LAAKDAL RUP KOM BIS VERZOEK TOT RAADPLEGING Maart 2010
COLOFON Opdrachtgever:
Gemeentebestuur Laakdal Kerkstraat 21, 2430 Laakdal tel. 013/67 01 10
[email protected]
Project:
RUP ‘Kom Bis’ Verzoek tot raadpleging
Opdrachthouder:
Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) Antwerpseweg 1, 2440 Geel tel: 014/58 09 91 – fax: 014/58 97 22
Projectteam:
IOK plangroep
Datum:
Maart 2010
Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en de opdrachthouder.
Inhoud
INHOUD 1
Toetsing planMER-plicht....................................................................................................1
2
Algemene info screeningsdocument ...................................................................................1
3
4
2.1
Initiatiefnemer....................................................................................................................1
2.2
Opdrachthouder.................................................................................................................1
2.3
Methodologie.....................................................................................................................1
2.4
Cumulatie met andere projecten.........................................................................................5
2.5
Leemten in de kennis.........................................................................................................6
Beschrijving van het RUP ..................................................................................................6 3.1
Situering............................................................................................................................6
3.2
Reden tot opmaak RUP .....................................................................................................7
3.3
Bestaande toestand...........................................................................................................8
3.4
Gewenste toestand............................................................................................................9
3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
Locatiealternatieven ..................................................................................................................... 11 Uitvoeringsalternatieven............................................................................................................... 11 Nulalternatief ................................................................................................................................ 11 Referentiesituatie ......................................................................................................................... 12
Beoordeling milieueffecten...............................................................................................16 4.1
Ingrepen..........................................................................................................................16
4.2
Selectie van relevante milieudisciplines ............................................................................17
4.3
Mogelijke effecten............................................................................................................17
4.4
Beoordeling per discipline ................................................................................................18
4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5
Discipline Bodem en water ........................................................................................................... 18 Discipline mobiliteit....................................................................................................................... 22 Discipline mens ............................................................................................................................ 23 Discipline erfgoed en landschap................................................................................................... 25 Discipline fauna en flora ............................................................................................................... 28
4.5
Algemene conclusie.........................................................................................................31
Overzicht figuren Figuur 1: interdisciplinaire relaties ............................................................................................... 3 Figuur 2: situering deelgemeente Vorst met afbakening plangebied RUP Kom Bis .......................... 6 Figuur 3: gewestplan en afbakening plangebied RUP “Kom Bis”.................................................... 7 Figuur 4: uittreksel zoneringsplan (bron: geoloket VMM) .............................................................19 Figuur 5: biologische waarde van het plangebied en omgeving cf. habitatkaart ..............................29 Overzicht tabellen Tabel 1: planMER-screening: overzicht bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline ........ 4 Tabel 2: grens- of voorwaardenstellende randvoorwaarden voor het RUP Kom Bis........................12 Tabel 3: ingreep-effectenschema ...............................................................................................17
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
1
Toetsing planMER-plicht Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het DABM. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel verleend worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Conform de omzendbrief LNE/2007, is het volgende van toepassing: Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omwille van de volgende redenen: – het RUP vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlage I en bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten én het RUP houdt een kleine wijziging in. – het RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op een speciale beschermingszone. Aldus dient voor betreffende RUP op basis van screening worden geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
2
Algemene info screeningsdocument
2.1
Initiatiefnemer Gemeentebestuur Laakdal – Kerkstraat 21 – 2430 Laakdal - tel. 013/67.01.10 Contactpersoon: Marijke Aerts,
[email protected], tel. 013/35.90.10
2.2
Opdrachthouder IOK plangroep - Antwerpseweg 1 - 2440 Geel - tel. 014/58.09.91 Contactpersoon An Vandeplas,
[email protected] – tel.014/56.27.05
2.3
Methodologie De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalitatieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aanpak wordt gevolgd: Beschrijving van het plan Het plan wordt gesitueerd, de bestaande en de gewenste toestand worden beschreven. Analoog aan een projectomschrijving (project MER) worden onderzoeksgebied/plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor relevante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten. Gebiedsafbakening De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. In een aantal gevallen liggen deze contouren nog niet precies vast en kan verder onderzoek in de loop van het proces (alsook de
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
1
planMER-screening) de precieze afbakening bijsturen. In dat geval wordt gesproken van onderzoeksgebied. Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelijke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. Het belangrijkste aspect bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zowel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden. Beschrijving van mogelijke alternatieven + definitie nulalternatief - referentiesituatie Een essentieel element voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de analyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types alternatieven onderzocht worden: – locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto mogelijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig) – uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (bestemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwikkeling – Nulalternatief: het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het niet-uitvoeren van het voorliggende plan. De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor planMER-screenings vormt dit niet de regel1. Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toestand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand. Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het nulalternatief en minder op de bestaande toestand. Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effectenschema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere bespreking geselecteerd worden. Significante effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase van planning zonder concrete invulling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten. Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “integrerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meestal voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines.
1
Veel hangt af van de situatie op het terrein, het voorwerp van het plan (of de wijziging t.o.v. het bestaande plan), de beslissing die men wenst te nemen en de perceptie die de bevolking eraan zal geven.
2
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Figuur 1: interdisciplinaire relaties
VERKEER MOBILITEIT
Verkeersleefbaarheid Bereikbaarheid Wijziging verkeersstromen (auto, fiets)
GELUID TRILLINGEN
LUCHT
LICHT
hinderaspecten
LANDSCHAP ERFGOED Visuele beleving
Verstoring ecologische infrastructuur (barrière)
MENS
Wijziging geomorfologie Impact archeologie (wijziging bodemprofiel)
Veiligheid (overstromingen) Drinkwaterkwaliteit
BODEM WATER
Ecotoopwijziging door - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu - wijziging bodemprofiel - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop
FAUNA EN FLORA
Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)
Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden. Grensoverschrijdende milieueffecten Bij de beoordeling wordt gescreend op eventuele grensoverschrijdende effecten. Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP – gelet op de aard en de omvang van de ingrepen en de ligging van het plangebied – niet te verwachten. Gebruik hulpbronnen Bij de beoordeling gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het gebruik van hulpbronnen. Significante effecten op dit vlak zijn bij voorliggend RUP – gelet op de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten. Analyse en beoordeling per effectdiscipline Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analyse per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis. Volgende onderdelen worden telkens besproken: – Studiegebied (reikwijdte) – Referentiesituatie – Analyse van ingrepen en effecten – Beoordeling effecten – Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bronnen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingrepen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi-)kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is. Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sectoraal juridische kader wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
3
Tabel 1: planMER-screening: overzicht bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline Beschrijving, bronnen
Beoordelingsaspecten
− Bodemkaart van België (bodemtextuur, -profiel en waterhuishouding)
− Eventuele verstoring van bodemprofiel in relatie tot kwetsbare bodems
− Geologische kaart van België − OVAM databank
LICHT
LUCHT
FLORA ERFGOED
LANDSCHAP,
FAUNA EN
MENS*
GELUID
BODEM/ WATER
− − − −
− Waterkwantiteit: oppervlakte verhardingen in relatie tot infiltratie
Vlaamse hydrologische atlas Zoneringsplannen Bekkenbeheerplannen VMM kartering waterkwaliteit
− Eventuele lozingen in relatie tot waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellingen − Eventuele ingrepen in beekstructuur
− Watertoetskaarten
− Gevoeligheid voor overstromingen − Infiltratiegevoeligheid − Gevoeligheid voor erosie
− Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) − Grondwaterkwetsbaarheidskaart − Beschermingszones waterwingebieden
− Verontreiniging kwetsbaarheid
− Inventaris en analyse van de belangrijkste bestaande geluidsbronnen (verkeerswegen, puntbronnen…) − Richtwaarden Vlarem II − Input uit discipline mens - mobiliteit
− Kwalitatieve beoordeling in relatie tot bestaande bronnen
− Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel − Actueel bodemgebruik (orthofoto, landbouwgebruikspercelen, HAG-kaart,…) − Input uit disciplines lucht, geluid, landschap
− − − −
− Biologische waarderingskaart van België − Bijzondere beschermingen zoals SBZ (Vogel- en Habitatrichtlijngebied) natuurreservaten, VEN
− Ecotoopverlies en –wijziging − Versnippering, verstoring infrastructuur
− Habitatkaart INBO − Input uit disciplines water, lucht, geluid
− Verdroging, vernatting − Verstoring door geluid of andere hinderaspecten
− Orthofoto analyse, terreinkennis − Inventaris Beschermde monumenten, landschappen, dorps- of stadsgezichten
− − − −
− − − −
Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone) Landschapskenmerkenkaart Inventaris onroerend erfgoed Provinciale landschapskaart
grondwater
in
relatie
tot
− Verstoring grondwaterstromen
Functiewijziging en wijziging van bodemgebruik Hinderaspecten (geluid, lucht) Gewijzigde visuele beleving Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid ecologische
Abiotische verstoring Landschapsecologische verstoring Beïnvloeding erfgoedwaarde Verstoring visuele beleving
− Input uit discipline mens –mobiliteit − CAR Vlaanderen
− Mogelijk relevant in relatie tot mobiliteit (uitstoot verkeer); voor het overige worden geen significante effecten verwacht
− Kwalitatief benaderen
− Mogelijk relevant voor gevoelige gebieden fauna en flora
WARMTE, STRALING ENERGIEGRONDSTOFVOORRADEN
EN
Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet relevante disciplines gelet op de aard en de omvang van de mogelijke ontwikkeling op basis van de plannen.
KLIMAAT * Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit
4
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Watertoets De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterberging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod komen. Passende beoordeling Voor speciale beschermingszones gelegen binnen de potentiële invloedssfeer van het RUP wordt een passende beoordeling van eventuele effecten op het aangemelde gebied en de instandhoudingsdoelstellingen geïncorporeerd in de beoordeling die uitgevoerd wordt in de discipline fauna en flora. In de eerste plaats wordt de betrokken SBZ expliciet opgenomen in de beschrijving van het studiegebied en in de beschrijving van de referentiesituatie. In vele gevallen kan er ook sprake zijn van indirecte effecten op fauna en flora via ingrepen-effecten binnen andere milieudisciplines. Zij worden in voorkomend geval specifiek beoordeeld bij deze relevante milieudisciplines waarna de conclusies daarvan meegenomen worden in de beoordeling van effecten op de SBZ en de instandhoudingsdoelstellingen binnen de discipline fauna en flora. Het plangebied van RUP Kom bis is echter niet gelegen binnen de invloedssfeer van of functioneel verbonden met een speciale beschermingszone die werd aangeduid binnen het Natura2000netwerk. Conclusies: maatregelen en aanbevelingen Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen opgenomen. Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoordeling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maatregelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren en bijkomende voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’. Essentiële maatregelen Dit zijn maatregelen zonder de welke een positieve beoordeling van de planMER-screening (of van een specifieke discipline) niet mogelijk zou zijn. Zonder deze maatregelen is er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke discipline). Aanbevelingen Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen verzachten. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt aangewezen zijn. In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garanderen (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essentiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt ervan uitgegaan dat de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden genomen. Deze stappen worden dan opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP in overleg met de bevoegde instantie.
2.4
Cumulatie met andere projecten Er zijn geen belangrijke projecten lopende die invloed hebben op het plangebied. Binnen het plangebied, in het binnengebied Toke Van Nestestraat- Markt-Veldstraat wordt er momenteel een IOK-verkaveling met eengezinswoningen uitgevoerd cf. het goedgekeurde RUP Kom.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
5
2.5
Leemten in de kennis Niet van toepassing.
3
Beschrijving van het RUP
3.1
Situering Ligging Vorst-centrum (Groot-Vorst) is een deelgemeente van Laakdal. De gemeente Laakdal ligt in het zuidoosten van de provincie Antwerpen nabij de grens met de provincies Brabant en Limburg. Het centrum is gelegen tussen de valleien van de Grote en de Kleine Laak. Figuur 2: situering deelgemeente Vorst met afbakening plangebied RUP Kom Bis
EINDHOUT E313
N174
VORST-MEERLAAR VORST-CENTRUM N141
VEERLE
Afbakening plangebied RUP “Kom Bis” Het plangebied is gelegen in Vorst-centrum, een deelgemeente van Laakdal en is begrensd door: – – – –
de Rode Kruisstraat in het noorden, de Hospesstraat in het oosten, ambachtelijke zone + gemeentehuis in het zuiden de Veldstraat en Steenbergen in het westen.
Het RUP “Kom Bis” is een herziening van het RUP “Kom”, dat werd goedgekeurd door de Deputatie op 14-12-2006. De begrenzing van dit goedgekeurde RUP “Kom” volgt de logische grenzen van het woongebied volgens het gewestplan ten zuiden van de Veldstraat en de fysiek harde grenzen van de wegen zoals de Rode Kruisstraat in het noorden. De oostelijke grens is dezelfde als deze in het oude BPA ‘Kom’ Vorst. De westelijke grens wordt bepaald door op het gewestplan voorziene reservatiestrook voor de rechttrekking van de gewestweg N 141. De grenzen van het hier voorliggende RUP “Kom Bis” zijn ruimer als deze van het goedgekeurde RUP “Kom”. De begrenzing volgt de contour van het goedgekeurde RUP “Kom” + een beperkte
6
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
uitbreiding aan de zuidzijde: zie gewenste toestand. De bestaande ambachtelijke zone en het gemeentehuis aan de Kerkstraat worden nu bij in het plangebied betrokken. In bijlage: RUP “Kom” en schetsontwerp RUP “Kom Bis”. Op onderstaande figuur wordt het plangebied van het hier voorliggende RUP “Kom Bis” weergegeven op het gewestplan. De concrete afbakening van het hier voorliggende RUP, kan mogelijk nog beperkt wijzigen in de loop van het proces van dit RUP. Figuur 3: gewestplan en afbakening plangebied RUP “Kom Bis”
3.2
Reden tot opmaak RUP Voorgeschiedenis Op de gemeenteraad van 7 september 1999 werd naar aanleiding van een aantal probleempunten overgegaan tot de herziening van het toenmalig BPA ‘Kom’ Vorst. Het gebied situeert zich binnen de dorpskern van Vorst-centrum en is goedgekeurd bij M.B. van 17/01/1989. De gemeente is overgegaan tot deze herziening omdat het BPA niet meer voldoet aan de hedendaagse eisen die gesteld worden aan de ruimtelijke ordening en dat er duidelijk behoefte is: – om de bestaande dorpskern uit te breiden voor woningbouw; – aan de afschaffing van de reservatiestrook voor de rechttrekking van de gewestweg N141; – aan ruimere mogelijkheden tot handelsactiviteiten. Aanleiding herziening RUP “Kom” en opmaak RUP “Kom Bis” Einde 2006 werd er voor het dorpscentrum van Vorst-centrum het RUP “Kom” goedgekeurd. Sinds het plan van kracht is, zijn er verschillende conflictsituaties opgetreden zodat het plan nu reeds herzien dient te worden. Conflictpunten RUP “Kom”: – Bij de goedkeuring van het RUP “Kom” werd er een deel van het plangebied van goedkeuring weerhouden2. Hierdoor wordt het onderliggende vroegere BPA terug van toepassing en het
2
Bij het RUP ‘Kom’ werd er een deel woongebied herbestemd naar agrarisch gebied en een deel woongebied werd bevroren in functie van een planologische compensatie om het WUG Capellebeemden in Klein Vorst te kunnen ontwikkelen. Dit compensatieverhaal werd niet goedgekeurd door de Deputatie en daarom werden deze plandelen van goedkeuring weerhouden.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
7
– –
– – – –
gewestplan. De bestemming en de voorschriften van het BPA sluiten niet aan bij deze van het RUP “Kom”. De delen die niet werden goedgekeurd bij het RUP “Kom”, worden daarom opgenomen in het RUP “Kom Bis”. Rode Kruisstraat: in de bocht ligt er een weg naar de huisnummers 9, 11 en 13. Deze weg bestaat in werkelijkheid en dient bestendigd te worden op het verordenend plan. Bij de opmaak van het RUP “Kom” werden alle destijds bestaande verkavelingen binnen het plangebied vernietigd. Hierbij werden er enkele vergeten. Deze nog steeds bestaande verkavelingen dienen bij het RUP “Kom Bis” ook vernietigd te worden. In de voortuinstroken van sommige bestemmingen, dient er in de voorschriften opgenomen te worden dat er bepaalde reclameborden toegelaten zijn. De voorschriften van zone 9 en zone 10 (tuinstroken) dienen naar bebouwing toe op elkaar afgestemd te worden. In sommige bestemmingszones dient er in de voorschriften opgenomen te worden dat wonen onder dak niet mogelijk is. In sommige bestemmingszones dient in de voorschriften duidelijk de parkeernorm opgenomen te worden.
Bij de herziening van het RUP “Kom”, zullen ook andere elementen gewijzigd worden: zie gewenste toestand. Deze wijzigingen blijven echter beperkt en hebben geen bijkomende impact op de omgeving.
3.3
Bestaande toestand Bestaande toestand Vorst-centrum – Vorst centrum bestaat uit 3 parallel aan elkaar gelegen linten gelegen op de zandrug: de Houthoek, de Smissestraat en Veldstraat. Daar waar de Smissestraat en de Houthoek samen komen is het centrum, de Markt met het gewezen gemeentehuis in het midden op de Dries. Tussen deze straten zijn er grote tuinen of zijn er ondertussen kleine insteken gemaakt t.b.v. nieuwbouw. De open ruimte is nooit ver van de kern gelegen. Ten zuiden van het plangebied is deze open ruimte nog zeer nadrukkelijk aanwezig. bv. omgeving Kerk en administratief centrum, school met chirolokaal. Ten noorden van het plangebied is de open ruimte ingenomen door sociale woningbouw en andere verkavelingen. – Het centrum (Markt e.o.) met het aanzetten van de Smissestraat en de Houthoek zijn in hoofdzaak opgebouwd met gesloten bebouwing. Hier bevindt zich het eigenlijke centrum. De gesloten bebouwing is zeer divers van vorm: verschillende bouwlijnen en verschillend in het aantal bouwlagen. Dit is één van de kwaliteiten van het centrum: het groeien van het dorp is hier zeer goed zichtbaar. De meeste functies en voorzieningen zijn gelegen in dit centrum. De meest oostwaarts gelegen bebouwing richting Hospesstraat is divers: gaande van open tot halfopen bebouwing. – De Veldstraat heeft een totaal ander karakter. De bebouwing bestaat vooral uit open bebouwing met (zeer) diepe tuinen. Huidig ruimtegebruik, functies en activiteiten – De kernvoorzieningen zoals handel en diensten liggen hoofdzakelijk aan de Markt, Houthoek, Kerkstraat en de Smissestraat. Het gemeentehuis en de kerk liggen in het zuiden, aan de Kerkstraat. – ten noorden van de Markt ligt de post, het OCMW, een jeugdhuis – op de Markt, in het gebouw ‘oud gemeentehuis’ (monument) bevindt zich de politie – aan de zuidzijde van de Smissestraat ligt de kleuter- en lagere school, een jeugdhuis en een kapel – in het Gildenhuis aan de Smissestraat zitten er woongelegenheden en openbare functies zoals vergaderzalen, feestzaal en gildenhuis (café) – aan de westzijde van de Markt, staat de oude Pastorie (monument) met omliggende tuin; in de toekomst worden er hier openbare functies gepland zoals bibliotheek en ceremoniële functies – aan de Kerkstraat ligt de bibliotheek, de kerk met het kerkhof, het gemeentehuis, een bedrijvenzone met de gemeentelijke werkplaats
8
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
– Appartementen en gesloten bebouwing liggen aan de Markt, Houthoek en de Smissestraat. De overige straten worden gekenmerkt door vrijstaande of gekoppelde eengezinswoningen met maximum 2 bouwlagen en een hellend dak. – Andere niet-woonfuncties in deze kern: kinderopvang, verzekering, warenhuis Techno, café, autoverkoop, bed & breakfast, dokter, jeugdhuis ten zuiden van de Smissestraat, e.d….. Mobiliteit Volgende wegen komen voor binnen het plangebied: – De gewestweg N 141: KB 10/03/1923: Steenbergen en Smissestraat – N141 – Buurtwegen: Buurtweg nr. 26 (Veldstraat), nr.1 (Steenbergen, Houthoek), nr. 30 (Mortelstraat), nr. 7 (Toke Van Neste straat), nr. 8 (Kerkstraat), nr. 2 (Rode Kruisstraat). – Gemeentewegen: Kloosterstraat, Gasthuisstraat en Langedijk. – Voetwegen: voetwegen nrs. 31, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 59, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 71. – Voetwegen die afgeschaft werden: delen van de voetwegen 34 en 39. – Voetwegen die afgeschaft worden door de gemeente: delen van de voetwegen: 35, 36, 61, 34, 37, 65, 66, 67, 43. Er zijn geen knelpunten m.b.t. mobiliteit. Milieu Aangezien er in het plangebied geen activiteiten plaats vinden die grote hinder veroorzaken, is de milieu-impact beperkt. Milieuvergunningsplichtige activiteiten in het plangebied: niet aanwezig. Andere Gezien het plangebied in de kern van de deelgemeente gelegen is, zijn er geen kwetsbare gebieden noch relevante landschappelijke, agrarische of natuurlijke structuren aanwezig.
3.4
Gewenste toestand Zie ook schetsontwerp RUP “Kom Bis” in bijlage. Het RUP “Kom Bis” wordt opgemaakt om de verdere en ruimtelijke ontwikkeling van de kern van Vorst-centrum in goede banen te leiden en de gewenste regels voor kernversterking vast te leggen. Er wordt in hoofdzaak uitgegaan van het goedgekeurde RUP “Kom” (BD 14/12/2006). Conform het GRS wordt ook voor bepaalde zones naar een andere bestemming gezocht. Deze zijn voorgeschreven in functie van een verbeterde afstemming op de fysische kenmerken of de draagkracht van de omgeving. Het plangebied van het RUP “Kom” wordt bij het hier voorliggende RUP “Kom Bis” uitgebreid aan de zuidkant: de ambachtelijke zone en de locatie met het gemeentehuis aan de Kerkstraat worden nu mee opgenomen. Hier is vandaag de gewestplanbestemming nog van toepassing: ambachtelijke zone, zone voor openbaar nut en tussen deze en het woongebied een smalle strook agrarisch gebied (zie kaart gewestplan en plan RUP “Kom” in bijlage). Wijzigingen plan RUP “Kom Bis” t.a.v. goedgekeurd RUP “Kom”: – Het plangebied wordt uitgebreid aan de zuidkant met de bestaande ambachtelijke zone en het gemeentehuis: – Bij de bestaande ambachtelijke zone (cf. gewestplan) aan de Kerkstraat wordt de contour van de gewestplanbestemming ‘ambachtelijke zone’ aangepast op basis van de bestaande situatie. Vandaag ligt er cf. het gewestplan nog een restsnipper agrarisch gebied tussen deze ambachtelijke zone en het woongebied. Hier situeren zich nu de gemeentelijke werkplaatsen en enkele andere kleine lokale bedrijven. Deze restsnipper agrarisch gebied wordt daarom bij dit RUP mee bestemd als zone waarbinnen ‘ambachtelijke lokale bedrijven en openbare nutsvoorzieningen’ mogelijk zijn. Bij dit RUP zal de bedrijvenzone en de locatie met het bestaande gemeentehuis als één geheel of 1 zone worden beschouwd in functie van een meer flexibele ontwikkeling. Zo wordt de zone ten zuiden van de kerk nu volledig bestemd als
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
9
een “zone voor lokale ambachtelijke bedrijvigheid en openbaar nut” omsloten door een groene bufferstrook. Hierdoor is de inplanting van eventueel een nieuw gemeentehuis nog vrij binnen deze zone, of kan in het oude gemeentehuis ook een bedrijf worden ondergebracht. Bij de inrichting van deze zone geldt wel als belangrijke randvoorwaarde dat het pad naar de vallei van de Grote Laak behouden blijft als groene verbinding tussen de kerk en de vallei èn dat er aan de zuidzijde van de kerk een ruim plein (met groeninrichting) wordt gerealiseerd. Een groene bufferstrook rondom de zone is essentieel in functie van een goede inpassing in de omgeving en gezien de nabijheid van de vallei met de Grote Laak (zie ook bepalingen GRS). – De percelen en perceelsdelen gelegen aan de zuidzijde van het plangebied (richting vallei) welke bij het RUP “Kom” van goedkeuring werden weerhouden, worden in dit RUP mee opgenomen en bestemd als bouwvrije tuinzone. Bij het oude BPA “Kom”, werden de meeste hiervan al bestemd als tuinzone omdat een verdere bebouwing richting de vallei ook niet wenselijk is. Het hier voorliggende RUP, zet dit principe verder. – De percelen en perceelsdelen gelegen tussen de straten Steenbergen en de Veldstraat, aan de westzijde van het plangebied, welke bij het RUP “Kom” van goedkeuring werden weerhouden, worden in dit RUP mee opgenomen en bestemd als “projectzone voor wonen W”. Bij de inrichting van deze projectzone zal de bestaande waterloop behouden moeten blijven en geïntegreerd worden als landschappelijk element. Het RUP zal ook bepaalde randvoorwaarden vastleggen zodat de ontwikkeling kwalitatief is en in harmonie met de omgeving. – Verder worden er bij dit RUP enkel beperkte aanpassingen voorzien t.a.v. het RUP “Kom”. Het programma voor het RUP voorziet echter niet in bijzondere planinitiatieven die grootschalige uitbreidingen of ontwikkelingen van nieuwe zones mogelijk maken. De aanpassingen betreffen o.a. beperkte wijzigingen van de stedenbouwkundige voorschriften en van enkele bouwstroken in functie van meer flexibiliteit. Toekomstig ruimtegebruik Inhoudelijk wijzigt er weinig door de herziening van het RUP d.m.v. deze RUP-procedure; het plan kan de visie van het GRS verder uitwerken. Er worden geen bijzondere planinitiatieven voorzien die grootschalige of hoogdynamische ontwikkelingen mogelijk maken. GRS Laakdal – richtinggevende bepalingen: bepalingen m.b.t. ambachtelijke zone en zone gemeentehuis die nu in het RUP mee worden opgenomen (deel uitbreiding tav goedgekeurd RUP Kom): – Gewenste Ruimtelijke structuur: uitbouwen van een sterke structuur voor openbare voorzieningen op de as gemeentehuis – post. – Uitbreiding van de lokale KMO zone te Groot Vorst wordt niet wenselijk geacht; het verfijnen van de bestemming is wel wenselijk in functie van de openbare functies. – De bestemming van de bestaande lokale ambachtelijke zone te Groot-Vorst aan de Kerkstraat kan worden verfijnd, waarbij een betere buffering ten aanzien van de Grote Laak wordt uitgewerkt en rekening wordt gehouden met de openbare functies die het gebied vervult. Functies en activiteiten Wonen Wat het wonen betreft, wordt er een verdere verfijning doorgevoerd: – Er worden zones voor meergezinswoningen afgebakend nabij de Markt, Houthoek, de Smissestraat en de Kerkstraat. Een wildgroei van appartementen overal verspreid in de kern wordt hierdoor vermeden. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke context die er vandaag al aanwezig is; de bestaande en de gewenste dichtheid vormt een leidraad. – Waardevolle gebouwen worden geselecteerd: monumenten en waardevol bouwkundig erfgoed. – Er worden aanpassingen aan de bouwtypologie doorgevoerd in functie van meer flexibiliteit. – Er worden 2 “projectzones voor wonen W” voorzien binnen het plangebied: – tussen Steenbergen en de Veldstraat (dit gebied werd weerhouden bij de goedkeuring van het RUP Kom in 2006) – aan de westzijde van de Kerkstraat (gronden in eigendom van het OCMW)
10
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Handel, horeca en ambacht Voor de kern van Vorst-centrum is het belangrijk dat de kernfuncties verder uitgebouwd en versterkt kunnen worden. In de centrumstraten Markt, Houthoek, Smissestraat bij bepaalde bouwstroken, biedt het RUP dan ook alle mogelijkheden om deze functies uit te bouwen. Het gelijkvloers, maar ook de verdieping mag hier aangewend worden voor deze functies. Openbare functies In de Kerkstraat wordt een ruimere zone (‘AO’) voorzien waarbinnen lokale bedrijven en openbare nutsvoorzieningen mogelijk zijn. Deze functies zijn hier vandaag reeds aanwezig: enkele bedrijven, de gemeentelijke werkplaats, bijhorende parking, het gemeentehuis. Door dit als één zone weer te geven en geen onderscheid te maken tussen ambachtelijke zone en zone voor openbaar nut, is een flexibele invulling mogelijk. Mobiliteit Het GRS heeft binnen het plangebied een categorisering van de wegen vooropgesteld; het RUP wijkt hier niet van af. Binnen de voorgestelde projectzones worden principiële ontsluitingen voorgesteld voor autoverkeer en voor langzaam verkeer. Milieu Binnen het plangebied zijn enkel functies toegelaten die verweefbaar zijn met de woonfunctie die in de dorpskern centraal dient te staan.
3.4.1
Locatiealternatieven Het onderzoeken van alternatieve locaties is bij dit RUP niet relevant. Het gaat hier om een wijziging van het bestaande RUP dat reeds voorzag in dezelfde functies en dezelfde bebouwingsmogelijkheden. Aan de zuidzijde wordt een beperkte uitbreiding van het plangebied voorzien tav het goedgekeurde RUP Kom; maar het betreft hier grotendeels de bestendiging van een bestaande situatie (bestaande ambachtelijke zone en gemeentehuis).
3.4.2
Uitvoeringsalternatieven De gemeente kiest er voor, op basis van de bestaande knelpunten, om het RUP op bepaalde punten te herzien, op deze manier wordt plan geactualiseerd. Op planniveau zijn er dus geen uitvoeringsalternatieven aan de orde. De inhoud van het RUP is gebonden aan het functioneren van een landelijke kern en de daarin gangbaar voorziene dichtheden, waarbij de mogelijke invullingen en inrichtingen door de stedenbouwkundige voorschriften geregeld worden. Uitvoeringsalternatieven zouden daardoor slechts op detailniveau spelen, zoals beperking/uitbreiding van de bouwhoogtes, beperking/uitbreiding van de van de zones waar horeca, handel, appartementen toegelaten zijn. Er wordt van uitgegaan dat eventuele dergelijke uitvoeringsalternatieven of de verschillende inrichtingsmogelijkheden geen significant andere of afwijkende effecten met zich meebrengen dan diegene die verder besproken worden.
3.4.3
Nulalternatief Indien het RUP niet opgemaakt zou worden ter herziening van het RUP Kom, blijven de bepalingen van het huidige RUP Kom van toepassing en aan de zuidzijde het gewestplan van toepassing. Bij de goedkeuring van het RUP Kom werden bepaalde delen van goedkeuring onthouden waardoor hier het oude BPA of het gewestplan van toepassing zouden blijven: – Het binnengebied tussen Steenbergen en Veldstraat werd niet goedgekeurd bij het RUP Kom en lag buiten het oude BPA. Cf. het gewestplan is dit gebied bestemd als ‘woongebied’ + reservatiestrook weg.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
11
– De delen aan de zuidelijke rand van het plangebied die bij het RUP Kom niet werden goedgekeurd, liggen ofwel cf. het gewestplan in agrarisch gebied of cf. het oude BPA Kom zijn ze bestemd als ‘tuinzone’.
3.4.4
Referentiesituatie Als referentiesituatie wordt de bestaande toestand genomen. Met het oog op de beoordeling van de milieueffecten wordt echter al opgemerkt dat de gewenste toestand slechts in zeer beperkte mate afwijkt van het nulalternatief. Tabel 2: grens- of voorwaardenstellende randvoorwaarden voor het RUP Kom Bis Mogelijke grens- of voorwaardenstellende elementen voor het RUP
Planologische randvoorwaarden Bestemming (gewestplan, BPA, RUP)
− − − −
RSV
− De gemeente Laakdal en dus ook Vorst-centrum liggen volledig in het buitengebied.
RUP Kom BD 14/12/2006. Voor delen die bij RUP Kom van goedkeuring werden weerhouden: Gewestplan BPA Kom d.d. 1989
− Daarbij werd Laakdal mee opgenomen in het economisch netwerk van het Albertkanaal. Dit economisch netwerk is geselecteerd op Vlaams niveau en bevat de gemeenten gelegen langs de lijn van het Albertkanaal en de E313. RSPA
− Laakdal is gelegen in het Netegebied en met name in de deelruimte ‘gebied van de grote Nete’. − Kom Vorst maakt deel uit van Laakdal, gemeente type III. Deze gemeenten hebben een belangrijke rol te vervullen inzake het beheer van de open ruimte en vrijwaren van de landbouwfunctie. Vorst is geselecteerd als woonkern. Tevens is de gemeente aangeduid door de provincie als hoofddorp type III. Een gemeente met een gewoon hoofddorp type III krijgt de mogelijkheid om de zonevreemde bedrijven op haar grondgebied te herlokaliseren.
GRS
Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Laakdal signaleert voor Vorstcentrum de volgende elementen: − het gedeelte ten noorden van de Smissestraat is een woongebied met grote dichtheid, ten zuiden een woongebied met geringe dichtheid. De Smissestraat is aangeduid als hoofdontsluitingsweg; − de strook ten noorden van de kerk langs de Veldstraat is een smalle strook met landelijk wonen. Troeven: − aanwezigheid van het cultuurpatrimonium. De Sint Gertrudiskerk, het voormalige gemeentehuis en het huidige gebied voor openbaar nut met gemeentehuis dragen bij tot de uitbouw van een aantrekkelijk woon- en verblijfsruimte in de kern en vormen een sterke structuur; − de afstand tot de open ruimte is nooit veraf, waardoor het indringen van de natuur en landschap tot in de kern mogelijk blijft; − de herinrichtingsprojecten binnen de kernen Vorst-Merlaar en Vorst-centrum dragen bij tot de uitbouw van een aantrekkelijke woon- en verblijfsruimte in de kern. Het richtinggevend deel stelt het volgende toekomstbeeld voor Laakdal voor: ‘Laakdal als een aantrekkelijke woongemeente geënt op het economisch netwerk van het Albertkanaal, waarbij de kwaliteit van de woon - en leefomgeving kan worden versterkt door de uitbouw van het openbaar domein, het nastreven van verkeersleefbaarheid en het integreren van de aanwezige natuur- en landschapswaarden in de leefomgeving.’ De ontwikkelingsperspectieven voor het wonen zijn: − er is behoefte aan nieuwe woningtypologieën (kleinere woningen en specifieke woningcomplexen met gemeenschappelijke voorzieningen, ook woningen voor
12
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Mogelijke grens- of voorwaardenstellende elementen voor het RUP
grote gezinnen); − uitwerking woningbeleid gebaseerd op drie pijlers: verdichting door woonvernieuwing, opvullen van gaten in straatwanden en afwerken bestaande verkavelingen, het realiseren van strategische inbreidingsprojecten; − in de toekomst te streven naar een toename van de appartementsbouw in de zones die nauw aansluiten bij het feitelijke centrum van de kernen. Richtinggevende bepalingen m.b.t. ambachtelijke zone en zone gemeentehuis die nu in het RUP mee worden opgenomen (deel uitbreiding tav goedgekeurd RUP Kom): − Gewenste Ruimtelijke structuur: uitbouwen van een sterke structuur voor openbare voorzieningen op de as gemeentehuis – post. − Uitbreiding van de lokale KMO zone te Groot Vorst wordt niet wenselijk geacht; het verfijnen van de bestemming is wel wenselijk in functie van de openbare functies. − De bestemming van de bestaande lokale ambachtelijke zone te Groot-Vorst aan de Kerkstraat kan worden verfijnd, waarbij een betere buffering ten aanzien van de Grote Laak wordt uitgewerkt en rekening wordt gehouden met de openbare functies die het gebied vervult.
Fysisch systeem Bodemtype
Volgens de bodemkaart van België komt volgende bodemsoort voor in het te onderzoeken gebied van noord naar zuid: − Pdc: Matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont − Pcm: Matig droge licht zandleembodem met dikke antropogene humus A horizont − Pdm: Matig natte licht zandleembodem met dikke antropogene humus A horizont − LFp: Natte tot zeer natte zandleembodem zonder profiel, vallei − Scm: Matig droge lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont − Sbm: Droge lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont − Sdm: Matig natte lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont Het bodemtype met profielontwikkeling “m” dat voorkomt in het gebied getuigt van een vroeger agrarisch gebruik (middeleeuwse akkerontginningen): de zogenaamde plaggenbodems met een dikke organische bovenlaag. Het bodemtype LFp staat voor een natte alluviale bodem. Overzicht: − Centrum omgeving Markt, Houthoek, Smissestraat gekarteerd.
en
Kerkstraat
niet
− Overig deel: plaggenbodem op (lemig) zand en plaggenbodem op (licht) zandleem. − Bestaande ambachtelijke zone in het zuiden ligt in een depressie – natte podzol(achtige) bodem en droge tot matig natte podzol(achtige)bodem.
Waterhuishouding, watertoets
3 4 5
− In het binnengebied Steenbergen-Veldstraat: klein deel als vallei – zeer natte alluviale bodem (NOG) ja nee ligging in NOG − Waar de bodem op een bodemkaart is aangeduid als valleigebied (LFp), dan behoort dit tot de NOG3 (van nature overstroombare gebieden). De NOG valt samen met de natte alluviale bodems die ontstaan zijn als gevolge van een lange geschiedenis van winteroverstromingen. De letter F in het bodemtype staat voor de drainage en betekent: zeer nat. Uit veiligheidsoverwegingen moeten er hier beperkingen worden
klein deel
Bron: bodemkaart van België, digitale versie “bodemkaart van Vlaanderen, uitgave 2001 (IWT; OC-GIS-Vlaanderen) ROG 2003, bron: MVG, LIN, AMINAL, afdeling water bron: MVG, LIN, AMINAL, afdeling Water; MGV, LIN, AWZ, afdeling waterbouwkundig laboratorium en hydrologisch onderzoek
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
13
Mogelijke grens- of voorwaardenstellende elementen voor het RUP
opgelegd met betrekking tot bebouwen of verharden. Indien deze gronden toch zouden bebouwd of verhard worden, zal dat zorgen voor een vermindering van infiltratie van hemelwater en vermindering van de ruimte voor het watersysteem. In dit geval zullen compenserende en/of milderende maatregelen moeten worden genomen. − Geen enkele van de gronden van het RUP liggen echter in ROG4 (recent overstroomd gebied) en evenmin in een risicozone voor overstromingen5. − Wegens het voorkomen van zeer natte bodems (LFp) in plangebied van het RUP kan voor het gebied met dit bodemtype geen veiligheid geboden worden tegen wateroverlast. Indien deze gebieden toch zouden bebouwd worden, moeten passende maatregelen genomen worden. ligging in ROG
x
ligging in een risicozone voor overstromingen
x
ligging in mgl / effectief overstromingsgevoelig gebied gevoeligheid voor infiltratie − Volledig plangebied met infiltratiegevoelige bodem muv klein valleigebiedje in binnengebied Steenbergen-Veldstraat en klein deel in het zuiden binnen de ambachtelijke zone. gevoeligheid voor grondwaterstromingen − Volledig plangebied matig gevoelig voor grondwaterstroming muv klein valleigebiedje in binnengebied SteenbergenVeldstraat en klein deel in het zuiden binnen de ambachtelijke zone: zeer gevoelig voor grondwaterstroming. gevoeligheid voor erosie Reliëfkenmerken
Matig (type 2)
ja Is er een markante reliëfovergang aanwezig?
Oppervlaktewater: waterlopen
x x
x nee x
− Door het plangebied van het RUP stroomt een waterloop van 6de categorie. Deze stroomt af naar de Kleine Laak − Ten zuiden van het plangebied is de vallei van de Grote Laak gelegen (een rivier van de eerste categorie).
Oppervlaktewater: kwaliteit Beschermingszone waterwingebied
− Ten noorden van het plangebied is de vallei van de Kleine Laak gelegen (een rivier van tweede categorie. De minimale afstand tussen de Kleine Laak en het plangebied bedraagt 800 meter. Niet van toepassing Het meest noordelijk gedeelte van het plangebied is gelegen in een beschermingzone grondwaterwinning, type III.
Landschap - erfgoed Beschrijving omliggende landschap Beschermd monument
Beschermd landschap, dorpsgezicht, stadsgezicht Ankerplaats Relictzone Inventaris onroerend erfgoed
14
Bebouwde kern − Sint Gertrudiskerk (KB 30.05.1936); − Pastorij met tuin (KB 30.05.1936); − Voormalig Gemeentehuis (MB 12.04.2002); − Het Dubbelhuis (MB 12.04.2002). Nee Nee Nee − Klompenmuseum, vml. Gemeentehuis Markt 1 − Pastorie in traditionele stijl Markt 5 − Dubbelhuis Markt 6 − Dubbelhuis Markt 14 − Schuur Houthoek 61 − Burgerhuis Steenbergen 8 − Dubbelhuis Smissestraat 15
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Mogelijke grens- of voorwaardenstellende elementen voor het RUP
− − − − − − Archeologie
Landelijke villa Smissestraat 27 Kapel Smissestraat 50 Woningen Smissestraat 68-70 Woonstalhuis Veldstraat 27 St.-Gertrudistehuis Kerkstraat 8 Parochiekerk St.-Gertrudis Kerkstraat
− In de binnengebieden Oost-Molenveld en Gasthuisstraat, die zullen/worden ontwikkeld worden als woonzone, zijn er geen archeologische sites gekend. Verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat deze terreinen in het verleden nooit geprospecteerd zijn waardoor er geen informatie beschikbaar is over dit gebied. − De aanwezigheid van vindplaatsen op de rand van het plangebied van het hier voorliggende RUP, wijst er echter op dat het gebied in het verleden wel degelijk bewoond was. − Op de noordelijke rand van het RUP zijn ter hoogte van het toponiem Steenbergen artefacten teruggevonden uit de Steentijd, IJzertijd en Middeleeuwse periode. − Op dezelfde plaats is ook een Romeinse villa gelegen die begin jaren ’60 werd onderzocht. − Aan de oostelijke rand wijst de Sint Gertrudiskerk op menselijke aanwezigheid vanaf de (vroege?) Middeleeuwen en de Schans ten zuidoosten van het gebied verwijst naar de occupatie van het terrein in de 16de – 17de eeuw na Christus. − De bodemkundige omstandigheden (plaggenbodem) en de topografie (gelegen op flank en hoger gedeelte van de gemeente) wijzen erop dat de kans groot is dat er bij de ontwikkeling van het gebied nieuwe archeologische sites worden aangetroffen. − Booronderzoek in deze zones toonde aan dat de natuurlijke gelaagdheid van de bodem intact bewaard is. − Om te vermijden dat dit erfgoed verloren gaat, dienen de terreinen die in aanmerking komen voor de nieuwe woonprojecten geëvalueerd te worden.
Natuur Aanwezige natuurelementen Vogelrichtlijngebied Habitatrichtlijngebied
Ramsargebied Gebieden van VEN/IVON Natuurreservaten
Volgens de habitatkaart zijn binnen het plangebied enkele biologisch waardevolle percelen gelegen. Dit zijn percelen die op dit moment nog onbebouwd zijn en in gebruik zijn als open weilanden en akkerlanden. Nee Nee – het plangebied ligt niet in de onmiddellijke omgeving van een habitatrichtlijngebied, maar de waterlopen de Grote Laak en de Kleine Laak die in de omgeving van het plangebied zijn gelegen, stromen wel af naar het habitatgebied “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” Nee Nee – op een 200-tal meter ten noorden van het plangebied is het VEN “De Gebroekten Grote Nete” gelegen. Nee
Mens - bodemgebruik Afbakening natuurlijke en agrarische structuur Ruilverkaveling Landbouwgebruikspercelen
niet gelegen binnen een herbevestigd agrarisch gebied Nee In het plangebied zijn er nog enkele percelen in gebruik door de landbouw. Deze percelen zijn echter gelegen in woonzone.
Mens - mobiliteit Visie Mobiliteitsplan/GRS
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
− De N141 is geselecteerd als lokale weg type I: deze weg verzorgt de verbinding tussen zones, wijken binnen de gemeente of van buur- of deelgemeenten. De wegen die niet geselecteerd zijn als lokale weg II of hoger hebben binnen de bebouwde kom nagenoeg uitsluitend een verblijfsfunctie en zullen, waar aangewezen, 30 km. zone worden.
IOK
plangroep
15
Mogelijke grens- of voorwaardenstellende elementen voor het RUP
− Aanpassingen N141 als lokale weg: uitritconstructies bij de kruising van de Hospesstraat, de Langedijk, de Rode Kruisstraat. Verlengde plateaus op de kruising met de Kloosterstraat, de Kerkstraat, de Markt. Plateau met voorrang (komremmer) op de kruising met de Toke Van Nestestraat. Fietsstroken in de Veldstraat. − Goede fietsenstallingen zijn nodig bij het gemeentehuis, de scholen, de jeugdlokalen, de kamphuizen, de sporthallen, de bibliotheek en het OV haltes N141 te Vorst. − Parkeerbeleid: het zogenaamde stand-still principe wordt toegepast op korte termijn. Op lange termijn worden geen extra parkeerbeperkingen voorgesteld (eventueel wel kortparkeren). Conformiteit RUP- mobiliteitsplan − Het RUP voorziet dat een deel van de N141 ingericht moet worden als zone voor wegenis gelegen op de noord zuid administratieve as. Deze zone wordt ingericht als een zone 30 km waarbij het stand still principe van het parkeren toegepast wordt. Het parkeren blijft mogelijk op de Markt. − In het mobiliteitsplan wordt voorgesteld dat de kruisingen van de verschillende wegen met de N141 aangepast dienen te worden. Dit blijft mogelijk in het RUP.
4
Beoordeling milieueffecten
4.1
Ingrepen De analyse van deze ingrepen gebeurt ten opzichte van de bestaande toestand als referentiesituatie. Ingreep
Kwalitatieve omschrijving
Bijkomende gebouwen/ verhardingen
− Door het invullen van nog onbebouwde percelen: de nog niet ingevulde percelen en zones kunnen bebouwd worden volgens de voorschriften, naargelang de zone waarbinnen ze gesitueerd zijn. − Ontwikkeling van 2 projectzones voor woningbouw: min. dichtheid 15 w/ha, met mogelijkheden voor halfopen tot gesloten bebouwing en meergezinswoningen.
Nieuwe zones met mogelijkheden voor appartementsbouw Bundeling van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in zone voor openbare functies Nieuwe + verder uitbouwen commerciële functies Aanleggen van wegen
Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
− Verdichting in zone voor openbare functies/ambachtelijke zone in het zuidelijk deel van het plangebied. Het grootste deel hiervan is reeds ingericht en bebouwd/verhard. Het centrale deel van de kern komt in aanmerking voor appartementen, terwijl dit in andere zones niet toegelaten wordt; bij vervangingsbouw of verbouwing kan het aantal woningen per perceel dus toenemen. De bestaande zone voor gemeenschapsvoorzieningen + bedrijvenzone aan de Kerkstraat wordt via bundeling beperkt uitgebreid zodat er meer flexibiliteit ontstaat ifv een toekomstige reorganisatie. Rond de commerciële assen wordt meer mogelijk om winkels in te planten, terwijl dit in de andere zones niet toegelaten wordt. Om de nog niet ontwikkelde delen te ontsluiten is de aanleg van openbare wegenis nodig, waarbij rekening gehouden dient te worden met veiligheid en duurzaamheid. Het plangebied is reeds bijna volledig ontsloten; enkel binnen de projectzones is nog bijkomende wegenis nodig. Binnen de door het RUP voorziene rooilijnen is de herinrichting van de bestaande wegenis mogelijk, zodat de veiligheid en leefbaarheid verbeterd kunnen worden.
Een aantal van deze ingrepen zou echter ook plaatsvinden in het nulalternatief: – Opvullen van onbebouwde percelen – Aanleggen van wegen – Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
16
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
4.2
Selectie van relevante milieudisciplines In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht; hierbij worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines. Discipline
Sleuteldiscipline
Bodem Water Mens - mobiliteit Mens – ruimtelijke aspecten en hinder Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Fauna en flora Lucht (gezondheid) Geluid Licht Warmte en stralingen Klimaat Aanspraak op energie- en grondstofvoorraden
Optiediscipline
Niet relevante discipline
X X X X X X X X X X X X
De disciplines ‘lucht (gezondheid)’, ‘geluid’, ‘licht’, ‘warmte en stralingen’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grondstofvoorraden’ worden eveneens niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden.
4.3
Mogelijke effecten Ingreep effectschema Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van mogelijk significante effecten per ingreep voor de verschillende sleuteldisciplines.
Erfgoed en landschap
Fauna en flora
Tabel 3: ingreep-effectenschema
MS
MS
N
N
N
MS
N
N
MS
MS
MS
N
N
N
MS
MS
MS
N
N
N
MS
MS
N
N
N
N
MS
N
N
N
N
N
MS
MS
MS
N
Ingrepen Bijkomende gebouwen/ verhardingen Nieuwe zones met mogelijkheden voor appartementsbouw Bundeling van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in zone voor openbare functies Nieuwe + verder uitbouwen commerciële functies Aanleggen van wegen Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
Mens
Mobiliteit
Water
Bodem
Onderzoeksdisciplines
N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd MS: mogelijk significant effect S: waarschijnlijk significant effect (T): tijdelijk effect (P): periodiek effect
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
17
(ind): indirect effect
De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te onderzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de nauwe afstemming binnen het fysisch systeem.
4.4
Beoordeling per discipline
4.4.1
Discipline Bodem en water
4.4.1.1
Studiegebied In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. watersysteemrelaties met de nabije omgeving meegenomen:
.
Wel
worden
eventuele
– Infiltratie-kwelrelaties – Vallei van de Kleine en de Grote Laak
4.4.1.2
Referentiesituatie Zie kaarten in bijlage Reliëf Het plangebied is gelegen op een niet uitgesproken zandrug tussen de valleien van de Grote en de Kleine Laak. Dit vertaalt zich met name in de bodem en de structuur van de waterlopen in de omgeving. Het reliëf binnen het plangebied zelf is lokaal vlak. Bodem Volgens de bodemkaart van België komt volgende bodemsoort voor in het te onderzoeken gebied van noord naar zuid: – Pdc: Matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont – Pcm: Matig droge licht zandleembodem met dikke antropogene humus A horizont – Pdm: Matig natte licht zandleembodem met dikke antropogene humus A horizont – LFp: Natte tot zeer natte zandleembodem zonder profiel, vallei – Scm: Matig droge lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont – Sbm: Droge lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont – Sdm: Matig natte lemig zandbodem met dikke antropogene humus A horizont Het bodemtype met profielontwikkeling “m” dat voorkomt in het gebied getuigt van een vroeger agrarisch gebruik (middeleeuwse akkerontginningen): de zogenaamde plaggenbodems met een dikke organische bovenlaag. Het bodemtype LFp staat voor een natte alluviale bodem. Overzicht: – Centrum omgeving Markt, Houthoek, Smissestraat en Kerkstraat niet gekarteerd. – Overig deel: plaggenbodem op (lemig) zand en plaggenbodem op (licht) zandleem. – Bestaande ambachtelijke zone in het zuiden ligt in een depressie – natte podzol(achtige) bodem en droge tot matig natte podzol(achtige)bodem. – In het binnengebied Steenbergen-Veldstraat: klein deel als vallei – zeer natte alluviale bodem (NOG)
18
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Waterlopen en waterhuishouding – Door het plangebied van het RUP stroomt een waterloop van 6de categorie. Deze stroomt af naar de Kleine Laak – Ten zuiden van het plangebied is de vallei van de Grote Laak gelegen (een rivier van de eerste categorie). – Ten noorden van het plangebied is de vallei van de Kleine Laak gelegen (een rivier van tweede categorie. De minimale afstand tussen de Kleine Laak en het plangebied bedraagt 800 meter. – Het gehele plangebied is infiltratiegevoelig, met uitzondering van een klein gedeelte in het binnengebied Steenbergen-Veldstraat en een klein deel in het zuiden binnen de bestaande ambachtelijke zone – Het gehele plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type2). Indien er in een type 2gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient de invloed op grondwaterstromingen in het kader van de watertoets geëvalueerd te worden via adviesvraag aan de bevoegde adviesinstantie. – Het meest noordelijk gedeelte van het plangebied is gelegen in een beschermingzone grondwaterwinning, type III. De voorschriften voor deze waterwingebieden en beschermingszones hebben een verordenende kracht. – Het zoneringsplan voor Vorst geeft aan dat het plangebied ingedeeld wordt in drie zones: – Centraal gebied: aangesloten op een bestaand zuiveringsstation (gearceerd) – Collectief te optimaliseren buitengebied (groen): In deze zone wordt op termijn wel een collectieve zuivering van het afvalwater (via riolering) voorzien. De timing voor deze werken moet nog worden vastgelegd. In afwachting van deze collectieve afvalwaterzuivering moet het afvalwater gezuiverd worden in een septische put. – Individueel te optimaliseren buitengebied (rood): het afvalwater zal moeten gezuiverd worden door een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA). Figuur 4: uittreksel zoneringsplan (bron: geoloket VMM)
4.4.1.3
Analyse van ingrepen – effecten Ingrepen Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – Bijkomende gebouwen/ verhardingen: – afdekking van de bodem – ingebruikname van gebouwen met productie van af te voeren en te zuiveren huishoudelijk afvalwater
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
19
Effecten Met betrekking tot de disciplines bodem en watersysteem kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – verstoring van bodemprofiel en natuurlijk reliëf – verstoring van de waterhuishouding: – wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen – verdroging – wijziging van waterbergingscapaciteit – waterbergend vermogen – waterkwaliteit – afvalwater
4.4.1.4
Beoordeling van de effecten Verstoring van bodemprofiel en natuurlijk reliëf Het oprichten van gebouwen gaat gepaard met ingrijpen op de bodem, dit betekent per definitie verstoring van het bodemprofiel. Dit is echter een effect dat niet gemilderd kan worden. Deze ingrepen vinden hier echter grotendeels plaats op terreinen die reeds als vergraven staan gekarteerd of die reeds in grote mate bebouwd zijn of gebieden die bij het nulalternatief ook als bebouwbaar zijn aangeduid. Het effect van deze ingrepen op het bodemprofiel ten opzichte van de referentietoestand is hier minimaal. Binnen het plangebied worden bovendien geen ingrepen voorzien die verder aanleiding kunnen geven tot bodemverontreiniging of grootschalig grondverzet. Het RUP voorziet ook niet in aantasting van het natuurlijk reliëf. De ingrepen vinden plaats binnen een reeds grotendeels bebouwde omgeving waar eventueel voorkomend microreliëf reeds in het verleden is verdwenen (referentietoestand). Verstoring van de waterhuishouding Wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen – verdroging Het grootste gedeelte van de bodem is gevoelig voor infiltratie en een toename van verhardingen leidt in principe steeds tot een vermindering van de infiltratiemogelijkheden en wijzigingen in de grondwatervoeding. Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet echter steeds in evenwicht gehouden worden. Bijkomende verhardingen en constructies mogen geen significant verdrogend effect genereren met bijvoorbeeld nadelige gevolgen voor laterale wateraanvoer of voor grondwatervoeding. Indien het water niet ter plaatse kan infiltreren, dan dient daarom dit hemelwater te worden opgevangen en maximaal hergebruikt in functie van de behoeften. Overtollig hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd of (gebufferd) afgevoerd naar oppervlaktewater of openbare RWA. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing. Deze bevat minimaal toe te passen voorschriften voor de afvoer van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten waardoor geen negatief effect verwacht wordt in vergelijking met de referentiesituatie. Het aanleggen van ondergrondse constructies kan ingrijpen op het grondwaterstromingspatroon, waarbij ook zeker bemalingen in de aanlegfase effect kunnen hebben. Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming. In dergelijke gebieden type 2 is geen invloed te verwachten indien ondergrondse constructies beperkt blijven tot een diepte<5m en een lengte<100m. Er wordt ook niet verwacht dat ruimere ondergrondse constructies aangelegd zullen worden. Om alle effecten te vermijden kan bijkomend aanbevolen worden dat bij eventuele bemalingen bij de aanleg van ondergrondse constructies de bouwput afgesloten moet worden en dat het bemalingswater zo snel mogelijk terug in het watersysteem gebracht moet worden, hetzij via retourbemaling, bemalingswater via retourbemaling weer laten infiltreren in de nabijheid. Het mag niet via het DWA- of gemengd rioleringsstelsel afgevoerd worden. Wijziging van de waterbergingscapaciteit - waterbergend vermogen Een gedeelte van het plangebied is gelegen langs de vallei van de Grote Laak. Binnen het plangebied zijn echter slechts op twee kleine plaatsen specifieke valleikenmerken aanwezig: een klein gebied tussen Steenbergen en de Veldstraat, samenhangend met een niet-geklasseerde waterloop en in het noorden van het plangebied een randzone. In het zuiden van het plangebied zijn depressiegronden aanwezig die samengaan met de vallei van de Grote Laak. Enkel het stukje noordelijk gelegen gebied is op de watertoetskaart ook aangeduid als mogelijk
20
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
overstromingsgevoelig gebied. Bijgevolg kan gesteld worden dat een verstoring van de waterbergingscapaciteit een verwaarloosbaar kan worden geacht. Het plangebied is ook niet gelegen in effectief overstromingsgevoelig of recent overstroomd gebied. Dit betekent dat op dit vlak geen significante effecten te verwachten zijn. Waterkwaliteit – afvalwater Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Oppervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffusie lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem. Het RUP voorziet niet specifiek in activiteiten die aanleiding kunnen geven tot afvalwater, ander dan huishoudelijk afvalwater. Maar bij vergunningverlening moet worden toegekeken dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater niet in gevaar wordt gebracht. Het eventuele afvalwater mag niet ongezuiverd worden geloosd. Wat betreft het bijkomende huishoudelijke afvalwater in het plangebied kan worden vastgesteld dat het gebied deels gelegen is binnen centraal gebied met reeds bestaande aansluiting op een RWZI. Het andere gedeelte (met uitzondering van een klein gebied) ligt in collectief te optimaliseren buitengebied en daarvoor mag van uitgegaan worden dat er op termijn een aansluiting op de RWZI zal komen. Er mag dus van uit gegaan worden dat de bijkomende bebouwing minstens op termijn op het rioleringsnet kan aangesloten worden. Aandachtspunt hierbij is de ontwikkeling van de projectzones voor wonen. Deze moeten op gepaste wijze (collectief) ingeschakeld worden in het centraal gebied zodat geen negatief effect te verwachten is van huishoudelijk afvalwater. Bij het definitieve ontwerp van deze projecten dient gecontroleerd te worden of de capaciteit van de riolering en de RWZI niet overschreden zal worden en welke maatregelen eventueel genomen moeten worden om dit op te vangen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de nieuwe rioleringen aangelegd worden als een volledig gescheiden stelsel en mogelijk zal de eventuele afkoppeling in de omgeving ook bepalend zijn voor deze capaciteit. Hiermee rekening houdend zijn geen aanzienlijke effecten op waterkwaliteit te verwachten. Structuurkwaliteit waterloop Binnen het plangebied zijn twee, minder uitgesproken waterlopen gelegen. De waterloop in het oosten van het plangebied cf. de altas van de waterlopen, is op het terrein niet meer zichtbaar. Ofwel is deze bovenloop verdwenen (in is de taak overgenomen door een grachtenstelsel), ofwel is deze ingebuisd. De structuurkwaliteit van de waterloop op deze plaats is dus reeds verstoord. Het RUP brengt daar geen bijkomende verandering in. De niet geklasseerde waterloop in het westen van het plangebied is vrij gelegen. Het RUP dient ervoor te zorgen dat de structuurkwaliteit van deze waterloop niet aangetast wordt. Dit kan door in de voorschriften van het PRUP op te leggen door voldoende ruimte te voorzien rond de waterloop, zodat de structuurkwaliteit van de waterloop kan bewaard blijven. Waterparagraaf Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met betrekking tot de watertoets. De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een nadelig of schadelijk effect op het watersysteem. Op basis van de voorziene ingrepen en maatregelen lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
4.4.1.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Er wordt van uitgegaan dat de ontwikkeling van het plangebied de algemene principes van het integraal waterbeleid niet in het gedrang brengt. Rekening houdend met de voorziene maatregelen en de uitvoering van bijkomende maatregelen: – het zijdelings afsluiten van de bouwput bij eventuele bemalingen en het terugvoeren van het bemalingswater in het watersysteem – aanleg van gescheiden rioleringsstelsels bij woonontwikkelingen waarbij nieuwe wegenaanleg wordt voorzien – Behoud van de ligging en structuurkwaliteit van de waterloop in het westen van het plangebied
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
21
kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem en water te verwachten zijn.
4.4.2
Discipline mobiliteit
4.4.2.1
Studiegebied In plangebied vormt het studiegebied.
4.4.2.2
Referentiesituatie Zie kaarten in bijlage – Het plangebied wordt afgebakend door volgende wegen: – De gewestweg N 141: KB 10/03/1923: Steenbergen en Smissestraat – Buurtwegen: Buurtweg nr. 26 (Veldstraat), nr.1 (Steenbergen, Houthoek), nr. 30 (Mortelstraat), nr. 7 (Toke Van Neste straat), nr. 8 (Kerkstraat), nr. 2 (Rode Kruisstraat). – Gemeentewegen: Kloosterstraat, Gasthuisstraat en Langedijk. – Het plangebied bestaat uit een deel van een landelijke kern met een menging van wonen en kernondersteunende functies die een bepaald niveau van verkeersintensiteit met zich meebrengen. De kernondersteunende functies hebben echter een sterk lokale verankering (Vorst is een woonkern en geen hoofddorp). Het plangebied is goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer, met openbaar vervoer (enkel bus) en voor trage weggebruikers. – De N141 is geselecteerd als lokale weg type I: deze weg verzorgt de verbinding tussen zones, wijken binnen de gemeente of van buur- of deelgemeenten. – Aanpassingen N141 als lokale weg: uitritconstructies bij de kruising van de Hospesstraat, de Langedijk, de Rode Kruisstraat. Verlengde plateaus op de kruising met de Kloosterstraat, de Kerkstraat, de Markt. Plateau met voorrang (komremmer) op de kruising met de Toke Van Nestestraat. Fietsstroken in de Veldstraat.
4.4.2.3
Analyse van ingrepen – effecten Ingrepen Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – – – – –
Nieuwe zones met mogelijkheden voor appartementsbouw Bundeling van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in zone voor openbare functies Nieuwe + verder uitbouwen commerciële functies Aanleggen van wegen Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
Effecten Met betrekking tot de disciplines mobiliteit kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting – wijziging verkeersstructuur – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving
4.4.2.4
Beoordeling van de effecten Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting Ten opzichte van de bestaande toestand voorziet de planinhoud in bijkomende woongelegenheden en in mogelijkheden voor bijkomende commerciële functies binnen de kern. De bijkomende woongelegenheden zullen enerzijds verspreid liggen waardoor de verkeersgeneratie zeer diffuus is en er niet specifiek gebiedsgericht een verhoogde wegbelasting optreedt. Anderzijds
22
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
laat het de ontwikkeling van projectzones wonen toe. Deze worden echter ontwikkeld op maat van de bestaande kern aan een lage dichtheid en bovendien zal er alleen sprake zijn van woongerelateerd verkeer. Ter hoogte van de projectzones zijn geen mobiliteitsproblemen gekend zodat ervan uit gegaan kan worden dat het bijkomende verkeer geen aanleiding zal geven voor problematische wegbelasting. De commerciële functies zijn beperkt van dynamiek, hebben een sterk lokale verankering en worden voorzien langsheen de centrale verbindingswegen binnen de kern zodat niet verwacht wordt dat een uitgesproken verhoogde verkeersgeneratie zal optreden Hoewel er dus bestemmingsverkeer ‘wonen en woonondersteunende voorzieningen’ gegenereerd zal worden ten opzichte van de bestaande toestand, kan gesteld worden dat geen significante toename van dynamisch verkeer plaatsvindt of geen significante verhoogde wegbelasting plaatsvindt, zeker niet ten opzichte van het nulalternatief. Wijziging verkeersstructuur De aanleg van bijkomende wegen zou aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de verkeersstructuur. Op basis van de aard (woonontsluiting, geen doorgaand verkeer) en de maat (projectzones met beperkte oppervlakte) mag er echter van uitgegaan worden dat in dit geval geen sprake is van enig negatief effect. Voor zover deze nieuwe ontsluitingen gepast aangetakt worden op het bestaande wegennet met respect voor de hiërarchie en gepast ingericht worden met het oog op hun beoogde categorisering en functie (woonontsluiting, geen doorgaand verkeer) houdt dit geen negatieve effecten op de verkeersgeleiding en verkeersdoorstroming in. Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving Het RUP zal geen aanleiding geven tot het ontstaan van nieuwe knelpunten met betrekking tot verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid.
4.4.2.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Er zijn geen significante effecten op mobiliteit te verwachten door goedkeuring van het RUP. Uit de beoordeling volgen ook geen specifieke maatregelen of aanbevelingen op planniveau.
4.4.3
Discipline mens
4.4.3.1
Studiegebied In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – invloed op de leefbaarheid en woonkwaliteit van Vorst
4.4.3.2
Referentiesituatie Zie kaarten in bijlage – Het plangebied behelst het grootste gedeelte van de woonkern Vorst. Binnen woonkern komen de functies wonen en aan-wonen gerelateerde functies voor (kinderopvang, commerciële functies, café, politie, school, jeugdbeweging, vrije beroepen,…) op maat van de landelijke kern. – Vorst centrum bestaat uit 3 parallel aan elkaar gelegen linten gelegen op de zandrug: de Houthoek, de Smissestraat en Veldstraat. Daar waar de Smissestraat en de Houthoek samen komen is het centrum, de Markt met het gewezen gemeentehuis in het midden op de Dries. Tussen deze straten zijn er grote tuinen of zijn er ondertussen kleine insteken gemaakt t.b.v. nieuwbouw. De open ruimte is nooit ver van de kern gelegen. Ten zuiden van het plangebied is deze open ruimte nog zeer nadrukkelijk aanwezig. bv. omgeving Kerk en administratief centrum, school met chirolokaal. Ten noorden van het plangebied is de open ruimte ingenomen door sociale woningbouw en andere verkavelingen. – Het centrum (Markt e.o.) met het aanzetten van de Smissestraat en de Houthoek zijn in hoofdzaak opgebouwd met gesloten bebouwing. Hier bevindt zich het eigenlijke centrum. De gesloten bebouwing is zeer divers van vorm: verschillende bouwlijnen en verschillend in het
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
23
– –
–
–
–
4.4.3.3
aantal bouwlagen. Dit is één van de kwaliteiten van het centrum: het groeien van het dorp is hier zeer goed zichtbaar. De meeste functies en voorzieningen zijn gelegen in dit centrum. De meest oostwaarts gelegen bebouwing richting Hospesstraat is divers: gaande van open tot halfopen bebouwing. De Veldstraat heeft een totaal ander karakter. De bebouwing bestaat vooral uit open bebouwing met (zeer) diepe tuinen. Een gedeelte van het plangebied is op dit moment nog niet bebouwd en nu in agrarisch gebruik (vnl. weiland en klein deel akkerlanden). De grote onbebouwde stukken zijn in het RUP opgenomen als projectzones voor wonen. De kernvoorzieningen zoals handel en diensten liggen hoofdzakelijk aan de Markt, Houthoek, Kerkstraat en de Smissestraat. Het gemeentehuis en de kerk liggen in het zuiden, aan de Kerkstraat. – ten noorden van de markt ligt de post, het OCMW – op de Markt, in het gebouw ‘oud gemeentehuis’ (monument) bevindt zich de politie – aan de zuidzijde van de Smissestraat ligt de kleuter- en lagere school, een jeugdhuis en een kapel – aan de westzijde van de Markt, staat de oude Pastorie (monument) met omliggende tuin – aan de Kerkstraat ligt de bibliotheek (monument), de kerk met het kerkhof, het gemeentehuis, een bedrijvenzone met de gemeentelijke werkplaats Appartementen en gesloten bebouwing liggen aan de Markt, Houthoek en de Smissestraat. De overige straten worden gekenmerkt door vrijstaande of gekoppelde eengezinswoningen met maximum 2 bouwlagen en een hellend dak. Het plangebied is niet gelegen binnen een herbestemd agrarisch gebied.
Analyse van ingrepen – effecten Ingrepen Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – – – –
Nieuwe zones met mogelijkheden voor appartementsbouw Bundeling van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in zone voor openbare functies Nieuwe + verder uitbouwen commerciële functies Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
Effecten Met betrekking tot de disciplines mens kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit – Veiligheidsrisico’s
4.4.3.4
Beoordeling van de effecten Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit Het RUP voorziet niet in bijkomende activiteiten die binnen een landelijke kern aanleiding zouden kunnen geven tot specifieke hinder ten opzichte van de woonomgeving. De leefkwaliteit binnen het plangebied wordt met andere woorden niet aangetast. Er worden zones voor meergezinswoningen afgebakend nabij de Markt, Houthoek, de Smissestraat en de Kerkstraat. Een wildgroei van appartementen overal verspreid in de kern wordt hierdoor vermeden. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke context die er vandaag al aanwezig is; de bestaande en de gewenste dichtheid vormt een leidraad. Er wordt met andere woorden geen afbreuk gedaan aan de bestaande omgevingskwaliteit. Het RUP voorziet in een bundeling van wonen en aan wonen-gerelateerde functies op niveau van een landelijke kern. Door het RUP kunnen de kernfuncties verder uitgebouwd en versterkt worden. In de centrumstraten Markt, Houthoek, Smissestraat bij bepaalde bouwstroken, biedt het RUP ook alle mogelijkheden om deze functies uit te bouwen. Het gelijkvloers, maar ook de verdieping mag hier aangewend worden voor deze functies. Dergelijke concentratie van voorzieningen op maat van Vorst
24
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
komt de leefkwaliteit van de kern ten goede. Bovendien gaat het om complementaire voorzieningen op buurtniveau zodat de omgevingskwaliteit niet in het gedrang komt. Het RUP lost bovendien een aantal ruimtelijke knelpunten op en biedt tegelijk rechtszekerheid en duidelijkheid omtrent de ontwikkelingsperspectieven van alle woon- en woongerelateerde functies binnen het plangebied. Het RUP zorgt ook voor een gelijke behandeling van gelijke zones. Dit komt ten goede aan eigenaars en bewoners (zie ‘reden tot opmaak RUP’). Met betrekking tot de woonvoorzieningen voorziet het RUP in de mogelijkheid tot diversifiëren van het woningaanbod, door ook mogelijkheden voor meergezinswoningen te voorzien, waardoor er een verbeterde afstemming wordt bereikt op de wijzigende woningbehoeften. Het bijkomend voorzien van duurzaamheidsprincipes in het RUP komt de leefkwaliteit en de omgevingskwaliteit, zeker op langere termijn ten goede en kan als aanbeveling worden meegenomen. Veiligheidsrisico’s In het kader van RVR kunnen volgende stellingen worden gedaan: – Er is geen Seveso-inrichting aanwezig of mogelijk in RUP. – Binnen een straal van 2km vanaf de contour van het RUP is geen SEVESO-inrichting gelegen Het plangebied kan als plangebied worden gezien: het gaat voornamelijk om woongebied, met toegelaten functies die ook onder “aandachtsgebieden” vallen. Als conclusie kan gesteld worden dat de opmaak van een RVR in het geval van dit RUP niet vereist is volgens de geldende regelgeving een dat de veiligheid voor dit gebied ten opzichte van SEVESObedrijven is gegarandeerd.
4.4.3.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Het RUP heeft geen negatieve effecten op het vlak van de discipline mens. Er zijn bijgevolg geen specifieke remediërende maatregelen op planniveau vereist. Wel kunnen volgende aanbevelingen meegegeven worden: – Positieve effecten kunnen bekomen worden indien bij bijkomende bebouwing de principes van milieuvriendelijk bouwen gehanteerd worden: groendaken en gevelgroen, plaatselijke hemelwaterberging, zongerichte oriëntatie van bebouwing, duurzaam energiegebruik,… Voor zover van stedenbouwkundige aard zouden dergelijke duurzaamheidsaspecten verankerd kunnen worden in de stedenbouwkundige voorschriften. Het verdient ook aanbeveling dergelijke duurzaamsheidsaspecten te integreren in de ontwikkelingsvisies voor de projectzones.
4.4.4
Discipline erfgoed en landschap
4.4.4.1
Studiegebied In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Relatie met waardevol erfgoed en beschermde monumenten – Relatie van valleigebieden van de Grote en de Kleine Laak
4.4.4.2
Referentiesituatie Zie kaarten in bijlage – De omgeving van het plangebied is een bebouwde omgeving in de buurt van de vallei van de Laak. – Volgende beschermde monumenten zijn in de gemeente gelegen: – Sint Gertrudiskerk (KB 30.05.1936); – Pastorij met tuin (KB 30.05.1936); – Voormalig Gemeentehuis (MB 12.04.2002); – Het Dubbelhuis (MB 12.04.2002).
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
25
– In het plangebied is geen beschermd landschap, dorpsgezicht of stadsgezicht gelegen. Volgends de landschapskaart maakt het plangebied geen deel uit van een ankerplaats of een relictzone. – Volgende gebouwen zijn opgenomen in de inventaris van onroerend erfgoed: – Klompenmuseum, vml. Gemeentehuis Markt 1 – Pastorie in traditionele stijl Markt 5 – Dubbelhuis Markt 6 – Dubbelhuis Markt 14 – Schuur Houthoek 61 – Burgerhuis Steenbergen 8 – Dubbelhuis Smissestraat 15 – Landelijke villa Smissestraat 27 – Kapel Smissestraat 50 – Woningen Smissestraat 68-70 – Woonstalhuis Veldstraat 27 – St.-Gertrudistehuis Kerkstraat 8 – Parochiekerk St.-Gertrudis Kerkstraat – In de binnengebieden Oost-Molenveld en Gasthuisstraat, die zullen/worden ontwikkeld worden als woonzone, zijn er geen archeologische sites gekend. Verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat deze terreinen in het verleden nooit geprospecteerd zijn waardoor er geen informatie beschikbaar is over dit gebied. – De aanwezigheid van vindplaatsen op de rand van het plangebied van het hier voorliggende RUP, wijst er echter op dat het gebied in het verleden wel degelijk bewoond was: – Op de noordelijke rand van het RUP zijn ter hoogte van het toponiem Steenbergen artefacten teruggevonden uit de Steentijd, IJzertijd en Middeleeuwse periode. – Op dezelfde plaats is ook een Romeinse villa gelegen die begin jaren ’60 werd onderzocht. – Aan de oostelijke rand wijst de Sint Gertrudiskerk op menselijke aanwezigheid vanaf de (vroege?) Middeleeuwen en de Schans ten zuidoosten van het gebied verwijst naar de occupatie van het terrein in de 16de – 17de eeuw na Christus. – De bodemkundige omstandigheden (plaggenbodem) en de topografie (gelegen op flank en hoger gedeelte van de gemeente) wijzen erop dat de kans groot is dat er bij de ontwikkeling van het gebied nieuwe archeologische sites worden aangetroffen. – Booronderzoek in deze zones toonde aan dat de natuurlijke gelaagdheid van de bodem intact bewaard is. – Op de landschapscomposietkaart staat het centrum van Vorst als historische kern aangeduid. De niet-ontwikkelde gronden daar rond worden weergegeven als plaggenbodems. Te noorden en ten zuiden van het plangebied is duidelijk de openruimtestructuur merkbaar op de kaart. Deze hangt voornamelijk samen met de vallei van de Grote en de Kleine Laak.
4.4.4.3
Analyse van ingrepen – effecten Ingrepen Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – – – –
Nieuwe zones met mogelijkheden voor appartementsbouw Bundeling van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen in zone voor openbare functies Aanleggen van wegen Evt. herinrichten van bestaande wegeninfrastructuur
Effecten Met betrekking tot de disciplines landschap en erfgoed kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit – invloed op waardevol onroerend erfgoed
26
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
– schade aan archeologisch erfgoed
4.4.4.4
Beoordeling van de effecten Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur De mate waarin de ingrepen aansluiten bij het patroon, de maat en de schaal en de structuur van het omliggende landschap wordt getoetst. Er worden geen grootschalige ingrepen voorzien die de ruimtelijke samenhang binnen het woonweefsel van Vorst in het gedrang brengen. Met betrekking tot de projectzones wordt in het RUP binnen een aantal krijtlijnen de nodige flexibiliteit behouden. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze zone kunnen ontworpen worden met een verbeterde afstemming op en inpassing in de omgeving zoals deze zich op het moment van de start van een dergelijk project manifesteert. Ook de bundeling van de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen en ruimte voor handel en bedrijvigheid komt de functionele structuur van de kern ten goede. Er wordt een verhoogde ruimtelijke samenhang bereikt. Er kan geconcludeerd worden dat het RUP de ruimtelijke samenhang binnen de kern niet aantast. Gezien het RUP opgemaakt wordt voor een groot deel van de bestaande kern en daarvoor de interne ontwikkeling regelt heeft het RUP ook geen invloed op de algemene landschappelijke structuur van de kern en zijn omgeving. Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit Veranderingen in belevingswaarde worden afgetoetst aan de omgevingskwaliteit en de gebruikswaarde van het landschap. Bij de beoordeling van veranderingen in de belevingswaarde, is de attractiviteit en leesbaarheid van het landschap bepalend. Het RUP neemt inpassing in het straatbeeld en de omgevende bebouwing als uitgangspunt bij het vastleggen van de ontwikkelingsperspectieven voor woningbouw. Ten opzichte van de bestaande toestand worden met andere woorden geen ontwikkelingen verwacht die de bestaande ruimtelijke morfologie in gedrang brengen en de omgevingskwaliteit zouden aantasten. Het herinrichten van wegen, het bundelen van kernondersteunende voorzieningen en dergelijke zijn alle ingrepen die de leefbaarheid van de kern ten goede komen en bijdragen aan de kwaliteit van de landelijke kern. De invulling van de projectzones voor wonen zal ingevuld worden aan een minimum van 15 woningen/ha. Deze dichtheid vormt geen breuk met de dichtheid van het omliggende woonweefsel en is op maat van een landelijke kern. De kern van Vorst ligt ook tussen de valleigebieden van de Grote en de Kleine Laak. Deze openruimtegebieden zijn rondom de kern gelegen. Het meest zuidelijke gedeelte van het RUP komt tot tegen de vallei van de Grote Laak. De opname van dit bestaande bedrijventerrein en gemeentehuis binnen het RUP biedt de mogelijkheid om ten zuiden de kern op een kwalitatieve manier af te werken en te voorzien in het behoud van de openruimte rond de Grote Laak. Een voldoende brede buffer in de richting van de Grote Laak is aangewezen voor het behoud van de landschapswaarden rond de Grote Laak. Er kan geconcludeerd worden dat het RUP de omgevingskwaliteit en de landschapsbelevingswaarde binnen de kern niet aantast. Invloed op waardevol onroerend erfgoed Binnen het plangebied komen een aantal beschermde monumenten voor. Hierop worden geen ingrepen voorzien, ook geen ingrepen op de omgeving die aanleiding zouden kunnen geven tot contextwijziging waardoor de erfgoedwaarden in het gedrang zouden komen. Naast de vier monumenten binnen het plangebied zijn er een aantal panden opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. T.a.v. deze panden wordt bijzondere aandacht besteed aan de architecturale kenmerken betreft. Zo kan het college, eventueel na advies van Monumenten en Landschappen of een gemeentelijke adviescommissie, voorwaarden of beperkingen opleggen in de stedenbouwkundige vergunning die betrekking hebben op het behoud van de specifieke architecturale kenmerken, materiaal- en kleurgebruik, e.d.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
27
Voor alle vergunningsplichtige werken (aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen) met betrekking tot een waardevol gebouw, een voorlopig of definitief beschermd monument, panden of gronden gelegen binnen het gezichtsveld van een monument of van een waardevol gebouw, moet het advies van de Afdeling Monumenten en Landschappen worden gevraagd. Bij waardevolle gebouwen, beschermde monumenten en gebouwen die grenzen aan of gelegen zijn naast een waardevol gebouw of een beschermd monument mag er van de dakvorm, de vormgeving, de afmetingen, en de materialen bepaald bij de specifieke bepalingen worden afgeweken in functie van een contextuele inpassing. Het is de vergunningverlenende overheid die dit beoordeeld. Enkele waardevolle, niet-beschermde gebouwen, krijgen binnen het bestemmingsplan eveneens een afzonderlijke bestemming om het bijzonder karakter van deze gebouwen te bewaren. Het gaat hier om villa’s met een grote tuin, die behouden blijven binnen de kern van Vorst. Een verdichting op deze plaatsen is dan niet van toepassing. Gezien deze maatregelen wordt er geen significant negatief effect op waardevol onroerend erfgoed verwacht. Schade aan archeologisch erfgoed Op vlak van archeologisch erfgoed heeft het plangebied een gunstige topografische, bodemkundige en profielmatige ontwikkeling (podzolen- antropogeen) wat mogelijke archeologische waarde met zich meebrengt. Om te vermijden dat dit erfgoed verloren gaat, dienen de terreinen die in aanmerking komen voor de nieuwe woonprojecten geëvalueerd te worden. Dit kan binnen de bestaande regelgeving met betrekking tot bescherming van het archeologisch erfgoed.
4.4.4.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Rekening houdend met de volgende maatregel: – Voorzien van een voldoende brede buffer naar de zijde van de Grote Laak om de woonkern daar op een kwalitatieve manier af te werken en aan het behoud van de vallei van de Grote Laak niet te raken. kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap en erfgoed te verwachten zijn.
4.4.5
Discipline fauna en flora
4.4.5.1
Studiegebied In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Vallei van de Kleine en de Grote Laak
4.4.5.2
Referentiesituatie Zie kaarten in bijlage – Volgens de habitatkaart zijn binnen het plangebied enkele biologisch waardevolle percelen gelegen. Dit zijn percelen die op dit moment nog onbebouwd zijn en in gebruik zijn als open weilanden en akkerlanden. – In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is geen volgelrichtijngebied of Ramsargebied gelegen. – Het plangebied ligt niet in de onmiddellijke omgeving van een habitatrichtlijngebied, maar de waterlopen de Grote Laak en de Kleine Laak die in de omgeving van het plangebied zijn gelegen, stromen wel af naar het habitatgebied “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor” – Op een 200-tal meter ten noorden van het plangebied is het VEN “De Gebroekten Grote Nete” gelegen – In de omgeving van het plangebied zijn geen natuurreservaten gelegen.
28
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
Figuur 5: biologische waarde van het plangebied en omgeving cf. habitatkaart
4.4.5.3
Analyse van ingrepen – effecten Ingrepen Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – Bijkomende gebouwen/ verhardingen Effecten Met betrekking tot de discipline fauna en flora kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden: – Ruimtebeslag – verlies van natuurwaarden – Barrièrewerking / versnippering, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur – Verstoring van ecologische basiskwaliteit – Eutrofiëring – Effecten op speciale beschermingszone
4.4.5.4
Beoordeling van de effecten Ruimtebeslag – verlies van natuurwaarden Binnen het plangebied zijn enkele zones aangegeven als biologisch waardevol. Het betreft landbouwgebruikspercelen die in gebruik zijn als (tijdelijk) grasland en als akkerland. De biologische waarde van deze percelen kan hierdoor in vraag worden gesteld. In het nulalternatief is bijna het volledige plangebied invulbaar met wonen en aan wonen gerelateerde functies. Door in het RUP specifieke voorschriften te voorzien voor elke zone, wordt eigenlijk niet bijzonder geraakt aan de doelstelling voor de invulling van het gebied. Door invulling van voornamelijk de projectzones en opvulling van het bestaande woonweefsel, zal mogelijk bestaande natuurelementen verdwijnen. Dit vormt onderdeel van een te verwachten
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
29
ontwikkeling en is onvermijdelijk. Ook in de referentiesituatie, waar de percelen in gebruik zijn door de landbouw, kan het behoud van natuurwaarden niet verzekerd worden. In het plan worden in het westen echter specifiek aangegeven om de niet-gecategoriseerde waterloop, met beekbegeleidend groen te behouden. Dit wordt als een positief element gezien. Een aanbeveling kan verder zijn dat waardevolle vegetatie bij ontwikkeling van bepaalde gebieden zoveel mogelijk wordt geïntegreerd. Er wordt aldus verwacht dat ruimtebeslag van onbebouwde percelen weinig verlies van waardevolle biotopen tot gevolg heeft. Barrièrewerking / versnippering, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur Het plangebied situeert zich in een landelijke kern en het RUP geeft sturing aan de verdere ontwikkeling van deze landelijke kern. Er worden geen bijkomende barrières opgeworpen of versnippering veroorzaakt. Het RUP grijpt niet in op de ecologische verbindingen in de omgeving. Het RUP doet ook geen afbreuk aan het blijvend voorkomen van groenvoorzieningen en groene tuinen binnen deze landelijke kern die binnen deze zone vorm geven aan de ecologische infrastructuur. Verstoring van ecologische basiskwaliteit Ten opzichte van de referentiesituatie zal geen verstoring van de ecologische basiskwaliteit veroorzaakt worden. Er wordt niet voorzien in afwijkende activiteiten of ingrepen die specifieke hinder met zich mee kunnen brengen binnen het plangebied. De Grote Laak en de Kleine Laak vormen een deel van de ecologische infrastructuur in de omgeving van het plangebied. De invulling van het plangebied raakt niet aan deze invulling. Het voorzien van een voldoende brede buffer ten aanzien van het zuidelijk gedeelte van het RUP ten opzichte van de vallei van de Grote Laak, kan een garantie geven dat de ecologische basiskwaliteit daar behouden blijft. Deze buffer kan gerealiseerd worden door behoud van de bestaande beplanting in deze zone. Eutrofiëring Zie discipline bodem en watersysteem. Effecten op speciale beschermingszone De waterlopen in het plangebied stromen af naar de Grote en de Kleine Laak, die verder stroomafwaarts door het habitatrichtlijngebied “Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor”. Gezien de afstand van het plangebied tot de speciale beschermingszone, zijn de enige effecten die mogelijks kunnen verwacht worden de eutrofiëring van het water, waardoor habitats binnen het habitatrichtlijngebied aangetast zouden kunnen worden. Echter, gezien er geen effect verwacht wordt op eutrofiëring van de waterlopen, kan ook worden gesteld dat er geen effect verwacht wordt op de speciale beschermingszone.
4.4.5.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Rekening houdend met de volgende maatregel: – Voorzien van een voldoende brede buffer naar de zijde van de Grote Laak, hoofdzakelijk gebruik makende van de bestaande vegetatie ter plaatse. – Behoud van de waterloop in het westen van het plangebied, samen met het beekbegeleidend groen. kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline fauna en flora te verwachten zijn.
30
IOK
plangroep
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
4.5
Algemene conclusie Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maatregelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.
Laakdal- RUP Kom Bis – verzoek tot raadpleging
IOK
plangroep
31