Screening van de Plan-mer-plicht RUP Herlokalisatie voetbalplein linkhout Verzoek tot raadpleging

Screening van de Plan-mer-plicht RUP “Herlokalisatie voetbalplein linkhout” Verzoek tot raadpleging

COLOFON Opdracht: RUP “Herlokalisatie voetbalplein linkhout” Screening van de plan-mer-plicht Opdrachtgever: Gemeente Lummen Gemeenteplein 13 3560 Lummen

Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.03 www.soresma.be Identificatienummer: 1296433000/lda Datum:

status / revisie:

mei 2010

eindversie

Vrijgave: Account Manager Cedric Vervaet Projectmedewerkers: Projectmedewerker Lennert Damen

 Soresma 2010 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.

Inhoud 1

Kadering van het verzoek tot raadpleging

2

2

Beschrijving plan en afbakening plangebied

4

2.1

Initiatiefnemer

4

2.2

Planomschrijving

4

2.3

Planalternatieven

10

3

Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

12

3.1

Juridische randvoorwaarden

12

3.2

Beleidsmatige randvoorwaarden

13

4

Bepalen van de plan-MER-plicht

17

5

Potentiële milieueffecten van het plan

19

5.1

Bodem

19

5.2

Water

20

5.3

Fauna en flora

22

5.4

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

31

5.5

Mens

33

5.6

Leemten in de kennis

37

5.7

Grensoverschrijdende effecten

37

5.8

Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten

37

6

Bijlagen

38

1296433000 Screening plan-Mer-plicht RUP “Herlokalisatie voetbalveld Linkhout”

1 van 39

1

Kadering van het verzoek tot raadpleging In de deelgemeente Linkhout bevindt zich een voetbalclub in het centrum met als gewestplanbestemming van de gronden “woongebied”. Daar men het gebied wenst te ontwikkelen als woongebied, wordt er gezocht naar een herlokalisatie van de betreffende voetbalclub. Deze herlokalisatie is opgenomen in het gemeentelijke ruimtelijke structuurplan (GRS) als bindende bepaling 38. 1

In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Om een selectie te bekomen van de relevante betrokken instanties wordt het verzoek tot raadpleging in eerste instantie voorgelegd aan de ondersteunende dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (dienst BGP). De dienst BGP bezorgt binnen de 15 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging een lijst van de te raadplegen instanties die een exemplaar dienen te ontvangen in functie van adviesverlening. Het verzoek tot raadpleging werd op 07/05/2010 voorgelegd aan de ondersteunende dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (dienst BGP). De dienst BGP heeft ons hierop een lijst van de te raadplegen instanties die een exemplaar dienen te ontvangen in functie van adviesverlening bezorgd. Volgende instanties worden geraadpleegd. Tabel 1-1 Lijst van de te raadplegen instanties Provinciebestuur Limburg

Departement Ruimtelijke ordening, Milieu en natuur

Afdeling Infrastructuur en Logistiek Afdeling Kennis - en Toerisme Vlaanderen Informatiebeheer Bloso

Sectie 3.2.2. Ruimtelijke ordenigPlanning en beleid t.a.v. Francis Pepermans Dienst Planning en Onderzoek

ANB - Limburg

Provinciehuis

t.a.v. Steven Valcke VAC

Agentschap R-O Vlaanderen Agentschap R-O Vlaanderen

Ruimtelijke ordening Limburg

VAC

Onroerend erfgoed Limburg

VAC

t.a.v. Fernand Desmyter, Departement MOW secretaris-generaal Departement Afdeling Duurzame Landbouw en Visserij Landbouwontwikkeling Afdeling Operationeel VMM Waterbeheer

Graaf de Ferrarisgebouw Limburg

VAC

t.a.v. Bram Vogels

Graaf de Ferrarisgebouw

Universiteitslaan 1

3500 Hasselt

Arenbergstraat 5

1000 Brussel

Grasmarkt 61

1000 Brussel

Koningin Astridlaan 50 bus 1 Koningin Astridlaan 50 bus 1 Koningin Astridlaan 50 bus 1 Koning Albert II-laan 20 bus 2 Koningin Astridlaan 50 bus 6 Koning Albert II-laan 20 bus 16

3500 Hasselt 3500 Hasselt 3500 Hasselt 1000 Brussel 3500 Hasselt 1000 Brussel

Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MERplicht van het voorgenomen plan. 1

De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.


2 van 39

Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagenvanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het RUP ‘Herlokalistatie voetbalveld Linkhout’ te Lummen over te maken aan Soresma nv,optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de Gemeente Lummen, en dit op volgend adres: Soresma Britselei 23 2000 Antwerpen t.a.v. Dhr. Damen Lennert


3 van 39

2 2.1

Beschrijving plan en afbakening plangebied Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de Gemeente Lummen is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout”, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-plicht.

2.2

Planomschrijving 2.2.1 Situering en beschrijving van het plangebied Het plangebied is in het noorden van de deelgemeente Linkhout gelegen en heeft een oppervlakte van ca. 4,73 ha. Het wordt in het noorden begrensd door de spoorlijn. Het maakt deel uit van een groter openruimtegebied dat door de infrastructuren van de spoorlijn en de autosnelweg (E314) wordt doorkruist. In Lummen is er aansluiting op de E 314. Het plangebied is gelegen in een openruimtegebied ten noordoosten van de kern van Linkhout. Dit deel van de kern van Linkhout kan getypeerd worden als een lappendeken van vrijstaande bebouwing met beboste (veelal naaldhout) percelen en gronden in landbouwgebruik afgewisseld met beboste percelen en doorspekt met groene perceelsrandbegroeiing. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied bevinden zich volgende elementen: • Ten noorden van het plangebied: spoorweg en sterk bebost landbouwgebied • Ten westen: landbouwgebied met bomenrijen en bosjes; ter hoogte van het zuidwestelijk deel van het plangebied bevindt zich een loofbos • Ten oosten en zuiden: (diepe) achtertuinen van woningen langsheen Priesterse Heidestraat en Boogbosstraat

figuur 2-1: Situering plangebied op topografische kaart (2001)


4 van 39

Figuur 2-2 Situering van het plangebied op orthofoto Het plangebied zelf wordt in het noorden begrensd door de Kapelstraat en spoorlijn Hasselt-Diest, in het westen door een holle weg (chemin nr 40) die geflankeerd wordt door knoteiken. In het zuiden en oosten wordt het plangebied begrens door de achtertuinen van de woningen langs de Boogbosstraat en Priesterse Heidestraat.

Figuur 2-3 Stratenatlas De hierboven reeds aangehaalde knoteiken op de westelijke grens van het plangebied kunnen zowel van historisch, ecologische als ruimtelijk oogpunt beschouwd worden als het meest waardevolle element binnen het plangebied. De holle weg die ze flankeren doet dienst als een wandelweg die vanuit het centrum van de Linkhout – van aan de Priesterse Heidestraat - het noordelijk gelegen, open agrarische gebied in leidt.


5 van 39

Ten oosten van holle weg binnen het plangebied bevindt een weide met ten noorden daarvan een (kaprijp) naaldbos met een minimale onderbegroeiing. In aansluiting met de Kapelstraat, aan de noordelijke grens van dit naaldbos, bevinden zich nog een aantal inheems loofbomen. Het centrale deel van het plangebied is vandaag een braakliggend terrein met een nog erg jonge, spontaan ontwikkelde, pioniersvegetatie. Dit deel van het plangebied wordt door een bomenrij gescheiden van het meest oostelijke deel van het plangebied, dat vandaag nog in landbouwgebruik is. Binnen deze oostelijke zone, die begrensd wordt door de Boogbosstraat, bevinden zich een aantal constructies (stallingen, schuurtjes, …) die het landbouwgebruik ondersteunen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kapelstraat die via de Boogbosstraat in verbinding staat met de Priesterse Heidestraat. Deze leidt tot het centrum van de kern van Linkhout. De hierboven aangehaalde voetweg nr 40 kan ontsluit het openruimtegebied waarvan het plangebied deel uitmaakt voor langzaam verkeer.

2.2.2 Kwaliteiten, knelpunten en potenties 2.2.2.1

Kwaliteiten • • • • • • •

2.2.2.2

Knelpunten • • •

2.2.2.3

Plangebied in het GRS bindend aangeduid als locatie voor recreatiezone; Holle weg (chemin 40) met knoteiken: ecologisch, historisch en ruimtelijk waardevol element Inheemse loofbomen aan de rand van het bosgebied Loofbos ten zuidwesten van het plangebied Bomenrij in het oostelijk deel van het plangebied Eenvoudige ontsluiting via Kapelstraat Bos(sen) bieden buffering t.a.v. spoorweg

Bestaande voetbalterreinen in het centrum van Linkhout dienen te herlokaliseren Reliëf van het plangebied: helling vormt een aandachtspunt bij inplanting nieuwe sportterreinen Snipper “agrarisch gebied in agrarisch gebruik” in aansluiting met Boogbosstraat

Potenties • • • • • •

Holleweg (chemin 40) uitbouwen als hoofdontsluiting voor langzaam verkeer Behoud knoteiken op westelijke perceelsgrens behouden en inschakelen in functie van buffering Bosuitbreiding in het zuidelijk deel van het plangebied, in aansluiting met bestaand loofbos; Bestaande groenstructuren inschakelen in functie van (landschappelijke) buffering Oostelijke hoek van het plangebied (vandaag in agrarisch gebruik) als mogelijke uitbreidingszone voor het recreatiegebied Plangebied biedt voldoende ruimte om ook jeugdverenigingen te herlokaliseren

2.2.3 Visie, planopties en bestemmingen Het grafisch plan en inrichtingsvoorstel zijn terug te vinden in bijlage.

2.2.3.1

Ruimtelijke concepten De visie voor het plangebied wordt opgebouwd uit een aantal concepten die hieronder worden weergegeven:


6 van 39

Centrale inplanting recreatieterreinen en gebouwen Centraal in het plangebied wordt voldoende ruimte voorzien voor de inplanting van twee voetbalterreinen (evenwijdig met de hoogtelijnen) met daartussen een sportaccommodatie en jeugdlokaal dat al dan niet verbonden kan worden met het sportgebouw. Verder wordt er voldoende ruimte voorzien voor de inrichting van een parking en voor de inplanting van andere recreatieve of sportvoorzieningen in openlucht.

Agrarisch gebied met nabestemming recreatie De oostelijk in het plangebied gelegen percelen in agrarisch gebruik krijgen een nabestemming als recreatiegebied. Hierdoor blijft een gepaste invulling voor deze zone verzekerd, ook bij stopzetting van de landbouwactiviteit. Dit (op termijn) biedt bovendien flexibiliteit voor de ontwikkeling van het recreatiegebied.

Ontsluiting van het plangebied via bestaande wegenis en buurtwegen De straten rondom het plangebied worden ingeschakeld in functie van de ontsluiting van het plangebied. De parking wordt zoveel als mogelijk richting de Boogbosstraat ingeplant zodat het verkeer niet te ver de open ruimte wordt ‘ingetrokken’. De hoofdontsluiting gebeurt via de Kapelstraat richting Lummen en via de Kapelstraat – Boogbosstraat – Priesters Heidestraat richting het centrum van Linkhout. Via de bestaande voetweg (chemin 40) die aansluit op de Priesterse Heidestraat wordt een ontsluiting voor langzaam verkeer voorzien.


7 van 39

Groene buffering van het plangebied In functie van de landschappelijke buffering van het plangebied wordt een groene buffer rondom het plangebied voorzien. Deze wordt gerealiseerd door het gericht behoud van waardevolle groenelementen enerzijds en het aanplanten van nieuwe groen-schermen en bossen aan de randen van het plangebied. De nieuwe bossen sluiten aan op bestaande bossen ten zuidwesten van het plangebied en vormen zo een aaneengesloten bosgebied. De knoteikenrij op de westelijke grens van het plangebied blijft ten alle tijden behouden.

Ruimtelijk concept ontwikkeling recreatiezone Linkhout

2.2.3.2

Planopties en bestemmingen De elementen van de visie worden vertaald naar een verordend grafisch plan. Dit plan geeft aan voor welke gebieden de specifieke bestemmingen van toepassing zijn. Het grafisch plan moet gelezen worden tezamen met de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer.


8 van 39

De stedenbouwkundige voorschriften worden weergegeven in een afzonderlijk verordend deel. De voorschriften en de visie hierachter worden in onderstaande paragrafen beknopt omschreven. Het centrale deel van het plangebied wordt in ingekleurd als “Zone voor Recreatie”. Binnen deze zone worden twee deelzones afgebakend. Binnen beide zones kunnen openlucht recreatieve voorzieningen worden ingericht en worden aangelegd. In tegenstelling tot in deelzone 2 (bouwvrij) kunnen in deelzone 1 bovendien enerzijds gebouwen worden opgericht en anderzijds parkeervoorzieningen worden aangelegd. De gebouwen vervullen een functie als jeugd-, sport- of recreatiegebouw zoals jeugdlokaal, cafetaria, kleedvoorzieningen, tribune, … Binnen de “zone voor recreatie” zijn alle voorzieningen in functie van de recreatieve, jeugdgerelateerde of sportieve functie(s) toegestaan. De zone is voldoende groot begroot om minimaal twee voetbalterreinen met daartussen een kleedkamercomplex en jeugdlokalen in te planten. Daarnaast is er nog ruimte voorzien voor de inplanting van een duiveltjesterrein en een voldoende grote parking. Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt (uit ervaring met het aantal bezoekers van de afgelopen jaren) begroot op +/- 75 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen in waterdoorlatende verharding te worden aangelegd. De rijstroken en de diensttoegang tot het gebouwencomplex kunnen in niet waterdoorlatende verharding (zoals asfalt, beton, klinkers, …) worden aangelegd. De parking en de niet voor recreatie gebruikte delen van het plangebied binnen de zone voor recreatie krijgen een groene invulling. Dit ter bevordering van de integratie van de recreatiezone in haar omgeving. In aansluiting met voornoemde zone wordt een “zone voor agrarisch gebied met nabestemming recreatie”voorzien. Op korte termijn dient deze zone het agrarisch gebruik voor de huidige gebruiker van het perceel te verzekeren. Zodra deze beslist het agrarisch gebruik stop te zetten verkrijgt ook dit deel van het plangebied een recreatieve bestemming in de vorm van ofwel (1) ondersteunende voorzieningen (vb parking) in functie van de aangrenzende zone voor recreatie ofwel (2) de inrichting van sport- of speelterreinen. In geen van beide gevallen mag de inrichting hinder veroorzaken voor de residentiële bestemming langsheen de Boogbosstraat. In functie van de buffering van de recreatiezone ten aanzien van de omgeving en het omliggende landschap worden (1) een “zone voor bos met laagdynamisch recreatief medegebruik” en (2) een “zone voor groenbuffer” voorzien. In beide zones wordt het meest waardevolle deel van de bestaande vegetatie – de lijnvormige elementen – behouden. Daarnaast worden bijkomende aanplantingen voorzien waardoor de bestaande groenelementen optimaal met elkaar en de bossen grenzend aan het plangebied worden verbonden. Door de aanleg van de groenbuffers wordt met andere woorden de ecologische verbindingsfunctie met de omgeving versterkt. Binnen het bosgebied is laagdynamisch recreatief medegebruik toegestaan. Het wordt toegestaan om in het bos – binnen het plangebied – te spelen zonder dat daarvoor speelvoorzieningen worden aangelegd (het plaatsen van infoborden is wel toegestaan). In deze zin kan de boszone een ondersteunende functie vervullen ten aanzien van de jeugdlokalen die in de zone voor recreatie kunnen worden opgericht. Door de inplanting van de recreatiezone en de daarbij horende buffervoorzieningen zo ver als mogelijk in de oostelijke hoek van de oksel Kapelstraat-Boogbosstraat wordt de mogelijke hinder (geluidshinder, lichthinder, verkeershinder…) ten aanzien van het westelijk 2 gelegen openruimtegebied en de aldaar gelegen bossen zo beperkt mogelijk gehouden.

2.2.4 Motivering van de planopties 2.2.4.1

Opbouw voetbalaccommodatie Bij de herlokalisatie van de voetbalterreinen van KWS Linkhout is er uitgegaan van een hedendaags vaak toegepast concept voor de inrichting van een dergelijke sites bestaande uit twee volwaardige voetbalterreinen met daartussen een gebouw. Dat gebouw herbergt de kleedruimtes, de cafetaria, tribune, technische voorzieningen, bergingen, … Het is 2 Indien het plangebied verder naar het westen zou worden ingeplant, verder in het openruimtegebied zou de hinder ten aanzien van de openruimte en de bossen meer verstoord geraken dan bij de inplanting die nu voorop gesteld wordt in aansluiting met de bebouwing van de kern van Linkhout.


9 van 39

centraal gelegen en biedt daarom zicht op beide terreinen en de afstand tussen de wedstrijdvelden en de kleedkamers is beperkt. Ter ondersteuning van de geherlokaliseerde faciliteiten wordt een parking voorzien die tevens de toegangsweg (voor hulpdiensten en leveringen) tot het centrale gebouw garandeert.

2.2.4.2

Inplanting voetbalterreinen Ten aanzien van de inplanting en oriëntatie van de voetbalterreinen kunnen twee principes gehanteerd worden. Deze twee principes houden rekening met de stand van de namiddagzone enerzijds en de hoofdzakelijke neerslaginslag op de tribune (die tussen de velden zal ingeplant worden) anderzijds. Bij het eerste principe zouden de voetbalterreinen idealiter geplaatst worden dwars op de hoogtelijnen van het plangebied, terwijl voor het tweede optie net de hoogtelijnen kunnen gevolgd worden. Omdat deze tweede optie het meeste rekening houdt met het bestaande reliëf en slechts een beperkte wijziging hiervan behoeft is voor deze optie gekozen.

2.2.4.3

Inpassing in het landschap In functie van de landschappelijke inpassing van het plangebied in haar omgeving worden zoals hierboven gesteld (1) de reliëfwijzigingen tot een minimum beperkt en (2) goede buffers voorzien ten aanzien van de spoorweg, het westelijke gelegen open agrarische landschap en de tuinzones in aansluiting met het plangebied. De westelijke bufferzone van het plangebied wordt opgevat als een bosstrook. Deze bosstrook bestaat gedeeltelijk uit te behouden bos en aanplant van nieuw bosgoed in aansluiting met een zuidwestelijk ten opzichte van het plangebied gelegen bosgebied. De waardevolle geknotte eikenbomenrij in het westen van het plangebied wordt door het voorzien van deze westelijke bufferzone volledig behouden. Het behouden bosgebied vormt ook de noordelijke buffer ten aanzien van de spoorweg. Een andere bomenrij/groenstrook die behouden blijft binnen het plangebied is gelegen op in het oostelijke van het plangebied. Deze groenstrook vormt de buffering ten aanzien van de tuinen langs de Boogbosstraat en de oostelijke hoek van het plangebied die vandaag in agrarisch gebruik is (zone met nabestemming recreatiegebied). Deze groenstrook zal bovendien langs de zuidgrens van het plangebied verlengt worden tot aan de nieuw aan te planten boszone en vormt dus de zuidelijke bufferzone van het plangebied.

2.2.4.4

Inplanting jeugdlokaal De jeugdverenigingen van Linkhout maken vandaag voor hun activiteiten reeds gebruik van de voetbalterreinen van Linkhout. Gezien deze verenigingen vandaag niet (meer) over degelijke jeugdlokalen beschikken en de voetbalterreinen uit het centrum zullen verdwijnen, wordt er voor geopteerd om ook de jeugdverenigingen naar de site te herlokaliseren. Daarom wordt in aansluiting met de gebouw van de voetbalclub de mogelijkheid voorzien om een – al dan niet vrijstaand – jeugdlokaal in te planten.

2.2.4.5

Recreatieve nabestemming voor zone in agrarisch gebruik In de meest oostelijke hoek van het plangebied bevindt zich een zone voor agrarisch gebied die vandaag nog in agrarisch gebruik is. Daar er vanuit wordt gegaan dat dit agrarisch gebruik, gezien de kleinschaligheid ervan, zal blijven duren krijgt deze zone een recreatieve nabestemming. Dit biedt enerzijds enige flexibiliteit ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van de recreatiezone (vb overloopparking, bijkomende sportvelden, speeltuin, …) en anderzijds zorgt dit ervoor dat de zone ook bij het eventueel stopzetten van het agrarisch gebruik een duidelijke bestemming en daaraan gekoppelde invulling kan krijgen. Hierdoor zal het nooit een “verloren hoek” worden.

2.3

Planalternatieven Het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het gemeentelijke ruimtelijk structuurplan Lummen, goedgekeurd door de bestendige deputatie van de provincie Limburg op 1 februari 2007.


10 van 39

Na onderzoek in het kader van de opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Lummen werd de oksel tussen de Kapelstraat en de Boogbosstraat als meest gunstige locatie voor de herlokalisatie van de voetbalterreinen van KWS Linkhout weerhouden. De huidige voetbalterreinen tussen de Priesterseheidestraat en de Hulshoekstraat komen door de ontwikkeling van een particuliere verkaveling te vervallen, terwijl ter hoogte van het bestaande recreatiegebied aansluitend op het Schulensmeer deze infrastructuur niet gewenst is omwille van de nabijheid van het GEN en de ligging in habitatrichtlijngebied. De inplanting van het plangebied verder naar het westen verschuiven zou voor een toename van hinder en verstoring ten aanzien van de open ruimte en de bossen leiden. Deze toename zou groter zijn dan bij de inplanting die nu voorop gesteld wordt in aansluiting met de bebouwing van de kern van Linkhout en is dus niet wenselijk. Beide alternatieven zullen dan ook niet verder onderzocht worden.


11 van 39

3 3.1

Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1. Tabel 3-1: Juridische randvoorwaarden RUP Herlokalisatie voetbalplein Linkhout Type plan

Kenmerken

Gewestplan(nen) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

Hasselt-Genk (19) KB van 03-04-1979 Geen

Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen

Geen

Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg

Geen Geen

Bijzondere plannen van aanleg

Geen

Verkavelingsvergunningen

Geen

Gewestelijke rooilijnplannen

Geen

Provinciale rooilijnplannen

Geen

Gemeentelijke rooilijnplannen

Geen

Habitatrichtlijngebieden

Gebieden van het VEN – 1e fase

Centraal gelegen tussen twee deelgebieden van de SBZ-H BE 2400014 ‘Demervallei’, maar op voldoende afstand, dus geen randvoorwaarde op 50m gelegen van vogelrichtlijngebied ‘De Demervallei’ (BE 2223316) Geen

Erkende natuurreservaten

Geen

Beschermde monumenten

Geen

Beschermde landschappen

Geen

Beschermde stads- en dorpsgezichten

Geen

Polders en wateringen

Geen

Beschermingszones grondwaterwinningen

Geen

Stedenbouwkundige vergunning

Geen

Proces Verbaal bouwovertreding

Geen

Vogelrichtlijngebieden


12 van 39

3.1.1 Gewestplan

Figuur 3-1 Gewestplan - Bron: AGIV Op 3 april 1979 werd bij Koninklijk Besluit het gewestplan Hasselt-Genk goedgekeurd waartoe Lummen behoort. Het westelijk deel van het plangebied is bestemd als bosgebied (groen), het oostelijk en zuidelijk deel als landschappelijk waardevol agrarisch gebied (geel gearceerd). Ten noorden van de spoorweg die het studiegebied begrenst is er eveneens landschappelijk waardevol agrarisch gebied gelegen. Ten oosten van het plangebied bevindt zich het woongebied met landelijk karakter behorende tot de deelgemeente Linkhout.

3.2

Beleidsmatige randvoorwaarden

3.2.1 Structuurplanning Lummen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

3.2.1.1

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) vormt een belangrijk beleidskader voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van Lummen. Het RSV werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 23 september 1997. Volgende richtinggevende elementen en/of bindende bepalingen zijn voor Lummen en het plangebied in het bijzonder van belang: •

Lummen is een buitengebiedgemeente en behoort niet tot de gebieden die als stedelijk gebied worden afgebakend. o

•

Bundelen van de ontwikkeling en concentratie van wonen en werken in de kernen van het buitengebied.

De spoorlijn Antwerpen - Lier- Aarschot - Hasselt werd als hoofdspoorweg voor personen en goederen weerhouden.


13 van 39

3.2.1.2

Lummen in het Ruimtelijk Structuurplan Limburg Het Ruimtelijk Structuurplan provincie Limburg (RSPL), is op 18 september 2002 door de provincieraad definitief vastgesteld en werd bij MB op 12 februari 2003 definitief goedgekeurd. Door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 26 februari 2003 trad het RSPL in werking op 12 maart 2003. Het Ruimtelijk Structuurplan Limburg zet een gewenste ruimtelijke structuur uit, enerzijds opgedeeld in deelruimten, anderzijds in (sectorale) deelstructuren. Volgende richtinggevende elementen en/of bindende bepalingen zijn voor Lummen en het plangebied in het bijzonder van belang:

3.2.1.3

•

Lummen wordt gesitueerd in de hoofdruimte “Netwerk Midden-Limburg” en in de deelruimte “Strokengebied”. Het ruimtelijk concept van de hoofdruimte wordt gezien als een netwerk van stedelijke knooppunten, verbonden met belangrijke infrastructuren en gescheiden door open ruimten. Het is fundamenteel verbonden met het Vlaams economisch netwerk Albertkanaal.

•

Binnen deze hoofdruimte maakt Lummen onderdeel uit van het strokengebied met evenwijdige dorpsbanden en beekvalleien. Kenmerkend voor deze deelruimte zijn de langgerekte bebouwing op de noordoost-zuidwest georiënteerde heuvelruggen. Het strokengebied heeft een belangrijke economische rol. Het Albertkanaal en de E313 vormen er de dragers van. Het valoriseren van de ligging langs het Albertkanaal is belangrijk voor de verdere economische ontwikkeling van het gebied. De verdere invulling gebeurt op basis van de redelijk zelfstandig functionerende fragmenten die in een structurele verhouding staan of ermee moeten gebracht worden. De ruimtelijke principes die worden voorgesteld voor de deelruimte “strokengebied” bestaan eruit dat enerzijds de structuur van bebouwde heuvelruggen en beekvalleien de dragers zijn van de ruimtelijke ontwikkelingen en de verdere invulling van de nederzettingen blijven bepalen (bijkomende functies realiseren op de heuvelruggen en maximaal vrijwaren van beekvalleien tegen aantasting). Anderzijds wordt de verdere uitbouw van de dynamiek van het economisch netwerk bewerkstelligd door het uitspelen van de goede ontsluitingsmogelijkheden maar met respect voor de openruimteverbindingen ter hoogte van de beekvalleien. Het behoud van de beekvalleien van de Demer, de Zwarte Beek en de Mangelbeek, en het uitbouwen van bedrijventerreinen rekening houdend met de draagkracht van de omgeving zijn mogelijke provinciale beleidsthema’s.

•

Lummen wordt aangeduid als gewone gemeente met de kern Lummen als hoofddorp. De kernen Meldert, Genenbos, Linkhout en Thiewinkel worden geselecteerd als woonkern.

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Lummen Het gemeentelijke ruimtelijk structuurplan Lummen werd op 1 februari 2007 door de bestendige deputatie van de provincie Limburg goedgekeurd. In het richtinggevend deel van dit structuurplan wordt de visie ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente uitgewerkt aan de hand van een aantal concepten die doorvertaald zijn in een gewenste ruimtelijke structuur van de deelstructuren enerzijds en de deelruimten anderzijds. Hieronder worden de meest relevante elementen met betrekking tot de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied (en haar omgeving) aangehaald. Het plangebied behoort tot de woonkern Linkhout. Ten aanzien van deze kern wordt binnen de deelstructuur Nederzettingsstructuur volgende visie uitgewerkt: “Linkhout wordt uitgebouwd als een volwaardige woonkern met een sterk residentieel karakter van wonen in het groen. De lokale sportinfrastructuur (voetbalterreinen) voor KWS Linkhout wordt landschappelijk ingepast ter hoogte van het spoor Hasselt-Diest, op de hoek van de Langgorenstraat en de Kapelstraat. De huidige voetbalterreinen tussen de Priesterseheidestraat en de Hulshoekstraat komen door de ontwikkeling van een particuliere verkaveling te vervallen, terwijl ter hoogte van het bestaande recreatiegebied aansluitend op het Schulensmeer deze infrastructuur niet gewenst is omwille van de nabijheid van het GEN en de ligging in


14 van 39

habitatrichtlijngebied. Binnen deze recreatiezone wordt de bestaande accommodatie van ‘t Vloot en Hoeve Gervan geconsolideerd en aangevuld met een landschappelijk ingepaste parkeervoorziening.

Figuur 3-2 Gewenste ruimtelijke structuur Linkhout In functie van de landschappelijke inpassing van de lijninfrastrucuren dient te hoogte van de spoorlijn Hasselt-Diest in Linkhout een bufferzone gerespecteerd en uitgebouwd te worden. • In elke geselecteerde woonkern (Meldert, Linkhout en Genenbos) wordt centrumgericht een kleinschalige recreatieve pool uitgebouwd aansluitend aan het ontmoetingscentrum/ parochiezaal voor lokale recreatiefaciliteiten die zich kunnen verweven met het woonweefsel. Ze worden als centrumgerichte kleinschalige recreatieve polen geselecteerd. De ruimtebehoevende sportaccommodatie (voetbalterreinen met ondersteunende accommodatie) worden in deze woonkernen in of aansluitend aan de woonkern gesitueerd, gemakkelijk bereikbaar zonder belasting op de woonkern en liefst binnen een zone voor dagrecreatie op het gewestplan. In de woonkernen waar deze recreatiegebieden ontbreken worden nieuwe recreatiegebieden geselecteerd aansluitend aan de woonkern, goed bereikbaar en geen belasting genererend op het woonweefsel. Er wordt een basisinfrastructuur van min. 2 voetbalvelden met ondersteunende accommodatie voorzien. Deze gebundelde ruimtebehoevende sportaccommodatie wordt geselecteerd als grootschalige recreatiepool op het niveau van de woonkern. •

Ondersteunend aan de sportfaciliteiten worden op diverse schaalniveaus speelbossen- en plekken voorzien die het recreatief aanbod binnden de gemeente voor alle leeftijden vervolledigen;

Ten aanzien van de ruimtelijk economische structuur, in het bijzonder voor de primaire sector (landbouw), wordt het gebied ten oosten van het plangebied aangeduid als een landbouwkerngebied. Dit landbouwkerngebied is optimaal te vrijwaren. “Het landbouwgebied van Kampbergen, Linkhout en Hulshoek, waar de droge zandgronden overgaan in lemige bodems (excl. De percelen met behoorlijk vergunde (zonevreemde)gebouwen en recreatie). Hier worden tevens de bosgebieden en natuurgebieden op het gewestplan als ecologische infrastructuur behorend tot het landbouwgebruik opgenomen zonder dat ze een planologische aanduiding behoeven. Het zijn aaneengesloten blokken met een goede agrarische geschiktheid en een goede landbouwstructuur (voldoende grote percelen, goede ontsluiting, voldoende vlak,…). Deze kerngebieden moeten onvoorwaardelijk behouden blijven voor de beroepslandbouw.”


15 van 39

De “uitbouw van 2 voetbalterreinen op de hoek van de Langgorenstraat en Kapelstraat” wordt naar voor geschoven als gemeentelijke actie t.a.v. de kern Linkhout. Deze actie wordt bovendien als bindende bepaling (38) in het GRS opgenomen. Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor de recreatieve structuur wordt in Linkhout de kleinschalige recreatiepool ter hoogte van de St-Trudostraat aansluitend aan de basisschool en de kerk geselecteerd. Het recreatief knooppunt op lokaal niveau wordt in functie van “KWS Linkhout” en ingevolge de plannen tot verkaveling van de huidige terreinen geselecteerd langs het spoor Hasselt-Diest, op de hoek van de Langgorenstraat met de Kapelstraat. De noodzakelijke oppervlakte wordt d.m.v. een R.U.P. herbestemd tot recreatiegebied voor de uitbouw van deze recreatieknooppunt op lokaal niveau. In de gewenset toeristisch-recreatieve structuur worden naast het bovenvermelde volgende voor het plangebied relevante elementen geformuleerd:

3.2.1.4

Provinciaal fietsrouteplan

Figuur 3-3: uitreksel provinciaal fietsrouteplan (Provincie Limburg) Om het fietsgebruik te stimuleren en te zorgen voor veilige fietsroutes is een provinciaal fietsroutenetwerk opgesteld. Dit netwerk bestaat uit de regionale hoofdfietsroutes voor utilitair verkeer (woonwerk/school verkeer) tussen centra van gemeenten, stations en tussen kernen en de centra van gemeenten. De aanwezige fietsvoorzieningen en knelpunten in fietsvoorzieningen op het netwerk (ontbrekende fietspaden en –stroken, gevaarlijke oversteeklocaties) zijn daarbij op kaart aangegeven. De Linhoutstraat werd geselecteerd als functionele fietsroute.

3.2.1.5

Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Noorderkempen. Op 12 december 2008 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor agrarisch gebied en een operationeel uitvoeringsprogramma goed. In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. Het studiegebied is niet in de herbevestigde agrarische gebieden gelegen.


16 van 39

4

Bepalen van de plan-MER-plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en 3 programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007 , moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan deze regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: • Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie; Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. • Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én die niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommuncatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde): o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant). •

Het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004. Daarnaast bepaalt het slechts het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is er 3

De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van planMER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.


17 van 39

geen passende beoordeling vereist (want geen aanzienlijke impact op de naburige Natura 2000-gebieden verwacht; zie ook paragraaf 5.3.2.1) Dit betekent dat het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is. Hier dient dan ook een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.


18 van 39

5 5.1

Potentiële milieueffecten van het plan Bodem 5.1.1 Referentiesituatie Het plangebied bevindt zich volgens de bodemkaart volledig in een Droge lemige zandbodem met weinig duidelijke ijzer en/of humus B horizont (code Sbfz op de bodemkaart). Deze droge zandige bodems zijn zeer weinig gevoelig bodemverdichting. Gezien de aanwezigheid van de B-horizont is de bodem wel zeer gevoelig voor profielontwikkeling (zie Figuur 5-1).

Figuur 5-1: bodemkaart van het studiegebied Geologisch wordt het gebied gekenmerkt door volgende opbouw (bron: databank ondergrond Vlaanderen). Van(m) 0.00 21.00 68.00

Tot(m) 21.00 68.00 84.00

Beschrijving Quartair + Formatie van Diest Formatie van Boom Formatie van Bilzen + Sint-Huibrechts-Hern

5.1.2 Mogelijke effecten De aanleg van het voetbalplein en bijhorende accommodatie brengt bodemverstoring met zich mee. Vooreerst zal er voor de aanleg van de terreinen ontbost moeten worden. Tijdens het kappen van de bomen en zeker tijdens het ontstronken zal er verstoring optreden onder de vorm van verdichting en profielverstoring. Ook in de hierna volgende fase van aanleg van de voetbalvelden en de bijhorende accommodatie zullen deze effecten optreden. Bij deze ingrepen zal het terrein immers vergraven en genivelleerd worden om de aanleg van


19 van 39

de terreinen mogelijk te maken. De aanleg van de bebouwing en wegenis zorgt voor een toename van de verharding. Gezien de bodem weinig gevoelig is voor verdichting worden de verdichtingseffecten slechts als beperkt negatief aanschouwd. Profiel verstoring is onafwendbaar in de uitvoering van het plan. Dit wordt dan ook als negatief aanschouwd. Door de oriëntatie van de terreinen in oost-westelijke richting wordt onnodig grondverzet vermeden, gezien deze oriëntatie gelijk loopt aan die van de hoogtelijnen. Hierdoor blijft te bodemverstoring tot een minimum beperkt.

5.1.3 Milderende maatregelen Bij de uitvoering van het plan dient er voldoende aandacht besteed te worden aan het respecteren van het huidige reliëf. Grondverzet wordt best zoveel mogelijk beperkt.

5.1.4 Conclusie Bij het uitvoeren van het plan is grondverzet en dus ook profielverstoring onvermijdbaar. Door de oriëntatie van de voetbalterreinen, parallel met de hoogtelijnen, zullen de effecten echter zo beperkt mogelijk gehouden worden. Verder zijn er vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, op voorwaarde dat de regels van het grondverzet nauwgezet opgevolgd worden.

5.2

Water 5.2.1 Referentiesituatie Het plangebied situeert zich in het Demerbekken. Binnen het plangebied komen geen waterlopen voor. De dichtstbijzijnde waterloop is de Goerebeek, gelegen op ca. 500m van het plangebied. De Demer zelf bevindt zich ca. 800 m ten zuidoosten van het plangebied. Het gebied bevindt zich niet in de omgeving van een waterwingebied of beschermingszone. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” volgende vaststellingen worden gemaakt: • Het volledige plangebied is niet overstromingsgevoelig. • Het volledige plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier. • De gronden in het RUP worden aangeduid als infiltratiegevoelig. • Hellingenkaart: In het gebied zijn beperkt hellingen aanwezig. De hellingsgraad ligt tussen 0.5 en 5%. De hoogtelijnen zijn er oost-west georiënteerd. • De erosiegevoeligheid is eerder laag, maar verspreid komen er wel enkele erosiegevoelige zones voor. Zie Figuur 5-2. • Het gebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming.


20 van 39

Figuur 5-2: Watertoetskaart – a) overstromingsgevoelige gebieden, b) infiltratiegevoelige gebieden, c) erosiegevoelige gebieden en d) grondwaterstromingsgevoelige gebieden t.h.v. het plangebied Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart van de provincie Limburg blijkt het plangebied in zeer kwetsbaar gebied gelegen. Dit komt omdat de watervoerende laag zandig is, met een dunne (≤ 5m) of zandige deklaag, met een onverzadigde zone van 10m of minder dan 10m. Het plangebied zelf staat niet ingekleurd op het zoneringsplan, gezien bebouwing binnen het plangebied ontbreekt. De omliggende gebieden zijn allen ingekleurd als “collectief te optimaliseren” buitengebied en zijn momenteel dus nog niet aangesloten op een RWZI.

5.2.2 Mogelijke effecten Op het oppervlaktewatersysteem worden geen directe effecten verwacht gezien het ontbreken van beken en grachten in de buurt van het plangebied. Het gebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming. Hieruit kan worden afgeleid dat o.m. bij het plaatsen van grote ondergrondse constructies een wijziging van het grondwaterpatroon kan ontstaan. Zulke constructies zijn niet in het plan opgenomen Het grondwater in het plangebied bevindt zich op een relatief grote diepte (2,5m – 3m). De grondwaterstand is afgeleid (en dus indicatief) van de verschillende boringen en sonderingen uit de omgeving, gezien meetpunten van het grondwatermeetnet in de omgeving ontbreken. Gezien deze lage grondwaterstand kan er aangenomen worden dat er bij de uitvoering van het plan geen bemaling nodig zal zijn. Het gebied is aangeduid als infiltratiegevoelig. Gezien de verharding van het terrein echter beperkt blijft tot de kleedkamer/kantine, het jeugdlokaal, de ontsluiting van deze gebouwen en de ontsluiting van de parking, worden er geen negatieve effecten verwacht.


21 van 39

5.2.3 Milderende maatregelen Bij de ontwikkeling van het plangebied dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Door de toepassing van de gewestelijke, stedenbouwkundige verordening betreffende hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater, worden mogelijke effecten op de waterhuishouding op het niveau van de individuele vergunningen geremedieerd.

5.2.4 Conclusie Vanuit de discipline Water zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

5.3

Fauna en flora 5.3.1 Referentiesituatie Speciale beschermingszones In 1979 werd door de Europese Gemeenschap de Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand uitgevaardigd, beter bekend als de Vogelrichtlijn. Het doel ervan is de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten te bevorderen. In Vlaanderen werden in 1988 in uitvoering van deze richtlijn een aantal Speciale Beschermingszones, Vogelrichtlijngebieden of kortweg SBZ-V genoemd, aangeduid. De aanwijzing van de gebieden gebeurde door het Instituut voor Natuurbehoud op basis van wetenschappelijke criteria. De totale oppervlakte die momenteel door Vlaanderen als Speciale Beschermingszone is aangewezen en bij de Europese Commissie is voorgelegd bedraagt 97.745 ha, verdeeld over 23 gebieden. In 1992 werd een tweede Europese richtlijn met betrekking tot natuurbehoud uitgevaardigd. Deze richtlijn is gericht op het waarborgen van de biologische diversiteit door het in stand houden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Aan de lidstaten wordt opgelegd om speciale beschermingszones aan te duiden voor bepaalde habitats en soorten van communautair belang, die worden opgesomd in de Bijlagen I en II van de richtlijn. Deze zones worden Habitatrichtlijngebieden genoemd of, met een afkorting SBZ-H (speciale beschermingszones in het kader van de Habitatrichtlijn). In de buurt van het plangebied komen gebieden voor die deel uitmaken van het NATURA 2000-netwerk, zijnde vogelrichtlijn- en/of habitatgebieden. Juist ten noorden, op ca. 50m van het plangebied bevindt zich het SBZ-V 2223316 “De Demervallei”. Het SBZ-V volgt de vallei van de Demer en is dan ook ter hoogte van deze rivier ten zuidoosten van het plangebied aangeduid. Het dichtstbijzijnde habitatrichtlijngebied betreft het SBZ-H BE2400014 “Demervallei”. Dit gebied bevindt zich zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied op een afstand van respectievelijk ca. 600 en ca. 850 m. Gezien de nabijheid van het SBZ-V wordt in deze screening van de plan-MER-plicht een screening op de Passende beoordeling geïntegreerd (zie paragraaf 5.3.2.1).


22 van 39

figuur 5-3 Situering Natura 2000-gebieden en gebieden van het VEN VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Op ca. 600 m ten noorden van het plangebied bevindt zich het GEN-gebied 348 “De midden- en benedenloop Zwarte Beek”. Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu. Om de BWK-kaart beter interpreteerbaar te maken voor het beleid wordt op basis van de inventarisatie een evaluatie doorgevoerd. Op basis van de waarderingscriteria zeldzaamheid, natuurlijkheid, kwetsbaarheid en biologische potenties wordt aan iedere karteringseenheid een waardecijfer toegekend: biologisch zeer waardevol, biologisch waardevol, biologisch minder waardevol. Gezien op één locatie meerdere karteringseenheden mogelijk zijn, kan ook de evaluatie een combinatie van deze waarderingsklassen zijn zoals ‘complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen


23 van 39

Figuur 5-4: Uitreksel uit de Biologische waarderingskaart t.h.v. het plangebied Het gebied bestaat voor circa de helft uit biologisch minder waardevol gekarteerde percelen, met name akkerland (bs) en een beperkt oppervlakte die gekarteerd wordt als open bebouwing (ua). De andere helft van het plangebied bestaat staat gekarteerd als biologisch waardevol. Het betreft een naaldhoutaanplant (pa), zonder ondergroei. In het uiterste zuidwesten van het plangebied bevindt zich een deel van een holle weg (kw). Deze zone is aangeduid als biologisch zeer waardevol. Deze holle weg wordt begeleid door een rij knoteiken op de westelijke grens van het plangebied. Deze kunnen zowel van historisch, ecologische als ruimtelijk oogpunt beschouwd worden als het meest waardevolle element binnen het plangebied. De holle weg die ze flankeren doet dienst als een wandelweg die vanuit het centrum van Linkhout – van aan de Priesterse Heidestraat - het noordelijk gelegen, open agrarische gebied in leidt. Ten oosten van holle weg binnen het plangebied bevindt een weide met ten noorden daarvan een (kaprijp) naaldbos met een minimale onderbegroeiing. In aansluiting met de Kapelstraat, aan de noordelijke grens van dit naaldbos, bevinden zich nog een aantal inheems loofbomen. Het centrale deel van het plangebied, op de BWK nog aangeduid als akker, is vandaag een braakliggend terrein met een nog erg jonge, spontane pioniersvegetatie. Dit deel van het plangebied wordt gescheiden van het meest oostelijke deel van het plangebied, dat vandaag nog in landbouwgebruik is, door een bomenrij.

5.3.2 Mogelijke effecten De oppervlakte-inname binnen het plangebied is relatief hoog. Het verdwijnen van het braakliggend akkerland en andere minder waardevolle zones wordt niet als negatief aanschouwd Door de uitvoering van het plangebied zal het naaldbos grotendeels verdwijnen. De biologische waarde van het bos op zich is echter beperkt door het monotone karakter van het naaldbos en het ontbreken van een goed ontwikkelde


24 van 39

struiklaag. Het bos maakt wel deel uit van een reeks “stepping stones” tussen de vallei van de Goerebeek en het Schulensmeer, die als het ware als een parelsnoer vormen. Door de uitvoering van het plan zal deze functie van het gebied deels verloren gaan. In het westen blijft het plangebied echter bestaan uit bosgebied. Voor een deel van het bos, dat ingenomen wordt door de aanleg van de voetbalpleinen, zal er reeds ter plaatse gecompenseerd worden met de aanplant van nieuwe bomen in het zuidwesten van het plangebied. Ook langsheen de andere randen van het plangebied wordt een groenbuffer van minimaal 10 meter voorzien die migratiemogelijkheden biedt aan een groot aantal diersoorten. De meest waardevolle lokale aspecten zoals de holle weg en begeleidende vegetatie blijven bewaard. De effecten naar ecotoopverlies worden dan ook als eerder beperkt aanschouwd. Gezien de aanwezigheid van verschillende bosgebiedjes in de omgeving en de inrichting van de gebiedsranden kan er ook gesteld worden dat de uitvoering van het plan slechts in beperkte mate barrièrewerking met zich mee zal brengen. De uitvoering van het plan zorgt voor een toename van de activiteiten in het gebied. Zo brengen de voetbalactiviteiten en de activiteiten van de jeugdbeweging mogelijk verstoringseffecten op de omliggende gebied teweeg. Het betreft met name visuele en auditieve verstoring. Deze verstoring is slechts tijdelijk en van beperkte aard. De groenbuffers rondom het plangebied zorgen voor afscherming en buffering ten opzichte van het buitengebied. Zachte recreatieve activiteiten ter hoogte van het bosgebieden in het westen van het plangebied zijn niet uit te sluiten. Ook deze zijn echter van tijdelijke aard en beperken zich tot enkele uurtjes per week. Gezien het rurale karakter van het aangrenzende gebied zijn er voor de meeste diersoorten voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig. Wanneer het voetbalplein uitgerust wordt met verlichting kan ook deze een visueel storend effect uitoefenen op de omgeving. Ook deze effecten zijn tijdelijk van aard en vinden slechts op een beperkt aantal tijdstippen plaats.

5.3.2.1

Voortoets Passende Beoordeling Voortoets op mogelijke effecten op de aangeduide habitats en soorten van de aanpalende SBZ-H Net ten noorden van het plangebied, doch niet in het plangebied komt het SBZ-V 2223316 “De Demervallei” voor. Het onderzoek om te bepalen of er mogelijk betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van speciale beschermingszones voorkomen, loopt volgens onderstaand schema en omvat in principe vijf hoofdvragen: 1. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) qua oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit? 2. Heeft het plan of programma een potentiële impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel? 3. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem? 4. Heeft het plan of programma een potentiële impact op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ bepalen? 5. Heeft het plan of programma een potentiële impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding voor de betreffende SBZ? De begrippen ‘instandhouding’, ‘staat van instandhouding van een soort’ en ‘staat van instandhouding van een habitat’ zijn gedefinieerd in art. 2 van het Decreet Natuurbehoud. Instandhouding: het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dieren plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer: - het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; - de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan;


25 van 39

-

de staat van instandhouding van de voor die habitat gunstige typische soorten gunstig is. De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer: - uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; - het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; - er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden; Staat van instandhouding van een habitat: de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest; Staat van instandhouding van een soort: het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in het Vlaamse Gewest;

Deze vragen zullen in onderstaand document behandeld worden. In Vlaanderen zijn reeds een aantal studies uitgevoerd of beleidsdocumenten opgesteld waarin staat aangegeven wat de doelstellingen zijn en wat in bv. de SBZ-V’s de gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten is (bv. Heutz & Paelinckx, Decleer et al., 2007).

5.3.2.1.1 Aangemelde soorten Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van het SBZ-V ‘De Demervallei’. De vogelsoorten waarvoor dit SBZ-V werd aangemeld zijn: Broedvogels • Blauwborst • Porseleinhoen • Bruine kiekendief • Roerdomp • Grauwe klauwier • Wespendief • Ijsvogel • Woudaap • Kwartelkoning • Zwarte specht Niet-broedvogel • Aalscholver • Rode wouw • Blauwe kiekendief • Roodkeelduiker • Boomleeuwerik • Slechtvalk • Bosruiter • Smelleken • Kleine zwaan • Visarend • Kraanvogel • Wilde zwaan


26 van 39

• • • • • •

5.3.2.1.2

Nachtzwaluw Zwarte ooievaar Ooievaar Zwarte stern Parelduiker Zwarte wouw

Aanwezigheid soorten en habitats binnen SBZ-V ‘De Demervallei’ Het studiegebied zelf is niet gelegen in het SBZ-V ‘DeDemervallei’ (6.457ha), maar grenst eraan. Broedvogels: • Blauwborst: is een soort die gebruik maakt van en broedt in kleinschalige gebiedjes met drassige vlekken en ruigtes en rietkragen. Blauwborst doet het de afgelopen jaren zeer goed in Vlaanderen. De soort komt in de Demervallei in aanzienlijke aantallen tot broeden. Gezien de habitatvereisten kan aangenomen worden dat deze soort niet aanwezig is ter hoogte van het plangebied. • Bruine kiekendief: deze soort is gebonden aan dichte, uitgestrekte, vochtige maar niet volledig geïnundeerde, rustige rietvelden. Dit is ook een soort die het de laatste jaren bijzonder goed doet met broedgevallen in de natuurzones binnen het SBZ-V. Ook van deze soort kan aangenomen worden dat ze niet voor komt ter hoogte van het plangebied. • Grauwe klauwier: de Grauwe klauwier is een broedvogel van ruige, halfopen gebieden met opslag van struweel of jong geboomte. De aanwezigheid van flink wat grote insecten als kevers, bijen en hommels is erg belangrijk. De soort staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname van zowel het aantal broedparen als de verspreiding in Vlaanderen. Ook deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. • Ijsvogel: deze soort kent sterk fluctuerende broedaantallen, hoofdzakelijk omwille van strenge winters. De soort komt niet tot broeden in het plangebied en zal er bij gebrek aan water ook niet foerageren. • Kwartelkoning: de Kwartelkoning is een karakteristieke vogel van kruidenrijke hooilanden en grootschalige akkergebieden. Voorheen herbergde de Demervallei één van de grootste concentraties aan broedparen van de Kwartelkoning, maar momenteel ontmoet men de soort slechts sporadisch. Ook deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied • Porseleinhoen: de broedaantallen van deze soort verlopen in Vlaanderen bijzonder onregelmatig. Voor deze soort ontbreekt ook elk geschikt broedgebied of foerageergebied in de omgeving van het plangebied. Deze soort komt er dan ook niet voor. • Roerdomp: deze soort is bijzonder gevoelig voor verstoring. Ook deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied • Wespendief: Grote insecten zoals bijen, wespen en hommels, maar ook hun larven vormen het belangrijkste voedsel van de Wespendief. Bij gebrek aan insecten jaagt de vogel ook op kleine dieren. De Wespendief is een erg schuwe vogel die zich maar zelden laat zien of horen. De vogel verraad zijn aanwezigheid in een gebied vaak door de restanten van uitgegraven wespennesten. Deze soort kan mogelijk aangetroffen worden in de buurt van het plangebied. • Woudaapje: Woudaapjes zijn moerasvogels die leven van visjes, amfibieën en insecten. Ze broeden in dichte rietkragen en ruigtes met wilgen en biezen. In Vlaanderen zijn ze alleen nog te vinden in uitgestrekte, rustige, Rietrijke natuurzones (bv. de Blankaart). Deze soort komt niet voor in de buurt van het plangebied. • Zwarte specht: dit is een typische soort van uitgestrekte oudere bosgebieden. Voor deze soort vormt het projectgebied mogelijk een foerageergebied. Deze soort komt er echter niet voor als broedvogel. Niet-broedvogels • Aalscholver: de Aalscholver broedt in bomen wanneer er roofdieren voorkomen. Op afgezonderde zones, wordt ook op de grond gebroed. De kolonies zijn altijd


27 van 39

•

•

• •

•

•

•

• • •

•

•

•

•

•

•

dicht bij water gelegen. De soort broedt niet ter hoogte van het studiegebied en komt er bij gebrek aan water ook niet foerageren Blauwe kiekendief: de Vlaamse populatie is de laatste eeuw sterk in aantal achteruit gegaan, onder andere door het verdwijnen van geschikte leefgebieden, maar ook doordat de vogel vaak broedt in weiden, waarbij regelmatig eieren en jongen verloren gaan als het gras wordt gemaaid. Ook deze soort komt niet voor in de omgeving van het plangebied. Boomleeuwerik: een typische vogel van heide en kleinschalige akkertjes en weilanden omboord met struiken en houtkanten. Er zijn in het studiegebied recent echter geen waarnemingen van deze soort gedaan. Bosruiter: een steltloper die komt foerageren in moeras, hoogveen, moddervlakten en graslanden. De soort wordt niet aangetroffen ter hoogte van het plangebied. Kleine zwaan: de eerste Kleine Zwanen arriveren meestal eind september en , maar in België loopt het aantal exemplaren – zelfs tijdens strenge vorstperioden – niet op boven de 450 exemplaren. Deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. Kraanvogel: wanneer deze soort in het broedgebied of in het winterverblijf foerageert, eet ze voornamelijk dierlijk voedsel zoals grote insecten, wormen en amfibieën. Wanneer de soort op doortrek neerstrijkt op de verlaten akkers eet ze eikels, overgebleven maïskorrels, granen, aardappelen, … Het broedbiotoop van de kraanvogel bestaat uit natte weilanden en moerasgebieden Deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. Nachtzwaluw: een soort van heiden, naald- en loofhout, en struwelen. Een erg schuchtere, verstoringsgevoelige soort. Deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. Ooievaar: Ooievaars eten onder andere kikkers en zijn daarom vaak in de buurt van sloten te zien. Verder eten ooievaars graag muizen, jonge ratten, insecten en allerhande klein gedierte. Deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. Parelduiker: 's winters gaat deze soort op trek langs de kusten, maar soms ook op binnenwateren, tot zelfs ter hoogte van de Demervallei. Deze soort werd niet waargenomen ter hoogte van het plangebied. Rode wouw: het belangrijkste voedsel van deze soort bestaat uit zoogdieren, vogels en aas. De Rode wouw komt als doortrekker soms door Vlaanderen; sporadisch kan de soort langs de Demervallei worden aangetroffen, echter niet altijd om er te komen foerageren Roodkeelduiker: 's winters gaat deze soort op trek langs de kusten, maar soms ook op binnenwateren, tot zelfs ter hoogte van de Demervallei. Het laatste decennium werd deze soort niet vastgesteld in of rond het plangebied. Slechtvalk: wanneer de valken in de winter veelal in de buurt van riviermondingen jagen, voeden ze zich hoofdzakelijk met meeuwen, steltlopers en eenden. De grootte van hun jachtgebied ligt tussen de 40 en de 200 vierkante kilometer. Er zijn ons echter geen gegevens bekend waaruit blijkt dat deze soort in of in de buurt van het plangebied komt jagen. Smelleken: Het Smelleken is de kleinste roofvogel van Europa en is het makkelijkst te herkennen aan het vlieggedrag: de vogel vliegt erg snel en vlak boven de grond. Op deze manier overrompelt de vogel de kleine vogels waaruit het belangrijkste voedsel bestaat. Ook van deze soort werden het laatste decennium geen vaststellingen gedaan in de buurt van het plangebied. Visarend: Het voedsel van de Visarend bestaat vrijwel alleen uit vis en de vogel wordt meestal vliegend boven open water gezien. In Vlaanderen is de Visarend tegenwoordig een zeer zeldzame doortrekker, die alleen in het voor- en najaar te zien is. Deze vogel wordt niet aangetroffen ter hoogte van het plangebied. Wilde zwaan: De Wilde Zwaan is in Vlaanderen uitsluitend wintergast en doortrekker. Er zijn echter geen recente gegevens waaruit blijkt dat de soort zou voorkomen in of in de buurt van het plangebied. Zwarte ooievaar: De Zwarte ooievaar verschilt in gedrag sterk van de witte ooievaar omdat de soort hoofdzakelijk leeft van levende vis en broedt in boscomplexen nabij riviertjes en moerasgebieden. De soort komt niet voor in of in de buurt van het plangebied.


28 van 39

•

•

Zwarte stern: Zwarte sterns zijn vogels van ondiepe, zoete tot brakke moerassen en wateren. Gebroed wordt in zompige weilanden en verlandingszones, bij voorkeur in velden van Krabbenscheer en op eilandjes van plantenresten. Ook deze soort komt niet voor ter hoogte van het plangebied. Zwarte wouw: Het belangrijkste voedsel bestaat uit zoogdieren, vogels en vis, maar ook aas wordt gegeten. De Zwarte wouw wordt vaak cirkelend boven meren gezien, waar de vogel jaagt op vis. De Zwarte wouw doet Vlaanderen slechts zelden aan en dan alleen nog als doortrekker. Deze vogel trekt mogelijk sporadisch over het plangebied en omgeving.

Bijlage 4 soorten Volgende bijlage 4 soorten komen mogelijk voor in of in de buurt van het plangebied: • Laatvlieger • Watervleermuis • Rosse vleermuis • Gewone dwergvleermuis • Gewone en Grijze grootoorvleermuis Effectenbespreking Om op de vragen die in het begin van dit document gesteld worden te beantwoorden zal er een analyse gebeuren van de relevante effectgroepen per vraag. In onderstaande tabel kan men een overzicht vinden van deze effectgroepen en voorbeelden van mogelijke verstoringsfactoren. effectgroep

voorbeelden verstoringsfactoren

van

1. oppervlaktegebonden 1a. Fysisch ruimtebeslag (oppervlaktegebonden wijzigingen) wijziging van de oppervlakte van een habitat wijziging van het voorkomen van de soort of verlies aan leefgebied van een soort 1b. Verandering in de kwaliteit van een habitat of het leefgebied van een soort door wijziging in het landgebruik, het beheer of de functie

Aanleg voetbalvelden bijhorende infrastructuur.

en

Afname bosgebied Mogelijke wijziging van potentieel foerageergebied van bosbewonende soorten

Wijziging door toename van recreatie in het plangebied

2. Verandering in kwaliteit van een habitat: grondwaterrelaties 2a. Verdroging/vernatting via grondwaterrelaties, inclusief wijziging kwelgebieden en impact op grondwaterkwaliteit door wijziging hoeveelheden grondwater/oppervlaktewater

Nvt

2b. verandering van het leefgebied van de soort tengevolge van wijziging leefgebied door verdroging/vernatting 3. Verandering in kwaliteit van een habitat: oppervlaktewaterrelaties 3a. Verandering oppervlaktewaterpeilen

in

Nvt

3c. verandering leefgebied van een soort tengevolge van de


29 van 39

effectgroep

voorbeelden verstoringsfactoren

van

processen in 3a 4. veranderingen in ruimtelijke relaties, netwerken en processen 4a. verandering in de barrièrewerking (infrastructuur op wegen, waterlopen, toename bebouwde oppervlakte, …)

Afname van de oppervlakte van een stepping Stone tussen de twee armen van het SBZ-V

4b. versnippering (uitéénvallen van een leefgebied in kleinere gescheiden leefgebieden)

Nvt

5. verstoring 5a. Verstoring van soorten (door geluid, licht, trillingen, geur) – kwaliteitsverlies

Visuele verstoring, geluids- en lichthinder tijdens sport- en spelactiviteiten

5b. Verstoring van soorten door beweging (machines, mensen, golfslag, …)

Hinder door recreanten

6. Verandering in kwaliteit van een habitat door fysico-chemische wijzigingen in waterrelaties 6a. toevoer van nutriënten etc. via emissies in oppervlaktewater/grondwater

• • •

•

Nvt

Op de vraag of deze effectgroepen van toepassing zijn, kan het volgende worden geantwoord: Er is geen rechtstreeks biotoopverlies te verwachten van de planvoornemens t.o.v. het vogelrichtlijngebied. Het plangebied valt immers volledig buiten het SBZ-V. Er worden geen ingrepen gepland die een verandering van de waterhuishouding ter hoogte van het SBZ-V met zich mee brengen. Er wordt geen toenemende barrièrewerking verwacht. De restoppervlakte bos, na uitvoering van het plan, wordt voldoende groot geacht om haar rol als stepping stone te blijven vervullen. Door de uitvoering van het plan zullen de recreatieve activiteiten ter hoogte van het plangebied toenemen. Er wordt niet verwacht dat deze activiteiten voor een toename van de druk op het SBZ-V zullen zorgen. Ter hoogte van het plangebied zelf kan echter wel een lichte toename van de verstoringsdruk optreden. Auditieve en visuele verstoring heeft mogelijk negatieve effecten op bosbewonende vogelsoorten zoals Wespendief en Zwarte specht. Ook de vleermuissoorten kunnen mogelijk negatieve effecten ondervinden ten gevolge van lichthinder. Gezien deze verlichting van de sportaccommodatie slechts op bepaalde tijdstippen en voor een beperkte tijdsduur in werking is, zullen de effecten eerder beperkt zijn.

Conclusie Slechts een zeer beperkt aantal van de aangemelde soorten zal, gezien hun habitatvereisten, mogelijk voorkomen in of in de buurt van het plangebied. Op basis van bovenstaande gegevens is het alvast mogelijk een antwoord te geven op de vooropgestelde vragen. • Het plan-voornemen heeft geen extra impact op de habitats (natuurlijke habitats en habitats van een soort) wat betreft de oppervlakte, ruimtelijke spreiding, structuur en kwaliteit van deze habitats. •

Het plan-voornemen heeft geen bijkomende impact op het evenwicht tussen, de verspreiding en de densiteit van de soorten en de populaties in zijn geheel.


30 van 39

•

Het plan-voornemen heeft geen extra impact op de vitale factoren hoe het SBZ functioneert als ecosysteem.

•

Het plan-voornemen heeft geen bijkomende invloed op de abiotische relaties die de structuur en de functie van de SBZ bepalen.

•

Het plan-voornemen heeft geen extra impact op het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de aangemelde soorten voor de betreffende SBZ. Dit betekent dat er niet of nauwelijks een invloed te verwachten is op de EU-natuurwaarden die zich momenteel in de omgeving van het plangebied manifesteren, en er ons inziens bijgevolg geen passende beoordeling noodzakelijk is. Een PB zal geen bijkomende elementen aan het licht brengen die tot een andere besluitvorming kunnen leiden.

5.3.3 Milderende maatregelen •

Voorzien van voldoende grote groenbuffers (minimum 10 m) langsheen de randen van het plangebied grenzend aan het buitengebied.

•

Gebruik van inheemse soorten bij de aanleg van de buffers en het nieuw aan te leggen bos.

•

Maximaal behoud van de huidige natuurwaarden binnen het plangebied, met name de holle weg en de restanten van het bos.

•

Voldoende aandacht voor de ecologische aspecten van de groene buffers en boszones in het kader van het recreatief gebruik van deze zones.

•

Aandacht bij de plaatsing en het gebruik van de verlichting, om lichthinder naar het buitengebied toe te vermijden.

5.3.4 Conclusie Door de uitvoering van het plan zal het bos ter hoogte van het plangebied grotendeels verdwijnen. In het zuidwesten van het plangebied zal dit echter deels gecompenseerd worden met de aanplant van nieuw bosgoed. Deze restoppervlakte wordt voldoende groot geacht om de functie als stepping stone tussen de natuurgebieden ten noorden en ten oosten van het plangebied te blijven vervullen. De verstoring ten gevolge van de uitvoering van het plan is steeds tijdelijk. Gezien de aanleg van groenbuffers rondom het plangebied zal de visuele hinder ten opzichte van het buitengebied miniem zijn. Ook de auditieve verstoring ten gevolge van de sportactiviteiten wordt als eerder beperkt ingeschat, evenals mogelijke lichthinder ten opzichte van vleermuizen. Er worden geen rechtstreekse effecten verwacht ten opzichte van het SBZ-V of effecten die de goede staat van instandhouding van de aangemelde soorten negatief kunnen beïnvloeden. Mits het respecteren van de milderende maatregelen worden er vanuit de discipline fauna en flora geen ernstige milieueffecten verwacht.

5.4

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 5.4.1 Referentiesituatie Het plangebied bevindt zich op de grens tussen het bebouwde gebied van Linkhout en het halfopen agrarische buitengebied. De westgrens wordt gevormd door een holle weg en net ten noorden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn tussen Aarschot en Hasselt. Het plangebied bevindt zich in het traditioneel landschap Demerland. Het is niet gelegen in een ankerplaats of relictzone en er zijn in de buurt geen punt- of lijnrelicten aanwezig.


31 van 39

Op de landschapskenmerkenkaart wordt enkel de spoorlijn aangeduid als lijnelement. Andere kenmerkende elementen komen niet voor in de buurt van het plangebied. Er is tevens geen beschermd erfgoed aanwezig. In de Centraal Archeologische Inventaris worden in het plangebied geen archeologische vondsten gemeld. In de buurt van het plangebied bevindt zich één locatie waar archeologische vondsten bekend zijn. Het betreft hier een vondst van lithisch materiaal uit het Paleolithicum te Goerenheuvel.

Het ontbreken van archeologische vondsten in het plangebied (CAI) geeft echter geen uitsluitsel over het al dan niet aanwezig zijn van archeologische elementen. Immers, de Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De effectieve aan- of afwezigheid van archeologische sporen in het plangebied kan enkel door middel van verder onderzoek vastgesteld worden.

5.4.2 Mogelijke effecten Gezien de uitvoering van het plan vergraving met zich zal meebrengen, zal het bodemprofiel verstoord worden. Hierdoor bestaat er een potentiële kans op het verstoren van archeologische relicten. Aangezien het gebied niet in een relictzone of ankerplaats gelegen is, heeft dit plan geen noemenswaardige aantasting van historische en esthetische waarden van relictzones of ankerplaatsen tot gevolg. Het landschapsbeeld zal door de afbakening en invulling van het RUP gewijzigd worden op lokaal niveau. Gezien er in het plan voldoende buffering van de aan te leggen infrastructuur wordt voorzien, zal de aantasting van het landschapsbeeld geen grote impact hebben op de omgeving. Er kan dan ook besloten worden dat door het RUP geen landschappelijke waarden zullen verdwijnen.

5.4.3 Milderende maatregelen M.b.t. de discipline “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden volgende milderende maatregelen vooropgesteld: - Er dient steeds aandacht uit te gaan naar eventuele verstoring van archeologische resten.


32 van 39

5.4.4 Conclusie Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

5.5

Mens 5.5.1 Referentiesituatie Recreatief gebruik Momenteel wordt het bos, gelegen in het plangebied, sporadisch gebruikt voor recreatieve activiteiten. In de toekomst zullen er in het gebied dagelijks activiteiten plaatsvinden van de voetbalclub. De club KWS Linkhout telt momenteel zo’n 140 leden, waarvan een 60-tal jeugdspelers. De leden vormen samen 11 ploegen. In onderstaande tabel is het trainingsschema van de club weergegeven. Dag

Ploeg

Aantal ploegen

maandag

junioren

1

dinsdag

1ste ploeg + reserven

3

woensdag duivels + kadetten + junioren

7

donderdag 1ste ploeg + reserven

3

vrijdag

duivels + kadetten

6

zaterdag

afwisselend junioren of reserven afwisselend 4 ploegen duivels of 2 ploegen kadetten en om de week 1ste ploeg

maximaal 2

zondag

maximaal 5

Wonen en ruimtelijke kwaliteit Het plangebied zelf vormt geen woongebied, maar sluit wel aan bij het woongebied van Linkhout. Het bevindt zich langs de Kapelstraat, die ter hoogte van het plangebied onbebouwd is. In het oosten en het zuiden grenst het plangebied aan de tuinen van enkele woningen gelegen langs de Boogbosstraat en de Priesterse Heidestraat. Het gebied bestaat momenteel voornamelijk uit bos en verlaten akkerland en vormt een overgangsgebied tussen de bebouwde zone en het open buitengebied. Geluid Het omgevingsgeluid wordt momenteel bepaald door natuurlijke geluiden en verkeersgeluid hoofdzakelijk afkomstig van de spoorweg naast de Kapelstraat. Zoals aangegeven op onderstaande kaart heeft de nabijgelegen spoorlijn een impact op de geluidsoverlast.


33 van 39

4

Figuur 5-5: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lden (bron: LNE)

5

Figuur 5-6: Geluidsbelastingskaart spoorwegen Lnight t.h.v. het plangebied (LNE) 4

Lden geeft een gemiddeld van de geluidsniveaus over een volledige dag, avond en nacht waarbij men de avond- en nachtniveaus zwaarder laat doorwegen. 5 Lnight – indicator stelt enkel het geluidsniveau tijdens de nachtperiode voor en is dus een maat voor mogelijke slaapverstoring


34 van 39

In bijlage 2.2.1 van het VLAREM II zijn de milieukwaliteitsnormen voor geluid in openlucht opgenomen. Het betreft richtwaarden voor het LA95, 1h niveau van het omgevingsgeluid. Zij variëren naargelang het tijdstip van de dag en de bestemming van het gebied, en de situering ervan ten opzichte van andere gebieden. Tabel 5-1: Milieukwaliteitsnormen in dB(A) in open lucht geldend voor het plangebied GEBIED

RICHTWAARDEN IN dB(A) IN OPEN LUCHT OVERDAG

50 3° Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen, van dienstverleningsgebieden of van ontginningsgebieden tijdens de ontginning

'S AVONDS 45

'S NACHTS 40

Zoals de geluidsbelastingskaarten van de spoorwegen (Figuur 5-5 en Figuur 5-6) duidelijk aantonen, worden in het volledige plangebied de milieukwaliteitsnormen overschreden. Ook de aanwezigheid van de E314 autosnelweg heeft een impact op het lokale geluidsklimaat. De 55 dbA contour van de Lden geluidsbelastingskaart reikt tot aan de grens van het plangebied. Ook deze bron zal dus mede verantwoordelijk zijn voor de overschrijding van de norm ter hoogte van het plangebied. Externe veiligheid In de nabije omgeving van het plangebied zijn er geen SEVESO-inrichtingen aanwezig. Mobiliteit Het plangebied wordt ontsloten langs de Kapelstraat. Deze lokale weg heeft een zeer lage verkeersdruk en sluit aan op de Linkhoutstraat. Dit is de verbindingsweg tussen de kern van Linkhout en deze van Lummen. Ook de andere straten in de buurt van het plangebied, met name de Boogbosstraat en de Priesterse Heidestraat komen, al dan niet rechtstreeks, uit op deze verbindingsweg. De E314 autosnelweg bevindt zich een 600-tal meter ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde oprittencomplex, dat van Halen, situeert zich ten zuiden van het plangebied. De dichtstbijzijnde bushalte bevindt zich op de Linkhoutstraat ter hoogte van de spoorwegovergang op circa 650 m van het plangebied. Juist ten noorden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn tussen Aarschot en Hasselt. Het dichtstbijzijnde station op deze lijn bevindt zich te Schulen op ca. 2,7 km van het plangebied.

5.5.2 Mogelijke effecten Wonen De uitvoering van het plan heeft geen directe effecten naar wonen toe. De huidige bewoning in de buurt van het plangebied blijft in haar bestaande toestand aanwezig. Werken De uitvoering van het plan heeft geen invloed op de tewerkstelling in de buurt van het plangebied. Openbaar domein De aanleg van de voetbalterreinen met bijhorende infrastructuur en het jeugdlokaal zorgt voor een bundeling van recreatieve activiteiten op de grens met het buitengebied. Beide activiteiten hebben een lokaal belang. Mobiliteit Kencijfers (Rapportage Sport 2006, Sociaal en Cultureel Planbureau (NL)) geven aan dat er op vlak van sportbeoefening geen significant verschil is tussen de totale activiteitsgraad


35 van 39

op werkweekdagen en op weekenddagen. Dit blijkt tevens uit de gegevens van de voetbalclub zelf, waaruit blijkt dat er elke dag activiteiten plaatsvinden. Er is wel een duidelijk verschil inzake de spreiding over de dag. Op werkdagen situeert de piek zich tussen 18u en 20u, op weekenddagen tussen 9u en 11u. Inzake toeschouwers is er wel een verschil tussen werkweek en weekend, waar supporterverplaatsingen vrijwel volledig tijdens het weekend vallen (wedstrijdmomenten). Gegevens van het clubbestuur wijzen erop dat belangrijkste verkeersbewegingen zich op zondag situeren. Significante aantallen toeschouwers zijn er immers enkel bij de wedstrijden van de eerste ploeg. Het betreft gemiddeld zo’n 150 toeschouwers en zo’n 80 wagens. Aangenomen dat de verkeersverplaatsingen zich sterk concentreren in het uur voor en het uur na de match, geeft dit een maximaal aantal verkeersverplaatsingen van 80 wagens per uur. De verkeersstromen verlopen via de Kapelstraat en de Linkhoutstraat en zorgen voor een vlotte afwikkeling van het verkeer uit het gebied. De ontsluiting voor zachte weggebruikers wordt deels voorzien via de holle weg, waardoor ook deze route functioneel blijft en interferentie tussen de zachte en harde weggebruikers beperkt blijft. Gezien de beperkte verkeersgeneratie en het feit dat deze zich voornamelijk tijdens het weekend situeert worden er weinig negatieve effecten verwacht. Geluid Het plangebied grenst in het noorden aan de spoorlijn en bevindt zich op beperkte afstand van de E314 autosnelweg. Hierdoor worden reeds in de huidige situatie de geluidsnormen ter hoogte van het plangebied overschreden. De bijkomende effecten, die veroorzaakt zullen worden door de uitvoering van het plan, zullen naar verwachting dan ook voor weinig bijkomende hinder zorgen. Het aantal extra verkeersverplaatsingen is eerder beperkt en de recreatieve activiteiten zijn tijdelijk van aard en beperken zich tot een aantal uren per week. De effecten zullen dan ook beperkt zijn, zowel qua duur als qua verstoringsdruk. Luchtkwaliteit Het RUP maakt de aanleg van sportinfrastructuur met bijhorende bebouwing mogelijk. De invulling op zich kan een impact op de luchtkwaliteit met zich meebrengen als gevolg van gebouwenverwarming en door het bijkomende verkeersbewegingen. Gezien de beperkte aard van de bijkomende infrastructuur en de beperkte activiteiten en dus ook verkeersbewegingen, worden er weinig tot geen negatieve effecten verwacht. Lichthinder De aanleg van de spoorinfrastructuur en bijhorende verlichting zorgen mogelijk voor lichthinder ten aanzien van de omliggende woningen. Er wordt echter verwacht dat de aanleg van de groenbuffer, met een breedte van minimum 10 meter, de hinder sterk zal beperken. Daarnaast moet er op gewezen worden dat het gebruik van de verlichting slechts tijdelijk is en zich beperkt tot maximaal enkele uren per week. Globaal gezien worden er dan ook weinig negatieve effecten verwacht. Externe veiligheid Het RUP voorziet zelf niet in de mogelijkheid tot realisatie van Seveso – inrichtingen en het plangebied bevindt zich niet in de buurt van zulke inrichtingen. Er worden hier dan ook geen effecten verwacht.

5.5.3 Milderende maatregelen Voor de discipline Mens worden volgende milderende maatregelen voorgesteld:

Voorzien van voldoende buffering ten aanzien van de omliggende bebouwing om eventuele geluids- en/of lichthinder te beperken

Voorzien van voldoende parkeergelegenheid ter hoogte van de sportterreinen zelf, om parkeerhinder in de omliggende straten te vermijden.


36 van 39

5.5.4 Conclusie Vanuit de discipline mens zijn, mits het opvolgen van de milderende maatregelen, geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

5.6

Leemten in de kennis De beperkte leemten in de kennis zijn het gevolg van onzekerheden over de concrete realisatie en invulling van het plangebied. Op het niveau van het plan kan dit niet verder worden uitgedetailleerd dan nu reeds het geval is. De leemten zijn niet van die aard dat ze aanleiding kunnen geven tot mogelijke aanzienlijke milieueffecten. Daarnaast zullen ruimtelijke effecten die het detailleringniveau van het RUP overschrijden op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning worden beoordeeld (bvb. architecturale aspecten, beplantingsvoorstellen, e.d.).

5.7

Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout”.

5.8

Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Op basis van de op dit moment beschikbare informatie kan worden besloten dat t.g.v. het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout” er, mits het realiseren van enkele milderende maatregelen, geen aanwijzingen zijn dat er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het RUP “Herlokalisatie voetbalplein Linkhout”, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/04/2007. De milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verwerkt in het ontwerp van het ruimtelijk uitvoeringsplan.


37 van 39

6

Bijlagen Bijlage 1 Grafisch plan


38 van 39

Bijlage 2: Inrichtingsconcept


39 van 39

Screening van de Plan-mer-plicht RUP Herlokalisatie voetbalplein linkhout Verzoek tot raadpleging

Recommend Documents