitwerking van het RUP. Agentschap Ondernemen
Het Agentschap Ondernemen heeft geen specifieke opmerkingen of aandachtspunten in verband met dit plan of programma in het kader van de procedure ‘verzoek tot raadpleging’ zoals voorzien in het decreet van 5 april 1995 houdende algemene maatregelen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s.
OK
adviezenmatrix 2220993012 - samenvatting adviezen screening RUP “Gitsstraat“