Screening plan-MER-plicht RUP Zonevreemde bedrijven Gemeente Erpe-Mere
COLOFON Opdracht: Screening plan-MER-plicht RUP Zonevreemde bedrijven te Erpe-Mere Opdrachtgever: Gemeente Erpe-Mere Oudenaardsesteenweg 485 9420 Erpe-Mere Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.soresma.be kwaliteitslabel ISO 9001:2000
Identificatienummer: 1294343004 Datum:
status / revisie:
Augustus 2010
versie 3
Vrijgave: Cedric Vervaet - Projectleider Projectmedewerkers: Cedric Vervaet - Projectleider Bert Bossyns - Adviseur
Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Soresma mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Inhoud 1
Kadering van het verzoek tot raadpleging
6
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
8
2.1
Initiatiefnemer
8
2.2
Planomschrijving
8
2.2.1 Plangebied
8
2.2.2 Voorontwerp RUP
14
2.2.2.1
Beoordelingskader Zonevreemde bedrijven
14
2.2.2.2
Selectie deelgebieden
19
2.2.2.3
Opmaak voorontwerp RUP en visie per deelgebied
19
2.3
Planalternatieven
21
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
22
3.1
Juridische randvoorwaarden
22
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
25
3.2.1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
25
3.2.2 Ruimtelijk Structuurplan Provincie Oost-Vlaanderen
26
3.2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)
29
3.2.4 De omzendbrief RO/97/01 en RO/2000/01 in verband met respectievelijk het BPA zonevreemde bedrijven en over het planologisch attest, het bedrijfsBPA en het sectoraal BPA zonevreemde bedrijven en het besluit van de Vlaamse Regering van 13/12/2002 tot bepaling van de nadere regels inzake het planologisch attest 33 3.2.5 Gewestelijk RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst
34
4
Bepalen van de plan-MER-plicht
35
5
Potentiële milieueffecten van het plan
36
5.1
Bodem
36
5.1.1 Referentiesituatie
36
5.1.2 Mogelijke effecten
37
5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
38
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
3 van 66
5.1.4 Milderende maatregelen
38
5.1.5 Conclusie
38
5.2
39
Water
5.2.1 Referentiesituatie
39
5.2.2 Mogelijke effecten
42
5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
45
5.2.4 Milderende maatregelen
45
5.2.5 Conclusie
45
5.3
45
Fauna en flora
5.3.1 Referentiesituatie
45
5.3.2 Mogelijke effecten
47
5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
53
5.3.4 Milderende maatregelen
53
5.3.5 Conclusie
53
5.4
53
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1 Referentiesituatie
53
5.4.2 Mogelijke effecten
57
5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
57
5.4.4 Milderende maatregelen
57
5.4.5 Conclusie
58
5.5
58
Mens
5.5.1 Referentiesituatie
58
5.5.2 Mogelijke effecten
62
5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief
63
5.5.4 Milderende maatregelen
63
5.5.5 Conclusie
63
5.6
Leemten in de kennis
63
5.7
Grensoverschrijdende effecten
63
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
4 van 66
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten
63
6
Bijlagen
64
6.1
Bijlage 1: Afweging tot opname in het RUP: Keukens Redant
64
6.2
Bijlage 2: Kaarten
66
Lijst van figuren Figuur 3-1: Deelgebieden op het gewestplan (In zwart cirkeltje: situering Provinciaal RUP Oudernaardsesteenweg-Bosstraat) .................................... 23 Figuur 3-2: Gewenste ruimtelijk-economische structuur (bron: GRS Erpe-Mere) 30 Figuur 3-3: Gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten op mesoschaal (bron: GRS Erpe-Mere)................................................................................. 31 Figuur 5-1: Geluidsbelastingskaart (Bron: LNE) .................................................. 61 Figuur 5-2: Daggemiddelde PM10 concentratie - aantal dagen overschrijding .... 62
Lijst van tabellen Tabel 1: overzichtstabel categorisering ............................................................... 14 Tabel 3-1: juridische randvoorwaarden RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen” . 22 Tabel 5-1: bodemkarakteristieken t.h.v. de verschillende zonevreemde bedrijventerreinen ......................................................................................... 36 Tabel 5-2: hydrografische karakteristieken in en in de omgeving van de verschillende deelgebieden........................................................................... 39 Tabel 5-3: overzicht watertoets............................................................................ 40
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
5 van 66
1
Kadering van het verzoek tot raadpleging In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Erpe-Mere werd opgenomen dat voor de zonevreemde bedrijven een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dient opgemaakt te worden. Deze zonevreemdheid vindt in belangrijke mate zijn oorsprong in het gegeven dat de gewestplanning een gedetailleerde bodembestemmingsplanning was; dit doordat het gewestplan geconcipieerd werd op gewestelijk niveau en van daaruit tot op het niveau van het kadastraal perceel. Terwijl het quasi onmogelijk is om vanaf het gewestelijk niveau rekening te houden met de gedifferentieerdheid en eigenheid van de lokale situatie. Voor heel wat bedrijven is het gewestplan een belemmering voor verdere ontwikkeling. Verschillende situaties kunnen hierbij worden aangehaald, nl.: een aantal bedrijven bestonden reeds van vóór de opmaak van het gewestplan (1972-1978); een deel van deze bedrijven werd echter zonevreemd door inkleuring van het gewestplan. Voor zonevreemde bedrijven zijn slechts beperkt mogelijkheden voor uitbreiding, verbouw en herbouw: de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt specifiek de ‘basisrechten’ voor zonevreemde constructies (artikels 4.4.10. t.e.m. 4.4.22.) en regels voor zonevreemde functiewijzigingen (art. 4.4.23.), als afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften. • een aantal bedrijven kwam tot stand via de ‘opvulregel’ e.d., maar de bodembestemming werd niet toegepast. Het bedrijf is zonevreemd waardoor uitbreiden, verbouwing, en/of herbouw van het bestaande bedrijf slechts mogelijk is volgens bovenvermelde “basisrechten” voor zonevreemde bedrijven, vastgelegd in de VCRO. • een aantal zone-eigen bedrijven wensen uit te breiden in een gebied dat hiervoor volgens het gewestplan niet voor in aanmerking komt (agrarisch gebied, natuurgebied, …); nochtans kan in sommige gevallen een dergelijke uitbreiding perfect passen binnen het ruimtelijk kader van de omgeving en zou deze uitbreiding minder storend zijn dan een herlokalisatie van het bedrijf naar een hiervoor volgens het gewestplan wel geschikte zone. Om een oplossing te bieden aan deze problematiek werd ook het instrument van het planologisch attest voorgesteld. Door de bedrijven met de dringendste problemen werden reeds planologische attesten opgesteld of zijn deze in aanvraag. •
De gemeente wordt echter meer en meer met dergelijke aanvragen geconfronteerd. Dit ruimtelijk uitvoeringsplan dat voortvloeit uit het GRS dient een oplossing voor deze problematiek te bieden. Dit uitvoeringsplan heeft als voordeel dat de globale problematiek van de zonevreemde bedrijvigheid bestudeerd wordt en niet enkel bedrijf per bedrijf zoals bij een planologisch attest. Ook dient de gemeente voor alle gunstig verklaarde planologische attesten een uitvoeringsplan op te stellen. Het is praktischer als dit niet geval per geval dient bestudeerd te worden. 1
In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP “zonevreemde bedrijven” wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de gemeente Erpe-Mere) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties:
1
De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
6 van 66
• 1° de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; • 2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Op 16 juli 2010 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP). Op 10 augustus werd een reactie ontvangen. De aan te schrijven adviesinstanties zijn: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Agentschap Ondernemen ANB – OostVlaanderen Agentschap Ruimte en Erfgoed Agentschap Ruimte en Erfgoed Departement Landbouw en Visserij VMM
e
3 Directie
Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
Entiteit Ruimtelijke Economie
Gouvernementstraat 1 Ellipsgebouw
t.a.v. Steven Laureys Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen Afdeling Duurzame OostLandbouwontwikkeling Vlaanderen Afdeling Operationeel Waterbeheer
t.a.v. Bram Vogels
Graaf de Ferrarisgebouw
Koning Albert II-laan 35, bus 12 Gebr. Van Eyckstraat 4-6 Gebroeders Van Eyckstraat 4-6 Gebroeders Van Eyckstraat 4-6 Burgemeester Van Gansberghelaan 115 bus a Koning Albert II-laan 20 bus 16
9000 Gent 1030 Brussel 9000 Gent 9000 Gent 9000 Gent 9820 Merelbeke 1000 Brussel
Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de planMER-plicht van het RUP ‘zonevreemde bedrijven’ over te maken aan Soresma, optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de gemeente Erpe-Mere en dit op volgend adres: Soresma Britselei 23 2000 Antwerpen t.a.v. Bert Bossyns
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
7 van 66
2
Beschrijving plan en afbakening plangebied
2.1
Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Erpe-Mere is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan “zonevreemde bedrijven’, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-plicht.
2.2
Planomschrijving
2.2.1
Plangebied Kaart 1: Situering deelgebieden (op topografische kaart) Kaart 2: Situering deelgebieden (op orthofoto) Het RUP “Zonevreemde bedrijven” bestaat uit verschillende deelgebieden (42), verspreid gelegen over het grondgebied van de gemeente Erpe-Mere. De gemeente is gelegen in het zuidoostelijk deel van de provincie Oost-Vlaanderen en behoort tot het arrondissement Aalst. De fusiegemeente telt 8 deelgemeenten: Mere, Erpe, Aaigem, Burst, Bambrugge, Ottergem, Vlekkem, Erondegem. Erpe-Mere is omgeven door de buurgemeenten SintLievens-Houtem en Lede in het noorden, Aalst in het oosten, Haaltert in het zuiden en Herzele in het zuidwesten. De gemeente heeft een oppervlakte van 3.403 ha en telt 19.042 inwoners. Ondanks de aanwezigheid van verschillende grootschalige infrastructuren en activiteiten zoals de E40, het bedrijventerrein, de optredende verstedelijking, … is Erpe-Mere grotendeels nog steeds een landelijke gemeente met een heuvelachtig reliëf dat naar het noorden toe vlakker wordt. Van zuid naar noord lopen ook de belangrijkste beken: de westelijke Molenbeek en de oostelijke Molenbeek die respectievelijk uitmonden in de Schelde en de Dender. De belangrijkste natuurwaarden in deze gemeente bevinden zich in de valleitjes die door deze beken gevormd worden. De open ruimte wordt voornamelijk bepaald door de landbouw. De verschillende agrarische bedrijven bevinden zich vooral in de kernen- met uitzondering van Aaigem- waardoor nog heel wat open kouters bewaard bleven. De meeste woningen bevinden zich in de verschillende dorpskernen, als lintbebouwing langs de belangrijkste wegen en verspreid over het grondgebied (vooral ten zuiden van de gemeente). Onder de dorpskernen is Mere – hier woont ongeveer 25 % van de bevolking – de belangrijkste, gevolgd door Burst. Erpe is ook belangrijk wat bevolkingsaantallen betreft, maar de bebouwing is hier meer verspreid. Ook Erondegem is versnipperd en Burst bestaat uit “Oud Burst” noordelijk van de N46 en “Nieuw Burst” zuidelijk van de N46. Bambrugge en Aaigem zijn kleine kernen en Vlekkem en Ottergem zeer kleine kernen. De kernen van Mere, Erpe en Aaigem liggen langs de vallei van de oostelijke Molenbeek, de kernen van Erondegem, Vlekkem, Bambrugge en Burst liggen langs de vallei van de westelijke Molenbeek. Erpe-Mere wordt doorkruist door heel wat lijninfrastructuur waarvan de snelweg A10/E 40 – met bijhorende op- en afrittencomplex, de N 46 (Oudenaardsesteenweg), de N 9 (Gentsesteenweg), de N 442 (Leedsesteenweg) en de spoorlijnen de belangrijkste zijn. De lijninfrastructuren hebben mede de ruimtelijke structuur van deze gemeente bepaald. Ter hoogte van het op- en afrittencomplex werd een bedrijventerrein aangelegd en is een KMOzone in ontwikkeling. Langs de “steenwegen” bevinden zich verschillende grootschalige handelsactiviteiten. De impact van de spoorlijnen op de nederzettingsstructuur is beperkter. Enkel te Burst ontwikkelde zich rond het station een (tweede) nieuwe kern. Kaarten 1 en 2 geven een situering van de 42 deelgebieden op een topografische kaart en op orthofoto weer.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
8 van 66
Deelgebieden: (totaal 14,09 ha) - Deelgebied 1: Keukens Redant (0,62ha) Het deelgebied bevindt zich in agrarisch gebied en in industriegebied, gelegen op de oostelijke rand van Ottergemdorp en het aanpalende industriegebied. Het bedrijf (klasse 5) is dus deels zonevreemd, bestaat reeds 27 jaar en plaatst keukens. Het bedrijf is bereikbaar via Ottergemdorp en het industriegebied. De 9 personeelsleden zijn afkomstig uit de omgeving. De klanten komen voornamelijk naar Ottergemdorp, waar zich de toonzaal van het bedrijf bevindt. De dagelijkse leveringen geschieden hoofdzakelijk via het industrieterrein. -
Deelgebied 2: Sint-Janshof (0,21ha)
Het bedrijf binnen deelgebied 2 is gelegen in woongebied en landelijk agrarisch gebied. Het bedrijf is deels zonevreemd, terwijl de parking volledig zonevreemd is. Het bedrijf verhuurt een feestzaal, zonder personeel. Oorspronkelijk werd het bedrijf opgericht als een meubelzaak (jaren ’50), waarna het in de jaren ’60 als jeugdherbeg/feestzaal werd gebruikt. In 1987 werd de site opgekocht door de huidige eigenaar. De bereikbaarheid van de zaal is relatief goed via de Keerstraat. Het bedrijf maakt deel uit van de uitloper van de lintbebouwing vanuit Vlekkem. -
Deelgebied 3: Vijverman en zonen (0,58ha)
Een groot deel van de bedrijvensite ligt in agrarisch gebied. Voorts is het deelgebied gelegen in woongebied met landelijk karakter. Het bedrijf werd opgericht in 1966. Het bedrijf sluit aan bij de dorpskern van Vlekkem en telt ca. 3 werknemers. De ontsluiting van het bedrijf is op dit ogenblik niet optimaal. Het bedrijf voert chapewerken uit en legt parketvloeren aan. -
Deelgebied 4: Vergucht Marcel – Vergucht Hydraulics (0,69ha)
Het deelgebied is gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het bedrijf is volledig zonevreemd. De woning van de bedrijfsleider bevindt zich in woongebied. Het bedrijf maakt deel uit van de dorpskern van Erpe en maakt pompen, slangen en hydraulische toepassingen. Het bedrijf bevindt zich sinds 1978 op de huidige locatie en kent een goede bereikbaarheid. Afhankelijk van het aantal opdrachten, zijn er leveringen met vrachtwagens, camionetten, … -
Deelgebied 5: Garage Van den Eeckhoudt (0,42ha)
Het bedrijf is deels zonevreemd en maakt deel uit van de dorpskern van Erpe, tussen de N46 en de Dorpsstraat. Het betreft een takeldienst en autoherstelplaats. Het deelgebied is gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De tijdelijke stalling van auto’s is soms storend voor de omgeving. Het bedrijf is via de dorpsstraat goed bereikbaar, doch de mobiliteitsimpact is relatief beperkt. Het bedrijf telt, naast de beide zaakvoerders, nog twee werknemers. -
Deelgebieden 6 – 7: Claus Import (0,53ha / 0,23ha)
Claus import omvat twee sites, gelegen langsheen de Gentsesteenweg (N9), op ca. 2,5km van elkaar. Claus import verkoopt tegels en natuursteen. Het bedrijf werd gesticht in 1960. De gebouwen van nr. 158 branden deels, waardoor het bedrijf tijdelijk werd overgebracht naar nr. 496. Nadien verhuisde het bedrijf terug naar nr. 158 en wordt de locatie op nr. 496 enkel als bijkomende opslagruimte gebruikt. Het bedrijf is goed bereikbaar. Er zijn 6 werknemers in dienst. Deelgebied 6 is gelegen in woongebied met een landschappelijk karakter en agrarisch gebied. Deelgebied 7 ( de huidige opslagruimte) is gelegen in agrarisch gebied. Het bedrijf is grotendeels zonevreemd. -
Deelgebied 9: Smederij Van Impe Benny (0,14ha)
Deelgebied 9 is gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het bedrijf is deels zonevreemd. Het bedrijf is gelegen langs de N46. Naast de bedrijfsleider werkt er nog een tijdelijke werkkracht. Het betreft een kleinschalig lokaal bedrijf, met een beperkte mobiliteitsimpact dat werd opgericht in 1992 en zich sinds 2002 op de huidige locatie bevindt. Het bedrijf is vlot bereikbaar.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
9 van 66
-
Deelgebied 10: De Smet Edgar (0,38ha)
Bedrijf De Smedt Edgar verkoopt legerstocks (auto’s, auto-onderdelen en ander legermateriaal) en is gelegen in deelgebied 10. Het bedrijf werd in 1962 opgericht. Er is geen permanente verkoopsruimte aanwezig. Er is enkel opslag binnen gebouwen (niet in openlucht) op deze site langsheen de N9 (en dus vlot bereikbaar). Het is volledig zonevreemd gelegen in agrarisch gebied. -
Deelgebied 11: Hendrickx & Co (0,43ha)
Het bedrijf, een doe-het-zelf zaak, werd in 1977 opgericht en bevindt zich sinds 1992 op de huidige locatie. Er zijn drie medewerkers actief binnen het bedrijf, samen met de zaakvoerder. Het bedrijf is volledig zonevreemd, en ligt in agrarische gebied. Er vinden ongeveer drie leveringen per dag plaats. De locatie, langs de N9, is zeer vlot te bereiken, en er komen tussen de 50 en 100 klanten per dag langs. -
Deelgebied 12: Nys Annie (0,13ha)
De kantlintweverij Nys Annie, opgericht in 1962 op de huidige locatie, is deel zonevreemd gelegen. Het eigenlijke bedrijf is nagenoeg volledig zonevreemd. Deelgebied 12 situeert zich in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De woning van de zaakvoerder bevindt zich vooraan. Het bedrijf sluit aan bij dorpskern van Erpe. De site is uitstekend bereikbaar via de Oudenaardsesteenweg en bevindt zich in de nabijheid van de E40. -
Deelgebied 13: De Krijger (0,19ha)
De boekhandel ‘De Krijger’ situeert zich in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het bedrijf is grotendeels zone-eigen. Het bedrijf sluit aan bij de dorpskern van Erpe en is sinds 1993 op de huidige locatie gesitueerd in een oude brouwerij, met drie werknemers. -
Deelgebied 14: Autohandel Patrick (0,30ha)
Langsheen de Leedesteenweg (N442) (nr.’s 106, werkplaats en opslag, en 117, toonzaal, opslag en beperkte werkplaats) situeert zich autohandel Patrick. De gebouwen van nr 117 zijn gelegen in woongebied met landschappelijk karakter en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De gebouwen van nr 106 zijn gelegen in landschappelijk waardevol gebied en woongebied met landelijk karakter. De parking is zonevreemd (nr 117). De locatie op nr 117 is een moderne garage, met vier werknemers. De locatie op nr 106 kan uitdoven, indien uitbreiding mogelijk is op nr 117. Het stationeren van auto’s in de buurt van nr 106 wordt door de omwonenden vaak storend gevonden. -
Deelgebied 15: Dullaers Marc (0,12ha)
Het sanitair en verwarmingsbedrijf is deel zonevreemd. De eigenlijke bedrijfsruimte is volledig zonevreemd. Het deelgebied is gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied en is gelegen langsheen de N46. Het betreft een kleinschalig bedrijf, deel uitmakend van de lintbebouwing tussen de kernen van Bambrugge en Burst. Het betreft voornamelijk opslag van materialen. De activiteiten vinden hoofdzakelijk op de werf van de klanten plaats. -
Deelgebied 16: Adelante (0,30ha)
Schoonheidsinstituut Adelante (met inbegrip van een sauna) is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied (sinds 1995) en dus volledig zonevreemd gelegen. Het historisch gegroeide bedrijf heeft 4 werknemers in dienst. Het bestaande gebouw werd volledig gerestaureerd, waarbij instandhoudingswerken werden uitgevoerd aan gevel en dak. De site is relatief goed bereikbaar via de Leedsesteenweg en de Groenstraat. De rustige ligging is een troef voor het bedrijf. -
Deelgebied 17: De Tandt Marc garage (0,28ha)
Het deels zonevreemd gelegen bedrijf langsheen de Oudenaardsesteenweg (N46), situeert zich in woongebied met landelijk karakter en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het is hier gevestigd sinds 1989. Het maakt deel uit van de dorpskern van Bambrugge en
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
10 van 66
heeft een beperkte mobiliteitsimpact en is goed bereikbaar dankzij de ligging langsheen de N46. Er zijn vier werknemers werkzaam. -
Deelgebied 18: Antiek De houtroos(0,15ha)
Het deels zonevreemd gelegen bedrijd ‘Antiek De Houtroos’, situeert zich in woongebied en natuurgebied en is gelegen langsheen de N46. Het is hierdoor zeer goed bereikbaar. Er zijn een 5 à 10 klanten per dag. Het bedrijf doet in import en export van antieke meubelen en restauratie. -
Deelgebied 19: Garage-Carrosserie De Clercq Benjamin (0,62ha)
Het familiebedrijf bevindt zich langs de Gentsesteenweg (N9) (sinds 1992) en kent een beperkte mobiliteitsimpact en is goed bereikbaar. Het bedrijf is gesitueerd in agrarisch gebied, er is evenwel een verkaveling van kracht. -
Deelgebied 20: De Taey Hector Vennootschap (0,13ha)
De steenkapperij (eenmanszaak) van arduin, marmer en grafzerken bevindt zich langs de Gentsesteenweg (N9) te Erondegem en is hier reeds 7 jaar gevestigd. De site is gelegen in woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied en dus deels zonevreemd. Het bedrijf bevindt zich wel in een verkaveling. -
Deelgebied 21: A.E.C. Poorten nv (0,43ha)
Dit deelgebied is gelegen in woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied en dus deels zonevreemd. Het bedrijf is wel in een verkaveling gelegen. Het is gesitueerd langs de N9 te Erondegem. Er zijn 10 mensen werkzaam en de mobiliteitsimpact is beperkt. -
Deelgebied 22: Mallefroy (0,04ha)
Dit deelgebied, met de florist Mallefroy, bevindt zich in agrarisch gebied (dus volledig zonevreemd) langsheen de N9 te Erondegem, in lintbebouwing. Het is goed zichtbaar en bereikbaar. Het bedrijf is hier gevestigd sinds 1997. Er zijn drie personen werkzaam in het bedrijf. -
Deelgebied 23: De Coen Wilfried (0,29ha)
Het bedrijf stelt drie werknemers te werk in de bedrijfsruimte gevestigd aan de N9 te Erondegem. Het betreft een herstelplaats voor motorvoertuigen, gelegen in woongebied en natuurgebied. Het is dus deels zonevreemd, maar bevindt zich wel in een verkaveling. De loods van het bedrijf is sinds 1990 op de huidige locatie gelokaliseerd. Het bedrijf is zeer goed bereikbaar door de ligging in een brede zijstraat van de Gentsesteenweg (N9). -
Deelgebied 24: Isostart bvba (0,5ha)
Het bedrijf werd in 1963 opgericht op de huidige locatie. De woning en magazijn werden in 1985 opgericht. De materialen voor het polystyreenbedrijf worden per vrachtwagen aangeleverd. De milieuvergunning werd geweigerd daar het bedrijf zonevreemd gelegen is in woongebied met landelijk karakter en natuurgebied. Er zijn drie werknemers werkzaam in het bedrijf, gelegen in een brede zijstraat van de N9 te Erondegem. - Deelgebied 25: Dumont Luc (0,16ha) Het bedrijf werd op de huidige locatie opgericht in 1980, langs de Dorent te Burst (zijweg van de N46). Het betreft een benzinestation met één werknemer. Het bedrijf is volledig zonevreemd, daar het gelegen is in natuurgebied. Tweemaal per week wordt er geleverd aan het station. -Deelgebied 26: Autohandel Matthijs Gunther (0,17ha) Het deels zonevreemde bedrijf, gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied, bevindt zich sinds 1998 op de huidige locatie. Het betreft de verkoop van e 2 handswagens en herstellingen aan personenwagens. Het bedrijf is goed bereikbaar, omwille van de ligging langs de Gentsesteenweg (N9), te midden van lintbebouwing aan de rand van het dorpscentrum van Erondegem. -
Deelgebied 27: Cheriecars (0,21ha)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
11 van 66
De garage/carrosserie (incl. restauratie oldtimers) is deels zonevreemd, gelegen in woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het bedrijf bevindt zich sinds 1996 op de site, gelegen in de Nijverheidsstraat in de dorpskern van Mere. -
Deelgebied 28: Bvba DSGP (0,15ha)
Het betreft een schrijnwerkerij, dewelke zich sinds 2000 op de huidige site, nabij de dorpskern van Mere (Nijverheidsstraat) bevindt. Er werken ca. 5 werknemers. Het bedrijf is deels zonevreemd, gelegen in woongebied en landschappelijk agrarisch gebied. - Deelgebied 30: Van Aerde meubelen (0,22ha) De aan- en verkoop van meubelen geschiedt sinds 1965 op de huidige locatie, langsheen de Oudenaardsesteenweg (N46). Het betreft een eenmanszaak en is gelegen in woongebied en woonuitbreidingsgebied en dus zonevreemd. -
Deelgebied 31: Autobanden Lievens (0,21ha)
De eenmanszaak is gelegen in de Nijverheidsstraat te Mere, sinds 1994. Het deelgebied situeert zich in woongebied en parkgebied en is bijgevolg deels zonevreemd. - Deelgebied 34: VDE-invest (0,98ha) Het bedrijf, gelegen in de zijweg Impestraat van de N9 (Gentsesteenweg) te Erondegem, situeert zich in woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied en is bijgevolg deels zonevreemd. Sinds 1970 is het bedrijf hier gevestigd. Het bedrijf heeft tot 3 leveringen per dag. De activiteiten van het bedrijf zijn de levering van vloer- en wandtegels, plaatsing, marmerbewerking en steenhouwen. -
Deelgebied 35: De Waele Invest (Houtidee)(0,61ha)
Deelgebied 35 is gelegen in woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied. Het bedrijf De Waele Invest, een hobbycenter met verkoop van tuinbenodigdheden, is dus zoenvreemd. Gezien de ligging aan de Gentsesteenweg in lintbebouwing is het bedrijf zeer goed bereikbaar. Er is één werknemer in dienst. - Deelgebied 36: Moto’s Dirk (0,10ha) Het bedrijf doet verkoop en herstellingen van fietsen, bromfietsen, grasmaaiers en bijhorigheden. Het betreft een eenmanszaak, die sinds 1981 op de huidige locatie is gevestigd. Het deelgebied bevindt zich in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en dus betreft het een zonevreemd bedrijf. Het bedrijf is gelegen aan de Langemunt te Aaigem en is goed bereikbaar. -Deelgebied 37: Coppens Erik & Co (0,14ha) Het bedrijf Coppens E. & Co staat in voor de uitvoering van grondwerken (bouwonderneming) en is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en bijgevolg zonevreemd. Het bedrijf werd op de site gesticht in 1980 als bouwfirma, maar voert momenteel ook grondwerken uit. Er is hinde voor de omgeving, daar de site kampt met ruimtegebrek. Leveringen en bedrijfsvoertuigen staan geregeld op de openbare weg De site is gelegen langs de Langemunt te Aaigem. -
Deelgebied 38: NV Tittelboom – D’Hoye (0,35ha)
De aard van de bedrijvigheid betreft een aannemer afwerking, gevestigd op de huidige locatie langs de Magerstraat in de nabijheid van de dorpskern van Mere sinds 1974. Het deelgebied is gelegen in woongebied en parkgebied en bijgevolg betreft het een zonevreemd bedrijf, met drie werknemers. -
Deelgebied 39: Rubex (0,14ha)
Rubex staat in voor de installatie van keukens, ingemaakte kasten en badkamerkasten. Het bedrijf is gelegen op de huidige site sinds 1936. Het deelgebied valt op het gewestplan in de bestemmingszone natuurgebied en is bijgevolg zonevreemd. Gelegen langs de Dorent te Burst, een belangrijke zijweg van de N46, is de bereikbaarheid goed. Er vindt gemiddeld één levering per week plaats. -
Deelgebied 41: Brakel Aero Nv (0,31ha)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
12 van 66
Deelgebied 41 is gelegen in woongebied met landelijk karakter en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het bedrijf, dat handelt in brandveiligheids- en ventilatiesystemen, is zonevreemd en is gesitueerd langs de Schoolstraat. Dit is een belangrijke verbindingsweg tussen de dorpskern van Mere en de buurgemeente Haaltert. Er zijn ca. 27 personen werkzaam en er zijn een 5 à 10 leveringen per week aan het bedrijf. Het bedrijf is op de huidige site reeds van voor 1998 aanwezig. -
Deelgebied 42: Bouwmaterialen Danckaert NV (0,79ha)
Het bouwmaterialenbedrijf Danckaert is zonevreemd gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Sinds 1945 is het bedrijf op de huidige site gesitueerd. De ontsluiting van het bedrijf is goed door de ligging langs de verbindingsweg tussen Aaigem en Burst en in de omgeving van de E40 en Oudenaardsesteenweg. Het bedrijf heeft reeds extra gronden aangekocht om te kunnen blijven groeien. Er zijn 8 werknemers actief en er vinden dagelijks leveringen plaats met vrachtwagens. Er werd reeds een planologisch attest aangevraagd en goedgekeurd. -
Deelgebied 43: De Vleesschouwer garage (0,44ha)
De garage houdt zich bezig met de verkoop en herstel van vrachtwagens. Het bedrijf is deels zonevreemd gelegen in woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied. Er zijn 7 mensen werkzaam in het bedrijf, gelegen langs de Langemunt te Aaigem. Er passeren een 8-tal klanten per dag. Er zijn dagelijks een tweetal leveringen van wisselstukken per vrachtwagen. Het bedrijf werd in 1963 op de huidige locatie gesticht. Er is een planologisch attest in aanvraag. Er werd reeds een planologisch attest aangevraagd en goedgekeurd. -
Deelgebied 44: Van den Bossche NV (0,28ha)
Het bedrijf, zonevreemd gelegen in agrarisch gebied, produceert en plaatst ramen en deuren in aluminium en PVC. Er werd in 2002 een gunstig planologisch attest afgeleverd. Gelegen aan de Windmolenstraat te Vlekkem, is de ontsluiting relatief in orde. Er zijn ca. 10 personen werkzaam in deze zaak. Er zijn ca. 5 grote en enkele kleine leveringen per week aan het bedrijf. In 1972 werd het bedrijf op de huidige site opgericht. -
Deelgebied 45: Goessens Tuincentrum (0,82ha)
Het zonevreemd gelegen tuincentrum, situeert zich in woongebied met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied sinds 1946. Er werd een positief planologisch attest afgeleverd in 2004. De bereikbaarheid is uitstekend, gezien de ligging aan de Opaaigem te Aaigem. Er zijn 7 werknemers werkzaam. Het bedrijf trekt een 160 –tal klanten per dag aan en er zijn een 22-tal leveringen per week aan het bedrijf. -
Deelgebied 50: Garage Troch (0,37ha)
De goed ontsloten garage Troch (verkoop en herstellingen van autovoertuigen) langs de Gentsesteenweg te Erpe-Mere, is gelegen in natuurgebied en bijgevolg zonevreemd. Het bedrijf is hier gelokaliseerd sinds 1970. Er komen 10 tot 15 klanten per dag naar de garage en er vinden ca. 2 leveringen per dag plaats en telt voorts twee werknemers. Er werd een planologisch attest ingediend. Er werd reeds een planologisch attest aangevraagd en goedgekeurd. -
Deelgebied 51: Lepage (0,22ha)
De werkplaats van het bedrijf Lepage, hetwelk maatkeukens en interieur vervaardigd, is gelegen langs ‘Vlekkemdorp’ in Vlekkem en is gelegen in agrarisch gebied. De gebouwen zijn hoofdzakelijk vergund. De toegang tot het bedrijf geschiedt via een erfdienstbaarheid over het perceel Vlekkemdorp nr. 27 (perceel met nr. 211d²). De zaakvoerder heeft een strook grond aangekocht langsheen de Meiweg (perceel 211a²) waardoor de toegang naar de werkplaats in de toekomst zal lopen via de Meiweg. Het bedrijf wenst het dak te vervangen en een poort te plaatsen ter hoogte van de nieuwe toegang en heeft hiervoor in september 2009 een stedenbouwkundige vergunning gekregen. Het bedrijf wilt de huidige activiteiten bestendigen. Het betreft tevens een éénmanszaak.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
13 van 66
2.2.2
Voorontwerp RUP
2.2.2.1
Beoordelingskader Zonevreemde bedrijven Om te bepalen welke zonevreemde bedrijven opgenomen worden in het RUP, wordt een beoordelingskader opgesteld. Binnen dit kader zullen de verschillende zonevreemde bedrijven geplaatst dienen te worden. Hiervoor werd in de eerste plaats vertrokken vanuit de voorstellen die opgenomen waren in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Deze voorstellen waren echter nog niet voldoende uitgewerkt en werden naar aanleiding van dit RUP verder aangevuld en gedetailleerd. Daarnaast werd bij de afweging ook rekening gehouden met de specifieke kenmerken van elke bedrijf (via een inventaris bepaald). Het afwegingskader maakt gebruik van hoofdruimten. De geselecteerde deelgebieden (bedrijven) werden beschreven in paragraaf 2.2.1. De algemene beschrijving van deze hoofdruimten komt hieronder aan bod. Naar gelang de ligging van het bedrijf in deze hoofdruimte en het specifiek karakter van elk bedrijf worden volgende mogelijke classificaties aan de verschillende bedrijven toegekend (zie boven): - klasse 0: bedrijven die geherlokaliseerd moeten worden, zelfs indien ze geen uitbreiding nodig hebben; - klasse 1: bedrijven die niet mogen uitbreiden. Deze bedrijven kunnen in principe verder werken binnen de bestaande gebouwen met de uitspraak dat herlokalisatie op korte en middellange termijn is aangewezen. Bij de stopzetting van de activiteiten wordt geen nieuwe zonevreemde bedrijvigheid toegelaten; - klasse 2: bedrijven met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Verbouwingen en beperkte uitbreidingen zijn mogelijk. Een echte schaalvergroting van het bedrijf is niet toegelaten. De toegelaten activiteiten worden beperkt. Nieuwe activiteiten moeten qua milieuhinder in principe minder storend zijn dan de bestaande, zowel wat de dynamiek als de aard van de activiteit betreft; - klasse 3: bedrijven met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Verbouwingen en beperkte uitbreidingen zijn mogelijk. Een echte schaalvergroting van het bedrijf is niet toegelaten. Er worden echter geen beperkingen opgelegd voor de aard van de activiteiten; - klasse 4: bedrijven die zich verder kunnen ontwikkelen. De randvoorwaarden voor de uitbreiding worden vastgelegd per bedrijf in functie van de omgeving. De toegelaten activiteiten worden beperkt. Nieuwe activiteiten moeten qua milieuhinder in principe minder storend zijn dan bestaande, zowel wat de dynamiek als de aard van de activiteit betreft; - klasse 5: bedrijven die zich verder kunnen ontwikkelen. De randvoorwaarden voor de uitbreiding worden vastgelegd per bedrijf in functie van de omgeving. Er worden geen beperkingen opgelegd zowel wat de dynamiek als de aard van de activiteiten betreft. Tabel 1: overzichtstabel categorisering
Klasse
Korte termijn
Lange termijn
blijven bestaan uitbreiden (ruimtelijk)
nieuwe activiteiten
Klasse 0
neen
neen
neen
Klasse 1
ja
neen
neen
Klasse 2
ja
beperkt
beperkt
Klasse 3
ja
beperkt
ja
Klasse 4
ja
ja
beperkt
Klasse 5
ja
ja
ja
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
14 van 66
A) Hoofdruimte noordoostelijk binnenkamersgebied Beschrijving Het noordoostelijk binnenkamersgebied omvat het meer verstedelijkte deel van Erpe-Mere. Dit gebied herbergt een groot aantal woonkernen, die door een lintenweb met elkaar verbonden zijn. Het is in hoofdzaak een landbouwgebied van een lagere kwaliteit met een meer afgesloten en kleinere binnenkamersstructuur. De zandleemgronden in de binnenkamers van het ‘oostelijk rastergebied’ herbergen kleinere percelen, wat hen geschikt maakt voor intensievere teelten. De sterke verlinting heeft ertoe geleid dat de ruimtelijke structuur er moeilijk afleesbaar is. In deze dichte bebouwde omgeving werden heel wat linten als woongebied met landelijk karakter opgenomen op het gewestplan, zodat de problemen met zonevreemdheid hier minder groot zijn. Door de sterke verlinting komen er in het noordelijk deel van Erpe-Mere geen grote aaneengesloten open ruimten meer voor. Wel kunnen er doorheen de woonlinten verbindingen gerealiseerd worden met de achterliggende open ruimtekamers. Gewenste ontwikkeling In het meer verstedelijkte noordelijke deel van Erpe-Mere vormt het vrijwaren van de nog resterende zichtrelaties en open ruimte corridors in de woonlinten een belangrijke beleidsoptie. In de binnenkamers vormt de land- en tuinbouw de hoofdactiviteit. Aangezien de gronden in deze binnenkamers van mindere kwaliteit zijn, en zij reeds gesloten karakter hebben, kunnen er aansluitend bij de bestaande bebouwing ook serreteelten en boomkwekerijen toegelaten worden. Centraal in de open ruimte kamers zal er echter geen nieuwe bebouwing worden toegestaan. In het verstedelijkte noordelijke deel van Erpe-Mere zijn de groene aders, die de beide Molenbeken vormen, nog nauwelijks zichtbaar. De aanwezigheid van de beken zal aangewend worden om het bestaande weefsel in het noordoostelijk binnenkamersgebied op te waarderen en om groene en aantrekkelijke woonmilieus te creëren in dit gebied. Waar de Molenbeken geflankeerd worden door parallelle woonlinten (‘sandwichzones’), worden zij als groene longen van de woonkernen uitgebouwd. Bij kruisingen met wegen worden de beekvalleien opnieuw visueel te versterkt, zodat de Molenbeken terug voelbaar aanwezig worden in de dorpskernen. Verder kan de beekdoorgang de groene draad worden voor de groenaanleg van de kern.
Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • •
• • •
ondersteuning van het behoud van de bestaande bedrijven waar mogelijk; een verdere versterking van het woonweefsel en de hierbij horende bedrijvigheid dient gestimuleerd te worden indien dit bijdraagt tot een beter morfologisch geheel en de achterliggende (gave) open ruimtekamers niet geschaad worden; de aanwezige (gave) open ruimtekamers dienen zoveel mogelijk gevrijwaard worden; er dient gestreefd te worden naar een harmonieuze overgang tussen de deze hoofdruimte en de hoofdruimte Molenbeken; naar gelang de ligging van bedrijven binnen deze ruimte dienen de in toekomst toegelaten activiteiten vastgelegd te worden. Naar gelang de bedrijven meer aansluiting vinden bij de kern, kunnen meer activiteiten toegestaan worden. Als algemeen principe wordt gehanteerd dat nieuwe activiteiten zowel op het vlak van mobiliteitsimpact, milieuhinder en ruimtelijke impact geen significante hogere dynamiek hebben dan de huidige, verweving van bedrijven met het woonweefsel wordt nagestreefd.
Beoordelingsprincipes zonevreemde bedrijven Er dient binnen deze ruimte een gedifferentieerd beleid gevoerd te worden naar gelang de specifieke ligging van het bedrijf binnen dit gebied, hierbij dient weliswaar steeds rekening gehouden te worden met de globale gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de volledige deelruimte. Er dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen:
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
15 van 66
• •
de dorpskernen Mere en Erpe (met inbegrip van de door de N 46 van de kern afgesneden straten) en de ruimte tussen de E 40 en N 9 versnipperde open ruimte
Dorpskernen Mere en Erpe (met inbegrip van de door de N 46 van de kern afgesneden straten) en de ruimte tussen E 40 en N 9
De uitbreidingsprincipes van de bedrijven worden wezenlijk niet beperkt. Als toetssteen gelden de typische ruimtelijke kenmerken van zijn omgeving. Verweving van de bedrijvigheid binnen het woonweefsel wordt nagestreefd. Alle mogelijke klassen zijn in principe mogelijk, doch een significante hogere dynamiek van de hier aanwezige zonevreemde bedrijven wordt weliswaar niet toegelaten, rekening houdende met de ligging van Erpe-Mere in het buitengebied.
Versnipperde open ruimte Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: • • • • • • •
Het bedrijf ligt niet geïsoleerd in de open ruimte, maar sluit aan op een historisch gegroeid bebouwingslint of woonconcentratie. De bedrijfsgebouwen sluiten aan op een bebouwingsconcentratie en de eventuele uitbreiding kan aansluiten op de bestaande bedrijfssite. Het bedrijf sluit aan op een gebied waar zich nog andere niet-agrarische functies bevinden zoals woningen, andere bedrijven, … De uitbreiding van het bedrijf genereert geen extra milieuhinder. Het bedrijf ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden. De huidige en potentiële mogelijkheden voor de landbouw mogen niet gehypothekeerd worden door een eventuele uitbreiding van het bedrijf. Een eventuele uitbreiding dient te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving.
Als classificatie kan maximaal klasse 4 toegekend worden.
B) Hoofdruimte westelijk open gebied Beschrijving Het westelijk open gebied omvat het landelijke deel van Erpe-Mere. Dit gebied wordt gekenmerkt door kleine kernen en dunbebouwde linten. Het is in hoofdzaak een open landbouwgebied van hoge landbouwkwaliteit met een open karakterstructuur. De leemgronden van de uitgestrekte open koutergebieden in dit deel van Erpe-Mere zijn geschikt voor een grondgebonden autonome landbouw. Door de grote oppervlakte van de percelen, is dit gebied geschikt voor extensieve teelten. De dunner bebouwde linten in het westelijk open gebied werden bij de opmaak van het gewestplan niet als woongebied erkend. De omgeving van Aaigem herbergt dan ook heel wat minder dens bebouwde woonlinten, die op het gewestplan in het agrarisch gebied opgenomen werden en dus zonevreemd zijn. De problematiek van de zonevreemde gebouwen uit zich het sterkst in dit deel van de gemeente. In de hoofdruimte westelijk open gebied zijn er nog grote open ruimte gebieden. Gewenste ontwikkeling Tussen de verschillende kernen kunnen er open ruimte corridors uitgebouwd worden. Zij vormen een duidelijke begrenzing voor de kernen en verbinden de open ruimten met elkaar. Er dient voldoende aandacht te gaan naar het behoud van deze open ruimterelaties. De nog aanwezige open ruimte dient zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven. Verweving van de bedrijven binnen de kernen wordt zoveel mogelijk nagestreefd.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
16 van 66
Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • ondersteuning van het behoud van de bestaande bedrijven waar mogelijk; • een verdere versterking van het woonweefsel en de hierbij horende bedrijvigheid dient gestimuleerd te worden, indien dit bijdraagt tot een beter morfologisch geheel en de achterliggende gave open ruimte niet geschaad wordt; • de aanwezige gave open ruimtes dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te worden, aandachtspunten zijn overgangen tussen de volledig niet bebouwde ruimte en de bebouwing, open zichten dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te worden; • er dient gestreefd te worden naar een harmonieuze overgang tussen de deze hoofdruimte en de hoofdruimte Molenbeken; • naar gelang de ligging binnen deze ruimte dienen de in toekomst toegelaten activiteiten vastgelegd te worden. Naar gelang de bedrijven meer aansluiting vinden bij de kern, kunnen meer activiteiten toegestaan worden. Als algemeen principe wordt gehanteerd dat nieuwe activiteiten zowel op het vlak van mobiliteitsimpact, milieuhinder en ruimtelijke impact geen significante hogere dynamiek hebben dan de huidige, verweving van bedrijven met het woonweefsel wordt nagestreefd Beoordelingsprincipes zonevreemde bedrijven Er dient binnen deze ruimte een gedifferentieerd beleid gevoerd te worden naar gelang de specifieke ligging van het bedrijf binnen dit gebied, hierbij dient weliswaar steeds rekening gehouden te worden met de globale gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de volledige deelruimte. Er dient hierbij een onderscheid gemaakt te worden tussen: • •
de dorpskernen Burst, Bambrugge en Aaigem; de waardevolle open ruimte.
Dorpskernen Burst, Bambrugge, Aaigem en de ruimte tussen E 40 en N 9 De uitbreidingsprincipes van de bedrijven worden wezenlijk niet beperkt. Als toetssteen gelden de typische ruimtelijke kenmerken van zijn omgeving. Verweving van de bedrijvigheid binnen het woonweefsel wordt nagestreefd. Alle mogelijke klassen zijn in principe mogelijk, doch een significante hogere dynamiek van de hier aanwezige zonevreemde bedrijven wordt weliswaar niet toegelaten, rekening houdende met de ligging van Erpe-Mere in het buitengebied.
Waardevolle open ruimte Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: •
• • • • • •
•
Het bedrijf ligt niet geïsoleerd in de open ruimte en zorgt niet voor een verstoring van het open karakter van de omgeving. Het bedrijf conflicteert niet met de open omgeving; De bedrijfsgebouwen sluiten aan op een bebouwingsconcentratie en de eventuele uitbreiding kan aansluiten op de bestaande bedrijfssite; Het bedrijf sluit aan op een gebied waar zich nog andere niet-agrarische functies bevinden zoals woningen, andere bedrijven, …; De uitbreiding van het bedrijf genereert geen extra milieuhinder of visuele hinder; Het bedrijf ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden; De huidige en potentiële mogelijkheden voor de landbouw mogen niet gehypothekeerd worden door een eventuele uitbreiding van het bedrijf; Een eventuele uitbreiding dient te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving. Er mag op visueel vlak geen verstoring in het uitzicht van de omgeving ontstaan door de aanwezigheid van het bedrijf, noch door de uitbreiding; De inplanting van het bedrijf en de eventuele uitbreiding dienen benaderd te worden vanuit landschappelijk standpunt en moet dan ook optimaal in de omgeving ingepast worden.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
17 van 66
Als classificatie kan maximaal klasse 4 toegekend worden.
C) Hoofdruimte Molenbeken Beschrijving Het netwerk van twee beekvalleien is een belangrijk element van het fysisch systeem in Erpe-Mere. De valleien van de beide Molenbeken zijn van grote ecologische en landschappelijke waarde.
Gewenste ontwikkeling Beide beekstructuren dienen behouden, en waar wenselijk hersteld en versterkt te worden. In de hoofdruimte Molenbeken is het verhogen van de landschappelijke kwaliteit van groot belang. Er dient aandacht geschonken te worden aan het maximale behoud van de gave landschapsrelicten. De Honegemmeersen en de omgeving van de Engelsmolen zijn als ankerplaatsen prioritair. Verder zal het afwisselend karakter van de valleien, met zowel valleibosjes als door perceelsrandbegroeiing omgeven weiden, verder uitgebouwd worden. De diverse molensites zullen hierin eveneens een belangrijke rol spelen. Het zuidelijk deel van Erpe-Mere kent nog een vrij kwalitatief landschap waarin open kouters en gesloten beekvalleien elkaar afwisselen. Dit landschap zal zoveel mogelijk bewaard en verder versterkt worden. Binnen de hoofdruimte Molenbeken vormt het herstel van de kleine landschapselementen een belangrijke beleidsdoelstelling. Op het gewestplan werden de Molenbeekvalleien grotendeels als natuurgebied ingekleurd. Toch is de problematiek m.b.t. de zonevreemdheid hier beperkt. Aansluitend bij de dorpskernen en de molensites zijn er wel een aantal knelpunten die opgelost dienen te worden. Er dient hierbij gestreefd te worden naar een harmonieuze afstemming tussen deze hoofdruimte en de hierop aansluitende ruimtes. Dit resulteert in volgend ruimtelijk programma: • • • • • • •
behoud en ontwikkelen van de oevervegetaties; behoud en ontwikkelen van beekgeleidende natte vegetaties in de alluviale gronden; vermijden van saneringswerken waarbij de waterhuishouding in de valleigebieden wordt verstoord; extensiever landbouwgebruik op de dalflanken gelegen langs biologisch waardevolle gebieden; uitwerken van een bouwverbod in de nog onaangetaste gebieden; vermijden van werkzaamheden in beekvalleien waardoor debietspieken of verdrogingverschijnselen optreden; aandacht voor de ontwikkeling van de waardevolle grascomplexen.
Beoordelingsprincipes zonevreemde bedrijven Volgende beoordelingsprincipes worden gehanteerd: • Enkel bedrijven die reeds decennialang aanwezig zijn, komen in aanmerking om eventuele uitbreidingen hiervoor te overwegen, deze uitbreidingen mogen geen negatieve invloed uit oefenen op de natuurlijke structuur; • De huidige en potentiële natuurwaarden van deze deelruimte mogen door de aanwezigheid van het bedrijf niet gehypothekeerd worden, zijn typische functie als natuurcorridor dient gewaarborgd te blijven; • De bedrijfsgebouwen (of een eventuele uitbreiding) maken deel van een bebouwingsconcentratie en de uitbreiding kan nabij de bestaande gebouwen worden gerealiseerd; • De milieuhinder (geluid, trillingen, geur, zicht, …) is beperkt; • Het bedrijf ligt aan een voldoende uitgeruste weg vanwaar een goede aansluiting op het hogere wegennet kan gegarandeerd worden;
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
18 van 66
• De bestaande constructies en de eventuele uitbreidingen dienen qua materiaalgebruik, vormgeving en schaal zoveel mogelijk te kaderen in het uitzicht en de typische ruimtelijke kenmerken van de nabije omgeving. Als maximale classificatie kan klasse 2 toegekend worden.
2.2.2.2
Selectie deelgebieden Per zonevreemd bedrijf wordt een evaluatiefiche opgesteld. Bijlage 1 geeft de fiche voor het bedrijf ‘Keukens Redant weer’, als voorbeeld. De bedrijven die na de evaluatie worden opgenomen in het RUP, als één van de 42 deelgebied, worden beschreven in paragraaf 2.2.1.
2.2.2.3
Opmaak voorontwerp RUP en visie per deelgebied Het voorontwerp RUP is in opmaak. Op basis van de evaluatiefiches (zie 2.2.2.1 en 2.2.2.2) werd er per geselecteerd bedrijf een ontwikkelingsvisie opgesteld. Het RUP zal de zonevreemde bedrijven regulariseren, maar er worden beperkingen opgelegd. De voorliggende screeningsnota zal mee de input leveren voor de beperkingen/randvoorwaarden en milderende maatregelen die worden opgelegd in het RUP per deelgebied, in het bijzonder voor de bedrijven waarvoor een uitbreiding mogelijk is. Onderstaande tabel geeft de toekomstvisie per bedrijf weer. De in vet gemarkeerde deelgebieden betreffen deze waar er meer dan een bestendiging van de bestaande toestand vooropgesteld wordt. Deelgebied
Toekomstvisie
1
Bestendigen bestaande situatie / geen uitbreidingen
2
Bestendigen bestaande situatie / optimaliseren bestaande parking
3
Bestendigen bestaande situatie
4
Uitbreiding wenselijk (om de groei verder te zetten)
5
Uitbreiding garage wenselijk (om de takelwagens te stallen)
6/7
Bestendigen bestaande situatie
9
Uitbreiding noodzakelijk
10
Uitbreiding op termijn van de bestaande opslagloodsen en parking
11
Bestendigen bestaande situatie
12
Bestendigen bestaande situatie
13
Uitbreiding (aan de achterkant) van de garage wenselijk
14
Uitbreiding gebouwen en parking op nr. 117 om de activiteiten te bundelen. Afbouw activiteiten op nr. 106 (niet opgenomen in het RUP – overzijde van de N442
15
Bestendigen bestaande situatie
16
Bestendigen bestaande situatie en beperkte uitbreiding (zwembad, 4x7) en watertank voor jacuzzi
17
Uitbreiding wenselijk voor het atelier, optimaliseren bestaande parking, behouden groenbuffer
18
Bestendigen bestaande situatie en plaatsen luifel voor opslag achteraan in open lucht
19
Bestendigen bestaande situatie
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
19 van 66
20
Bestendigen bestaande situatie
21
Uitbreiding noodzakelijk van de toonzaal, kantoren en archiefruimte. Tevens wilt men buitenverlichting plaatsen.
22
Bestendigen bestaande situatie
23
Bestendigen bestaande situatie
24
Bestendigen bestaande situatie (plus overdekking ingesloten ruimte tussen bestaande gebouwen), eventueel aankoop aanpalend perceel voor uitbreiding
25
Bestendigen bestaande situatie
26
Bestendigen bestaande situatie
27
Bestendigen bestaande situatie (eventueel afdak achteraan om auto’s te overdekken)
28
Bestendigen bestaande situatie
30
Bestendigen bestaande situatie, eventueel aankoop aanpalend perceel voor uitbreiding
31
Verdere ontplooiing van de huidige werking gewenst
34
Bestendigen bestaande situatie
35
Werking bestendigen, uitbreiding wenselijk (ruimte voor administratie en overdekte opslag)
36
Uitbreiding wenselijk van de toonzaal
37
Uitbreiding infrastructuur wenselijk voor verdere ontplooiing
38
Bestendigen bestaande situatie
39
Bestendigen bestaande situatie
41
Bestendigen bestaande situatie, met beperkte vergroting parking
42
Groei activiteiten mogelijk houden
43
Uitbreiding bestaand atelier, optimaliseren bestaande parking (verharden en voorzien groenbuffering)
44
Bestendigen bestaande situatie en beperkte uitbreiding (reeds verankerd in gunstig geadviseerd planologisch attest)
45
Uitbreiding gewenst zoals beschreven in gunstig geadviseerd planologisch attest: herbouwen bestaand gebouw met uitbreiding, aanleg parking met ca. 50 plaatsen
50
Uitbreiding toonzaal en atelier gewenst, optimaliseren bestaande parking (planologisch attest ingediend)
51
Bestendigen van de huidige activiteit, aanleg toegangsweg via perceel 211a².
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
20 van 66
2.3
Planalternatieven Het RUP wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Erpe-Mere. Het GRS geeft de visie van de gemeente Erpe-Mere weer op haar ruimtelijke ontwikkeling. In het totaal zijn er 42 zonevreemde bedrijventerreinen in de gemeente, dewelke deels of volledig zonevreemd zijn gelegen en werden opgenomen in het RUP. Met het voorliggend RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen” worden regularisatie- en uitbreidingsbehoeften van de bedrijven ingewilligd. De in het RUP opgenomen zonevreemde bedrijventerreinen werden aan de hand van een aantal criteria (toetsingkader: zie paragraaf 2.2.2.1) gekozen. Deze afweging zal uitgebreid worden toegelicht in de toelichtingsnota bij het RUP. Er kan worden geconcludeerd dat er binnen de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden voor deze bedrijventerreinen geen planalternatieven voorhanden zijn. Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt tevens een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief en autonome ontwikkeling. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief (nulalternatief). De autonome ontwikkeling gaat uit van een verdere invulling binnen de huidige bestemmingszone. Het nulalternatief en de autonome ontwikkeling zijn in voorliggend geval nagenoeg identiek. Beide scenario’s worden samen besproken. Indien er een afwijking voorkomt, wordt dit afzonderlijk vermeld.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
21 van 66
3
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
3.1
Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1. Tabel 3-1: juridische randvoorwaarden RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen”
Type plan
Kenmerken
Gewestplan Het plangebied is momenteel gelegen in: Erpe-Mere is gelegen binnen het gewestplan Zie tabel 3-2 Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem (goedgekeurd op 30 mei 1978).
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Ja (Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst)
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Algemene plannen van aanleg
Geen
Bijzondere plannen van aanleg
Geen
Planologische attesten
Ja,
2
-
Deelgebied 43: in aanvraag – mogelijk maken beperkte uitbreiding en optimaliseren parking
-
Deelgebied 44: gunstig geadviseerd beperkte uitbreiding
-
Deelgebied 45: gunstig geadviseerd (2004): slopen en groter herbouwen tuincentrum en, voorzien parking van ca. 50 plaatsen.
-
Deelgebied 50: goedgekeurd – uitbreiding toonzaal en atelier.
Habitatrichtlijngebieden
In de nabijheid (zie 5.3)
Vogelrichtlijngebieden
Geen (zie 5.3)
Gebieden van het VEN – 1e fase
In de nabijheid (zie 5.3)
Erkende natuurreservaten
In de nabijheid
Herbevestigd agrarisch gebied
Ja
Beschermde monumenten
In de nabijheid
Beschermde landschappen
In de nabijheid
Beschermde stads- en dorpsgezichten
In de nabijheid
Polders en wateringen
Geen
2
Het PRUP ‘Oudenaardsesteenweg-Bosstraat’ is van kracht (goedkeuring 2009) voor de zone van een Super GB langsheen de Oudenaardsesteenweg (zie ook figuur 3-1). Deelgebieden 1, 9, 17, 31 en 38 zijn gelegen in de ruime omgeving van dit PRUP, doch op minimaal 650m afstand. Er wordt dan ook geen interferentie tussen het provinciale en gemeentelijke RUP vewacht.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
22 van 66
Beschermingszones grondwaterwinningen
Geen
x
1 2
x
x
3
x
x
x
x
5
x
x x
9
x
x
10
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
Natuurgebied (met inbegrip van parkgebied)
x
4
6/7
Industriegebi ed
Landschappe lijk waardevol agrarisch gebied
Agrarisch gebied
Woongebied met landelijk karakter
Woongebied (of uitbreidingsg ebied)
Deelgebied
Figuur 3-1: Deelgebieden op het gewestplan (In zwart cirkeltje: situering Provinciaal RUP Oudernaardsesteenweg-Bosstraat)
x X
23 van 66
12
x
x
13
x
x x
14 15
Natuurgebied (met inbegrip van parkgebied)
x
x
x x
16 x
17 18
Industriegebi ed
Landschappe lijk waardevol agrarisch gebied
Agrarisch gebied
Woongebied met landelijk karakter
Deelgebied
Woongebied (of uitbreidingsg ebied)
x
11
x
x
x x
19 20
x
x
21
x
x x
22 23
x
x
24
x
x x
25 26
x
x
27
x
x
28
x
x
30
x (x)
31
x
x
34
x
x
35
x
x
36
x
37
x
38
x
x x
39 x
41
x x
42 x
43
x
44 45
x
x
x
x x
50 51
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
x
24 van 66
3.2
Beleidsmatige randvoorwaarden
3.2.1
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Erpe-Mere als gemeente van het buitengebied De gemeente Erpe-Mere behoort tot het buitengebied. Bekeken op het niveau van Vlaanderen is dit het gebied waarin de open (onbebouwde) ruimte overweegt. Het buitengebied bevat delen van de bebouwde ruimte en het grootste gedeelte van de onbebouwde ruimte. Het buitengebiedbeleid wordt gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. Het bestaande fysisch systeem wordt als uitgangspunt gehanteerd, en vormt als het ware de ruggengraat van het buitengebied. Doelstellingen uit het RSV voor het buitengebied zijn ondermeer het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, bosbouw, wonen en werken). Op deze wijze worden de grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied gevrijwaard en waar mogelijk versterkt.
Ontwikkelingsperspectieven zonevreemde bedrijven Ook bestaande bedrijven (zone-eigen of zonevreemde bedrijven waaronder ook agrarische bedrijven) die niet gelegen zijn op bedrijventerreinen, maken deel uit van de economische structuur, hetzij op Vlaams niveau hetzij op het niveau van de provincie, hetzij op gemeentelijk niveau. De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden vooral bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Voor het principe ruimtelijke draagkracht kunnen geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen worden aangereikt. Ruimtelijke draagkracht is afhankelijk van de ruimtelijke structuur, van het ruimtelijk functioneren van een gebied en is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en van de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente zal de ruimtelijke draagkracht van de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen. De ontwikkelingsperspectieven van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen kunnen als volgt schematisch worden weergegeven: Omwille van de verantwoordelijkheid van de gemeente inzake verlening en/of advisering van de milieuvergunning, de kennis en inschatting van de plaatselijke toestand en met name de bepaling van de draagkracht van de ruimte, komt het de gemeente toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor de bestaande bedrijven en economische activiteiten (ook agrarische bedrijven) buiten de bedrijventerreinen.
Volgende principes staan voorop bij de beoordeling van de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen. De principes mogen niet los gelezen worden van de vooropgestelde multifunctionele ontwikkelingen zoals deze in het RSV beschreven zijn met betrekking tot de stedelijke gebieden en het buitengebied. •
Een maximale verweving van economische activiteiten met de activiteiten in haar (bebouwde of onbebouwde) omgeving wordt nagestreefd; goed nabuurschap moet het uitgangspunt vormen; voor het principe goed nabuurschap kunnen, net zoals voor het principe ruimtelijke draagkracht, geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen worden aangereikt. Goed nabuurschap is afhankelijk van de ruimtelijke structuur en van het ruimtelijk functioneren van een gebied. Het is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en van de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
25 van 66
•
•
•
•
zal goed nabuurschap voor de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen; Alle mogelijkheden en voorzieningen (op milieuhygiënisch vlak, qua mobiliteitsproblematiek, …) voor ontwikkeling op de bestaande locatie worden uitputtend aangewend; De ruimtelijke implicaties bij een herlokalisatie (bijkomende infrastructuur voor nieuwe lokale en regionale bedrijventerreinen, bijkomend ruimtegebruik, versnipperen van de onbebouwde ruimte, vermindering van de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur, landbouw, bos, …) worden afgewogen tegenover ruimtelijke implicaties van een ontwikkeling op de bestaande locatie; De ruimtelijke draagkracht van de omgeving mag niet worden overschreden; de ruimtelijke draagkracht is niet in algemene regels te vatten, deze wordt gebied per gebied bepaald; historische gegroeide situaties en hinder zijn mede bepalend voor de draagkracht; Er wordt ten aanzien van de ontwikkeling van de economische activiteit een maximale beleidszekerheid en beleidscontinuïteit nagestreefd zowel in ruimte als in tijd; de verwachte ontwikkeling en uitbreiding van het bedrijf moeten goed ingeschat worden evenals bedrijfseconomische situaties (efficiëntere organisatie van de 3 bedrijfsgebouwen, verbeterde ontsluiting, …) volgens het BATNEEC-principe .
Een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waarin voor het volledige grondgebied of voor een deel van het grondgebied wordt aangegeven wat de uitbreidingsmogelijkheden voor de aldaar gevestigde bedrijven zijn, is voor de gemeente een mogelijk instrument. Het ruimtelijk uitvoeringsplan kan betrekking hebben op zowel zonevreemde bedrijven als zoneeigen bedrijven die wensen uit te breiden in een niet-geëigende bestemming. In het ruimtelijk uitvoeringsplan worden de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf met specifiek verordenende voorschriften vastgelegd. Daarbij wordt aangetoond of er uitbreidingsmogelijkheden zijn en onder welke voorwaarden dat kan gebeuren. De afgebakende oppervlakte voor uitbreiding wordt opgenomen in de ruimtebalans tussen vraag en aanbod voor bedrijventerrein voor de betrokken gemeente. De omzendbrief RO/97/01 (inmiddels geactualiseerd) inzake de zonevreemde bedrijven kan gebruikt worden bij het opstellen van de inventaris van zonevreemde bedrijven.
3.2.2
Ruimtelijk Structuurplan Provincie Oost-Vlaanderen Het Provinciaal Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen werd bij ministerieel besluit van 18 februari 2004 goedgekeurd. Deelruimten In het PRS worden verschillende deelruimten onderscheiden. Voor elk van deze deelruimten worden de uitgangspunten voor het beleid en de ruimtelijke visie en concepten geformuleerd.
Erpe-Mere behoort tot de deelruimte “Oostelijk Rastergebied” en “Zuidelijk Openruimtegebied”. Erpe-Mere ligt tevens in de schaduw van Aalst, dat in het RSV als regionaal stedelijk gebied geselecteerd werd. In het PRS maakt Aalst deel uit van de deelruimte Dendersteden. Voor de verschillende deelruimten werden in het PRS ontwikkelingsvisies uiteengezet. De belangrijkste principes voor het “Oostelijk Rastergebied” zijn: • Maximaal gebruik van de openruimtekamers voor de openruimtefuncties; • Gedeconcentreerde bundeling van wonen in een ruime selectie van kernen en enkele duidelijke centrale plaatsen;
3
Best Available Technology Not Entailing Excessive Costs
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
26 van 66
• Een verkeerssysteem vertrekkend vanuit openbaar vervoer en gericht naar de centrale plaatsen. De belangrijkste principes voor het Zuidelijke Openruimtegebied zijn: Het fysisch systeem als kapstok voor de landschapsvormende functies bos, natuur en landbouw; Behoud en versterking van het hiërarchisch spreidingspatroon en de cultuurhistorische waarde van de nederzettingen; De kleine steden als ontwikkelingspolen in de regio; Een ontsluitingssysteem gericht op de leefbaarheid van de stedelijk-economische structuur en op het vrijwaren van het rustig karakter van het buitengebied.
• • • •
Gewenste nederzettingsstructuur De voor Erpe-Mere relevante doelstellingen op vlak van gewenste nederzettingsstructuur zijn de volgende: • • •
Het voorzien in een kwantitatief en kwalitatief aanbod aan woonmogelijkheden; Tegengaan van het ongeordend uitzwermen van functies; De leefbaarheid van de buitengebiedkernen garanderen.
De lokale groei inzake wonen en werken in het buitengebied moet geconcentreerd worden in de hoofddorpen en woonkernen. Te Erpe-Mere werden Mere, Erpe en Burst als hoofddorp geselecteerd, terwijl Erondegem, Bambrugge en Aaigem woonkernen zijn. Ottergem en Vlekkem werden niet geselecteerd. M.b.t. het wonen wordt er in het PRS geen onderscheid gemaakt tussen hoofddorpen en woonkernen. Voor beide categorieën gelden volgende ontwikkelingsperspectieven: • •
Bijkomende woningen, lokale diensten en kleinhandel worden in de woonkernen en hoofddorpen opgevangen. Inbreiding staat hierbij voorop; De aard en omvang van de ontwikkelingen moeten afgestemd zijn op het niveau van de kern.
Gewenste open ruimte structuren Algemeen De voor Erpe-Mere (en dit RUP in het bijzonder) relevante doelstellingen op vlak van gewenste open ruimtestructuur zijn de volgende: • Maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor de openruimtestructuren; • Vorm geven aan een kwalitatief landschap Erpe-Mere ligt volgens het PRS op de overgang tussen het “Waardevol heuvellandschap” (omgeving Aaigem) en het Oostelijk Rastergebied (Erpe, Mere, Ottergem,…). In het waardevol heuvellandschap staat het behoud van de landschappelijke kwaliteiten en het optimaliseren van het toeristisch –recreatief medegebruik voorop in het open ruimtebeleid. Concreet houdt dit in: • • •
•
Het bewaren van de landschapskenmerken is essentieel voor het toeristisch–recreatief functioneren van de open ruimte; Vrijwaren van de ganse deelruimte van verdergaande verstedelijking wordt als een belangrijke opgave gezien; Het herstel van de landschappelijke en ecologische waarde van beekvalleien en kleine landschapselementen alsook het realiseren van de natuurverbindingsfunctie tussen ecologische componenten van bovenregionaal niveau, zijn belangrijke doelstellingen; Een gediversifieerde, grondgebonden landbouw wordt ruimtelijk ondersteund.
Daartegenover richt het ruimtelijk beleid in het oostelijk rastergebied zich op:
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
27 van 66
•
• • •
Er moet worden gestreefd naar het maximaal openhouden (weren van bebouwing) van de lokale open ruimtecorridors en beekvalleien binnen het raster; die zijn essentieel voor het herstel en de realisatie van de natuurverweving. Het realiseren van de verbinding door bosuitbreiding tussen de bossen van Serskamp en Oordegem en het realiseren van de uitbreiding van Buggenhoutbos en Kravaalbos. De resterende landschappelijke relictzones worden maximaal behouden ter vrijwaring van de landschappelijke kwaliteit. De uitbreiding van sierteelt en van glastuinbouw wordt maximaal ondersteund, gelet op de verwevingsmogelijkheden met de bestaande verlinting; binnen de openruimtekamers wordt een grondgebonden landbouw ruimtelijk ondersteund.
Erpe-Mere behoort grotendeels tot het zuidoostelijk landbouwgebied met overwegend rundveehouderij. Met als doel de structurele aantasting en afname van het landbouwareaal tegen te gaan, moeten gemeentebesturen bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen het agrarisch gebied differentiëren in de meer open landbouwgebieden enerzijds en de structureel meer aangetaste landbouwgebieden anderzijds.
Gewenste landschappelijke structuur Volgende landschappelijke relictzones en ankerplaatsen worden aangeduid als behorend tot de gewenste landschappelijke structuur op provinciaal niveau: • •
Ankerplaatsen: het gebied van Honegem en Zolegem en de vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere; Relictzones: Land van de Molenbeken, het gebied van Honegem, Zolegem en Molenbeek en het gebied van Molenbeek – Wichelen – Wanzele – Kattenbos.
De beide Molenbeken zijn geselecteerd als structuurbepalende hydrografische landschappelijke elementen. Verder worden de ‘zwerm van bosjes’ tussen Gent en Aalst opgenomen als boscomplex. Tussen Aalst en Erpe-Mere werd een openruimtecorridor aangeduid. Erpe-Mere behoort tot het traditionele landschap van het Land van Zottegem. Hieronder worden enkele ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven weergegeven voor het Land van Zottegem: • • •
vrijwaren resterende open ruimten door weren en bufferen van bewoning en infrastructuur; accentueren van de landschappelijke structuur door benadrukken van de perceptuele kwaliteiten van het reliëf en de valleien; optimaliseren mobiliteit.
Gewenste natuurlijke structuur Door de provincie worden natuurverbindingsgebieden en bovenlokale ecologische infrastructuur geselecteerd, die dienen als verbindingsstructuren van de GEN’s (Grote Eenheden Natuur) en de GENO’s (Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling) en een eerste stap zijn om over de gehele provincie een netwerk te vormen van ecologische infrastructuren.
Gewenste ruimtelijk-economische structuur
Nabij de hoofddorpen Mere, Erpe en Burst kunnen er nieuwe lokale bedrijventerreinen gerealiseerd worden, indien de gemeente de behoefte aan bijkomende bedrijvigheid voor de planperiode (1994-2007) kan aantonen. Er geldt een richtnorm van (maximum) 5 ha per gemeente. De selectie van een hoofddorp betekent dus niet automatisch de aanwijzing van 5 ha nieuwe bedrijvigheid.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
28 van 66
De berekening van de nood aan bijkomende lokale bedrijventerreinen is sterk afhankelijk van de gemeentelijke visie m.b.t. het herlokaliseren, dan wel behoud op de bestaande locatie van de bestaande bedrijvigheid. De kleinhandelszone langs de N9 te Vijfhuizen wordt als een kleinhandelsconcentratie in samenhang met het stedelijk gebied Aalst gezien. Deze ontwikkeling kan wat haar huidige aard en omvang betreft bestendigd worden. Voor de zone Vijfhuizen, die in het regionaalstedelijk gebied van Aalst opgenomen werd, is er onder bepaalde voorwaarden zelfs nog uitbreiding mogelijk. De ontwikkelingsperspectieven zullen in een Gewestelijk RUP vastgelegd worden. De kleinhandelszones langs de N9 te Erondegem en bij het knooppunt E40-N46 worden als kleinhandelsontwikkelingen van regionaal niveau in het buitengebied gezien. Deze kleinhandel kan hoogstens blijven bestaan op het huidige niveau, ruimtelijke en functionele schaalvergroting zijn niet wenselijk. Er kunnen geen handelszaken meer bijkomen.
3.2.3
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Algemeen Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Erpe-Mere werd in 2006 goedgekeurd. In het GRS is met betrekking tot de bedrijvigheid het volgende opgenomen: •
Opmaken van een ruimtebalans: een kwantitatief beleidskader;
•
Bijkomende lokale bedrijvigheid: concentreren in de zone E 40 – snelspoor;
•
Bestaande en nieuwe bedrijventerreinen optimaal ontwikkelen en inrichten;
•
Herstructureren bedrijven en kleinhandelszaken langs invalswegen;
•
Ondersteunen van lokale winkelcentra en handelszaken in de kernen;
•
Verweving van aanvaardbare functies in de kernen: werkgelegenheidskernen;
•
Herlokalisatiebeleid voor hinderlijke bedrijven in juridisch vastgelegde woongebieden;
•
Ontwikkelingsmogelijkheden voor ruimtelijk geïsoleerde bedrijvigheid aanreiken.
Ter realisatie van deze beleidsdoelstellingen wordt het RUP ‘Zonevreemde bedrijventerreinen’ opgesteld. In het GRS werd hiertoe reeds een visie geformuleerd over de zonevreemde bedrijven. Op deze manier kan voor elk bedrijf een gebiedsgericht beleid worden uitgewerkt. Volgende uitgangspunten worden hierbij gehanteerd: •
•
Wanneer de aard en het karakter van het bedrijf en de ruimtelijke draagkracht van de omgeving het toelaten moeten de bedrijven voldoende ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden geboden worden. De problematiek van de geïsoleerde bedrijven dient gebiedsgericht aangepakt te worden.
Het concept “zonevreemde bedrijven” wordt voorgesteld uitgaande van de ruimtelijke confrontatie met en op basis van de beleidskrachtlijnen van de hoofdruimten in Erpe-Mere: •
Op grond van gebiedsgericht onderzoek en met inschatting van de beleidskrachtlijnen van de hoofdruimten (inzonderheid t.a.v. de sites gelegen in de grote open kouters of in het midden of de onmiddellijke nabijheid van de Molenbeekvalleien dient afgewogen of er een meer beperkend beleid dient vooropgesteld in de vorm van een herlokalisatiebeleid of uitdovingbeleid; onder uitdovingbeleid wordt verstaan dat het voor de huidige bedrijfsleider(s) de laatste generatieperiode zal betekenen waarin het bedrijf kan worden gerund; er zullen in die generatie – periode maximaal nog slechts beperkte uitbreidingen worden toegelaten; daarna zal elke vorm van bedrijvigheid worden geweigerd.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
29 van 66
•
Een aantal van bestaande KMO-gebieden liggen in de Molenbeekvalleien. Tussen Eronda en de Molenbeek werd reeds een bufferzone gerealiseerd, zodat zich hier geen problemen stellen. Voor de ambachtelijke zone bij de Vijverstraat-Bergstraat te Mere is er eveneens geen probleem. De bedrijvigheid kan zich uitbreiden tot aan de dijk van het wachtbekken, die als bufferzone voor de beek kan functioneren.
Figuur 3-2: Gewenste ruimtelijk-economische structuur (bron: GRS Erpe-Mere)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
30 van 66
Figuur 3-3: Gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten op mesoschaal (bron: GRS ErpeMere)
Een onderverdeling in hoofdruimten De gemeente wordt verdeeld in volgende verschillende hoofdruimten: • • •
Hoofdruimte noordoostelijk binnenkamersgebied; Hoofdruimte westelijk open gebied; Hoofdruimte Molenbeken.
Hoofdruimte noordoostelijk binnenkamergebied: Het noordoostelijk binnenkamergebied omvat het meer verstedelijkte deel van Erpe-Mere. Dit gebied herbergt een groot aantal woonkernen, die door een lintenweb met elkaar verbonden zijn. Het is in hoofdzaak een landbouwgebied van een lagere kwaliteit met een meer afgesloten en kleinere binnenkamerstructuur. De zandleemgronden in de binnenkamers van het ‘oostelijk rastergebied’ herbergen kleinere percelen, wat hen geschikt maakt voor intensievere teelten. De sterke verlinting heeft ertoe geleid dat de ruimtelijke structuur er moeilijk afleesbaar is. In deze dichter bebouwde omgeving werden heel wat linten als woongebied met landelijk karakter opgenomen op het gewestplan, zodat de problemen met zonevreemde woningen hier minder groot zijn. Door de sterke verlinting komen er in het noordelijk deel van Erpe-Mere geen grote aaneengesloten open ruimten meer voor. Wel kunnen er doorheen de woonlinten verbindingen gerealiseerd worden met de achterliggende open ruimtekamers. In het meer verstedelijkte noordelijke deel van ErpeMere vormt het vrijwaren van de nog resterende zichtrelaties en open-ruimte-corridors in de woonlinten dan ook een belangrijke beleidsoptie. In de binnenkamers vormt de land- en tuinbouw de hoofdactiviteit. Aangezien de gronden in deze binnenkamers van mindere kwaliteit zijn, en zij reeds gesloten karakter hebben, kunnen er aansluitend bij de bestaande bebouwing ook serreteelten en boomkwekerijen toegelaten worden. Centraal in de open ruimte kamers zal er echter geen nieuwe bebouwing worden toegestaan. In het verstedelijkte noordelijke deel van Erpe-Mere zijn de groene aders, die de beide
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
31 van 66
Molenbeken vormen, nog nauwelijks zichtbaar. De aanwezigheid van de beken zal aangewend worden om het bestaande weefsel in het noordoostelijk binnenkamergebied op te waarderen en om groene en aantrekkelijke woonmilieus te creëren in dit gebied. Waar de Molenbeken geflankeerd worden door parallelle woonlinten (‘sandwichzones’), worden zij als groene longen van de woonkernen uitgebouwd. Bij kruisingen met wegen worden de beekvalleien opnieuw visueel te versterkt, zodat de Molenbeken terug voelbaar aanwezig worden in de dorpskernen. Verder kan de beekdoorgang de groene draad worden voor de groenaanleg van de kern.
Hoofdruimte westelijk open gebied: Het westelijk open gebied omvat het landelijke deel van Erpe-Mere. Dit gebied wordt gekenmerkt door kleine kernen en dunbebouwde linten. Het is in hoofdzaak een open landbouwgebied van hoge landbouwkwaliteit met een open karakterstructuur. De leemgronden van de uitgestrekte open koutergebieden in dit deel van Erpe-Mere zijn geschikt voor een grondgebonden autonome landbouw. Door de grote oppervlakte van de percelen, is dit gebied geschikt voor extensieve teelten. De dunner bebouwde linten in het westelijk open gebied werden bij de opmaak van het gewestplan niet als woongebied erkend. De omgeving van Aaigem herbergt dan ook heel wat minder dens bebouwde woonlinten, die op het gewestplan in het agrarisch gebied opgenomen werden en dus zonevreemd zijn. De problematiek van de zonevreemde woningen uit zich het sterkst in dit deel van de gemeente. In de hoofdruimte westelijk open gebied zijn er nog grote open ruimte gebieden. Tussen de verschillende kernen kunnen er daar open ruimte corridors uitgebouwd worden. Zij vormen een duidelijke begrenzing voor de kernen en verbinden de open ruimten met elkaar. Daarom zullen er voor de woonlinten in dit gebied RUP’s opgemaakt worden, waarin bekeken wordt hoe deze open ruimterelaties behouden kunnen worden (b.v. door reglementering i.v.m. de inplanting van de woning en de beplantingen of door het vastleggen van delen van het woongebied of van het woongebied met landelijk karakter als private bouwvrije deelzones. Om de open koutergebieden in het westelijk open gebied bouwvrij te kunnen houden, zullen er zones non-aedificandi afgebakend worden. Op het afbakeningsplan dat deze zone dient te omlijnen, kan de bestaande bebouwing uitgespaard worden. Binnen de zones non-aedificandi kan alle bebouwing, dus ook deze met een agrarische functie, verboden worden. Ook bebossing zal uitgesloten worden. Verder zullen storende bestaande of nieuwe landbouwbedrijfsgebouwen in de open koutergebieden beter geïntegreerd worden in het landschap (b.v. aan het zicht onttrekken door beplanting). Nieuwe landbouwvestigingen zullen bij voorkeur aansluitend bij de bestaande bebouwing gesitueerd worden.
Hoofdruimte Molenbeken: Het netwerk van twee beekvalleien is een belangrijk element van het fysisch systeem in Erpe-Mere. De valleien van de beide Molenbeken zijn van grote ecologische en landschappelijke waarde. Beide beekstructuren dienen behouden, en waar wenselijk hersteld en versterkt te worden. In de hoofdruimte Molenbeken is het verhogen van de landschappelijke kwaliteit van groot belang. Bij de opmaak van het RUP voor de Molenbeekvalleien zal er dan ook aandacht geschonken worden aan het maximale behoud van de gave landschapsrelicten. De Honegemmeersen en de omgeving van de Engelsmolen zijn als ankerplaatsen prioritair. Verder zal het afwisselend karakter van de valleien, met zowel valleibosjes als door perceelsrandbegroeiing omgeven weiden, verder uitgebouwd worden. De diverse molensites zullen hierin eveneens een belangrijke rol spelen. Het zuidelijk deel van Erpe-Mere kent nog een vrij kwalitatief landschap waarin open kouters en gesloten beekvalleien elkaar afwisselen. Dit landschap zal zoveel mogelijk bewaard en verder versterkt worden. Binnen de hoofdruimte Molenbeken is de uitwerking van een eigen (gebiedsgericht) subsidiereglement voor kleine landschapselementen een uitstekend instrument om aan landschapsherstel te doen. Op het gewestplan werden de Molenbeekvalleien grotendeels als natuurgebied ingekleurd. Toch is de problematiek m.b.t. de zonevreemdheid hier beperkt. Aansluitend bij de dorpskernen en de molensites zijn er
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
32 van 66
wel een aantal knelpunten die opgelost dienen te worden. Een preciezere aflijning van kernen en linten dient in het kader de opmaak van een RUP gemaakt te worden.
De bindende bepalingen In de bindende bepalingen van het GRS werd opgenomen dat ruimtelijk inpasbare lokale zonevreemde bedrijven uitbreidingsmogelijkheden krijgen via de opmaak van een sectoraal RUP.
3.2.4
De omzendbrief RO/97/01 en RO/2000/01 in verband met respectievelijk het BPA zonevreemde bedrijven en over het planologisch attest, het bedrijfs-BPA en het sectoraal BPA zonevreemde bedrijven en het besluit van de Vlaamse Regering van 13/12/2002 tot bepaling van de nadere regels inzake het planologisch attest Met de omzendbrief RO97/01 (voorloper van de RO/2000/01) in verband met het BPA Zonevreemde bedrijven, reikte het Vlaamse Gewest begin 1997 aan gemeenten een eerste concreet instrument aan om de problematiek van de bedrijven die in een verkeerde zone gelegen zijn en wensen uit te breiden aan te pakken. Via deze omzendbrief werd het mogelijk voor de gemeente om op relatief korte termijn de verschillende zonevreemde bedrijven enige zekerheid te bieden omtrent hun ontwikkelingsmogelijkheden. Het BPA zonevreemde bedrijven diende beschouwd te worden als een anticipatie op het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS). Zonevreemde bedrijven die op langere termijn in problemen kunnen geraken dienen afgewogen te worden in het kader van het GRS. Deze omzendbrief handelt over bedrijven (zone-eigen industrie of zonevreemd) die willen uitbreiden in een niet-geëigende bestemming. Waar de gevraagde bestemmingswijziging meer dan 5ha bedraagt, moet dit gebeuren via een wijziging van het gewestplan (nu via een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of eventueel provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan). Als bedrijven worden de activiteiten beschouwd die zich eigenlijk in een gebied voor ambachtelijke of kleine en middelgrote ondernemingen zouden moeten bevinden (dus geen agrarische bedrijven). Ook woongebieden kunnen beschouwd worden als bestemd voor ambacht en klein bedrijf ‘voor zover deze taken van bedrijf om reden van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd’ en ‘voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving’. De afweging van de behandelde ruimtelijke problematiek gebeurt in zijn globale gemeentelijke context; vandaar het belang om reeds nu een hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur naar voor te schuiven ten einde een toetsing van de verschillende bedrijven aan deze visie mogelijk te maken.
De omzendbrief RO 2000/01 vervangt de omzendbrief RO97/01. De belangrijkste bijkomende opmerking is de mogelijkheid voor een bedrijf om een planologisch attest (Artikels 4.4.24 -4.4.29 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) aan te vragen, waardoor bij gunstig advies op korte termijn een ruimtelijk uitvoeringsplan (of BPA) voor het desbetreffende bedrijf kan worden opgesteld. Aanvullend is ook het besluit van de Vlaamse Regering van 04/06/2004 tot bepaling van de nadere regel inzake het planologisch attest. Dit besluit geeft de mogelijkheid aan (zonevreemde) bedrijven om na gunstig planologisch attest onmiddellijk een stedenbouwkundige vergunning aan te vragen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
33 van 66
Deze omzendbrief vormt een vertrekbasis bij de verdere uitwerking van het RUP zonevreemde bedrijven. De afweging die voor elk bedrijf in dit RUP gemaakt wordt en de hieraan gekoppelde categorieën zijn grotendeels geïnspireerd op deze omzendbrief. In tegenstelling tot het BPA zonevreemde bedrijven kunnen wel in het RUP alle bedrijfstypen bestudeerd worden (dus ook handel, agrarische bedrijven, …). Er is nog geen omzendbrief inzake een RUP zonevreemde bedrijven.
3.2.5
Gewestelijk RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst De Vlaamse regering heeft op 10 juli 2003 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Regionaalstedelijk Gebied Aalst definitief vastgesteld. Met dit plan geeft de Vlaamse Regering aan binnen welke lijn zij Aalst ruimtelijk wil zien ontwikkelen. Bovendien maakt zij bestemmingswijzigingen en inrichtingsvoorschriften voor nieuwe ruimte voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur en groengebieden. Zo wil de regering er zorg voor dragen dat de regio Aalst zich in de nabije toekomst op een ruimtelijk evenwichtige manier ontwikkelt. De afbakeningslijn loopt een fractie over het grondgebied van Erpe-Mere, in het NO. De deelgebieden vallen evenwel niet binnen de afbakeningslijn van het GRUP.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
34 van 66
4
Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: •
Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie;
•
Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.
Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “zonevreemde bedrijventerreinen” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. •
Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden. o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).
Het RUP “zonevreemde bedrijventerreinen” heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004. Dit betekent dat het RUP “zonevreemde bedrijventerreinen” niet van rechtswege planMER-plichtig is. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
35 van 66
5
Potentiële milieueffecten van het plan
5.1
Bodem
5.1.1
Referentiesituatie Kaart 3: Situering op de bodemkaart. Ter hoogte van de verschillende bedrijventerreinen bevinden zich volgens de bodemkaart volgende bodems (zie Tabel 5-1). Tabel 5-1: bodemkarakteristieken t.h.v. de verschillende zonevreemde bedrijventerreinen bodemlaag
bodemserie
verdichting
profielverstoring
Deelgebied
Antropogeen
OB/ON
Niet gevoelig
Niet gevoelig
3 (15%), 4 (20%), 7, 9 (40%), 13, 15 (30%), 18, 22, 23, 24 (80%), 27, 28, 30 (40%), 31, 36 (50%), 37 (60%), 38 (40%), 39 (10%), 41 (60%), 42 (5%), 43
Droge leem
Aba
Gevoelig
Matig gevoelig
1 (90%), 3 (75%), 4 (80%), 5, 12, 15 (10%), 17, 44, 45
Droge leem
Abb
Gevoelig
Matig gevoelig
41 (40%), 42 (95%)
Droge leem
Abp
Gevoelig
Niet gevoelig
1, 15 (50%)
Vochtige leem
Aca
Gevoelig
Matig gevoelig
2, 30 (20%), 36 (50%)
Vochtig leem
Acp
Gevoelig
Niet gevoelig
15 (10%), 30 (20%)
Vochtig leem
Adc
Gevoelig
Matig gevoelig
51
Droge zandleem
Lba
Weinig gevoelig
Matig gevoelig
19 (60%)
Vochtig zandleem
Lca
Matig gevoelig
Matig gevoelig
19 (40%), 26, 35 (65%)
Vochtig zandleem
Lcc
Matig gevoelig
Matig gevoelig
16 , (10%)
Vochtige zandleem
Ldc
Matig gevoelig
Matig gevoelig
10,11, 14, 16 (90%), 24 (10%), 34, 35 (35%)
Vochtige zandleem
Ldp
Matig gevoelig
Niet gevoelig
6, 20, (70%), (10%)
Natte zandleem
Lhp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
21 (30%)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
36 van 66
21 24
bodemlaag
bodemserie
verdichting
profielverstoring
Deelgebied
Vochtige leem
Adp
Gevoelig
Niet gevoelig
37 (10%)
Natte leem
Aep
Gevoelig
Niet gevoelig
25, 50
Natte leem
Afp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
39 (90%)
Natte leem
Agp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
Natte leem
Ahp
Zeer gevoelig
Niet gevoelig
9 (60%), 37 (30%), 38 (60%)
Kaart 3 geeft een situering van de deelgebieden op de bodemkaart weer (zie bijlage). Uitgezonderd de antropogene bodems, zijn de voorkomende vochtige tot natte leembodems gevoelig tot zeer gevoelig voor verdichting. De bodems zonder profiel (**p) zijn niet gevoelig voor profielverstoring. De bodems met een (**a/**c) een klei-aanrijkingshorizont zijn matig gevoelig voor verstoring. Voor de antropogene bodems is de gevoeligheid voor profielverstoring niet van toepassing. Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (versie 09/2009) blijkt dat er enkele bodemonderzoeken (oriënterend bodemonderzoek) zijn uitgevoerd binnen verschillende deelgebieden: •
Deelgebied 5: 5601;
•
Deelgebied 7: 7009;
•
Deelgebied 10: 15519;
•
Deelgebied 17: 21526;
•
Deelgebied 19: 21886;
•
Deelgebied 25: 15275;
•
Deelgebied 43: 14159.
De voorkomende bodems met een klei-aanrijkingshorizont zijn geschikt landbouwdoeleinden. Het betreft deelgebieden 1, 3, 4, 5, 12, 15, 17, 44 en 55.
5.1.2
voor
Mogelijke effecten Voor het merendeel van de deelgebieden geldt dat er een bestendiging zal plaatsvinden van de huidige situatie. Er worden voor deze deelgebieden dan ook geen bijkomende effecten van verdichting van de bodem of profielverstoring verwacht. Voor enkele deelgebieden is een beperkte uitbreiding wenselijk of noodzakelijk. Het betreft deelgebieden 4, 5, 9, 10, 13, 14, 16 (zeer beperkt), 17, 21, 24, 31, 35, 36, 37, 42, 43, 45 en 50. Gezien de huidige invulling van de deelgebieden zijn deze grotendeels reeds verstoord. De bijkomende invulling van de verschillende deelgebieden brengt mogelijks vergraving met zich mee t.b.v. de aanleg van de bijkomende beperkte bebouwing/loodsen (opslagruimte). Hierdoor zal het aanwezige bodemprofiel verstoord worden en kunnen er effecten van verdichting optreden. Voor enkele van de deelgebieden betreft de uitbreiding het plaatsen van een luifel. Deze ingreep wordt geacht geen effecten naar bodem toe teweeg te brengen. De antropogene bodems en overige bodems zonder profiel zijn niet gevoelig voor profielverstoring. Voor de deelgebieden met een eventuele uitbreiding in deze zone zijn geen effecten van profielverstoring te verwachten. Het betreft deelgebieden (deels) 4, 9, 13, 21, (deels) 24, (deels) 36, 37 en 43. Binnen deelgebieden 4, 5, 10, 14, 17, 24, 35, 36 en 45 is de bodem matig gevoelig voor profielverstoring. Het betreft bodems met een (**a/**c) een klei-aanrijkingshorizont. Gezien de beperkte oppervlakte waarop een uitbreiding mogelijk is
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
37 van 66
en daar de bodem reeds grotendeels verstoord is, wordt het effect als niet aanzienlijk ingeschat. De bodems binnen de deelgebieden waar een uitbreiding wenselijk is, zijn niet tot zeer gevoelig voor verdichting. Uitgezonderd deelgebeiden 9 en 37 zijn de deelgebieden met mogelijks een uitbreiding beperkt tot matig gevoelig voor verdichting. Het betreft hoofdzakelijk droge leem of zandleemgrond, met een beperkte oppervlakte vochtige zandleem. Gezien de geringe gevoeligheid tot verdichting en de beperkte oppervlakte per deelgebied, wordt het effect niet als aanzienlijk ingeschat. De vochtige tot natte leem die voorkomt binnen deelgebieden 9 en 37 is zeer gevoelig voor verdichting. Binnen plangebied 9 is de bodem reeds grotendeels verstoord. De verdichting van de bodem door bijkomende bebouwing zou maximaal ca. 300m² innemen. Het effect wordt dan ook beperkt ingeschat. Binnen deelgebied 37 wordt er ca. 400m² verdicht indien deze zone volledig wordt bebouwd. Gezien de beperkte oppervlakte wordt het effect beperkt ingeschat. Het RUP neemt een zeer beperkte oppervlakte in van het Herbevestigd Agrarisch Gebied, namelijk de westelijke zone van deelgebied 14. Ca. 0,6ha valt in het HAG. Gezien de zeer beperkte oppervlakte en de ligging van de zone, zijnde aan de rand van het HAG, wordt er geen versnippering van het HAG verwacht en op de landbouwstructuur in het algemeen. Er wordt dan ook geen aanzienlijk effect verwacht. De bestemmingswijziging die het RUP doorvoert, heeft nagenoeg geen impact op het huidige bodemgebruik. Binnen de afbakening van de deelgebieden, zijn de gronden reeds grotendeels in gebruik als bedrijventerrein. Het betreft dan ook een bestendiging van de huidige situatie. Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek binnen plangebied 5, dringen er zich geen verdere maatregelen. De licht verontreinigde grond werd afgegraven. Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek binnen deelgebied 19 werd er besloten het onderzochte perceel niet op te nemen in de databank van verontreinigde gronden. Er zijn geen verdere stappen noodzakelijk. De nodige maatregelen dienen getroffen te worden om bodemverontreiniging omwille van de bedrijvigheid te verhinderen. Indien er zich toch een calamiteit voordoet, dienen de gepaste maatregelen getroffen te worden. Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten per deelgebied verwacht vanuit de discipline bodem.
5.1.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Bij het uitblijven van het planningsinitiatief, treedt er bij een verdere invulling van de deelgebieden binnen de huidige bestemmingszone mogelijks profielvernietiging of bodemverdichting op, in functie van de bestemmingszone en dit hoofdzakelijk voor de woonuitbreidingszones. Een verdere invulling van deelgebieden binnen de huidige bestemmingzone betekent dat de zonevreemde bedrijvigheid eventueel dient te verdwijnen. Het bodemprofiel werd echter reeds verstoord en de verdichtingsgevoelige zones werden deels bebouwd. Gezien de hoge mate van verstoring van de deelgebieden en de mogelijke invulling wordt een verdere invulling ifv van de huidige bestemmingszone niet positiever ingeschat dan de uitvoering van het RUP.
5.1.4
Milderende maatregelen De nodige maatregelen dienen voorzien te worden om bodemverontreiniging ten gevolge van de bedrijvigheid te voorkomen. Indien er zich toch calamiteiten voordoen, dient de geldende wetgeving hieromtrent gevolgd te worden en bijgevolg de gepaste maatregelen getroffen te worden.
5.1.5
Conclusie Vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijk negatieve milieueffecten te verwachten, rekening houdende met de milderende maatregelen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
38 van 66
5.2
Water
5.2.1
Referentiesituatie Kaart 4: Hydrografische kenmerken De verschillende deelgebieden zijn gelegen in drie verschillende deelbekkens, welke onderdeel uitmaken van het Beneden-Schelde bekken en het Denderbekken. In het westen betreft het het deelbekken van de ‘Drie Molenbeken’, in het oosten het deelbekken van de ‘Vondelbeek’ en centraal het deelbekken van de ‘Molenbeek Erpe-Mere. In of in de omgeving van de deelgebieden stromen verschillende waterlopen. De afwatering geschiedt naar het NO. Het plangebied wordt gekenmerkt door de passage van 2 waterlopen van eerste categorie, zijnde de ‘Ter Erpenbeek’ en de ‘Molenbeek’. Deze wateren af naar de Dender in het NO. Tabel 5-2 geeft een overzicht van de nabijheid van waterlopen voor de verschillende deelgebieden. Een overzicht van de nabijheid van waterlopen t.o.v. de zonevreemde bedrijventerreinen wordt gegeven in Tabel 5-2 en Kaart 4 (zie bijlage). Tabel 5-2: hydrografische karakteristieken in en in de omgeving van de verschillende deelgebieden Deelgebied 1, 2, 3, 7, 10, 11, 13, 17, 27, 28, 41, 44, 51
Waterloop in nabijheid (<300m) Neen
4
Ja, niet geklasseerde waterloop ten zuiden.
5
Ja, niet geklasseerde waterloop ten zuiden.
6
Ja, Ter Erpenbeek ten zuiden.
9
Ja, Ter Erpenbeek op 130m ten oosten, twee waterlopen derde categorie ten oosten.
12
Ja, Ter Erpenbeek op ca. 150 ten noorden.
14
Ja, Torensbeek (2e cat.) op ca. 120m ten zuiden.
15
Ja, Molenbeek net ten noorden.
16
Ja, Torensbeek op ca. 150m ten noorden, Molenbeek op ca. 250m ten zuiden. Ten oosten niet geklasseerde waterloop.
18
Ja, Molenbeek op ca. 40m ten zuiden.
19
Ja, Zijpbeek (2e cat.) op ca. 150m ten noorden.
20/21
Ja, Zijpbeek (2e cat.) net ten noorden.
22
Ja, Megrachtloop (3e cat.) net ten zuiden.
23
Ja, Zijpbeek (2e cat.) op ca. 100m ten noorden.
24
Ja, Molenbeek (1e cat.) op ca. 30m ten NW.
25
Ja, Molenbeek net ten zuiden.
26
Ja, Kokelaarbeek op ca. 220m ten zuiden.
30
Ja, op ca. 30m ten noorden de Molenbeek
31
Ja, Ter Erpenbeek op ca. 50m ten NW
34
Ja, Zijpbeek (2e cat.) op ca. 150m ten NW, Ten NO op ca. 150m de Molenbeek, ten NO op ca. 80m niet geklasseerde waterloop
35
Ja, Zijpbeek op ca. 150m ten noorden
36
Ja, niet geklasseerde waterloop ten ZO op ca. 280m
37
Ja, niet geklasseerde waterloop net ten zuiden
38
Ter Erpenbeek net ten zuiden
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
39 van 66
39
Ja, in noordelijke zijde Molenbeek
42
Ja, Hellegat (2e cat.) op ca. 250m ten westen.
43
Ja, ca. 280m ten zuiden niet geklasseerde waterloop
45
Ja, op ca. 280m ten westen niet geklasseerde waterloop
50
Ja, op ca. 150m ten zuiden Ter Erpenbeek
Er bevinden zich geen grondwaterwinningen of beschermingzones in de buurt van het plangebied. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen” volgende vaststellingen worden gemaakt: zie Tabel 5-3 en Kaart 4.
Een van de belangrijkste indicatoren inzake watertoets is de overstromingsgevoeligheid van het gebied. Er is onderscheid tussen de effectief overstromingsgevoelige gebieden en de mogelijk overstromingsgevoelige gebieden.
De kaart met de infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Bovendien staat infiltratie in voor de aanvulling van de grondwatervoorraden en zodoende voor het tegengaan van verdroging van watervoerende lagen en van waterafhankelijke natuur.
Op basis van de actuele watertoets wordt gekeken naar een aantal indicatoren inzake gevoeligheid voor ingrepen van grond- en oppervlaktewater. De gevoeligheid is hierbij vaak gerelateerd aan de betrokken bodemopbouw en bodemsoort.
De afbakening van de erosiegevoelige gebieden heeft tot doel om belangrijke wijzigingen in bodemgebruik, die mogelijk aanleiding kunnen geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater van hellingen en tot afspoeling van bodemdeeltjes, voorafgaandelijk aan een vergunning of de goedkeuring van een plan of programma, voor advies voor te leggen aan de afdeling landbouwontwikkeling van het Vlaams gewest.
Het plangebied is niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop.
Tabel 5-3: overzicht watertoets Nr
OG
IG
GG
EG
Winte rbed
GK
ROG / RO
1
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
2
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
3
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb
Nee
4
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
5
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
6/7
Mogelijk
Ja (6)
Type I (6)
Deels
Nee
Dc
Nee
Nee (7)
Type II (7)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
40 van 66
Nr
OG
IG
GG
EG
Winte rbed
GK
ROG / RO
9
Effectief
Nee
Type I
Deels
Nee
Dc
Nee
10
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
11
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
12
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
13
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
14
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
15
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
16
Effectief
Ja
Type II
Deels
Nee
Ca1
Ja
17
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
18
Mogelijk
Nee
Type I
Deels
Nee
Dc
Nee
19
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
20
Mogelijk
Ja
Type I
Deels
Nee
Dc
Nee
21
Mogelijk
Deels
Type I
Deels
Nee
Dc
Nee
22
Mogelijk
Nee
Type I
Deels
Nee
Dc
Nee
23
Mogelijk
Nee
Type (deels)
I Deels
Nee
Dc
Nee
Type (deels)
II
Type (deels)
I Deels
Nee
Dc
Nee
Type (deels)
II
24
Nee
25
Mogelijk
26
Nee
27
Nee
Deels
Nee Ja Nee
Type I
Deels
Nee
Type II
Deels
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc Dc Cb (deels)
Ja Nee Nee
Dc (deels)
28
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb (deels
Nee
Dc (deels)
30
Nee
Nee
31
Effectief
Nee
Type II Type (deels) Type (deels)
I
Deels
Nee
Dc
Nee
Deels
Nee
Dc
Nee
II
34
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
35
Nee
Ja
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
36
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
37
Mogelijk
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
38
Effectief
Nee
Deels
Nee
Dc
Ja
Type (deels) Type (deels)
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
I II
41 van 66
Nr
OG
IG
GG
EG
Winte rbed
GK
ROG / RO
39
Effectief
Nee
Type I
Deels
Nee
Dc
Ja
41
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
42
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb
Nee
43
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb
Nee
44
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb
Nee
45
Nee
Nee
Type II
Deels
Nee
Cb
Nee
50
Mogelijk
Nee
Type II
Deels
Nee
Dc
Nee
Nee
Type II
Nee
Dc
Nee
Effectief Nee
51
Ja
OG : overstromingsgevoelige gebieden IG : infiltratiegevoelige gebieden GG : grondwaterstromingsgevoelige gebieden EG : erosiegevoelige gebieden ROG / RO : recent overstroomde gebieden / risicogebieden voor overstromingen GK: grondwaterkwetsbaarheid
Naast het bovenstaande kaartmateriaal voor de watertoets, kunnen de overstromingskaarten (Agiv) geraadpleegd worden. Hierop worden de recent overstroomde gebieden (ROG’s), en de risicozones voor overstromingen aangeduid, evenals de natuurlijke overstromingsgebieden. Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart (dov.vlaanderen.be) wordt er bekeken in welke zone de deelgebied zich situeren. In een zone weinig kwetsbaar voor grondwater (Dc), matig kwetsbaar (Cb) of zeer kwetsbaar (Ca1): zie tabel 5-3. Op de zoneringskaarten (VMM) is het plangebied (de deelgebieden) gelegen in centraal binnengebied en collectief te optimaliseren buitengebied.
5.2.2
•
Collectief te optimaliseren buitengebied: 19/20/21/35/36/37/43/44/51;
•
Centraal binnengebied: de overige deelgebieden.
Mogelijke effecten Op basis van watertoetskaarten kunnen volgende opmerking gemaakt worden: -
Binnen deelgebied 39 loopt een waterloop. De huidige situatie wordt evenwel bestendigd en er worden geen uitbreidingen voorzien. Er zijn ook geen ingrepen gepland die een rechtstreeks effect op een waterloop, zoals structuurwijziging, … teweeg brengt. Er worden dan ook geen bijkomende effecten op de waterloop verwacht. Aan de rand van deelgebied 38 stroomt een waterloop. Het betreft hier echter ook een bestendiging van de huidige situatie, zodat er geen effect op de waterloop te verwachten valt. In de omgeving van enkele deelgebieden komen er waterlopen voor. Het betreft echter grotendeels een bestendiging van de bestaande toestand, zodat er geen bijkomende effecten (structuurwijziging, …) op de waterloop verwacht worden. Enkel voor deelgebied 21 is een uitbreiding noodzakelijk. Aan de westzijde van het deelgebied stroomt echter de Zijpbeek. De Zijpbeek is ingebuisd om de Genste steenweg te kruisen. Om geen effecten op de Zijpbeek teweeg te brengen, verlies aan structuurkwaliteit, dient een buffering ten opzichte van de waterloop gerespecteerd te worden. De buffer dient in functie te zijn van de uiteindelijke ontwikkeling die men op de site van het deelgebied 21 plant.
-
Verschillende deelgebieden liggen deels in Type I en deels in type II van de grondwaterstromingsgevoelige zones. Er worden geen diepe of grote ondergrondse
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
42 van 66
constructies voorzien binnen het RUP in de deelgebieden waar een uitbreiding wenselijk is, zodat er geen effecten te verwachten zijn op grondwaterstromingen. -
Het plangebied wordt aangeduid als deels niet infiltratiegevoelig en deels infiltratiegevoelig. Er zijn geen bijkomende verharding voorzien in de deelgebieden waar een bestendiging van de huidige situatie wordt vooropgesteld. De deelgebieden waar een uitbreiding wenselijk is en in een niet-infiltratiegevoelige zone vallen, zullen in het kader van de stedenbouwkundige verordening hemelwater, aan buffering van het hemelwater dienen te denken (met eventueel vertraagde afvoer), indien er bijkomende verharde oppervlakte verwacht wordt. Het betreft deelgebieden 4, 5, 9, 36, 37, 43 en 45. Deelgebieden waar een uitbreiding wenselijk is, maar dewelke in infiltratiegevoelig gebied liggen, dienen in het kader van de stedenbouwkundige verordening eerst aan infiltratie te denken, alvorens eventueel extra buffering te voorzien. Het betreft deelgebieden 10, 14, 17 en 35. Deelgebieden 21 en 24 vallen in beide zones. Het is aangewezen om infiltratiemogelijkheden te voorzien in de infiltratiegevoelige zone. Deze zone is echter reeds grotendeels bebouwd.
-
Verscheidene zones binnen de verschillende deelgebieden worden aangeduid als zijnde erosiegevoelig. Daar het bodemgebruik niet wijzigt (bestendiging toestand) en er binnen enkele deelgebieden slechts een zeer beperkte mogelijkheid tot uitbreiding van de bebouwing (en dus bijkomende verharding) wordt toegestaan, zijn er geen effecten te verwachten omwille van stijgende erosiegevoeligheid.
-
Het plangebied is niet gelegen binnen het winterbed van een waterloop.
-
De deelgebieden zijn hoofdzakelijk gelegen in een zone die beperkte tot matige graad van grondwaterkwetsbaarheid vertoont. Gezien de hoofdzakelijk bestendiging van de bestaande toestand en de eventueel beperkte uitbreidingen en de aard van de activiteit, wordt er dan ook geen effect op het grondwater verwacht. Deelgebied 16 is gelegen in een zone die zeer kwetsbaar is. Het betreft een kleinschalig ontspanningscentrum (sauna, …). De eventuele uitbreiding (zeer beperkt) met een jacuzzi, wordt geacht geen effect te hebben op het grondwater.
-
Volgende paragrafen bundelen de effectbespreking inzake de overstromingsgevoeligheid en de maatregelen inzake de opvang van het hemelwater.
In het RUP en stedenbouwkundige voorschriften wordt ervan uitgegaan dat elke stedenbouwkundige vergunning dient te voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke verordening inzake hemelwater (het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in werking sinds 1 februari 2005). Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd. Indien infiltratie onmogelijk blijkt door voortdurend hoge grondwaterstanden of indien de doorlatendheidsfactor van de bodem kleiner is dan 1.10-5 m/s, dient het hemelwater te worden gebufferd met vertraagde afvoer. Tot op heden worden de vereisten met betrekking tot buffering van hemelwater opgelegd door de beheerder van de ontvangende waterloop. De meeste beheerders baseren zich hierbij op de richtwaarden uit de “Code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen”. Per ha opgerichte verharding binnen het gebied wordt een volume compensatie opgelegd. De begroting van dit volume wordt afgeleid op basis van enerzijds de terugkeerperiode van de ontwerpstorm waarmee gerekend wordt (gangbaar hierbij is een ontwerpstorm met een terugkeerperiode van 20 jaar), en anderzijds op basis van een zogenaamd ledigingsdebiet, zijnde het debiet dat via infiltratie of lozing in het ontvangend oppervlaktewater bekomen kan worden. Voor infiltratie gelden volgende richtlijnen stedenbouwkundige verordening hemelwater:
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
voor
dimensionering
volgens
de
43 van 66
•
het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20m² meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen (of 150 000l/ha150m³/ha)
•
De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2m² per begonnen 100m² referentieoppervlakte van de verharding te bedragen.
•
Ingeval de referentieoppervlakte van de verharding groter is dan 1000m², mag het hemelwater vertraagd afgevoerd worden met een maximaal afvoerdebiet van 1500 liter per uur en per 100m² referentieoppervlakte van de verharding. Een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding moet worden aangelegd. De vrijstelling van de verplichtingen bedoeld hiervoor (in artikel 5 van de verordening), geldt echter niet voor de eerste 1000m² van de referentieoppervlakte van de verharding.
Indien het deelgebied gelegen is in een overstromingsgevoelige zone, kan het vereiste buffervolume verhoogd worden. Deelgebieden 6/7, 18, 20, 21, 22, 23, 25, 37 en deels 50 zijn gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Deelgebieden 16, 31, 38, 39 en deels 50 zijn gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied. Uitbreidingen binnen deze deelgebieden zouden een negatieve effecten ten opzicht van inname van ruimte voor water kunnen creëren. Enkel binnen deelgebieden 16 (zwembad 7x4m), 21 en 37 wordt een uitbreiding gewenst. Voor de deelgebieden 21 en 37, gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied, wordt er beoordeeld dat, gezien de zeer beperkte mogelijk bijkomende verharding er geen aanzienlijk effect verwacht wordt, voor ruimte-inname door water. Wel dient er voldaan te worden aan de stedenbouwkundige vergunning hemelwater (zie verder). Deelgebied 16 is evenwel ook gelegen in recent overstroom gebied. Bijkomende verharding zijn in deze zone dan ook niet wenselijk. De gewenste uitbreiding betreft echter een kleine zwembad (7x4m). Er wordt geoordeeld dat de aanleg van een klein zwembad geen aanzienlijk effect zal teweeg brengen inzake ruimte-inname voor water. De bijkomende verharding omwille van het zwembad dient tot een minimum beperkt te worden. Alle overige bijkomende verhardingen zijn uitgesloten binnen dit deelgebied. Voor de deelgebieden gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, maar waar er geen uitbreidingen worden voorzien, zijn er geen effecten van ruimte-inname door water te verwachten. Ook voor de overige deelgebieden (niet gelegen if overstromingsgevoelig gebied) worden geen effecten van ruimte-inname van water verwacht. Het RUP voorziet hoofdzakelijk in de bestendiging van de huidige situatie, zodat er geen bijkomende verharding wordt voorzien. Gezien de zeer beperkte bijkomende oppervlakte verharding binnen de deelgebieden waar een uitbreiding wel mogelijk is, wordt er beoordeeld dat er voldoende ruimte binnen de deelgebieden aanwezig is om te voldoen aan de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater voor de bijkomende verhardingen. Bestaande niet-vergunde gebouwen, die zich bij het inwerking treden van het RUP via een verplichte vergunningsaanvraag regulariseren, dienen eveneens aan deze verordening te voldoen. De deelgebieden die gelegen zijn in niet infiltratiegevoelige zones, moeten, buiten hergebruik van water, een technische oplossing voorzien om aan de verordening te voldoen, die het water buffert en infiltreert, of loost op de omliggende waterlopen. Gezien de zeer beperkte bijkomende verharding, zal het debiet geen negatief effect hebben op de ontvangende waterlopen. De deelgebieden die in een infiltratiegevoelige zone liggen, dienen eerste te infiltreren, alvorens te bufferen. Het RUP laat toe om parkeergelegenheid te voorzien. Deze dient aangelegd te worden in waterdoorlatende materialen. Het plangebied is gelegen in centraal binnengebied en collectief te optimaliseren buitengebied. In het kader van het afvalwater dient de huidige wetgeving gevolgd te worden.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
44 van 66
5.2.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Het niet uitvoeren van het plan, waarbij de huidige toestand behouden blijft en eventueel een verdere invulling kan geschieden binnen de huidige bestemmingszone, kan voor de delen gelegen in woongebied, industriegebied, … leiden tot een verhoging van de verharde oppervlakte. Er dient in dit geval ook voldaan te worden aan de stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater. De mogelijkheid bestaat wel dat de zonevreemde delen worden verwijderd bij een invulling volgens de huidige bestemmingszone. Hierdoor treedt er eventueel een daling op van de verharde oppervlakte, wat als positief wordt beschouwd omwille van de vrijgekomen infiltratieoppervlakte. Het uitblijven van het RUP wordt niet als aanzienlijk positiever ingeschat.
5.2.4
Milderende maatregelen Bij de verdere ontwikkeling van de verschillende deelgebieden waar een uitbreiding gewenst is, dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Door de toepassing van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater, worden mogelijke effecten op de waterhuishouding op het niveau van de individuele vergunningen geremedieerd. Er dient dus aan de verordening hemelwater te worden voldaan, indien er bijkomende verharding wordt voorzien. Afstromend hemelwater moet eerst zoveel mogelijk hergebruikt worden. Het resterende gedeelte van het hemelwater moet worden geïnfiltreerd of vervolgens gebufferd. Binnen deelgebied 16 zijn alle bijkomende verhardingen uitgesloten, uitgezonderd de inplanting van een beperkt zwembad (maximaal 7x4m). Een afstandsbuffer ten opzichte van de Zijpbeek dient gerespecteerd te worden ten einde negatieve effecten (structuurwijziging) op de waterloop te voorkomen. Niet-functionele verharde oppervlakten dienen bij de mogelijke uitbreiding binnen de deelgebieden vermeden te worden. De optimalisatie / bijkomende parking dient zoveel als mogelijk in waterdoorlatende materialen aangelegd te worden. Inzake de lozing van afvalwater dient de geldende wetgeving gerespecteerd te worden.
5.2.5
Conclusie Vanuit de discipline Water zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, rekening houdende met de milderende maatregelen.
5.3
Fauna en flora
5.3.1
Referentiesituatie Kaart 5 : Fauna en Flora Kaart 6: Biologische waarderingskaart Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een (voortoets) passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992).
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
45 van 66
Enkel deelgebied 16 is gelegen vlakbij het NATURA 2000-Habitatgebied ‘Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’. Er zijn geen vogelrichtlijngebieden in de omgeving aanwezig (zie kaart 5).
VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen de deelgebieden komen geen gebieden van het VEN of IVON voor. De deelgebieden 22, 23 en 34 bevinden zich wel op minder dan 250m van de rand van het VEN-gebied 219(GEN), zijnde de ‘Vallei van de Molenbeek’.
Erkende natuurreservaten Volgens het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/97 kunnen terreinen, die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu, erkend worden als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Deze terreinen worden ofwel een Vlaams natuurreservaat of een erkend natuurreservaat. -
een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaamse Gewest in eigendom of in huur heeft of die daartoe ter beschikking worden gesteld.
-
een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied dat door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar of de beheerder, meestal een erkende natuurvereniging.
Deelgebied 16 bevindt zich op ca. 250m van het natuurreservaat ‘Honegem’.
Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu. Om de BWK-kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend: •
biologisch zeer waardevol,
•
biologisch waardevol,
•
biologisch minder waardevol.
Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van de bovenvermelde waarderingsklassen zijn : •
complex van minder waardevolle en waardevolle elementen,
•
complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen,
•
complex van minder waardevolle en waardevolle tot zeer waardevolle elementen,
•
complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen.
De verschillende deelgebieden situeren zich in de nabijheid van de valleien van de waterlopen, dewelke hoofdzakelijk als biologisch waardevol worden aangeduid. De
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
46 van 66
eigenlijke plangebied zijn overwegend gelegen in niet biologisch waardevol gebied. Binnen volgende deelgebieden komen evenwel biologisch waardevolle zones voor: -
Deelgebied 10: Verruigd grasland;
-
Deelgebied 11: Verruigd grasland met bomenopslag (populier, eik);
-
Deelgebied 42: Aanwezigheid soortenarm cultuurgrasland;
-
Deelgebied 50: Verruigd grasland.
In de nabijheid (tot 100m) van volgende deelgebieden komen biologisch waardevolle zones voor:
5.3.2
-
Deelgebied 18, 25 en 39 en 51: waardevol: soortenarm cultuurgrasland;
-
Deelgebied 37: waardevol: hoogstamboomgaard;
-
Deelgebied 41: waardevol: verruigd grasland met boomopslag;
-
Deelgebied 15: waardevol: hoogstamboomgaard;
-
Deelgebied 30: waardevol: grazig verruigde perceelsrand/berm;
-
Deelgebied 38: minder waardevol met zeer waardevolle elementen: eutrofe plas; zeer waardevol: alluviaal essen-olmenbos;
-
Deelgebied 31: zeer waardevol: nitrofiel alluviaal elzenbos, waardevol: verruigd grasland, populierenaanplant;
-
Deelgebied 9: waardevol: soortenarm cultuurgrasland;
-
Deelgebied 12: waardevol: soortenrijk cultuurgrasland, zeer soortenarm ingezaaid cultuurgrasland;
-
Deelgebied 13: waardevol: soortenarm cultuurgrasland;
-
Deelgebied 24: waardevol: soortenarm cultuurgrasland; verruigd grasland;
-
Deelgebied 22: waardevol: soortenrijk cultuurgrasland,
-
Deelgebied 50: zeer waardevol: alluviaal esen-olmenbos, waardevol: loofhoutaanplant;
-
Deelgebied 14: waardevol: soortenarm cultuurgrasland;
-
Deelgebied 16: waardevol: soortenarm cultuurgrasland; opslag van allerlei aard (bomen).
Mogelijke effecten Speciale Beschermingszones Gezien de ligging van deelgebieden, uitgezonderd deelgebied 16, wordt de invloedssfeer van het RUP niet geacht te reiken tot aan de meest nabijgelegen NATURA2000 gebieden of erkend natuurreservaten. Er zijn geen rechtstreekse effecten te verwachten op deze zone. De Ter Erpenbeek stroomt wel langsheen enkele van de deelgebieden en vervolgens doorheen het NATURA2000 gebied ‘Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’. Er worden evenwel geen effecten op de waterlopen verwacht en bijgevolg ook geen onrechtstreeks effect op het Habitatrichtlijngebied/natuurreservaat. Deelgebied 16 bevindt zich aan de rand van het SBZ-H. Gezien de zeer beperkte uitbreiding (een klein zwembad ifv het saunagebruik) worden er evenwel geen effecten verwacht op het SBZ-H. De schaal van de activiteit wijzigt niet. Voor de volledigheid wordt wel een voortoets Passende Beoordeling uitgevoerd. Voortoets Passende Beoordeling op mogelijke effecten op de aangeduide habitats en soorten van de aanpalende SBZ-H Net ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Honegemstraat, doch niet in het plangebied komt het Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van het zuidoosten van de
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
47 van 66
zandleemstreek’ (BE2300044) voor. Het onderzoek om te bepalen of er mogelijk betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van speciale beschermingszones voorkomen, loopt volgens onderstaand schema en omvat in principe vijf hoofdvragen: 1. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het plan of programma een potentiële impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel? 3. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ bepalen? 5. Heeft het plan of programma een potentiële impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ? De begrippen ‘instandhouding’, ‘staat van instandhouding van een soort’ en ‘staat van instandhouding van een habitat’ zijn gedefinieerd in art. 2 van het Decreet Natuurbehoud. Instandhouding: het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer: - het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; - de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; - de staat van instandhouding van de voor die habitat gunstige typische soorten gunstig is. De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer: - uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; - het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; - er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden; Staat van instandhouding van een habitat: de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest; Staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in het Vlaamse Gewest; Deze vragen zullen in onderstaand document behandeld worden. Het 1.793 ha grote gebied “Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek’ (BE2300044)” werd aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het Habitatrichtlijngebied grenst in het noorden aan het plangebied. Er wordt geen ruimte van het SBZ ingenomen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
48 van 66
Bijlage 1 Habitats •
Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten (2310): ontwikkelt op extreem voedselarme, zure zandbodems op landduinen zonder uitgesproken profielontwikkeling. (BWK: wordt niet aangetroffen in de buurt van het deelgebied 16).
•
Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (2330): in het binnenland kunnen landduinen ontstaan op arme zandbodems als gevolg van zandverstuiving door allerlei verstoringen (overbegrazing, brand, overbetreding) of door sedimentatie van zand in de onmiddellijke omgeving van grote rivieren, waarbij rivierduinen ontstaan. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van deelgebied 16).
•
Noord-Atlantische vochtige heide (4010): bestaat uit dwergstruikvegetaties in gebieden met permanent hoge grondwaterstanden. Het type komt voornamelijk voor op voedselarme zand- of zandleemgrodnden. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Droge heide (alle subtypen) (4030): ontwikkelt op droge, zure voedselarme zandgronden met een goed ontwikkeld podzolprofiel (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Grasland met Molinia op kalkhoudende bodem en kleibodem (Eu-Molinion) (6410): Blauwgraslanden komen voor op zure vaak venige bodems met basenrijke kwel met een periodiek sterk wisselende waterstand (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Voedselrijke ruigten (6430): Boszomen op voedselrijke, humeuze en vochtige grond, in de overgangszone tussen loofbos en lage grazige begroeiingen met een combinatie van getemperd licht en beschutting (BWK: komt voor (hfb) in de omgeving (op ca. 150m) van het deelgebied, doch niet in het deelgebied).
•
Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) (6510): ontwikkelt op matig vochtige tot droge, meestal kalkhoudende en basische, min of meer voedselrijke gronden, meestal op klei-, lemig zand- en leemgronden. Glanshaverhooilanden zijn grondwateronafhankelijk en overstroming komt zelden voor (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Atlantische zuurminnende beukenbossen (9120): Deze beukenbossen komen voor op zure bodems in zowel laagland als montaan gebied, onder een vochtig, Altantisch klimaat. Dit habitattype is dominant aanwezig in zowat alle mesofiele boscomplexen in Vlaanderen. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum (9130): De habitattype omvat de beukenbossen met een goed ontwikkelde voorjaarsflora, die voorkomen op een pHneutrale bodem. Dit type is dominant aanwezig in vrijwel alle middelgrote voedselrijke loofboscomplexen in het westen van Vlaanderen. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Sub-Atlantische en Midden-Europese Winter-eikenbossen of EikenHaagbeukbossen behorend tot het Carpinion betuli. (9160): Dit bostype omvat in Vlaanderen de typische subatlantische Eiken-Haagbeukbossen. Deze bossen zijn aanwezig op matig voedselrijke tot voedselrijke leemgronden, met een belangrijke zandfractie. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
•
Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) (91E0): Alle types komen voor op zware bodems, algemeen rijk aan alluviale afzettingen. Ze worden periodiek overstroomd door de jaarlijkse stijging van het waterniveau in rivier of moeras, maar bij laagwaterniveau worden ze goed gedraineerd en doorlucht. (BWK: wordt niet aangetroffen in de omgeving van het deelgebied 16).
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
49 van 66
Bijlage 2-soorten •
Zeggekorfslak
Bijlage 4-soorten •
Ook is het belangrijk een aantal specifieke soorten van nabij te bekijken, dewelke aangeduid zijn als Bijlage IV-soorten. Het Natuurdecreet bepaalt dat van deze soorten een beoordeling dient te gebeuren ongeacht of deze soorten nu in een Speciale Beschermingszone voorkomen. In de Bijlage IV zijn verscheidene amfibieën, reptielen, insecten en zoogdieren opgenomen.
Voorkomen van de habitats en soorten Bijlage 1-habitats van de Habitatrichtlijn •
Er komen binnen het deelgebied 16 of in de omgeving ervan geen aangemelde Habitattypes voor. Enkel op ca. 150m ten westen komt het type ‘voedselrijke ruigte’ beperkt voor.
Bijlage 2-soorten van de Habitatrichtlijn •
De Zeggekorfslak wordt aangetroffen in de Molenbeken, dewelke langsheen de verschillende deelgebieden lopen en door het SBZ-H stroomt.
Bijlage 4-soorten (van de Habitatrichtlijn) In het naslagwerk “Verspreiding van Amfibieën en Reptielen in Vlaanderen” en het boek “Europees beschermde natuur in Vlaanderen” worden als voorkomende soorten in de buurt van het plangebied aangegeven: • Kamsalamander • Gewone baarvleermuis • Watervleermuis • Gewone dwergvleermuis Effectenbespreking Om op de vragen die in het begin van dit document gesteld worden te beantwoorden zal er een analyse gebeuren van de relevante effectgroepen per vraag. In onderstaande tabel kan men een overzicht vinden van deze effectgroepen en voorbeelden van mogelijke verstoringsfactoren. effectgroep
voorbeelden van verstoringsfactoren
1. oppervlaktegebonden 1a. Fysisch ruimtebeslag (oppervlaktegebonden wijzigingen)
· Uitbreiding van een bedrijfsgebouw: komt echter niet voor.
wijziging van de oppervlakte van een habitat wijziging van het voorkomen van de soort of verlies aan leefgebied van een soort 1b. Verandering in de kwaliteit van een habitat of het leefgebied van een soort door wijziging in het landgebruik, het beheer of de functie
. wijziging door verhoging van de activiteitsgraad van een bedrijf: komt echter niet voor.
2. Verandering in kwaliteit van een habitat: grondwaterrelaties 2a. Verdroging/vernatting via grondwaterrelaties, inclusief wijziging
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
Nvt
50 van 66
effectgroep
voorbeelden van verstoringsfactoren
kwelgebieden en impact op grondwaterkwaliteit door wijziging hoeveelheden grondwater/oppervlaktewater 2b. verandering van het leefgebied van de soort tengevolge van wijziging leefgebied door verdroging/vernatting 3. Verandering in kwaliteit van een habitat: oppervlaktewaterrelaties 3a. Verandering in oppervlaktewaterpeilen
Nvt
3c. verandering leefgebied van een soort tengevolge van de processen in 3a 4. veranderingen in ruimtelijke relaties, netwerken en processen 4a. verandering in de barrière-werking (infrastructuur op wegen, waterlopen, toename bebouwde oppervlakte, …)
Nvt
4b. versnippering (uitéénvallen van een leefgebied in kleinere gescheiden leefgebieden)
Nvt
5. verstoring 5a. Verstoring van soorten (door geluid, licht, trillingen, geur) – kwaliteitsverlies
Nvt
5b. Verstoring van soorten door beweging (machines, mensen, golfslag, …)
· klanten bedrijf: er worden echter geen effecten verwacht omwille van de lage activiteitengraad en de afwezigheid van habitattypen in de omgeving van deelgebied 16.
6. Verandering in kwaliteit van een habitat door fysico-chemische wijzigingen in waterrelaties 6a. toevoer van nutriënten etc. via emissies in oppervlaktewater/grondwater
Nvt
Op de vraag of deze effectgroepen van toepassing zijn, kan het volgende worden geantwoord: • • •
Er is geen rechtstreeks biotoopverlies te verwachten van de planvoornemens t.o.v. het habitatrichtlijngebied. Het plangebied valt immers volledig buiten het habitatrichtlijngebied. Er worden geen ingrepen gepland die een verandering van de waterhuishouding met zich mee brengen. Er worden geen effecten vanuit de discipline mobiliteit verwacht op het Habitatrichtlijngebied. Het RUP streeft naar een bestendiging van de bestaande toestand. Enkel de aanbouw van een klein zwembad (zie hoofdstuk) water ifv de sauna, wordt toegestaan. Er zullen dus geen significante functie- of bestemmingswijzigingen plaatsvinden t.o.v. de huidige toestand van het plangebied.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
51 van 66
Conclusie Voortoets Passende Beoordeling Op basis van bovenstaande gegevens is het alvast mogelijk een antwoord te geven op de vooropgestelde vragen. Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten op het SBZ-H omwille van het RUP, en in het bijzonder voor deelgebied 16, verwacht.
VEN / IVON Het plangebied zelf bevindt zich niet in een gebied van het VEN of het IVON. Deelgebieden 7, 16, 19, 22, 26, 27, 33, 34 en 45 zijn gelegen op maximaal 500m van het VEN-gebied. Deelgebied 34 is gelegen vlak aan het VEN-gebied. Er wordt een natuurtoets opgemaakt om de mogelijke effecten te beoordelen. Natuurtoets (Deelgebieden 7, 16, 19, 22, 26, 27, 33, 34 en 45): De deelgebieden bevinden zich niet in een gebied van het VEN of het IVON. Het plangebied 34 grenst in het westen wel aan een VEN-gebied, zijnde ‘Vallei van de Molenbeek’ (GEN). In volgende analyse zal er nagegaan worden of: 1) het plan inderdaad een effect (schade) genereert, 2) de schade herstelbaar is. In het Natuurdecreet verwijzen artikels 25 en 26bis naar een aantal voorschriften en geboden in VEN-gebied. In onderstaande uiteenzetting is volgens de momenteel gangbare afwegingsprocedure geoordeeld of er onvermijdelijke / onherstelbare schade optreedt ten opzichte van de VEN-gebieden ten gevolge van de geplande voorgenomen activiteit. Is er verandering? Voor de deelgebieden 7, 22 19, 26, 27, 33 en 34 wordt de huidige situatie bestendigd bij uitvoering van het RUP. Er worden vanuit deze gebieden dan ook geen bijkomende effecten die tot een verandering van het VEN-gebied kunnen leiden, verwacht. De huidige toestand van deelgebied 16 wordt bestendigd, evenwel wordt de mogelijkheid open gelaten om een klein zwembad te voorzien, ifv de sauna. Gezien de zeer beperkte ingreep en de afstand tot het Ven (ca. 350m) worden er geen veranderingen verwacht. Binnen deelgebied 45 wordt er voorzien om de bestaande gebouwen te vervangen door nieuwe gebouwen, inclusief een beperkte uitbreiding van de bedrijvigheid en aanleg van een parking met 50 plaatsen. Gezien de afstand tot het VEN-gebied (ca. 380m) en de tussenliggende woonzone, worden er geen effecten op het VEN verwacht die een verandering teweeg zullen brengen. Er wordt dus geen verandering verwacht bij uitvoering van het RUP. Is de verandering nadelig ? Er wordt geen verandering verwacht. Is deze schade vermijdbaar en/of herstelbaar (bv. qua uitvoering, locatie) ? Aangezien er geen ingrepen in het VEN-gebied zelf voorkomen en de ingrepen binnen het plangebied minimaal zijn, is er geen schade te verwachten. Zijn schadebeperkende maatregelen noodzakelijk ? Aangezien de effecten van het plan ten opzichte van het VEN-gebied zo goed als onbestaande zijn, wordt het in dit geval niet noodzakelijk geacht om bijkomende maatregelen te nemen. Op basis van bovenstaande gegevens kan er besloten worden dat er geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten zijn op het VEN-gebied. Biologische waardering Binnen de deelgebieden die bestendigd worden en in de omgeving hiervan, wordt er geen verlies van biologisch waardevolle en/of minder waardevolle zones verwacht. Binnen de deelgebieden 4, 5, 9, 10, 13, 14, 17, 21 24, 31, 35, 36, 37, 42, 43, 45 en 50 zouden er
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
52 van 66
uitbreidingen toegestaan kunnen worden. Binnen de deelgebieden 10, 42 en 50, waar uitbreidingen zijn toegestaan, komt er een biologisch (zeer) waardevolle zone voor. Het betreft verruigd grasland in het westen van deelgebied 10. Een uitbreiding van de bestaande loods zou maximaal kunnen leiden tot een verlies van ca. 0,15ha verruigd grasland. Het beperkte verlies van verruigd grasland wordt als niet aanzienlijk negatief beoordeeld. Het soortenarm cultuurgrasland binnen deelgebied 42 werd reeds grotendeels verstoord door de buitenopslag van materialen. Er wordt dan ook geen aanzienlijk negatief effect verwacht omwille van een eventuele uitbreiding binnen deelgebied 42. De aanwezige houtkant aan de noordzijde van het plangebied dient gevrijwaard te blijven. Binnen deelgebied 50 wordt, op de BWK, verruigd grasland aangetroffen en verruigd grasland met boomopslag. Een planologisch attest werd reeds ingediend met de vraag om de bestaande parking en toonzaal uit te breiden en goedgekeurd. Een uitbreiding van de toonzaal en parking kan maximaal leiden tot een verlies van 0,3ha verruigd grasland. Van het verruigde grasland met boomopslag, deels gelegen binnen het deelgebied (zuidelijke zone) en ten zuiden van het deelgebied, mag geen ruimte worden ingenomen. Het beperkte verlies van het verruigde grasland wordt als niet aanzienlijk negatief beoordeeld. In de buurt van de plangebieden 9, 13, 14, 24, 31 en 37, waar uitbreidingen mogelijk worden toegestaan, komen er biologisch waardevolle zones voor. Gezien de ligging en de beperkte uitbreiding, wordt er geen aanzienlijk effect op de omliggende biologisch waardevolle zones verwacht. Binnen deelzone 31 dient er een afstandsbuffer (met groeninvulling) tov de omliggende biologisch waardevolle zones ingevoerd te worden (oa tov het kasteelpark aan de achterzijde) om de mogelijks beperkt negatieve effecten op de omgeving nagenoeg volledig te voorkomen. De uitbreiding dient dan ook aan te sluiten bij de bestaande bebouwing. De groeninvulling van de buffer dient met streekeigen materiaal te gebeuren.
5.3.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Bij het uitblijven van het plan, worden er geen bijkomende nadelige effecten op de fauna en flora verwacht, indien er geen verdere groei van de zonevreemde bedrijven wordt toegelaten. De ongecontroleerde verdere groei van de zonevreemde bedrijven (zoals de autonome ontwikkeling zich heeft voorgedaan), kan eventueel leiden tot het verlies van biologisch waardevolle zones.
5.3.4
Milderende maatregelen De houtkant aan de noordzijde van het deelgebied 42 dient gevrijwaard te blijven. Binnen deelzone 31 dient er een afstandsbuffer (met groeninvulling) tov de omliggende biologisch waardevolle zones ingevoerd te worden (oa tov het kasteelpark aan de achterzijde). De uitbreiding dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing. De groeninvulling van de buffer dient met streekeigen materiaal te gebeuren.
5.3.5
Conclusie Vanuit de discipline fauna en flora worden geen aanzienlijke milieueffecten verwacht, rekening houdende met de milderende maatregelen.
5.4
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
5.4.1
Referentiesituatie Kaart 7: Landschapskenmerken Volgens de landschapskenmerkenkaart verstedelijkt netwerk.
wordt
Erpe-Mere
gekenmerkt
door
een
De deelgebieden zijn in twee verschillende traditionele landschappen gelegen: “Land van Zottegem” en “Land van Watteren-Lede”. Dit landschap wordt gekenmerkt door een golvende topografie met een verstedelijkt weefsel en sterk versnipperde open ruimten.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
53 van 66
In de omgeving van de deelgebieden komen de Relictzones (R40062) ‘Land van de Molenbeken’, ‘Honegem, Zolegem en Molenbeek’ (R40078) en (R40079) ‘Molenbeek Wichelen en Wanzele, Kattenbos’ voor. Enkele deelgebieden zijn in de relictzones gelegen. Het betreft deelgebieden 3,7,16, 18, 19, 21, 22, 24, 25, 35 37, 38 en 39.
Relictzone ‘Land van de Molenbeken’: Wetenschappelijke waarde: Brede topzones en minder diepe valleien. Zwak golvend reliëf met zachte hellingen en langgerekte depressies. Afwisseling van opeenvolgende langgerekte ZW-NO gerichte ruggen en ingesneden beekvalleien en secundaire depressies. Beken hebben asymmetrische dalen. Breed, hoger gelegen centraal deel, ontstaan van verschillende valleihoofden in de vorm van amfitheaters, beken en riviertjes hebben een consequent verloop. Historische waarde: Omgeving Sint-Lievens-Houtem: wegenpatroon herkenbaar volgens Ferraris, percelering groter dan huidige toestand. Omgeving Vlekkem: toestand op Ferraris: open landbouwgebied, grotere percelering dan huidige toestand, wegenpatroon herkenbaar, geen bebouwing aanwezig. Noorden van Oombergen: structuur van Ferraris duidelijk herkenbaar in de huidige toestand: open landschap met enkele bospercelen, noorden van Walsegem: bos en natte weilanden. Noorden van Hillegem: bosgebied langs de Kottembeek aanwezig volgens Ferraris en Vandermaelen. Gebied ten ZW van Hillegem is nog steeds open landschap met bosperceel, toestand onveranderd sinds Ferraris en Vandermaelen. Richting van de percelering is ongewijzigd, percelering nu kleiner. Gebied ten westen van Aaigem: volgens Ferraris: bospercelen in een open landbouwlandschap, huidige toestand van de bospercelen: vorm en grootte herkenbaar tov Ferraris. Gebied ten oosten van Herzele en Hillegem: beekvallei en Grote Beek vormt bij Ferraris een open landschap met enkel perceelsranden langs de beek. Wegenpatroon volgens Ferraris, percelering gewijzigd. Verstoring: Noorden van Oombergen: gebied nu doorsneden door N42 en N46. Gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied. Esthetische waarde: Heuvelachtig landschap, Omgeving Sint-Lievens-Houtem: open landbouwgebied, kleine percelen. Omgeving Vlekkem: kleine percelering, geen perceelsranden, bebouwing afwezig. Gebied ten westen van Aaigem: in de vallei van de Molenbeek: bomenrijen, kleine percelen bos en overwegend weiland. Gebied ten NO van Haaltert: open landbouwlandschap met kleine regelmatige percelen. Beleidswenselijkheden: Vrijwaren resterende open ruimten door weren en bufferen van bewoning en infrastructuur. Accentueren van de landschappelijke structuur door benadrukken van de perceptieve kwaliteiten van het reliëf en de valleien.
Reliczone ‘De Vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere’: Wetenschappelijke waarde: De vallei is asymmetrisch. Er komen plaatselijk bronzones en stuwwatertafels voor met daarbijhorende bronbossen en stuwwaterverschijnselen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
54 van 66
Historische waarde: Op de kaart van Ferraris (ca. 1775) en Van der Maelen (ca.1850) zijn de meersen met bomenrijen langs Molenbeek en langs de percelen duidelijk zichbaar. De dries is duidelijk herkenbaar. Er ligt een poel op de dries, rond het plein staat bebouwing. De bebouwing is nauwelijks toegenomen t.o.v. Ferraris en Vandermaelen. Het (half-)gesloten karakter landschap langs Molenbeek met perceelsrandbegroeiingen rond de weilanden en fragmenten bos, is goed bewaard. Het kasteel van Herzele is met een dreef met het dorp verbonden. In de vallei ten zuiden daarvan komen vele hagen voor. Er komen enkele hoeves in de vallei voor die op oude kernen terug gaan. Esthetische waarde: Het gesloten landschap ligt langs de Molenbeek, het is hoofdzakelijk weiland met nog enkele percelen bos. Op de Molenbeek liggen verschillende watermolens. Ook enkele historische hoeven komen in de vallei voor. De structuur van de Dries is nog goed bewaard. Ter hoogte van Herzele is de vallei van de Molenbeek wat breder en komen veel hagen rond de weilanden voor. Het kasteel van Herzele ligt ongeveer op het hoogste punt. Ruimtelijk structurerende waarde: De vallei van de Molenbeek, met de vele molens, loopt centraal door de ankerplaats. Daarrond komen vele weilanden in de asymmetrische vallei voor. Deze zijn door lineaire vegetatie omzoomd. Enkele bosjes dragen eveneens bij tot het gesloten karakter van het landschap. In de vallei komen er verschillende historische hoeven voor. Het kasteel van Herzele ligt bovenaan de heuvelkam. Op de minder steile valleihellingen komt akkerland voor op kleine kouters. Op sommige plaatsen komen bronbosjes voor op de valleihellingen. Relictzone Molenbeek Wichelen en Wanzele, Kattenbos: Wetenschappelijke waarde: Beekvallei, natte zandlemige gronden. Zijbeek van de Schelde. Historische waarde: Toestand bij Ferraris: Molenbeek duidelijk herkenbaar, kronkelend verloop, omliggende percelen in het noordelijk gedeelte van de relictzone zijn ingenomen door kleine percelen bos en weiland, veel bebouwing langs de loop van de beek. Ter hoogte van Impe en Lede is de vallei van de beek duidelijk breder en ingenomen door meersen, natte weilanden en percelen bos. Groter boscomplex ten oosten van de beek ter hoogte van Overimpe en Halfbunder. Zelfde toestand herkenbaar bij Vandermaelen: kronkelend verloop van de beek, noordelijke deel zeer smalle vallei te herkennen aan natte weilanden en kleine percelen bos, zuidelijk deel breder, verspreiding van de bospercelen is te vergelijken met de toestand op Ferraris. Boscomplex ter hoogte van Overimpe en Halfbunder wel kleiner in oppervlak. Op de kaart MGI 1/20,000 is de oppervlakte van de percelen bos nog gedaald, vallei blijft duidelijk herkenbaar. Perceelsranden in de vallei gedeeltelijk bewaard. Verstoring: Gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied. Esthetische waarde: Oever van de beek gedeeltelijk beplant met bomenrijen, kronkelend verloop van de beek duidelijk herkenbaar. Kleine percelen bos aanwezig in het noordelijk deel van de beekvallei. In het zuidelijk deel grotere percelen bos. Nog gedeeltelijk perceelsranden aanwezig in de beekvallei. Kleine en regelmatige percelering. Enkel bebouwing langs de beek in het noordelijk deel.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
55 van 66
Relictzone Land van de Molenbeken’, ‘Honegem, Zolegem en Molenbeek’: Wetenschappelijke waarde: Zwak golvend reliëf, natte alluviale gronden. Landschapselementen: populierenbos, gemengd loofbos, hakhout, houtwallen, hooiland, graasland, moeras. Ligging overgangszone Leemstreek en Zandleemstreek. Honegemdepressie is ontstaan door laterale erosie van de Molenbeek. Aan de rand van de alluviale vlakte met een merkwaardige verbreding ontstaan door laterale erosie van een sterk meanderende beek, 2 opeenvolgende kleine steilranden. Historische waarde: Molenbeek: landgebruik en percelering volgens Ferraris. Moerassige weilanden tot na WO II als hooiland gebruikt. Na 1948 enkele percelen beplant met Canadapopulieren. Veen aanwezig in Honegemdepressie, vanaf 1714 turfsteken. Uitvening is te zien vanaf kaart Dépôt de la Guerre. Zolegem: oppervlakte van het bos steeds toegenomen sinds 1785 (steeds kleine percelen bijgekomen). Na WO I: vlascultuur, rootputten zijn nog steeds aanwezig. Esthetische waarde: Molenbeek: kleine percelen met alleenstaande bomen en bomenrijen. Licht golvend landschap, doorsneden door Molenbeek. Open kouters en afwisseling van gemengde loofbosjes, populierenbosjes, hakhout, houtwallen, hooi- en graslanden. Kleine kronkelende wegjes.
De ankerplaats (A40074) ‘Vallei van de Molenbeek tussen Herzele en Mere’ situeert zich ten zuiden van de deelgebieden. Deelgebied 45 bevindt zich op ca. 130m ten noorden van de ankerplaats. De ankerplaats (A40028) ‘Honegem – Solegem’ bevindt zich in het NO ten opzichte van de deelgebied. Deelgebied 16 bevindt zich in en deelgebied 14 op ca. 100m ten westen van de ankerplaats. Er komen geen beschermde dorps- of stadsgezichten voor binnen de deelgebieden, evenals beschermde landschappen of monumenten. Deelgebied 16 is gelegen aan de rand van het beschermde landschap ‘Honegem-Solegem-Sint-Appolonia’. Beide beken van eerste categorie (Ter Erpenbeek , Molenbeek) worden aangeduid als lijnrelict, evenals de weg van Aalst naar Gent. Er komen geen puntrelicten voor binnen de deelgebieden. In de omgeving van de deelgebied, komen er elementen voor opgenomen in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Binnen deelgebied 13 betreft het de brouwerij ‘De de Arend’ (eind 19 Eeuw). Deze brouwerij kende verschillende functies doorheen de geschiedenis, van brouwerij, fruithandel, drankenhandel tot de huidige boekhandel. De brouwerij bevindt zich achter een recent woonhuis. De achterbouw (voormalig graanmagazijn en mouterij) is van een recentere datum. In de Centraal Archeologische Inventaris zijn geen vindplaatsen opgenomen in en ter 4 hoogte van de plangebieden . Het ontbreken van vindplaatsen zegt niets over de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het plangebied is niet eerder onderzocht op haar archeologische waarde.
Binnen de verschillende deelgebieden worden een aantal buurt- en voetwegen aangeduid. •
Binnen deelgebied 24: voetweg zonder nummer;
•
Binnen deelgebied 3: weg nummer 24;
4 De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met verder onderzoek vastgesteld te worden.”
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
56 van 66
5.4.2
•
Binnen deelgebied 41: weg nummer 113;
•
Binnen deelgebied 45: weg nummer 97.
Mogelijke effecten De verdere invulling van de deelgebieden brengt slechts in zeer beperkte mate vergraving met zich mee, daar het grotendeels een bestendiging van de huidige situatie betreft. Hierbij bestaat een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten. Mits de nodige maatregelen genomen worden (zie verder) en wegens de beperkte uitbreidingsmogelijkheden, zijn hier geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten. De bestendiging en beperkte mogelijkheden tot uitbreiding van de bestaande infrastructuur/gebouwen hebben geen effect op de voetwegen die in het plangebied gekend zijn. Enkele van de voetwegen zijn in de huidige situatie reeds verstoord. Het plan zal geen bijkomend negatief effect hebben op de voetwegen. Gezien de ligging en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden van de deelgebieden, uitgezonderd deelgebied 16, worden er geen aanzienlijk negatieve effecten op de ankerplaatsen verwacht. Deelgebied 16 bevindt zich in de ankerplaats ‘SolegemHonegem’. Om de waarden van de ankerplaats niet aan te tasten zijn grootschalige ingrepen in dit deelgebied niet toegestaan. Binnen deelgebied 16 wordt een klein zwembad voorzien, ihkv de sauna die aanwezig is in het verzorgingscentrum. Er wordt beoordeeld dat de aanleg van een klein zwembad en een watertank voor een jacuzzi, geen negatief effect op de ankerplaats teweeg brengt, mits er rekening wordt gehouden met de inplanting van deze infrastructuur. Deze dient aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur en hier zo goed als mogelijk mee verweven te zijn, om de visuele impact op het landschap tot een minimum te beperken. Gezien de ligging van de deelgebieden tov beschermde monumenten, landschappen, dorps- en stadsgezichten, worden er geen effecten op de zones verwacht. Gezien de bestendiging van de huidige situatie voor het merendeel van de deelgebieden en de beperkte uitbreidingen voor de overige deelgebieden, worden er geen effecten op de lijnrelicten en relictzones verwacht. Er worden geen effecten verwacht op de elementen opgenomen in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed, gezien de ligging tov van de deelgebieden, uitgezonderd voor deelgebied 13. Binnen deelgebied 13 wordt brouwerij ‘De Arend’ aangetroffen. De brouwerij kent geen bescherming, doch heeft deze een bouwkundige erfgoedwaarde. De hedendaagse uitbreiding kan niet als aanhangsel voorkomen, maar dient naar bouwstijl, gebruikte materialen, visuele kenmerken aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur. Er dient dus rekening gehouden te worden met de cultuurhistorische waarde van het gebouw en omgeving en dienen alle maatregelen genomen te worden om zo min mogelijk aan de waarde van het gebouw te raken. Indien met voorgaande rekening wordt gehouden, wordt het effect beperkt negatief beoordeeld.
5.4.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Een verdere invulling van de deelgebieden binnen de huidige bestemming zal niet leiden tot negatieve effecten binnen de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De zonevreemde bedrijvigheid kan verdwijnen ifv ontwikkelingen binnen de huidige bestemmingszone.
5.4.4
Milderende maatregelen Omdat niet duidelijk is in hoeverre archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied, noch wat hun aard, omvang en conservering is, adviseren wij om vooraf aan de beperkte ontwikkelingen in de deelgebieden (waar een uitbreiding wordt toegestaan) ter hoogte van de geplande/mogelijke bebouwing, een archeologisch vooronderzoek te laten uitvoeren.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
57 van 66
De voorziene infrastuctuur binnen deelgebied 16 dient aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur en hier zoveel als mogelijk mee verweven te zijn. Het kan hier enkel gaan om zeer beperkte ingrepen. De uitbreiding van de garage binnen deelgebied 13 dient rekening te houden met de cultuurhistorische waarde van het bouwkundig erfgoed van de voormalige brouwerij De Arend. Naar bouwstijl, gebruikte materialen, visuele beleving, … dient deze aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur. Er wordt tevens geadviseerd om contact op te nemen met de provinciale dienst Erfgoed zodra de concrete plannen gekend zijn.
5.4.5
Conclusie Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht, rekening houdende met de milderende maatregelen.
5.5
Mens
5.5.1
Referentiesituatie Situering Het RUP “Zonevreemde bedrijven” bestaat uit verschillende deelgebieden (42), verspreid gelegen over het grondgebied van de gemeente Erpe-Mere. De gemeente is gelegen in het zuidoostelijk deel van de provincie Oost-Vlaanderen en behoort tot het arrondissement Aalst. De fusiegemeente telt 8 deelgemeenten: Mere, Erpe, Aaigem, Burst, Bambrugge, Ottergem, Vlekkem, Erondegem. Een beschrijving van de verschillende deelgebieden wordt gegeven in $2.2.1.
Mobiliteit Deelgebied 1 is bereikbaar via Ottergemdorp en via de industriezone. Het personeel en klanten komen vaak met de wagen. Het aantal klanten is variabel en er wordt vaak op afspraak gewerkt. Via het bedrijventerrein worden er enkele leveringen per dag per vrachtwagen uitgevoerd. De impact op Ottergemdorp is beperkt. De feestzaal binnen deelgebied 2 is goed bereikbaar via de Keerstraat. De parking is niet optimaal ingericht. Het gegenereerde verkeer is afhankelijk van de momenten waarop de zaal verhuurd is. Het bedrijf ‘Vijverman en Zonen’, gelegen in deelgebied 3, heeft een beperkte verkeersgeneratie. Er zijn slechts drie personen actief binnen de zaak. De huidige ontsluiting voldoen, gezien de beperkte verkeersgeneratie. Er vertrekt dagelijks 1 vrachtwagen. Deelgebied 4 kent een goede bereikbaarheid, gelegen aan de Dorpsstraat (N46a). Klanten komen meestal op afspraak en de verkeersgeneratie varieert dan ook. Er zijn regelmatig leveringen met vrachtwagens of bestelwagens. Er zijn een 5-tal werknemers werkzaam in het hydraulica bedrijf (pompen, slangen, …). Garage Van den Eeckhout (deelgebied 5) is gelegen aan de N46a, en telt 2 werknemers. Het bedrijf kent een goede bereikbaarheid. De takeldienst vormt een belangrijke activiteit. Per vrachtwagen worden containers geleverd aan ‘Tegelimport Claus’, gelegen aan de Gentsesteenweg (N9) in deelgebieden 6/7. Er werken 6 werknemers. De site is vlot bereikbaar. Gelegen aan de Oudenaardsesteenweg in deelgebied 9, treft men Smederij Van Impe aan en is vlot bereikbaar. Er is slechts één werknemer werkzaam in het bedrijf. De bedrijfsleider woont tevens op de site. Maandelijks worden er metalen onderdelen geleverd per vrachtwagen. De site van deelgebied 10 is vlot bereikbaar omwille van de ligging langs de N9 (Gentsesteenweg). De leveringen zijn variabel en de klanten komen uit verschillende regio’s, tot het buitenland toe. Het bedrijf doet aan verkoop van legerstocks. Er is geen personeel aanwezig, noch een vast verkooppunt. De goederen voor deelgebied 11 worden voornamelijk door een transportbedrijf afgeleverd, ca. driemaal daags. Er zijn drie personen werkzaam in de doe-het-zelf zaak. Er zijn ongeveer 50 tot 100 klanten per dag. Door de
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
58 van 66
ligging aan de N9 is de site zeer vlot bereikbaar. De kantlintweverij in deelgebied 12 is gelegen aan de Botermelkstraat. De site is vlot bereikbaar via de Oudenaardsesteenweg en is gelegen in de nabijheid van de E40. De leveringen gebeuren ongeveer elke 2 maanden vanuit Duitsland. Er is geen personeel aanwezig en de zaakvoerdster woont op de site. De uitgeverij ‘De Krijger’ in deelgebied 13 is gelegen aan de N46a. Er vinden geen productieactiviteiten plaats. Het betreft enkel een boekhandel/uitgeverij. De drie personeelsleden komen per auto of fiets. Klanten komen bestellingen ophalen of laten deze per postorder toesturen. Gezien de ligging aan de N46a zijn er geen problemen omtrent de huidige mobiliteit. Autohandel Patrick (deelgebied 14) is gelegen langs de Leedsesteenweg, met vier werknemers. Het kent een uitstekende ontsluiting. Het cliënteel is afkomstig uit de regio (max. 15km). Met een 20tal klanten per dag is de mobiliteitsimpact beperkt. Er zijn dagelijks leveringen van nieuwe onderdelen, reservestukken, … Het deelgebied 15 is vlot bereikbaar via de N 46 (Oudenaardsesteenweg). Het betreft voornamelijk opslag van materialen (voor sanitair en verwarming). Er komen dan ook geen klanten naar deze locatie. Het schoonheidsinstituur Adelante, gelegen in deelgebied 16, telt 4 werknemers en een zaakvoerder. De mobiliteitsimpact is zeer beperkt. De locale type III weg volstaat dan ook om de verkeersgeneratie op te vangen. Deelgebied 17, gelegen langs de Oudenaardsesteenweg, omvat een garage. Deze is zeer goed bereikbaar via de N46 en is gelegen nabij de E40. De 2 medewerkers komen per auto naar de garage, de zaakvoerder en medezaakvoerder wonen op de site. Er zijn dagelijks ca. 2 leveringen. De afzetmarkt betreft de ruime regio rond het bedrijf. Antiekwinkel de Houtroos, gelegen in deelgebied 18, kent een zeer goede ontsluiting, daar het gelegen is langsheen de Oudenaardsesteenweg. Er is geen personeel aanwezig en de zaakvoerder komt met de auto naar het bedrijf. De klanten zijn hoofdzakelijk particulieren uit de regio. Er zijn een 5 à 10 klanten per dag. Deelgebied 19, gelegen langs de Gentsesteenweg, is goed bereikbaar. Er zijn 2 personeelsleden, zijnde tevens de zaakvoerders. De klanten zijn voornamelijk particulieren en zelfstandigen uit de regio. Er vinden dagelijks leveringen plaats van onderdelen. Deelgebied 20 is goed bereikbaar dankzij de ligging aan de Gentsesteenweg. Het betreft een eenmanszaak, namelijk een steenkapperij. Het bedrijf, dat poorten produceert, levert en plaatst, gelegen in deelgebied 21 langsheen de Gentsesteenweg, telt voor particuliere klanten uit de regio, en schrijnwerkers. Vrachtwagens leveren dagelijks de nodige onderdelen aan. Deelgebied 22 is goed bereikbaar via de Gentsesteenweg. Er zijn drie personen werkzaam in het bloemen en planten bedrijf. De klanten komen uit de nabije omgeving. De herstellingswerkplaats voor personenvoertuigen, gelegen in deelgebied 23 langsheen de Impestraat, telt drie werknemers. Het bedrijf is goed bereikbaar door de ligging in een brede zijstraat van de Gentsesteenweg. De klanten komen hoofdzakelijk uit de nabij regio. Het bedrijf haalt meestel zelf onderdelen op bij leveranciers. Iso-star bvba, in deelgebied 24, is goed bereikbaar via de brede zijstraat van de Gentsesteenweg. De werknemers en bedrijfsleider wonen op de site of aanpalende percelen. De materialen worden per vrachtwagen geleverd, om zo de polystyreenplaten te maken. Het benzinestation (eenmanszaak), gelegen aan de Dorent in deelgebied 25, is gelegen langs een goed uitgeruste weg in de dorpskern van Burst. De meeste klanten zijn particulieren uit de regio. Tweemaal per week vindt een levering plaats. De zaakvoerder van authandel Gunther , deelgebied 26, woont op de site. De meeste klanten zijn afkomstig uit de reegio. Er vinden geen leveringen aan huis plaats. Er zijn dagelijks leveringen per bestelwagen aan de garage. Het bedrijf is goed bereikbaar via de Gentsesteenweg. Er gebeuren geen leveringen aan deelgebied 27. Er is een beperkte bedrijvigheid (bijberoep). De bereikbaarheid via de Nijverheidsstraat is dan ook voldoende. Het bedrijf gelegen in deelgebied 28 telt vier tot zes werknemers. Gezien de beperkte mobiliteitsimpact is de site voldoende bereikbaar. Er gebeuren frequent leveringen van bouwen schrijnwerkmaterialen per vrachtwagen. De eenmanszaak voor aan- en verkoop van meubelen in deelgebied 30, is gelegen langs de Oudenaardsesteenweg en kent een goede ontsluiting. Het bedrijf Lievens autobanden, gelegen in deelgebied 31, is een eenmanszaak gelegen aan de Nijverheidsstraat. De ontsluiting is voldoende voor de huidige activiteit. Er zijn sporadisch leveringen aan het bedrijf. Gelegen langs een voldoende uitgeruste lokale weg en in de nabijheid van de E40, in deelgebied 34, voldoet de huidige ontsluiting voor het bedrijf. De producten (vloeren en wanden) worden geleverd over heel Vlaanderen. Er zijn een tweetal leveringen per dag aan het bedrijf voornamelijk uit het buitenland. Het
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
59 van 66
hobbycenter/tuincenter, zijnde deelgebied 35, is goed bereikbaar via de Gentsesteenweg. De gerante woont op de site. De leveringen vinden plaats per vrachtwagen. Het goed bereikbare bedrijf Moto’s Dirk, zijnde deelgebied 36, voert herstellingen uit van moto’s, fietsen, … Het betreft een eenmanszaak. De bouwonderneming Coppens Erik en Co, gelegen in deelgebied 37langsheen de Langemunt, kent ontsluitingsproblemen. Het betreft ruimtegebrek ter hoogte van de site. De beperkte wegbreedte leidt tot een moeilijke doorgang, mede door het parkeren van bewoners op de rijweg. De zaakvoerder woont op de site. De leveringen gebeuren met kleine vrachtwagens, daar grote vrachtwagens geen toegang hebben tot de site. Sommige leveringen gebeuren gefaseerd, af en toe dient een lading aan de straatzijde afgezet te worden en manueel naar binnen gebracht te worden. Deelgebied 38 omvat een aannemer afwerking, waar twee werknemers actief zijn. De meeste werken gebeuren op de werven, zodat er nauwelijks klanten naar het bedrijf komen en de mobiliteitsimpact zeer beperkt is. De leveringen gebeuren meestal direct op de werf. Rubex plaatst keukens, ingemaakte kasten, … en is gelegen in deelgebied 39. Er zijn 3 werknemers actief binnen het bedrijf, gelegen aan de Dorent te Burst. Door de nabijheid van de N46 is de ontsluiting voldoende. Er gebeurt gemiddeld 1 levering per vrachtwagen per week aan het bedrijf. Het brandveiligheids- en ventilatiesystemenbedrijf Brakel Aero, zijnde deelgebied 41, is gelegen aan de Schoolstraat te Mere. Het is vlot bereikbaar. Er zijn 21 bedienden werkzaam en 6 arbeiders. De producten worden door het bedrijf zelf naar werven gebracht. Er worden ca. 5 à 10 leveringen met de vrachtwagen per week gedaan door het bedrijf. De verkoop van bouwmaterialen door Danckaert NV, zijnde deelgebied 42, telt 8 werknemers. Gelegen op 1,5km van de Oudenaardsesteenweg en in de omgeving van de E40, langsheen de verbindingsweg Aaigem-Burst, is de ontsluiting van het bedrijventerrein goed. Het bedrijf levert de bouwmaterialen per vrachtwagen aan huis. Er zijn dagelijks leveringen per vrachtwagen. Binnen deelgebied 43 zijn er 7 personen werkzaam. Het bedrijf is gelegen aan 2 lokale ontsluitingswegen en kent goede bereikbaarheid. Een 8tal klanten komen per vrachtwagen dagelijks naar het bedrijf dat vrachtwagens herstelt en verkoopt. De klanten en leveringen aan het bedrijf zorgen voor de komst van een tiental vrachtwagens per dag. De productie van ramen en deuren, binnen deelgebied 44, geschiedt door 8 arbeiders en drie overige medewerkers. Er zijn ca. 5 grote leveringen per week per vrachtwagen en gemiddeld wordt er één keer per dag onderdelen afgehaald. De vrij smalle landelijke toegangsweg is niet optimaal voor de ontsluiting, maar volstaat wel voor de huidige activiteiten. Binnen deelgebied 45 bevindt zich het tuincentrum Goessens. Er werken ca. 7 personen in de zaak, occasioneel aangevuld in drukke periodes met enkele extra werkkrachten. Er zijn ongeveer 160 klanten per dag. Er zijn gemiddeld 22 leveringen per week (van potgrond, potterie, snijbloemen, …) Het bedrijf heeft een gebrek aan parkeerplaatsen. Het verkooppunt is wel vlot bereikbaar gezien de ligging langs de Opaaigem. Garage Troch, gelegen in deelgebied 50 langsheen de Gentsesteenweg, is zeer vlot bereikbaar en telt één personeelslid. Er zijn 10 leveringen van auto’s per maand. Er zijn dagelijks twee leveringen van onderdelen. Deelgebied 51, het eenmansbedrijf Lepage, heeft ca. 2 vrachtwagenbewegingen per dag.
Landbouw Deelgebied 14 is gelegen in, maar aan de rand van het Herbevestigd Agrarisch Gebied. Momenteel wordt het deelgebied nagenoeg volledig ingenomen door het huidige bedrijf (autohandelaar). De overige deelgebieden zijn niet gelegen in HAG.
Geluid en Lucht Het hoofdwegennet op het grondgebied van Erpe-Mere werd opgenomen in de geluidsbelastingkaart van het wegennet (opgemaakt in 2008). Het merendeel van de deelgebied situeert zich langsheen of in de nabije omgeving van deze assen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
60 van 66
Figuur 5-1: Geluidsbelastingskaart (Bron: LNE)
Er is geen meetpunt van de VMM gelegen in de omgeving van Erpe-Mere. Uit onderstaande figuur valt wel af te leiden dat er geen overschrijding voorkomt van het aantal dagoverschrijdingen van de PM10-concentratie (norm max. 35 dagen /jaar). Er is een overschrijding van de dagconcentratie PM10 gedurende 11 à 20 dagen per jaar.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
61 van 66
Figuur 5-2: Daggemiddelde PM10 concentratie - aantal dagen overschrijding
5.5.2
Mogelijke effecten Huidige functie Het RUP voorziet in de bestendiging van de bestaande situatie en beperkte uitbreidingen voor enkele van de deelgebieden. Er zijn dan ook geen effecten op de huidige functies in de omgeving van de deelgebieden te verwachten. Landbouw Bij uitvoering van het plan zal er een zeer beperkte bijkomende oppervlakte van het agrarisch areaal worden ingenomen binnen deelgebied 14 (ca. 900m²). De samenhang van de agrarische zone wordt echter niet verstoord. Gezien de zeer beperkte oppervlakte wordt het verlies van landbouwareaal als beperkt negatief beoordeeld. Deze zone is tevens opgenomen in het HAG. Gezien de ligging aan de rand van het HAG en de zeer beperkte oppervlakte is het effect verwaarloosbaar. Mobiliteit Algemeen worden weinig effecten verwacht t.o.v. de bestaande situatie. De dynamiek van de verschillende deelzones wordt laag gehouden. De huidige toestand wordt bestendigd en voor enkele van de deelgebieden zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden toegestaan. Er worden geen aanzienlijke toenames van verkeer verwacht. Er worden bijgevolg ook geen aanzienlijke effecten op de mobiliteit verwacht. De ontsluiting van deelgebied 37 is in de huidige situatie niet optimaal, wegens de te smalle ontsluitingsweg. De gewenste uitbreiding van de site is enkel mogelijk indien een antwoord wordt gegeven op de moeizame ontsluiting, die zowel voor het bedrijf als voor de omwonenden als negatief wordt ervaren. De optimalisatie van de parking voor enkele deelgebieden wordt als positief beoordeeld.
Lucht, geluid en licht Gezien de verwaarloosbare effecten op de mobiliteit, worden geen effecten op de luchtkwaliteit verwacht omwille van de mobiliteit. Er worden ook geen activiteiten beoefend die een negatief effect op de luchtkwaliteit zouden teweeg brengen.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
62 van 66
Indien op de bedrijventerreinen verlichting wordt ingepland, ifv de uitbreidingen of de optimalisatie van de parking, dient deze rekening te houden met de omgeving (omwonenden). De inplanting dient zodanig te geschieden dat er geen negatief effect naar de omgeving toe ontstaat. Er worden gezien de beperkte ingrepen in de deelgebieden (of in de meeste sommige gevallen een volledige bestendiging) geen bijkomende effecten van geluid verwacht.
5.5.3
Toetsing t.a.v. het nulalternatief Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht bij het uitblijven van het plan.
5.5.4
Milderende maatregelen Inzake de inplanting van verlichting moet in het RUP worden aangegeven dat deze functioneel moet zijn en geen hinder tov de omgeving teweeg mag brengen. De ontsluiting van deelgebied 37 dient ifv de uitbreiding geoptimaliseerd te worden, zodat een oplossing wordt geboden aan de huidige problematische ontsluiting, die zowel voor de site zelf, als voor de omwonenden als negatief wordt ervaren.
5.5.5
Conclusie Voor zover er rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen, zijn er vanuit de discipline mens geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten.
5.6
Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld.
5.7
Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van de deelgebieden en de beperkte schaal van de mogelijke uitbreidingen, wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen”.
5.8
Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Op basis van de op dit moment beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP “Zonevreemde bedrijventerreinen” te Erpe-Mere, er geen aanwijzingen zijn dat er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het RUP “Zonevreemde bedrijventerreien”, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007. De nodige voorgestelde milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verwerkt in het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan.
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
63 van 66
6
Bijlagen
6.1
Bijlage 1: Afweging tot opname in het RUP: Keukens Redant
Keuken Redant (1) – Verkoop en plaatsen van keukens Ottergemdorp 59, 9420 Ottergem Huidige bestemming Gewestplan
Agrarisch gebied en industriegebied
BPA
niet van toepassing
Verkaveling
niet van toepassing
Zonevreemd
Ja
Het bedrijf is deels zonevreemd. Oorspronkelijk was het bedrijf volledig zonevreemd, bij de verdere groei van het bedrijf kon echter een perceel aangekocht worden op het nabijgelegen bedrijventerrein (industriegebied) en kon ook de verbinding tussen de nieuwe en oude site gerealiseerd worden zodat dit ook één geheel blijft wat de werking van dit bedrijf uiteraard sterk ten goede komt.
Vergunningstoestand Bouwvergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen Milieuvergunningen
Toekomstvisie bedrijf Uitbreidingsplannen
Nee
Afweging binnen het globale afwegingskader Hoofdruimte
Noordoostelijk binnenkamersgebied
Het bedrijf bevindt zich in het noordoostelijk binnenkamersgebied en maakt hierin deel uit van de deelruimte Mere-Erpe. In principe zijn alle klassen mogelijk. Rekening houdende met de ligging van het bedrijf deels in het bedrijventerrein en in deze sterk bebouwde omgeving worden vanuit de globale afweging geen bijkomende eisen op dit bedrijf opgelegd.
Afweging gebaseerd op de omzendbrief RO2000/01 Verweving activiteiten
+
Het bedrijf is verweven enerzijds tussen de bebouwing van Ottergemdorp en anderzijds in het bedrijventerrein. Langs Ottergemdorp geeft het bedrijf een eerdere kleinschalige indruk wat de verweving van dit bedrijf zeker ten goede komt. Langs Ottergemdorp komen vooral personenvoertuigen, het vrachtverkeer komt grotendeels via het bedrijventerrein. Het bedrijf sluit zowel aan op de dorpskern van Ottergem
Mogelijkheden bestaande locatie
-
Het bedrijf heeft grotendeels benut.
Economische betekenis bedrijf
+
Het bedrijf stelt 9 personeelsleden te werk.
Implicaties bij herlokalisatie
-
Het bedrijf heeft reeds vrij grote investeringen gedaan ter plaatse. Het is niet meer mogelijk om dit bedrijf nog te herlokaliseren. Een deel van het bedrijf is niet zonevreemd, doch het is niet wenselijk om de toonzaal in te planten in de industriezone, deze blijft beter geënt op Ottergemdorp. Bovendien is er onvoldoende ruimte voorhanden op het bedrijventerrein om hier ook een toonzaal te voorzien.
Draagkracht van de omgeving
+
Het bedrijf is goed verweven met de bebouwing. De ateliers bevinden zich hoofdzakelijk op het bedrijventerrein. De mobiliteitsimpact langs Ottergemdorp is relatief beperkt en het bedrijventerrein is voldoende uitgerust om vrachtverkeer
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
de
bestaande
mogelijkheden
reeds
64 van 66
aan te trekken. Beleidszekerheid en continuïteit
+
Het bedrijf is een stabiel bedrijf, dat de laatste jaren een continue groei kende. Het bedrijf beschikt over de nodige vergunningen.
Conclusies evaluatie Klasse
Opname in het RUP
Aan het bedrijf worden geen wezenlijk beperkingen opgelegd. De verweving met en integratie met zijn omgeving dient weliswaar behouden te blijven. Er dient bij het opstellen van het RUP ook rekening gehouden te worden dat de ontsluiting van vrachtverkeer voornamelijk via het bedrijventerrein dient te gebeuren.
5
Ja
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
65 van 66
6.2
Bijlage 2: Kaarten
1294343004/bbo Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Zonevreemde bedrijven’: verzoek tot raadpleging
66 van 66