Luttenbergstraat 2
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
Postbus 10078 8000 GB Zwolle
Reg.nr. Dat. ontv.:
Telefoon 038 499 88 99
2 3 DEC 2014
Routing
a.d.
Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel. nl
Bijl.:
Provinciale Staten van Overijsssl
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121
Inlichtingen bij M.H. Volkers-Schokker telefoon 038 499 87 43
[email protected]
Onderwerp: Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en wel:
Pagina
1
Bijlagen I. Hoofdlijnen Warmtevisie Overijssel II. Maatregelen per investeringsgroep en beleidsvariant III. Relatie aanpassingen Energiefonds Overijssel en beleidsvarianten IV. Effecten Beleidsvarianten Nieuwe Energie 2016-2020 (bron: ECN) V. Rapport ECN: Toekomstbeelden voor de Overijsselse energiehuishouding
1.
Uitwerking beleidsvarianten voor Nieuwe Energie
In 2013 heeft de evaluatie van het programma Nieuwe Energie plaatsgevonden. Deze evaluatie was aanleiding voor de herijking van het huidige programma voor de resterende looptijd (2014-2015). Over de herijking heeft u op 2 juli 2014 een besluit genomen (PS/2014/442 Herijking Programma Nieuwe Energie). Tevens heeft u aan uw College opdracht gegeven om "... de vier geschetste beleidsvarianten (Hink, Stap, Sprong en Ruimte voor lokaal initiatief) in afstemming met Provinciale Staten nader uitwerken, ter onderbouwing van toekomstige besluitvorming over de voortzetting van het programma Nieuwe Energie." U heeft aangegeven besluitvorming over de voortzetting van het programma Nieuwe Energie na de verkiezingen te laten plaatsvinden. Met deze brief informeren wij u over de uitgewerkte beleidsvarianten en de effecten van deze varianten. 2.
Context
De uitwerking van de beleidsvarianten Nieuwe Energie voor de periode 2016-2020 hangt samen met diverse andere ontwikkelingen buiten en binnen de provincie. In het bijzonder noemen wij: • • • • •
Datum verzending
Het Nationaal Energie Akkoord; Kompas 2020; De (tussen)evaluatie Energiefonds Overijssel; De Revisie Omgevingsvisie; De provinciale warmtevisie.
2 3 DEC. 2ÖU
provincie ' " V N J
SS
1
V erijssei j^ys
i f f A 1
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
2.1 Nationaal Energieakkoord Overijssel heeft in IPO-verband het Nationaal Energieakkoord mede ondertekend. Met het Nationaal Energieakkoord streeft het kabinet naar 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023. Bij de herijking van het programma Nieuwe Energie zijn de afspraken uit het Nationaal Energieakkoord voor Overijssel uitgewerkt, wat is overgenomen in de beleidsvarianten 2016-2020. 2.2 Kompas 2020 De beleidsvarianten 2016-2020 passen bij de in Kompas 2020 gedefinieerde provinciale opgave voor het thema energie. 2.3 (Tussen)Evaluatie Energiefonds Overijssel Op 7 oktober 2014 bent u geïnformeerd over de (tussen)evaluatie van Energiefonds Overijssel (PS/2014/849). Wij hebben u gemeld dat wij een aantal aanbevelingen uit de evaluatie verder willen gebruiken voor de te ontwikkelen beleidsvarianten en effectiever maken van Energiefonds. Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
2
2.4 Revisie Omgevingsvisie Energietransitie is één van de thema's die in de Revisie Omgevingsvisie worden aangescherpt, met name in termen van (provinciale) taak, rol en handelingsperspectief en met aandacht voor de balans tussen loslaten/kansen benutten en voorschrijven/verordenen en de balans tussen sectoraal en integraal. De door PS te trekken conclusies over de uitwerking van de beleidsvarianten voortzetting programma Nieuwe Energie 2016-2020 worden gebruikt bij de Revisie Omgevingsvisie. 2.5 Provinciale Warmtevisie Omdat warmte een belangrijke bijdrage kan leveren aan het aandeel nieuwe energie in Overijssel werken wij aan een provinciale warmtevisie. In bijlage I zijn de hoofdlijnen van deze visie weergegeven. Wij willen dat de provinciale warmtevisie aansluit op en rekening houdt met de Nationale Warmtevisie die door het ministerie van EZ wordt opgesteld. De publicatie van deze Nationale Warmtevisie is uitgesteld tot begin 2015, daarna ronden wij de provinciale warmtevisie definitief af. Wij kijken daarbij ondermeer naar het aanbod van restwarmte, gebieden met hoge warmtevraag en de ontwikkeling van energie-infrastructuur voor warmte. Momenteel is in Overijssel het bedrijf Ennatuurlijk, dat de warmtenetten van Essent heeft overgenomen, de warmtenetbeheerder met de meeste aansluitingen. 3.
Beleidsvarianten
U heeft het College van Gedeputeerde Staten opdracht gegeven om de vier in het Statenvoorstel 'PS/2014/442 Herijking Programma Nieuwe Energie' geschetste beleidsvarianten nader uit te werken. Omdat u te kennen heeft gegeven groot belang te hechten aan lokale initiatieven (zie onder meer motie Van der Bent c.s.), hebben wij ervoor gekozen om de variant 'Ruimte voor lokaal initiatief' uit te werken in de overige beleidsvarianten 'Hink', 'Stap' en 'Sprong'. De wijze waarop ruimte wordt gegeven aan lokaal initiatief is in lijn met het karakter van de beleidsvarianten. Naast 'Hink', 'Stap' en 'Sprong' is ook de uitgangssituatie in beeld gebracht, de zogenaamde 0-variant. De beleidsvarianten 'Hink', 'Stap' en 'Sprong' zijn aanvullend op elkaar, dat betekent dat 'Stap' inclusief'Hink' is, en 'Sprong' een uitbreiding is van 'Stap'. De beleidsvarianten hebben ieder een bepaald karakter (zie hieronder). Het is mogelijk om voor verschillende onderdelen van het programma te kiezen voor verschillende beleidsvarianten. Niet overal is even grote ondersteuning vanuit de provincie nodig. ECN heeft per onderdeel de effecten bepaald, zodat inzicht bestaat in de bijdrage van ieder onderdeel aan het verwachte totaaleffect.
provincie
V orïiccol %sei S
l
|
**#$ fad? % » *
§
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
3.1
Karakter van de beleidsvarianten
Uitqanqssituatie/O-variant In de uitgangssituatie/O-variant komt er geen nieuw uitvoeringsprogramma Nieuwe Energie voor de periode 2016-2020. Een aantal activiteiten op het gebied van energie wordt desondanks voortgezet, zoals: • Energiefonds Overijssel; • Invulling geven aan taakstelling windenergie; • Uitstaande leningen; • Subsidieregelingen waar nog geld voor beschikbaar is; • Ondersteuning vanuit eventuele andere programma's. Hink 'Hink' is de voortzetting van het huidige programma Nieuwe Energie (zie PS/2014/442 Herijking Programma Nieuwe Energie) in de periode 2016-2020. De provincie stimuleert in deze variant energiebesparing en opwekking van duurzame energie vooral door de investeringsgroep 'energiegebruikers' (bewoners en instellingen) te activeren en te lobbyen voor het wegnemen van belemmeringen. Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
3
Stap In 'Stap' creëert de provincie gunstige randvoorwaarden voor besparing en opwekking van duurzame energie met haar omgevingsbeleid en door anderen te bewegen randvoorwaarden te optimaliseren (zoals de energie-infrastructuur en omgevingsbeleid gemeenten). Daarbij hoort ruimte voor innovatie en verdere verlaging van investeringsdrempels, bijvoorbeeld met subsidie. De provincie faciliteert en is uitnodigend naar inwoners en bedrijven om aan de energietransitie bij te dragen. Sprong In 'Sprong' neemt de provincie zelf initiatief waar de in 'Stap' gegeven ruimte niet wordt ingevuld. De provincie versnelt de energietransitie door te participeren, prestatieafspraken te maken en provinciale inpassingsplannen in te zetten. 3.2 Maatregelpakketten op hoofdlijnen De beleidsvarianten 'Hink', 'Stap' en 'Sprong' zijn uitgewerkt langs de lijn van 'investeringsgroepen', zoals in het huidige programma gebruikt wordt (zie Statenvoorstel PS/2014/442). De beleidsvarianten bevatten concrete maatregelen gericht op de verschillende investeringsgroepen en maatregelen die het fundament of de randvoorwaarden beïnvloeden (beleid, wet en regelgeving en communicatie). In bijlage I I is een tabel opgenomen met de maatregelen per investeringsgroep. In tabel 1 geven wij de strekking van de beleidsvarianten weer.
provincie
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
Tabel 1: Strekking
beleidsvarianten Hink • Voortzetting huidig programma • Focus op jctiveren inva.tering'igtaep energiegebruikers (bewoneis en instellingen) • Aandacht vaar wegnemen betemmenngen
Kenmerken
Investeringsgroep Lokaal initiatief
Eigenaren
• •
woningen
• •
Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
4
Eigenaren instellingen gebruiken
gebouwen, die energie
Energiegebruikers mobiliteit Duurzame energieproducenten
-
• •
•
•
•
Energie- en netwerkbedrijven (infrastructuur en opslag) Energie- en netwerkbedrijven (warmte)
•
• •
Stap (=Hink+) « Creëren gunstige randvoorwaarden door ae provincie en anderen (omgevingsbeleid. enc-rgieinfrastiuctuur) • Ruimte geven aan initiatieven vanuit de provincie * Verlagen tnvcstcrmgsdrcmpels • Ruimte voor innovatie
Sprong (=Stap+) * Partiaperen in projectontwikkeling en uitvoering • 4's initiatieven uitblijven dis provincie /ott projecten organiseren en uitvoeren • Cxttii veilagen m vastermysdrcmpels voor initiatiefnemers
Ontsluiten informatie Ondersteunen planontwikkeling Voortzetten Overijsselse aanpak Leningen overlaten aan Nationaal Energiebespaarfonds Ontsluiten informatie Voortzetten aanpak bedrijven
• •
•
Aanschafsubsidie auto's elektrisch/groen gas Lobby wegnemen belemmeringen toepassing technieken Ondersteunen toepassing en ontwikkeling technieken Lobby wegnemen belemmeringen innovatie
•
Minder regels Ondersteunen uitvoering Overijsselse aanpak 2.1 Aanscherpen voorwaarden leningen en premies Ondersteunen procesinnovatie Stimuleren energiemanagement Busvervoer elektrisch/groen gas Stimuleren innovatie Verruimen ruimtelijke kaders
•
Stimuleren pilots energie-opslag en balancering
• •
Smeden warmtecoalities Ontwikkelen Warmtenet Hengelo
• •
• •
• •
•
•
•
• •
•
•
Versterken uitvoering (organisatie/ participatie) Ambitie energieneutraal renoveren
Ambitie energieneutrale werklocaties 0 % leningen Uitbreiden aanschafsubsidie Subsidiëren aansluitkosten Provinciale inpassingsplannen
Participatie in pilots Participatie warmtenetten en biogasnetten Investeren in warmtenetten
3.3 Samenhang tussen de maatregelpakketten De beleidsvarianten bevatten beleid gericht op verschillende investeringsgroepen. Door de effecten van de maatregelen voor de verschillende investeringsgroepen apart in beeld te brengen, wordt zichtbaar waar het grootste effect behaald kan worden. Dit geeft u tot op zekere hoogte de mogelijkheid om een focus te leggen op een investeringsgroep en te kiezen voor een samenstelling van onderdelen van de verschillende beleidsvarianten. U kunt bijvoorbeeld voor woningeigenaren inzetten op 'Stap', voor lokale initiatieven inzetten op 'Sprong', voor bedrijven op 'Hink', et cetera. De uitwisselbaarheid van onderdelen is door onderlinge afhankelijkheden echter begrensd. Een aantal voorbeelden: • het elektriciteitsnet moet berekend zijn op onbalans in vraag en aanbod die wordt veroorzaakt door duurzame energieopwekking; • warmtenetten zijn nodig om woningen en bedrijventerreinen energieneutraal te maken; • lokale initiatieven kunnen niet zonder duurzame energieproducenten; • op korte termijn zijn er van innovatie nog geen effecten op het aandeel nieuwe energie zichtbaar. Echter, innovatie is nodig om in de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag naar duurzame energie en de kosten beheersbaar te houden.
provincie \ V
verijssel
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
5
3.4 Relatie (tussen)evaluatie Energiefonds Overijssel met de beleidsvarianten Wij hebben u bij de (tussen)evaluatie Energiefonds Overijssel aangegeven om een aantal aanbevelingen te gebruiken bij de ontwikkeling van de beleidsvarianten. Onderstaand een toelichting op de verwerking hiervan. • Opnieuw inzetten van vrijkomende financiële middelen binnen het Energiefonds (revolverend maken van het fonds) is onderdeel van 'Stap'. Overigens zal het effect van het revolverend maken van Energiefonds Overijssel in de periode 2016-2020 beperkt zijn, omdat de meeste exits pas aan het eind van deze periode plaatsvinden zodat niet in deze periode opnieuw geïnvesteerd kan worden. • In lijn met de motie Van de Vegte om zonne-energie een prominente rol te geven in het Energiefonds, staan wij als onderdeel van 'Hink' toe dat de looptijd van leningen voor zonneprojecten wordt verlengd, aansluitend aan de SDE+-subsidie. • Toestaan dat bij innovatieve projecten het (primaire) energierendement buiten de provinciegrenzen wordt gerealiseerd hoort bij 'Hink'. Hierbij moet worden gedacht aan productie in Overijssel, waarbij een eerste (proef)versie van het geproduceerde apparaat buiten Overijssel wordt ingezet/getest. Voordeel hiervan is dat innovatieve ideeën eerder gerealiseerd kunnen worden en de productie know how (met mogelijkheden tot spin offs) in Overijssel wordt opgebouwd. Deze maatregel zien wij als een uitwerking van de in uw vergadering van 2 juli 2014 aangenomen motie Engbers 'Ruim baan voor duurzame innovaties'. • Financiële ondersteuning van innovatie en experimenten (technische en/of organisatorisch) met windenergie, conform amendement Schipper c.s. (september 2013) is verwerkt in 'Stap'. De uitwerking van deze aanbevelingen in de beleidsvarianten leveren effect op de langere termijn. Immers, innovatie is nodig om in de toekomst doelstellingen te behalen (vanwege de verdere ontwikkeling van technieken), maar geeft op korte termijn 'slechts' meer werkgelegenheid en niet direct energie-effecten. In bijlage I I I is de relatie weergegeven tussen aanpassingen van Energiefonds Overijssel en de beleidsvarianten. 4.
Effecten beleidsvarianten
ECN heeft de effecten van de beleidsvarianten bepaald. De berekende bandbreedte van verwachte effecten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De herijking van het programma Nieuwe Energie 2014-2015 vormt uitgangssituatie, de 0-variant. In bijlage IV zijn de belangrijkste conclusies per maatregelpakket weergegeven. Tabel 2: Verwacht aandeel nieuwe energie per beleidsvariant (bron: ECN) en benodigd programmabudget 2023 2020 Additioneel programmabudget (min C/per jaar) 12,4-12,7% 16% Uitgangssituatie (herijking) n.v.t. Hink 14% 17% 9 17-20% Stap 15-17% 14 Sprong 20-23% 17-20% 25
Bij de berekening van effecten heeft ECN de volgende aannames gehanteerd voor wat betreft windenergie: • Uitgangssituatie: 85,5 MW (huidige taakstelling); • Hink: 85,5 MW + 1 MW, gerealiseerd door een lokaal initiatief; • Stap: 85,5 MW + 3 MW, gerealiseerd door lokale initiatieven; • Sprong: 85,5 MW + 9 MW gerealiseerd door lokale initiatieven en ondersteund door de provincie + 10 MW op bedrijventerreinen die energieneutraal willen worden.
provincie
verijssel
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
4.1 Effect op energiebesparing en winning hernieuwbare energie In tabel 2 is te zien dat met het meest ambitieuze pakket aan beleidsmaatregelen in 2023 een percentage van 20-23% nieuwe energie kan worden bereikt. Dit komt vooral door energiebesparing. De grootste bijdrage aan de toename in energiebesparing wordt geleverd door de maatregelen in het pakket 'Sprong Eigenaren Woningen'. De grootste toename in opwekking vindt plaats ten gevolge van de maatregelen binnen het pakket "Stap Duurzame Energieproducenten'. 4.2 Effect op investeringen en benodigd programmabudget De benodigde investering neemt toe in de varianten 'Hink-Stap-Sprong'. De in de bijlage IV weergegeven investering is de totale maatschappelijke investering die nodig is voor de energiebesparing en energiewinning die met de beleidsvarianten wordt bereikt. De provincie draagt daar gedeeltelijk aan bij en streeft naar een multipliereffect in de markt. Bedrijven en inwoners zullen in vrijwel alle gevallen het merendeel van de investeringen zelf moeten financieren. Wij ramen voor de beleidsvariant 'Hink' een programmabudget van ca. € 9 min/jaar, oplopend naar €14 min/jaar voor 'Stap', naar 25 €mln/jaar voor 'Sprong'. Deze bedragen zijn exclusief de voorstellen voor mobiliteit en verbetering van het Energiefonds Overijssel. De ramingen voor Energiefonds Overijssel zullen in het statenvoorstel voor aanpassing van uw kaderstelling voor het fonds worden opgenomen. Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
6
In de kerntakenbegroting 2015 is vanaf 2016 jaarlijks € 140.000 gereserveerd voor advieskosten voor Energiefonds Overijssel (t/m 2028) en voor innovatieve energieprojecten (structureel budget). Verplichtingen die voortkomen uit Leningen voor Ondernemingen, duurzaamheidleningen voor woningen en financieringen door Energiefonds Overijssel worden ook voor 2016 en verdere jaren afgedekt door de hiervoor bestemde reserves. De dotaties voor deze reserves zijn reeds in voorgaande jaren als lasten genomen. De overheidsbijdrage aan het verbeteren van de woning- en gebouwenvoorraad maakt de meeste investeringen los (zowel in 'Stap' als 'Sprong'). Voor'Sprong' is dit wel afhankelijk van de vraag of zich een nieuwe markt voor energieneutraal renoveren ontwikkelt. Deze investeringen slaan qua werkgelegenheid waarschijnlijk in hoofdzaak in de regio neer. Ten opzichte van de totale investering is de bijdrage van de provincie het hoogst voor lokale initiatieven, vooral benodigd voor die initiatieven die onvoldoende financiële basis hebben om reguliere financiering te verkrijgen, ook al is het project rendabel. In het geraamde programmabudget draagt de provincie in 'Stap' het meeste bij aan woningen en gebouwen en in 'Sprong' bovendien aan de aanleg van warmtenetten. 4.3 Effect op werkgelegenheid De werkgelegenheid wordt vooral bepaald door de maatregelen door woningeigenaren. Dit betreft dus werkgelegenheid in de bouw- en installatiesector. 4.4 Effect op lastenbeheersing Lastenbeheersing hangt nauw samen met de mate waarin energie bespaard wordt. Ook hier hebben de maatregelen door woningeigenaren veel invloed. Dit komt ook door het feit dat energiebesparing door het verschil in energieprijzen voor woningeigenaren een groter effect heeft op de lasten dan bij bedrijven. 4.5 Effect op innovatie Logischerwijs neemt innovatie toe met de toenemende inzet op innovatie. ECN geeft aan dat de innovatie al in de variant 'Stap' een vlucht neemt en bij 'Sprong' niet heel veel verder toeneemt dan in 'Stap'. Het beleid van de provincie leidt zowel in 'Stap' als in 'Sprong' tot een toename in innovatieve activiteiten in de regio en tot een toename in het resultaat van de innovatieve activiteiten (meer bedrijvigheid). 4.6 Ruimtelijke effecten Ruimtelijk effect is een breed begrip en omvat meerdere elementen: ruimtebeslag (kwantitatief), inclusief mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik; ruimtelijke kwaliteit; leefomgevingskwaliteit.
provincie
verijssel
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
Ruimtebeslag ECN heeft beoordeeld wat het verwachte ruimtebeslag is in de verschillende beleidsvarianten. Daarbij is rekening gehouden met het fysieke ruimtebeslag, dus niet met hindercirkels. ECN heeft zonnepanelen op het dak buiten de berekening van het benodigde oppervlak gehouden, omdat er dan sprake is van dubbel ruimtegebruik. De meeste ruimte is nodig voor lokale initiatieven, gevolgd door werklocaties (m.n. als zij streven naar energieneutraliteit). Effect op ruimtelijke kwaliteit De Omgevingsvisie ziet ontwikkelingen als kans voor ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt ook voor ontwikkeling van duurzame energie. Hierbij zet de Omgevingsvisie in op het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt hierbij zijn zeven kwaliteitsambities 1 . Ook bij nieuwe energieprojecten geldt de sturingsfilosofie OF-WAAR-HOE, waarbij energie één van de negen beleidsambities is. Vanuit de ervaringen die zijn opgedaan met de sturing op gebiedskenmerken voor duurzame energie projecten lijkt het systeem goed te werken.
Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
7
Effecten op de leefomqevinqskwaliteit Verschillende duurzame energiebronnen hebben verschillende impact op de leefomgeving. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste effecten van de verschillende installaties weergegeven. Uiteraard varieert de mate van hinder met de omvang van de installatie en de locatie waar de installatie komt. Tabel 3: Mogelijke effecten duurzame energieopwekking Zon Wind Aardwarmte Geluid X X Zicht X Geur X Waterkwaliteit Luchtkwaliteit & stof Verkeer
Bio-energie X X X X X
De hinder wordt inzichtelijk gemaakt in een eventuele m.e.r.-procedure, als hulpmiddel bij vergunningaanvragen. Het bevoegd gezag, veelal provincie of gemeente, toetst daarbij aan de geldende relevante wet- en regelgeving. Voorbeelden daarvan zijn de WABO, WRO, Wet Milieubeheer, Wet geurhinder en Veehouderij en onderliggende regelgeving als bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit. Dat zijn ook de instrumenten waarmee het bevoegd gezag kan sturen en waar de provincie met het omgevingsbeleid invulling aan geeft. 4.7 Robuustheid beleidsvarianten De effecten zijn bepaald op basis van het 'business-as-usual-scenario' dat door ECN en PBL is ontwikkeld. Daarin is bestaand beleid meegenomen, evenals de verwachte ontwikkelingen op economisch en demografisch vlak. Maar wat gebeurt er als de toekomst anders wordt? ECN heeft in afstemming met enkele organisaties en personen2 toekomstscenario's ontwikkeld op basis waarvan de robuustheid van de beleidsvarianten bepaald kan worden. Bijlage V bevat de scenario's. Beleidsvariant 'Hink' is de meest robuuste van de drie, met andere woorden: de effecten wijken in de verschillende toekomstscenario's het minst af van de berekende effecten. Dit komt onder meer doordat er minder wordt gerekend op private cofinanciering dan in de andere varianten. Daar tegenover staat dat beleidsvariant 'Sprong' de minst robuuste variant is, doordat in die variant juist sterk wordt gerekend op private cofinanciering.
1 De kwaliteitsambities zijn: Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur; Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen; Natuur als ruggengraat; Zichtbaar en beleefbaar mooi landschap; Het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken door het infrastructuur-netwerk; Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel; Sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel. 2 PBL, Raad voor de Leefomgeving, Trendbureau Overijssel, Marjolein van Asselt (Maastricht University)
provincie
W V« I
1 I IMI'ISJ'^J» 1
Beleidsvarianten voortzetting Programma Nieuwe Energie 2016-2020
4.8 Kanttekening Het rapport van ECN indiceert dat de doelstelling van 20% nieuwe energie haalbaar is (in 'Sprong' en in iets mindere mate in 'Stap'). Ook onderschrijft de studie dat het totaaleffect groeit bij het bieden van meer ruimte ('Stap') en groter wordt als de provincie daadwerkelijk participeert ('Sprong). Tevens geeft het rapport inzicht in met welke maatregelen de grootste effecten te behalen zijn. Daarmee bevat het rapport informatie die nodig is voor prioriteitsstelling en te verwachten effecten van beleid in de volgende periode. Echter, steeds weer blijkt de praktijk weerbarstig te zijn: de recente bijstelling van het landelijk verwachte aandeel nieuwe energie bij de Nationale Energie Verkenning is daar een voorbeeld van. De te behalen resultaten zijn onder meer afhankelijk van de ontwikkeling van wet- en regelgeving, fiscaliteit, economie, de beschikbaarheid van fondsen (externe financiering), et cetera. Het is een vakgebied dat nog ontwikkeld moet worden, het is een nog onvolwassen veld waar innovaties regelmatig stranden door onvolkomen ondernemerschap. Ook aanvragen voor Energiefonds Overijssel laten zien dat er veel goede ideeën zijn, maar dat deze beperkt tot goede projecten/ondernemingen uitgroeien. Datum
02.12.2014 Kenmerk
2014/0300786 Pagina
Dat is de reden dat wij de effecten tegen vier verschillende scenario's hebben aangehouden. De door ECN gepresenteerde getallen zijn een zo goed mogelijke inschatting van het effect met de huidige kennis. Wij vinden het reëel te verwachten dat de effecten op onderdelen lager uitvallen en op andere onderdelen wellicht hoger, zoals ook onder'robuustheid beleidsvarianten' is beschreven. Wij houden er daarom rekening mee dat de gepresenteerde totaaleffecten (zie tabel 2) in de praktijk lager uit zullen vallen.
8
5.
Sturingsmogelijkheden, aandachtspunten voor de Revisie Omgevingsvisie
5.1 Energie als kwaliteitsambitie In de Omgevingsvisie vindt de sturing op nieuwe energie plaats via het reguliere OF-WAAR-HOE systeem. Energie is hierbij één van de negen beleidsambities (OF). Daarnaast vindt nu vooral sturing plaats op windenergie (OF/WAAR) en bodemenergie (vanuit de grondwaterbescherming). In het traject voor de Revisie van de Omgevingsvisie kan worden onderzocht of de sturing op energietransitie kan en moet worden uitgebreid, bijvoorbeeld door: • Zorgvuldig en duurzaam energiegebruik (trias energetica) toe te voegen aan de SER-ladder(OF); • Nieuwe energie toe te voegen aan de ontwikkelingsperspectieven (WAAR); • Meer te regelen over het toepassen van de KGO systematiek (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) bij duurzame energie (HOE); • Energietransitie te omschrijven in de kwaliteitsambities en gebiedskenmerken (HOE). 5.2 Sturing op leefomgevingskwaliteit De sturing op leefomgevingskwaliteit (wettelijke normen voor hinder) is voldoende mogelijk met de m.e.r.-procedure, vergunningverlenging en handhaving. 5.3 Ruimtelijke effecten in de praktijk Het ministerie van I&M ontwikkelt momenteel een model waarbij de ruimtelijke en economische consequenties en kansen van duurzame energieopwekking voor eigen gebruik van de opwekker en bij maximale benutting van het landschap onderzocht kunnen worden. Het model is in de testfase. In december 2014 wordt een pilot uitgevoerd voor een gedeelte van Salland. Inzichten die dit oplevert zijn input voor het traject van de Revisie van de Omgevingsvisie. Gedeputeerde Staten van Overijssel
voorzitter,
secretaris,/
provincie
VGriJSSGI
Bijlage I
Hoofdlijnen Warmtevisie Overijssel
In 2030 zijn er meer en betere netwerken van collectieve warmtenetten, deze zullen vooral liggen in stedelijke- en tuinbouwgebieden in Overijssel. Deze netwerken zorgen voor levering van warmte en – op den duur ook - koeling aan ruim 60.000 woonequivalenten (weq), vooral aan bedrijven met een hoge warmtevraag. Een diversiteit aan bronnen – restwarmte (o.a. van de AVI), geothermie en biomassa – gecombineerd met (ondergrondse) opslag en een ‘slim’ warmtenet zorgt voor efficiënt warmtegebruik. De totale Overijsselse energievraag bij eindgebruikers bestond in 2011 voor 41 PJ uit warmteverbruik en 19 PJ uit elektrisch verbruik (bron:ECN). Restwarmte en Geothermie alleen al kunnen theoretisch zorgen voor een verduurzaming van 12 % (5 PJ) van het totale Overijsselse warmteverbruik (41 PJ). Daarmee levert duurzame warmte - naast groene stroom en energiebesparing - een belangrijke bijdrage aan de duurzaamheiddoelen van de provincie Overijssel en het terugdringen van de CO2 -uitstoot.
Kansen voor warmte: verduurzaming en uitbreiding In Overijssel ligt een aantal warmtenetten. Deze worden niet allemaal gevoed met duurzame warmte, hier bestaat een opgave voor verduurzaming. Daarnaast kunnen nieuwe warmtenetten worden aangelegd. Bronnen Voor wat betreft de duurzaamheid van de warmtebronnen gaan wij uit van de ‘Warmteladder’ die ontwikkeld is door Ecofys. De warmteladder maakt het mogelijk om verschillende warmtebronnen met elkaar te vergelijken op criteria als CO2, rendement, prijs en leveringszekerheid. Volgens de ‘Warmteladder’ is industriële restwarmte en geothermie wat betreft ‘milieu’ (CO2) de meest duurzame bron voor warmte. De provinciale warmtevisie richt zich op de potentie voor aardwarmte (geothermie en WKO) en restwarmte: Benutting van geothermie (theoretisch potentieel van 2 PJ) is geografisch beperkt tot de delen van west en oost Overijssel. Ontsluiting van restwarmte alleen zou 15.000 tot 60.000 woningequivalenten nieuwe aansluitingen (= 3 PJ) kunnen opleveren. Bij elkaar geeft dit een potentie voor ongeveer 40% van de doelstelling van 20% nieuwe energie. Potentiële afnemers Overijssel kent ruim 450.000 woningaansluitingen en 73.300 bedrijfsaansluitingen met een nuttige warmtevraag van 18,9 PJ respectievelijk 22 PJ. Onder bedrijfsaansluitingen wordt ook verstaan utiliteitsgebouwen zoals ziekenhuizen, zwembaden en wijkgebouwen. Het realiseren van nieuwe aansluitingen bij bedrijfsmatige gebruikers voor ruimteverwarming lijkt op korte termijn het meest kansrijk te zijn om drie redenen: grote aansluitingen is efficiënt en kan als basislast fungeren voor aanleg van infrastructuur overzichtelijke structuur voor het organiseren en contracteren van de warmte afname een goed werkend nieuw warmtenet verbetert het imago van warmte en verhoogt het draagvlak bij burgers waardoor ook meer woningaansluitingen kunnen worden gerealiseerd. Op grond hiervan wordt primair ingezet op bedrijfsaansluitingen, de warmtenetten kunnen eventueel later worden uitgebouwd met aansluiting van woningen.
Infrastructuur Voor levering van warmte aan huishoudens en bedrijven is warmte-infrastructuur nodig. Bij nieuwbouw moet infrastructuur aangelegd worden en kan de keuze gemaakt worden voor warmte in plaats van gasinfrastructuur. In het geval van bestaande (woning)bouw is de aanleg van een warmtenet kansrijk(er) op het moment dat het gasnet aan vervanging toe is. Een inventarisatie van de te vervangen gasnetten in de buurt van (potentieel) aanbod van duurzame warmte vormt een kader voor de keuze van de kansrijke projecten. Rolopvatting en uitvoering Rol van de provincie De projecten zijn divers van aard, per soort project bepaalt de provincie welke vorm van participatie nodig en gerechtvaardigd is. De focus van de provincie ligt op het actief verhogen van aansluitingen op restwarmte, geothermie en de realisatie van de daarvoor benodigde warmte infrastructuur. Daarbij zet de provincie primair in op het realiseren van bedrijfsaansluitingen voor ruimteverwarming. Tegelijkertijd wordt samen met de vijf grote gemeenten (Deventer, Zwolle, Enschede, Hengelo, Almelo) een campagne gestart om draagvlak voor duurzame warmte te verhogen bij woningcorporaties en burgers om op de mid-lange termijn ook een hoger aantal woningaansluitingen te kunnen realiseren. Kansrijke projecten en witte vlekken Voor elke van de bronnen (restwarmte, geothermie) en de benodigde infrastructuur worden de kansrijke projecten in kaart gebracht en de zogenaamde ‘witte vlekken’. Kansrijke projecten zijn projecten die door initiatiefnemers kunnen worden gerealiseerd zonder publieke financiering. ‘Witte vlekken’ zijn die gebieden/projecten waar warmte een voorkeursbron is vanuit publieke doelen (milieuoverwegingen en gebrek aan duurzame alternatieven) en die voor private initiatiefnemers niet rendabel zijn maar met publieke financiering wel gerealiseerd kunnen worden. Het in kaart brengen van kansrijke projecten en witte vlekken gebeurt op lokaal nivo (samen met relevante partijen) op basis van het potentieel aanbod van warmte, de potentiële vraag naar warmte, de vervangingsvraag van de gasinfrastructuur en een actoren analyse (initiatiefnemers, mogelijke partners en voor- en tegenstanders). Warmtecoalities Op basis van de lokale analyses zet de provincie zich actief in om betrokken partijen (overheden, afnemers, warmteleveranciers, Ennatuurlijk, Cogas) te verbinden in een lokale warmtecoalitie die het project ook daadwerkelijk kunnen gaan realiseren. De partijen in de warmtecoalitie laten hun commitment blijken door actief mee te werken en mee te betalen aan benodigde onderzoeken. Per kans/project bepaalt de provincie in welke rol en vorm zij het beste in de lokale warmtecoalitie kan participeren. Warmteplannen In de European Energy Directive is de verplichting opgenomen om warmteplannen op te stellen voor alle kansrijke regio’s. Er is niet voorgeschreven wat de inhoud moet zijn van deze warmteplannen. In Overijssel willen we de warmteplannen invullen met de informatie die hierboven beschreven is onder ‘kansrijke projecten en witte vlekken’. De warmteplannen stellen wij samen met relevante partijen op en vormen de basis voor de warmtecoalities.
Bijlage II
Maatregelen per investeringsgroep en beleidsvariant
Bij cross-overs wordt tussen haakjes verwezen naar de prestaties uit de kerntakenbegroting. Thema
Maatregelsoort
HINK
-
Lokaal initiatief (kern: samenwerking, gemeenschappelijk belang, duurzaamheid (energieopwek/besparing) is hoofddoel) Ook bedrijven kunnen deel uitmaken van een lokaal initiatief.
Kennis/projectontwikkeling
Financiële ondersteuning
voortzetting huidig programma focus op activeren investeringsgroep energiegebruikers (bewoners en instellingen) aandacht voor wegnemen belemmeringen
STAP = HINK plus
SPRONG = STAP plus
-
-
-
creëren gunstige randvoorwaarden door ons (omgevingsbeleid) en anderen ( energieinfra ruimte geven aan initiatieven vanuit de provincie verlagen investeringsdrempels ruimte voor innovatie Duurzame/groenste wijk competitie
-
Platform voor kennisdeling Bio-energiedorp: prijsvraag Initiatievenmakelaar
Ontwikkelbudget nieuwe lokale initiatieven
Lobby
Cross-overs (provinciebreed)
Eigenaren woningen (en gebouwen) Woningen
Kennis/projectontwikkeling
Financiële ondersteuning
-
Specifieke randvoorwaarden
-
Leningen voor lokale initiatieven voor uitvoering plannen Uitvoeringsbudget bio-energiedorp
Lokale initiatieven uitnodigen als launching customer bij innovatie Gemeenschappelijk backoffice voor energiecoöperaties Uitvoeringsbudget Energieneutraal dorp Participeren in lokale energiecoöperaties
Regelluwe zone voor enkele duurzame initiatieven; Clustereis windmolens vervalt voor lokale initiatieven (> 50 % lokaal zeggenschap)
Programma Leefbaarheid, Stadsrandzones en Groene Omgeving (prestatie 1.2.1): ondersteunen van lokale initiatieven bij het realiseren van projecten met ruimtelijke kwaliteit. Overijssels Bestuur 20XX (prestatie 7.1.1): vanuit de vraag van het lokale initiatief bepaalt de initiatievenmakelaar hoe we kunnen ondersteunen. Die ondersteuning kan op meer vlakken liggen dan energie alleen en kan de provinciegrens overschrijden.
Inzicht in eigen energiegebruik versterken Energieloketten uitbreiden met informatiepunt renovatie Voortzetten Overijsselse aanpak : Premieregelingen renovatie bestaande woningvoorraad Leningen Overijsselse aanpak: huidige leenruimte (40 mln) gebruiken, dan overlaten aan Nationaal EnergiebespaarFonds (NEF)
Pilot energie-opslag op huishoudenniveau
Renovatiecampus (bouwinnovatie (i.s.m. Pioneering))
Premieregeling: herhaalinvesteringen stimuleren Leningen: revolverend maken, aanscherpen voorwaarden energie-effect
externe financiering in Energiefonds Overijssel en voor duurzaamheidsleningen Premieregeling: hogere subsidie per maatregel ten opzichte van stap Leningen: leenruimte naar 60 mln Leningen met deels 0% rente voor kwalitatieve woningverbetering (waaronder energie) aan particulieren of bij herhaalinvesteringen energie. Ondersteuning Collectief Particulier Opdrachtgeverschap voor energiemaatregelen Oprichting provinciale ESCO1 gericht op particulieren
nieuw convenant met woningcorporaties (25% energiebesparing in 2025 t.o.v. 11-2012)
1
participeren in projectontwikkeling en uitvoering als provincie projecten zelf organiseren en uitvoeren, als voldoende initiatieven uitblijven extra verlagen investeringsdrempels voor in voor initiatiefnemers
Nieuw convenant met woningcorporaties: 10% energieneutraal, rest voorraad naar label B of beter.
Specifieke randvoorwaarden
Lobby
Cross-overs (provinciebreed)
Wonen in Overijssel (prestatie 1.3.3): versterken van de positie van bewoners bij bouw en renovatie van woningen en versnelling van verduurzaming. Toename innovatiekracht industrie (prestatie 5.3): stimuleren vernieuwing in de bouw- en installatiesector bij de renovatie van woningen.
ESCO: energyservicecompany, bedrijf dat de energievoorziening van een gebouw of groep gebouwen tegen een vaste vergoeding regelt. Het verdienmodel bestaat uit toepassing van energiebesparingsmaatregelen.
Eigenaren (woningen en) gebouwen, bedrijven en instellingen die energie gebruiken Ondernemingen
Kennis/projectontwikkeling
Kennispunt Energie in Regionale Uitvoeringsdiensten Energiescan doorontwikkelen naar EnergiePrestatieKeur Prestatieafspraken, branchegerichte leergroepen Voorbeeldprojecten procesinnovatie Energieloketten bedrijven
Huidige financieringsmaatregelen voortzetten:
(gebouwde omgeving exclusief woningen) Financiële ondersteuning
(MKB-leningen, tenderregeling)
Energiegebruikers Mobiliteit
Kennisplatform over smart grids (in relatie tot netbeheer) Energiemanagement grote bedrijven Extra branchegerichte aanpakken
Ondernemingen uitdagen om niet alleen zelf, maar ook anderen (bijvoorbeeld een wijk) te laten besparen
Procesinnovaties toelaten in tenderregeling
Leningen met 0% rente voor energiemaatregelen Energieneutraal renoveren ondernemingen via Energiefonds Overijssel en HMO Investeren in energieneutrale bedrijventerreinen
Toezicht combineren met laagdrempelig energieadvies, (=coachend toezicht) bij actieve bedrijven; pESCO (Energiefonds Overijssel) voor ondernemingen.
Specifieke randvoorwaarden
Lobby
Cross-overs
Pilot met gemeenten voor variatie OZB Regelluwe zone voor enkele lokale initiatieven
Samenwerking bij handhaving (prestatie 2.4.5): inzetten op coachend toezicht via Regionale Uitvoeringsdiensten Vitale Bedrijvigheid (prestatie 5.1.2): inzetten op energiemaatregelen om toekomstvastheid bedrijventerreinen te versterken. Toename innovatiekracht industrie (prestatie 5.3): stimuleren procesinnovatie en aansluiting op bestaande ondersteuningsstructuur en fondsen.
Financiële ondersteuning
Aanschafsubsidie auto’s elektrisch/groen gas
Specifieke randvoorwaarden
Lobby
Cross-overs (provinciebreed)
Gezond en Veilig Leefmilieu: verduurzaming openbare verlichting, Kennisplatform Duurzame Leefomgeving en tank- en laadinfrastructuur (prestatie 2.3.9) Aanbestedingen en Consessie & Contractmanagement trein, bus en regiotaxi (prestatie 4.2.7 en 4.2.8)
Busvervoer elektrisch/groen gas
Aanschafsubsidie voor max. 50.000 auto’s
Duurzame energieproducenten Bio-energie
Kennis/projectontwikkeling
Financiële ondersteuning
Onderzoek verhoging kwaliteit pyrolyseolie Bioenergie (gas) pilots in relatie tot biobased economy Open innovatiecentrum (OIC) Bio-energie
Convenant met BEON verlengen
Specifieke randvoorwaarden
Duurzame energieproducenten Wind
Cross-overs (provinciebreed)
Kennis/projectontwikkeling
Financiële ondersteuning
Specifieke randvoorwaarden
Cross-overs (provinciebreed) Duurzame energieproducenten Zon
Verdubbeling capaciteit Empyro (financiering vanuit Energiefonds Overijssel) Bonus bij koppeling mestvergisting met verplichte mestverwerking Uitrol monomestvergistinginstallaties Aanwijzen locaties bio-energie
Deelname provincie in biogasnetten en bijbehorende productielocaties (o.a. via Energiefonds Overijssel)
PIP voor mestvergisters in combinatie met mestverwerking Grondstoffenmarkt: zekerheid aanbod en transparantie prijzen Anders aanbesteden (afvalstoffen worden grondstoffen); samenwerking tussen overheden voor lokale afzet biomassa; Langjarige afspraken voor verwerking bermmaaisel; Biomassateelt stimuleren; Stimuleren benutting reststromen.
Toename innovatiekracht industrie (prestatie 5.3): vormgeven bio-energiepijler in Biobased Innovatiecluster Oost-Nederland (BICON) Stimuleren innovaties windenergie vanuit Stimuleren financiële participatie: referentie Energiefonds Overijssel gebiedsfonds Veenwieken ELO -
Financiering windenergie lokale initiatieven (> 50 % lokaal) door provincie of Energiefonds Overijssel
Lobby PIP voor windprojecten in zoekgebieden tot 85,5 MW indien de gemeente niet bereid is tot het opstellen van een bestemmingsplan
Clustereis windmolens vervalt voor lokale initiatieven (> 50 % lokaal) Lokale participatie is voorwaarde voor ontwikkeling windparken (> 20 %)
Inzet Wro-instrumentarium en beheren/doorontwikkelen Omgevingsvisie-, verordening en borgen Omgevingswet (prestatie 1.2.3 en 1.2.4) Stimuleren innovatie PVT-systemen en hybride verwarmingssystemen Pilots voor zonneparken Ontwikkelen en participeren zonthermische /PVT Zon thermisch subsidiëren vanuit tenderregeling projecten uitbreiden naar Aansluitkosten net subsidiëren
Kennis/projectontwikkeling
Aansluitkosten subsidiëren Participatie in windprojecten door Energiefonds Overijssel
Financiële ondersteuning
Specifieke randvoorwaarden
Lobby Zonnevelden onder voorwaarden (KGO en SERladder) in de groene ruimte toestaan
Cross-overs (provinciebreed)
Financiële ondersteuning
Beheren/doorontwikkelen Omgevingsvisie en -verordening (prestatie 1.2.4): onder voorwaarden toestaan zonnevelden is een afweging die in relatie tot de Omgevingsvisie gemaakt wordt Extra geothermiebron Participeren in geothermie-ontwikkeling Inregeling WKO’s: alle bestaande open systeem
WKO’s geoptimaliseerd Geothermiebron (medegefinancierd door EFO)
Duurzame energieproducenten Bodem
Lobby PIP bio-energie-installaties indien de gemeente niet bereid is tot het opstellen van een bestemmingsplan
Bermgras provincie hoogwaardig verwerken Kennisuitwisseling met Duitsland
Specifieke randvoorwaarden
Open WKO systemen en geothermie onder voorwaarden binnen drinkwatergebieden toestaan
Energiebedrijven en netwerkbedrijven Infrastructuur/opslag
Kennis/projectontwikkeling
Energiebedrijven en netwerkbedrijven Warmte
Deelnemen in pilots balancering en opslag
Specifieke randvoorwaarden
Lobby
Cross-overs (provinciebreed)
Visie op de Ondergrond en inzicht in de rol van duurzame toepassing van bodemenergie in de energietransitie (prestatie 1.5.1 en 1.5.7) Houden van toezicht op naleving van wet- en regelgeving en vergunningen (prestatie 2.4.2): monitoringsgegevens die eigenaren WKO-systemen aanleveren bieden input voor gesprekken met hen over het beheer van de systemen (‘coachend toezicht’) Toename innovatiekracht industrie (prestatie 5.3): pilots en smart energy grids bieden impuls voor innovatie
Stimuleren ontwikkeling Smart energygrids (gas, elektriciteit, warmte) Stimuleren pilots (Energie-opslag, buitengebied, balancering) Experimenteerruimte voor energie-opslag
Kennis/projectontwikkeling
Warmtecoalities smeden Uitvoeren provinciale warmtevisie en gevolg geven aan warmteplannen.
Financiële ondersteuning
Omzetten huidige lening Warmtenet Hengelo in participatie Aanleg backbone Warmtenet Hengelo
Specifieke randvoorwaarden
Lobby
Cross-overs (provinciebreed)
Voorkantsturing met gemeenten, beheren en doorontwikkeling Omgevingsvisie en –verordening en vitale Bedrijvigheid en (prestatie 1.2.2, 1.2.4 en 5.1.2): potentie van benutting restwarmte/-koude meenemen in bepaling toplocaties kantoren/bedrijven
Alle investeringsgroepen Randvoorwaarden/fundament
Lobby
Lobbyagenda opstellen en uitvoeren (met partners)
algemeen geldend en niet specifiek voor één of enkele investeringsgroepen.
Provinciaal kader/ Omgevingsvisie
Experimenteerruimte benutten via bestaande afwijkingsbevoegdheid Ondersteuning optimale ruimtelijke inpassing vanuit het Programma Energielandschappen
Kennis/projectontwikkeling
Zie herijking
Bij bijdrage aan energietransitie krijgt een initiatiefnemer meer ontwikkelruimte (milieuruimte, etc.), analoog aan investering in ruimtelijke kwaliteit. Energielaag toevoegen aan de catalogus gebiedskenmerken; Experimentenregeling in de Omgevingsvisie opnemen (zoals Interimwet Stad&Milieu benadering) Energie als onderdeel in de m.e.r. (eigen plannen/projecten, richtlijnen, notitie reikwijdte & detailniveau, afspraken met gemeente) Geld uit gebiedsfonds ook inzetten voor energiemaatregelen Gezamenlijk loket fondsen, zodat de fondsen beter toegankelijk worden en beter op elkaar aansluiten; Bij komende provinciale aanbestedingen (zoals Openbaar Vervoer) mede selecteren op laagste gebruik fossiele energie en CO2 uitstoot Innovatiecoaching Tender voor procesinnovatie Verlagen drempel Energiefonds Overijssel Revolverend maken Energiefonds Overijssel Innovatiedeel Energiefonds versterken
Investeren in duurzame warmtenetten en bronnen voor 40.000 woningequivalenten Participeren in consortium voor ontwikkeling warmtenetten
Indien gemeenten niet voldoende bijdragen aan de doelen van energietransitie die wij hebben afgesproken in de Omgevingsvisie, dan maakt de provincie Provinciale InpassingsPlannen (PIP) voor zonnevelden, biomassa installaties, etc. Prestatieafspraken percentage duurzame energie opwekking per gebied vastleggen in convenanten, waarbij een koppeling wordt gemaakt met de gebiedskenmerken
Leerstoel instellen duurzame innovatie
Bijlage III
Relatie aanpassingen Energiefonds Overijssel en beleidsvarianten Hink
Kenmerken
Voortzetting huidig programma Focus op activeren investeringsgroep energiegebruikers (bewoners en instellingen) Aandacht voor wegnemen belemmeringen
Stap (=Hink+)
Sprong (=Stap+)
Aanpassingen Energiefonds Overijssel
Aanpassen aan mogelijkheden nieuwe AGVV Bij innovatieve projecten de (proef)versie buiten Overijssel toestaan Verlengen looptijd leningen voor zonneprojecten
Creëren gunstige randvoorwaarden door de provincie en anderen (omgevingsbeleid, energieinfrastructuur) Ruimte geven aan initiatieven vanuit de provincie Verlagen investeringsdrempels Ruimte voor innovatie Hybride kapitaalinstrumenten Verlagen financieringsdrempel Revolverend maken Financiering innovatie windenergie Aanpassen rendementseis van 2% Innovatiecoaching
Participeren in projectontwikkeling en uitvoering Als initiatieven uitblijven als provincie zelf projecten organiseren en uitvoeren Extra verlagen investeringsdrempels voor initiatiefnemers
Financiering windenergieprojecten
Bijlage IV
Effecten Beleidsvarianten Nieuwe Energie 2016-2020
Tabel: Effecten beleidsvarianten voortzetting programma Nieuwe Energie 2016-2020 (bron: ECN)
2020
2023
2030
Energieverbruik (PJ)
102
100
100
Winning hernieuwbaar (PJ)
14
16
17
Percentage hernieuwbaar (%)
13%
16%
17%
CO2-emissie [Mton]
4.8
4.1
3.4
2020
2023
2030
Energieverbruik (PJ)
101
99
99
Winning hernieuwbaar (PJ)
14
17
17
14%
17%
18%
Uitgangssituatie
Hink
Percentage hernieuwbaar (%) Investering (Meuro) Aandeel provincie in totale investering (Meuro)1 Werkgelegenheid (jaren)
67 1.342 - 1621
Ruimtegebruik (ha)
400
2
laag
Innovatie
Lastenbeheersing
3
Stap Energieverbruik (PJ) Winning hernieuwbaar (PJ)
Totaal over investeringstermijn (niet uitgesplitst in 2020-2023-2030)
Laag
Laag
Laag
2020
2023
2030
99
98 - 97
97 - 97
15 - 17
17 - 19
18 - 20
Percentage hernieuwbaar (%)
15% - 17%
17% - 20%
18% - 21%
Investering (Meuro)
736 - 796
Aandeel provincie in totale investering (Meuro) 1 Werkgelegenheid (jaren)
182 4.435 – 4.863
Ruimtegebruik (ha)
1.300
Innovatie2
Hoog
Lastenbeheersing
3
Totaal over investeringstermijn (niet uitgesplitst in 2020-2023-2030)
Midden
Midden
Midden
2020
2023
2030
Energieverbruik (PJ)
96 - 94
94 - 92
92 - 89
Winning hernieuwbaar (PJ)
16 - 19
19 - 21
19 - 22
17% - 20%
20% - 23%
21% - 25%
Sprong
Percentage hernieuwbaar (%) Investering (Meuro) Aandeel provincie in totale investering (Meuro) 1
2.303 – 4.119 330
Werkgelegenheid (jaren)
12.129 – 23.012
Ruimtegebruik (ha)
5.000 – 10.500
Innovatie2 Lastenbeheersing3 1
259 - 299
Totaal over investeringstermijn (niet uitgesplitst in 2020-2023-2030)
Hoog Midden
Midden
Midden
Bijdragen, inclusief leningen en participaties, deels via Energiefonds Overijssel en/of Enexis. Laag: geen toename innovatieve activiteiten in de regio; midden: toename innovatieve activiteiten in de regio; hoog: toename innovatieve activiteiten in de regio met meer bedrijvigheid als gevolg. 3 Laag: de kosten voor de eindgebruiker nemen toe (direct via de energierekening of via leningen en hypotheken); midden: de kosten nemen iets toe of blijven gelijk; hoog: de kosten voor de eindgebruiker nemen af. 2
Opvallende effecten per investeringsgroep Lokale initiatieven Het ruimtegebruik is bij de varianten ‘Hink’ en ‘Sprong’ relatief hoog, terwijl het aandeel opwekking bij deze varianten binnen deze investeringsgroep veel minder hoog is. Dit komt door de relatief grote rol voor zon pv en zon thermisch en de verwachting dat de lokale initiatieven niet allemaal gebruik kunnen maken van daken. Eigenaren woningen De maatregelen gericht op eigenaren van woningen zorgen voor het grootste energiebesparingseffect. De maatregelen hebben echter nauwelijks effect op energiewinning. Ook blijkt dat de maatregelen relatief duur zijn (grote investering nodig t.o.v. het effect). Eigenaren gebouwen, instellingen die energie gebruiken Wat opvalt is dat de werkgelegenheid relatief beperkt groeit bij de maatregelen voor de investeringsgroep eigenaren ‘gebouwen, instellingen die energie gebruiken’. Dit komt vooral door de beperkte groei van investeringen van ‘Hink’ naar ‘Stap’ naar ‘Sprong’. Duurzame energieproducenten De maatregelen voor de investeringsgroep ‘energieproducenten’ hebben een groot effect op de winning van hernieuwbare energie, maar zorgt heel beperkt voor werkgelegenheid. De maatregelen hebben een positieve uitwerking op de lastenbeheersing en innovatie. Energiebedrijven en netwerkbedrijven De maatregelen gericht op ‘energiebedrijven en netwerkbedrijven’ hebben in ‘Hink’ en ‘Sprong’ een groot effect op energiebesparing. Dit komt door aanleg van de backbone van Warmtenet Hengelo (Hink) en participatie in andere warmtenetten (Sprong). De maatregelen hebben geen invloed op werkgelegenheid, maar zijn (gedeeltelijk) wel nodig om de effecten bij andere investeringsgroepen te kunnen behalen. Robuustheid beleidsvarianten ECN heeft de robuustheid van de beleidsvarianten beoordeeld door te bepalen wat de afwijking van het effect (percentage hernieuwbare energie, investeringen, werk etc.) is in verschillende toekomstscenario’s. ‘Hink’ is de meest robuuste beleidsvariant. In ‘Stap’ en ‘Sprong’ is de kans op een positieve of negatieve afwijking van het geraamde effect groter, zie onderstaande tabellen. De effecten van ‘Stap’ en ‘Sprong’ kunnen in een tegenzittend scenario echter groter zijn dan de effecten van ‘Hink’ in een positief scenario, aangezien de geraamde effecten anders zijn. Scenario
Verwachte afwijking van geraamde effect ‘Hink’ (17% in 2023)
Achteruitgang/Decrescendo Grenzen opzoeken/Voor de muziek uit Momentum/Met de muziek mee Kansen/Wake-up call
Scenario
-/0 + -/0
Verwachte afwijking van geraamde effect ‘Stap’ (17-20% in 2023)
Achteruitgang/Decrescendo
-
Grenzen opzoeken/Voor de muziek uit
-
Momentum/Met de muziek mee
0/+
Kansen/Wake-up call
-/0
Scenario
Verwachte afwijking van geraamde effect ‘Sprong’ (20-23% in 2023)
Achteruitgang/Decrescendo
--
Grenzen opzoeken/Voor de muziek uit
--
Momentum/Met de muziek mee
+
Kansen/Wake-up call
-
Toekomstbeelden voor de Overijsselse energiehuishouding 18 december 2014 ECN-O- 14-051
Inleiding
Auteur: Dril, A.W.N. van ECN Beleidsstudies Postbus 1 1755 ZG Petten
T: +31 224 56 4424
[email protected]
In dit document worden op basis van vingeroefeningen met medewerkers van de Provincie Overijssel scenariobeschrijvingen gepresenteerd. Deze scenario’s worden gebruikt als mogelijke toekomstige achtergrondbeelden voor de ontwikkeling van energiebeleid voor de periode 2016-2020. Aan de hand van scenario’s kan de robuustheid van beleidsvarianten worden onderzocht. Het zichtjaar voor de scenario’s is 2030. Speciale dank is verschuldigd aan Ton Manders (Planbureau voor de leefomgeving), Erik Schmieman (Raad voor de leefomgeving en infrastructuur) en Marjolein van Asselt (Universiteit Maastricht) voor commentaar en suggesties. Contact provincie: Marleen Volkers-Schokker
ecn.nl
Scenariobeschrijvingen energie provincie Overijssel De scenario’s geven de belangrijkste onzekerheden weer waarmee het Overijsselse energiebeleid te maken krijgt. Dat zijn ten eerste de toekomstige marktcondities voor energietechnieken, inclusief de mate waarin die condities door Europees en Nationaal beleid worden verbeterd. De provincie is in haar energiebeleid afhankelijk van die condities, als ze gunstig zijn kan er in de provincie relatief veel bereikt worden. Gunstige marktcondities zijn bijvoorbeeld sterk verbeterde technieken, hoge fossiele energieprijzen en hoge energiebesparingseisen. Met de middelen van de provincie kunnen dan meer investeringen worden uitgelokt en grotere effecten worden bereikt. De onzekerheid over deze marktcondities is uitgezet op de horizontale as in onderstaand figuur. In de linker kwadranten zijn de marktcondities ongunstig, in de rechter kwadranten gunstig. De tweede onzekerheid waar het provinciale beleid mee te maken heeft is de mate waarin mensen/bedrijven bereid zijn energiemaatregelen te nemen of te accepteren. De mate waarin mensen geneigd zijn om nieuwe technologie te accepteren en toe te passen is niet op voorhand duidelijk. Huiseigenaren bepalen bijvoorbeeld zelf of ze de moeite willen nemen om hun woning grondig aan te pakken. Ze zijn misschien gevoelig voor sociale druk of voor geopolitieke ontwikkelingen. Het is ook niet op voorhand duidelijk of burgers grootschalige veranderingen in de ruimtelijke omgeving acceptabel vinden. Kortom: het is niet op voorhand duidelijk hoe belangrijk burgers verduurzaming en energiezekerheid vinden. Provinciaal energiebeleid kan misschien doelgroepen makkelijk in beweging krijgen, maar misschien kan het ook veel weerstand oproepen. Het succes van beleid is dus mede afhankelijk van de bereidheid van burgers om de veranderingen die horen bij verduurzaming van de energiehuishouding in gang te zetten of te accepteren. In onderstaand figuur is deze onzekerheid uitgezet op de verticale as. In de bovenste kwadranten zijn er veel mensen/bedrijven die bereid zijn energiemaatregelen te nemen of te accepteren, in de onderste kwadranten zijn er weinig mensen/bedrijven die bereid zijn energiemaatregelen te nemen of te accepteren. Op deze wijze ontstaan vier verschillende situaties die denkbaar zijn voor de toekomst van het provinciaal energiebeleid. In de volgende paragrafen zijn die nader uitgewerkt, waarbij rollen van burgers, bedrijven en overheid worden beschreven. De namen geven een indruk hoe de vier verschillende situaties kunnen worden ervaren als het gaat om energietransitie.
2
Figuur 1: de scenario’s weergegeven in vier kwadranten
3
Achteruitgang/ Decrescendo In dit toekomstbeeld zijn de mogelijkheden voor verduurzaming en de marktomstandigheden verslechterd ten opzichte van de huidige situatie. Het Nationaal en Europees beleid biedt weinig houvast om verdere stappen te zetten. Projecten op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparing worden als ze al worden uitgevoerd met weerstand tegemoet getreden. Het valt soms ook moeilijk duidelijk te maken welke voordelen het oplevert. Dat is in lijn met wat internationaal met verduurzaming aan vorderingen wordt geboekt. Lokale initiatieven hebben zich nauwelijks ontwikkeld, bij het publiek en bedrijven is de hoofdlijn van denken dat verduurzaming wel zal moeten, maar dat het wel realistisch moet worden opgepakt. Misschien dat beter gewacht kan worden tot de omstandigheden gunstiger zijn. Innovatieve bedrijven hebben de wind tegen in dit toekomstbeeld. Als ze bij de overheid aankloppen horen ze het bekende liedje: de stimuleringsmogelijkheden voor verduurzaming zijn beperkt en er is geen duidelijke vraag bij het grote publiek. Het beeld van de omgeving is nog weinig veranderd: hier en daar liggen zonnepanelen op daken, maar grote hernieuwbare energie-opwekkers zijn in Overijssel nauwelijks te vinden.
Grenzen opzoeken/Voor de muziek uit Ook in dit toekomstbeeld blijven de mogelijkheden voor verduurzaming van de energievoorziening in de praktijk relatief beperkt. Nieuwe technieken voor de toepassing van hernieuwbare energie en energiebesparing komen mondjesmaat op de markt en worden nog niet snel goedkoper. De nationale en Europese beleidsmakers zijn zich hiervan bewust. Maar bedrijven zien wel economische kansen voor verduurzaming. De ambities in Den Haag en Brussel om de verduurzaming te ondersteunen worden beperkt tot een niveau dat acceptabel wordt geacht voor de lastendruk van burgers en bedrijven. Er is echter wel veel publiek draagvlak voor verduurzaming. Lokale initiatieven blijven komen, hoewel ze vaak tegen grenzen aan lijken te lopen. Toch worden, daar waar het financieel en praktisch haalbaar is, energieprojecten gerealiseerd. Een mooi bestaand voorbeeld van zo’n koploperproject in Overijssel is Duurzaam Hoonhorst. In het landschap zijn beperkt veranderingen zichtbaar. Het aantal windmolens, biomassa-installaties en zonnepanelen groeit wat, maar er is geen sprake van een totaal ‘energielandschap’. Weerstand tegen deze veranderingen is er nauwelijks, want omwonenden zien er de noodzaak van in. Innovatieve bedrijven zoeken naar markten en vragen om steun bij overheden, om tijd te kopen tot de gewenste doorbraken gerealiseerd worden. Want ze lopen nog wel wat voor de muziek uit.
4
Momentum/Met de muziek mee Voor verduurzaming van de energievoorziening is in dit toekomstbeeld meer ruimte. Hernieuwbare energie en energiebesparing worden steeds aantrekkelijker, en de markt speelt hier op in. Verduurzaming draagt bij aan de nog beperkte economische ontwikkeling in plaats van er door te worden afgeremd. In het Nationale en Europese beleid zijn duidelijk ambities voor verduurzaming geformuleerd, en realisatie lijkt mogelijk, mede door gunstige marktomstandigheden. Investeerders zien een stabiele groeimarkt, mede door deze duidelijke beleidskoers. De CO2-prijs is gestegen. Diverse lokale initiatieven maken een groei door en slagen er in om te professionaliseren. Ook allerlei innovatieve bedrijven storten zich op verduurzaming, gedreven door ideële, maar ook door winstmotieven. De energietransitie is overal zichtbaar. Huishoudens en bedrijven investeren in besparing en opwekking van hernieuwbare energie en profiteren van de opbrengsten daarvan. Er zijn dan ook weinig klachten over die grote biomassa-installatie of de dorpswindmolen. Het tempo van verduurzaming leidt soms tot knelpunten bij kennisontwikkeling, netcapaciteit, productkwaliteit of leidt tot minder gelukkige technologiekeuzes. Marktpartijen vragen aan de overheid om dit in goede banen te leiden, want ze willen graag met de muziek mee. De recente sterke groei van het aantal zonnepanelen in Overijssel is hiervan een goed bestaand voorbeeld.
Kansen/Wake up call In dit toekomstbeeld zijn er ook veel mogelijkheden ontstaan voor verduurzaming van de energievoorziening. Het nationale en Europese beleid is ambitieus en er lijkt ook een verduurzaming in gang te zijn gezet. Hernieuwbare energie en energiebesparing worden aantrekkelijker door gunstige marktomstandigheden en een gestegen CO2prijs. Internationaal boekt de ontwikkeling van energiebesparing en hernieuwbare energietechnieken duidelijke vooruitgang. De doelgroepen worden door deze gunstige markt- en beleidscondities aangezet om te investeren: je moet tenslotte meegaan met de tijd. Maar er blijven voor bedrijven en burgers ook nog veel kansen op verduurzaming liggen. Er zijn niet veel mensen of bedrijven die bereid zijn energiemaatregelen te nemen of te accepteren. Mensen willen geen verandering van het Overijsselse landschap, er is weerstand tegen grootschalige projecten en nog weinig groei in de lokale duurzaamheidsinitiatieven. Overijssel is daardoor een minder interessante vestigingsplaats voor bedrijven dan provincies waar de afweging tussen bescherming en benutting van het landschap anders ligt. Ondanks dat timmeren innovatieve bedrijven aan de weg en proberen beweging in markten te krijgen. Van de overheid verwachten ze vooral informatie en acties die een groter publiek aanspreken. Ze vragen om een wake-up-call, om meer kansen te benutten, NIMBY-gedrag te beperken en zo de voordelen van verduurzaming duidelijk te maken, net zoals nu in Overijssel gebeurt voor energiebesparing in huishoudens en vervanging van verlichting bij bedrijven.
5