Screening plan-MER-plicht RUP Zonevreemde sportterreinen Gemeente Erpe-Mere Verzoek tot raadpleging
COLOFON Opdracht: Screening plan-MER-plicht RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere Opdrachtgever: Gemeente Erpe-Mere Oudenaardsesteenweg 485 9420 Erpe-Mere Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.soresma.be kwaliteitslabel ISO 9001:2000
Identificatienummer: 1294343003 Datum:
status / revisie:
04/08/2010
definitief
Vrijgave: Jan Parys, Contractmanager Projectmedewerkers: Cedric Vervaet - Projectleider Bert Bossyns - Adviseur
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Soresma mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Inhoud 1
Kadering van het verzoek tot raadpleging
6
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
8
2.1
Initiatiefnemer
8
2.2
Planomschrijving
8
2.2.1 Plangebied
8
2.2.2 Voorontwerp RUP
9
2.2.2.1
Beoordelingskader Zonevreemde sportterreinen
9
2.2.2.2
Selectie deelgebieden
13
2.2.2.3
Concept bestemmingsplan
15
2.2.2.4
Toelichting en concept Stedenbouwkundige voorschriften
16
2.3
Planalternatieven
20
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
21
3.1
Juridische randvoorwaarden
21
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
23
3.2.1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
23
3.2.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Oost-Vlaanderen
24
3.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)
27
3.2.3.1
Algemene beleidsopties in het GRS
27
3.2.3.2
Gewenste nederzettingsstructuur
28
3.2.3.3
Gewenste ruimtelijk-economische structuur
28
3.2.3.4
Gewenste verkeers- en vervoersstructuur
28
3.2.3.5
Gewenste open ruimtestructuur
28
3.2.3.6
Gewenste recreatieve structuur
30
3.2.3.7
Hoofdruimtes
31
3.2.3.8
Deelruimtes
32
3.2.3.9
Specifieke afweging t.o.v. het GRS
33
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
3 van 58
3.2.4 Omzendbrief RO/98/05
34
3.2.5 Gewestelijk RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst
34
4
Bepalen van de plan-MER-plicht
35
5
Potentiële milieueffecten van het plan
36
5.1
Bodem
36
5.1.1 Referentiesituatie
36
5.1.2 Mogelijke effecten
36
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
37
5.1.4 Milderende maatregelen
37
5.1.5 Conclusie
37
5.2
38
Water
5.2.1 Referentiesituatie
38
5.2.2 Mogelijke effecten
40
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
42
5.2.4 Milderende maatregelen
42
5.2.5 Conclusie
42
5.3
42
Fauna en flora
5.3.1 Referentiesituatie
42
5.3.2 Mogelijke effecten
44
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
46
5.3.4 Milderende maatregelen
46
5.3.5 Conclusie
46
5.4
47
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1 Referentiesituatie
47
5.4.2 Mogelijke effecten
49
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
49
5.4.4 Milderende maatregelen
50
5.4.5 Conclusie
50
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
4 van 58
5.5
Mens
50
5.5.1 Referentiesituatie
50
5.5.2 Mogelijke effecten
52
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
52
5.5.4 Milderende maatregelen
52
5.5.5 Conclusie
52
5.6
Leemten in de kennis
52
5.7
Grensoverschrijdende effecten
53
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten
53
6
Bijlagen
54
6.1
Afweging tot opname in het RUP: Sportveld Dido
54
6.2
Kaarten
57
6.3
Concept grafische plannen
58
Lijst van figuren Figuur 3-1: Deelgebieden op het gewestplan ...................................................... 22 Figuur 3-2: Gewenste ruimtelijke structuur gemeente Erpe-Mere (bron: GRS ErpeMere) ............................................................................................................ 27 Figuur 3-3: Gewenste natuurlijke structuur (bron: GRS Erpe-Mere) .................... 29 Figuur 3-4: Gewenste agrarische structuur (bron: GRS Erpe-Mere) .................... 29 Figuur 3-5: Gewenste landschappelijke structuur ................................................ 30 Figuur 3-6: Gewenste recreatieve structuur......................................................... 31 Figuur 3-7: Gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten op mesoschaal (bron: GRS Erpe-Mere)................................................................................. 33
Lijst van tabellen Tabel 3-1: juridische randvoorwaarden RUP “Zonevreemde bedrijven (fase 2)”.. 21 Tabel 5-1: bodemkarakteristieken t.h.v. de verschillende zonevreemde sportterreinen................................................................................................ 36 Tabel 5-2: hydrografische karakteristieken in en in de omgeving van de verschillende deelgebieden........................................................................... 38 Tabel 5-3: overzicht watertoets............................................................................ 39 Tabel 5-4: zuiveringszones per deelplan ............................................................. 40
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
5 van 58
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging Zoals in de meeste Vlaamse gemeenten wordt ook de gemeente Erpe-Mere geconfronteerd met de vrees van een aantal sport-, recreatie- en jeugdverenigingen omtrent de bestaanszekerheid van hun infrastructuur, omdat deze ligt in een bestemmingszone van het gewestplan die hiervoor niet geschikt is. Naar aanleiding van de opmaak van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Erpe-Mere besliste de gemeente om via een RUP de problematiek omtrent deze zonevreemde sportterreinen op korte termijn aan te pakken. Het globale kader waarin de verschillende sportactiviteiten en – infrastructuren wordt afgewogen, vloeit rechtstreeks voort uit het goedgekeurde GRS. 1
In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP “zonevreemde sportterreinen” wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de gemeente Erpe-Mere) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: • 1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; • 2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Op 14/07/2010 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP). Er werd een antwoord verkregen op 4 augustus 2010. De lijst van adviesinstanties betreft: Provinciebestuur OostVlaanderen
e
3 Directie
Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
Gouvernementstraat 1 9000 Gent
College van Burgemeester en Schepenen Aalst
Grote markt 3
College van Burgemeester en Schepenen Herzele
Markt 20
9300 Aalst
9550 Herzele
BLOSO
Afdeling Infrastructuur en Logistiek
ANB – Oost-Vlaanderen
t.a.v. Steven Laureys
t.a.v. Francis Pepermans
Arenbergstraat 5 1000 Brussel Gebr. Van Eyckstraat 4-6 9000 Gent
1
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
6 van 58
Agentschap Ruimte en Erfgoed
Ruimtelijke Ordening OostVlaanderen
Gebroeders Van Eyckstraat 4-6
Agentschap Ruimte en Erfgoed
Onroerend Erfgoed OostVlaanderen
Gebroeders Van Eyckstraat 4-6
Agentschap Wonen-Vlaanderen Afdeling Wonen
9000 Gent
9000 Gent t.a.v. Hilde Van den Koning Albert II-laan 20 bus 7 Bosch 1000 Brussel Burgemeester Van Gansberghelaan 115 bus a
Departement Landbouw en Visserij
Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
Oost-Vlaanderen
Departement LNE
Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen
Dienst Land en Koning Albert II-laan 20 bus 20 Bodembeschermin 1000 Brussel g
Departement LNE
Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid
Dienst Hinder en Risicobeheer
VMM
Afdeling Operationeel Waterbeheer
t.a.v. Bram Vogels
9820 Merelbeke
Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel Koning Albert II-laan 20 bus 16 1000 Brussel
Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de planMER-plicht van het RUP ‘zonevreemde sportterreinen’ over te maken aan Soresma, optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de gemeente Erpe-Mere en dit op volgend adres: Soresma Britselei 23 2000 Antwerpen t.a.v. Bert Bossyns
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
7 van 58
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
2.1
Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Erpe-Mere is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan “zonevreemde sportterreinen’, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-plicht.
2.2
Planomschrijving
2.2.1
Plangebied Kaart 1: Situering plangebieden (op topografische kaart) Kaart 2: Situering plangebieden (op orthofoto) Het RUP “Zonevreemde sportterreinen” bestaat uit verschillende deelplannen (8), verspreid gelegen over het grondgebied van de gemeente Erpe-Mere. De gemeente is gelegen in het zuidoostelijk deel van de provincie Oost-Vlaanderen en behoort tot het arrondissement Aalst. De fusiegemeente telt 8 deelgemeenten: Mere, Erpe, Aaigem, Burst, Bambrugge, Ottergem, Vlekkem, Erondegem. Erpe-Mere is omgeven door de buurgemeenten SintLievens-Houtem en Lede in het noorden, Aalst in het oosten, Haaltert in het zuiden en Herzele in het zuidwesten. De gemeente heeft een oppervlakte van 3.403 ha en telt 19.042 inwoners. Erpe-Mere ligt op de zuidrand van de Vlaamse Ruit en wordt doorsneden door de spoorlijnen Kortrijk – Brussel (met een station te Burst) en Burst – Aalst (met stations te Burst, Bambrugge, Erpe-Mere en Vijfhuizen) en de snelweg E40 tussen Gent en Brussel (met op- en afrittencomplex ter hoogte van de Oudenaardsesteenweg). Ook de N9 loopt, evenwijdig met de autosnelweg, over het grondgebied van de gemeente. De N46 (Oudenaarde- Zottegem- Aalst) loopt van het noordoosten naar het zuidwesten dwars door de gemeente en gaat door de kernen van Erpe, Bambrugge en Burst. Ten zuiden van dit spoor ligt de spoorlijn richting Brussel. De omgeving van de gemeente Erpe-Mere is een vrij dicht bevolkte en verstedelijkte regio. De nederzettingsstructuur wordt buiten de kernen vooral gekenmerkt door lintbebouwing en verspreide bebouwing tussen straatdorpen. Naarmate men zich verplaatst in de richting van Aalst (noordoosten van de gemeente) wordt de lintbebouwing intensiever en vormen de vergroeide kernen een randstedelijk lintenlandschap. Ook de verstedelijking en lintbebouwing langs de Oudenaardsesteenweg vormt een belangrijk kenmerk van de ruimtelijke structuur in de omgeving. De voornaamste natuurlijke structuurbepalende elementen zijn de beide Molenbeken. Verder valt het open karakter op langs de zuidkant van de gemeente tegenover de sterk versnipperde open ruimte in het noorden en in de richting van Aalst. Kaarten 1 en 2 geven een situering van de acht plangebieden op een topografische kaart en op orthofoto weer.
Deelgebieden: (totaal 14,22 ha) - Deelgebied 1: Sportveld Dido (0,68ha) Het terrein bevindt zich tussen de N46 en de Botermelkstraat. De site bestaat uit één voetbalveld, zijnde sportveld Dido, dat gebruik wordt door het jeugdhuis dat zich in de nabije omgeving van het deelgebied bevindt. Het terrein sluit aan op de terreinen van de KSA.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
8 van 58
- Deelgebied 2: SK Aaigem (3,95ha) Het terrein bevindt zich langs de Langemunt en sluit op de dorpskern van Aaigem. De site bestaat uit het voetbalterreinen van SK Aaigem, zijnde 2 voetbalvelden, een klein oefenveld, een cafetaria, kleedkamers met sanitaire voorzieningen, een tribune, een dugout, … - Deelgebied 3: RC Bambrugge (1,80ha) Het terrein bevindt zich langs de Lindekouter te Bambrugge. De site sluit aan op de lintbebouwing van de Lintekouter en zo op de woonkern van Bambrugge. De site wordt gebruikt voor voetbal. Er bevindt zich een hoofdterrein, tussen de woningen en tuinen van de Lindekouter, en een oefenveld. - Deelgebied 4: KFC Olympic Burst (2,35ha) Het terrein bevindt zich langs de Oudendijk en sluit aan op de dorpskern van Burst. Er bevinden zich twee voetbalvelden, oefenterrein, cafetaria, kleedkamers, … - Deelgebied 5: Sportina (0,47ha) Het terrein bevindt zich in de dorpskern van Erpe, langs de Rooseveltlaan. De site bestaat uit vier tennisterreinen, met bijhorende cafetaria/kleedkamers en parking. - Deelgebied 6: Eendracht Burst (1,21ha) Het terrein bevindt zich aan de Langeveldstraat in Burst. De site bestaat uit één voetbalveld en een cafetaria/kleedkamer. - Deelgebied 7: Sportterrein Edixvelde (2,90ha) Het terrein bevindt zich langs de Edixveldestraat in Mere, in de onmiddellijke omgeving van de wijk Groendal. De site wordt gebruikt voor voetbal (een terrein) en paardrijden (piste en wei). Het deelgebied sluit aan bij de bebouwing van Mere en Nieuwerkerken. - Deelgebied 8: Visvijver De Meerse Lijnvissers (0,86ha) Het terrein bevindt zich langs de Biezeputstraat en ligt op de rand van het hoofddorp Mere. De site bestaat uit één visvijver. Tevens situeert er zich een cafetaria, berghok, dug out,…
2.2.2
Voorontwerp RUP
2.2.2.1
Beoordelingskader Zonevreemde sportterreinen Op basis van de beschrijving van de hoofdruimten in het GRS, de globale gewenste ruimtelijke structuur van de gemeente, het mogelijke ontwikkelingsscenario voor een site en de specifieke eigenschappen van de verschillende sites, wordt een afwegingskader opgesteld voor het al dan niet opnemen van een locatie in het RUP zonevreemde sportterreinen.
A) Hoofdruimte Noordoostelijk binnenkamersgebied Beschrijving Het noordoostelijk binnenkamersgebied omvat het meer verstedelijkte deel van Erpe-Mere. Dit gebied herbergt een groot aantal woonkernen, die door een lintenweb met elkaar verbonden zijn. Het is in hoofdzaak een landbouwgebied van een lagere kwaliteit met een meer afgesloten en kleinere binnenkamersstructuur. De zandleemgronden in de binnenkamers van het ‘oostelijk rastergebied’ herbergen kleinere percelen, wat hen geschikt maakt voor intensievere teelten. De sterke verlinting heeft ertoe geleid dat de ruimtelijke structuur er moeilijk afleesbaar is. In deze dichte bebouwde omgeving werden heel wat linten als woongebied met landelijk karakter opgenomen op het gewestplan, zodat de problemen met zonevreemdheid hier minder groot zijn. Door de sterke verlinting komen er in het noordelijk deel van Erpe-Mere geen grote aaneengesloten open ruimten meer voor. Wel kunnen er doorheen de woonlinten verbindingen gerealiseerd worden met de achterliggende open ruimtekamers.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
9 van 58
Gewenste ruimtelijke ontwikkeling – ruimtelijk programma In het meer verstedelijkte noordelijke deel van Erpe-Mere vormt het vrijwaren van de nog resterende zichtrelaties en open ruimte corridors in de woonlinten een belangrijke beleidsoptie. In de binnenkamers vormt de land- en tuinbouw de hoofdactiviteit. Aangezien de gronden in deze binnenkamers van mindere kwaliteit zijn, en zij reeds een gesloten karakter hebben, kunnen er aansluitend bij de bestaande bebouwing ook serreteelten en boomkwekerijen toegelaten worden. Centraal in de open ruimte kamers zal er echter geen nieuwe bebouwing worden toegestaan. In het verstedelijkte noordelijke deel van Erpe-Mere zijn de groene aders, die de beide Molenbeken vormen, nog nauwelijks zichtbaar. De aanwezigheid van de beken zal aangewend worden om het bestaande weefsel in het noordoostelijk binnenkamersgebied op te waarderen en om groene en aantrekkelijke woonmilieus te creëren in dit gebied. Waar de Molenbeken geflankeerd worden door parallelle woonlinten (‘sandwichzones’), worden zij als groene longen van de woonkernen uitgebouwd. Bij kruisingen met wegen worden de beekvalleien opnieuw visueel te versterkt, zodat de Molenbeken terug voelbaar aanwezig worden in de dorpskernen. Verder kan de beekdoorgang de groene draad worden voor de groenaanleg van de kern.
Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • •
• • •
ondersteuning van het behoud van de bestaande sportsites waar mogelijk; een verdere versterking van het woonweefsel en de hierbij horende recreatieve activiteiten dient gestimuleerd te worden indien dit bijdraagt tot een beter morfologisch geheel en de achterliggende (gave) open ruimtekamers niet geschaad worden; de aanwezige (gave) open ruimtekamers dienen zoveel mogelijk gevrijwaard worden; er dient gestreefd te worden naar een harmonieuze overgang tussen deze hoofdruimte en de hoofdruimte Molenbeken; naar gelang de ligging van de sportsites binnen deze ruimte dienen de in toekomst toegelaten activiteiten vastgelegd te worden. Naar gelang deze meer aansluiting vinden bij de kern, kunnen meer activiteiten toegestaan worden. Als algemeen principe wordt gehanteerd dat nieuwe activiteiten zowel op het vlak van mobiliteitsimpact, milieuhinder en ruimtelijke impact geen significante hogere dynamiek hebben dan de huidige, verweving met het woonweefsel wordt nagestreefd.
Beoordelingsprincipes zonevreemde sportterreinen Er dient binnen deze ruimte een gedifferentieerd beleid gevoerd te worden naar gelang de specifieke ligging van het sportterrein binnen dit gebied. Hierbij dient weliswaar steeds rekening gehouden te worden met de globale gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de volledige deelruimte.
Er dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen: • •
de dorpskernen Mere en Erpe (met inbegrip van de door de N 46 van de kern afgesneden straten) en de ruimte tussen de E 40 en N 9; versnipperde open ruimte.
Dorpskernen Mere en Erpe (met inbegrip van de door de N 46 van de kern afgesneden straten) en de ruimte tussen E 40 en N 9 De uitbreidingsprincipes van de sportsites worden wezenlijk niet beperkt. Als toetssteen gelden de typische ruimtelijke kenmerken van zijn omgeving. Verweving van de recreatie binnen het woonweefsel wordt nagestreefd. Ontwikkelingsmogelijkheden zijn bespreekbaar, doch een significante hogere dynamiek van de sportterreinen wordt weliswaar niet toegelaten, rekening houdende met de ligging van Erpe-Mere in het buitengebied. De verweefbaarheid van recreatieve of sportactiviteiten met het woonweefsel speelt een belangrijke rol in het al dan niet toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
10 van 58
Versnipperde open ruimte Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: • Het sportterrein ligt niet geïsoleerd in de open ruimte, maar sluit aan op een historisch gegroeid bebouwingslint of woonconcentratie; • De sportsite sluit aan op een gebied waar zich nog andere niet-agrarische functies bevinden zoals woningen, bedrijven, …; • Een eventuele uitbreiding van de site genereert geen extra milieuhinder; • Het sportterrein ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden; • De huidige en potentiële mogelijkheden voor de landbouw mogen niet gehypothekeerd worden door een eventuele uitbreiding van de site; • Een eventuele uitbreiding dient te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving. B) Hoofdruimte westelijk open gebied Beschrijving van deze ruimte Het westelijk open gebied omvat het landelijke deel van Erpe-Mere. Dit gebied wordt gekenmerkt door kleine kernen en dunbebouwde linten. Het is in hoofdzaak een open landbouwgebied van hoge landbouwkwaliteit met een open karakterstructuur. De leemgronden van de uitgestrekte open koutergebieden in dit deel van Erpe-Mere zijn geschikt voor een grondgebonden autonome landbouw. Door de grote oppervlakte van de percelen, is dit gebied geschikt voor extensieve teelten. De dunner bebouwde linten in het westelijk open gebied werden bij de opmaak van het gewestplan niet als woongebied erkend. De omgeving van Aaigem herbergt dan ook heel wat minder dens bebouwde woonlinten, die op het gewestplan in het agrarisch gebied opgenomen werden en dus zonevreemd zijn. De problematiek van de zonevreemde gebouwen uit zich het sterkst in dit deel van de gemeente. In de hoofdruimte westelijk open gebied zijn er nog grote open ruimte gebieden.
Gewenste ruimtelijke ontwikkeling – ruimtelijk programma Tussen de verschillende kernen kunnen er open ruimte corridors uitgebouwd worden. Zij vormen een duidelijke begrenzing voor de kernen en verbinden de open ruimten met elkaar. Er dient voldoende aandacht te gaan naar het behoud van deze open ruimterelaties.De nog aanwezige open ruimte dient zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven. Verweving van sport en recreatie binnen de kernen wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • •
• • •
ondersteuning van het behoud van de bestaande sportsites waar mogelijk; een verdere versterking van het woonweefsel en de hierbij horende recreatieve activiteiten dient gestimuleerd te worden indien dit bijdraagt tot een beter morfologisch geheel en de achterliggende (gave) open ruimtekamers niet geschaad worden; de aanwezige (gave) open ruimtekamers dienen zoveel mogelijk gevrijwaard worden; er dient gestreefd te worden naar een harmonieuze overgang tussen deze hoofdruimte en de hoofdruimte Molenbeken; naar gelang de ligging van de sportsites binnen deze ruimte dienen de in toekomst toegelaten activiteiten vastgelegd te worden. Naar gelang deze meer aansluiting vinden bij de kern, kunnen meer activiteiten toegestaan worden. Als algemeen principe wordt gehanteerd dat nieuwe activiteiten zowel op het vlak van mobiliteitsimpact, milieuhinder en ruimtelijke impact geen significante hogere dynamiek hebben dan de huidige, verweving met het woonweefsel wordt nagestreefd.
Beoordelingsprincipes zonevreemde sportterreinen
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
11 van 58
Er dient binnen deze ruimte een gedifferentieerd beleid gevoerd te worden naar gelang de specifieke ligging van het sportterrein binnen dit gebied. Hierbij dient weliswaar steeds rekening gehouden te worden met de globale gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de volledige deelruimte. Er dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen: • •
de dorpskernen Burst, Bambrugge en Aaigem; de waardevolle open ruimte.
Dorpskernen Burst, Bambrugge, Aaigem en de ruimte tussen E 40 en N 9 De uitbreidingsprincipes van de sportsites worden wezenlijk niet beperkt. Als toetssteen gelden de typische ruimtelijke kenmerken van zijn omgeving. Verweving van de recreatie binnen het woonweefsel wordt nagestreefd. Ontwikkelingsmogelijkheden zijn bespreekbaar, doch een significante hogere dynamiek van de sportterreinen wordt weliswaar niet toegelaten, rekening houdende met de ligging van Erpe-Mere in het buitengebied. De verweefbaarheid van recreatieve of sportactiviteiten met het woonweefsel speelt een belangrijke rol in het al dan niet toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden.
Waardevolle open ruimte Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: • • • • • •
•
Het sportterrein ligt niet geïsoleerd in de open ruimte en zorgt niet voor een verstoring van het open karakter van de omgeving; De site sluit aan op een gebied waar zich nog andere niet-agrarische functies bevinden zoals woningen, andere bedrijven, …; Een eventuele uitbreiding genereert geen extra milieuhinder of visuele hinder; De site ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden; De huidige en potentiële mogelijkheden voor de landbouw mogen niet gehypothekeerd worden door een eventuele uitbreiding van het sportterrein; Een eventuele uitbreiding dient te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving. Er mag op visueel vlak geen verstoring in het uitzicht van de omgeving ontstaan door de aanwezigheid van het sportterrein, noch door de uitbreiding; De inplanting van het sportterrein en de eventuele uitbreiding dienen benaderd te worden vanuit landschappelijk standpunt en moet dan ook optimaal in de omgeving ingepast worden.
C) Hoofdruimte Molenbeken Beschrijving van deze ruimte Het netwerk van twee beekvalleien is een belangrijk element van het fysisch systeem in Erpe-Mere. De valleien van de beide Molenbeken zijn van grote ecologische en landschappelijke waarde.
Gewenste ruimtelijke ontwikkeling – ruimtelijk programma Beide beekstructuren dienen behouden, en waar wenselijk hersteld en versterkt te worden. In de hoofdruimte Molenbeken is het verhogen van de landschappelijke kwaliteit van groot belang. Er dient aandacht geschonken te worden aan het maximale behoud van de gave landschapsrelicten. De Honegemmeersen en de omgeving van de Engelsmolen zijn als ankerplaatsen prioritair. Verder zal het afwisselend karakter van de valleien, met zowel valleibosjes als door perceelsrandbegroeiing omgeven weiden, verder uitgebouwd worden. De diverse molensites zullen hierin eveneens een belangrijke rol spelen. Het zuidelijk deel
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
12 van 58
van Erpe-Mere kent nog een vrij kwalitatief landschap waarin open kouters en gesloten beekvalleien elkaar afwisselen. Dit landschap zal zoveel mogelijk bewaard en verder versterkt worden. Binnen de hoofdruimte Molenbeken vormt het herstel van de kleine landschapselementen een belangrijke beleidsdoelstelling. Op het gewestplan werden de Molenbeekvalleien grotendeels als natuurgebied ingekleurd. Toch is de problematiek m.b.t. de zonevreemdheid hier beperkt. Aansluitend bij de dorpskernen en de molensites zijn er wel een aantal knelpunten die opgelost dienen te worden. Er dient hierbij gestreefd te worden naar een harmonieuze afstemming tussen deze hoofdruimte en de hierop aansluitende ruimtes.
Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • behoud en ontwikkelen van de oevervegetaties; • behoud en ontwikkelen van beekgeleidende natte vegetaties in de alluviale gronden; • vermijden van saneringswerken waarbij de waterhuishouding in de valleigebieden wordt verstoord; • extensiever landbouwgebruik op de dalflanken gelegen langs biologisch waardevolle gebieden; • uitwerken van een bouwverbod in de nog onaangetaste gebieden; • vermijden van werkzaamheden in beekvalleien waardoor debietspieken of verdrogingsverschijnselen optreden; • aandacht voor de ontwikkeling van de waardevolle grascomplexen. Beoordelingsprincipes zonevreemde sportterreinen Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: •
•
• • •
2.2.2.2
Enkel sportsites die reeds lang aanwezig zijn, komen in aanmerking om eventuele uitbreidingen hiervoor te overwegen, deze uitbreidingen mogen geen negatieve invloed uitoefenen op de natuurlijke structuur; De huidige en potentiële natuurwaarden van deze deelruimte mogen door de aanwezigheid van het sportterrein niet gehypothekeerd worden, zijn typische functie als natuurcorridor dient gewaarborgd te blijven; De milieuhinder (geluid, trillingen, geur, zicht, …) is beperkt; Het terrein ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden; De bestaande constructies en de eventuele uitbreidingen dienen qua materiaalgebruik, vormgeving en schaal zoveel mogelijk te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving.
Selectie deelgebieden De verschillende sportterreinen worden gesitueerd binnen de verschillende hoofd- en deelruimten. Daarnaast worden ook de specifieke kenmerken van deze terreinen getoetst. De specifieke toetsing peilt naar volgende elementen: • Ligging/ ruimtelijke factoren, met extra aandacht naar de inpassing van deze site in de open ruimtestructuur (opgenomen in het GRS Erpe-Mere), er wordt ook ingegaan op de vergunningstoestand; • Hinder (treden er milieuproblemen op, zijn er discussies met omwonenden, …); • Mobiliteit (wat is de mobiliteitsimpact, is de site voldoende bereikbaar, …); • Impact (dit behelst verschillende aspecten en is vooral sociaal van aard, hoeveel leden, wat betekent dit terrein voor de gemeente, …); • Alternatieven (zijn er alternatieve locaties mogelijk voor dit terrein). In bijlage 1 wordt een voorbeeld opgenomen van de afweging voor het Sportveld Dido.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
13 van 58
Volgende sportterreinen werden opgenomen in het RUP (8) op basis van bovenstaand afwegingskader. - Sportveld Dido; - Sportterrein TC Sportina; - Sportterrein Edixvelde; - RC Bambrugge; - Eendracht Burst; - Sportveld KFC Olympic Burst; - SK Aaigem; - Visvijver De Meerse Lijnvissers;
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
14 van 58
2.2.2.3
Concept bestemmingsplan Zie bijlage 3.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
15 van 58
2.2.2.4
Toelichting en concept Stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied Sportveld Dido De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd, de dynamiek op deze site wordt laag gehouden. Daar er geen gebouwen voorzien worden, wordt ook geen buffer voorzien. Het voorzien van een buffer zou immers een gesloten karakter geven aan dit gebied en meer storend zijn voor de woningen langs de Botermelkstraat dan het zicht op dit kleine voetbalveld. Dit gebied is bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals voetbal en hiermee verwante activiteiten. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige impact en dynamiek teweegbrengen. Parking is niet toegelaten binnen deze zone. Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross zijn niet toegestaan. Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 80 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen, ook kunstgras is toegelaten. Verhardingen dienen steeds aangelegd te worden in waterdoorlatende materialen.
Deelgebied SK Aaigem De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd. Er worden uitbreidingsmogelijkheden voorzien ten behoeve van de voetbal. Er wordt waar mogelijk een buffer voorzien. Daarnaast wordt ook een ruimte voorzien ten behoeve van de chiro te Aaigem. Deze site sluit volledig aan op de woonkern Aaigem en heeft als belangrijkste troef dat er voldoende ruimte is om naast de nodige gebouwen ook te voorzien in een speelruimte in open lucht. Dit gebied is bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals voetbal en hiermee verwante activiteiten en jeugdvoorzieningen. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige impact en dynamiek teweegbrengen. Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross zijn niet toegestaan. Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 70 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen of kunstgras. Verhardingen dienen steeds aangelegd te worden in waterdoorlaatbare materialen. Bebouwing ten behoeve van de jeugdvoorziening is toegelaten in 50% van de zones met overdruk bebouwing op het concept grafisch plan.
Deelgebied RC Bambrugge De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd, de dynamiek op deze site wordt laag gehouden. Er wordt waar mogelijk een buffer voorzien, speciale aandacht wordt voorzien voor een buffering ten opzichte van de aanpalende woning. Oostelijk ten aanzien van de open ruimte is er omwille van ruimtegebrek geen mogelijkheid om een buffer te voorzien (ter hoogte van het voetbalveld). Daar er geen grote gebouwen of dergelijke voorzien worden, is dit geen probleem. De parking wordt ook opgenomen, deze wordt wel ingebufferd.
Het gebied is deels bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals voetbal en hiermee verwante activiteiten. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige impact en dynamiek teweegbrengen. Parking is enkel toegestaan op het gedeelte aangeduid op het grafisch plan met de overdruk “parking toegelaten”. Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross zijn niet toegestaan.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
16 van 58
Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 60 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen of kunstgras. Verhardingen dienen steeds aangelegd te worden in waterdoorlaatbare materialen. Deels wordt het plangebied bestemd als buffergebied. Deze gebieden dienen als overgangsruimte tussen gebieden waarvan de bestemmingen moeilijk met elkaar te combineren zijn of ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. Het buffergebied dient te bestaan uit streekeigen groenvoorzieningen zoals een streekeigen haag e.d..
Deelgebied KFC Olympic Burst De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd, de dynamiek op deze site wordt beperkt gehouden tot ongeveer de huidige toestand. Er wordt waar mogelijk een buffer voorzien. De bestaande cafetaria en kleedkamers worden behouden en krijgen nog slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Ook de parking kan behouden blijven. Dit gebied is deels bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals voetbal en hiermee verwante activiteiten. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige impact en dynamiek teweegbrengen. Parking is enkel toegestaan op het gedeelte aangeduid op het grafisch plan met de overdruk “parking toegelaten”. Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross zijn niet toegestaan. Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 70 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen, ook kunstgras is toegelaten. Verhardingen dienen steeds aangelegd te worden in waterdoorlaatbare materialen. Bebouwing is toegelaten in de zones met overdruk bebouwing op het concept grafisch plan. Het plangebied wordt deels bestemd als buffergebied. Deze gebieden dienen als overgangsruimte tussen gebieden waarvan de bestemmingen moeilijk met elkaar te combineren zijn of ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. Het buffergebied dient te bestaan uit streekeigen groenvoorzieningen zoals een streekeigen haag e.d..
Deelgebied Sportina Vooraan wordt (binnen het bestaande woongebied) nog een gedeelte ingetekend als een gebied voor wonen e.d.. De dynamiek van de recreatieve activiteiten wordt ongeveer op het bestaande peil gehouden. Waar mogelijk wordt achteraan voorzien in een bufferstrook (t.o.v. de aanpalende tuinen). Het plangebied is deels bestemd voor wonen (waaronder ook meergezinswoningen), detailhandel, horeca, dienstverlening, autobergplaatsen, parkings, kantoren en toegangen tot achterliggende percelen. Geen enkele andere bestemming mag hinder veroorzaken aan de bestemming wonen en dient eveneens rekening te houden met het omliggende woongebied. De toegang tot de achterliggende percelen dient steeds gewaarborgd te zijn. Het plangebied is deels bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals tennis en hiermee verwante activiteiten. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige ruimtelijke, mobiliteits- en milieuimpact hebben als de huidige (zijnde hoofdzakelijk tennis). Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross, carting e.d. zijn niet toegestaan. Het is ook toegestaan om parking te voorzien binnen dit gebied.
Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zoals gravel ten behoeve van de aanleg van tennisterreinen zijn daarbij toegelaten. Maximaal 80 % van het terrein mag ingenomen worden door verhardingen.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
17 van 58
Verhardingen dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlaatbare materialen, tenzij in het kader van de recreatieve voorzieningen andere materialen noodzakelijk zijn. In het geval dat de verhardingen niet waterdoorlatend zijn dient voldoende rekening gehouden te worden met de waterhuishouding, Gebouwen, ten behoeve van de recreatie, zijn enkel toegelaten binnen de overdruk “bebouwing toegelaten” aangeduid op het grafisch plan. Het plangebied wordt deels als bufferzone bestemd. Deze gebieden dienen als overgangsruimte tussen gebieden waarvan de bestemmingen moeilijk met elkaar te combineren zijn of ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. Het buffergebied dient te bestaan uit streekeigen groenvoorzieningen zoals een streekeigen haag e.d. .
Deelgebied Eendracht Burst Dit gebied wordt opgenomen als een gebied voor openlucht recreatie, zijnde voetbal, met nabestemming natuur. Enkel de bestaande recreatieve activiteiten zijn toegelaten. Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 70 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen. Er mogen geen bijkomende verhardingen voorzien worden. Bij stopzetting van deze activiteiten dient de site omgevormd te worden tot een natuurgebied. De bestaande constructies en gebouwen mogen in stand worden gehouden. Er zijn geen nieuwe gebouwen en constructies toegelaten tenzij ten behoeve van de bestemming natuurgebied.
Deelgebied Sportterein Edixvelde De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd, de dynamiek op deze site wordt laag gehouden. Er worden slechts in zeer beperkte mate gebouwen toegestaan. Deze site dient hoofdzakelijk gras te blijven. Dit gebied is bestemd voor lokale openluchtrecreatie zoals voetbal en hiermee verwante activiteiten. Ook ruitersport is toegelaten. Andere recreatieve activiteiten zijn toegestaan, op voorwaarde dat deze hoogstens een gelijkaardige impact en dynamiek teweegbrengen. Gemotoriseerde sporten zoals b.v. motorcross zijn niet toegestaan. Zowel kortgemaaid gras, groenaanplantingen e.d. als verschillende types van losse en harde verhardingen zijn daarbij toegelaten. Minstens 80 % van het terrein dient ingenomen te worden door kortgemaaid gras of groen of kunstgras. Verhardingen dienen steeds aangelegd te worden in waterdoorlaatbare materialen. Binnen de op het grafisch plan met een overdruk aangeduide gebied “bebouwing toegelaten” is het toegestaan om gebouwen te voorzien. De gebouwen dienen in rechtstreekse relatie te staan met de recreatieve activiteiten op deze site en mogen enkel voor die doeleinden gebruikt worden.
Deelgebied De Meerse lijnvissers De bestaande toestand wordt via de voorschriften bestendigd, de dynamiek op deze site wordt laag gehouden. Er worden slechts in zeer beperkte mate gebouwen toegestaan (enkel vooraan worden mogelijkheden voorzien om de bestaande gebouwen te behouden). Dit gebied is bestemd voor een visvijver (hengelsport). Het is ook toegelaten om maximaal 10 % van het terrein te verharden met kleinschalige materialen ten behoeve van het voorzien van wandelpaden, parking e.d.. Parking kan enkel gesitueerd worden in de omgeving van de toegang van het terrein en is beperkt tot 15 parkeerplaatsen. De aan te
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
18 van 58
leggen verhardingen dienen waterdoorlatend en kleinschalig te zijn, zoals b.v. waterdoorlatende klinkers, steenslag, grasdallen, …. Bestaande verhardingen mogen behouden blijven. Indien in deze zone niet langer meer gevist wordt dan kan deze zone nog enkel een natuurlijke functie vervullen (b.v. ter versterking van het verbindend karakter van de beekvalleien), andere activiteiten worden niet toegelaten. Gebouwen en constructies zijn niet toegelaten, met uitzondering van het gebied aangeduid op het grafisch plan met de overdruk “bebouwing toegelaten”, waar gebouwen toegestaan zijn en ten behoeve van het beheer en instandhouden van de vijver b.v. aanbrengen van oeverversterkingen. Het is niet toegelaten de vijver te vergroten omwille van recreatieve activiteiten, enkel ten behoeve van natuurbeheer e.d. kunnen eventuele uitbreidingen toegestaan worden mits motivatie.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
19 van 58
2.3
Planalternatieven Het RUP wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Erpe-Mere. Het GRS geeft de visie van de gemeente Erpe-Mere weer op haar ruimtelijke ontwikkeling. In het totaal zijn er 8 zonevreemde sportterreinen geïnventariseerd in de gemeente, dewelke deels of volledig zonevreemd zijn gelegen. Met het voorliggend RUP “Zonevreemde sportterreinen” worden regularisatie- en uitbreidingsbehoeften van de sportterreinen ingewilligd. De in het RUP opgenomen zonevreemde sportterreinen werden aan de hand van een aantal criteria (toetsingkader: zie paragraaf 2.2.2.1) gekozen. Deze afweging zal uitgebreid worden toegelicht in de toelichtingsnota bij het RUP. Dit verzoek tot raadpleging neemt de relevante elementen over voor de in het RUP opgenomen terreinen. Er kan worden geconcludeerd dat er binnen de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden voor deze sportterreinen geen planalternatieven voorhanden zijn. Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt tevens een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief en autonome ontwikkeling. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief (nulalternatief). Dit betekent voor het nulalternatief dat een invulling binnen de huidige gewestplanbestemming mogelijk is en de zonevreemde recreatie eventueel dient te verdwijnen. De autonome ontwikkeling gaat uit van een verdere invulling binnen de huidige bestemmingszone. Het nulalternatief en de autonome ontwikkeling zijn in voorliggend geval identiek. Dit betekent voor de verschillende deelgebieden: •
Deelgebied 1: verdere invulling als landschappelijk waardevol agrarische zone;
•
Deelgebied 2: verdere invulling als woonuitbreidingsgebied, recreatiezone;
•
Deelgebied 3: verdere invulling als landschappelijk waardevol agrarische zone;
•
Deelgebied 4: verdere invulling als recreatiezone en natuurgebied;
•
Deelgebied 5: verdere invulling als woongebied en Zone voor openbaar nut en gemeenschapvoorziening;
•
Deelgebied 6: Zone voor openbaar nut en gemeenschapvoorziening natuurgebied;
•
Deelgebied 7: verdere invulling als agrarische zone;
•
Deelgebied 8: verdere invulling als landschappelijk waardevol agrarische zone.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
20 van 58
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
3.1
Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1. Tabel 3-1: juridische randvoorwaarden RUP “Zonevreemde sportterreinen”
Type plan
Kenmerken
Gewestplan Het plangebied is momenteel gelegen in Erpe-Mere is gelegen binnen het gewestplan • Woongebied: (delen van) deelgebied Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem Sportina; (goedgekeurd op 30 mei 1978). • Woonuitbreidingsgebied: (delen van ) SK Aaigem; • Zone voor openbaar nut en gemeenschapvoorziening: (delen van) Sportina; • Recreatiezone: (delen van) KFC Olympic Burst, SK Aaigem; • Natuurgebied: (delen van) Eendracht Burst, KFC Olympic Burst; • Agrarisch gebied: (delen van) Sportterrein Edixvelde; • Landschappelijk waardevol agrarisch gebied: (delen van) Sportveld Dido, RC Bambrugge, Eendracht Burst, de Meerse lijnvisser. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Ja (Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst)
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Algemene plannen van aanleg
Geen
Bijzondere plannen van aanleg
Geen
Habitatrichtlijngebieden
Geen (zie 5.3)
Vogelrichtlijngebieden
Geen (zie 5.3)
Gebieden van het VEN – 1e fase
In de nabijheid (zie 5.3)
Erkende natuurreservaten
Geen
Herbevestigd agrarisch gebied
Geen
Beschermde monumenten
Geen
Beschermde landschappen
Deelgebied 8: Vallei van de Molenbeek (fase I)
Beschermde stads- en dorpsgezichten
Geen
Polders en wateringen
Geen
Beschermingszones grondwaterwinningen
Geen
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
21 van 58
Vergunningen
Zie tabel 3-2
Figuur 3-1: Deelgebieden op het gewestplan
Deelgebied
Vergunning
Sportveld Dido
Geen bouwvergunningen
SK Aaigem
Vergunning voor het verbouwen en uitbreiden van de kleedkamers en voetbalkantine (1971).
RC Bambrugge
Vervallen verkavelingsvergunning, vergunning nieuwe tribune (1994).
KFC Olympic Burst
Vergunning voor het bouwen van een materiaalhok (1985); Vergunning voor het verbouwen en uitbreiden van de kleedkamers en voetbalkantine (2000).
Sportina
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
Een tijdelijke bouwvergunning voor 2 tennisvelden (1980);
22 van 58
Een vergunning slopen van de stalling (1987); Enkele vergunningen werden geweigerd voor de aanvraag van tennisvelden. Eendracht Burst
Geen bouwvergunningen
Sportterrein Edixvelde
Er zijn geen vergunningen voorhanden. De ruitervereniging beweert een vergunning te bezitten voor de materiaalstockage en het clubhuis.
De Meerse Lijnvissers
Er is een vergunning voor de aanleg van een visvijver (1966) en sanitarir gebouw (1986). Een vergunning werd geweigerd voor de regularisatie van een schuilhuis (gebruikt als cafetaria).
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
3.2.1
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Dit plan werd goedgekeurd in 1997. Het RSV maakt een onderscheid tussen stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, het buitengebied, de gebieden voor economische activiteiten en lijninfrastructuren. In de inleiding van het RSV wordt de nood aan een kader voor de ruimtelijke ordening gebaseerd op duurzame ontwikkeling als centraal thema naar voor geschoven. Het buitengebied Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen situeert de gemeente Erpe-Mere in het buitengebied. De vertrekbasis voor het ruimtelijk beleid in dit gebied is net zoals in de rest 2 van Vlaanderen ‘duurzame ontwikkeling’. Dit betekent concreet dat bij een verdere ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies (landbouw, natuur, bos, wonen 3 en werken) in het buitengebied het fysisch systeem als uitgangspunt wordt gehanteerd. Het beleid dient zich te richten op het behoud, het herstel, de ontwikkelingen en het verweven van de hoger genoemde activiteiten en functies. Dit kan alleen op basis van een integrale, samenhangende ruimtelijke visie. Sectorale ontwikkelingen worden hierin gekaderd. Dit betekent niet dat het buitengebied wordt bevroren. De bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem bieden het kader waarin dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op een flexibele manier moeten kunnen functioneren op de schaal van dit gebied. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en gerespecteerd worden, en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur. Ten aanzien van het buitengebied worden verschillende doelstellingen gesteld: -
het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op het niveau van het buitengebied)
-
het tegengaan van de versnippering van het buitengebied
2
Duurzaamheid is het proberen te bevredigen van de behoeften van de huidige generatie zonder dit voor de toekomstige generaties te verhinderen. Duurzaamheid stelt dus grenzen aan het menselijk handelen op het vlak van milieu, sociale aspecten en economie.
3
Het fysisch systeem is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, lucht en water. In ruimtelijke context wordt vooral belang gehecht aan de bodemeigenschappen en –processen en het watersysteem.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
23 van 58
-
het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied (wonen, verzorgende activiteiten)
-
het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen
-
het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied
-
het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem
-
het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied
Gebieden voor economische activiteiten Volgens het principe van de gedeconcentreerde bundeling worden nieuwe activiteiten van regionaal belang geconcentreerd in de economische knooppunten. De economische knooppunten worden gevormd door de stedelijke gebieden, het economisch gebied rond het Albertkanaal en enkele gemeenten die geselecteerd werden als economisch knooppunt. Erpe-Mere is wegens haar ligging niet geselecteerd als gebied voor economische activiteiten. Deze gemeente bevindt zich wel in de onmiddellijke nabijheid van het regionaalstedelijk gebied Aalst.
De algemene ontwikkelingsperspectieven voor sport- en recreatieinfrastructuur in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in relatie tot het buitengebied Volgende principes worden vooropgesteld: de bestaande infrastructuur moet op meer optimale wijze benut worden; het is niet wenselijk om op een grootschalige wijze toeristische en recreatieve voorzieningen uit te breiden of nieuw in te planten in het buitengebied; • gestreefd moet worden naar kwaliteitsvolle vormen van medegebruik door toeristisch-recreatieve activiteiten van infrastructuur die voor een andere functie zijn uitgebouwd of door andere activiteiten kunnen benut worden. Lijninfrastructuur • •
In het RSV wordt er geopteerd voor een geïntegreerde benadering van ruimtelijk beleid, mobiliteit en infrastructuur. Er wordt namelijk geopteerd om de alternatieven voor het autoverkeer te versterken en de infrastructuren (weg, water, spoor en pijp- en hoogspanningsleidingen) te optimaliseren door een functionele categorisering. Daarnaast stelt men dat er nood is aan een mobiliteitsbeleid gericht op beheer van het verkeer. Concreet heeft men in het RSV een opdeling gemaakt (categorisering) van de wegen in dalende volgorde van belangrijkheid: hoofdwegen, primaire wegen type 1, primaire wegen type 2, secundaire wegen en lokale wegen. De E 40 die de gemeente doorkruist, is geselecteerd als hoofdweg (Erpe-Mere beschikt over een op- en afrittencomplex, nr. 18).
3.2.2
Ruimtelijk Structuurplan Provincie Oost-Vlaanderen Het Provinciaal Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen werd bij ministerieel besluit van 18 februari 2004 goedgekeurd. Naast de deelruimten zijn de gewenste nederzettingsstructuur, open ruimte structuur en toeristisch-recreatieve structuur van belang voor dit RUP. De visie van de provincie bepaalt mee de gemeentelijke visie. Deelruimten In het PRS worden verschillende deelruimten onderscheiden. Voor elk van deze deelruimten worden de uitgangspunten voor het beleid en de ruimtelijke visie en concepten geformuleerd. Erpe-Mere behoort tot de deelruimte “Oostelijk Rastergebied” en “Zuidelijk Openruimtegebied”. Erpe-Mere ligt tevens in de schaduw van Aalst, dat in het RSV als regionaal stedelijk gebied geselecteerd werd. In het PRS maakt Aalst deel uit van de deelruimte Dendersteden. Voor de verschillende deelruimten werden in het PRS ontwikkelingsvisies uiteengezet.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
24 van 58
De belangrijkste principes voor het “Oostelijk Rastergebied” zijn: • • •
Maximaal gebruik van de openruimtekamers voor de openruimtefuncties; Gedeconcentreerde bundeling van wonen in een ruime selectie van kernen en enkele duidelijke centrale plaatsen; Een verkeerssysteem vertrekkend vanuit openbaar vervoer en gericht naar de centrale plaatsen.
De belangrijkste principes voor het Zuidelijke Openruimtegebied zijn: • • • •
Het fysisch systeem als kapstok voor de landschapsvormende functies bos, natuur en landbouw; Behoud en versterking van het hiërarchisch spreidingspatroon en de cultuurhistorische waarde van de nederzettingen; De kleine steden als ontwikkelingspolen in de regio; Een ontsluitingssysteem gericht op de leefbaarheid van de stedelijk-economische structuur en op het vrijwaren van het rustig karakter van het buitengebied.
Gewenste nederzettingsstructuur De voor Erpe-Mere relevante doelstellingen op vlak van gewenste nederzettingsstructuur zijn de volgende: • • •
Het voorzien in een kwantitatief en kwalitatief aanbod aan woonmogelijkheden; Tegengaan van het ongeordend uitzwermen van functies; De leefbaarheid van de buitengebiedkernen garanderen.
De lokale groei inzake wonen en werken in het buitengebied moet geconcentreerd worden in de hoofddorpen en woonkernen. Te Erpe-Mere werden Mere, Erpe en Burst als hoofddorp geselecteerd, terwijl Erondegem, Bambrugge en Aaigem woonkernen zijn. Ottergem en Vlekkem werden niet geselecteerd.
M.b.t. het wonen wordt er in het PRS geen onderscheid gemaakt tussen hoofddorpen en woonkernen. Voor beide categorieën gelden volgende ontwikkelingsperspectieven: • •
Bijkomende woningen, lokale diensten en kleinhandel worden in de woonkernen en hoofddorpen opgevangen. Inbreiding staat hierbij voorop; De aard en omvang van de ontwikkelingen moeten afgestemd zijn op het niveau van de kern.
Gewenste open ruimte structuren Algemeen De voor Erpe-Mere relevante doelstellingen op vlak van gewenste open ruimtestructuur zijn de volgende: • •
Maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor de openruimtestructuren; Vorm geven aan een kwalitatief landschap.
Erpe-Mere ligt volgens het PRS op de overgang tussen het “Waardevol heuvellandschap” (omgeving Aaigem) en het Oostelijk Rastergebied (Erpe, Mere, Ottergem,…). In het waardevol heuvellandschap staat het behoud van de landschappelijke kwaliteiten en het optimaliseren van het toeristisch –recreatief medegebruik voorop in het open ruimtebeleid.
Dit betekent dat:
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
25 van 58
• • •
• •
•
• • •
Het bewaren van de landschapskenmerken is essentieel voor het toeristisch– recreatief functioneren van de open ruimte; Vrijwaren van de ganse deelruimte van verdergaande verstedelijking wordt als een belangrijke opgave gezien; Het herstel van de landschappelijke en ecologische waarde van beekvalleien en kleine landschapselementen alsook het realiseren van de natuurverbindingsfunctie tussen ecologische componenten van bovenregionaal niveau, zijn belangrijke doelstellingen; Een gediversifieerde, grondgebonden landbouw wordt ruimtelijk ondersteund; Er moet worden gestreefd naar het maximaal openhouden (weren van bebouwing) van de lokale open ruimtecorridors en beekvalleien binnen het raster; die zijn essentieel voor het herstel en de realisatie van de natuurverweving; Het realiseren van de verbinding door bosuitbreiding tussen de bossen van Serskamp en Oordegem en het realiseren van de uitbreiding van Buggenhoutbos en Kravaalbos; De resterende landschappelijke relictzones worden maximaal behouden ter vrijwaring van de landschappelijke kwaliteit; De uitbreiding van sierteelt en van glastuinbouw wordt maximaal ondersteund, gelet op de verwevingsmogelijkheden met de bestaande verlinting; binnen de openruimtekamers wordt een grondgebonden landbouw ruimtelijk ondersteund.
Erpe-Mere behoort grotendeels tot het zuidoostelijk landbouwgebied met overwegend rundveehouderij. Met als doel de structurele aantasting en afname van het landbouwareaal tegen te gaan, moeten gemeentebesturen bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen het agrarisch gebied differentiëren in de meer open landbouwgebieden enerzijds en de structureel meer aangetaste landbouwgebieden anderzijds.
Gewenste landschappelijke structuur Volgende landschappelijke relictzones en ankerplaatsen worden aangeduid als behorend tot de gewenste landschappelijke structuur op provinciaal niveau: • •
Ankerplaatsen: het gebied van Honegem en Zolegem en de vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere; Relictzones: Land van de Molenbeken, het gebied van Honegem, Zolegem en Molenbeek en het gebied van Molenbeek – Wichelen – Wanzele – Kattenbos.
De beide Molenbeken zijn geselecteerd als structuurbepalende hydrografische landschappelijke elementen. Verder worden de ‘zwerm van bosjes’ tussen Gent en Aalst opgenomen als boscomplex. Tussen Aalst en Erpe-Mere werd een openruimtecorridor aangeduid. Erpe-Mere behoort tot het traditionele landschap van het Land van Zottegem. Hieronder worden enkele ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven weergegeven voor het Land van Zottegem: • • •
vrijwaren resterende open ruimten door weren en bufferen van bewoning en infrastructuur; accentueren van de landschappelijke structuur door benadrukken van de perceptuele kwaliteiten van het reliëf en de valleien; optimaliseren mobiliteit.
Gewenste toeristisch-recreatieve structuur Bundeling en concentratie van toeristisch-recreatieve infrastructuur zijn de algemene principes voor het ruimtelijk beleid. Volgende doelstellingen worden naar voor geschoven:
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
26 van 58
• het ondersteunen van het economisch en maatschappelijk belang van toerisme en recreatie; • het streven naar een duurzame en kwalitatieve ontwikkeling van toerisme en recreatie; • aandacht voor de eigenheid van de streek en gebiedsgerichte werking; • bevorderen van de samenhang in toeristisch-recreatieve netwerken; • de versterking van de recreatieve voorzieningen omwille van het ruimtelijkfunctioneel belang.
3.2.3
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)
3.2.3.1
Algemene beleidsopties in het GRS Algemene concepten Als algemene concepten binnen het GRS worden volgende uitspraken naar voor geschoven: -
Het fysisch systeem als afwegingskader voor de overige ruimtelijke claims en de beekvalleien als dragers van de natuurlijke structuur;
-
Vrijwaren van de open ruimte;
-
Differentiatie van het agrarisch gebied;
-
Gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur;
-
Bedrijvigheid tussen de E40 en het snelspoor inklemmen;
-
Typologische aanpak voor ruimtelijke problemen;
-
Ontsluitingsstructuur gebaseerd op visgraatmodel.
Figuur 3-2: Gewenste ruimtelijke structuur gemeente Erpe-Mere (bron: GRS Erpe-Mere)
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
27 van 58
3.2.3.2
Gewenste nederzettingsstructuur Voor de gewenste nederzettingsstructuur werden volgende ontwikkelingsopties voorgesteld in het GRS: -
Een woonbeleid gericht op het versterken en vernieuwen van de kernen; Aantrekkelijke en groene woonmilieus creëren; Aandacht besteden aan de ruimtelijke en inpassing van elk bouwproject; Aandacht voor de sociale dimensie van de huisvestingsmarkt en de veranderende gezinssamenstelling; Het wonen in de open ruimte is ondergeschikt aan de essentiële functies van dit gebied.
Erpe en Mere worden vanuit het GRS naar voor geschoven als economische hoofddorpen. Hier wordt vooral economische ontwikkeling nagestreefd. Burst wordt aangeduid als stationshoofddorp. Binnen deze kern worden vooral woonontwikkelingen nagestreefd. Aaigem, Bambrugge en Erondegem kennen door hun selectie als woonkernen op vlak van woonbeleid een overeenkomstige visie. Ottergem en Vlekkem worden beschouwd als landelijke woonkernen. De visie richt zich hier vooral op kernversterking via inbreiding, vernieuwing en renovatie van de kernbebouwing.
3.2.3.3
Gewenste ruimtelijk-economische structuur Voor de gewenste ruimtelijk-economische structuur werden volgende ontwikkelingsopties voorgesteld in het GRS: -
De wens tot een intensief en doelmatig grondgebruik; Streven naar een vermenging van functies, rekening houdend met de draagkracht van de omgeving; Kleinhandel concentreren in de kernen; Verbeteren van de verkeersafwikkeling van de bedrijventerreinen en de baanwinkelzones;
-
3.2.3.4
Gewenste verkeers- en vervoersstructuur Voor de gewenste verkeers- en vervoersstructuur werden volgende ontwikkelingsopties voorgesteld in het GRS: -
3.2.3.5
Betere afstemming tussen het ruimtelijke en het mobiliteitsbeleid realiseren; Afname van het autogebruik nastreven; Vervoersarmoede bestrijden; Verkeersveiligheid verbeteren; Verkeersleefbaarheid verbeteren.
Gewenste open ruimtestructuur Voor de gewenste open ruimtestructuur werden volgende ontwikkelingsopties voorgesteld in het GRS: -
De Molenbeken uitbouwen tot de (beeld-)dragers van de natuurlijke structuur in Erpe-Mere; Aandacht voor de relatie vallei / beek; Het versterken van samenhangende waterrijke natuurgebieden; Bosuitbreiding bij het Blauwbos en bij het voormalig ontginningsgebied te Burst; Lijninfrastructuren uitbouwen tot natuurverbindingsstroken; Door het behoud van het netwerk KLE wordt de ‘basiskwaliteit natuur’ verzekerd.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
28 van 58
Figuur 3-3: Gewenste natuurlijke structuur (bron: GRS Erpe-Mere)
Figuur 3-4: Gewenste agrarische structuur (bron: GRS Erpe-Mere)
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
29 van 58
Figuur 3-5: Gewenste landschappelijke structuur
3.2.3.6
Gewenste recreatieve structuur Voor de gewenste recreatieve structuur werden volgende ontwikkelingsopties voorgesteld in het GRS: -
Sportinfrastructuur bij de kernen versterken; Fiets- en wandelpadennetwerk uitbouwen.
Hieraan worden volgende ruimtelijke beleidselementen gekoppeld: -
Een beleid van zowel zone-eigen als zonevreemde recreatieterreinen; Recreatief medegebruik van open ruimte; Aanleg van parkachtige zones langs de Molenbeek; Site voor jeugd, ontspanning en openbaar nut.
Er wordt vooropgesteld dat de recreatiesites verder per deelkern worden uitgebouwd. Hierbij gelden op grond van de ruimtelijke draagkracht volgende prioriteiten: -
De Steenbergsite beschikt over een accommodatiegraad met een verzorgingsbereik voor gans de gemeente; In elke kern wordt een recreatiesite geselecteerd met een accommodatiegraad op schaal van de kern; Selectie van perifere recreatiesites met een zeer beperkte accommodatiegraad.
In de open ruimte wordt recreatief medegebruik nagestreefd om de ruimtelijke kwaliteit te garanderen. De Molenbeekvalleien kunnen op die manier een beperkte recreatieve functie krijgen, maar blijven vooral op vlak van natuur prioritaire gebieden. De hoofdfunctie bepaalt of er al dan niet aan het medegebruik randvoorwaarden moeten opgelegd worden, bv. op vlak van de aanleg van een verharde weg, bewegwijzering, enz..
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
30 van 58
Langs de Molenbeken zijn er mogelijkheden om parkachtige zones en recreatieve routes aan te leggen.
Figuur 3-6: Gewenste recreatieve structuur
3.2.3.7
Hoofdruimtes Hoofdruimte noordoostelijk binnenkamersgebied Deze ruimte omvat het meer verstedelijkte deel van Erpe-Mere met een groot aantal kernen, die door een uitgesproken verlinting met elkaar verbonden zijn. De ‘open’ landbouwgebieden hebben vooral het uitzicht van afgesloten binnenkamers. Belangrijke elementen van de ruimtelijke visie voor deze hoofdruimte zijn: -
Het voorzien van open ruimteverbindingen tussen de openruimtekamers doorheen de linten; Het vrijwaren van zichtrelaties en open ruimtecorridors waar mogelijk; Vrijwaren van het centrale gedeelte van de openruimtekamers van bebouwing; Aanwenden van de beken om het bestaande weefsel op te waarderen en om groene en aantrekkelijke woonmilieus te creëren. Waar de beken parallel lopen met aanpalende woonlinten, worden ze als groene longen uitgebouwd. Waar de beken met een weg kruisen, worden de beekvalleien visueel versterkt om de aanwezigheid in de kern te versterken.
Hoofdruimte westelijk open gebied Binnen dit gebied ligt het meer landelijke deel van Erpe-Mere. De kernen zijn er kleiner en de linten dun bebouwd. Het landbouwgebied heeft een meer open karakter. Belangrijke elementen van de ruimtelijke visie voor deze hoofdruimte zijn: -
Het voorzien van openruimtecorridors tussen de verschillende kernen; Opstellen van RUP’s voor de woonlinten, waarin bekeken wordt hoe de openruimterelaties kunnen behouden worden;
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
31 van 58
-
Er worden bepaalde zones gevrijwaard van bebouwing en bebossing en waar mogelijk worden nieuwe agrarische gebouwen opgetrokken aansluitend op bestaande bebouwing. Integratie in het landschap is voor deze gebouwen een randvoorwaarde.
Hoofdruimte Molenbeken Beide Molenbeken vormen de belangrijkste dragers in het fysisch netwerk te Erpe-Mere. De valleien kennen een hoge natuurlijke en ecologische waarde en dienen behouden en waar mogelijk hersteld en versterkt te worden. Verder is in deze hoofdruimte het verhogen van de landschappelijke kwaliteit van groot belang. Er dient bij de opmaak van een RUP voor de beekvalleien maximaal aandacht geschonken te worden aan de gave landschapsrelicten. Het typische landschap in het zuidelijk deel van de gemeente met de afwisselende open kouters en gesloten beekvalleien moet zoveel mogelijk bewaard en verder versterkt te worden.
3.2.3.8
Deelruimtes Gewenste structuur van Erpe en Mere Erpe en Mere vormen 2 sterk vergroeide kernen, daarom werd voor beide kernen samen 1 gewenste microstructuur opgesteld. Volgende elementen maken hiervan deel uit: -
-
Economische leefbaarheid garanderen door het instandhouden van bereikbaarheid, inrichting van de publieke ruimte en versterking van het aanbod van functies. Hierbij dienen ontwikkelingen van nieuwe handelszaken en functies bij voorkeur in de kern van Mere ingepast te worden en dient het openbaar domein in het centrumgebied verder ingericht te worden met aandacht voor vormgeving en verkeersveiligheid; De Molenbeekvallei uitbouwen als parkachtige zone met verbetering van de toegankelijkheid en onderlinge verbindingen; Ontwikkelen van bedrijventerreinen tussen de E40 en het snelspoor; Bovenlokale handel langs Oudenaardsesteenweg (bestaande); Voorzien van een openruimtecorridor tussen Mere en Bambrugge.
Gewenste structuur Burst en Bambrugge Burst en Bambrugge vertonen een overeenkomstige problematiek en sluiten grotendeels op elkaar aan, zodat ook voor deze 2 kernen een gezamenlijke gewenste microstructuur werd opgesteld. Volgende elementen zijn hierbij van belang: -
-
Nieuwe functies linken op de as Dorent – Stationsstraat, in combinatie met een herwaardering van het openbaar domein, heraanleg Burstdorp in het kader van de doortocht van de Oudenaardsesteenweg doorheen Burst en voorzien van groenelementen ter hoogte van de kruising van Dorent met Molenbeek; Opvullen inbreidingsgebieden en uitbreidingsgebieden (bv. Prinsdaal); Parkachtige aanleg van de Molenbeekdoortocht doorheen beide kernen.
Gewenste structuur Aaigem Relevante elementen voor de gewenste microstructuur van Aaigem zijn: -
Kernversterking door middel van opwaardering van het openbaar domein, waarbij het reliëf en de beekvallei als uitgangspunt dienst doen; Het woonuitbreidingsgebied behouden als reserve voor het lokale woonaanbod en de lokale recreatieve voorzieningen.
Gewenste structuur E40-N9 Belangrijke elementen op vlak de gewenste microstructuur zijn:
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
32 van 58
-
De Molenbeekvallei door middel van heraanleg van het openbaar domein beter bij de kern betrekken; Tegengaan verdere verlinting; Verfraaien van de omgeving van de N9 door de bomenrijen door te trekken tot aan de Vijfhuizen; Behouden van de resterende open ruimte; Accentueren van de kruisingen van de N9 met de Molenbeekvalleien en accentueren van de valleien te Ottergem en Erondegem; Inbufferen bedrijvigheid naar de kern van Ottergem toe.
Figuur 3-7: Gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten op mesoschaal (bron: GRS ErpeMere)
3.2.3.9
Specifieke afweging t.o.v. het GRS Vanuit het GRS wordt vooropgesteld dat voor de zonevreemde recreatieve voorzieningen een RUP dient opgesteld te worden. Bij de uitwerking van deze RUP’s dienen volgende elementen vanuit het GRS afgewogen te worden: -
-
-
Nabijheid van de kern (open ruimte/nederzetting): het beleid is gericht op het bundelen van de bijkomende behoeften in of zo dicht mogelijk bij de kernen van het buitengebied. In het buitengebied moet er ook ruimte voor recreatie aangeboden kunnen worden, maar deze dient afgewogen te worden aan de draagkracht van de omgeving en dient aan te sluiten bij de bebouwde ruimte; Mobiliteit: de recreatievoorzieningen dienen over goede ontsluitingsmogelijkheden te beschikken. Deze zal in verhouding zijn met de aard van de dynamiek van de site. Zo dienen recreatiesites met een accommodatiegraad en met een verzorgingsbereik voor de totaliteit van de gemeente Erpe-Mere beter ontsloten te zijn dan perifere recreatiesites met een zeer beperkte accommodatiegraad (bijvoorbeeld voetbalveldjes zonder belangrijke accommodatie) en een zeer lokaal verzorgingsbereik; De vergunningstoestand van de bestaande activiteiten: bij het al dan niet opnemen van een terrein in het RUP, zal er ook rekening gehouden worden met de vergunningstoestand van de bestaande activiteiten.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
33 van 58
3.2.4
Omzendbrief RO/98/05 Via deze omzendbrief werd aan de gemeenten een kader geboden om de problematiek van de zonevreemde sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten aan te pakken via een BPA. Deze omzendbrief handelt over lokale sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten. Indien voldoende kan verantwoord worden dat een afwijking van het gewestplan noodzakelijk is, wordt er geen compensatie gevraagd. Deze verantwoording gebeurt in de eerste plaats volgens de omzendbrief RO 93/01. Naast deze afweging vindt er eveneens een toetsing plaats met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van andere sectoren zoals natuur, landbouw, …. Deze toetsing resulteert in het al dan niet concretiseren van de zonevreemde terreinen en gebouwen voor sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten in een BPA. Er is nog geen omzendbrief met betrekking tot de opmaak van een RUP voor zonevreemde terreinen en gebouwen voor sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten.
3.2.5
Gewestelijk RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst De Vlaamse regering heeft op 10 juli 2003 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Regionaalstedelijk Gebied Aalst definitief vastgesteld. Met dit plan geeft de Vlaamse Regering aan binnen welke lijn zij Aalst ruimtelijk wil zien ontwikkelen. Bovendien maakt zij bestemmingswijzigingen en inrichtingsvoorschriften voor nieuwe ruimte voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur en groengebieden. Zo wil de regering er zorg voor dragen dat de regio Aalst zich in de nabije toekomst op een ruimtelijk evenwichtige manier ontwikkelt. De afbakeningslijn loopt een fractie over het grondgebied van Erpe-Mere, in het NO. De deelgebieden vallen evenwel niet binnen de afbakeningslijn van het GRUP.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
34 van 58
4
Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: •
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
•
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “zonevreemde sportterreinen” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. •
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden. o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Het RUP “zonevreemde sportterreinen” heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004. Dit betekent dat het RUP “zonevreemde sportterreinen” niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
35 van 58
5
Potentiële milieueffecten van het plan
5.1
Bodem
5.1.1
Referentiesituatie Kaart 3: Situering op de bodemkaart. Ter hoogte van de verschillende recreatieterreinen bevinden zich volgens de bodemkaart volgende bodems (zie Tabel 5-1).
Tabel 5-1: bodemkarakteristieken t.h.v. de verschillende zonevreemde sportterreinen bodemlaag
bodemserie
verdichting
profielverstoring
Deelgebied
Antropogeen
OB
Niet gevoelig
Niet gevoelig
4,5
Droge leem
Aba
Gevoelig
Matig gevoelig
1,2,7
Vochtige leem
Aca
Gevoelig
Matig gevoelig
3
Vochtige leem
Ada
Gevoelig
Matig gevoelig
6
Vochtige leem
Adp
Gevoelig
Niet gevoelig
6
Natte leem
Aep
Gevoelig
Niet gevoelig
4
Natte leem
Afp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
8
Natte leem
Agp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
8
Natte leem
Ahp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
4,6
Kaart 3 geeft een situering van de deelgebieden op de bodemkaart weer (zie bijlage). Uitgezonderd de antropogene bodems, zijn de voorkomende vochtige tot natte leembodems gevoelig tot zeer gevoelig voor verdichting. De bodems zonder profiel (**p) zijn niet gevoelig voor profielverstoring (ca 5,5ha). De bodems met een (**a) een klei-aanrijkingshorizont zijn matig gevoelig voor verstoring. Het betreft ca. 8,3ha. Voor de antropogene bodems (ca. 0,5ha) is de gevoeligheid voor profielverstoring niet van toepassing. Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (versie 09/2009) blijkt dat binnen de contour van deelgebied 7 (Sportterrein Edixvelde) een beschrijvend bodemonderzoek is uitgevoerd (dossier nr. 20383). De voorkomende bodems met een klei-aanrijkingshorizont landbouwdoeleinden. Het betreft deelgebieden 1, 2, 3, deels 6 en 7.
5.1.2
zijn
geschikt
voor
Mogelijke effecten De invulling van de verschillende deelplangebieden brengt mogelijks vergraving met zich mee t.b.v. de aanleg van de bebouwing en beplanting in de verschillende zones. Hierdoor zal het aanwezige bodemprofiel onherroepelijk verstoord worden. De bodems met een klei-aanrijkingshorizont, ca. 8,3ha, zijn matig gevoelig voor profielverstoring. Het betreft bodems gelegen in deelgebied 1, 2, 3, 6 en 7. Binnen deelgebieden 1, 3 en 6 worden geen bijkomende vergravingen verwacht (geen bijkomende gebouwen voorzien), zodat er geen effect van profielvernietiging zal optreden. Binnen deelgebieden 2 en 7 wordt in beperkte mate de oprichting van bijkomende gebouwen toegelaten. De nieuwe bebouwing ten behoeve van de voetbalactiviteiten binnen
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
36 van 58
deelgebied 2 wordt toegelaten op de plaats waar de huidige kantine zich bevindt. De bodem is hier reeds verstoord. De zone voor bijkomende bebouwing ten behoeve van de jeugdactiviteiten wordt toegelaten in 50% van de zone die hiervoor wordt gereserveerd in het RUP. Dit betekent dat ca. 0,3ha maximaal bebouwd mag worden. Gezien de beperkte oppervlakte die wordt verstoord, is het effect van profielverstoring beperkt negatief in deelgebied 2. Binnen deelgebied 7 worden beperkt nieuwe gebouwen toegelaten. Het betreft zones waar nu reeds een gebouw aanwezig is. De bodem is hier reeds verstoord. Er zijn geen bijkomende effecten van profielverstoring te verwachten. De bodems zijn niet tot zeer gevoelig voor verdichting. De huidige activiteiten worden bestendigd bij uitvoering van het RUP. Er worden dan ook geen bijkomende effecten van verdichting verwacht, uitgezonderd een beperkte verdichting die mogelijk is binnen deelgebied 2, waar beperkt nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Het effect wordt beperkt negatief beoordeeld. Het RUP neemt geen gronden in van het Herbevestigd Agrarisch Gebied. De bestemmingswijziging die het RUP doorvoert, heeft nagenoeg geen impact op het huidige bodemgebruik. Binnen de afbakening van de deelgebieden, zijn de gronden reeds grotendeels in gebruik voor recreatie (hoofdzakelijk voetbalvelden en tennisvelden). Het betreft dan ook een bestendiging van de huidige situatie. Binnen deelgebied 2 wordt een weiland van ca. 0,5ha herbestemd van woonuitbreidingsgebied naar zone voor dagrecreatie. Er wordt geen aanzienlijk negatief effect verwacht van de omzetting van het beperkt weiland naar zone voor dagrecreatie. Het weiland wordt nu reeds door de jeugdvereniging gebruikt als speelweide. Het bodemgebruik wijzigt dus niet. Ten oosten van deelgebied 6 wordt een zone van ca. 0,25ha omgezet van maïsveld tot een zone voor dagrecreatie. Gezien de beperkte oppervlakte wordt het effect van de wijziging van het bodemgebruik zeer beperkt negatief tot verwaarloosbaar ingeschat. De nabestemming voor deelgebied 6 is natuurgebied. Het deelgebied zal op termijn (via de nabestemming) in oorspronkelijk staat hersteld worden, hetgeen als positief wordt beschouwd. Binnen deelgebied 7 verdwijnt ca. 0,9ha weiland ten behoeve van een zone voor dagrecreatie. Dit wordt als beperkt negatief ingeschat. Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten per deelgebied verwacht. Er worden geen activiteiten toegestaan die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken.
5.1.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Een verder invulling van deelgebied 1 als weiland of akkerland, wordt geacht geen aanzienlijke effecten teweeg te brengen voor de bodem. De verdere invulling van een groot deel van deelgebied 2 als woonuitbreidingszone zal verdichting van de bodem met zich meebrengen en profielverstoring. De effecten worden groter ingeschat dan deze bij uitvoering van het voorliggende plan. Het gebruik van deelgebied 3 als weiland of akkerland wordt geacht geen aanzienlijk negatieve effecten teweeg te brengen. Deelgebied 4 ligt in bestemmingszone recreatie en natuurgebied. Er worden bij een verdere invulling binnen deze gewestplanbestemming geen effecten verwacht voor de discipline bodem voor dit deelgebied. Deelgebied 5 wordt geacht reeds verstoord te zijn omwille van de ligging in bebouwd gebied. Een verdere invulling binnen de huidige bestemmingszone wordt geacht geen negatieve effecten op de bodem teweeg te brengen voor deelgebieden 5, 6, 7 en 8.
5.1.4
Milderende maatregelen Er worden geen milderende maatregelen voorzien.
5.1.5
Conclusie Vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijk negatieve milieueffecten te verwachten.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
37 van 58
5.2
Water
5.2.1
Referentiesituatie Kaart 4: Hydrografische kenmerken De verschillende deelgebieden zijn gelegen in drie verschillende deelbekkens, welke onderdeel uitmaken van het Beneden-Schelde bekken (deelgebied 4 en 6) en het Denderbekken. In het westen betreft het het deelbekken van de ‘Drie Molenbeken’ (deelgebieden 4 en 6), in het oosten het deelbekken van de ‘Vondelbeek’ (deelgebied 7) en centraal het deelbekken van de ‘Molenbeek Erpe-Mere’ (deelgebieden 1, 2, 3, 5, 7 en 8). In of in de omgeving van de deelgebieden stromen verschillende waterlopen. De afwatering geschiedt naar het NO. Het plangebied wordt gekenmerkt door de passage van 2 waterlopen van eerste categorie, zijnde de ‘Ter Erpenbeek’ en de ‘Molenbeek’. Deze wateren af naar de Dender in het NO. Beide waterlopen doorkruisen geen van de deelgebieden, maar stromen wel in de buurt van verschillende deelgebieden, op een afstand variërend tussen 150 en 650m. Een overzicht van de nabijheid van waterlopen t.o.v. de zonevreemde sportterreinen wordt gegeven in Tabel 5-2 en Kaart 4 (zie bijlage). Tabel 5-2: hydrografische karakteristieken in en in de omgeving van de verschillende deelgebieden Deelplan
Waterloop in nabijheid
1
Ja, op ca. 200m ten NW ‘Ter Erpenbeek’ (cat.1)
2
Ja, op ca. 220m ten oosten stromen twee niet geklasseerde waterlopen richting zuiden en vloeien samen met de ‘Ter Erpenbeek’.
3
Nee
4
Ja, op de NW-rand stroomt de Molenbeek (1ste cat.). Net ten zuiden van het deelgebied vloeit de waterloop van 3de cat. (‘Hellegat’) samen met de Molenbeek.
5
Ja, op ca. 130m ten W ‘Ter Erpenbeek’ (cat.1)
6
Ja. N-rand: niet geklasseerde waterloop, dewelke samenvloeit ten westen van het plangebied met een andere niet geklasseerde waterloop en afwatert naar de Molenbeek (1ste cat.) die 450m ten NW stroomt.
7
Nee
8
Ja, op ca. 150m ten W ‘Ter Erpenbeek’ (cat.1)
Er bevinden zich geen grondwaterwinningen of beschermingzones in de buurt van het plangebied. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied RUP “Zonevreemde sportterreinen” volgende vaststellingen worden gemaakt (zie ook Tabel 5-3 en Kaart 4):
Een van de belangrijkste indicatoren inzake watertoets is de overstromingsgevoeligheid van het gebied. Er is onderscheid tussen de effectief overstromingsgevoelige gebieden en de mogelijk overstromingsgevoelige gebieden. Grote delen langsheen de ‘Ter erpenbeek’ zijn aangeduid als effectief overstromingsgevoelig. Deelgebied 8 is volledig gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied, evenals deelgebied 4, dat zich tevens situeert aan de rand van een effectief overstromingsgevoelige zone, gerelateerd aan de
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
38 van 58
‘Molenbeek’. De N-rand van deelgebied 6 wordt aangeduid als zijnde mogelijk overstromingsgevoelig.
De kaart met de infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Bovendien staat infiltratie in voor de aanvulling van de grondwatervoorraden en zodoende voor het tegengaan van verdroging van watervoerende lagen en van waterafhankelijke natuur. Geen van de deelgebieden is gelegen in een infiltratiegevoelige zone.
Op basis van de actuele watertoets wordt gekeken naar een aantal indicatoren inzake gevoeligheid voor ingrepen van grond- en oppervlaktewater. De gevoeligheid is hierbij vaak gerelateerd aan de betrokken bodemopbouw en bodemsoort. Op het vlak van grondwaterstromingsgevoeligheid zijn de deelgebieden 4, 6 en 8 deels gelegen in grondwaterstromingsgevoelig gebied, type I. De overige deelgebieden zijn gelegen in type II.
De afbakening van de erosiegevoelige gebieden heeft tot doel om belangrijke wijzigingen in bodemgebruik, die mogelijk aanleiding kunnen geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater van hellingen en tot afspoeling van bodemdeeltjes, voorafgaandelijk aan een vergunning of de goedkeuring van een plan of programma, voor advies voor te leggen aan de afdeling landbouwontwikkeling van het Vlaams gewest. De erosiegevoelige zones komen verspreid voor in de verschillende deelgebieden.
Het plangebied is niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop.
Naast het bovenstaande kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s), en de risicozones voor overstromingen aangeduid, evenals de natuurlijke overstromingsgebieden. Het plangebied is niet gelegen in één van deze zones.
Tabel 5-3: overzicht watertoets Nr
Bedrijf
OG
IG
GG
EG
ROG / RO
1
Sportveld Dido
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
2
SK Aaigem
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
3
RC Bambrugge
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
4
KFC Olympic Burst
Mogelijk
Nee
Type I
Deels
Nee
5
Sportina
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
6
Eendracht Burst
Deels mogelijk
Nee
Type I
Deels
Nee
7
Sportterrein Edixvelde
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
8
Visvijver de Lijnvissers
Nee
Type I
Deels
Nee
Meerse Mogelijk
OG : overstromingsgevoelige gebieden IG : infiltratiegevoelige gebieden GG : grondwaterstromingsgevoelige gebieden EG : erosiegevoelige gebieden ROG / RO : recent overstroomde gebieden / risicogebieden voor overstromingen
Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart (dov.vlaanderen.be) blijken deelgebieden 2, 7 en 8 in een matig kwetsbare zone te liggen (Cb). De overige deelgebieden bevinden zich in een niet kwetsbare zone (Dc).
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
39 van 58
Tabel 5-4 geeft een overzicht van de ligging van de deelgebieden op de zoneringsplannen van VMM.
Het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd);
Het geoptimaliseerde buitengebied met recente zuiveringsstation (groen gearceerd); (komt niet voor)
Het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd (groen);
Het individueel te optimaliseren buitengebied, waar het afvalwater zal moeten gezuiverd worden door middel van een IBA (rood). (komt niet voor)
aansluiting
op
een
Tabel 5-4: zuiveringszones per deelplan deelplan
Centraal gebied
1
X
2
X
3
X
4
X
5
X
6
X
7 8
5.2.2
Collectief te optimaliseren buitengebied
X X (deels)
Mogelijke effecten Op basis van watertoetskaarten kunnen volgende opmerking gemaakt worden: -
Er stromen geen waterlopen door de deelgebieden. Er zijn ook geen ingrepen gepland die een rechtstreeks effect op een waterloop, zoals structuurwijziging, … teweeg brengen. Er wordt geen effect op de waterlopen in de omgeving van het plangebied verwacht.
-
Het plangebied ligt deels in Type I en deels in type II van de grondwaterstromingsgevoelige zones. Er worden geen diepe of grote ondergrondse constructies voorzien binnen het RUP, zodat er geen effecten te verwachten zijn op grondwaterstromingen.
-
Het plangebied wordt aangeduid als zijnde niet infiltratiegevoelig. In het kader van de stedenbouwkundige verordening hemelwater, zal er dan ook aan buffering van het hemelwater gedacht dienen te worden (met vertraagde afvoer), indien er bijkomende verharde oppervlakte verwacht wordt (hoofdzakelijk deelgebied 2 en7).
-
Verscheidene zones binnen de verschillende deelgebieden worden aangeduid als zijnde erosiegevoelig. Daar het bodemgebruik niet wijzigt en er binnen deelgebieden 2 en 7 slechts een zeer beperkte mogelijkheid tot uitbreiding van de bebouwing (en dus bijkomende verharding) wordt toegestaan, zijn er geen effecten te verwachten omwille van stijgende erosiegevoeligheid.
-
Het plangebied is niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop.
-
Volgende paragrafen bundelen de effectbespreking inzake de overstromingsgevoeligheid en de maatregelen inzake de opvang van het hemelwater.
In het RUP en stedenbouwkundige voorschriften wordt ervan uitgegaan dat elke stedenbouwkundige vergunning dient te voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke verordening inzake hemelwater (het besluit van de Vlaamse
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
40 van 58
regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in werking sinds 1 februari 2005). Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd. Indien infiltratie onmogelijk blijkt door voortdurend hoge grondwaterstanden of indien de doorlatendheidsfactor van de bodem kleiner is dan 1.10-5 m/s, dient het hemelwater te worden gebufferd met vertraagde afvoer. Tot op heden worden de vereisten met betrekking tot buffering van hemelwater opgelegd door de beheerder van de ontvangende waterloop. De meeste beheerders baseren zich hierbij op de richtwaarden uit de “Code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen”. Per ha opgerichte verharding binnen het gebied wordt een volume compensatie opgelegd. De begroting van dit volume wordt afgeleid op basis van enerzijds de terugkeerperiode van de ontwerpstorm waarmee gerekend wordt (gangbaar hierbij is een ontwerpstorm met een terugkeerperiode van 20 jaar), en anderzijds op basis van een zogenaamd ledigingsdebiet, zijnde het debiet dat via infiltratie of lozing in het ontvangend oppervlaktewater bekomen kan worden. Voor infiltratie gelden volgende richtlijnen voor dimensionering volgens de stedenbouwkundige verordening hemelwater: • het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20m² meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen (of 150 000l/ha150m³/ha) •
De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2m² per begonnen 100m² referentieoppervlakte van de verharding te bedragen.
•
Ingeval de referentieoppervlakte van de verharding groter is dan 1000m², mag het hemelwater vertraagd afgevoerd worden met een maximaal afvoerdebiet van 1500 liter per uur en per 100m² referentieoppervlakte van de verharding. Een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding moet worden aangelegd. De vrijstelling van de verplichtingen bedoeld hiervoor (in artikel 5 van de verordening), geldt echter niet voor de eerste 1000m² van de referentieoppervlakte van de verharding.
Geen van de deelgebieden is gelegen in effectief overstromingsgebied, noch in recent overstroomd of een risicozone voor overstromingen. Er zijn dan ook geen bijkomende negatieve effecten ten opzicht van inname van ruimte voor water te verwachten. Deelgebieden 4, 6 en 8 zijn (deels) gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Deelgebied 4 situeert zich net zuiden van het effectief overstromingsgevoelig gebied van de Molenbeek. Gezien de zeer beperkte bijkomende oppervlakte verharding binnen de deelgebieden, wordt er beoordeeld dat er voldoende ruimte binnen de deelgebieden aanwezig is om te voldoen aan de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater. Bestaande nietvergunde gebouwen, die zich bij het inwerking treden van het RUP via een verplichte vergunningsaanvraag regulariseren, dienen eveneens aan deze verordening te voldoen. Daar het plangebied gelegen is in niet infiltratiegevoelige zones, moet, buiten hergebruik van water, een technische oplossing voorzien worden om aan de verordening te voldoen, die het water buffert en infiltreert, of loost op de omliggen waterlopen. Gezien de zeer beperkte bijkomende verharding, zal het debiet geen negatief effect hebben op de ontvangende waterlopen. Het RUP laat toe om parkeergelegenheid te voorzien. Deze dient aangelegd te worden in waterdoorlatende materialen. In het kader van het afvalwater dient de huidige wetgeving gevolgd te worden. Daar 6 van de 8 sportterreinen gelegen zijn in centraal binnengebied, zijn deze reeds aangesloten op de riolering. Deelgebieden 3 en 7 zijn gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. In
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
41 van 58
afwachting van de aanleg van riolering, dient een individuele oplossing voor de afvalwaterverwerking voorzien te worden.
5.2.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Een verder invulling van deelgebied 1 als weiland of akkerland, wordt geacht geen aanzienlijke effecten teweeg te brengen voor de discipline water. De verdere invulling van een groot deel van deelgebied 2 als woonuitbreidingszone zal een verhoging van de verharde oppervlakte met zich meebrengen (groter dan in voorliggend plan). Er dient voldaan te worden aan de stedenbouwkundige verordening hemelwater. Er worden evenwel geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht, indien er aan de verordening voldaan wordt. Het gebruik van deelgebied 3 als weiland of akkerland wordt geacht geen aanzienlijk negatieve effecten teweeg te brengen. Deelgebied 4 ligt in bestemmingszone recreatie en natuurgebied. Er worden bij een verdere invulling binnen deze gewestplanbestemming geen effecten verwacht voor de discipline water voor dit deelgebied. Deelgebied 5 is reeds grotendeels verhard. Een invulling binnen de huidige bestemmingszone wordt geacht geen bijkomende negatieve effecten op de bodem teweeg te brengen voor deelgebieden 5, 6, 7 en 8.
5.2.4
Milderende maatregelen Bij de verdere ontwikkeling van de verschillende deelgebieden dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Door de toepassing van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater, worden mogelijke effecten op de waterhuishouding op het niveau van de individuele vergunningen geremedieerd. Indien er parking wordt voorzien, dient er gebruik gemaakt te worden van waterdoorlatende materialen. Afstromend hemelwater moet zoveel mogelijk hergebruikt worden. Het resterende gedeelte van het hemelwater moet worden geïnfiltreerd of gebufferd. Niet-functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden; Er wordt verder nog aandacht gevraagd voor het tot uitvoering brengen van het zoneringsplan ter hoogte van de deelgebieden die niet in centraal binnengebied zijn gelegen. In afwachting van de uitvoering dient een individuele oplossing voor de verwerking van het afvalwater voorzien te worden.
5.2.5
Conclusie Vanuit de discipline Water zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, rekening houdende met de milderende maatregelen.
5.3
Fauna en flora
5.3.1
Referentiesituatie Kaart 5 : Fauna en Flora Kaart 6: Biologische waarderingskaart Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
42 van 58
Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992). Geen van de zonevreemde sportterreinen zijn gelegen in een gebied uit het NATURA 2000netwerk. Het meest nabij gelegen NATURA2000 gebied, het Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’, bevindt zich op ca. 1.500m ten NO van deelgebied 1. Er zijn geen vogelrichtlijngebieden in de omgeving aanwezig.
VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen de deelgebieden komen geen gebieden van het VEN of IVON voor. Het deelgebied 8 bevindt zich wel op de rand van het VEN-gebied 225(GEN), zijnde de ‘Vallei van de Molenbeek’.
Erkende natuurreservaten Volgens het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/97 kunnen terreinen, die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu, erkend worden als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Deze terreinen worden ofwel een Vlaams natuurreservaat of een erkend natuurreservaat. -
een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaamse Gewest in eigendom of in huur heeft of die daartoe ter beschikking worden gesteld.
-
een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar of de beheerder, meestal een erkende natuurvereniging.
Geen enkel van de sportterreinen bevindt zich op minder dan 1km van een erkend natuurreservaat.
Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu. Om de BWK-kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend: •
biologisch zeer waardevol,
•
biologisch waardevol,
•
biologisch minder waardevol.
Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van de bovenvermelde waarderingsklassen zijn : •
complex van minder waardevolle en waardevolle elementen,
•
complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen,
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
43 van 58
•
complex van minder waardevolle en waardevolle tot zeer waardevolle elementen,
•
complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen.
Voor het voorliggende RUP geeft dit:
5.3.2
•
Deelgebied 1 is gelegen tussen minder waardevolle zones en wordt voor 90% (het voetbalveld) aangeduid als waardevol, zijnde een mesofiel hooiland (hu-).
•
De twee voetbalvelden van deelgebied 2 en de omliggende akkers worden gekarteerd als minder waardevol, zijnde een soortenarm permanent cultuurgrasland en akker op lemige grond (Bl, Hp).
•
Deelgebied 3 (voetbalveld) wordt aangeduid als minder waardevol (hx – zeer soortenarm, ingezaaid grasland. Net ten Westen en buiten het plangebied komt een waardevol soortenrijk grasland voor.
•
De twee voetbalvelden van deelgebied 4 en de bebouwing, zijn gelegen in soortenarm permanent cultuurgrasland.
•
De drie tennisvelden en infrastructuur van deelgebied 5 zijn gelegen in stedelijke omgeving en zijn niet waardevol. Op ca. 200m ten zuiden van het deelgebied 5 komt er een zeer waardevol complex voor, gelegen ten zuiden van de spoorlijn.
•
Het voetbalveld van deelgebied 6 is gelegen in een soortenarm permanent cultuurgrasland. Net ten N van het deelgebied treffen we een populieren aanplant aan.
•
De voetbalvelden van deelgebied 7 worden aangeduid als minder waardevol (hx). De zone tussen beide velden wordt aangeduid als zijnde soortenarm permanent cultuurgrasland. De randen van het deelgebied worden tevens ‘hp’ gekarteerd.
•
Deelgebied 8 is gesitueerd aan de zuidrand van de dorpskern van de deelgemeente Broek. Het deelgebied zelf wordt aangeduid op de BWK als (Aer) een recente eutrofe plas en soortenarm cultuurgrasland met bomenrijen van Populieren en Wilg. Net ten zuiden van het deelgebied situeert zich een zeer waardevol alluviaal Essen-Olmenbos.
Mogelijke effecten Speciale Beschermingszones Gezien de ligging (op minimaal 1.200m) van de sportterreinen wordt de invloedssfeer van het RUP niet geacht te reiken tot aan de meest nabijgelegen NATURA2000 gebieden of erkend natuurreservaten. Er zijn geen rechtstreekse effecten te verwachten op deze zones. De Ter Erpenbeek stroomt wel langsheen enkele van de deelgebieden en vervolgens doorheen het NATURA2000 gebied ‘Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’. Er worden evenwel geen effecten op de waterlopen verwacht en bijgevolg ook geen onrechtstreeks effect op het Habitatrichtlijngebied.
VEN / IVON Het plangebied zelf bevindt zich niet in een gebied van het VEN of het IVON. Gezien de ligging van de deelgebieden, uitgezonderd deelgebied 8, zijn er geen effecten op VEN-gebieden te verwachten. Het deelgebied 8 (De Meerse Lijnvissers) bevindt zich wel op de rand van het VEN-gebied 225(GEN), zijnde de ‘Vallei van de Molenbeek’. Hiervoor wordt een natuurtoets opgemaakt. Natuurtoets: Het plangebied zelf bevindt zich niet in een gebied van het VEN of het IVON. Het plangebied grenst in het westen wel aan een VEN-gebied, zijnde ‘Vallei van de Molenbeek’ (GEN). In volgende analyse zal er nagegaan worden of: 1) het plan inderdaad een effect (schade) genereert,
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
44 van 58
2) de schade herstelbaar is. In het Natuurdecreet verwijzen artikels 25 en 26bis naar een aantal voorschriften en geboden in VEN-gebied. In onderstaande uiteenzetting is volgens de momenteel gangbare afwegingsprocedure geoordeeld of er onvermijdelijke / onherstelbare schade optreedt ten opzichte van de VEN-gebieden ten gevolge van de geplande voorgenomen activiteit. Is er verandering? Neen, de VEN-gebieden zullen geen verandering ondergaan door uitvoering van het voorgenomen plan. De huidige activiteit, de visvijver, wordt bestendigd. Er zijn geen effecten van biotoopverlies, … te verwachten, daar er geen uitbreidingen worden toegestaan binnen het RUP. Is de verandering nadelig ? Het RUP bestendigd de huidige situatie. Tevens legt het beperkingen op. Zo kan enkel de huidige bestaande bebouwing behouden blijven en zijn uitbreidingen niet toegestaan. Er zijn dan ook geen nadelige effecten te verwachten. Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. qua uitvoering, locatie) ? ·Aangezien er geen ingrepen in het VEN-gebied zelf voorkomen en de ingrepen binnen het plangebied minimaal zijn, is er geen schade te verwachten. Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk ? Aangezien de effecten van het plan ten opzichte van het VEN-gebied zo goed als onbestaande zijn, wordt het in dit geval niet noodzakelijk geacht om bijkomende maatregelen te nemen. Op basis van bovenstaande gegevens kan er besloten worden dat er geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten zijn op het VEN-gebied. Biologische waardering Binnen deelgebied 1 worden er geen bijkomende ingrepen gepland (geen bebouwing), buiten de bestendiging van de huidige situatie. Er zijn dan ook geen effecten op de biologische kwaliteit van het voetbalveld en de onmiddellijke omgeving. De huidige biologische waarde is zeer beperkt. Ten behoeve van de voetbalclub en de jeugdwerking wordt de mogelijkheid voorzien binnen het RUP om beperkt bijkomende bebouwing te voorzien binnen deelgebied 2. De bebouwing ten behoeve van de voetbalactiviteiten wordt voorzien op de locatie van het huidige gebouw. Er worden dan ook geen bijkomende negatieve effecten van biotoopverlies, structuurwijziging, … verwacht. De bijkomende bebouwing voor de jeugdactiviteiten situeert zich in biologisch minder waardevol soortenarm cultuurgrasland. Het verlies van ca. 0,25ha van deze zone wordt als beperkt negatief beoordeeld. Het voetbalveld van deelgebied 3 situeert zich in biologisch minder waardevol gebied. Het zeer soortenarm grasland blijft behouden. Er worden geen bijkomende infrastructuur of gebouwen voorzien, zodat er geen negatieve effecten op de biologische kwaliteit te verwachten zijn. Een groenbuffer wordt voorzien aan de oostelijke rand van het deelgebied, dewelke gebruik moet maken van streekeigen materiaal. Dit wordt als positief beoordeeld. Binnen het deelgebied 4 (KFC Olympic Burst) worden geen ingrepen gepland die een bijkomend negatief effect teweeg brengen op het minder waardevolle soortenarme grasland. Langsheen de Molenbeek komen populierenrijen en wilgenrijen voor. Tussen het deelgebied en de Molenbeek wordt een groenbuffer voorzien, dewelke gebruik dient te maken van streekeigen materiaal. De natuurwaarden langsheen de Molenbeek worden hierdoor versterkt. Dit wordt als positief beoordeeld. Deelgebied 5, zijnde de tennisvelden van Sportina, zijn biologisch minder waardevol. Er worden ook geen ingrepen voorzien binnen het plan dewelke een negatieve invloed op de natuurwaarden kunnen hebben. De huidige situatie wordt bestendigd en er kunnen aan de straatkant nog enkele (ca. 2) woningen worden voorzien. Deze zone is reeds verhard. Aan
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
45 van 58
de rand van het deelgebied wordt een groenbuffer voorzien dewelke gebruik moet maken van streekeigen materiaal. Binnen deelgebied 6 worden geen constructies of gebouwen toegestaan, andere dan deze nu reeds aanwezig. Er wordt dan ook geen bijkomend effect op de natuurwaarden verwacht. Het deelgebied staat gekarteerd als een soortenarm cultuurgrasland. Ten noorden van het deelgebied treffen we populierenaanplant aan. Er wordt geen biotoopverlies verwacht. Binnen deelgebied 7, hetgeen als een complex van minder waardevolle en waardevolle zones staat gekarteerd, zijn de 2 voetbalvelden aangeduid als een zeer soortenarm cultuurgrasland. Het tussenliggend weiland betreft een soortenarm cultuurgrasland. Afhankelijk van de invulling van de zone voor dagrecreatie, bij uitvoering van het plan, kan dit soortenarm grasland mogelijk verdwijnen. Dit wordt als beperkt negatief beoordeeld, gezien de beperkte oppervlakte en lage biologische kwaliteit. Tussen dit weiland en het westelijke voetbalveld treffen we een goed ontwikkelde Wilgenrij aan. Deze ondervindt geen wijzigingen bij uitvoering van het plan. Binnen deelgebied 8, De Meerse Lijnvissers, treffen we een eutrofe plas aan, gelegen in een soortenarm cultuurgrasland. Aan de oostelijke rand van het deelgebied bevinden zich rijen van Wilg en Populier. Net ten zuiden bevindt zich een zeer waardevol alluviaal EssenOlmenbos. Het RUP bestendigt de huidige situatie en laat geen nieuwe ruimte-inname door bebouwing toe. Indien de visfunctie verdwijnt, kan het deelgebied enkel een natuurfunctie vervullen. De visvijver mag ook niet vergroot worden. Gezien de minimale ingrepen die zijn toegestaan, zijn er geen negatieve effecten van biotoopverlies of structuurwijziging te verwachten op de natuurwaarden in en in de omgeving van het deelgebied. Het vervullen van een natuurfunctie, na het verdwijnen van de visfunctie, draagt bij tot de versterking van het verbindend karakter van de beekvalleien. Dit wordt als positief beoordeeld. Algemeen is de biologische waarde van de deelgebieden laag. Enige uitzondering hierop vormt de omgeving van deelgebied 8 (zie paragraaf hier boven). Gezien de zeer beperkte ingrepen (hoofdzakelijk bestendiging) in de verschillende deelgebieden, zijn er dan ook geen aanzienlijke effecten op de natuurwaarden te verwachten.
5.3.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Een verder invulling van deelgebied 1 als weiland of akkerland, wordt geacht geen aanzienlijke effecten teweeg te brengen voor de discipline fauna en flora. De verdere invulling van een groot deel van deelgebied 2 als woonuitbreidingszone zal leiden tot het verlies van een beperkte oppervlakte, die als biologisch minder waardevol wordt aangeduid. Het effect wordt dan ook als zeer beperkt negatief ingeschat. Een invulling binnen de huidige gewestplanbestemming wordt geacht geen aanzienlijk negatieve effecten teweeg te brengen binnen de overige deelgebieden.
5.3.4
Milderende maatregelen De Wilgenrij binnen plangebied 7 dient behouden te blijven. Het plan voorziet reeds in groenbuffers, met streekeigen materiaal, voor verschillende van de deelgebieden.
5.3.5
Conclusie Vanuit de discipline fauna en flora worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht, rekening houdende met de milderende maatregelen.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
46 van 58
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1
Referentiesituatie Kaart 7: Landschapskenmerken Volgens de landschapskenmerkenkaart wordt Erpe-Mere gekenmerkt door verstedelijkt netwerk. Tussen deelgebied 4 en 6 situeert zich een nieuwe woonzone.
een
De 8 deelgebieden zijn allen in hetzelfde traditioneel landschap gelegen: “Land van Zottegem”. Dit landschap wordt gekenmerkt door een golvende topografie met een verstedelijkt weefsel en sterk versnipperde open ruimten. In de omgeving van de deelgebieden komt de Relictzone (R40062) ‘Land van de Molenbeken’ voor. Deelgebied 4 situeert zich in de relictzone. De overige deelgebieden bevinden zich op maximaal 800m van deze relictzone. De ‘Ter Erpenbeek’ en de Molenbeek worden aangeduid als lijnrelict. Er komen geen puntrelicten voor binnen de verschillende deelgebieden (zie Kaart 7). Relictzone Land van de Molenbeken: Wetenschappelijke waarde: Brede topzones en minder diepe valleien. Zwak golvend reliëf met zachte hellingen en langgerekte depressies. Afwisseling van opeenvolgende langgerekte ZW-NO gerichte ruggen en ingesneden beekvalleien en secundaire depressies. Beken hebben asymmetrische dalen. Breed, hoger gelegen centraal deel, ontstaan van verschillende valleihoofden in de vorm van amfitheaters, beken en riviertjes hebben een consequent verloop. Historische waarde: Omgeving Sint-Lievens-Houtem: wegenpatroon herkenbaar volgens Ferraris, percelering groter dan huidige toestand. Omgeving Vlekkem: toestand op Ferraris: open landbouwgebied, grotere percelering dan huidige toestand, wegenpatroon herkenbaar, geen bebouwing aanwezig. Noorden van Oombergen: structuur van Ferraris duidelijk herkenbaar in de huidige toestand: open landschap met enkele bospercelen, noorden van Walsegem: bos en natte weilanden. Noorden van Hillegem: bosgebied langs de Kottembeek aanwezig volgens Ferraris en Vandermaelen. Gebied ten ZW van Hillegem is nog steeds open landschap met bosperceel, toestand onveranderd sinds Ferraris en Vandermaelen. Richting van de percelering is ongewijzigd, percelering nu kleiner. Gebied ten westen van Aaigem: volgens Ferraris: bospercelen in een open landbouwlandschap, huidige toestand van de bospercelen: vorm en grootte herkenbaar tov Ferraris. Gebied ten oosten van Herzele en Hillegem: beekvallei en Grote Beek vormt bij Ferraris een open landschap met enkel perceelsranden langs de beek. Wegenpatroon volgens Ferraris, percelering gewijzigd. Verstoring: Noorden van Oombergen: gebied nu doorsneden door N42 en N46. Gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied. Esthetische waarde: Heuvelachtig landschap, Omgeving Sint-Lievens-Houtem: open landbouwgebied, kleine percelen. Omgeving Vlekkem: kleine percelering, geen perceelsranden, bebouwing afwezig. Gebied ten westen van Aaigem: in de vallei van de Molenbeek: bomenrijen, kleine percelen bos en overwegend weiland. Gebied ten NO van Haaltert: open landbouwlandschap met kleine regelmatige percelen. Beleidswenselijkheden:
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
47 van 58
Vrijwaren resterende open ruimten door weren en bufferen van bewoning en infrastructuur. Accentueren van de landschappelijke structuur door benadrukken van de perceptieve kwaliteiten van het reliëf en de valleien.
De ankerplaats (A40074) ‘Vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere’ situeert zich aan de westelijke rand van deelgebied 8. De overige deelgebieden zijn niet gelegen in de buurt van een ankerplaats, uitgezonderd deelgebied 2 dat zich op ca. 200m ten noorden van deze ankerplaats bevindt. De Vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere: Wetenschappelijke waarde: De vallei is asymmetrisch. Er komen plaatselijk bronzones en stuwwatertafels voor met daarbijhorende bronbossen en stuwwaterverschijnselen. Historische waarde: Op de kaart van Ferraris (ca. 1775) en Van der Maelen (ca.1850) zijn de meersen met bomenrijen langs Molenbeek en langs de percelen duidelijk zichbaar. De dries is duidelijk herkenbaar. Er ligt een poel op de dries, rond het plein staat bebouwing. De bebouwing is nauwelijks toegenomen t.o.v. Ferraris en Vandermaelen. Het (half-)gesloten karakter landschap langs Molenbeek met perceelsrandbegroeiingen rond de weilanden en fragmenten bos, is goed bewaard. Het kasteel van Herzele is met een dreef met het dorp verbonden. In de vallei ten zuiden daarvan komen vele hagen voor. Er komen enkele hoeves in de vallei voor die op oude kernen terug gaan. Esthetische waarde: Het gesloten landschap ligt langs de Molenbeek, het is hoofdzakelijk weiland met nog enkele percelen bos. Op de Molenbeek liggen verschillende watermolens. Ook enkele historische hoeven komen in de vallei voor. De structuur van de Dries is nog goed bewaard. Ter hoogte van Herzele is de vallei van de Molenbeek wat breder en komen veel hagen rond de weilanden voor. Het kasteel van Herzele ligt ongeveer op het hoogste punt. Ruimtelijk structurerende waarde: De vallei van de Molenbeek, met de vele molens, loopt centraal door de ankerplaats. Daarrond komen vele weilanden in de asymmetrische vallei voor. Deze zijn door lineaire vegetatie omzoomd. Enkele bosjes dragen eveneens bij tot het gesloten karakter van het landschap. In de vallei komen er verschillende historische hoeven voor. Het kasteel van Herzele ligt bovenaan de heuvelkam. Op de minder steile valleihellingen komt akkerland voor op kleine kouters. Op sommige plaatsen komen bronbosjes voor op de valleihellingen. Binnen de deelgebieden of in de omgeving ervan, komen geen beschermde monumenten, dorps- of stadsgezichten voor. Deelgebied 8 bevindt zich in het beschermde landschap van de ‘Vallei van de Molenbeek (fase I)’. Dit beschermd landschap werd echter nog niet op kaart ingetekend. Deelgebied 8 valt hier evenwel onder. In of binnen een perimeter van 100m komen er geen elementen voor die zijn opgenomen in de databank ‘inventaris bouwkundig erfgoed’. In de Centraal Archeologische Inventaris zijn geen vindplaatsen opgenomen in en ter 4 hoogte van de plangebieden . Het ontbreken van vindplaatsen zegt niets over de
4 De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
48 van 58
aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het plangebied is niet eerder onderzocht op haar archeologische waarde.
Binnen de verschillende deelgebieden worden een aantal buurt- en voetwegen aangeduid. Deelgebied 2: Sk Aaigem •
Door het plangebied: Voetweg nr. 100
Deelgebied 3: RC Bambrugge: •
Door het deelgebied: Voetweg nr. 40
•
Oostrand: Weg nr. 15
•
Zuidrand: voetweg nr. 47
Deelgebied 4: KFC Olympic Burst: •
Door het deelgebied: Voetweg nr. 41
Deelgebied 5: Sportina: •
Oostrand: Voetweg nr. 76
Deelgebied 6: Eendracht Burst •
Door het plangebied: Voetweg nr. 28
Deelgebied 8: De Meerse Lijnvissers: •
5.4.2
Oostrand: Voetweg nr. 107
Mogelijke effecten De verdere invulling van de plangebieden brengt slechts in zeer beperkte mate vergraving met zich mee, daar het grotendeels een bestendiging van de huidige situatie betreft. Hierbij bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten. Mits de nodige maatregelen genomen worden (zie verder) en wegens de beperkte uitbreidingsmogelijkheden, zijn hier geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten. De bestendiging en zeer beperkte mogelijkheden tot uitbreiding van de bestaande infrastructuur/gebouwen hebben geen effect op de voetwegen die in het plangebied gekend zijn. Enkele van de voetwegen zijn in de huidige situatie reeds verstoord. Het plan zal geen bijkomend negatief effect hebben op de voetwegen. De huidige situatie wordt bestendigd voor de verschillende deelgebieden. De huidige situatie bestaat reeds gedurende ruime tijd. Gezien de zeer beperkte ingrepen binnen de verschillende deelgebieden, zijn er geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten op de nabijgelegen ankerplaats (‘Land van de Molenbeken’), relictzones, lijnrelicten, elementen opgenomen in de databank ‘Inventaris Bouwkundig Erfgoed’ en beschermd landschap. Gezien de bestendiging of de zeer beperkte uitbreidingsmogelijkheden (oa deelgebied 2) wordt ook geen effect op de beleving van het landschap verwacht.
5.4.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief De invulling van de deelgebieden binnen de huidige bestemmingszones wordt geacht, uitgezonderd voor deelgebied 2, geen effect teweeg te brengen op het huidige landschapsbeeld en –beleving.
afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met verder onderzoek vastgesteld te worden.”
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
49 van 58
De mogelijke effecten van het nulalternatief/autonome evolutie verschillen van deze van het plan voor deelgebied 2. De invulling van de woonuitbreidingszone zal leiden tot een verdere invulling van het open landschap en heeft een effect op de beleving van het landschap door de omwonenden. In vergelijking met het plan wordt dit als negatiever ingeschat.
5.4.4
Milderende maatregelen Omdat niet duidelijk is in hoeverre archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied, noch wat hun aard, omvang en conservering is, adviseren wij om vooraf aan de beperkte ontwikkelingen in het plangebied (voornamelijk deelgebied 2) ter hoogte van de geplande/mogelijke bebouwing (bijkomend) een archeologisch vooronderzoek te laten uitvoeren.
5.4.5
Conclusie Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht, rekening houdende met de milderende maatregelen.
5.5
Mens
5.5.1
Referentiesituatie De 8 deelgebieden van het RUP zonevreemde sportterreinen liggen verspreid over het grondgebied van de gemeente Erpe-Mere. De deelgebieden liggen aan of ten zuiden van de as N46. Deelgebied 1: Het terrein bevindt zich tussen de N46 en de Botermelkstraat. De site bestaat uit één voetbalterrein (niet-reglementair) dat gebruikt wordt door het jeugdhuis (gelegen in de onmiddellijke omgeving van dit terrein). De voetbalclub telt 26 leden en er wordt tweewekelijks een thuiswedstrijd gespeeld. De KSA maakt wekelijks gebruik van het veld. De club is hier reeds aanwezig sinds 1960.
Deelgebied 2: Het terrein bevindt zich langs de Langemunt en sluit op de dorpskern van Aaigem. De site bestaat uit 2 voetbalvelden, één klein oefenveld, cafetaria, kleedkamers met sanitaire installatie, tribune, dug-outs, verlichtingspalen, tuinhuis, een tolhok, verhardingen in steenslag en platines en afsluitingen. De nog niet benutte delen door recreatie binnen de grenzen van het RUP kennen een agrarisch gebruik. De vereniging telt ca. 185 leden, deels jongeren. Het hoofdterrein wordt driemaal per week de bezet, terwijl het 2 veld bijna dagelijks gebruikt wordt. De vereniging bevindt zich op deze locatie sinds begin 1970.
Deelgebied 3: Het terrein van RC Bambrugge bevindt zich langs de Lindekouter in Bambrugge. De site bestaat uit 1 voetbalveld, een klein oefenveld, afdak, dug-outs, een container, verlichtingspalen en afsluitingen. Vooraan het perceel bevindt zich een steenslagverharding die gebruikt wordt als parking. De vereniging telt ca. 220 leden, waarvan 98% afkomstig uit Erpe-Mere. De vereniging is op de huidige locatie gesitueerd sinds 1951.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
50 van 58
Deelgebied 4: Het terrein bevindt zich langs de Oudendijk en sluit aan op de dorpskern van Burst. De site bestaat uit 2 voetbalvelden, cafetaria, kleedkamers met sanitaire installatie, tribune, dugouts, verlichtingspalen, 2 garageboxen, een afdak, een tickethok, verhardingen in steenslag en afsluitingen. De vereniging werd op de huidige locatie opgericht in 1947 en telt ca. 112 leden.
Deelgebied 5: Het terrein van Sportina bevindt zich in de dorpskern van Erpe langs de Rooseveltlaan. De site bestaat uit 4 tennisterreinen met daarnaast een cafetaria/kleedkamers en vooraan een parking. De tennisclub telt ca. 246 leden (hoofdzakelijk afkomstig uit Erpe-Mere) en werd op de huidige locatie opgericht in 1981. De terreinen worden tussen april en oktober dagelijks gebruikt.
Deelgebied 6: Het terrein bevindt zich aan de Langeveldstraat in Burst. De site bestaat uit een voetbalveld en een cafetaria/kleedkamer. Een deel van het terrein wordt gebruikt als landbouwgebied (achterste gedeelte). De vereniging telt ca. 35 leden en werd opgericht op de huidige locatie in 1972. De terreinen worden 4 maal per week gebruikt. De gemeenteschool gebruikt deze velden voor de speelpleinwerking.
Deelgebied 7: Het terrein bevindt zich langs de Edixveldestraat in Mere, in de onmiddellijke omgeving van de wijk Groendal. De site bestaat uit één voetbalterrein dat gebruikt wordt als oefenveld (er worden ook wedstrijden gehouden met de reserven). Daarnaast is er een paardenpiste aanwezig en wordt de rest van het perceel grotendeels benut hetzij voor de paardensport, hetzij als parking (op de weide). De ruitervereniging telt ca. 42 leden. Er worden wekelijks vier trainingen georganiseerd. Het terrein kan individueel permanent gebruikt worden. De voetbalvereniging telt ca. 140 leden. De ruitervereniging is pas sinds 2004 aanwezig op deze locatie. De voetbalclub is reeds geruime tijd hier aanwezig.
Deelgebied 8: Het terrein bevindt zich langs de Biezeputstraat en ligt op de rand van het hoofddorp Mere. De site bestaat uit één visvijver. Vooraan bevinden zich twee gebouwen die gebruikt worden als cafetaria, berghok, … De visclub telt ongeveer 150 leden. In de winterperiode wordt er éénmaal per week gevist, in de zomer meermaals per week en in juli en augustus dagelijks.
Algemeen: Er zijn geen problemen gekend omtrent de verkeersleefbaarheid van de verschillende deelgebieden. Rondom de voetbalvelden is verlichting aanwezig. Er zijn geen klachten voor het sportterrein Dido (deelgebied 1) gekend/gemeld. Voor sportterrein Sportina was er een klacht omtrent lichtvervuiling in 2005. De oplossing bestond erin om de verlichting vanaf een bepaald uur te doven. Het RUP dient hier rekening mee te houden. Voor deelgebied Edixvelde zijn geen klachten gekend, evenals voor RC Bambrugge, SK Aaigem, De Meerse Lijnvissers, Eendracht Burst en Olympic Burst.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
51 van 58
5.5.2
Mogelijke effecten Huidige functie Het RUP voorziet in de bestendiging van de bestaande situatie. Er zijn dan ook geen effecten op de huidige functies te verwachten. Landbouw Bij uitvoering van het plan zal er een zeer beperkte bijkomende oppervlakte van het agrarisch areaal worden ingenomen door de zone voor dagrecreatie (ca. 1ha). De samenhang van de agrarische zone wordt echter niet verstoord. Gezien de zeer beperkte oppervlakte wordt het verlies van landbouwareaal als beperkt negatief beoordeeld. Mobiliteit Algemeen gesproken worden weinig effecten verwacht t.o.v. de bestaande situatie. De dynamiek van de verschillende deelzones wordt laag gehouden. De huidige toestand wordt bestendigd en voor enkele van de deelgebieden zijn zeer beperkte uitbreidingsmogelijkheden toegestaan. Gezien de kleinschaligheid van de sportterreinen en de beperkte ingrepen, worden er geen aanzienlijke effecten op de mobiliteit verwacht. Lucht, geluid en licht Gezien de verwaarloosbare effecten op de mobiliteit, worden geen effecten op de luchtkwaliteit verwacht. De inplanting van verlichting rondom een voetbalveld dient, zoals opgenomen in het concept stedenbouwkundige voorschriften, zodanig gericht zijn, dat er geen hinder is voor de omwonenden. Er wordt dan ook slechts een zeer beperkt negatief effect voor de omwonenden verwacht. Er worden gezien de zeer beperkte ingrepen in de deelgebieden (of in sommige gevallen een volledige bestendiging) geen bijkomende effecten van geluid verwacht.
5.5.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Een verdere invulling binnen de huidige gewestplanbestemming wordt geacht geen aanzienlijk negatieve effecten (lucht, licht, mobiliteit) teweeg te brengen voor de deelgebieden. De invulling van deelgebied 2 met woningen, heeft een groter effect op de mobiliteit in vergelijking met voorliggend plan. Het effect, gezien de beperkte oppervlakte, zal evenwel niet aanzienlijk zijn. Een invulling binnen de huidige bestemming, en bijgevolg het verdwijnen van de sportterreinen, heeft een aanzienlijk effect op het bodemgebruik en dus op de recreatiemogelijkheden van de recreanten.
5.5.4
Milderende maatregelen Inzake de inplanting van verlichting wordt in het RUP reeds aangegeven dat deze functioneel moet zijn. Er wordt geadviseerd om de lichtmasten zodanig in te planten dat de hinder ten aanzien van de omgeving minimaal is, de richting van de verlichting moet maw functioneel zijn en er mag geen verstrooiing van het licht zijn (zeker een aandachtspunt voor het deelgebied Sportina, gezien de klacht uit 2005).
5.5.5
Conclusie Voor zover er rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen, zijn er vanuit de discipline mens geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten.
5.6
Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
52 van 58
5.7
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van de deelgebieden en de zeer beperkte schaal van de mogelijke uitbreidingen, wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP “Zonevreemde sportterreinen”.
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Op basis van de op dit moment beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP “Zonevreemde sportterreinen” te Erpe-Mere, er geen aanwijzingen zijn dat er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het RUP “Zonevreemde sportterreinen”, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007. De nodige voorgestelde milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verwerkt in het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan.
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
53 van 58
6
Bijlagen
6.1
Bijlage 1: Afweging tot opname in het RUP: Sportveld Dido 5
CRITERIA
SCORE
MOTIVATIE
DEELRUIMTEN/HOOFDRUIMTEN Ligging t.o.v. deelruimte/hoofdruimte
±
Deze locatie maakt deel uit van de hoofdruimte noordoostelijk binnenkamersgebied en maakt deel uit van de versnipperde open ruimte. Deze site bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van de hoofdruimte Molenbeken. • Het sportterrein ligt niet geïsoleerd in de open ruimte, maar sluit aan op een historisch gegroeid bebouwingslint (Botermelkstraat) en ligt naast een school. • De sportsite sluit aan op een gebied waar zich nog andere niet-agrarische functies bevinden zoals woningen, bedrijven, … • Er wordt geen uitbreiding gevraagd • Het sportterrein ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden, het terrein bevindt zich langs de N 46 • De huidige en potentiële mogelijkheden voor de landbouw mogen niet gehypothekeerd worden door een eventuele uitbreiding van de site, er wordt geen nieuw landbouwterrein ingenomen, dit is een bestaande site die reeds jaren aanwezig is • Er wordt geen uitbreiding gevraagd, de site is visueel nauwelijks waar te nemen. Dit betekent dat deze site voldoet aan de beoordelingsprincipes die opgenomen werden in de hoofdruimten/deelruimten.
SPECIFIEKE AFWEGING Ligging / ruimtelijke factoren Ligging t.o.v. open ruimte en kwetsbare gebieden
±
Het terrein ligt ingesloten tussen de Botermelkstraat en de N 46. Er wordt geen open ruimte ingenomen.
Ligging t.o.v. woonkern /
±
Het terrein sluit onrechtstreeks aan op de lintbebouwing langs de N46 en de
5
+betekent positieve beoordeling voor criterium, - is negatieve beoordeling, 0 betekent dat die factor niet meespeelt, ± betekent dat er zowel positieve als negatieve argumenten bestaan
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
54 van 58
bebouwing
Botermelkstraat en het gehucht Vijfhuizen. Erpe werd geselecteerd als hoofddorp.
Grootte van het terrein t.o.v. het reguliere gebied / vergunningstoestand
-
De site ligt volledig in agrarisch gebied en is dus volledig zonevreemd. Er zijn geen vergunningen voorhanden. Er zijn op de goals en de zandpiste van het volleybalveld na geen constructies op de site aanwezig.
Groeimogelijkheden (sportief)
+
Er zijn geen groeivooruitzichten op korte of lange termijn.
Uitbreidingsmogelijkheden (terreinen)
±
Er is op de site slechts beperkte mogelijkheid om uit te breiden. Er wordt echter geen uitbreiding gevraagd.
Milieuhinder (algemeen)
0
Niet van toepassing
Visuele vervuiling (gebouwen, installaties, reclame, enz)
+
Door de beperkte infrastructuur (2 goals en de palen voor een volleybalnet) veroorzaakt de site geen visuele hinder.
Omvang bebouwing (impact op omgeving)
0
Er is geen bebouwing aanwezig
Lichtvervuiling
+
Er is geen verlichting voorhanden
Luchtvervuiling (bv bij gemotoriseerde sporten)
0
Niet van toepassing
Watervervuiling (douches, sproeiwater,…)
0
Niet van toepassing
Waterwinningsgebied (kans op vervuiling)
0
Niet van toepassing
Watertoets
+
De site ligt niet binnen een gebied dat gevoelig is voor wateroverlast. Aan de overkant van de Botermelkstraat ligt de beekvallei van de Molenbeek met een afgebakend potentieel overstromingsgebied. De lintbebouwing van de Botermelkstraat ligt hier echter tussen.
Geluidsoverlast
±
Geen meldingen
Hinder voor aangrenzende gebieden
0
Geen gegevens hieromtrent beschikbaar, maar er wordt vanuit gegaan dat de impact hieromtrent relatief beperkt is door de beperkte infrastructuur.
Parkeerproblemen (parkeerdruk)
±
Er zijn voldoende parkeermogelijkheden langs de Oudenaardsesteenweg en aan het jeugdhuis Dido, er kan ook geparkeerd worden langs de Botermelkstraat op de straat.
Veiligheidsprobleem (schutterijen, toestellen, gebruik, enz)
0
Niet van toepassing
Verkeerstechnische problemen (aangepaste wegen,…)
±
Er is eigenlijk geen verharde toegang naar de site. Enkel langs het KSA-terrein is er een pad in steenslag. Vanaf de N46 is er geen echte
Hinder
Mobiliteit
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
55 van 58
toegang voorzien, maar kan de site via het fietspad en een brugje over de afwateringsgracht bereikt worden.
Bereikbaarheid met de auto
+
Via de N 46 (secundaire weg II) en de Botermelkstraat (lokale weg)
Bereikbaarheid met de fiets
±
Idem, maar gevaarlijke oversteken met N46
Bereikbaarheid met openbaar vervoer
+
Er is openbaar vervoer voor handen langs de N46 en N9.
Frequentie van gebruik
+
De terreinen worden minstens 1 x / week gebruikt door 1 voetbalploeg en de KSAjongeren.
Sportgebonden overlast
±
Het voetbal en het volleybal zorgen in zeer beperkte mate voor overlast. Het gaat slechts over 1 voetbalveld en 1 volleybalveld, gebruikt door 1 ploeg en de KSA-jongeren.
Impact op lokale bevolking (binding)
+
De meeste spelers en supporters komen uit de onmiddellijke omgeving. Bovendien wordt de site om de 2 weken gebruikt als speelweide door de lokale KSA, die op het aanpalend perceel in de Botermelkstraat haar lokaal heeft.
Impact bovenlokaal
+
Er zijn ook verschillende spelers uit de regio.
Alternatieven voor sport op andere terreinen
+
Er zijn op dit ogenblik geen volwaardige alternatieven voor handen.
Mogelijkheid tot polyvalent gebruik (meerdere sporten of andere activiteiten zoals jeugd, speelplein,…)
+
Op de site worden op heden reeds verschillende activiteiten gecombineerd, nl. voetbal, volleybal en speelweide voor de KSA. Er is evenwel niet veel ruimte meer beschikbaar voor nog bijkomende activiteiten.
Impact
Alternatieven
Besluit: De site maakt deel uit van het Noordoostelijk binnenkamersgebied, De site sluit aan op de bebouwing langs de Botermelkstraat en de Oudenaardsesteenweg. De openruimtekamer is eerder een binnengebied en met vrij veel bebouwing rondom het terrein. De site is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De impact van het terrein is beperkt door het ontbreken van bebouwing en door de geringe oppervlakte. De site is niet kwetsbaar voor wateroverlast en is goed bereikbaar, evenwel met enkele gevaarlijke punten voor de zwakke weggebruiker in de omgeving. Er is voldoende ruimte beschikbaar om op termijn te voorzien in een buffer en er is op heden reeds een polyvalent gebruik. Er wordt geopteerd om deze site op te nemen in een RUP en zone-eigen te maken. De dynamiek van deze site dient evenwel laag te blijven. Er wordt ook geen bebouwing toegestaan.
⇒ OPNAME
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
56 van 58
6.2
Bijlage 2 Kaarten
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
57 van 58
6.3
Bijlage 3: Concept grafische plannen
1294343003/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde sportterreinen’: verzoek tot raadpleging
58 van 58