OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
26-04-2011 19:00
Raadzaal 1.02
19:00 Presentatie Nota Bezuinigings-voorstellen Informatie 21:00
1
Tijd
Raadzaal 1.02
21:30 1. Vaststelling agenda *. Besluit met debat *4. Invoeren reclamebelasting voor ondernemersfonds binnenstad (versie 3) - Verordening (versie 3) - Motie BPA: Verordening Reclamebelasting 2011 - Beantwoording raadsvragen De Ronde 19 april 2011 - Beantwoording openstaande vragen april 2011 Toelichting : Portefeuillehouder: G. Boeve Woordvoerder 1 e termijn: S.R. Smits Alvarez Besproken in De Ronde van 29 maart en 19 april 2011. Op 20 april zijn een gewijzigd raadsvoorstel (v3) en verordening (v3) aangeleverd. Wijzigingen t.o.v. versie 2 zijn in het raadsvoorstel en de verordening gearceerd. Besluiten zonder debat, met amendement/motie 2. Visie Werklocaties - Visie Werklocaties, Amersfoort, een stad om in te werken Toelichting : De Visie Werklocaties is het economisch beleid voor bedrijventerreinen, kantoren en werkgelegenheid in wijken en is een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort 2030. Met de visie worden de ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid verbeterd en worden vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties gestimuleerd. De kaders voor het beleid rondom werklocaties worden door de raad gesteld. Deze zijn in het raadsvoorstel opgenomen als beslispunten 1 t/m 7. Besproken in De Ronde van 12 april 2011. 3. Vaststelling bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten - Aanvullende memo - Verbeelding Toelichting : Doel van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten is om een goede planologisch juridische oplossing te geven voor de woonboten op het industrieterrein Isselt. Op 26 januari 2010 heeft uw gemeenteraad besloten om aan de Havenweg tien en aan de Schans vier ligplaatsen voor woonboten aan te wijzen en in te richten. Op het ontwerpbestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten zijn zienswijzen binnengekomen die aanleiding hebben gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen. Voorgesteld wordt het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, inclusief de zienswijzennota, voor het plangebied van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen en de extra kosten van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve. Besproken in De Ronde van 15 maart 2011. Aanvullende memo zoals toegezegd in De Ronde is bij het agendapunt op internet toegevoegd. Besluiten zonder debat 5. Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten - Ruimtelijke onderbouwing aanleg faseringsstroken en vernieuwing drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort Toelichting : Op 10 december 2010 is door Rijkswaterstaat een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, omdat de faseringsstroken en de drie nieuwe kunstwerken op een aantal plaatsen langs het traject in strijd zijn met de geldende bestemmingsplannen. Het doel is om tijdens het uitvoeren van het groot onderhoud de doorstroming te waarborgen. 6. Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor verplaatsing rietdekkersbedrijf van Maatweggebied naar Slaagseweg 31 - Ruimtelijke onderbouwing Slaagseweg 31 Toelichting : In verband met de uitbreiding van Meander Medisch Centrum in het Maatweggebied, wordt rietdekkersbedrijf Eggenkamp verplaatst naar het perceel Slaagseweg 31. Dit heeft geleid tot de aanvraag op 21 december 2010 van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal op het hiervoor genoemde perceel. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, zodat de benodigde procedure voor het Wabo-projectbesluit kan worden doorlopen. 7. Vaststellen besluitenlijst Het Besluit 15 februari 2011 en verslagen en besluitenlijsten van 1 t/m 29 maart 2011 Toelichting : – 22:30 Einde
2
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 26 april 2011 19:00
Presentatie Nota Bezuinigings-voorstellen Informatie
Presentatie Nota Bezuinigings-voorstellen Informatie Reg.nr.: 3769043 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Ormel (033 469 4234) Portefeuillehouder: Buijtelaar Opsteller: Breet (033 469 4787) Samenvatting: In november 2010 heeft de raad ingestemd met de Nota Bezuinigingskader, waarin een doelstelling was opgenomen om 20 miljoen structureel te bezuinigen en richtingen waren aangegeven om tot die bezuiniging te komen. Na vaststelling van het kader is het college aan de slag gegaan om te komen tot concrete bezuinigingsvoorstellen. Het resultaat hiervan wordt op 26 april door het college gepresenteerd in de vorm van een Nota Bezuinigingsvoorstellen. Na een algemene inleiding door de portefeuillehouder Financiën zullen ook de andere portefeuillehouders een toelichting geven op de bezuinigingsvoorstellen. Raadsleden kunnen vragen stellen ter verduidelijking van de presentaties. In het vervolgtraject na deze informatiebijeenkomst (zie onderstaand) is ruimte voor inwoners en organisaties om een reactie kenbaar te maken en bespreekt de raad de bezuinigingsvoorstellen van het college. Reden van aanbieding: De presentatie van de bezuinigingsvoorstellen is een eerste stap in het bestuurlijke traject tot vaststelling van de bezuinigingsvoorstellen. Van de raad wordt gevraagd: Kennis te nemen van de informatie. Vervolgtraject op hoofdlijnen ’: 10 mei: - Hoorzitting/inspraak over de bezuinigingsvoorstellen. Dit is het moment voor inwoners en organisaties om zich uit te spreken over de voorliggende plannen 17 mei: - De Ronde: Nota Bezuinigingsvoorstellen - Inhoudelijke bespreking bezuinigingsvoorstellen - Aankondigen/ bespreken amendementen en moties 24 mei: - Algemene beschouwingen + debat - Definitief indienen/ bespreken amendementen en moties 31 mei: - Het Besluit Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Presentatie Opm. presidium: Soort verslag: -
Bijbehorende documenten: - http://www.amersfoort.nl/docs/Nieuwe_structuur/_bestuur_organisatie/_beleid_projecten/bezuinigingen/Nota%20bezuinigingen%202012-2015.pdfhttp://www.amersfoort.nl/docs/Nieuwe_structuur/_bestuur_organisatie/_beleid_projecten/bezuinigingen/Bezuinigingsvoorstellen%202012-2015.pdf : /smartsite.shtml?ch=ter&id=230768 : Behandeling Jaarstukken 2010 en Nota bezuinigingsvoorstellen (/smartsite.shtml?ch=ter&id=230517) Achterliggende documenten: http://www.amersfoort.nl/docs/bis/raad/2010/Raadstukken/10%20oktober/3578543%20nota%20bezuinigingskader%202012-2014.pdf Nota bezuinigingskader 2012-2014 (pdf) Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015 (pdf) Nota Bezuinigingen 2012-2015 (pdf) Presentatie 26 april 2011 (pdf) nr. 3745157 (pdf)
P a g i n a |1
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
2
Financieel Kader ....................................................................................................................................... 5
3
2.1
Welke ontwikkelingen komen op ons af? ................................................................................................ 5
2.2
Opdracht vanuit het coalitieakkoord....................................................................................................... 6
2.3
Een deel van de totale bezuinigingsopdracht is opgenomen in de gemeentebegroting 2011 -2014 ...... 7
2.4
Wij gaan uit van een taakstellende bezuiniging van € 20 miljoen .......................................................... 7
2.5
We hebben de bezuinigingstaakstelling al voor € 2 miljoen ingevuld ..................................................... 8
2.6
Implementatie- en faseringskosten ......................................................................................................... 8
2.7
Nog een aanvullende bezuinigingstaakstelling van € 2 miljoen.............................................................. 9
De bezuinigingsaanpak ........................................................................................................................... 11 3.1
Een andere aanpak................................................................................................................................ 11
3.2
De raad stelt de financiële kaders ......................................................................................................... 11
3.3
We hanteren een bedrag van € 166 miljoen als grondslag voor de bezuinigingen............................... 11
3.4
Wat is het aandeel voor de gemeentelijke organisatie? ....................................................................... 12
3.5
Een overzicht van de totale bezuinigingsopgave .................................................................................. 13
3.6
Het overzicht per programma ............................................................................................................... 13
3.7
Het gesprek met de stad ....................................................................................................................... 14
3.8
Tijdschema op hoofdlijnen .................................................................................................................... 14
4
Visie op de stad ...................................................................................................................................... 15
5
Zoekrichting per programma .................................................................................................................. 17 5.1
Inleiding ................................................................................................................................................. 17
5.2
Algemeen Bestuur en Public Affairs ...................................................................................................... 17
5.3
Veiligheid en Handhaving...................................................................................................................... 18
5.4
Stedelijk Beheer & Milieu ...................................................................................................................... 19
5.5
Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling ........................................................................................................ 20
5.6
Onderwijs .............................................................................................................................................. 21
5.7
Sport ...................................................................................................................................................... 21
5.8
Ruimtelijke Ontwikkeling....................................................................................................................... 22
5.9
Mobiliteit ............................................................................................................................................... 22
5.10
Cultureel klimaat ................................................................................................................................... 23
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |2
6
7
5.11
Economie en Wonen.............................................................................................................................. 24
5.12
Werk en Inkomen .................................................................................................................................. 24
Gesprek met de stad ............................................................................................................................... 27 6.1
Ideeën en voorstellen uit de stad .......................................................................................................... 27
6.2
Digitale reactiemogelijkheid ................................................................................................................. 28
6.3
De stadsbrede bijeenkomsten ............................................................................................................... 28
Beslispunten ........................................................................................................................................... 31
Bijlage 1: De berekening van de netto flexibele lasten ................................................................................... 33 Bijlage 2: Brief instellingen ............................................................................................................................ 35
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |3
1 Inleiding Hoewel de economische recessie volgens de officiële cijfers inmiddels achter de rug is, zijn de gevolgen voor de gemeentefinanciën de komende jaren nog volop merkbaar. De rijksbegroting vertoont nog steeds een fors tekort. De aangekondigde bezuinigingen op de rijksbegroting zullen ook doorwerken naar de gemeentelijke financiën. Daarnaast zijn er nog andere ontwikkelingen die ertoe leiden dat de gemeentefinanciën verder onder druk komen te staan: zoals risico’s bij de grondexploitaties en toenemende uitkeringslasten op het gebied van de sociale zekerheid. De realisatie van vooraf veronderstelde voordelen in de gemeentebegroting is daardoor minder vanzelfsprekend geworden. In welke omvang en in welke fasering deze ontwikkelingen op ons afkomen is nog niet volledig duidelijk. In het coalitieakkoord is afgesproken dat in deze bestuursperiode € 20 miljoen structureel bezuinigd zal worden. Op 26 mei hebben wij in een raadsinformatiebrief aangekondigd dat tegelijkertijd met de begroting 2011-2014 een Nota Bezuinigingskader 2012-2014 zal worden uitgebracht, waarin een aantal principes is verwoord over zowel de procesmatige aanpak, als over de bezuinigingsrichtingen op hoofdlijnen. In de raadsinformatiebrief hebben wij tevens aangegeven dat wij hechten aan een goede en zorgvuldige kaderstelling door de gemeenteraad. Wij willen daarom met goed onderbouwde voorstellen en richtingen te komen. Dat vraagt voorbereidingstijd, onderling en in samenspraak met de stad, betrokken instellingen en de wijken, en wij hebben aangegeven die tijd ook te willen nemen. Alleen op die manier kan worden gekomen tot serieuze afwegingen en een wezenlijk kaderstellende rol van de gemeenteraad. Vorig jaar hebben wij een eerste bezuinigingsoperatie uitgevoerd, waardoor met ingang van 2010 voor een bedrag van € 10 miljoen structureel is bezuinigd. Daarnaast hebben wij in de begroting 2011 de bezuinigingsopgave voor 2011 al volledig structureel ingevuld. Dat betekent dat de nieuwe bezuinigingsoperatie pas in hoeft te gaan met ingang van het begrotingsjaar 2012. Dat wil niet zeggen dat wij op dit moment een afwachtende houding aannemen, integendeel! Vooruitlopend op de nieuwe bezuinigingsoperatie hebben wij maatregelen genomen die een positief effect op de gemeentefinanciën hebben. Zo hebben wij maatregelen genomen die ertoe leiden dat de inhuur van extern personeel daalt. Wij zijn zeer terughoudend in het opvullen van vacatures die in de gemeentelijke organisatie ontstaan. Dat leidt er soms wel toe dat we er niet aan ontkomen om deze vacatures tijdelijk in te vullen door middel van externe inhuur. Maar wij bereiken daarmee dat we over meer flexibiliteit beschikken wanneer we de komende bezuinigingsoperatie moeten gaan invullen. Ook onszelf hebben we niet ontzien. Met ingang van deze bestuursperiode kent het college géén zes, maar vijf wethouders. Daarnaast hebben we in de begroting 2011, die op 28 september is gepresenteerd, al een aantal maatregelen genomen waarmee we een deel van de bezuinigingsopgave structureel kunnen invullen. In de begrotingsstukken is dit nadrukkelijk toegelicht. Ook verderop in deze nota gaan wij hier nog op in. Met deze nota stelt u het kader vast voor de komende bezuinigingsoperatie. Deze nota is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee gaan wij kort in op de financiële ontwikkelingen die leiden tot een bezuinigingsopgave van € 20 miljoen. Vervolgens gaan we in op de opdracht uit het coalitieakkoord en de richtingen die daarin zijn meegegeven. In hoofdstuk drie schetsen we de bezuinigingsaanpak op hoofdlijnen. Daarin geven we een overzicht van de belangrijkste besluitvormingsmomenten in het proces en op welke wijze wij zijn gekomen tot de bepaling van de financiële opgave per programma, waarna in hoofdstuk vier we in hoofdlijnen onze visie op de stad schetsen. Wij baseren ons daarbij vooral op het coalitieakkoord en de uitkomsten van het visietraject GA 2030. In hoofdstuk vijf wordt per programma aangegeven wat de zoekrichting is van de betreffende
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |4
bezuinigingen. Hoofdstuk zes gaat nader in op de wijze waarop de stad wordt betrokken bij het bezuinigingstraject. De nota wordt afgesloten met de beslispunten in hoofdstuk zeven.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |5
2 Financieel Kader 2.1
Welke ontwikkelingen komen op ons af?
Als gevolg van de economische crisis staan de gemeentefinanciën fors onder druk. Vorig jaar heeft het Rijk al aangegeven dat gemeenten er in ieder geval van uit moeten gaan dat de komende jaren de uitkering uit het gemeentefonds niet verder zal groeien. De gemeenten worden zelfs niet meer gecompenseerd voor de inflatie. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een verdere bezuiniging op het gemeentefonds. De omvang en de fasering van deze bezuiniging is nog onzeker. Het nieuwe regeerakkoord zal hierover meer duidelijkheid brengen. Wij voorzien daarnaast in de komende jaren kortingen op een aantal decentralisatie- en integratieuitkeringen, zoals Opvang en Maatschappelijke Ondersteuning. Deze kortingen worden in het algemene beeld meegenomen. Daarnaast zijn in de onlangs verschenen miljoenennota bezuinigingen aangekondigd op het terrein van de inburgering en de sociale werkvoorziening. Hier gaat het uiteindelijk om forse bezuinigingen. Als gevolg van de toenemende werkloosheid nemen ook de bijstandslasten voor de gemeenten toe. Bovendien zal het beroep op een aantal regelingen, zoals de bijzondere bijstand, eveneens toenemen. Bij de lentebrief hebben wij aangegeven dat ook Amersfoort niet ontkomt aan tegenvallers in de sfeer van de Sociale Zekerheid. Mede als gevolg van een vertraging in de woningbouwproducties staan de grondexploitaties en de opbrengsten uit de bouwleges onder druk. In de jaarrekening 2009 vielen op dit onderdeel al forse tegenvallers te noteren. Wij hebben toen ook al aangegeven dat er nog steeds sprake is van substantiële risico’s ten aanzien van de grondexploitaties. In de gemeentebegroting is een zgn. “onderuitputtingstaakstelling” opgenomen. Dat houdt in dat wij er op voorhand van uitgaan dat een deel van de budgetten in enig jaar niet wordt uitgegeven. Dit is een risicopost in de begroting, omdat deze taakstelling ieder jaar wel moet worden waargemaakt. Met ingang van 2011 is deze risicopost al met € 2 miljoen verlaagd. In tijden van financiële krapte staan de budgetten meer onder druk, dan wanneer er ruim voldoende financiële middelen voor handen zijn. Dat betekent dat de realisatie van deze onderuitputting de komende jaren allerminst zeker is. De houdbaarheid van deze risicopost zal dus ook de komende jaren onder druk komen te staan. Het kabinet heeft onlangs aangekondigd dat met ingang van 2013 een grootscheepse herverdeling van het gemeentefonds zal plaatsvinden. Om dit uit te werken vinden volgend jaar de nodige onderzoeken plaats. Het is dus nog allerminst duidelijk wat de gevolgen hiervan zijn voor de gemeente Amersfoort. Dit kan zowel positief als negatief uitpakken. Voor de gedachtebepaling is het goed om te realiseren dat de laatste grootschalige herverdeling heeft plaatsgevonden in het midden van de jaren negentig. Dit was toen voor Amersfoort de belangrijkste aanleiding tot de bezuinigingsoperatie en de reorganisatie van 1996.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |6
Globaal kunnen we rekenen met een financiële opgave die zich beweegt binnen de volgende bandbreedtes: Gemeentefonds: Sociale Zekerheid: Grondexploitaties c.a.: Risicoposten begroting: Totaal
12 2 1 0 ----15
tot tot tot tot tot
20 miljoen 3 miljoen 5 miljoen 2 miljoen -------------30 miljoen
Voor de goede orde moet hierbij worden opgemerkt dat het gaat om globale indicaties. De perspectieven stellen we periodiek bij. Het moet bovendien gaan om ontwikkelingen die niet meer kunnen worden opgevangen binnen het eigen programmaonderdeel.
Op donderdag 30 september is het nieuwe regeerakkoord gepresenteerd. In het regeerakkoord is een aantal bezuinigingsmaatregelen opgenomen die ook de gemeenten raken: - Een algemene korting van € 1,2 miljard; - Doelmatigheids- en efficiencykortingen op taken die nog gedecentraliseerd moeten worden (Jeugdzorg: € 300 miljoen en Regionale Uitvoeringsdiensten: € 100 miljoen); - Kortingen op specifieke uitkeringen, zoals WWB, Wajong en WSW. Hoewel de precieze consequenties hiervan nog nader moeten worden uitgewerkt, zien wij in deze gegevens geen aanleiding om de financiële doelstelling van de bezuinigingsoperatie bij te stellen.
2.2
Opdracht vanuit het coalitieakkoord
Deze prognoses hebben ten grondslag gelegen aan de totstandkoming van het coalitieakkoord. In het coalitieakkoord is daarom ingezet op een bezuinigingsopgave van € 20 miljoen voor deze bestuursperiode. Letterlijk staat er in het coalitieakkoord:
“In deze bestuursperiode bezuinigen wij € 20 miljoen structureel. Dat is een zeer zware opgave, die deze hele periode zal domineren (…) Geen van de beleidsterreinen ontkomt aan een kritische doorlichting van de structurele bezuinigingsopgave van € 20 miljoen. Een stevig deel daarvan komt ten laste van de organisatie in de vorm van een efficiencytaakstelling. “
Het coalitieakkoord heeft daarnaast nog een globale richting aangegeven. Enkele terreinen worden relatief ontzien en andere terreinen worden relatief zwaarder belast. Letterlijk staat er in het coalitieakkoord:
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |7
“Wij willen relatief ontzien: onderwijs, veiligheid, economie en bereikbaarheid, sport en investeringen voor duurzaamheid. Ook de lokale lasten worden ontzien; deze zullen als geheel in deze periode niet stijgen (behoudens inflatie), en daarbinnen ontzien we ook de OZB. (...) Dat betekent dat andere terreinen relatief zwaarder worden belast. In de wijken is het faciliteren van activiteiten van belang en niet de welzijnsgebouwen op zich. De kosten van Amersfoort Vernieuwt bekijken we kritisch. Ook lagere kosten op onderdelen van het welzijns- WMO en cultuurbeleid dragen bij aan de bezuinigingsopgave, evenals leerlingenvervoer en de uitvoeringskosten van minimabeleid. De doelmatigheid en doeltreffendheid van subsidies lichten we kritisch door over de hele linie, ook om te zien hoe we vaker ‘van vangnet naar trampoline’ komen. Planvoorbereiding moet selectiever en het doorzetten van het regiemodel (onderdelen verzelfstandigen) wordt onderzocht.”
2.3
Een deel van de totale bezuinigingsopdracht is opgenomen in de gemeentebegroting 2011 2014
Op 28 september is de gemeentebegroting 2011 gepresenteerd. In deze begroting zijn de verwachte effecten verwerkt van de aankondiging van het Rijk dat het gemeentefonds de komende jaren niet meer zal groeien. De verwachting is dat de uitkering uit het gemeentefonds evenmin zal worden bijgesteld voor de inflatie. Dat betekent dat de gemeenten de komende jaren tenminste de kosten van de inflatie uit hun eigen middelen moeten opvangen. Deze bezuinigingsopgave is al taakstellend in de begroting opgenomen. (Bedragen x € 1 miljoen) Nulgroei gemeentefonds
2011 2,0
2012 5,0
2013 7,8
2014 10,8
Deze opgave maakt onderdeel uit van de totale bezuinigingsopgave van € 20 miljoen.
2.4
Wij gaan uit van een taakstellende bezuiniging van € 20 miljoen
Het coalitieakkoord draagt ons op om uiterlijk in 2014 (het einde van deze bestuursperiode) een bedrag van € 20 miljoen te bezuinigen. Dat is een zeer forse opgave. Wij schatten in dat een bezuinigingsopgave van een dergelijke omvang het maximaal haalbare is voor een periode van vier jaar. Naast de aankondiging van het Rijk dat de algemene uitkering niet meer zal groeien, houden we rekening met verdere bezuinigingen, die (mogelijk) aangekondigd worden in het nieuwe regeerakkoord. Deze zijn nog niet verwerkt in de begroting 2011. Het is nog onzeker hoe de exacte verhouding is tussen de bezuinigingen die het gevolg zijn van een korting op het gemeentefonds, of vanwege tegenvallende grondexploitaties, of vanwege de sociale zekerheid of anderszins. Wij volgen deze ontwikkelingen uiteraard op de voet. Vooralsnog gaan wij uit van een aanvullende bezuinigingsnoodzaak die oploopt tot ruim € 9 miljoen in 2014, zodat de totale bezuinigingsopgave in 2014 maximaal € 20 miljoen bedraagt. (Bedragen x € 1 miljoen) Nulgroei gemeentefonds (opgenomen in de begroting) Aanvullende bezuinigingsnoodzaak Totale bezuinigingsopgave
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
2011 2,0 ---2,0
2012 5,0 3,0 ----8,0
2013 7,8 6,2 ----14,0
2014 10,8 9,2 ----20,0
P a g i n a |8
2.5
We hebben de bezuinigingstaakstelling al voor € 2 miljoen ingevuld
In de raadsinformatiebrief van 26 mei jl. hebben wij aangekondigd dat wij in de gemeentebegroting 2011 – 2014 een aantal maatregelen zouden nemen die “snel een positief effect zouden hebben op de gemeentelijke financiën”. Wij hebben daar invulling aan gegeven door de bezuinigingstaakstelling al voor € 2 miljoen in te vullen met concrete maatregelen. In de begroting 2011-2014 die op 28 september is gepresenteerd, zijn wij hier nader op ingegaan. Het betreft hier de volgende maatregelen:
(Bedragen x € 1 miljoen) Exploitatielasten Stedelijke Voorzieningen Verlaging budget onderhoud Wegen Verlaging budget onderhoud Groen Schrappen budget gratis Openbaar Vervoer 65+ Bedrijfsvoeringsmaatregelen 1 Overige maatregelen Totaal invulling bezuinigingstaakstelling
2.6
2011 -0,1 -0,1
2012 -0,2 -0,3
-0,3 -0,3 -1,2 -------2,0
-0,3 -0,3 -0,9 ------2,0
2013 -0,3 -0,6 -0,1 -0,3 -0,3 -0,4 ------2,0
2014 -0,4 -0,8 -0,1 -0,3 -0,3 -0,1 ------2,0
Implementatie- en faseringskosten
Ieder bezuinigingstraject gaat gepaard met implementatiekosten (invoeringskosten, kosten van overgangsmaatregelen, waaronder ook wachtgeldverplichtingen en dergelijke) en faseringskosten (de bezuinigingen worden later gerealiseerd dan de taakstelling aangeeft). Tijdens de vorige bezuinigingsoperatie van € 10 miljoen van vorig jaar bedroegen de implementatie- en faseringskosten € 4,5 miljoen. Wanneer we uitgaan van een zelfde verhouding voor deze bezuinigingsoperatie, dan zou ongeveer € 9 miljoen incidenteel benodigd zijn. We merken hierbij wel op dat deze bezuinigingsoperatie, zo kort na de bezuinigingsoperatie van € 10 miljoen, naar verwachting veel lastiger te realiseren zal zijn, omdat de “voor de hand liggende maatregelen” inmiddels genomen zijn. Dat betekent dat op termijn wellicht een hoger bedrag nodig zal zijn voor implementatie- en faseringskosten. Wanneer de bezuinigingsvoorstellen volgend voorjaar zijn uitgewerkt, dan zal hierover meer duidelijkheid zijn. Vooralsnog gaan we uit van een incidenteel benodigd budget van ongeveer € 9 miljoen. Afgezien van een eerste reservering van € 0,5 miljoen zijn hiervoor in de begroting geen middelen aanwezig. Dat betekent dat we de invoering van de bezuinigingen zodanig moeten faseren dat er een budget kan worden vrijgespeeld voor implementatie- en faseringskosten. Met andere woorden: de budgetten voor overgangsmaatregelen en wachtgelden worden verdiend door eerder te gaan bezuinigingen dan strikt noodzakelijk is.
1
Incidentele middelen in de meerjarenbegroting 2011 - 2014
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a |9
Samenvattend leidt dit tot het volgende beeld: (Bedragen x € 1 miljoen)
Nulgroei gemeentefonds (opgenomen in de begroting Aanvullende bezuinigingsnoodzaak Bezuinigingstaakstelling Reeds ingevuld via begroting 2011 Implementatie- en faseringskosten (incidenteel) Te realiseren
2011 2,0 ---2,0 -2,0 ----0,0
2012 5,0 3,0 ----8,0 -2,0 3,0 ----9,0
2013 7,8 6,2 ----14,0 -2,0 6,0 -----18,0
2014 10,8 9,2 ----20,0 -2,0 -----18,0
Deze opstelling impliceert dat van de te realiseren taakstelling € 9,0 miljoen wordt geëffectueerd in 2012 en in 2013 komt daar nog eens € 9,0 miljoen bovenop.
2.7
Nog een aanvullende bezuinigingstaakstelling van € 2 miljoen
Naast de bezuinigingsoperatie van € 20 miljoen worden wij geconfronteerd met een terugloop van de grondexploitaties, projecten en de inkomsten uit bouwleges. Dat betekent dat hierdoor een deel van de dekking van de gemeentebrede overhead wegvalt. Dit probleem zullen wij in de komende jaren binnen de gemeentebegroting moeten oplossen. Wij willen dit oplossen door versobering of door middel van een efficiencyoperatie binnen de ambtelijke organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat we zo min mogelijk inleveren op de taken of de dienstverlening.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 10
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 11
3 De bezuinigingsaanpak 3.1
Een andere aanpak
Wij kiezen voor een bezuiniging die gebaseerd is op een kaderstellende visie vooraf. In tegenstelling tot de vorige bezuinigingsoperatie, kiezen wij niet voor een aanpak met gewogen en ver uitgewerkte taakstellingen die vooraf worden vastgesteld. De huidige methodiek is gericht op het maken van keuzes, het stellen van prioriteiten en het benutten van mogelijkheden tot (systeem)innovaties. Het gaat om één totaaloperatie waarbinnen ook totaalafwegingen gemaakt moeten kunnen worden. Het vooraf opknippen van de bezuinigingsdoelstelling moet daarom zoveel mogelijk worden voorkomen, of zo lang mogelijk worden uitgesteld. Dat is ook de reden waarom u in deze nota nog geen gespecificeerde taakstellingen op deelprogrammaniveau zult aantreffen. Daarbij past ook geen getalsmatige weging vooraf. Dat laat onverlet dat de prioriteiten, zoals die zijn verwoord in het coalitieakkoord, voor ons leidend zijn. Wij komen dan met “gewogen” bezuinigingsvoorstellen, waarbij wij de prioriteiten vanuit het coalitieakkoord laten doorklinken.
3.2
De raad stelt de financiële kaders
Het is aan de gemeenteraad om de financiële kaders van de bezuinigingsoperatie vast te stellen. Wij stellen uw raad voor om in dit stadium “globale zoekrichtingen” als kader vast te stellen. Het betreffen hier bedragen op programmaniveau, bedoeld om de zoektocht duidelijk richting te geven. Het globale karakter van de bedragen voor de zoekrichtingen komen tot uitdrukking door middel van het presenteren van afgeronde bedragen. In het volgende hoofdstuk schetsen wij hoe wij gekomen zijn tot een objectieve verdeling van de bezuinigingsopgave over de programma’s. Wij willen de zoekrichting verruimen met 25%. Dat betekent dat voor elk programma voorstellen worden voorbereid voor 125% van een ongewogen taakstelling. Dat geeft ons en uiteindelijk de gemeenteraad de mogelijkheid om uit de voorstellen te kiezen, zodat ook de inhoudelijke effecten van de concrete bezuinigingsvoorstellen kunnen meewegen bij de uiteindelijke besluitvorming. Op basis hiervan komen wij bij de Kadernota, in het voorjaar van 2011, met nadere voorstellen. Deze Kadernota 2012-2015 zal concrete bezuinigingsvoorstellen bevatten en niet slechts een nadere invulling c.q. afbakening van de zoektocht die dan is uitgevoerd. Op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde Kadernota in het voorjaar van 2011 kan in de periode mei tot september 2011 overleg en inspraak met de stad worden gevoerd over de wijze waarop de bezuinigingen daadwerkelijk kunnen worden geëffectueerd. Daarna kan de gemeenteraad in november 2011 definitieve besluiten nemen, zodat de bezuinigingen met ingang van 2012 kunnen worden ingevoerd.
3.3
We hanteren een bedrag van € 166 miljoen als grondslag voor de bezuinigingen
Van de totale begroting is ongeveer 40% direct van invloed op de algemene middelen. Dit hanteren wij als grondslag voor de bezuinigingen. Volgens deze objectieve maatstaven komen dan we tot een bedrag van € 166 miljoen als grondslag voor de bezuinigingen. Het gaat hierbij om de lasten die niet vastliggen en die worden bekostigd uit de algemene middelen (algemene uitkering, onroerende zaakbelasting, rente en dividenden). We #3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 12
noemen dit de “netto flexibele lasten”. Naarmate de omvang van de netto flexibele lasten op een bepaald programma groter is, neemt ook het aandeel in de totale bezuinigingsopgave toe. In bijlage 1 hebben we deze berekening nader toegelicht. Het andere deel van 60% blijft niet buiten schot. In dat geval gaat het bijvoorbeeld om bezuinigingen op specifieke rijksuitkeringen of andere tegenvallende opbrengsten die één op één worden doorvertaald naar de betreffende uitgaafbudgetten. Enkele aspecten zijn hierbij nog van belang: 1. In de algemene uitkering zijn ook begrepen de zogenaamde decentralisatie- en integratie-uitkeringen; ten principale zijn dit algemene middelen maar ze dragen vaak ook nog het karakter van een specifieke uitkering voor een bepaald doel; 2. Sommige uitkeringen zijn structureel in de meerjarenbegroting opgenomen en in de berekeningen verwerkt hoewel bekend is dat de mogelijkheid bestaat dat na de huidige begrotingsperiode (t/m 2014) de uitkering kan komen te vervallen (bijvoorbeeld Winstuitkeringen). Wij zullen bij de invulling van de zoekrichtingen deze aspecten meenemen.
3.4
Wat is het aandeel voor de gemeentelijke organisatie?
Apparaatskosten behandelen wij net als andere beïnvloedbare kosten. Ook hierbij kiezen we voor een objectieve grondslag. De netto flexibele apparaatskosten (de kosten van de gemeentelijke organisatie die niet worden bekostigd uit leges en grondexploitaties) bedragen € 49,4 miljoen. Dat is bijna 30% van de totale netto flexibele lasten. Wanneer we dit doorvertalen in de totale bezuinigingsopgave van € 20 miljoen, dan betekent een aandeel van 30% dus een opgave van € 6 miljoen voor de eigen organisatie. Dit komt qua verhouding overeen met de vorige operatie. Ook toen was het aandeel van de apparaatskosten 30%. In het coalitieakkoord is de opdracht neergelegd dat een stevig deel van de bezuinigingsoperatie ten laste komt van de organisatie in de vorm van een efficiencytaakstelling. Wij willen hieraan uitvoering geven door de helft van de taakstelling op de apparaatskosten te realiseren door middel van een efficiencyoperatie en versobering. Wij willen komen tot stroomlijnen van werkprocessen en versobering, zonder dat substantieel wordt ingeleverd op de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers. Dit is een flinke opgave, temeer omdat wij ook al een efficiencyoperatie (€ 2 miljoen) uitvoeren om de wegvallende dekking voor de gemeentebrede overhead op te vangen. De andere helft willen wij vinden aan de hand van de takendiscussie die in het kader van deze bezuinigingsoperatie wordt gevoerd.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 13
3.5
Een overzicht van de totale bezuinigingsopgave
De totale bezuinigingsopgave ziet er daardoor als volgt uit:
Takenpakket
14 miljoen
3 mln
Efficiency
Efficiency / overhead
3 mln
2 mln
Extern*
Intern
Intern
(in de stad)
(in het stadhuis)
(in het stadhuis)
Totale bezuinigingsopdracht
20 miljoen (par. 2.4)
Int. taakstelling
2 mln (par. 2.7)
*) taken + efficiency organisaties en deelnemingen
3.6
Het overzicht per programma
Onderstaand overzicht geeft een beeld van de totale zoekrichting per programma. Programma Algemeen bestuur en Public Affairs Veiligheid en handhaving Stedelijk beheer en Milieu Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling Onderwijs Sport Ruimtelijke Ordening Mobiliteit Cultureel Klimaat Economie en Wonen Werk en Inkomen Financiën en Belastingen TOTAAL TAKENPAKKET TOTAAL AMBTELIJKE ORGANISATIE (ONDERSTEUNING EN DIENSTVERLENING) TOTAAL
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
Flexibele lasten
Zoekrichting 125%
3,9 11,0 28,5 43,7 11,8 6,5 1,6 1,2 15,3 2,8 7,0 0,0 133,3 32,1
0,7 1,8 4,4 6,8 1,9 1,0 0,3 0,2 2,4 0,5 1,1 0,0 21,25 3,75
165,4
25,00
P a g i n a | 14
3.7
Het gesprek met de stad
Creativiteit van de stad willen we breed benutten. Indringende gesprekken met de stad en met allerlei instellingen zijn daarvoor noodzakelijk. Uitgangspunt daarbij is dat het proces per programma kan verschillen vanwege het karakter van het programma. Het is van belang om ook bij het consultatieproces een duidelijk verwachtingspatroon neer te leggen. Iedereen moet er wel van doordrongen raken dat er “zwaar weer op komst is”. In de paragraaf “gesprek met de stad” komen we hier op terug. Inmiddels hebben wij de 60 gesubsidieerde organisaties die met een bedrag van meer € 10.000,-- structureel worden gesubsidieerd, gevraagd om met bezuinigingsvoorstellen te komen met een omvang van tenminste 25% van het structurele budget. Daarnaast betrekken wij ook onze deelnemingen ( de organisaties waar wij aandeelhouder van zijn) in de bezuinigingsopgave. Via het aandeelhouderschap vragen wij onze verbonden partijen om te komen met voorstellen om een efficiencytaakstelling van 10% (vergelijkbaar met de omvang van de taakstelling voor de ambtelijke organisatie) te realiseren zonder dat substantieel wordt ingeleverd op de kwaliteit van dienstverlening. De gemeenschappelijke regelingen waar wij deel van uit maken zijn dit jaar al verzocht om voorstellen aan te leveren ter grootte van 5% van hun budget.
3.8
Tijdschema op hoofdlijnen
Het vorenstaande leidt tot het volgende tijdschema op hoofdlijnen:
Omschrijving Presentatie Nota Bezuinigingskader Vaststelling Begroting 2011 en Nota Bezuinigingskader gemeenteraad Stadsbrede bijeenkomsten Presentatie reguliere Kadernota Vaststellen reguliere Kadernota Terugkoppeling aan de stad Presentatie begroting 2012 en bezuinigingsvoorstellen Vaststellen begroting en bezuinigingsvoorstellen
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
door de
Datum 5 oktober 2010 9 november 2010 December 2010 – februari 2011 April 2011 Mei/juni 2011 Juni – september 2011 Eind september 2011 November 2011
P a g i n a | 15
4 Visie op de stad In 2009 vierden wij het 750 jarig bestaan van de stad. Dit jaar 2010 is de start van de volgende 750 jaar. In dat licht beschouwd lijkt een bezuiniging op de gemeentebegroting slechts een rimpeling op de oceaan. Toch is het voor ons zoals gezegd een ongekende operatie met ingrijpende gevolgen. De Amersfoortse samenleving zal op velerlei vlak te maken krijgen met een overheid die een andere en vaak meer bescheiden rol moet kiezen. Moet kiezen en wil kiezen: het is onze ambitie om de mensen in de stad meer ruimte te geven. Er zal meer ruimte zijn voor eigen initiatieven, maar ook een groter beroep worden gedaan op zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. In het coalitieakkoord hebben wij daarover een duidelijke richting aangegeven. Het perspectief van de lange geschiedenis en de toekomst van onze stad noemen we hier niet voor niets. Bij de keuzen die we maken is een langetermijnperspectief geboden. Bezuinigingen mogen niet ten koste gaan van de kwaliteiten van de stad, en moeten zicht geven op een duurzaam vitale toekomst. Er zijn in de afgelopen jaren veel discussies gevoerd over de kracht en identiteit van Amersfoort. Rond het feestjaar heeft de stad een spontane en gezamenlijke bezinning op verleden en toekomst doorgemaakt. Er verschenen boeken en romans over onze geschiedenis, er ligt een schat aan feiten en verhalen in www.amersfoortopdekaart.nl; het platform levensbeschouwing benoemde met ‘Waarde(n)vol Amersfoort’ een vijftal kernwaarden van de stad; er waren debatten enzovoort. Tegelijk heeft zich in de afgelopen jaren in verschillende stappen een vrij eenduidige visie op de toekomst uitgekristalliseerd. Naast het toekomstvisietraject van de raad (GA2030) is een economische visie opgesteld door de Commissie Van Ek. Een structuurvisie-bestaand-beleid bracht in kaart welke ruimtelijke vragen zich nog voordoen, waarover ook onze stadsarchitect zijn visie naar voren bracht. Met het WMO beleidskader en een visie op het welzijnsbeleid is er daarnaast meer zicht gekomen over onze visie in het sociale domein. En vanuit een citymarketing oogpunt begrepen we waarom Amersfoort zo aantrekkelijk is voor nieuwe bewoners en bedrijven: het is een kindvriendelijke, groene en relatief veilige stad met een prachtige binnenstad en een ontspannen klimaat. Bovendien is de stad gunstig gelegen in het hart van Nederland op het snijpunt van drie bijzondere landschappen. Een stad waarin ‘het nieuwe werken’ floreert, omdat mensen hier beter dan elders gezin en carrières kunnen combineren. Dat is zeker mede te danken aan de hoogwaardige werkgelegenheid en de vele ondernemers die zorgen voor een innovatieve, economisch gezonde omgeving. Het aansluiten van vrijwel alle woningen op glasvezel is nog zo’n toekomstgericht aspect waarmee Amersfoort voorop loopt. Amersfoort is een stad die je aan het hart gaat, ook als je hier niet geboren bent. In tijden van bezuinigingen is ons er veel aan gelegen de kwaliteiten van de stad te koesteren, of zelfs te versterken waar bezuinigen en innoveren gelijk op gaan. De drie kernwaarden uit het coalitieakkoord zijn ook hier voor ons van belang: Verbonden. Wij willen samen met de stad tot keuzen komen – zie daarover paragraaf zes. Wij zullen een beroep doen op de eigen kracht van de stad, en stimuleren dat mensen voor zichzelf, voor elkaar, en voor hun leefomgeving verantwoordelijkheid nemen. Vanuit het ‘van vangnet naar trampoline’ principe versterken we waar mogelijk de zelfredzaamheid. Slagvaardig. Het gaat met € 20 miljoen om een zeer groot bedrag, waarvoor moeilijke knopen moeten worden doorgehakt. Die verantwoordelijkheid gaan wij niet uit de weg. Ondertussen zullen investeringen met lange termijn effecten op de stad worden doorgezet, zoals de investeringen in bereikbaarheid, in groengebieden, en in ontwikkelingsgebieden als het Eemplein en Amersfoort Vernieuwt.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 16
Duurzaam. Om de kwaliteiten van de stad toekomst te geven moet er iets veranderen. Ombuigingen zijn nodig, zowel om fysieke, sociale, en economische duurzaamheid, als voor een financiële gezonde gemeentebegroting. In de volgende paragraaf staat per programma onze zoekrichting aangegeven.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 17
5 Zoekrichting per programma 5.1
Inleiding
In de volgende paragrafen schetsen wij in grove penseelstreken de richting die wij bij de bezuinigingszoektocht per programma voor ogen hebben. Deze richtingen zijn deels ingegeven door de beperkingen (bijvoorbeeld wettelijk kader, bestuursafspraken) deels een vrije keuze. Dat wij binnen de globale richtinggevende uitspraken per programma (= kaderstelling) nog de nodige ruimte laten voor nadere invulling wordt óók ingegeven door de wens om ideeën uit de stad op te halen en recht te doen aan voorstellen die we aan onze gesubsidieerde instellingen gevraagd hebben. Door bezuinigingsopties allereerst per programma te inventariseren bestaat het risico dat we het zicht kwijtraken op de samenhang der dingen. Maatregelen bijvoorbeeld die de veiligheidsbeleving bevorderen worden niet alleen bekostigd uit het programma Veiligheid, maar ook uit Welzijn of Stedelijk Beheer. En cultuur (programma 9) is niet alleen een waarde op zich maar heeft ook een relatie met de lokale economie (programma 10) net zoals er een verband kan bestaan tussen Sport en Onderwijs. Wij zijn ons van dit risico zeer bewust. We spannen ons in om op z’n minst te voorkomen dat problemen in het ene programma over de schutting worden gekieperd van een ander programma. Daar bovenop brengen we waar mogelijk programmaoverstijgende samenhang aan. Met die kanttekeningen vooraf presenteren wij hieronder de zoekrichting per programma.
5.2
Algemeen Bestuur en Public Affairs
In dit programma zitten alle kosten voor het bestuur (zowel raad als college) en zijn directe ondersteuning en faciliteiten, voor representatieve taken en onderscheidingen, kosten van abonnementen en bestuurlijke samenwerking en de kosten voor de afdeling Burgerzaken. De gemeente Amersfoort wil een attente, klantgerichte organisatie zijn die een meer dan gemiddelde kwaliteit levert en de administratieve lasten laag houdt. We willen de kwaliteit van de dienstverlening zoveel mogelijk op peil houden en zoeken de bezuinigingen vooral in efficiencyverbetering. Méér efficiency en betere dienstverlening gaan wat ons betreft hand in hand. We willen zoveel mogelijk klantcontacten in één keer goed afdoen: dat is goed voor de klant en wel zo efficiënt. Dat vraagt dat we het gemeentelijk Klant Contact Centrum (KCC) verder doorontwikkelen en professionaliseren. Hier worden klanten snel en goed geholpen; zo voorkomen we dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd en ontlasten we de vakafdelingen. ‘In één keer goed’ betekent ook dat we de verschillende kanalen waarlangs we diensten verlenen goed op elkaar afstemmen. Dat vraagt om optimalisatie in de ICT waardoor klantinformatie beter wordt ontsloten en gedeeld (via o.a. de zogenaamde ‘midoffice’). Ook valt er veel winst te behalen in kanaalsturing. Bij kanaalsturing probeer je klanten te verleiden gebruik te maken van het meest optimale kanaal. In veel gevallen is dat het digitale kanaal, omdat het afhandelen van een digitale aanvraag doorgaans minder kost dan het afhandelen van een telefoontje of baliebezoek.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 18
Het effectiever afhandelen van klantcontacten levert op termijn een besparing op. Om ook op kortere termijn bezuinigingen te kunnen realiseren zal vooral gekeken moeten worden naar de niet-wettelijke taken en het niveau waarop we bepaalde diensten verlenen; hier en daar kan er worden versoberd. Bij het streven naar effectiever klantcontact kijken we ook naar de mogelijkheden om onnodig contact voor onze klanten te vermijden. Dat scheelt geld én ergernis. Ook bij deregulering en vermindering van de lastendruk snijdt het mes aan twee kanten: het werkt kostenbesparend en is goed voor onze klanten. Het streven naar ‘minder regels en meer service’ blijft daarom een gemeentebrede opgave en speelt binnen alle programma’s.
5.3
Veiligheid en Handhaving
In het Coalitieakkoord 2010-2014 vormt veiligheid een belangrijke ambitie. Dat wordt onderstreept door de uitspraak dat veiligheid relatief wordt ontzien bij de bezuinigingen. Het tegengaan van overlast en criminaliteit door jongeren en de bestuurlijke aanpak van onveiligheid hebben prioriteit. Daarbij ligt de focus op het verhogen van de betrokkenheid, de eigen verantwoordelijkheid. Een steviger rol voor burgers veronderstelt wel een overheid die, daar waar de veiligheid van burgers daadwerkelijk gevaar loopt, klaar staat om op te treden en in te grijpen. De structurele middelen in de begroting voor het programma Veiligheid en Handhaving bedragen ca. 12 miljoen. Daarvan wordt 80 % besteed aan fysieke veiligheid (10 miljoen) en 20 % gaat naar sociale veiligheid (ca. 1 miljoen) en toezicht/handhaving openbare ruimte (ca. 1 miljoen). De afgelopen jaren is de rijksbijdrage in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB) een belangrijke financiële drager geweest voor de Amersfoortse veiligheidsaanpak. In 2011 wordt het budget voor sociale veiligheid en toezicht (incidenteel) aangevuld. De omvang en continuering van de rijksbijdragen na 2011 is onzeker. Een en ander is afhankelijk van de rijksbezuinigingen en de prioriteiten van het nieuwe kabinet. Veiligheid is een kerntaak van de overheid en basisvoorwaarde voor een samenleving waarin mensen zich vertrouwd, vrij en verbonden voelen. Veiligheid scoort hoog op de prioriteitenlijstjes van burgers. Een aanhoudende economische crisis, de demografische ontwikkeling (Amersfoort is jong) en de bezuinigingen kunnen een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van veiligheid en criminaliteit. Daarnaast zijn afnemende tolerantie en botsende leefstijlen trends die de veiligheidsbeleving beïnvloeden en spanningen veroorzaken. Tot 2023 is er sprake van een stijgend inwoneraantal in Amersfoort (165.000) en zal zich verdergaande samenwerking ontwikkelen binnen de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).0 Eind 2010 is de geregionaliseerde brandweer in de Veiligheidsregio Utrecht een feit. Het Algemeen Bestuur van de VRU heeft in 2010 besloten om de centrale VRU-organisatie een bezuinigingstaakstelling van 5% op te leggen. Toezicht op en handhaving van regels in het publieke domein zijn essentieel voor het gevoel van rechtsorde, en vertrouwen in de overheid. Voor burgers is het belangrijk om in dit opzicht te weten wat zij van de gemeente mogen verwachten. Dat benaderen we vanuit twee kanten: allereerst nagaan of regelgeving kan verminderen en de regels die er zijn beter handhaven.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 19
De afgelopen jaren lijken vooral de projecten op het gebied van sociale veiligheid en de (kleinere) flankerende sociale projecten verantwoordelijk te zijn voor het toegenomen veiligheidsniveau en de vergroting van het veiligheidsgevoel. Ook handhaving en toezicht in de openbare ruimte dragen in belangrijke mate bij aan het tegengaan van illegale situaties, normoverschrijding en beperking van overlast en verloedering, En ook dat heeft een (zichtbare) positieve invloed op leefbaarheid de veiligheidsbeleving. Als de genoemde rijksbijdragen na 2011 wegvallen of sterk verminderen resteert een beperkt eigen budget voor vooral de wettelijk noodzakelijke taken. Voor preventie en gerichte aanpak van (jongeren)overlast en veelvoorkomende criminaliteit zijn dan geen/nauwelijks middelen beschikbaar. Tegen deze achtergrond wordt ervoor gekozen om de besparingen primair te zoeken op de fysieke veiligheid. Daarbij zullen ook risicodekking/aanrijtijden tegen het licht moeten worden gehouden. Overigens geldt hier dat mogelijke wijzigingen in het vastgestelde regionale basisniveau alleen kan plaatsvinden op regionaal niveau, na gedegen regionaal onderzoek.
5.4
Stedelijk Beheer & Milieu
Stedelijk Beheer Beheer en onderhoud zijn het fundament van de stad. Hiermee wordt een basis gelegd voor leefbaarheid, waardering en betrokkenheid van burgers. Als uitgangspunt hanteren wij onze wettelijke taken en zorgplicht, het duurzaam beheren en daarmee voorkomen van kapitaalvernietiging en het (fysiek) veilig en heel houden van de openbare ruimte. Wij kiezen ervoor de bezuinigingsrichting te zoeken in het verlengen van de levensduur door specifiek onderhoud, het niet vanzelfsprekend vervangen bij vandalisme en einde levensduur. De verlaging van het onderhoudniveau van de openbare ruimte achten wij daarnaast onontkoombaar om de noodzakelijke bezuinigingen te kunnen invullen. Milieu Onze milieuambities zien wij als een gemeenschappelijke opgave van bewoners, bedrijven en instellingen in onze stad. Het in het coalitieakkoord aangekondigde programma Duurzaamheid geeft hieraan nader inhoud en vorm. Primair zetten wij in op samenwerken, waarbij wij ons richten op het delen van kennis en het verbinden van netwerken. Daarin zien wij een belangrijke rol voor het CNME. Wij geven initiatieven waar mogelijk de ruimte en gaan daarbij uit van zelfredzaamheid. Het realiseren van de ambities, bijvoorbeeld uit het programma duurzaam wordt daarmee afhankelijk van initiatieven in de stad. De inzet van onze beleidscapaciteit zullen we in dit verband kritisch bezien. Om kennis te delen en netwerken te verbinden volgen wij initiatieven en vernieuwingen in milieubeleid. Waar mogelijk participeren wij in landelijke netwerken en studies. Wij blijven onze wettelijke taken op het gebied van bodem, geluid en luchtkwaliteit uitvoeren.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 20
5.5
Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling
Het programma zorg, welzijn en wijkontwikkeling is een omvangrijk programma dat in belangrijke mate bepalend is voor de sociale kwaliteit van de stad. Het grootste deel van het programmabudget ontvangen wij van het rijk en is bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken in het kader van de Wet op Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en diverse rijksregelingen. Bezuinigingen door het rijk zijn dan ook van grote invloed op dit programma. De leidraad voor het zoeken naar bezuinigingsmogelijkheden in dit programma wordt gevormd door te kijken naar waar het anders, slimmer en beter kan, met minder geld. Daar waar mogelijk benutten we ook de mogelijkheden tot versobering. De stad moet immers niet alleen zonder sociale, maar ook zonder financiële tekorten zijn. Onze inwoners kunnen veel zelf en hebben soms alleen een stimulans of aanjager nodig. Uitgaan van de zelfredzaamheid en het zelforganiserend vermogen is daarom een belangrijk vertrekpunt voor de wijze waarop wij de beschikbare middelen willen inzetten en aan onze rol invulling willen geven. We bieden een vangnet voor die mensen die het op eigen kracht niet redden. Tegelijkertijd doen we er alles aan om er zorg voor te dragen dat mensen dit vangnet niet nodig hebben en bieden we voor wie dat haalbaar is een trampoline, een tijdelijke ondersteuning om daarna weer zelfstandig verder te kunnen. Op het terrein van zorg en welzijn zijn vele spelers actief. Er wordt steeds beter samengewerkt tussen alle maatschappelijke organisaties en de werkwijzen worden beter op elkaar afgestemd, bijvoorbeeld in de keten jeugd en in de aanpak van multi-probleem gezinnen. Meer nadruk wordt gelegd op interventies in de preventieve sfeer. Toch is de situatie nog niet optimaal. Er zijn volop kansen voor het vergroten van de effectiviteit en efficiëntie. We zetten dan ook maximaal in op het benutten van deze kansen en realiseren langs deze weg besparingsmogelijkheden. Een aanzienlijk deel van de middelen voor zorg en welzijn is thans bestemd voor de financiering van de ontwikkeling, exploitatie en het beheer van accommodaties. Tegelijkertijd constateren we dat ons maatschappelijk vastgoed niet optimaal wordt benut. In de komende periode bekijken we hoe we toe kunnen met minder en efficiënter gebruik van maatschappelijk vastgoed. Een sleutel hiertoe kan bijvoorbeeld zijn het ontwikkelen van een makelaarsfunctie en een vastgoedbank. Op het niveau dat voor bewoners het meest nabij is, hun dagelijkse woon-en leefomgeving, moeten bewoners veel ruimte en invloed hebben. We continueren en intensiveren daarom onze wijkgerichte wijze van werken. Enerzijds om initiatieven van bewoners – waar nodig en gepast - te ondersteunen. Anderzijds om bewoners mee te laten denken en mee te laten beslissen over zaken die bepalend zijn voor hun directe woon- en leefomgeving. Onze thans beschikbare middelen om volgens deze werkwijze te opereren worden vooral ingezet op “menskracht” (wijkmanagers en wijkcoördinatoren); er is beperkt geld beschikbaar voor bewonersinitiatieven. Door bewoners een nog grotere rol en verantwoordelijkheid te geven en minder geld beschikbaar te stellen voor initiatieven, ontstaan versoberingsmogelijkheden.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 21
5.6
Onderwijs
Het programma onderwijs omvat het onderwijsbeleid en de onderwijsvoorzieningen. Een groot deel van het programma geeft uitvoering aan wettelijke taken en regelingen, zoals de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de Leerplichtwet en de Wet Uitval Leerlingenzorg. Bij de onderwijsvoorzieningen betreft het wettelijke taken rond onderwijshuisvesting in het kader van de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voortgezet Onderwijs, de uitvoering van de verordening leerlingenvervoer en het faciliteren van bewegingsonderwijs. Deels worden deze gefinancierd uit rijksmiddelen. Bezuinigingen door het rijk zijn dan ook van grote invloed op de middelen van dit programma. Dit is de laatste jaren duidelijk zichtbaar in het budget voor volwasseneneducatie dat drastisch is verminderd. Onze inspanningen op het gebied van onderwijsbeleid zijn erop gericht om kinderen en jongeren te laten doorleren totdat zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt hebben behaald. Scholen verzorgen zelf hun onderwijsprogramma en zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit hiervan. Wij zijn samen met het onderwijs en andere betrokken partijen verantwoordelijk om maatschappelijke achterstanden van jongeren te voorkomen en te bestrijden. Hierin staan voorschoolse educatie, het voorkomen van voortijdig schooluitval en ABC-scholen waarbij het vergroten van ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren voorop staat, centraal. Ook het deel van het budget voor de ‘tweede kansers’ (volwasseneneducatie) is daarbij van belang. Voor het voorkomen en bestrijden van deze achterstanden willen we, meer dan nu het geval is, het jeugdbeleid en het onderwijsbeleid met en aan elkaar verknopen. Er zijn vele spelers in het veld van het jeugd-en onderwijsbeleid. In het Centrum voor Jeugd en Gezin zitten partijen met elkaar om de tafel om inhoud te geven aan ons uitgangspunt ‘een kind, een plan’. Daar is de laatste jaren een duidelijke verbeterslag in gemaakt. We denken echter dat dit beter kan. Voor de komende jaren blijft de doelstelling voor het onderwijs onverminderd van kracht met als speerpunt de verbinding tussen arbeidsmarkt en onderwijs. We zien bezuinigingsmogelijkheden door het maken van een efficiencyslag en een versobering van de activiteiten en voorzieningen. Een aantal wettelijke taken biedt hiervoor de ruimte. De wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie bijvoorbeeld verplicht gemeenten een Voorschools Programma aan te bieden aan zogenoemde doelgroepkinderen om taalachterstanden te voorkomen. We bieden dit nu voornamelijk aan via het peuterspeelwerk. Een andere invulling van het beleid, bijvoorbeeld uitsluitend via de kinderopvang, betekent dat overwogen zou kunnen worden om het peuterspeelzaalwerk niet of niet in dezelfde mate in stand te houden. Ook de wettelijke taken op het gebied van leerlingenvervoer en bewegingsonderwijs bieden mogelijkheden voor bezuinigingen. Zo staat het de gemeente vrij, binnen bepaalde marges, de afstandsgrenzen te bepalen vanaf wanneer zij het leerlingenvervoer vergoed. Binnen het budget voor het bewegingsonderwijs vergoeden we nu gymnastiekonderwijs en het duurdere schoolzwemmen. Door het schoolzwemmen te vervangen door gymnastiekonderwijs kunnen we een deel van de bezuinigingen vormgeven.
5.7
Sport
In het verleden was de gemeentelijke bemoeienis met de traditionele sport (o.a. veldsporten, gym, zwemmen) vooral verbonden aan het onderwijs en aan verenigingen. Vanuit deze gedachte zijn er in de Amersfoortse sportwereld veel gemeentelijke regelingen en investeringen gebaseerd op van oudsher verworven rechten. Er is hierdoor sprake van scheefgroei in de aandacht voor de ene sport ten opzichte van de andere sport. Hiernaast is er een algemene trend van individualisering gaande die ook in de sport zichtbaar is. Bewegen en sporten is gezond en kan beoefend worden in verenigingsverband maar ook daarbuiten. Fietsen, wandelen en joggen zijn ook sporten maar vragen in verhouding tot veld en zaalsporten veel minder investeringen van de
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 22
gemeente en van de sporters zelf. Wij willen, in het licht van de enorme bezuinigingstaakstelling die voor ons ligt, met een frisse blik kijken naar de rol van de gemeente in het stimuleren van sporten en bewegen. Wij zijn van mening dat sportbonden, verenigingen en onderwijsinstellingen meer verantwoordelijkheid kunnen nemen in het stimuleren van deelname aan ”hun” sport en in het beheer en onderhoud van “hun” accommodaties. Het oplossen van wachtlijsten van veldsporten door het aanleggen van nieuwe velden zal in de toekomst geen vanzelfsprekendheid meer zijn. Wij willen toe naar nieuwe oplossingsrichtingen waarbij wij het acceptabel vinden dat ook veldsporters, net als anderen, wat verder zullen moeten fietsen of rijden om hun favoriete sport te kunnen beoefenen. Tevens willen wij kritisch kijken naar de forse exploitatiekosten van onze zwembaden in relatie tot de totale benodigde zwemcapaciteit in Amersfoort. Gemeentelijke sportstimuleringsregelingen willen wij versoberen en vooral toespitsen op het stimuleren van sporten bij jongeren.
5.8
Ruimtelijke Ontwikkeling
Wij voeren een actief ruimtelijk beleid om onze ambities op het gebied van wonen, werken, voorzieningen, groenblauw en verkeer te realiseren. Ruimtelijke projecten zijn van groot belang voor de verdere ontwikkeling en vernieuwing van onze stad. Wij willen de ruimtelijke dynamiek blijven stimuleren. Wij kijken daarbij kritisch of er bij nieuwe projecten zicht is op een sluitende exploitatie. Wij vinden ruimtelijke initiatieven van derden van groot belang voor de vernieuwing van onze stad. Bij initiatieven van derden hanteren wij waar mogelijk het profijtbeginsel. Dat betekent dat de kosten van ruimtelijke ontwikkelingen worden betaald door de initiatiefnemer. Ook de kosten van een haalbaarheidstoets komen voor rekening van de initiatiefnemer. Bij de ontwikkeling, verkoop van strategisch vastgoed gaan wij uit van de potentiële marktwaarde. De kosten van een maatschappelijke invulling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het werkveld van ruimtelijke ontwikkeling bestaat voor een groot deel uit wettelijke taken. Deze blijven wij vanzelfsprekend uitvoeren. De herziening van bestemmingsplannen heeft voor ons prioriteit. Wij zullen onze kennis en expertise op het gebied van stedenbouw en de groene stad kritisch tegen het licht houden. Een mogelijke beperking van de capaciteit mag niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit en dynamiek in de stad. Ook de capaciteit voor begeleiding van maatschappelijk gewenste projecten, projecten waarvan de kosten niet op initiatiefnemers kunnen worden verhaald, houden wij kritisch tegen het licht. De ruimtelijke projecten met een grondexploitatie en de initiële projecten worden jaarlijks bezien vanuit het perspectief van kansen, mogelijkheden en risico's. Uw raad wordt hier met de zogenoemde "herzieningen" jaarlijks separaat over geïnformeerd. Het gaat om middelen die geen onderdeel uitmaken van de netto flexibele lasten die onderwerp zijn van deze bezuinigingsoperatie.
5.9
Mobiliteit
Een goede bereikbaarheid is één van de bepalende factoren voor het vestigingsklimaat van bedrijven en daarmee de vitaliteit van Amersfoort en haar regio. Binnen het programma Mobiliteit kiezen we voor verbetering van de bereikbaarheid voor alle vervoersvormen en zetten in op verdere vergroting van
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 23
verkeersveiligheid en duurzame mobiliteit. Hiermee wordt gewerkt aan een gezond en prettig leefklimaat voor de inwoners van Amersfoort. Aan deze doelen wordt inhoud gegeven door een actieve uitvoering van de bereikbaarheidsprojecten zoals opgenomen in het VERDER-pakket en de programmering van het RSV evenals een onverkorte continuering van de reeds ingezette verkeersprojecten. In het nieuw op te stellen Verkeer- en Vervoerplan komen deze doelen uiteraard ook nader aan de orde. Activiteiten binnen het programma Mobiliteit die daarentegen niet direct of in onvoldoende mate bijdragen aan verbetering van de mobiliteitsdoelstellingen, houden wij kritisch tegen het licht en worden zo nodig afgebouwd of geschrapt, net zoals gratis openbaar vervoer voor 65+. Deze maatregel is weliswaar positief ervaren vanwege de ‘sociale doelstelling’ maar heeft onvoldoende mobiliteitseffecten. Ook andere mobiliteitsactiviteiten zullen op deze wijze worden getoetst. In lijn met ‘Amersfoort 2.0’ onderzoeken we de digitale mogelijkheden bij parkeren en parkeerplaatstoewijzing die leiden tot efficiencyverbeteringen en hogere dekking van de aanwezige parkeercapaciteit. Het uitgangspunt van betere benutting is leidend bij zowel betaald parkeren als bij nieuwe mengvormen van vergunning en betaald parkeren en kan leiden tot ‘verdienmogelijkheden’.
5.10 Cultureel klimaat Kunst en cultuur Wij hechten grote waarde aan het in standhouden van een levendig cultureel klimaat in Amersfoort. Wij vinden het belangrijk dat cultuur voor een breed publiek toegankelijk is en blijft. Zelf muziek, beeldende kunst, of theater maken is voor velen een essentieel onderdeel van hun leven en een voedingsbodem voor expressie en nieuwsgierigheid. Subsidieafhankelijkheid van (basis)instellingen kan verminderd worden en flexibiliteit bevorderd, waardoor kansen ontstaan voor nieuwe creatieve initiatieven in de stad. Hiernaast willen wij het productieklimaat voor culturele ondernemers versterken. Alle voorstellen die gedaan worden in het kader van de forse bezuinigingsopgave waar wij binnen het cultuurprogramma voor staan, worden door ons in dit licht bezien. Gelet op de omvang van de opgave voor het cultuurbeleid zullen we harde en moeilijke keuzes moeten maken. We kiezen er dus niet voor om de kaasschaaf ter hand te nemen. In dit kader kijken we nadrukkelijk naar mogelijkheden voor efficiencywinst, modernisering en versobering van het subsidiepakket. Het accent zal hiervoor, wat ons betreft, bij de vier grote basisinstellingen komen te liggen. Wij zijn van mening dat de sterkste schouders dit keer ook de zwaarste lasten moeten dragen. Het maken van indringende keuzes hierbij schept aan de andere kant weer mogelijkheden om activiteiten die van wezenlijk belang zijn voor het cultureel klimaat van Amersfoort te blijven ondersteunen. Cultureel Erfgoed De kosten van archeologisch onderzoek worden in principe verhaald op de grondeigenaren. Daarom is de enige bezuinigingrichting het terugbrengen van activiteiten op het gebied van voorlichting en beleid. Op het gebied van monumentenzorg kiezen wij ervoor de bezuinigingrichting te zoeken in het terugbrengen van advisering en beleid.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 24
5.11 Economie en Wonen Voor Amersfoort is een goede balans tussen wonen en werken heel belangrijk. Hiertoe stimuleren we het ondernemersklimaat en een gevarieerd woningaanbod. Activiteiten die hier goed op aansluiten, zullen we zoveel mogelijk handhaven. Economie Een bloeiende economie is een onmisbare voorwaarde voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Economische groei is geen automatisme, er moet hard aan gewerkt worden. De visie van de commissie Van Ek hebben we opgenomen in het coalitieakkoord. Het is essentieel om de in de toekomst benodigde banengroei te verwezenlijken en de uitvoering van de Economische Agenda voort te zetten. Naast structureel budget konden we voor Economie de afgelopen jaren over incidentele middelen beschikken; met name vanuit het Grote Steden Beleid voor innovatie en in 2010 voor de Economische Agenda. Voor innovatie kunnen we met de middelen van EFRO en ZZP-BV de komende jaren nog de ambities voortzetten. Voor invulling van het advies van de commissie Van Ek met extra inzet op dienstverlening, accountmanagement en werklocaties is het huidige structurele budget onvoldoende en is aanvulling met incidentele budgetten vereist. Bij een bezuinigingstaakstelling moeten wij kijken naar het beperken van samenwerkingsprojecten (die cofinanciering vragen), van inzet op de verbetering van vestigingslocaties voor bedrijven en van de dienstverlening richting bedrijven (individueel en collectief, zoals de binnenstad). Wonen De woningmarkt moet meer in beweging komen. Met de ontwikkeling van de nieuwe Woonvisie bezinnen we ons op ambities en bijbehorende doelen en taken. In plaats van regels als dogma’s richten we ons op het stimuleren van onder meer keuzevrijheid en doorstroming. Het programmaonderdeel Wonen heeft voor 2009/2010 al een relatief grote bezuiniging achter de rug. Verleggen van onze werkwijze richting regie en globaler beleid, faciliteren en stimuleren en minder regelen kan als basis dienen voor verdere bezuiniging. Wij kunnen er in dat kader bijvoorbeeld voor kiezen om het Adviesorgaan Wonen te laten vervallen, minder tijd te besteden aan de Wonen-Zorg-invulling (met behoud van aandacht voor de beschikbare woningaantallen), individuele vraagstukken op het gebied van woonruimteverdeling te beperken (taak Woonkompas) en het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap niet actief te stimuleren (maar wel waar mogelijk ruimte geven aan Particulier Opdrachtgeverschap, individueel of collectief). Aanvullend kiezen wij als bezuinigingsrichting voor het afschaffen van woonconsumentensubsidies en het verlagen van het budget voor de WoonAdviesCommissie.
5.12 Werk en Inkomen Het programma Werk en Inkomen beoogt bevordering van de zelfredzaamheid van de burger en het voorkomen van sociaal isolement. Onder het motto ‘van vangnet naar trampoline’ wil de gemeente aan hen zorg bieden die dat echt nodig hebben en mensen die vanwege hun tekort op economisch, sociaal, cultureel of #3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 25
gezondheidsterrein handvatten bieden om die tekorten op te heffen. Voor kinderen in armoede situatie hebben we extra aandacht. Vanuit deze visie willen we kritisch kijken naar de huidige regelingen en uitvoeringspraktijk. Dit betekent een kritische doorlichting op meer doelmatigheid, meer samenhang tussen initiatieven vanuit de gemeente, maar vooral benutten van de kracht van organisaties in de stad. Ook minder regels, minder bureaucratie en lagere kosten zijn dan van belang. Dit betekent ook dat stimulering van participatie en eigen verantwoordelijkheid op de voorgrond staat en een verminderde inzet op inkomensondersteuning. Doelstelling van dit armoedebeleid is het bestrijden van armoede vanuit de overtuiging dat de enige duurzame uitweg uit de armoede is het bieden van handvatten om de regie over het leven te herwinnen en daarmee sturing aan de eigen toekomst te geven. Voornemen is nieuw beleid in 2012 te starten.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 26
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 27
6 Gesprek met de stad 6.1
Ideeën en voorstellen uit de stad
De voorliggende bezuinigingen worden in de hele stad merkbaar. Het college hecht daarom aan een goede en zorgvuldige invulling van deze opgave en wil aanspreekbaar zijn op de mogelijke keuzes. In gesprek met de stad, individuele inwoners en bedrijven, georganiseerde bedrijven en instellingen – al dan niet gesubsidieerd moeten weloverwogen keuzes worden gemaakt. De gesprekken met de stad zullen vooral gaan over de bezuinigingsopties per programma. Het coalitieakkoord en de Nota Bezuinigingskader zijn de uitgangspunten bij deze gesprekken. Instellingen met een subsidierelatie met de gemeente zijn inmiddels uitgedaagd om uiterlijk 1 december 2010 met besparings- en versoberingsvoorstellen te komen. Inwoners, ondernemers en organisaties (belanghebbenden) uit de stad worden geïnformeerd over de bezuinigingsplannen en kunnen hun suggesties, wensen, zorgen en behoeften kenbaar maken. Het gesprek met de stad krijgt vorm in een tweetal stadsbrede bijeenkomsten waar alle belanghebbenden welkom zijn. Voor alle programma’s geldt dat de communicatie zorgvuldig en open is. De gemeente gaat het gesprek aan om toe te lichten welke keuzes moeten worden gemaakt en waarom, én we staan uiteraard open voor suggesties, wensen, zorgen en behoeften. De boodschap over de bezuinigingen en de zoekrichtingen bevat een heldere onderbouwing van waar het college voor kiest. Het gaat niet alleen om wat er af gaat, het gaat ook om wat het college wil bereiken, versterken en behouden. Planning 1. Op 5 oktober 2010 wordt de Nota Bezuinigingskader door het college gepresenteerd en aan de raad, de stad (via internet, Amersfoort Mail, Stadsberichten, pers), de gesubsidieerde instellingen, adviesorganen en andere partners aangeboden. Tijdens de hoorzitting (12 oktober) en via de schriftelijke reactiemogelijkheid (tot 20 oktober) kunnen belanghebbenden hun inbreng leveren op de Nota Bezuinigingskader als input voor het Raadsbesluit in november. 2. Na het Raadsbesluit over de Nota Bezuinigingskader volgen twee stadsbrede bijeenkomsten. Separaat heeft het college in september alle gesubsidieerde organisaties in de stad al gevraagd om uiterlijk 1 december met 25% bezuinigingsvoorstellen te komen. 3. Van december tot februari wordt gewerkt aan de kadernota voor 2012 en verder. Hierin wordt de informatie die tijdens de stadsbrede bijeenkomsten en uit het verzoek aan de instellingen is opgehaald, als input meegenomen. In deze fase is ruimte om per programma aanvullende overleggen, werkbezoeken en informatiebijeenkomsten te organiseren. De kadernota wordt in april wederom aan de raad en de stad gepresenteerd. Tijdens de hoorzitting en de geschreven inbreng kunnen belanghebbenden hun standpunten kenbaar maken voor het raadsbesluit over de kadernota. 4. Na vaststelling (juni 2011) van de kadernota volgt een laatste fase van uitwerking, waarin overleg plaatsvindt met belangengroepen, gesubsidieerde- en uitvoeringsorganisaties over de wijze waarop de bezuinigingen daadwerkelijk kunnen plaatsvinden. Eén en ander wordt verwerkt in de Begroting 2012-1015.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 28
6.2
Digitale reactiemogelijkheid
Om de communicatie over de bezuinigingen te ondersteunen wordt op internet een pagina ingericht www.amersfoort.nl/bezuinigingen. Hierop komt informatie over besluitvorming, de stadsbrede bijeenkomsten en de planning van het traject van bezuinigingen (college, raad, stad). Op deze pagina kan iedereen ideeën en vragen aandragen.
6.3 De stadsbrede bijeenkomsten Hoewel per programma de te maken keuzes verschillend zullen zijn en afhankelijk van het onderwerp, de financiële ruimte en de bezuinigingsopties, moet het voor de stad duidelijk zijn dat het hier om één bezuinigingsopgave voor de stad gaat. De stadsbrede bijeenkomsten zetten dat beeld goed neer. We onderscheiden grofweg drie groepen: - Individuele inwoners en bedrijven - Georganiseerde inwoners, bedrijven, organisaties - Georganiseerde en gesubsidieerde instellingen en organisaties
A. Inwoners en bedrijven/organisaties November/december 2010: stadsbrede bijeenkomsten Op twee plekken in de stad wordt een bijeenkomst georganiseerd over de bezuinigingen. Tijdens deze bijeenkomsten gaat het niet om stil zitten en luisteren. Het wordt een soort ‘markt’ waar de aanwezigen over verschillende onderwerpen informatie kunnen krijgen en hun suggesties, wensen, zorgen en behoeften kunnen uiten. - De gemeente (i.c. collegeleden) legt uit wat de bezuinigingsopgave inhoudt, welke afspraken al in de vastgestelde Nota Bezuinigingskader zijn opgenomen. - De gemeente haalt informatie op over wat er onder de mensen leeft als het gaat om de bezuinigingen; suggesties, wensen, zorgen en behoeften. De keuze voor stadsbrede bijeenkomsten voor alle programma’s gezamenlijk – en niet per programma – is belangrijk omdat we er niet van uit mogen gaan dat de inbreng van belanghebbenden zich beperkt tot een specifiek programma. Daarnaast weet wellicht niet iedereen welke onderwerpen bij welke programma’s horen, en dat hoeft ook niet. Deze markten worden in tijd dicht op elkaar georganiseerd. December 2010 tot februari 2011 Na de stadsbrede bijeenkomsten wordt gewerkt (en geschreven) aan de kadernota voor 2012 en verder. De informatie die tijdens de bijeenkomsten is opgehaald en de informatie van de gesubsidieerde instellingen kunnen aanleiding zijn om met partners of belanghebbenden verder te praten. Daarvoor is in deze periode nog voldoende ruimte. Dat gesprek kan op verschillende manieren vorm krijgen. De portefeuillehouders bepalen voor hun eigen programma’s of en hoe aanvullende gesprekken worden gevoerd. De periode van februari tot april is nodig voor inhoudelijke en financiële analyse. In april wordt de kadernota gepresenteerd en in juni door de raad vastgesteld. Hierbij wordt een heldere terugkoppeling (en verantwoording) aan de stad gegeven over de uiteindelijke keuzes die in de kadernota zijn opgenomen.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 29
B. Georganiseerde en gesubsidieerde instellingen December 2010 tot februari 2011 Zoals gemeld hebben 60 gesubsidieerde instellingen in de stad in september al per brief de vraag gekregen om uiterlijk 1 december met ten minste 25% bezuinigingsvoorstellen te komen. Daarnaast wordt met de instellingen en organisaties overlegd over de bezuinigings- en versoberingsvoorstellen. Hiervoor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande overleggen en bijeenkomsten. Deze gesprekken worden per programma door de portefeuillehouders ingepland, en in sommige gevallen per deelprogramma.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 30
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 31
7 Beslispunten 1.
De uitgangspunten en de zoekrichtingen voor de bezuinigingen, zoals die zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Nota Bezuinigingskader vast te stellen.
2.
In te stemmen met de in de Nota Bezuinigingskader beschreven aanpak voor het gesprek met de stad, zoals opgenomen in hoofdstuk 6.
3.
Bij de kadernota 2012-2015, in het voorjaar van 2011, nadere besluiten te nemen over bezuinigingsvoorstellen; bij de vaststelling van de begroting 2012-2015 in november 2011 zal de raad definitieve besluiten nemen over de daadwerkelijke effectuering van de bezuinigingsvoorstellen
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 32
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 33
Bijlage 1: De berekening van de netto flexibele lasten Uitgangspunten Voor de bepaling van de bezuinigingsopgave kijken we per programma zowel naar de structuur van de inkomsten van het betreffende programma, als naar de structuur van de uitgaven van het programma. Door de inkomsten- en uitgavenstructuur van het programma te “objectiveren”, stellen we vast in welke mate een bepaald programma objectief, dus los van enige politieke weging, kan bijdragen in de bezuinigingsopgave. We hanteren daarvoor het begrip “netto flexibele lasten”. Het gaat hierbij om de lasten die niet vastliggen en die worden bekostigd uit de algemene middelen, die dus niet direct toewijsbaar zijn aan een bepaald programma. (algemene uitkering, onroerende zaakbelasting, rente en dividenden). Naarmate de omvang van de netto flexibele lasten op een bepaald programma groter is, neemt ook het aandeel in de totale bezuinigingsopgave toe. Een aantal elementen zonderen we uit: Kosten gedekt uit specifieke (rijks)regelingen: De gemeente ontvangt voor € 119 miljoen aan zgn. “specifieke” uitkeringen. Dit zijn uitkeringen van met name het rijk waar een concrete bestedingsverplichting tegenover staat. Het betreft hier met name uitkeringen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening, de Wet Werk en Bijstand en rijksregelingen in het kader van de sociale woningbouw. Omdat hier een financiële verplichting tegenover staat zijn de kosten die worden gedekt uit deze inkomsten uitgezonderd van de bezuinigingsgrondslag. Kosten gedekt uit reserves: In 2011 wordt voor € 44 miljoen gedekt uit reserves. Het gaat hierbij met name om onttrekkingen uit de Reserve Stedelijke Voorzieningen (Eemhuis / Bereikbaarheid), de algemene dekkingsreserve en de reserve Wijkse Voorzieningen Vathorst. Het betreft hier eenmalige projecten, waarvoor eenmalige dekkingsmiddelen zijn gevonden. Daarom doen deze kosten niet mee in de grondslag voor de structurele bezuinigingen. Kosten gedekt uit leges en retributies: We ontvangen in 2011 voor ongeveer € 30 miljoen aan leges en retributies. Het betreft hier met name de inkomsten uit afvalstoffenheffing, rioolrecht en bouwleges. Deze inkomsten dienen als vergoeding voor de kosten die we maken. De leges en retributies mogen maximaal kostendekkend zijn. Een bezuiniging op deze uitgaven draagt niet bij aan de totale bezuinigingsopgave omdat lagere uitgaven automatisch gepaard gaan met lagere inkomsten als gevolg van een tariefsverlaging. Als leges en retributies nog niet kostendekkend zijn, dan is verhoging tot dat niveau technisch mogelijk. Kosten gedekt uit grondexploitaties: De inkomsten uit de grondexploitaties zijn veelal één op één gerelateerd aan de uitgaven. De grondexploitaties zijn in de begroting kostendekkend geraamd. De gemeente mag gewoon winst maken op de grondexploitaties. De grondexploitaties staan echter dermate onder druk, dat een budgettair neutrale uitvoering van de grondexploitaties al beschouwd mag worden als een taakstelling op zich. Kapitaallasten: Investeringen die in het verleden zijn gedaan, en een meerjarig nut hebben worden in de meerjarenbegroting uitgesmeerd door middel van de kapitaallasten. Deze kapitaallasten zijn daarom niet beïnvloedbaar, tenzij er een mogelijkheid is om deze investeringen af te stoten. Met deze laatste mogelijkheid wordt op voorhand geen rekening gehouden. De kapitaallasten behoren daarom niet tot de netto-flexibele uitgaven.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 34
Incidentele lasten: Grote eenmalige budgetten, die na 2011 niet terugkeren worden van de grondslag uitgezonderd. Het zou niet reëel zijn wanneer een eenmalig hoog uitgavenniveau als basis zou worden gehanteerd voor een structurele bezuinigingsopgave. Enkele aspecten zijn hierbij nog van belang: 1. In de algemene uitkering zijn ook begrepen de zogenaamde decentralisatie- en integratie-uitkeringen; ten principale zijn dit algemene middelen maar ze dragen vaak ook nog het karakter van een specifieke uitkering voor een bepaald doel; 2. Sommige uitkeringen zijn structureel in de meerjarenbegroting opgenomen en in de berekeningen verwerkt hoewel bekend is dat de mogelijkheid bestaat dat na de huidige begrotingsperiode (t/m 2014) de uitkering kan komen te vervallen (bijvoorbeeld ISV-uitkeringen). Wij zullen bij de invulling van de zoekrichtingen deze aspecten meenemen.
Hoe komen we tot de grondslag van € 166 miljoen? Wanneer we bovenstaande uitgangspunten toepassen op de gemeentebegroting 2011, dan leidt dit tot het volgende overzicht: (Bedragen x € 1 miljoen) •
Totale begroting:
• • • •
Gedekt uit specifieke bijdragen Gedekt uit reserves Gedekt uit grondexploitaties Gedekt uit leges / retributies
•
Gedekt uit specifieke inkomsten
•
Gedekt uit algemene inkomsten
•
Kapitaallasten / verrekeningen c.a.
•
Netto flexibele uitgaven
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
427 119 44 39 33 ---235 ---192 26 ---166
P a g i n a | 35
Bijlage 2: Brief instellingen
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 36
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 37
Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Telefoon 14 033 Telefax (033) 469 54 54
Burgemeester en Wethouders
Aan het bestuur van
Ons kenmerk
WSO/DS/3553152 Onderwerp
Proces nieuwe bezuinigingsoperatie
Datum
16 september 2010
Geacht bestuur, Eind 2009 berichtten wij u over de besluiten van de raad in het kader van de € 10 miljoen bezuinigingsoperatie. Mogelijk dat ook u nog bezig bent met de implementatie van deze besluiten. Inmiddels moeten wij overgaan tot de voorbereiding van een nieuwe bezuinigingsronde van structureel € 20 miljoen. Deze operatie heeft forse consequenties, ook voor het voorzieningenniveau van onze stad. Door de economische ontwikkelingen en de daarmee samenhangende korting op het Gemeentefonds moeten wij deze bezuinigingen al voor een groot deel per 1 januari 2012 realiseren. In onze brief van 17 februari jl. (WSO/MO/CBS/3356752) vroegen wij u zoveel mogelijk op deze ontwikkelingen te anticiperen en bij voorkeur geen nieuwe langlopende verplichtingen aan te gaan. Wij hebben u er daarbij op gewezen dat de gemeente niet schadeplichtig is voor het verlagen van subsidies als een redelijke termijn in acht wordt genomen. Bij de vorige bezuinigingsoperatie hebben wij ons voor wat betreft de gesubsidieerde instellingen voornamelijk gericht op bezuinigingen op taken/prestaties. In de nieuwe operatie wordt, net zoals dat bij de gemeentelijke organisatie het geval is, ook op de kosten van organisatie en overhead bezuinigd. Wij willen de gemeenteraad bezuinigingsvoorstellen voorleggen op basis van heldere keuzes, dus geen kaasschaafoperatie. Met veel instellingen zijn wij daarover al in gesprek. Daarop aansluitend nodigen wij u nadrukkelijk uit om zelf met voorstellen te komen. Wij vragen u nadrukkelijk ook onorthodoxe voorstellen, samenwerking met derden en echte (systeem)innovaties voor te dragen. Alleen op die manier, kunnen wij samen met u, de stad en de raad, duurzame en verantwoorde keuzes maken. Ons college wil juist gebruik maken van de kracht en kennis van de stad.
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
P a g i n a | 38
De keuzes die wij uiteindelijk voor onze bezuinigingsvoorstellen maken, kunnen tot gevolg hebben dat wij de subsidie voor uw instelling ongemoeid laten, geheel of gedeeltelijk gaan beëindigen, of dat onze keuze leidt tot een andere invulling dan de door u ingediende voorstellen. Vanzelfsprekend zullen wij met u in gesprek gaan over de door u ingediende voorstellen. Om tot een zorgvuldige afweging te komen ontvangen wij uw voorstellen graag uiterlijk 1 december aanstaande. Bij wijze van richtlijn verzoeken wij u voorstellen te doen die tenminste 25% van uw structurele subsidie betreffen. De voorstellen kunnen zowel het verminderen/stoppen van prestaties betreffen, als ook een efficiëntere bedrijfsvoering en/of vermindering van de overhead. De definitieve bezuinigingsvoorstellen aan de raad zullen onder onze verantwoordelijkheid worden ontwikkeld. Wij verzoeken u om onze medewerkers daartoe desgevraagd alle gewenste informatie te verstrekken. Het verdere overleg met uw instelling zal er in de loop van de winter toe moeten leiden dat wij in staat zijn om bij de Kadernota in mei 2011 concrete voorstellen aan de raad voor te leggen. Naast de overleggen die wij met u voeren om te komen tot de voorstellen aan de raad, zullen wij uw bestuur ook in de gelegenheid stellen om formeel op ons voorstel aan de raad te reageren. De raad zal uw reactie bij zijn eerste beraadslaging (bij de behandeling van de kadernota voor de zomer) en in november 2011 bij de definitieve vaststelling betrekken. De meeste voorstellen dienen per 1 januari 2012 te worden geëffectueerd. Wij zullen daarom medio maart 2011 bij besluit aankondigen wat de gevolgen voor uw organisatie zijn aangaande het recht op subsidie per 1 januari 2012. U hebt na het bekendmaken van deze aankondiging een termijn van ca. 9 maanden om binnen uw organisatie de maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om de gevolgen van deze bezuiniging op te vangen. Wij achten deze termijn een redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:51 lid 1 AWB. Uw voorbereiding op de invoering van de bezuinigingsvoorstellen loopt dus noodgedwongen parallel aan de formele inspraakprocedure. Samenvattend ziet het proces er als volgt uit: -
Voorbereiding gemeente en instellingen: loopt; Oktober/november 2010: College stelt Nota Bezuinigingskader vast als voorstel aan de gemeenteraad. Vaststelling in de raad van 9 november 2010; 1 december 2010: Uiterste datum voor uw bestuur voor het indienen van bezuinigingsvoorstellen; Medio maart 2011: College stelt de bezuinigingsvoorstellen vast als voorstel aan de gemeenteraad, en start van de formele inspraak/reactieprocedure; Medio maart 2011: College stelt op basis van de bezuinigingsvoorstellen subsidiebesluiten (aankondigingbesluiten) vast en stuurt deze naar de betreffende instellingen; Mei/juni 2011: Behandeling Kadernota en bezuinigingsvoorstellen in en door de raad; Begin november 2011: Definitieve besluitvorming door raad, gevolgd door definitieve subsidiebesluiten door ons college; 1 januari 2012: Ingangsdatum subsidieverlaging, tenzij latere datum is bepaald.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de procedure rondom de komende bezuinigingsoperatie. Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris, de burgemeester,
#3578543v1 Nota Bezuinigingskader 2012 – 2014
Nota Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015 bezuinigingsvoorstellen 2012-2014
Pagina |3
Inhoudsopgave 1.
ALGEMEEN BESTUUR EN PUBLIC AFFAIRS ................................................................................................. 7 ALGEMEEN BESTUUR............................................................................................................................................. 8 PUBLIEKSDIENSTVERLENING.................................................................................................................................... 9
2.
VEILIGHEID EN HANDHAVING ................................................................................................................. 11 FYSIEKE VEILIGHEID ............................................................................................................................................. 13 SOCIALE VEILIGHEID/HANDHAVING OPENBARE RUIMTE .............................................................................................. 15 VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVING........................................................................................................... 16
3.
STEDELIJK BEHEER EN MILIEU ................................................................................................................. 17 STEDELIJK BEHEER .............................................................................................................................................. 19 MILIEU ............................................................................................................................................................ 21
4.
ZORG, WELZIJN EN WIJKONTWIKKELING ................................................................................................ 23 INTEGRATIE ....................................................................................................................................................... 25 SENIOREN ......................................................................................................................................................... 28 VRIJWILLIGERS ................................................................................................................................................... 29 ZORG ............................................................................................................................................................... 30 WIJKWELZIJN EN WIJKONTWIKKELING ..................................................................................................................... 33
5.
ONDERWIJS ............................................................................................................................................ 35 ONDERWIJSBELEID ............................................................................................................................................. 36 ONDERWIJSVOORZIENINGEN ................................................................................................................................ 37
6.
SPORT ..................................................................................................................................................... 39 SPORT.............................................................................................................................................................. 41
7.
RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ................................................................................................................. 43 RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ................................................................................................................................ 44 GRONDEXPLOITATIES .......................................................................................................................................... 45
8.
MOBILITEIT ............................................................................................................................................. 47 BEREIKBAARHEID................................................................................................................................................ 48
9.
CULTUREEL KLIMAAT .............................................................................................................................. 49 KUNST EN CULTUUR ........................................................................................................................................... 51
10. ECONOMIE EN WONEN........................................................................................................................... 55 ECONOMIE ....................................................................................................................................................... 57 WONEN ........................................................................................................................................................... 58 11. WERK EN INKOMEN ................................................................................................................................ 59 MINIMABELEID .................................................................................................................................................. 60 12. BEDRIJFSVOERING .................................................................................................................................. 63 BEDRIJFSVOERING .............................................................................................................................................. 64
Pagina |4
ALTERNATIEVE VOORSTELLEN ........................................................................................................................ 67 1. ALGEMEEN BESTUUR EN PUBLIC AFFAIRS ............................................................................................................. 69 2. VEILIGHEID EN HANDHAVING ............................................................................................................................ 70 3. STEDELIJK BEHEER EN MILIEU ............................................................................................................................ 72 4. ZORG, WELZIJN EN WIJKONTWIKKELING............................................................................................................... 73 5. ONDERWIJS................................................................................................................................................... 74 6. SPORT .......................................................................................................................................................... 75 7. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ............................................................................................................................ 76 8. MOBILITEIT ................................................................................................................................................... 77 9. CULTUUR ...................................................................................................................................................... 79 10. ECONOMIE EN WONEN .................................................................................................................................. 80 11. WERK EN INKOMEN ...................................................................................................................................... 81 12. BEDRIJFSVOERING ........................................................................................................................................ 82
Pagina |5
Programma 1 Algemeen bestuur en Public affairs
Zoek
2012
2013
2014
2015
2012
2013
2014
2015
700
332
458
462
465
64
64
64
64
332
458
462
465
64
64
64
64
0
0
0
0
284
591
1.059
1.059
900
900
900
900
284
324
792
792
693
693
693
693
209
209
209
207
207
207
207
58
58
58
1.653
2.659
3.313
3.391
350
700
700
700
1.423
2.387
2.789
2.872
350
700
700
700
230
272
524
519
3.350
5.031
6.113
6.613
70
135
200
200
0
0
0
0
514
1.394
2.021
2.521
95
180
180
65
130
130
116
116
116
Publieksdienstverlening 1.800
Fysieke veiligheid Sociale veiligheid Vergunningen, toezicht en handhaving 3 Stedelijk beheer en milieu
4.400
Stedelijk beheer M ilieu 4 Zorg, welzijn en wijkontwikkeling
6.800
Integratie Kwetsbare groepen Senioren Vrijwilligers
31
Wijkwelzijn en wijkontwikkeling Zorg 5 Onderwijs
Alternatieve voorstellen
richting
Bestuur
2 Veiligheid en handhaving
Bezuinigingsvoorstellen
583
953
953
2.843
2.843
2.843
70
70
70
70
527
527
527
527
1.231
1.578
1.578
1.578
Onderwijsbeleid
691
791
791
791
Onderwijsvoorzieningen
540
787
787
787
527
527
527
527
49
470
600
600
400
400
400
400
49
470
600
600
400
400
400
400
113
144
185
90
97
190
190
190
0
0
0
0
6 Sport
1.900
317 2.488
1.000
Sport 7 Ruimtelijke Ontwikkeling
300
Groene Stad Grondexploitaties
18
18
18
18
Ruimtelijke Ontwikkeling
95
126
167
72
97
190
190
190
150
150
150
150
180
295
295
295
150
150
150
150
180
295
295
295
70
70
70
200
8 Mobiliteit
200
Bereikbaarheid 9 Cultureel Klimaat
114
700
1.632
2.200
Cultureel Erfgoed
0
0
0
0
Kunst en Cultuur
114
700
1.632
2.200
70
70
70
200
137
137
137
137
146
146
146
146
10
10
10
10
146
146
146
146
0
0
0
0
127
127
127
127
190
1.050
1.100
1.100
0
0
0
0
0
0
0
0
190
1.050
1.100
1.100
0
0
0
0
10 Economie en wonen
2.400
500
Economie Toerisme en recreatie Wonen 11 Werk en Inkomen
1.100
Inkomen M inimabeleid Werk 12 Bedrijfsvoering
3.750
Bedrijfsvoering Dekking voor wegvallende overhead
Totaal voorstellen
24.850
-142
1.365
2.962
3.128
300
450
600
700
1.858
3.365
4.962
5.128
300
450
600
700
-2.000
-2.000
-2.000
-2.000
14.333 19.291
20.511
3.104
3.877
4.092
4.322
7.461
Pagina |6
Pagina |7
1.
Algemeen bestuur en public affairs
(Bedragen x € 1.000)
Omvang Totaal lasten
11.900
Netto flexibele lasten
3.900
Zoekrichting (125%)
700
Voorstellen Bestuur Publieksdienstverlening Totaal
2012
2013
2014
2015
332
458
462
465
0
0
0
0
332
458
462
465
Hoofdlijn programma In dit programma zitten de kosten van het bestuur (raad en college) en zijn directe ondersteuning (inclusief ombudsman), plus de kosten van onze gemeentelijke publieksdienstverlening. Wat betreft de bestuurskosten is onze bezuinigingsfilosofie eenvoudig. Er is hier geen innovatie aan de orde die zaken zowel goedkoper als beter of slimmer maakt. Het komt neer op versoberen van representatiekosten en verminderen van de voorzieningen en ondersteuning voor het bestuur. We blijven actief opkomen voor Amersfoortse belangen bij andere overheden (public affairs) en streven tegelijk naar het verminderen van de bestuurlijke drukte. Dit kost minder ambtelijke capaciteit. De gemeentelijke kosten voor internationale samenwerking en veteranendag worden teruggebracht. Met het verminderen van het aantal wethouders (van zes naar vijf) is al bij de start een forse besparing gerealiseerd. Ook de griffie, de ondersteuning van de gemeenteraad, levert in. Wat betreft de publieksdienstverlening kan er wél worden ingezet op innovatie. We willen ondanks de bezuinigingsoperatie de kwaliteit van de dienstverlening zoveel mogelijk op peil houden en zoeken het in efficiencyverbetering. Zo breiden we het gemeentelijke Klant Contact Centrum uit en worden mensen ‘in één keer goed’ geholpen. Investeren in digitalisering (midoffice) is noodzakelijk om besparingen te realiseren terwijl het serviceniveau op peil blijft. Vaak geldt hier ook ‘het beste loket is géén loket’, waarmee wordt bedoeld dat voor de meeste klanten dienstverlening via internet tegelijk goedkoper en klantvriendelijker is (altijd bereikbaar). Kanaalsturing, dat wil zeggen het stimuleren van klanten om het goedkoopste kanaal te kiezen, is wenselijk. Aan de balie voeren we zo mogelijk elektronisch betalen door, hetgeen veel kassakosten kan voorkomen. Kortom: in het programma algemeen bestuur en public affairs zijn de motto’s versoberen en verminderen, en efficiency in de bedrijfsvoering terwijl de dienstverlening op peil blijft.
Pagina |8
Algemeen bestuur Portefeuillehouder: Bolsius
Voorstellen Afbouwen internationale samenwerking De stedenband met de Tsjechische stad Liberec bouwen we in twee jaar af. Daarnaast stoppen we met de subsidiëring van projecten die het bewustzijn over ontwikkelingsvraagstukken en – samenwerking vergroten. Wij zijn van mening dat na een jarenlange financiële ondersteuning van de internationale samenwerking het moment gekomen is dat, in goed overleg, te gaan afbouwen. Versoberen bestuurskosten Op het budget voor externe representatie van het college bezuinigen we 15%. Dit willen we bereiken door een soberder uitvoering van de nieuwjaarsreceptie, minder uitrijkaarten voor de parkeergarage, het opheffen van weinig gebruikte parkeerabonnementen en het stopzetten van de bijdrage aan Veteranendag. Verminderen formatie Bestuurs- en Managementondersteuning Door een aantal efficiencymaatregelen, waaronder de digitalisering besparen we € 109.000 bij de sectie Bestuurs- en Managementondersteuning. Verminderen formatie Strategie en Communicatie Bij de afdeling Strategie en Communicatie leveren we in op de secretariële ondersteuning. De afdeling levert bovendien veel inzet voor Economische Zaken en voor de regionale samenwerking. Dit kunnen we voor een deel incidenteel dekken door middel van een bijdrage uit de middelen die beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van de uitvoering van de economische agenda, één van de ambities uit het coalitieakkoord. Een ander deel kan ten laste van de regionale samenwerking worden gebracht. Invulling Griffie / Raad Een zoekbedrag voor Griffie/Raad op basis van 125% zou neerkomen op een te bezuinigen bedrag van € 189.000. Het presidium heeft in een brief aangegeven dat een bezuinigingsbedrag op de raad, griffie en rekenkamercommissie afhangt van nader onderzoek. Voor de orde van grootte van een mogelijk te verwachten besparing op de budgetten gaan de gedachten uit naar een bedrag tussen € 40.000 en € 75.000. Voorshands gaan wij nog uit van een bezuinigingsbedrag van € 125.000, hetgeen overeenkomt met een relatieve zwaarte van ongeveer 100%. Het verschil tussen dit bedrag en de opgave die is gedaan door het presidium hebben wij als als aanvullende bezuiniging op Griffie en Raad opgenomen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Afbouwen internationale samenwerking
2012
2013
2014
2015
0
32
32
32
22
29
33
36
22
109
109
109
163
163
163
163
Invulling Griffie / Raad (in voorbereiding)
75
75
75
75
Aanvullende bezuiniging Griffie / Raad
50
50
50
50
332
458
462
465
Versoberen bestuurskosten Verminderen formatie Bestuurs-/ Managementondersteuning Verminderen formatie Strategie & Communicatie
Totaal
Pagina |9
Publieksdienstverlening Portefeuillehouder: Van 't Erve
Voorstellen De voorstellen ten aanzien van de publieksdienstverlening zijn meegenomen in de bedrijfsvoeringsvoorstellen. Zo stellen wij voor om de gemeentelijke kasfunctie bij Burgerzaken op te heffen. Burgers kunnen dan alleen nog betalen met pin, chip of (automatische) over-schrijving. Daarnaast willen wij stoppen met het verkopen van een Eigen Verklaring. De Eigen Verklaring is verkrijgbaar bij de rijschool, het CBR en bij de gemeente. De gemeente verdient niets aan de verkoop, maar maakt wel kosten voor de afhandeling. Het CBR werkt aan een digitale versie van de Eigen Verklaring, die zeer waarschijnlijk in 2012 beschikbaar komt. Zodra deze digitale versie beschikbaar is, kan worden gestopt met de verkoop van Eigen Verklaringen. Een aantal bedrijfsvoeringsvoorstellen heeft echter ook een dienstverleningsaspect. Door het verder doorvoeren van ICT-maatregelen en digitalisering (en vermindering van papier), een flexibel huisvestingsconcept, een herijking en versobering van het aantal management, staf- en middelenfuncties wordt het Nieuwe Werken in gang gezet waarbij we tegelijkertijd de ambities van ‘in één keer goed’ kunnen realiseren: door verdere professionalisering van onze publieksklantcontacten en het in één keer goed afhandelen daarvan kan worden bespaard op de uitvoeringskosten. Om dit te bereiken zal het KlantContactCentrum verder worden uitgebouwd.
P a g i n a | 10
P a g i n a | 11
2.
Veiligheid en handhaving
(bedragen x € 1.000)
Omvang Totaal lasten
16.300
Netto flexibele lasten
11.000
Zoekrichting (125%)
1.800
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
Fysieke veiligheid
284
324
792
792
Sociale veiligheid
0
209
209
209
Vergunningen, toezicht en handhaving
0
58
58
58
284
591
1.059
1.059
Totaal
Hoofdlijn programma In het Coalitieakkoord 2010-2014 vormt veiligheid een belangrijke ambitie. Veiligheid wordt relatief ontzien bij de bezuinigingen. Het tegengaan van overlast en criminaliteit en de bestuurlijke aanpak van onveiligheid geven wij prioriteit. En wij leggen de focus op het verhogen van de betrokkenheid, de eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van de inwoners. Die steviger rol voor burgers vraagt wel om een overheid die klaar staat om op te treden en in te grijpen waar de veiligheid van burgers daadwerkelijk gevaar loopt. Van het structurele budget voor veiligheid wordt 80% besteed aan fysieke veiligheid (brandweer, crisisbeheersing) en 20% aan sociale veiligheid en het toezicht/handhaving in de openbare ruimte. Belangrijke financiële drager van de Amersfoortse aanpak van sociale veiligheid is de afgelopen jaren het rijksgeld vanuit het Grote Steden Beleid geweest, dat naar verwachting in 2011 wordt stopgezet. Het gaat om het wegvallen een specifieke uitkering die rechtstreeks doorwerkt op dit beleidsterrein. Er resteert dan een beperkt eigen budget voor de wettelijk noodzakelijke taken en nauwelijks nog voor preventie en gerichte aanpak van (jongeren)overlast en veelvoorkomende criminaliteit. Gezien de grote onzekerheid rond de continuering van de rijksbijdragen voor sociale veiligheid (inclusief handhaving openbare ruimte), waarover wij landelijk nog discussie verwachten, willen we nu volstaan met een algemene bezuinigingsstelpost van afgerond € 0,2 miljoen. Daarnaast stellen we voor om een (voorwaardelijk) implementatiebudget van € 0,5 miljoen te reserveren, voor het geval het rijk inderdaad definitief stopt met de veiligheidsbijdragen. Zo kunnen we de eerste klap opvangen en beter voorsorteren op de ingrijpende beperking van het veiligheidsbudget in de komende jaren, die dan ook zichtbaar zal worden in de handhaving op straat. Zodra er meer duidelijkheid over de rijksfinanciering bestaat leggen we de gemeenteraad een voorstel tot nadere uitwerking van de bezuinigingstaakstelling voor. Gemeentelijke taken op het gebied van fysieke veiligheid zijn met de regionalisering van de brandweer overgedragen aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Extra efficiencyvoordelen die daaruit voortkomen zullen nu worden ingeboekt voor bezuinigingen in plaats van kwaliteitsverhoging. De samenwerkende gemeenten hebben een centrale bezuinigingstaakstelling van 5% meegegeven aan de VRU en daarnaast wordt nu (binnen de wettelijke mogelijkheden) gekeken naar een taakstelling van nog eens 5% voor de districtelijke taken. Voor het ‘Amersfoortse’ deel stellen we onder andere voor om te stoppen met de gezamenlijke surveillance van brandweer en politie in de binnenstad. Het opheffen van posten voor de vrijwillige brandweer in Noord of Centrum is mogelijk maar vinden wij in verband met de brandweerdekking vooralsnog minder gewenst en zijn daarom bij de ‘niet
P a g i n a | 12
gekozen bezuinigingen’ geplaatst; dit zou eveneens in regionaal verband afgewogen moeten worden waarbij uiteraard uitgangspunt is dat de noodzakelijke dekking gewaarborgd blijft. Op het gebied van veiligheid en handhaving bezuinigen wij eerder op fysieke dan op sociale veiligheid, Tegelijk willen we de betrokkenheid van inwoners verhogen. We reserveren overbruggingsgeld voor als het rijk zijn bijdragen stopzet. De bezuinigingen op fysieke veiligheid worden opgevangen door maatregelen in VRU verband.
P a g i n a | 13
Fysieke veiligheid Portefeuillehouder: Bolsius
Voorstellen Met het regionaliseren van de Brandweer zijn de taken op het gebied van fysieke veiligheid overgedragen aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). De afspraken tussen de gemeente en de VRU zijn vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO). Hierin staat opgenomen welke taken moeten worden uitgevoerd en welke prestatieafspraken hieraan zijn gekoppeld. De dienstverlening van de VRU is onderverdeeld in 3 boxen.
Box 1: omvat de basisbrandweerzorg die is gericht op repressie en daarnaast de optionele taken en voorzieningen op het gebied van personeel en materieel voor de brandweerzorg van de gemeente Amersfoort Box 2: omvat de advies en toezicht- en handhavingtaken en de voorbereidende werkzaamheden en nazorg voor de repressieve taken die in districtelijk verband zijn georganiseerd
Box 3: omvat de wettelijke en regionale taken van de VRU op het gebied van risico- en crisisbeheersing
1.a. Synergievoordeel regionalisering brandweer Door de regionalisering kan een autonome besparing worden gerealiseerd van € 166.000. 1.b. Variabele voertuigbezetting tankautospuiten vrijwilligersposten De komende periode zal er landelijk onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden van variabele voertuigbezetting (terugbrengen van 6 naar 2 of 4 personen). De achterliggende gedachte bij dit landelijk onderzoek is ingegeven door de professionele wens om meer inzet op maat te kunnen leveren om daarmee middelen vrij te maken die aan de voorkant van de veiligheidsketen kunnen worden ingezet. Ondanks deze insteek en vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, veronderstellen we dat er per saldo substantiële besparing ontstaat. Hiervoor willen we al een bedrag inboeken van € 125.000 met ingang van 2014. 1.c. Efficiënter organiseren dagdienstrooster Door alle “ruimte”uit het dagdienstrooster te halen kan een bedrag van € 50.000 worden bespaard. Hierdoor wordt het wel lastiger om verlof en ziekte flexibel op te vangen. 1.d. Afstoten rood/blauwe surveillance Door het afstoten van de Rood/Blauw surveillance wordt afscheid genomen van het gezamenlijk surveilleren tussen brandweer en politie in de binnenstad op ’hottimes’ en kan € 68.000 worden bespaard. Daarmee gaat een koppeling tussen fysieke en sociale veiligheid verloren.
2.a. Districtelijke taakstelling VRU 5% De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) heeft een algemene taakstelling van 5% (zie box 3) opgelegd gekregen. In overleg met de Eemlandse gemeenten willen we een dergelijke taakstelling ook hanteren voor de districtelijke taken (in box 2). Onder de voorwaarde dat deze taakstelling door alle gemeenten binnen het district wordt onderschreven, levert dit voor Amersfoort een besparing op van circa € 85.000. 2.b. Aanpassen 2e loopbaanbeleid Door het zgn. “tweede loopbaanbeleid” meer toe te spitsen op het plaatsen van personeel binnen het district, in plaats van buiten de brandweer, kan € 40.000 worden bespaard op de opleidingskosten. Dit zal een grotere (opleidings)inspanning van de interne organisatievragen. De arbeidsmobiliteit tussen brandweer en buitenwereld zal afnemen.
P a g i n a | 14
3.a. Centrale taakstelling VRU 5% Op basis van een schriftelijk verzoek van alle VRU gemeenten is een taakstelling van 5% opgelegd waarmee voor de centrale VRU organisatie € 118.000 wordt bespaard.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000)
2012
2013
2014
2015
166
166
166
166
125
125
1.c. Efficiënter dagdienstrooster
50
50
1.d. Afstoten rood/blauwe surveillance
68
68
40
85 40 140
85 40 140
118
118
118
118
284
324
792
792
Bezuinigingsvoorstellen Box1: 1.a. Synergievoordeel regionalisering brandweer 1.b. Variabele voertuigbezetting tankautospuiten
Box 2: 2.a. Districtelijke taakstelling VRU 5% 2.b. Aanpassen 2e loopbaanbeleid 2.c. Nader invullen taakstelling veiligheid Box 3: 3.a. Centrale taakstelling VRU 5% Totaal
P a g i n a | 15
Sociale veiligheid/handhaving openbare ruimte Portefeuillehouder: Bolsius
Voorstellen Stelpost bezuinigingen Het schrappen in de basistaken en thema’s op het gebied van handhaving in de openbare ruimte heeft de nodige consequenties. Scherpere keuzes zijn dan noodzakelijk omdat niet alle basistaken en bestuurlijke thema’s, met de beschikbare capaciteit, kunnen worden opgepakt en uitgevoerd. Jaarlijks kunnen keuzen worden gemaakt, waarbij verschuivingen mogelijk zijn tussen basistaken en thema’s. We zijn verplicht tot het uitvoeren van toezicht en handhaving. De intensiteit waarmee dit gebeurt, is een bestuurlijke keuze. Handhavingsverzoeken en klachten moeten te allen tijde worden behandeld. Door een vermindering van formatie en bijbehorende activiteitenbudgetten kan minder worden ingezet op de aanpak van overlastgevende personen, zoals hangjongeren, dak- en thuislozen en drugs- en alcoholverslaafden. Daarnaast zal dit onder andere consequenties hebben voor zaken zoals de controle en aanpak van hondenoverlast, afval binnenstad, zwerfvuil, fietsparkeren en uitstallingen in de binnenstad. Ook is het verlenen van assistentie aan de politie bij veilig uitgaan, aanpak winkeldiefstallen, horecacontroles en evenementen niet of zeer beperkt mogelijk. Gezien de grote onzekerheid rond de continuering van de rijksbijdragen voor sociale veiligheid, willen we voor dit beleidsterrein volstaan met een algemene stelpost van afgerond € 0,2 miljoen. Deze taakstelling strekt zich uit tot preventie en gerichte aanpak van overlast en criminaliteit en tot de basistaken op het gebied van de handhaving in de openbare ruimte in relatie tot sociale veiligheid. Tevens stellen we voor om een implementatiebudget van € 0,5 miljoen. te reserveren voor het geval het rijk inderdaad definitief stopt met de veiligheidsbijdragen. Hiermee kunnen we de eerste klap opvangen om zo beter te kunnen voorsorteren op de drastische beperking van het veiligheidsbudget in de komende jaren. Zodra er meer duidelijkheid bestaat of en zo ja voor welke taken en omvang nog rijksfinanciering beschikbaar komt, komen we met een voorstel tot nadere uitwerking van de taakstelling bij u terug.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
Bezuinigingsvoorstellen Algemene stelpost Totaal
0
2013
2014
2015
209
209
209
209
209
209
P a g i n a | 16
Vergunningen, toezicht en handhaving Portefeuillehouder: Barendregt
Voorstellen Beperking capaciteitsinzet voor handhavingverzoeken en afhandeling van klachten en vragen Wij zijn verplicht tot het uitvoeren van toezicht en handhaving. De intensiteit waarmee dit gebeurt is een bestuurlijke keuze. Scherpere keuzes zijn noodzakelijk omdat niet alle basistaken en bestuurlijke thema’s, met de beschikbare capaciteit, kunnen worden opgepakt en uitgevoerd. Jaarlijks kunnen keuzes worden gemaakt, waarbij verschuivingen mogelijk zijn tussen basistaken en thema’s. Op basis van risicoanalyse gaan we voor het Handhavings Uitvoeringsprogramma 2012 beoordelen welke verschuivingen haalbaar zijn van basistaken naar thema’s. We zien een toename van het aantal handhavingsverzoeken, klachten en meldingen door alerte inwoners, deregulering en vergunningvrij bouwen. Handhavingsverzoeken en klachten moeten te allen tijde worden behandeld. De kosten voor deze activiteiten mogen niet of zeer beperkt worden toegerekend aan de leges. De bezuinigingen hebben gevolgen voor: a. De snelheid van reageren op handhavingverzoeken en klachten. b. Het bedienen van inwoners met hun vragen en verzoeken over allerlei zaken in de openbare ruimte (zoals riool, inrit, kap); c. dienstverlening (vergunningen en informatie) voor de evenementen, de ambulante handel en vergunningen voor de zogenaamde kleine openbare ruimte zoals collectes en uitstallingen. Deze bezuiniging levert een bedrag op van € 52.000 op de apparaatskosten en een bijbehorend activiteitenbudget van € 6.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000)
Bezuinigingsvoorstellen Beperking capaciteitsinzet voor handhavingverzoeken en afhandeling van klachten en vragen d. directe apparaatskosten
e. activiteitenkosten Totaal
2012
2013
2014
2015
52
52
52
6
6
6
58
58
58
P a g i n a | 17
3.
Stedelijk beheer en milieu
(Bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
55.800
Netto flexibele lasten
28.500
Zoekrichting (125%)
4.400
Voorstellen Stedelijk beheer Milieu Totaal
2012
2013
2014
2015
1.423
2.387
2.789
2.872
230
272
524
519
1.653
2.659
3.313
3.391
Hoofdlijn programma Een goed onderhouden en ingerichte openbare ruimte bevordert het gevoel van veiligheid en sociale cohesie. Amersfoort heeft een goede uitgangspositie: de stad ligt er goed onderhouden bij. In de vorige bezuinigingsronde is circa 10 % van het budget verminderd. In deze tweede bezuinigingsronde kiezen wij voor de volgende twee uitgangspunten:
• •
De stad blijft heel en veilig maar wordt minder schoongemaakt; Bewoners zeggenschap, invloed én verantwoordelijkheid blijven geven over hun eigen leefomgeving.
Het eerste uitgangspunt wil zeggen dat wij uitgaan van de wettelijke taken en zorgplicht; het duurzaam beheren en voorkomen van kapitaalvernietiging; en het (fysiek) veilig en heel houden van de openbare ruimte. De bezuinigingen zoeken we in het verlagen van het onderhoudsniveau van de openbare ruimte; het verlengen van de levensduur in plaats van integrale herinrichtingsprojecten; en niet automatisch vervangen bij vandalisme en einde levensduur. Deze versoberingen kunnen in betere tijden weer worden bijgesteld. Wij kijken daarnaast creatief naar mogelijkheden om beheer deels anders te financieren. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld rotondes gebruiken voor reclame in ruil voor het beheer. Ook onderzoeken we of bijvoorbeeld bij woningbouwprojecten het beheer kan worden belegd bij externe partners. Verder vragen wij Matchpoint om de kracht van de stad ook te begeliden bij het beheer: een goed voorbeeld is het opknappen van een natuurspeelplaats door een bedrijf. We verlagen de capaciteit voor beleid, voor handhavingsverzoeken en afhandeling van meldingen en vragen – we gaan daarbij meer uit van het beschikbaar stellen van informatie in plaats van maatwerk per melder. Het versoberen van het onderhoudsniveau en beeldkwaliteit van de openbare ruimte zal zichtbaar worden in de stad, maar de stad blijft wel heel en veilig. Voor de meeste Amersfoorters is de zeggenschap over de dagelijkse leefomgeving van veel groter gewicht dan participatie bij stedelijk beleid en stedelijke projecten. Wij willen die wens en kracht van de stad blijven honoreren en blijven capaciteit inzetten om dat mogelijk te maken. In hun straat, buurt of wijk willen mensen zeggenschap en kunnen zij verantwoordelijkheid nemen voor de openbare ruimte. Op dit moment zijn voor kleinere gebieden zo’n 150 beheerovereenkomsten getekend: bewoners klaren daar de klus. Dat is maatschappelijk gezien van belang maar levert, gezien de omvang van de gebieden, nu geen besparing op. We onderzoeken of dit ook op grotere schaal mogelijk is zodat het wel een besparing oplevert.
P a g i n a | 18
Tot slot blijven we een beroep doen op Amersfoorters om op een goede manier met de stad en de voorzieningen om te gaan en elkaar daar ook op aan te spreken. Rommel die niet gemaakt wordt hoeft ook niet te worden opgeruimd. Bij milieu kiezen wij voor: • •
Een veilige en gezonde leefomgeving; Het realiseren van onze duurzaamheidsambities in samenwerking met de stad.
In het kader van het eerste uitgangspunt blijven wij onze wettelijke taken op het gebied van milieu (bodem, geluid en luchtkwaliteit) uitvoeren. Wel verminderen we het aantal milieucontroles dat niet wettelijk verplicht is. Door bij te dragen aan de integrale uitvoering van het programma Duurzame Ontwikkeling geven we invulling aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord. De realisatie van duurzame ambities vraagt een gezamenlijke inzet van gemeente, bedrijfsleven, organisatie en inwoners. De gemeente faciliteert, verbindt en informeert, maar uiteindelijk bepalen organisaties en bedrijven welke investeringen zij doen en de mate van duurzaamheid daarbij. Met de samenvoeging van de teams Samen Duurzaam en Educatie op het CNME bundelen we kennis en ervaring en realiseren we tevens een reductie in formatie. Om in te kunnen spelen op kansen en vernieuwingen in het milieu- en duurzaamheidsbeleid plaatsen wij specialistische, uitvoerende milieutaken nog meer in regie. Hiermee bezuinigen we tevens op de formatie in het beleidsteam. Als gevolg hiervan is er minder capaciteit beschikbaar voor advisering over ruimtelijke ordening.
P a g i n a | 19
Stedelijk beheer Portefeuillehouder: Tigelaar
Voorstellen Wijkonderhoud De bezuiniging op het wijkonderhoud willen wij realiseren door het verlagen van het onderhoudsniveau van de stad. Niveau A+ A B C D
Omschrijving Zeer goed Goed Voldoende Matig Slecht
Indicatie kwaliteit Nagenoeg ongeschonden Mooi en comfortabel Functioneel Onrustig beeld, discomfort of enige vorm van hinder Kapitaalvernietiging, uitlokking van vernieling, functieverlies, juridische aansprakelijkheid of sociale onveiligheid
volgens landelijke CROW norm
Het onderhoudsniveau van de binnenstad verschuift van A niveau naar B niveau. In de wijken wordt het onderhoudsniveau C. Het gaat hierbij o.a. om onkruidbeheer, zwerfafval, vegen, maaien, snoeien en onderhoud bosplantsoen. Daarnaast zijn de volgende maatregelen noodzakelijk om de bezuiniging op het wijkonderhoud te kunnen realiseren t.w. • stoppen met de schaapskudde; • alleen ernstig aanstootgevende graffiti verwijderen; • stoppen met machinaal opruimen hondenpoep; • bladruimen op frequentie in plaats van beeldkwaliteit; • halvering reinigen zandondergronden bij speelvoorzieningen. Fonds openbare ruimte Op het fonds openbare ruimte bezuinigen we door geen integrale herinrichtingprojecten uit te voeren. Voor projecten die voor de komende jaren op de planning staan betekent dit, dat ze worden doorgeschoven. Er wordt uitsluitend levensduurverlengend onderhoud verricht in plaats van integrale herinrichting tegelijkertijd met de riolering. Projectmatig onderhoud aan wegen wordt uitgesteld, er wordt alleen schadeherstel uitgevoerd, baggerprojecten worden opgeschort en de vervanging van de verlichting wordt uitgesteld.
Voortzetten dotatie rioleringsfonds ten gunste van groenbudgetten In 2002 is besloten om gedurende een periode van tien jaar de groenbudgetten met € 746.000 te verhogen en dit te dekken door een verlaging van de rioleringsbudgetten. Met ingang van 2012 zou dit worden stopgezet. Omdat de rioolbudgetten op het huidige niveau toereikend zijn om de toekomstige onderhoudslasten te dekken, willen wij ook na 2012 de groenbudgetten op het huidige niveau (en de rioleringsbudgetten op het lagere niveau) handhaven. Daarmee kunnen wij in de komende jaren bomen, heesters, speelvoorzieningen en waterovers blijven vervangen. Indien deze dotatie niet wordt voortgezet dan is er de komende jaren geen geld voor vervanging van deze onderdelen.
Capaciteit Met het verminderen van de capaciteit wordt € 350.000 bezuinigd. Bij de inzet van capaciteit wordt prioriteit gegeven aan het toezicht houden op de uitvoering van het werk door de aannemers en het behouden van de huidige inzet op de kracht van de stad. We maken minder beleid en we standaardiseren de manier van omgaan met meldingen. We gaan daarbij meer uit van het beschikbaar stellen van informatie in plaats van maatwerk per melder. Ook zetten we in op kanaalsturing (meer via website en e-mail en minder via telefoon).
P a g i n a | 20
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Activiteitenkosten Bezuiniging formatie VTH Bezuiniging formatie afdeling Stedelijk beheer Bezuining formatie afdeling Projectontwikkeling Totaal
2012
2013
2014
2015
1.284 0 86
2.204 18 112
2.493 18 225
2.493 18 308
53
53
53
53
1.423
2.387
2.789
2.872
P a g i n a | 21
Milieu Portefeuillehouder: van ‘t Erve
Voorstellen Taakstelling Servicebureau Gemeenten Een deel van de milieutaken wordt uitgevoerd door het Servicebureau Gemeenten (SBG). Het Servicebureau Gemeenten krijgt een taakstelling van € 175.000. Dat betekent dat in de dienstverleningsovereenkomst ruim 2000 uur (ongeveer 13% van het totaal) wordt bezuinigd Over de precieze invulling hiervan wordt nog gesproken. Naar verwachting wordt de bezuiniging deels opgevangen door een terugloop in het aantal periodieke controles van bedrijven, nu voor veel bedrijven de vergunningplicht is komen te vervallen en kan worden volstaan met een melding. De bezuiniging wordt in drie jaar gerealiseerd. Budget Hoge Klei Voor het monitoren van en het treffen van kleinere beheersmaatregelen aan de voormalige zandwinput en vuilstort “De Hoge Klei” is een jaarlijks budget beschikbaar. Van dit budget wordt jaarlijks € 40.000 niet aangewend. Wij willen dit bedrag inzetten in het kader van de bezuinigingen. Met dit budget zouden we ook een (beperkte) voorziening kunnen treffen voor toekomstige vervangingsverplichtingen. Deze doen zich wellicht voor na een periode van omstreeks 35 jaar. Omvang en tijdstip zijn op dit moment niet in te schatten, daarom stellen wij voor de vervangingsverplichtingen te baseren op toekomstige monitoringsgegevens. ISV-3 en Wet Bodembescherming Tot en met 2014 ontvangen we incidentele middelen in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV-3) en de Wet Bodembescherming. Wij stellen voor om per saldo in de jaren 2012-2014 een bedrag van € 450.000 incidenteel op deze budgetten te bezuinigen. Een structurele bezuiniging op deze incidentele budgetten is niet mogelijk. Het heeft wel ondermeer als consequentie dat een aantal bodemsaneringsprojecten niet zullen worden uitgevoerd. De activiteiten waartoe we ons uitdrukkelijk hebben verplicht richting het Ministerie van VROM (Masterplan en kansenkaart warmte/koude opslag, innovatieve saneringstechnieken en bodemkwaliteitskaart) zullen wel worden uitgevoerd. Formatie Afdeling Milieu In het Coalitieakkoord 2010-2014 vormt duurzaamheid een belangrijke ambitie. Voor het realiseren van deze ambitie is de inbreng en de inzet van onze inwoners, bedrijven en organisaties in de stad noodzakelijk. We zetten daarom onze capaciteit in op het stimuleren en ondersteunen van kansrijke initiatieven die door onze partners in de stad worden genomen. Met de samenvoeging van het team Samen Duurzaam en het team Educatie op het CNME bundelen we hiertoe de krachten en realiseren we tevens een reductie in de formatie. Daarnaast plaatsen we de meer specialistische en uitvoerende taken van de beleidsafdeling verder in regie om ons te kunnen richten op het signaleren en verzilveren van kansen voor een duurzame ontwikkeling van de stad, vanuit een integrale optiek en een brede milieukennis. Meer strategisch advies en minder uitvoering. We blijven onze wettelijke taken uitvoeren, maar er is minder capaciteit beschikbaar voor adviescapaciteit in projecten in het kader van Ruimtelijke Ordening. Op de formatiecapaciteit van de afdeling Milieu besparen we hiermee in totaal ruim € 300.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Service Bureau Gemeenten - taakstellend Budget Hoge Klei Incidentele bezuiniging Bezuinigen formatie afdeling Milieu Totaal
2012
2013
2014
2015
34
92
175
175
40
40
40
40
156
140
147
0
0
0
162
304
230
272
524
519
P a g i n a | 22
P a g i n a | 23
4.
Zorg, welzijn en wijkontwikkeling
(bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
58.000
Netto flexibele lasten
43.700
Zoekrichting (125%)
6.800
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
0
0
0
0
514
1.394
2.021
2.521
0
95
180
180
31
116
116
116
317
583
953
953
2.488
2.843
2.843
2.843
3.350
5.031
6.113
6.613
Integratie Kwetsbare groepen Senioren Vrijwilligers Wijkwelzijn en wijkontwikkeling Zorg Totaal
Hoofdlijn programma Amersfoort is een jonge en vitale stad, zonder grote tekorten in zorg en welzijn. Dit willen wij graag zo houden. Tegelijkertijd is een omslag in denken en werken nodig om toenemende vraag naar en forse kostenstijging van zorg en welzijn te beteugelen. Dit kan in onze visie ook. Uitgaan van de kracht van de stad is voor ons geen holle kreet. Bewoners, organisaties en ondernemers nemen – al dan niet in georganiseerd verband – vaak op wijkniveau initiatieven om problemen op te lossen of nieuwe zaken tot stand te brengen. Waar nodig faciliteren we dat. Ook kwetsbare groepen doen mee. Niet de vraag welke beperking iemand heeft staat centraal, maar de vraag wat iemand wel kan. Wij schrijven niemand af; we zijn er van overtuigd dat iedereen – elk op zijn of haar niveau - kan bijdragen en participeren. Wij zijn ons bewust van de omvang van het pakket aan bezuinigingsmaatregelen dat wij voorleggen. Maar onze stad is vitaal en kan meer op eigen benen staan. Daarom hebben wij vertrouwen in de toekomst. Drie uitgangspunten zijn leidend voor de voorstellen op het gebied van zorg: 1. Geen verstrekkingen indien een voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden; 2. Inkomensafhankelijke bijdragen voor verstrekking van voorzieningen; 3. Ontzien van kwetsbare inwoners zonder draagkracht. Wij maken bijvoorbeeld bij senioren het onderscheid tussen kwetsbare senioren en de overgrote meerderheid van de senioren die het prima redden. Er wordt vaker aan die laatste groep een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd en meer voorzieningen beschouwen we als algemeen gebruikelijk. Als je ouder wordt kun je verwachten dat aanpassingen aan de woning nodig zijn, zoals bijvoorbeeld trapliften. Senioren kunnen hierop anticiperen, door òf te sparen òf te verhuizen naar een appartement. Tegelijkertijd zullen wij senioren van 75 jaar en ouder niet meer herindiceren: dat scheelt deze inwoners (soms vervelende) onderzoeken en de gemeente administratieve rompslomp. Ook doen wij voorstellen om de bezuinigingen voor kwetsbare senioren te dempen. Voor de kwetsbare groep zonder draagkracht zetten we als dat nodig is de hardheidsclausule in om onbillijkheden te voorkomen die het gevolg zijn van de toepassing van bepalingen en voor situaties
P a g i n a | 24
waarin de verordeningen niet voorzien. De gelden die vrijkomen door te stoppen met gratis OV voor álle senioren zullen we voor de helft inzetten voor de verbetering van de positie van kwetsbare senioren zonder draagkracht (zie programma 8). Op het gebied van Zorg en Welzijn zijn veel organisaties en partners in de stad actief. Wij hebben aan deze experts gevraagd om zelf aan te geven waar door slimmer en efficiënter (samen) te werken financiële voordelen te behalen zijn. Op de maatschappelijke opvang is een aanzienlijke besparing mogelijk, mede door het succesvolle beleid van de afgelopen jaren. En ook met de vormgeving van voorschoolse voorzieningen en peuteropvang kunnen wij door slimmer organiseren veel geld besparen. Overigens hebben we, naast instellingen, ook volop van gedachten gewisseld met bewoners en cliëntenorganisaties om van dichtbij mogelijkheden en alternatieven te verkennen. Twee andere maatregelen zijn in zijn algemeenheid nog van belang voor de groep kwetsbare Amersfoorters. We zullen onze helpdesk Sociale Zekerheid actief inzetten om mensen te ondersteunen, zie ook bij programma 11. En we gaan zorgvuldig monitoren hoe het met onze kwetsbare inwoners gaat nadat de diverse maatregelen een jaar in werking zijn getreden, dus begin 2013. Dit is mede noodzakelijk omdat de doorwerking van veranderende rijksregelgeving nog onzeker is, zoals al eerder ter sprake kwam. Met onze keuzen snijden we zo min mogelijk in voorzieningen, activiteiten en interventies voor die mensen die het hard nodig hebben. Maar we stellen zeker ook maatregelen voor die mensen in hun dagelijks leven zullen raken en die mensen ook in hun portemonnee zullen voelen. Wij zijn ons bewust van de impact die maatregelen kunnen hebben. Met het bieden van een maatwerkvangnet en de inzet van een hardheidsclausule blijven we zorg bieden voor die mensen die het op eigen kracht (even) niet redden. Bij welzijn hebben we gekozen om “niet accommodaties maar activiteiten” als leidraad te nemen. Wij vinden activiteiten belangrijker dan stenen. Daarom hebben we in eerste instantie gekeken naar onze gebouwen: ons maatschappelijk vastgoed. Het is niet altijd nodig een eigen gebouw open te houden. We willen waar mogelijk gebruik maken van andere ruimtes in de stad (scholen, zorgcentra, speeltuinen of kerkgebouwen). Daarmee realiseren we een stevige besparing. In de tweede plaats willen we besparen door efficiency. Door slimmer samen te werken, door het werk anders te organiseren of vorm te geven zorgen we dat we de dingen niet dubbel op doen. En tot slot verwachten we ook meer van inwoners zelf. Inwoners in een kwetsbare positie kunnen echter op ons blijven rekenen.
Wij doen geen bezuinigingsvoorstellen voor integratie, waarvan het budget al eerder sterk is teruggebracht, en besparen met mate op vrijwilligerswerk en wijkontwikkeling. Wij kiezen er voor de voorgenomen bezuinigingen van rijkswege op inburgering niet te compenseren. Wanneer het rijk de benodigde wijzigingen op de Wet Inburgering heeft doorgevoerd wordt de inburgering gefinancierd door middel van een sociaal leenstelsel. Op basis van de huidige inzichten verwachten wij dan ook geen (financiële) mogelijkheden meer te hebben om inburgeraars actief te werven. We laten wel een beperkt budget voor integratie in stand. In het kader van het emancipatiebeleid LHBT (lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders) beperken we ons tot een bescheiden subsidie voor integratieactiviteiten. Al jarenlang leveren steeds meer Amersfoorters door vrijwilligerswerk op alle terreinen een belangrijke bijdrage aan onze stad. We verminderen het subsidiebudget voor de ondersteuning van vrijwilligers dan ook slechts met het bedrag dat gemiddeld jaarlijks niet wordt besteed. Wel willen wij anders omgaan met vrijwilligerswerk. Hiervoor werken wij een voorstel uit. Het accent komt meer te liggen op bemiddeling, deskundigheidsbevordering en begeliding van vrijwilligers. Dat kan gebeuren door de huidige drie organisaties, maar ook buiten deze organisaties neergelegd worden. We houden vast aan onze wijkgerichte wijze van werken. Wel besparen we op de maandelijkse Wijkberichten en op de buurtbudgetten. Het buurtbudget zal sowieso al fors verminderen door het wegvallen van de rijksbijdrage, waarmee in de afgelopen jaren al veel bewonersinitiatieven werden gerealiseerd. Mogelijk zullen we ook de bestedingsregels rond het buurtbudget nog eens tegen het licht houden.
P a g i n a | 25
Integratie Portefeuillehouder: van ‘t Erve
Voorstellen Wij doen geen bezuinigingsvoorstellen voor integratie. Vanaf 2006 tot en met 2011 hebben wij het budget dat specifiek bestemd was voor de bevordering van integratie stapsgewijs teruggebracht van € 1,0 miljoen in 2006 tot € 0,07 miljoen in 2011. Dit relatief lage budget houden wij beschikbaar om het beleid uit te voeren. De middelen zijn nodig om initiatieven te faciliteren en het netwerk van allochtone zelforganisaties sterk te houden en uit te bouwen. De prioriteit ligt bij het bestrijden van gebrekkige taalbeheersing en het tegengaan van voortijdige schooluitval. De nadruk komt meer en meer te liggen op het bevorderen van integratie door middel van participatie. Het bestrijden van gebrekkige taalbeheersing is des te nodiger omdat het Rijk de Inburgeringsbudgetten afbouwt tot 0 in 2014. Ondanks toename van acceptatie van LHBT-ers in de samenleving, heeft bijvoorbeeld tweederde van de jonge homoseksuelen ooit negatieve reacties gehad vanwege de seksuele voorkeur. Sinds 2008 zetten wij ons als koploper samen met het ministerie van OCW, andere koplopergemeenten en belangenorganisaties in op o.a. bespreekbaarheid en veiligheid. De minister heeft onlangs aangekondigd deze samenwerking te willen voortzetten. Vrijwilligersorganisaties Stichting Keiroze en de Werkgroep Homoseksualiteit Amersfoort (WHAM) werken met een beperkte subsidie actief aan zichtbaarheid en ondersteuning van LHBT-ers. Voortbouwend op de Visie Op Welzijnswerk heeft de WHAM hun accommodatie beschikbaar gesteld aan andere organisaties.
P a g i n a | 26
Kwetsbare groepen Portefeuillehouder: Boeve en Tigelaar
Voorstellen
Algemeen maatschappelijk werk Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) biedt professionele hulp aan mensen met psychosociale problemen, zoals bijvoorbeeld depressies, eenzaamheid, opvoedproblematiek, of verlies van werk. Het is een eerstelijnsvoorziening, die voor iedereen direct, zonder verwijzing, toegankelijk is. AMW wordt uitgevoerd door Beweging3.0 en is onder meer actief in scholen, zorgadviesteams, steunpunten huiselijk geweld, centra voor jeugd en gezin, veiligheidshuizen en integrale schuldhulpverlening. Het AMW geeft hulp aan cliënten, maar heeft tegelijk een verbindende rol in de keten en een coördinerende rol tussen organisaties onderling (huisarts, GGZ, onderwijs, politie). Voor het AMW worden nieuwe werkwijzen ontwikkeld om de hulpverlening aan te passen aan de vraag van de cliënt. Er zal meer in korte intensieve trajecten en meer collectief aangeboden worden om voldoende tijd en ruimte over te houden voor die cliënten die langduriger hulpverlening nodig hebben. Maatschappelijke opvang en verslavingszorg De Amersfoortse maatschappelijke opvang en verslavingszorg is succesvol. Overlast voor inwoners is afgenomen en cliënten van de opvang leven gezonder en stromen ook vaker uit de zorg. Deze sprong voorwaarts is te danken aan maatregelen die in de afgelopen collegeperiodes zijn genomen. Wij willen de goede resultaten zoveel mogelijk behouden, maar vinden het in relatie tot andere groepen in onze stad ongewenst om de maatschappelijke opvang niet bij de bezuinigingen te betrekken. Wij bereiden thans een voorstel voor om zowel de alcoholopvang (momenteel gevestigd aan de Kleine Haag) als de dag- en nachtopvang van Kwintes (momenteel gevestigd aan Smallepad en Arnhemse Weg) te vestigen in tijdelijke units in het Oliemolenkwartier. De doelgroepen blijven overigens wel gescheiden. We bezuinigen in totaal 1 miljoen euro op de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg, waarvan 0,5 miljoen euro op huisvesting en bijbehorende personeelslasten. De andere € 0,5 miljoen willen we realiseren door het maken van afspraken met Agis over de inzet voor de doelgroep dan wel –in het uiterste geval- door het verminderen van interventies. Vanuit haar rol als zorgverzekeraar is Agis geïnteresseerd in preventie en betere afstemming tussen gemeentelijke en zorgverzekeraarsdoelen. Tenslotte halveren we de subsidiepost algemeen tbv Amersfoort Fr!s. We kunnen hiermee de succesvolle onderdelen van het project, met name de inzet van ouders, continueren.
Wijzigen vormgeving peuterwerk en VVE In Amersfoort streven wij naar toegankelijke voorschoolse voorzieningen die voldoen aan de wettelijke basiskwaliteitseisen en die voor elk kind die dat nodig heeft een voorschools educatief programma aanbiedt. Dit sluit naadloos aan bij de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE), waarbij gemeenten de verplichting hebben te voorzien in een 100% aanbod van voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen (kinderen met een leerlinggewicht). Dit vraagt om een kwaliteitsslag en een extra investering. Het voorstel is de reguliere peuterspeelzalen af te schaffen en deels om te bouwen naar peuteropvang met een voorschools programma. Kinderen van werkende ouders komen hierdoor in aanmerking voor kinderopvangtoeslag, omdat de peuteropvang onder de Wet Kinderopvang valt. Dit betekent dat een deel van de exploitatie wordt opgebracht door het Rijk en niet door de gemeente. Ouders van een kind dat nu een peuterspeelzaal bezoekt, kunnen ook bij de peuteropvang terecht onder nagenoeg dezelfde condities. Als gemeente subsidiëren wij plekken voor niet-werkende ouders en gezinnen met één-verdieners die vallen binnen de doelgroep en vullen we de bijdrage aan van ouders met doelgroepkinderen die, vanwege hun inkomen, niet de maximale kinderopvangtoeslag ontvangen. Voor niet-doelgroepkinderen van niet-werkende ouders subsidiëren we een halve kindplaats (= 2 dagdelen). We verwachten 310 kinderen te kunnen bedienen binnen
P a g i n a | 27
deze laatste groep. Overigens betalen alle ouders, net als nu het geval is, in meer of mindere mate een ouderbijdrage. Dit voorstel betekent voor doelgroepkinderen een breder beschikbaar voorschools aanbod. Voor niet-doelgroepkinderen van niet-werkende ouders zal het aanbod beperkter zijn. Wij schatten echter, door de afnemende vraag de laatste jaren, dat dit niet resulteert in langere wachtlijsten. Andere vormgeving BSO+ De Buitenschoolse Opvang + is bedoeld om kinderen met een groot (gedrags-)probleem extra begeleiding buiten de school- en thuissituatie te bieden. De ouders worden bij de begeleiding betrokken. De huidige beschikbare plaatsen worden onvoldoende benut. We hebben ons lokaal jeugdbeleid met betrekking tot zorg en hulp voor kwetsbare kinderen en jongeren de laatste jaren verstevigd. We willen een andere vorm van zorg voor deze kinderen en hebben de betrokken organisaties gevraagd met een voorstel te komen. De zorg kan anders en slimmer georganiseerd worden.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Algemeen maatschappelijk werk Maatschappelijke opvang en verslavingszorg Wijzigen vormgeving peuterwerk en VVE* Andere vormgeving BSO+ Totaal
2012 160
2013 340
2014 527
2015 527
34
534
534
1.034
280
440
880
880
40
80
80
80
514
1.394
2.021
2.521
P a g i n a | 28
Senioren Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen Bezuinigingen seniorenwerk Voor de positie van kwetsbare senioren is door verschillende fracties aandacht gevraagd. Wij ondersteunen dit pleidooi. Wel zijn wij vanwege de bezuinigingsopgave gehouden daadwerkelijk onderscheid te maken tussen kwetsbare senioren en kwieke senioren. Initiatieven als ‘Zilveren Kracht’, maar ook 65+ uitzendbureau ‘Young Ones’ maken duidelijk dat gelukkig heel veel senioren in onze stad vitaal zijn. Over het onderscheid tussen kwetsbare senioren en vitale senioren hebben wij ook gesproken met de Seniorenraad en de ouderenbonden. Wij willen de rekening van de bezuinigingen niet neerleggen bij die senioren die zich in een kwetsbare positie bevinden. Verschillende voorstellen in de nota bezuinigingskader raken echter wel aan de belangen van niet kwetsbare senioren. Dat is ook onvermijdelijk: bezuinigingen raken veelal diegenen die ontvangen van de overheid. Diegenen die geen beroep doen op de overheid, kunnen ook niet gekort worden. Met ongewenste stapelingseffecten houden wij rekening. Voor met name vitale senioren geldt dat vaker een eigen bijdrage wordt gevraagd en wij meer voorzieningen als algemeen gebruikelijk beschouwen. Daar staat tegenover dat wij senioren van 75 jaar en ouder niet meer willen herindiceren. Dat scheelt deze groep vervelende indicatieonderzoeken en ons administratieve rompslomp. Bovendien willen wij de middelen die vrijgespeeld worden door te stoppen met gratis OV voor álle senioren gedeeltelijk inzetten voor de verbetering van de positie van kwetsbare senioren. Onder deze paragraaf valt alleen het ouderenwelzijnswerk. Conform de visie op Welzijn bezuinigen we vooral op de huisvestingslasten. We realiseren geen welzijnshuis in de Foortse Brug en brengen de subsidie op huisvestingslasten van het Pluspunt en Puntenburg terug. In Het Pluspunt, Puntenburg en De Drietand worden activiteiten georganiseerd voor ouderen. In elk van deze steunpunten zijn sociaal cultureel werkers belast met de organisatie daarvan. Een deel van de beschikbare uren voegen we toe aan het Ontwikkelteam Welzijn Ouderen, dat ondersteuning biedt in wijken aan senioren en zorg- en welzijnsorganisaties bij het ontwikkelen en aanbieden van activiteiten aan senioren. Op deze wijze kunnen we flexibel en afhankelijk van de vraag uren inzetten waar nodig. We brengen de subsidiepost Flankerend Ouderenbeleid met de helft terug. Deze subsidiepost is bedoeld voor incidentele activiteiten voor en door senioren. De subsidiepost wordt zelden volledig benut. Een deel van deze subsidiepost willen we wel beschikbaar houden om incidentele activiteiten mogelijk te kunnen blijven maken.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Bezuinigen seniorenwerk Totaal
2012 0
2013 95
2014 180
2015 180
0
95
180
180
P a g i n a | 29
Vrijwilligers Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen Bezuinigingen vrijwilligerswerk Steeds meer Amersfoorters leveren door middel van vrijwilligerswerk een belangrijke bijdrage aan onze stad. Sportclubs, ideële organisaties, vele instellingen en andere initiatieven zoals de Waterlijn kunnen niet bestaan zonder hun vrijwilligers. Wij zijn al onze vrijwilligers zeer erkentelijk voor hun inzet. Veel inzet door vrijwilligers komt zonder inzet vanuit het vrijwilligerswerk tot stand. Tegelijkertijd ondersteunt de gemeente Amersfoort de vrijwilligerswerkbemiddelaars Ravelijn, Matchpoint en Present al vele jaren. Uw raad heeft aangegeven de ondersteuning van het vrijwilligerswerk relatief te willen ontzien. We verminderen het subsidiebudget voor de ondersteuning van vrijwilligers met het bedrag dat gemiddeld jaarlijks niet wordt besteed. Wel willen wij anders omgaan met het vrijwilligerswerk. Hiervoor werken wij een voorstel uit. Het accent komt meer te liggen op bemiddeling, deskundigheidsbevordering en begeleiding van vrijwilligers. Dat kan gebeuren door de huidige drie organisaties, maar ook buiten deze organisaties worden georganiseerd. Matchpoint vragen we (nog) meer verbindingen tot stand te brengen tussen ‘maatschappelijke vraag’ en aanbod. Zo heeft Matchpoint succesvol een bedrijf gekoppeld aan het onderhoud van een natuurspeelplaats. Daarnaast vragen wij Matchpoint meer leerlingen te bemiddelen naar een maatschappelijke stage met minder middelen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
Bezuinigingen vrijwilligerswerk
31
116
116
116
Totaal
31
116
116
116
Bezuinigingsvoorstellen
P a g i n a | 30
Zorg Portefeuillehouder: Boeve Ons coalitieakkoord is glashelder over onze ambitie op zorg: “Gezondheid is zeker niet het resultaat van eigen keuze, zoals veel chronisch zieken en gehandicapten aan den lijve ondervinden. Wij laten deze kwetsbare inwoners niet vallen en blijven hun zelfstandige functioneren en deelname aan het maatschappelijk verkeer bevorderen. Gezond gedrag is wel een eigen keuze en ook eigen verantwoordelijkheid. Goede informatie en voorlichting is bij uitstek een taak voor scholen en voor de GGD. De vierde opgave van de WMO vormt het vangnet van voorzieningen en hulpmiddelen voor mensen die het écht nodig hebben. Wij zien vanuit het rijk nog grote, nieuwe veranderingen op ons af komen, waarbij zaken die vanuit de AWBZ (dus door het rijk) werden gefinancierd worden overgeheveld naar de WMO (die wordt betaald uit de gemeentekas). De toegang tot WMOvoorzieningen, tot jeugdzorg en tot AWBZ-zorg brengen wij in lijn met elkaar, om te voorkomen dat “mensen tussen wal en schip vallen”. Drie uitgangspunten zijn leidend voor de voorstellen: 1. Geen verstrekkingen als een voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden. 2. Inkomensafhankelijke toekenning en bijdragen voor de verstrekking van voorzieningen. 3. Ontzien van kwetsbare inwoners zonder draagkracht. Hiermee bedoelen wij het volgende: Ad 1. Verhuizen, je woning aanpassen en slechter trappen kunnen lopen is vaak inherent aan een volgende fase in de levensloop, daarmee voorzienbaar en vinden we daarom algemeen gebruikelijk. Diverse voorzieningen verstrekken wij daarom niet meer. Ad 2. Nu nog worden veel voorzieningen gelijkelijk verstrekt aan geïndiceerden. Wij vinden het billijk om geïndiceerden met een hoger inkomen meer te laten betalen voor diverse voorzieningen. Ook vinden wij dat een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor diverse verstrekkingen gevraagd mag worden. Ad 3. Er kan worden afgeweken van de eerste twee uitgangspunten om te voorkomen dat inwoners die niet over voldoende draagkracht beschikken geconfronteerd worden met de gevolgen van stapelingseffecten en/of van specifieke omstandigheden waarmee zij te maken hebben. Wij zetten daarvoor een maatwerkvangnet in en kunnen een hardheidsclausule toepassen. Wij zijn ons bewust van de omvang van de bezuinigingen op zorg. Wij zijn echter ook gehouden om de grote kostenstijging van de zorg een halt toe te roepen door radicaal te hervormen. Iedereen gelijk behandelen en alle voorzieningen blijvend ter beschikking te stellen, kan niet meer. Door het toepassen van de drie uitgangspunten kunnen wij wel vasthouden aan onze centrale waarden verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. De “Kanteling” in de WMO komt daarom op het juiste moment: vraaggericht werken bevordert de eigen kracht van onze inwoners én levert een bijdrage aan de bezuinigingen op zorg. De verzorgingsstaat, met een centrale rol voor de overheid, is verleden tijd. (Het bevorderen van) de eigen kracht van inwoners en onderlinge verbanden staat voortaan centraal. Het gaat niet langer om het leveren van voorzieningen, maar om de vraag hoe mensen hun leven zelfstandig kunnen organiseren. Voorstellen WMO: Leefvoorzieningen versoberen 1 Besparingen die geen/weinig effect hebben op het voorzieningenniveau: Aanbesteding hulpmiddelen In 2011 worden de hulpmiddelen opnieuw aanbesteed. Met een scherpe aanbesteding verwachten we met ingang van 2012 een besparing van 10% op de hulpmiddelen te kunnen realiseren.
P a g i n a | 31
75+ niet meer herindiceren Tot op heden worden indicaties voor een bepaalde periode afgegeven, ook als we weten dat de hulpvraag zal blijven bestaan. Voor een bepaalde groep (75+) gaan we er vanuit dat er geen verbetering in de leefsituatie wordt verwacht; de indicatie laten we doorlopen om nodeloze herindicaties en administratieve rompslomp te voorkomen. Efficiency bedrijfsvoering SbG Het SbG gaat werkprocessen effectiever en efficiënter inrichten. Dit dient een taakstellende bezuiniging van €200.000 mogelijk te maken.
WMO: leefvoorzieningen versoberen 2 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen en woningaanpassingen Voor alle vervoersvoorzieningen (behalve voor rolstoelen die vallen onder zorgverzekeringen) en woningaanpassingen voeren we een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in. Leges heffen. We stellen voor om de leges op het verstrekken van de gehandicaptenparkeerkaart voor 100% door te berekenen aan de cliënt. Hiermee vervalt de bijdrage vanuit de Wmo. Voorzieningen worden verstrekt op basis van een indicatiebesluit. Aan het nemen van dit besluit zijn kosten verbonden. Net als voor het aanvragen van een paspoort of rijbewijs stellen wij voor om legeskosten voor het aanvragen van een Wmo-voorziening in rekening te brengen. WMO: leefvoorzieningen versoberen 3 Algemeen gebruikelijke beschouwen Verhuizen, je woning aanpassen en slechter trappen kunnen lopen is vaak inherent aan een volgende fase in de levensloop en daarmee voorzienbaar. We vergoeden verhuiskosten, woningaanpassingen tot ongeveer € 6.800 en trapliften - die in relatie tot de leeftijd van de cliënt voorzienbaar zijn - niet meer. Tevens beschouwen we diverse onderhoudsbijdragen (voor rolstoelen, vervoersvoorzieningen en dergelijke) en de verzekering voor de scootmobiel als eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker. Deze vergoeden we niet meer. Inkomensgrens invoeren We voeren een inkomensgrens in voor de Hulp bij het Huishouden categorie 1. De hoofdmoot van deze categorie is schoonmaken. We beschouwen schoonmaakdiensten in principe voor huishoudens boven 1,5 keer bijstandsniveau als algemeen gebruikelijk (afhankelijk van specifieke omstandigheden in een huishouden kan de draagkracht van een huishouden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule). WMO: Subsidieregelingen Deze post behelst een aantal voormalige AWBZ-subsidieregelingen die met de invoering van de Wmo zijn overgegaan naar de gemeenten. We willen de subsidie voor de GGZ-preventie afbouwen; de subsidie voor informatie- en advies (Reijer ter Burgh) is ondergebracht bij de voormalige AWBZpakketmaatregel, conform Raadsvoorstel. Algemene gezondheidszorg Afschaffen maatwerk Jeugdgezondheidszorg. Met een efficiëntere inzet van de JGZ is er minder maatwerk nodig. Door te differentiëren in het aantal contactmomenten is er minder overbodige inzet voor kinderen waar het goed mee gaat en meer tijd voor risicokinderen. Afschaffen kleine subsidies De subsidie aan de VBOK schaffen we af. De EHBO-vereniging heeft zelf aangegeven geen subsidie meer te zullen aanvragen.
P a g i n a | 32
Besparen uitvoeringskosten Op de uitvoeringskosten, waaronder de beleidscapaciteit, besparen we op de programma’s Zorg en Welzijn, Onderwijs en Cultuur gezamenlijk een bedrag van € 710.000 structureel. Dit is als volgt toegedeeld; Zorg en Welzijn: € 410.000, Onderwijs: € 200.000 en Cultuur: € 100.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
WMO: Leefvoorzieningen versoberen 1
300
450
450
450
WMO: Leefvoorzieningen versoberen 2
700
700
700
700
WMO: Leefvoorzieningen versoberen 3
785
785
785
785
WMO: Subsidieregelingen
150
150
150
150
Algemene gezondheidszorg
348
348
348
348
Besparen uitvoeringskosten
205
410
410
410
2.488
2.843
2.843
2.843
Bezuinigingsvoorstellen
Totaal
P a g i n a | 33
Wijkwelzijn en wijkontwikkeling Portefeuillehouder: Boeve en Tigelaar De visie op welzijnswerk ‘Welzijn in Amersfoort’ is als uitgangspunt gehanteerd voor de bezuinigingsvoorstellen. Accomodatieloos welzijnswerk, de inzet van sociaal werkers en jongerencoaches worden de toekomst. Wij willen op wijkniveau gaan experimenteren met ‘sociaal aanbesteden’, waarmee wij bedoelen dat de behoefte en de mogelijkheden van inwoners in wijken leidend is voor de inzet die formele én informele organisaties - al dan niet samen - leveren. Welzijns- en jongerenwerk moet niet langer zorgen vóór inwoners, maar zorgen dát inwoners zelf verder kunnen.
Voorstellen Andere vormgeving buurtwerk en accomodatiebeleid In lijn met de visie op welzijnswerk, willen wij geen wijkaccomodaties subsidiëren, maar activiteiten. Stichting Welzijn Amersfoort wordt ‘accommodatieloos’. Wij nemen de uitwerking van de visie op welzijnswerk weer ter hand. Uitgangspunt is dat in elke wijk inwoners elkaar kunnen ontmoeten en dat welzijnsactiviteiten georganiseerd kunnen worden. Wij richten daarvoor een ‘maatschappelijk vastgoedmakelpunt’ in, met mogelijk een digitaal reserveringssysteem. Onder het motto anders, beter, slimmer bezuinigen we daarmee allereerst fors op ‘de stenen’. Een quick scan van de wijken bevestigt de conclusie dat er genoeg vastgoed in de wijken is om ontmoetingsplekken en welzijnsactiviteiten in onder te brengen. Op basis van deze quick scan is een voorlopige fasering opgesteld voor het sluiten van de wijkaccommodaties. Deze fasering maakt het mogelijk om de bezuinigingen te realiseren in de periode 2012-2015. Het spreekt voor zich dat de gemeente hiervoor de medewerking van andere partijen nodig heeft. Per wijk zullen de opties om het anders, beter en slimmer te doen verschillen. Dit vergt maatwerk en een duidelijke procescoördinatie per wijk. Daarin zien wij een rol voor de SWA. Onder hetzelfde motto verdwijnt ook het klassieke opbouwwerk. We willen investeren in ‘sociaal werkers’ die flexibel inzetbaar zijn, gericht op het versterken van de eigen kracht van de bewoners. Ze initiëren, makelen, bemiddelen en verbinden. Ruimte wordt geboden aan initiatiefrijke inwoners en organisaties. Kwetsbare inwoners kunnen rekenen op activerende inzet van de sociaal werkers. Wij vinden een reductie in inzet passend bij de nieuwe rol. Ook dit levert een bijdrage aan de bezuinigingen. Stoppen kleine structurele subsidies Het voorstel betreft het stoppen van kleine structurele subsidies (<€ 5.000) aan vijf instellingen: St.Jonge onderzoekers, St.Harlekijn, St.Culturele Commissie Hooglanderveen, Technika 10 Keistad en Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie IVN . Deze instellingen voeren activiteiten uit die we niet tot onze kerntaken rekenen. De instellingen worden in staat geacht de beëindiging van de subsidies op te vangen door een andere wijze van financiering. Andere vormgeving jongerenwerk We stellen de vorming van een jongerenpool voor waarin het jongerenwerk en de combinatiefuncties worden ondergebracht. Het betekent een groter en beter bereik van de jeugd doordat de zogenoemde jongerencoaches in de jongerenpool eenduidig signaleren, analyseren, doorverwijzen of interveniëren. De jongerencoach vanuit sport blijft de huidige functie van sportbuurtwerker vervullen maar krijgt er een signalerende en doorverwijzende rol bij. Naast de kwaliteitsslag, kunnen we door het ‘omzetten’ van de jongerenwerkers naar combinatiefunctionarissen (lees: jongerencoaches) het aantal combinatiefunctionarissen behouden. Leefbaarheidsbudgetten Voorgesteld wordt om de leefbaarheidsbudgetten, beter bekend onder de titel Buurtbudgetten, te korten met 55.000 euro. Het resterend bedrag is 300.000 (2 euro per inwoner). De bezuiniging op het buurtbudget is relatief omvangrijk, omdat het Rijk eveneens haar rijksbijdrage van 2.5 ton terugtrekt. We achten deze bezuiniging echter verantwoord omdat er de afgelopen jaren al veel bewonersinitiatieven zijn gerealiseerd en we dus toe kunnen met een tandje minder. We behouden
P a g i n a | 34
nog wel ruimte voor initiatieven. In het kader van de bezuinigingen op de buurtbudgetten onderzoeken we – in overleg met bewoners – of we de spelregels moeten veranderen.
Programmakosten Wijkontwikkeling Voorgesteld wordt om de Programmakosten Wijkontwikkeling te verminderen met €55.000 (een korting van 25%). Het betekent dat we stoppen met de maandelijkse Wijkberichten (kosten: €20.000) en dat we minder stimuleringsbudget hebben. Het resterend budget gebruiken we de eigen kracht van bewoners en ondernemers te faciliteren en om andere partijen te stimuleren om samen investeringen in de wijken te doen, op het moment dat een probleem of kans voordoet.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
200
370
740
740
Stoppen kleine structurele subsidies
7
13
13
13
Andere vormgeving jongerenwerk
0
90
90
90
Leefbaarheidsbudgetten
55
55
55
55
Programmakosten Wijkontwikkeling
55
55
55
55
317
583
953
953
Bezuinigingsvoorstellen Andere vormgeving buurtwerk
Totaal
P a g i n a | 35
5.
Onderwijs
(bedragen x € 1.000) Omvang - Totaal lasten
26.500
- Netto flexibele lasten
11.800
Zoekrichting (125%)
1.900
Realisatie
2012
2013
2014
2015
- Onderwijsbeleid
691
791
791
791
- Onderwijsvoorzieningen
540
787
787
787
1.231
1.578
1.578
1.578
Totaal
Hoofdlijn programma Een groot deel van het programma onderwijs gaat over de uitvoering van wettelijke taken en regelingen, zoals de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de leerplichtwet en de Wet Uitval Leerlingenzorg. De Onderwijsvoorzieningen betreffen de wettelijke taken rond onderwijshuisvesting in het kader van de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Vanzelfsprekend blijven we deze wettelijke taken uitvoeren en financieren. Onze focus op het gebied van onderwijsbeleid blijft: kinderen en jongeren laten doorleren totdat zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt hebben behaald. Dat betekent dat wij onverminderd inzetten op voorschoolse educatie, het voorkomen van voortijdig schooluitval, de (samenwerking in) ABC-scholen en de verbinding arbeidsmarkt en onderwijs. Om de bezuinigingen te kunnen realiseren, kiezen we voor slimmer samenwerken en daarnaast voor het versoberen of afschaffen van een aantal dure regelingen en activiteiten, waarvoor wij meer eigen (financiële) inzet van burgers vragen. Voor het voorkomen en bestrijden van achterstanden bij jongeren willen we het jeugdbeleid en het onderwijsbeleid meer aan elkaar koppelen. De voorschoolse educatie willen we, in samenwerking met kinderdagverblijven, op een andere manier gaan aanbieden (zie programma 4). Het schoolzwemmen wordt aangepast naar zwemgym, zie daarvoor de tekst bij ‘onderwijsvoorzieningen’. Eén en ander zal met o.a. de scholen, ouders en de SRO worden uitgewerkt. De VNG adviseert gemeenten voor het leerlingenvervoer de wettelijke grens van zes kilometer voor de afstand woning-school te hanteren. Deze grens bepaalt of aanspraak gemaakt kan worden op leerlingenvervoer. Wij hanteren voor het speciaal onderwijs momenteel een grens die (ver) daaronder ligt, namelijk 500 meter. Vanaf het schooljaar 2012-2013 willen wij dit aanpassen aan de VNG-norm. Deze aanpassing geldt niet voor leerlingen die wegens lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen op ander dan openbaar vervoer zijn aangewezen (art. 4 Wet Primair Onderwijs en Wet Expertisecentrum). Een gedragstoornis valt echter niet onder deze beperkingen en daarmee kunnen kinderen met een gedragsstoornis binnen de 6-kilometergrens geen aanspraak maken op leerling-vervoer. Voor onbillijke situaties biedt een hardheidsclausule de mogelijkheid om af te wijken. Omdat het Rijk heeft bepaald dat het primair onderwijs meer tijd moet besteden aan het taal- en rekenonderwijs passen wij het gemeentelijk beleid aan en zetten wij een deel van de subsidie voor taalbeleid stop. Daarentegen investeren we wel in de zogenoemde schoolbibliotheek (zie programma 9).
P a g i n a | 36
Onderwijsbeleid Portefeuillehouder: Tigelaar
Voorstellen Bijstellen budget ABC-scholen Het voorstel is het loslaten van het streven om in elke wijk een ABC-school (samenwerkingsconcept) te realiseren. We kiezen voor kwalitatief goede ABC-scholen in die wijken waar behoefte en voldoende draagvlak is. Afhankelijk van het niveau van samenwerken wordt de vorm van het ABCsamenwerkingsconcept gekozen. Met betrekking tot de aansturing wordt een kwaliteitsslag gemaakt door de aanstelling van een stedelijk projectleider. Stopzetten subsidie leerlingwijkraden De leerlingwijkraden kunnen vanaf 2012 uit de middelen die beschikbaar zijn voor ABC-activiteiten worden gefinancierd. Stopzetten subsidie wereldscholen Wereldscholen biedt leerlingen van basisscholen een uitwisselingstraject waarin ontmoetingen tussen kinderen van verschillende achtergronden centraal staan. Negen scholen doen mee. Het schooljaar 2010-2011 is erop gericht het project in te bedden in de reguliere activiteiten van de betrokken scholen. De huidige subsidie hoeft daarom niet meer beschikbaar te blijven. Stopzetten deel subsidie taalbeleid Wij stellen voor om taalbeleid niet meer als aandachtspunt binnen het gemeentelijk onderwijsbeleid (voor het primair onderwijs) op te nemen. Het Rijk heeft bepaald dat scholen voor primair onderwijs meer tijd en aandacht dienen te besteden aan het taal- en rekenonderwijs. Hierdoor ontstaat een extra impuls voor taalbeleid vanuit de scholen zelf. Andere financiering loketfunctie Centrum Jeugd en Gezin De loketfunctie van het Centrum voor Jeugd en Gezin financierden we tot nu toe vanuit de onderwijsmiddelen. Het voorstel is om dit vanaf 2012 te financieren uit de Brede Doeluitkering Jeugd van het Rijk. Stopzetten subsidie vormingsonderwijs De Volksuniversiteit biedt cursussen voor algemene vorming aan voor volwassenen. De huidige subisidie bedraagt een klein deel (ca. 15%) van hun totale begroting. We stellen voor deze subsidie te beëindigen. Wij zijn van mening dat het vervallen van de subsidie door de instelling kan worden opgevangen. Besparen uitvoeringskosten Op de uitvoeringskosten, waaronder de beleidscapaciteit, besparen we op de programma’s Zorg en Welzijn, Onderwijs en Cultuur gezamenlijk een bedrag van € 710.000 structureel. Dit is als volgt toegedeeld: Zorg en Welzijn: € 410.000, Onderwijs: € 200.000 en Cultuur: € 100.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Bijstellen budget ABC-scholen Stopzetten subsidie leerlingwijkraden Stopzetten subsidie Wereldscholen Stopzetten deel subsidie taalbeleid Andere financiering Loketfunctie Centrum Jeugd en Gezin Subsidie vormingsonderwijs Besparen uitvoeringskosten Totaal
2012 144 17 23 50 338 19 100 691
2013 144 17 23 50 338 19 200 791
2014 144 17 23 50 338 19 200 791
2015 144 17 23 50 338 19 200 791
P a g i n a | 37
Onderwijsvoorzieningen Portefeuillehouder: Tigelaar
Voorstellen
Van het afschaffen van schoolzwemmen naar bezuinigen door het bieden van zwemgym Nadat onze eerste gedachten uitgingen naar het afschaffen van schoolzwemmen met ingang van het schooljaar 2012-2013 hebben wij in overleg met SRO een alternatief bezuinigingsvoorstel uitgewerkt. Het nettobedrag dat bezuinigd zou kunnen worden met het afschaffen van het schoolzwemmen, woog niet voldoende op tegen de financiële consequenties hiervan, namelijk de bedragen gemoeid met de compensatie van de uitverdieneffecten. Hierbij moet gedacht worden aan het bieden van een vangnet voor kinderen zonder zwemdiploma die binnen het Amersfoortse minimabeleid vallen, de compensatie van het nadelige saldo voor de exploitatie van de zwembaden, de toename van gymuren die geboden moesten worden en de frictiekosten bij de SRO. In dit voorstel wordt met ingang van het schooljaar 2012-2013 zwemgym aangeboden aan kinderen van groep 5 van alle basisscholen gedurende 32 weken van het leerjaar. Hiermee vervalt dan voor deze kinderen een keer per week de gymles. Zo behouden alle leerlingen van de basisscholen twee bewegingsmomenten per week en is de structuur van het bewegingsonderwijs voor alle leerlingen in Amersfoort gelijk. De kinderen met een zwemdiploma krijgen zwemgym. Het programma zal in samenwerking met de zwemverenigingen worden opgesteld. De kinderen die nog niet in het bezit zijn van een zwemdiploma zullen zwemgym in de vorm van intensieve zwemlessen door instructeurs volgen. Als kinderen gedurende het zwemgym-jaar het zwemdiploma niet behalen kunnen zij instromen in het reguliere zwemlesprogramma van de SRO-zwembaden. SRO geeft aan de deelnemers een diplomagarantie af. Het realiseren van dit voorstel vraagt wel een verhoging van de vrijwillige bijdrage voor het vervoer tussen school en zwembad en een 100% betalingsbereidheid (dit met uitzondering van gezinnen zonder draagkracht). Met dit voorstel stijgen de inkomsten van de vrijwillige bijdrage aan het vervoer van en naar het zwembad, wordt bespaard op de instructiekosten en op de kosten voor bewegingsonderwijs gymlokalen en sporthallen, en kunnen we gefaseerd vanaf 2012 een bezuiniging realiseren van 237.000. Het voorstel behoeft nog wel nadere uitwerking met ouders, scholen en SRO. Aanpassen kilometergrens leerlingenvervoer De VNG adviseert gemeenten voor het leerlingenvervoer de wettelijke grens van zes kilometer voor de afstand woning-school te hanteren. Deze grens bepaalt waarop aanspraak gemaakt kan worden op het leerlingenvervoer. Wij hanteren voor het speciaal onderwijs op dit moment een grens die (ver) daaronder ligt, namelijk 500 meter. Vanaf het schooljaar 2012-2013 willen wij dit gaan aanpassen aan de VNG-norm. Deze aanpassing geldt niet voor leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperkingen op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen (artikel 4 Wet Primair Onderwijs en Wet Expertisecentrum). Een gedragstoornis valt echter niet onder deze beperkingen en daarmee kunnen kinderen met een gedragsstoornis binnen de kilometergrens geen aanspraak maken op leerlingvervoer. Voor deze en andere leerlingen die tussen ‘wal en schip’ dreigen te vallen biedt echter de hardheidsclausule de mogelijkheid om af te wijken. Exploitatielasten groot-stedelijke voorzieningen Dit betreft het schrappen van de ophogingreeks exploitatielasten grootstedelijke voorzieningen in verband met de groei van de stad. Dit betreft een onderdeel van de in de nota Bezuinigingskader opgenomen reeds ingevulde bezuinigingsmaatregelen van € 2 miljoen.
P a g i n a | 38
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
Zwemgym
80
237
237
237
Aanpassen kilometergrens leerlingenvervoer
60
150
150
150
Exploitatielasten groot stedelijke voorzieningen
400
400
400
400
Totaal
540
787
787
787
Bezuinigingsvoorstellen
P a g i n a | 39
6.
Sport
(bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
9.000
Netto flexibele lasten
6.500
Zoekrichting (125%)
1.000
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
49
470
600
600
49
470
600
600
Sport Totaal
Hoofdlijn programma Sporten en bewegen is belangrijk omdat het een positief effect heeft op de gezondheid. Sport kan ook een bindmiddel zijn in de buurt doordat mensen lid zijn van hun favoriete club of op een andere manier gezamenlijk bewegen. En sport is het middelpunt van een uitgebreid verenigingsleven waarin vele vrijwilligers actief zijn. Vanuit de gedachte dat sporten je gezond houdt, willen we in het kader van “jong geleerd, oud gedaan”, met name de jongeren blijven stimuleren om te sporten en te bewegen. Dit sluit goed aan bij ons voorstel om het schoolzwemmen te veranderen in zwemgym (zie programma 5). We willen verder de activiteiten voor ouderen die de SRO voor ons uitvoert in stand houden voor 70plussers, die gelet op hun hoge leeftijd soms weinig alternatieven hebben om te bewegen. Sporten in clubverband is voor hen belangrijk om sociaal isolement te voorkomen. Het sluiten dan wel terugbrengen van het kwaliteitsniveau van beheer en exploitatie van accommodaties is voor ons geen optie. Amersfoort is een jonge, groeiende stad en wij willen de faciliteiten bieden die daar bij horen. Het huidige niveau van beheer is goed, maar kent weinig overdaad waarin makkelijk kan worden gesneden. Wel kan er een efficiencyslag bij de SRO worden gemaakt. De bijdragen van verenigingen voor buitensportaccommodaties ligt lager dan het landelijk gemiddelde. Ook is er enige scheefgroei ten opzichte van de bijdragen voor binnensportaccommodatie. Door middel van een beperkte verhoging van de lidmaatschapskosten wordt een en ander meer in lijn met elkaar gebracht. In het coalitieakkoord hebben wij aangegeven dat wij de wachtlijsten willen terugdringen. We kiezen er daarom voor om een fors deel van de bezuinigingen weer in de sport terug te investeren. Daarmee worden niet alle wachtlijsten in 2012 opgelost, maar we kunnen er dan wel een begin mee maken. Hoewel de sportdeelname in Amersfoort relatief hoog is, willen wij nog meer mensen stimuleren om te gaan sporten en bewegen. Dit kan in verenigingsverband maar het kan ook individueel. Om te gaan fietsen, joggen of wandelen zijn geen of weinig investeringen van de gemeente nodig. Wel kunnen we mensen een steuntje in de rug geven via passende activiteiten, bijvoorbeeld voor kinderen met overgewicht. Daarom willen we ook de wijksport in stand houden. Elders moet dan wel worden bezuinigd: een aantal subsidies in het kader van sportstimulering zetten we stop of verminderen we. De subsidie voor etnische groepen zetten we bijvoorbeeld stop en de subsidie voor seniorensport verminderen we. Verenigingen en scholen zouden meer verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het gezamenlijk stimuleren van bewegen. Gemeentelijke sportaccommodaties moeten onder schooltijd maar vooral ook direct na schooltijd gebruikt kunnen worden door scholieren. Daarom willen we subsidiebudgetten voor schoolsport en verenigingsondersteuning samenvoegen en inzetten voor het bewegen buiten schooltijden.
P a g i n a | 40
We richten ons op meer efficiency bij SRO en bij sportstimulering een focus op activiteiten voor jongeren, 70plussers en op (nog) niet sportende Amersfoorters. Ook willen we scholen en verenigingen stimuleren om gemeentelijke sportvoorzieningen beter te benutten. Een substantieel deel van de bezuinigingen wordt weer geïnvesteerd in het verminderen van de wachtlijsten.
P a g i n a | 41
Sport Portefeuillehouder: Buijtelaar
Voorstellen
Herschikking sportstimuleringsactiviteiten / subsidieregelingen Een aantal subsidies gaan wij gefaseerd stopzetten of verminderen: etnische groepen, seniorensport, incidentele subsidies, regeling sporttechnisch jeugdkader en sportdeelname. Ook gaan wij de regeling schoolsport gefaseerd ombouwen en combineren met verenigingsondersteuning. Bij seniorensport verminderen we de subsidie maar kunnen wij met de subsidie de activiteiten voor 70plussers (ongeveer de helft van het huidige aantal deelnemers) voortzetten. Deze groep ouderen zal vanwege de hoge leeftijd vanuit zichzelf minder geneigd zijn te gaan bewegen en daarbij is het juist ook voor deze groep belangrijk om niet in een sociaal isolement te geraken. De overige groep ouderen kan naar onze mening ook goed gebruik maken van het “gewone” sport- en bewegingsaanbod van Amersfoort. Wandelen en fietsen blijven ook voor deze groep goedkope en eenvoudige opties om in beweging te blijven. Een separaat aanbod voor etnische groepen achten wij niet langer noodzakelijk. Het reguliere wijksportaanbod biedt in samenwerking met het jongerenwerk voldoende mogelijkheden. Van de verschillende subsidieregelingen is de regeling ‘sporttechnisch jeugdkader’, naast die voor de 1/3e regeling, de grootste. De regeling ‘sporttechnisch jeugdkader’ is in de jaren tachtig gestart als tijdelijke impuls voor de verenigingen ten behoeve van het inzetten van gekwalificeerd kader. Inmiddels beschikken vrijwel alle sportverenigingen over gekwalificeerd (gediplomeerd) kader en mag verwacht worden dat zij de verantwoordelijkheid hiervoor verder kunnen dragen. Deze regeling zullen we daarom gefaseerd afbouwen. Efficienytaakstelling SRO en verhoging verhuuropbrengsten Naar aanleiding o.a. van de uitkomsten van een uitgevoerde audit bij SRO, is meer inzicht verkregen in de mogelijk te behalen efficiencyvoordelen in de bedrijfsvoering bij het beheer en de exploitatie van de gemeentelijke binnen- en buitensportvoorzieningen. Tevens kan de horeca in sporthallen en zalen anders worden georganiseerd, waardoor ook efficiencywinst behaald kan worden. De tarieven voor de buitensportaccommodaties kunnen worden verhoogd en meer gelijk worden getrokken met de binnensportaccommodaties, waardoor extra opbrengsten worden gegenereerd. Optimalisatie sportaccommodaties/wegwerken wachtlijsten Wij willen een flink deel van de bezuinigingen in de sport opnieuw in de sport investeren. Daarom willen wij structureel € 400.000 reserveren voor het wegwerken van de wachtlijsten, door middel van intensivering (van gras naar kunstgras), het realiseren van extra velden (lange termijn) en daarnaast het optimaliseren van bestaande accommodaties en het oplossen van knelpunten daarin.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Herschikking sportstimuleringsactiviteiten / subsidieregelingen Efficiency SRO en verhoging huuropbrengst Geld voor wegwerken wachtlijsten in sport Totaal
2012
2013
2014
2015
332
529
529
529
117 -400 49
341 -400 470
471 -400 600
471 -400 600
P a g i n a | 42
P a g i n a | 43
7.
Ruimtelijke ontwikkeling
(Bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
49.200
Netto flexibele lasten
1.600
Zoekrichting (125%)
300
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
0
0
0
0
Grondexploitaties
18
18
18
18
Ruimtelijke ontwikkeling
95
126
167
72
113
144
185
90
Groene stad
Totaal
Hoofdlijn programma Er gaat veel geld om in groenontwikkeling en in ruimtelijke projecten, maar dat is vooral (eenmalig) investeringsgeld, vaak grotendeels van derden, en nauwelijks structureel budget waarop bezuinigd kan worden. Structureel budget betreft de ambtelijke capaciteit en de Groene Saldoregeling die beide in de bezuinigingen zijn meegenomen. Uitgangspunten zijn: blijven voldoen aan wettelijke taken zoals de herziening van onze bestemmingsplannen, het inzetten op kwaliteit van de bebouwde omgeving en het consequent doorberekenen van ambtelijke kosten bij begeleiding van bouwinitiatieven. Wij snijden slechts beperkt in ambtelijke capaciteit om ervaring en deskundigheid vast te houden, nodig om een kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling te waarborgen. Het werkveld van ruimtelijke ontwikkeling bestaat voor een groot deel uit wettelijke taken. Deze blijven wij vanzelfsprekend uitvoeren. De herziening van bestemmingsplannen heeft voor ons prioriteit. Naast wettelijke taken werken we aan een groot aantal ruimtelijke projecten (100 +). Daarbij moet de ruimtelijke samenhang, kwaliteit en eigenheid van Amersfoort op peil blijven. We snijden daarom op dit punt niet in de ambtelijke capaciteit. Wel hanteren wij waar mogelijk het profijtbeginsel. Dat betekent dat de kosten van ruimtelijke ontwikkelingen worden betaald door de initiatiefnemer. Ook de kosten van een haalbaarheidstoets en planschades komen voor rekening van de initiatiefnemer. Bij de ontwikkeling, verkoop van strategisch vastgoed gaan wij uit van de potentiële marktwaarde. De kosten van een maatschappelijke invulling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Ook kiezen wij voor besparing op de Groene Saldoregeling, het budget voor landschapscoördinatie en personele deelname aan externe overlegstructuren.
P a g i n a | 44
Ruimtelijke ontwikkeling Portefeuillehouder: Barendregt
Voorstellen Groene Saldoregeling In opdracht van de gemeenteraad is de Groene Saldo Regeling ontwikkeld en toegepast als pilot in het Europese project VALUE bij de herontwikkeling van het Euterpeplein en de planontwikkeling Randenbroek Zuid. De gemeentelijke bijdrage van € 25.000 jaarlijks is tot en met 2013 ook als cofinanciering ingebracht in het Europese project VALUE. Met ingang van 2014 valt het budget voor ontwikkeling en implementatie van de Groene Saldo Regeling vrij. Daarmee kan een bezuiniging van € 25.000 per jaar worden gerealiseerd. Landschapscoördinatie / Subsdie Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei Op basis van bestuurlijke afspraken met de provincies Gelderland, Utrecht en de andere gemeentes in de Gelderse Vallei verstrekken wij uit ons budget voor landschapscoördinatie een structurele subsidie van € 16.000,- per jaar aan Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei (SVGV) voor uitvoering van het Reconstructieplan Gelderse Vallei & Eemland. De subsidiering c.q. uitvoering van projecten van de SVGV is gekoppeld aan de huidige looptijd van de Agenda Vitaal Platteland (AVP) van de provincie Utrecht tot 2014. Continuering van de activiteiten van de stichting ná 2013 is nog niet bepaald. Wij stellen voor om het jaar 2012 en 2013 te beschouwen als overbruggingsjaren om zo tot ordentelijke afbouw van deze subsidieverplichting voor de gemeente Amersfoort te komen met ingang van 2014, parallel aan beëindiging van de AVP-periode. Daarmee wordt een bezuiniging van € 16.000 gerealiseerd per 2014. Deelname externe overlegstructuren Er vinden op ruimtelijk strategisch niveau regionaal diverse externe overlegvormen plaats, zoals BOMIRT, NV Utrecht, regio Amersfoort overleg, Flits, project VERDER en vanuit het programma Groene Stad voor de regionale groene projecten (Grebbelinie, Heuvelrug, Nationaal landschap). Wij willen de deelname aan diverse overlegstructuren stopzetten en de capaciteit hiervoor beperken Daarmee wordt een bezuiniging van € 31.000 gerealiseerd met ingang van 2013. Met uitzondering van formele procedures betekent dit dat op ruimtelijk strategisch niveau nauwelijks personele capaciteit ingezet wordt op provinciale en regionale belangenbehartiging. Alleen op bestuurlijk niveau zal aan overleggen op bovengenoemde onderwerpen deel worden genomen. ISV-3 Centrumontwikkelingen Tot en met 2014 ontvangt de gemeente Amersfoort middelen van het rijk vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV-3). Deze middelen worden met name ingezet voor centrumontwikkelingen. Door versobering van de projecten kunnen we in de periode 2012 tot en met 2014 € 285.000 incidenteel besparen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Ruimtelijke ontwikkeling en Groene stad ISV-3 Centrumontwikkelingen en Amersfoort Vernieuwt Totaal
2012
2013
2014
2015
0
31
72
72
95
95
95
0
95
126
167
72
P a g i n a | 45
Grondexploitaties Portefeuillehouder: Buijtelaar Voorstellen Planschadebudget Wij willen € 18.000 bezuinigen op het planschadebudget. Planschades dienen sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening te worden voldaan door de initiatiefnemer. In een klein aantal gevallen dient de gemeente zelf planschade te vergoeden. Hiervoor is het resterende budget toereikend.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
Bezuinigingsvoorstellen Planschade budget aframen Totaal
2013
2014
2015
18
18
18
18
18
18
18
18
P a g i n a | 46
P a g i n a | 47
8.
Mobiliteit
(Bedragen x € 1.000) Omvang - Totaal lasten - Netto flexibele lasten
18.800 1.200
Zoekrichting (125%)
200
Voorstellen - Bereikbaarheid Totaal
2012
2013
2014
2015
150
150
150
150
150
150
150
150
Hoofdlijn programma Amersfoort heeft veel te danken aan haar centrale ligging in het land en de goede bereikbaarheid per weg en spoor. Het is cruciaal dat we deze positie behouden en uitbouwen. Goede bereikbaarheid en een centrale ligging zijn de fundamenten voor economische groei en werkgelegenheid in onze stad. Er gaat veel geld om in dit begrotingsprogramma, maar net als bij het programma Ruimtelijke Ontwikkeling gaat het om investeringen (grotendeels van derden) en niet om structurele middelen uit de gemeentebegroting. De overeenkomst en afspraken die we aangaande het VERDER-pakket hebben gemaakt met het rijk, de provincie en de regiogemeenten komen we uiteraard na. De geplande investeringen in de wegen, fietspaden en het openbaar vervoer in Amersfoort zullen doorgaan. Voor de financiële bijdrage die wij leveren aan VERDER krijgen wij een veelvoud terug voor de uitvoering van het VERDERmaatregelenpakket op ons grondgebied. Of het nu gaat om de verbetering van de doorstroming op de Westelijke ontsluiting, betere fietsverbindingen met Leusden of betere busverbindingen met Soest, ze dragen stuk voor stuk bij aan het bereikbaar houden van Amersfoort als stad om te wonen, te werken en te leven. Dat betekent dat we niet bezuinigen op onze financiële bijdrage aan het complete VERDER-pakket. In overeenstemming met het coalitieakkoord bezuinigen we op regelingen die onvoldoende effect hebben op mobiliteitsdoelstellingen. We stoppen daarom met de proef gratis openbaar vervoer voor 65plussers. Deze maatregel is weliswaar positief ervaren vanwege de sociale effecten maar heeft onvoldoende (en ook onwenselijke) mobiliteitseffecten. De eventuele negatieve effecten voor de sociale doelstelling ondervangen we door de helft van het geld beschikbaar te stellen om kwetsbare ouderen te ontzien. We bezuinigen op een niet-effectieve proef voor gratis openbaar vervoer voor 65plussers. De helft van deze besparing zetten wij in voor kwetsbare ouderen.
P a g i n a | 48
Bereikbaarheid Portefeuillehouder: Buijtelaar
Voorstellen Gratis openbaar vervoer voor senioren beëindigen Senioren in de stad (65-plus) kunnen gratis gebruik maken van de buslijnen binnen de gemeente. Met het doorvoeren van deze bezuiniging vervalt deze dienstverlening naar 65-plussers, en zullen zij als voordien tegen gereduceerd tarief (‘roze strippenkaart) gebruik kunnen maken van de bus. De proef is meerdere malen verlengd, tot en met 2011. De doelstelling van de proef (verbeteren van de bereikbaarheid door een groter aandeel van het openbaar vervoer ten opzichte van automobiliteit) worden niet gehaald. Omdat deze actie nauwelijks bijdraagt aan de mobiliteitsdoelstellingen, wordt voorgesteld deze proef definitief te beëindigen. Wij willen een de helft van deze bezuinigingen (€ 150.000) aanwenden om de kwetsbare ouderen te ontzien.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Gratis openbaar vervoer voor senioren beëindigen Ontzien kwetsbare ouderen Totaal
2012
2013
2014
2015
300 -150
300 -150
300 -150
300 -150
150
150
150
150
P a g i n a | 49
9.
Cultureel klimaat
(bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
24.600
Netto flexibele lasten
15.300
Zoekrichting (125%)
2.400
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
0
0
0
0
114
700
1.632
2.200
114
700
1.632
2.200
Cultureel erfgoed Kunst en cultuur Totaal
Hoofdlijn programma
Amersfoort heeft een goed cultureel klimaat, dat gaan we versterken en we gaan bezuinigingen. We hebben een goede basisinfrastructuur op het gebied van cultuureducatie (Scholen in de Kunst), musea, bibliotheek en podia (De Flint, Theater De Lieve Vrouw en De Kelder). De stad kent daarnaast een gevarieerd festivalaanbod en nieuwe initiatieven. Ook besteedt Amersfoort veel aandacht aan kunst in de openbare ruimte en er zijn relatief veel uitvoerende kunstenaars. Het bruist en borrelt, de lijnen zijn kort. Er liggen ook kansen voor verbetering. Zo kan samenwerking en afstemming beter om zo het cultureel klimaat verder te versterken. Bovendien zien wij op een aantal terreinen mogelijkheden het cultureel ondernemerschap te versterken. We hebben de stellige overtuiging dat we in staat zullen zijn het cultureel klimaat in Amersfoort te versterken, ondanks de bezuinigingsopgave. Het cultureel klimaat wordt immers niet alleen bepaald door de gemeentelijke financiering van culturele basisinstellingen, maar vooral ook door cultureel ondernemerschap van de instellingen en een hele grote groep Amersfoorters (consumenten, producenten, sponsoren, etc.) met talrijke grotere en kleinere initiatieven. De culturele basisinstellingen vormen wel een belangrijk fundament en zijn niet zelden een broedplaats voor talent of juist een inspiratiebron. We kiezen ervoor cultureel ondernemerschap te bevorderen, ruimte te houden voor nieuwe initiatieven, de samenwerking in de keten te verbeteren (bijvoorbeeld van laagdrempelig podium tot theater) en minder te gaan investeren in gebouwen of stenen, maar meer in activiteiten. Daarmee kunnen we de kansen die we zien voor verbetering en de bezuinigingsdoelstelling realiseren. Onze voorstellen voor verbetering en bezuinigingen hebben een stevige impact op werkwijze en aanbod van de voorzieningen. Betrokkenen, bezoekers en gebruikers ondervinden de concrete gevolgen van de gemaakte keuzes. We hebben daarom de afgelopen maanden onze voorstellen in nauw overleg met de sector gemaakt. Dat kan ook niet anders. Alleen door samen met de sector nieuwe wegen te vinden kan het ons lukken om het cultureel klimaat te versterken met veel minder geld. De sector heeft wat dat betreft haar verantwoordelijkheid genomen en met onze samengewerkt om te komen tot goede en haalbare voorstellen. Daar zijn we hen dankbaar voor. Dankzij de innovatieve voorstellen van de instellingen, het ‘out-of-the-box’ denken zijn we voor de Bibliotheek en Scholen in de Kunst tot echte systeemvernieuwingen gekomen. Vernieuwingen die, zo realiseren wij ons, de komende jaren veel van de betrokken medewerkers en management
P a g i n a | 50
vragen. Dat zal niet altijd makkelijk zijn en daar hebben we ook begrip voor. Onze inzet is dat deze ontwikkeling de organisaties klaar maakt voor de toekomst en beter laat aansluiten bij de veranderende vraag. Samen met de sector hebben we ingezet op bezuinigingsvoorstellen die zich richten op: • Terugdringen van overhead bij culturele instellingen. • Efficiencywinst door meer en betere samenwerking op bijvoorbeeld terreinen als marketing, programmering, backoffice. • Een deel van de verantwoordelijkheid voor cultuureducatie leggen waar deze hoort: bij scholen. • Betere benutting van podia en andere accommodaties. • Verminderen subsidieafhankelijkheid (cultureel ondernemerschap). • Verplaatsen van een van de museumlocaties buiten Amersfoort. • Op een aantal terreinen terug naar de basistaak. Wat moet de overheid in stand houden en financieren en wat niet/minder (en dus meer overlaten aan sponsoren, particulieren etc.). Omdat er los van de bezuinigingsopgave ook kansen voor verbetering en ontwikkeling liggen zetten we samen met de sector in op het verder versterken van het cultureel klimaat door: • Investeren in Kunsthal KAdE door de verhuizing naar het Eemhuis. • Andere manieren van werken en aanbod op terrein cultuureducatie, zodat met minder financiële middelen minstens evenveel mensen bediend kunnen worden. • Cultureel erfgoed te behouden en beschermen door herontwikkeling en herbestemming en de cultuurhistorische waarden op te nemen in te herziene bestemmingsplannen • Bij kunst in de openbare ruimte bewoners te betrekken en ook kunstprojecten met een gezamenlijke – financiële – inspanning mogelijk te maken • Meer atelierruimtes voor met name jonge/startende kunstenaars. • Geen bezuiniging op voor de stad belangrijke evenementen als Amersfoort Jazz, Dias Latinos en straattheaterfestival Spoffin. • Een nieuw evenemententerrein in de stad om de groei aan evenementen te kunnen accommoderen/spreiden over de stad en de oplevering in 2013 van het Eemplein. • Actieve deelname aan Fotobiennale GRID2012 (mei/juni 2012 op vele plekken in de stad). • Investeren in cultuurparticipatie door jongeren (voor/door jongeren) en “talent voor talent” (trots op talent) door (nieuwe) structureel budget van € 70.000. • Versterking van Poppodium De Kelder. • Benutten van de kracht van de stad, de ruimtelijke ontwikkelingen en particuliere initiatieven op De Wagenwerkplaats, het Oliemolenkwartier en het Eemplein. Zoals in de Nota Bezuinigingskader op 9 november is aangegeven, hebben wij de bezuinigingen vooral gezocht bij de vier grootste, gesubsidieerde culturele instellingen: - Bibliotheek - Scholen in de Kunst - De Flint - Amersfoort in C Naast de in omvang meer ingrijpende bezuinigingen op de vier grootste instellingen zijn er ook quick wins te halen binnen het evenementenbudget. In hoofdzaak doordat een aantal activiteiten vanzelf stoppen (SLEE, D’Amor) of minder geld nodig hebben dan in eerste instantie gedacht. Het betekent wel dat de ruimte voor nieuwe evenementen hiermee ook niet toeneemt. Het grootste deel van de bezuinigingen binnen het programma Cultureel klimaat ligt in het jaar 2014. Dit heeft alles te maken met het moment van kunnen realiseren van de bezuinigingen.
P a g i n a | 51
Kunst en Cultuur Portefeuillehouder: Barendregt
Voorstellen Openbaar bibliotheekwerk We kiezen voor concentratie van het algemeen en breed bibliotheekwerk in de nieuwe bibliotheek in het Eemhuis en Vathorst (ICOON) en voor een wijkbibliotheekfunctie in Hoogland op een nieuwe leest geschoeid. In Hoogland gaan we voor een gezamenlijk pand met andere maatschappelijke functies, waarbij de openingstijden gehandhaafd blijven. De wijkfilialen Zielhorst en Kruiskamp sluiten we, net als de bibliobus. De ligging ten opzichte van de nieuwe hoofdvestiging maakt deze sluiting verantwoord en bovendien wordt geïnvesteerd in een verder digitalisering en een nieuw concept: de schoolbibliotheek. De komende jaren worden in het basis onderwijs zestien schoolbibliotheken (gefaseerd) gevestigd met een focus op de prioriteitswijken en de ABC-scholen. Schoolbibliotheken vragen een bescheiden investering en drukken slechts beperkt op de exploitatiekosten van de bibliotheekorganisatie. Bij een schoolbibliotheek zorgt de school voor de ruimte en levert de bibliotheek 5 banden per leerling en ondersteuning voor de leerkracht (leescoördinator). De schoolbibliotheek gaat uit van selfservice en beheer door leerlingen van groep 8. Leesbevordering en leesplezier zijn belangrijke uitgangspunten bij deze nieuwe koers. We zetten hiermee ook in op het voorkomen van onderwijsachterstanden bij het verlaten van de basisschool. Voor kinderen, de primaire doelgroep van de bibliotheek, brengen we de bibliotheek dichterbij en voor jeugd en volwassenen houden we drie goed geoutilleerde bibliotheken met een goede spreiding over de stad. Cultuureducatie en talentontwikkeling Wij vinden het belangrijk dat jongeren deelnemen aan cultuur; binnen de school en daarbuiten. Uit de in 2010 gehouden Jongerenstadspeiling blijkt dat zes van de tien jongeren een creatieve hobby heeft zoals muziek, dans, tekenen/schilderen/ boetseren, toneel of digitale media. Op de onderzoeksvraag waar ze die hobby’s uitvoeren, doet bijna 80% dat thuis of bij anderen thuis. 20% van de jongeren met een creatieve hobby volgt ook lessen; het grootste deel dus niet. Het grootste aandeel zijn de muzieklessen; 60% van de jongeren die een muziekinstrument bespeelt volgt ook lessen, tegen maar 8% van de jongeren die tekenen of schilderen. Kinderen en jongeren hebben vaak een creatieve hobby, soms beoefenen zij die thuis of op school, anderen volgen lessen bij particuliere docenten, private instellingen en anderen bij Scholen in de Kunst. Wie alle kinderen en jongeren in aanraking wil laten komen met kunst en cultuur, zorgt dat deze in school en door of via school worden aangeboden. Binnenschoolse cultuur/kunsteducatie gaat om kennismaken en belangstelling kweken. Buitenschools gaat het om verdieping en talentontwikkeling. Onze bezuinigingen treffen niet het cultuureducatie aanbod van Archief Eemland, Holland Opera (OperaKeuken) of de Amersfoortse musea. In de prestatieafspraken met de musea leggen we cultuureducatie juist scherper vast. De bezuinigingen treffen wel Scholen in de Kunst en KunstCentraal. Wij stoppen de subsidie aan Kunst Centraal (€ 91.000 per jaar) en zetten daarvan 35.000 euro in voor het voortzetten van “Kies je kunst“ en voor “Talent voor Talent”. Amersfoorts talent (alle kunstdisciplines) stimuleren we door bijvoorbeeld een opdracht of een talent dat de stad heeft verlaten om elders verder te studeren, halen we terug voor een masterclass of opdracht. Deze regeling wordt in de herijking van de cultuurnota nader uitgewerkt. De subsidie voor Scholen in de Kunst verminderen wij, gefaseerd, met 700.000 euro. De bezuinigingen worden gevonden door een versnelde uitvoering van het strategisch beleidsplan van Scholen in de Kunst: Kunst als een rivier. Kernbegrippen van dat plan zijn: continuïteit en kwaliteit kunsteducatie, kansen benutten, onderwijskundige vernieuwing en verdere ontwikkeling van de digitale mogelijkheden (SidK 2.0). Scholen in de Kunst zal zich de komende jaren transformeren tot een belevingsinstelling, waar plek is voor de diversiteit aan doelgroepen, waar cursussen worden afgewisseld met workshops, waar talent wordt ondersteund en waar je ook nieuwe onderwijsvormen vindt als begeleiding op afstand en atelierleden. De bezuinigingen worden gevonden door: - verbetering in de verhouding kosten/opbrengsten; - meer vraaggericht werken; - versobering van het aanbod; -flexibilisering van de arbeidscontracten (naast vaste medewerkers ook inzet van ZZP’ers/zelfstandig kunstenaars en docenten) en - forse overhead- en managementreductie.
P a g i n a | 52
Tegelijkertijd vinden juist investeringen en onderwijskundige vernieuwingen plaats in een ‘School for Talent’, die open staat voor kinderen en jongeren uit alle kunstdisciplines. Ouders van kinderen met een smalle beurs kunnen een beroep doen op de stichting studiefonds. Door in te blijven zetten op talent, werken we mee aan de toekomstige creatieve klasse van Amersfoort en kunnen bijvoorbeeld de orkesten van het AJO op hun hoge niveau blijven acteren. Van kinderen die kiezen voor ‘School for Talent’ wordt meer dan gemiddelde inzet verwacht en bestaan de leskosten uit de docent- en activiteitkosten. Daarnaast wordt aan alle andere kinderen, die niet kiezen voor deze “School for Talent”, een programma geboden waarin groepsles, digitale instructie, webcam onderricht en individuele coaching onderdelen zijn. Dat vraagt een nieuwe manier van werken, vooral in het instrumentaal muziekonderwijs, die tevens minder arbeidsintensief is en waarbij we muziekonderwijs voor iedereen die dat wil kunnen blijven bieden ondanks de bezuinigingen. Andere vernieuwingen (en efficiencyverbetering) zijn de bundeling van kennis voor de ondersteuning van de amateurkunst, “talent voor talent” en de regierol richting het onderwijs binnen het Kenniscentrum Cultuureducatie –en participatie van Scholen in de Kunst. De Flint Versterking van commerciële activiteiten en marketing bij De Flint zorgen er voor dat de inkomsten omhoog kunnen en de subsidie - beperkt en gefaseerd - omlaag. Amersfoort in C De bezuiniging kan worden gerealiseerd door verplaatsing van het Armando museum naar een plek buiten Amersfoort waardoor de structurele subsidierelatie met dit museum vervalt.
Diverse evenementen Doordat een aantal evenementen c.q. activiteiten vanzelf stopt, valt geld vrij. Hiernaast kan de subsidie voor Per Expressie worden verminderd zonder dat de activiteiten hieronder hoeven te leiden. Het budget dat hierdoor beschikbaar komt, wenden we incidenteel aan voor de realisatie van een evenemententerrein. Met ingang van 2013 is het vrijgevallen budget ingeboekt als bezuiniging en komt het niet beschikbaar voor nieuwe evenementen. Het resterende deel, € 35.000, van het stopzetten van de subsidie aan Kunst Centraal zetten we specifiek in voor een nieuw budget voor cultuurparticipatie- en productie van, voor en/of door jongeren. Op deze wijze ontstaat er meer ruimte voor jongerencultuur, in onze stad met een jonge bevolking, en kunnen initiatieven als bijvoorbeeld Stadsgeluid, Torenpop, Gluren bij de Buren, Into the woods en tal van nieuwe initiatieven, van bestaande of nieuwe partijen, ook in de toekomst ondersteund worden. Incidentele subsidies Het budget voor de incidentele subsidies (op het gebied van amateur- en podiumkunsten, beeldende kunst en vormgeving) blijft overeind. Besparen uitvoeringskosten Op de uitvoeringskosten, waaronder de beleidscapaciteit, besparen we op de programma’s Zorg en Welzijn, Onderwijs en Cultuur gezamenlijk een bedrag van € 710.000 structureel. Dit is als volgt toegedeeld: Zorg en Welzijn: € 410.000, Onderwijs: € 200.000 en Cultuur: € 100.000.
Voor zowel de bibliotheek als Scholen in de Kunst hebben we een ijkmoment afgesproken tegen het einde van 2013. We hebben dan goed zicht op de effecten van de bezuinigingen (en investeringen) die nu worden voorgesteld, de effecten van de bezuinigingsopgave uit 2009 en de verhuizing van beide naar het Eemhuis (hoofdvestigingen). Onze gezamenlijke intentie is om de totale bezuiniging in 2015 gerealiseerd te hebben, waarbij we op basis van het ijkmoment bekijken op welke wijze we tot invulling komen van de resterende bedragen (Bibliotheek 168.000 euro, SidK 300.000 euro)
P a g i n a | 53
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
Openbaar bibliotheekwerk
14
153
345
513
Cultuureducatie
75
321
421
721
Theaters en andere podia
0
0
125
225
Musea en expositieruimten
0
0
515
515
Stoppen diverse evenementen
0
126
126
126
25
100
100
100
114
700
1.632
2.200
Bezuinigingsvoorstellen
Besparen uitvoeringskosten Totaal
P a g i n a | 54
P a g i n a | 55
10. Economie en wonen (Bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
4.500
Netto flexibele lasten
2.800
Zoekrichting (125%)
500
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
Economie
10
10
10
10
0
0
0
0
127
127
127
127
137
137
137
137
Toerisme en recreatie Wonen Totaal
Hoofdlijn programma Voor Amersfoort is een goede balans tussen wonen en werken heel belangrijk. Hiertoe stimuleren we het ondernemersklimaat en een gevarieerd woningaanbod. Activiteiten die hier goed op aansluiten, zullen we zoveel mogelijk handhaven. Verder streven we naar meer ruimte geven aan initiatieven uit de stad. Gezien onze grote economische opgave stellen wij voor economie beperkte bezuinigingen voor. In de nota Bezuinigingskader hebben wij aangegeven dat een bloeiende economie een onmisbare voorwaarde is voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Een bloeiende economie levert werkgelegenheid op. Via hun werk kunnen inwoners participeren, zelfredzaam zijn, zich ontwikkelen en hun bijdrage leveren aan ons sociaal-economisch klimaat. Een bloeiende economie levert onze stad ook diverse producten en diensten, samenwerkingskansen voor onderwijs (zoals stageplaatsen), participatie in en ondersteuning van verenigingen en evenementen, investeringen in onze gebouwde omgeving en in toenemende mate een bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Economische groei is geen automatisme. De visie van de commissie Van Ek hebben we dan ook opgenomen in het coalitieakkoord. Het is essentieel om de in de toekomst benodigde banengroei te verwezenlijken en de uitvoering van de Economische Agenda voort te zetten. Dit betreft onder meer inzetten op dienstverlening en accountmanagement, uitvoeren van de Visie Werklocaties (met bevordering van duurzame werklocaties) en voortzetten van de advisering door de REO (Raad voor Economische Ontwikkeling). Daarom kiezen wij ervoor om het deelprogramma Economie te ontzien. De bezuinigingen op wonen leiden tot meer sturen op hoofdlijnen. In de nota Bezuinigingskader hebben wij al aangegeven dat de woningmarkt meer in beweging moet komen. Met de ontwikkeling van de nieuwe Woonvisie bezinnen we ons op ambities en bijbehorende doelen en taken. In plaats van regels als dogma’s, richten we ons op het stimuleren van onder meer keuzevrijheid en doorstroming. Belangrijke andere thema’s in ons nieuwe beleid voor Wonen zijn voldoende woningbouw (aantallen) in verschillende woonmilieus (vanwege de gedifferentieerde woningvraag), functiemenging van wonen en werken, transformatie, aandacht voor woonconsumenten die zijn aangewezen op de sociale woningbouw (aanbiedingsafspraken) en duurzaamheid (intensief ruimtegebruik en levensloopgeschikt bouwen).
P a g i n a | 56
Wat betreft Wonen hebben we voor 2009/2010 al een relatief grote bezuiniging achter de rug. Wij vullen onze nieuwe bezuinigingstaakstelling in door het verleggen van onze werkwijze richting regie en globaler beleid, faciliteren en minder regelen. Vanwege onze inzet op citymarketing stellen wij voor recreatie en toerisme geen bezuinigingen voor. Voor recreatie en toerisme stellen wij geen bezuinigingen voor, omdat wij het (beperkte) budget willen aanwenden voor citymarketing. Inzet is dat de bijdrage van de gemeente tenminste verdubbeld wordt door derden, met name het plaatselijke bedrijfsleven en de provincie Utrecht. In de Stichting Citymarketing werken overheden en meer private partijen samen voor marketingdoeleinden op het gebied van wonen, bedrijvenacquisitie, binnenstad/vrije tijd, en (zakelijk) toerisme.
P a g i n a | 57
Economie Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen
Apparaatskosten afdeling economie Voor Economie stellen wij vanwege de grote economische opgave en het voortzetten van de Economische Agenda beperkte bezuinigingen voor. Dit is conform ons coalitieakkoord. Wij besparen € 10.000 op de formatie van de afdeling. Dit betekent concreet: • Minder toetsen door liberaler beleid voor werklocaties en detailhandel (conform nieuwe Visie Werklocaties en Nota Detailhandel); • Stoppen met participatie in Growth Cities Network (GCN); • Stoppen met participatie in Creative Cities Amsterdam Area (CCAA). Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
Bezuinigingsvoorstellen Apparaatskosten Totaal
2013
2014
2015
10
10
10
10
10
10
10
10
P a g i n a | 58
Wonen Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen Voor Wonen realiseren we de invulling van de bezuinigingen door meer ruimte te geven voor initiatieven en ons met name te richten op hoofdlijnen van beleid. Ons beleid en onze inzet in de nieuwe Woonvisie baseren we op de overblijvende middelen. Uitvoering besluit woninggebonden subsidies en woonconsumentensubsidies Wij verlagen het budget voor activiteiten met € 30.000: • Bezuinigen op uitvoering Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS), die grotendeels plaatsvindt bij het Servicebureau Gemeenten (de betreffende subsidiegelden nemen af, waardoor de uitvoering minder tijd vergt); • Stoppen met woonconsumentensubsidies (worden grotendeels gebruikt door huurdersverenigingen van corporaties, dit is geen gemeentetaak en daarom zijn deze subsidies de voorgaande jaren al verminderd). Besparing apparaatskosten Wij besparen € 97.000 op de formatie van de afdeling. Dit betekent concreet: • Bundelen van verschillende overleggen op het vlak van Wonen (doelmatiger); • Minder regelen en meer stimuleren en sturen op hoofdlijnen (conform nieuwe Woonvisie). Wij laten woningmarktzaken waar ze horen, bij de betrokken (markt-)partijen, zoals de corporaties (woonruimteverdeling); • Stoppen met structureel Adviesorgaan Wonen (nog wel gericht overleg met partners, dit is doelmatiger).
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Uitvoering Besluit Woninggebonden Subsidies Woonconsumentensubsidies Apparaatskosten Totaal
2012
2013
2014
2015
21
21
21
21
9
9
9
9
97
97
97
97
127
127
127
127
P a g i n a | 59
11. Werk en inkomen (bedragen x € 1.000) Omvang Totaal lasten
77.900
Netto flexibele lasten
7.000
Zoekrichting (125%)
1.100
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
Inkomen
0
0
0
0
190
1.050
1.100
1.100
0
0
0
0
190
1.050
1.100
1.100
Minimabeleid Werk Totaal
Hoofdlijn programma Door het gefaseerd wegvallen van de middelen voor reïntegratie en de rijksbezuinigingen op de WSW en WWB staan we voor een ingrijpende verandering met gevolgen voor inwoners die rond moeten komen met weinig geld. Er komt een nieuwe rijksregeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt: ‘Werken naar vermogen’. De invulling van de nieuwe regeling en rijksbezuinigingen is nog onbekend. Eventuele beleidskeuzen die daar uit voortvloeien zullen we in een later stadium aan de gemeenteraad voorleggen. De rijksbezuinigingen vragen in ieder geval om herbezinning op ons gemeentelijke minimabeleid. We richten ons op het bevorderen van sociale participatie van elke inwoner in de stad. De enige duurzame uitweg uit de armoede is het bieden van handvatten om de regie over het leven te herwinnen en daarmee sturing aan de eigen toekomst te geven. Gezinnen met kinderen hebben, zo blijkt uit landelijk onderzoek, onze ondersteuning het meeste nodig. De aandacht in het beleid verschuift daarmee van inkomensaanvulling naar beleid gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en (arbeids-)participatie. Daarnaast verplaatsen wij het accent van algemene regelingen naar meer maatwerk. Kinderen en gezinnen staan daarbij centraal. Wij zullen hen ontzien bij de bezuinigingen. Ook voor het ontzien van kwetsbare ouderen komen middelen beschikbaar (zie programma 8). We richten ons ook op het besparen op uitvoeringskosten. We schaffen de algemene regeling sociale participatie en enkele andere algemene regelingen binnen de bijzondere bijstandsverstrekking af omdat ze niet de beoogde effecten sorteren. De inkomensaanvulling voor ouderen vervalt ten gunste van gezinnen met kinderen. Dit leidt ook tot een bezuiniging op de uitvoeringskosten. Daarnaast zetten we intensiever in op coaching en begeleiding van cliënten om aan het werk te komen en mee te doen aan (sociale) netwerken in de stad. Om stapelingseffecten tegen te gaan kiezen we voor een maatwerkvangnet constructie. Doordat we cliënten persoonlijke begeleiding en coaching bieden, worden eventuele stapelingen vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt. Met de maatwerkvangnet constructie voorkomen we dat mensen buiten de boot vallen. We zullen gebruik maken van ons netwerk in de stad en het netwerk van instellingen waarmee we samenwerken om eventuele stapelingseffecten te identificeren en aan te pakken.
P a g i n a | 60
Minimabeleid Portefeuillehouder: van ‘t Erve
Voorstellen Herijken minimabeleid Vanuit de ontwikkelde visie en het bezuinigingskader is een totaalpakket van maatregelen (een mix van bezuiniging en vernieuwing) opgesteld dat bestaat uit de volgende onderdelen: Het totale pakket van de herijking bestaat uit: - Continueren van: o kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen voor inwoners met een minimum inkomen; o de collectieve zorgverzekering voor minima; o de langdurigheidstoeslag (wel wordt de referteperiode van 3 naar 5 jaar gebracht); o de bijzondere bijstand voor inrichtingskosten (prijzen van inrichtingskosten zijn wel op actueel prijspeil gebracht); o de witgoedregeling; o de overige bijzondere bijstand als maatwerkvangnet; o het premie-instrument: financiële tegemoetkoming voor WWB-ers bij vrijwilligerswerk en werk.
-
Bezuinigen: - Het beëindigen van de inkomensaanvulling aan ouderen, mede op grond van onderzoek door het Nibud: een 65+er houdt per maand ongeveer € 400 meer over dan een gezin met kinderen, bij een laag inkomen en na gebruik van alle landelijke en lokale regelingen (zie de minima-effectrapportage Nibud 2009 en 2011). De Amersfoort plus regeling wordt gebruikt door ca. 1850 ouderen, met een inkomen tot 110% van het minimumniveau. - Het vervangen van de regeling sociale participatie en de regeling schooltas door een voucherregeling gericht op kinderen. De keuze voor kinderen sluit aan op het coalitieakkoord. Bovendien stelt het Nibud vast dat minima-gezinnen met kinderen financieel het meest in de knel zitten. Ook zijn kinderen ‘kind van de rekening’ en vergroot het opgroeien in armoede de kans op het in de toekomst herhalen van armoede (het doorgeven van generatie op generatie). De nieuwe regeling voor kinderen wordt gekenmerkt door een systeem van verstrekkingen in natura (sport, cultuur, school), waarbij de activering meetbaar en effectiever is. Intermediairs worden ingeschakeld bij het bereiken van de doelgroep, afgestemd met het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. - de verstrekking van bijzondere bijstand voor extra medische kosten wordt niet meer toegekend, omdat de collectieve ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening beschouwd kan worden.
-
Verschuiven: - Het verder ontwikkelen van een coachingspraktijk gericht op zelfredzaamheid (empowerment) van die cliënten, voor wie een traject naar werk of naar vrijwilligerswerk (nog) niet haalbaar is. Wij sluiten aan op de coachingspraktijken die er al zijn en putten uit de ervaringen van Sociale Zekerheid – Arbeidsintegratie, van SR 51 – budgetcoaches en van overige coachingspraktijken in de hulp- en zorgverlening. Voor het ontwikkelen en uitvoeren is een budget van € 240.000 beschikbaar. - Het stimuleren en financieel ondersteunen van netwerkontwikkeling van de instellingen in de stad. Inmiddels hebben Voedselfocus, het Burgerweeshuis en Stichting Leergeld een samenwerkingsprogramma opgesteld om de komende jaren meer mensen in armoedesituaties beter te ondersteunen. Ook andere organisaties kunnen hierbij aansluiten. Hiervoor is een budget van € 100.000 beschikbaar. - Het uitbreiden van het maatwerkvangnet. Voor een deel van de cliënten (WWB en overige minima) met veel belemmeringen zal de coachingsaanpak niet zinvol zijn als gevolg van in de persoon gelegen hardnekkige factoren. Voor deze cliënten – meer in het algemeen voor de kwetsbaren in de Amersfoortse samenleving - breiden we het sociale vangnet uit. De
P a g i n a | 61
afdeling Sociale Zekerheid heeft daartoe een Help desk ingericht, en krijgen cliënten waar nodig een maatwerkaanpak. Periodiek stellen wij de situatie van de klant en de behoefte vast (d.m.v. een draagkrachttoets) en daarop wordt – als dat nodig is - bijzondere bijstand als aanvulling op de periodieke uitkering verstrekt. Het maatwerkvangnet is deels een alternatief voor het wegvallen van de regeling sociale participatie voor volwassenen en de Amersfoort plus regeling voor ouderen. Voor het maatwerkvangnet is een budget beschikbaar van € 160.000. Het maatwerkvangnet sluit aan op de ‘kanteling’ van de WMO en de hardheidsclausule (uitzonderingspositie voor minima) bij de bezuinigingen op de WMO.
-
Schuldhulpverlening Schuldenvrij zijn of het goed kunnen omgaan met schulden is een belangrijke voorwaarde voor participatie. De raad heeft incidenteel een bezuiniging van € 217.000 voor 2010 en 2011 vastgesteld, met de toevoeging dat voor 2012 e.v. deze bezuiniging wordt bezien. Deze bezuiniging van € 217.000 is voor 2012 en volgende jaren wel een taakstelling voor SR51 en wordt onder meer gerealiseerd door een aangepaste werkwijze: ‘hulp die werkt’. De financiering van schuldhulpverlening zal worden gekoppeld aan de cliëntenontwikkeling.
Besparen uitvoeringskosten De bezuinigingen leiden ook tot bezuinigingen op uitvoeringskosten conform afspraken in coalitieakkoord. De besparing bedraagt € 190.000. De opbouw is als volgt: • Door de voorgestelde beëindiging van de Amersfoort plus regeling en de regeling voor Sociale Participatie wordt respectievelijk structureel € 50.000 (Amersfoort plus) en € 40.000 (SOPA) aan uitvoeringskosten bespaard. • Verder zal structureel € 100.000 worden bespaard op de uitvoeringskosten voor bijzondere bijstand voor medische kosten. De nieuwe aanpak kent ook uitvoeringskosten. Insteek daarbij is vervanging van administratieve bureaucratie door persoonlijke dienstverlening en coaching.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Herijken minimabeleid Besparen uitvoeringskosten Totaal
2012 110
2013 860
2014 910
2015 910
80
190
190
190
190
1.050
1.100
1.100
P a g i n a | 62
P a g i n a | 63
12. Bedrijfsvoering (bedragen x € 1.000)
Bruto lasten
40.300
Netto flexibele lasten
32.100
Zoekrichting (125%)
3.750
Voorstellen
2012
2013
2014
2015
Diverse bedrijfsvoeringsvoorstellen
1.858
3.365
4.962
5.000
Dekking voor wegvallende overhead
-2.000
-2.000
-2.000
-2.000
0
0
0
0
-142
1.365
2.962
3.000
Totaal
Hoofdlijn programma Het jaar 2011 is vanuit de organisatie in het kader gezet van het dingen eenvoudiger maken. Versimpeling en vereenvoudiging. Stoppen met overdadige controles en minder bureaucratie. Dit kader is aanvullend op de inzet van voorgaande jaren: gewoon de beste willen zijn, resultaatgericht leiderschap en innoverend werken. Het coalitieakkoord zet ook in op Het Nieuwe Werken. Het akkoord vermeldt: “Een flexibeler ambtelijke organisatie met gedigitaliseerde werkprocessen komt uit met minder managers en minder werkplekken. Flexwerken levert op termijn een besparing op. Wij dringen bovenmatige kosten van externe inhuur terug. Ook onderzoeken wij conform het regiemodel welke taken we kunnen afstoten of laten uitvoeren op contractbasis. Maatregelen die efficiencyverhogend of kostprijsverlagend werken zijn onderdeel van de bezuinigingsoperatie en worden in dat licht ingezet, ook als daar eenmalige investeringen voor nodig zijn”.
P a g i n a | 64
Bedrijfsvoering Portefeuillehouder: Buijtelaar en van ‘t Erve
Voorstellen Planning en control Minder bureaucratie en gerichtere sturing door de politiek zijn ook het inzetten van een nieuw regiem voor de planning en control. Beoogd wordt te komen tot een innovatieve planning en control waarbij het bestuur beter recht wordt gedaan, binnen de organisatie efficiënter wordt gewerkt en daarnaast een forse bezuiniging wordt gerealiseerd. De gemeenteraad is via de commissie Begroting en Verantwoording geconsulteerd over de nieuwe aanpak. Afgesproken is op de ingeslagen weg voort te gaan. In een afzonderlijke bestuurlijke notitie is de nieuwe aanpak in hoofdlijnen beschreven. Tezamen met de centralisatie van de administraties wordt hier een besparing van € 1,2 miljoen gerealiseerd. Nieuwe huisvesting Een belangrijk onderdeel van Het Nieuwe Werken is een flexibele huisvesting met minder werkplekken voor de gemeentelijke organisatie. De ambtelijke organisatie is nu nog verspreid over verschillende gebouwen (Stadhuisplein, Hellestraat, Langegracht). De bedoeling is de hele (afgeslankte) organisatie onder te brengen in het gebouw Stadhuisplein en dat opnieuw in te richten volgens een flexibel werkplekconcept. Daarvoor is een gedigitaliseerde werkomgeving nodig. De noodzakelijke aanpassingen in het gebouw kunnen worden gecombineerd met een grote renovatiebeurt die het 40 jaar oude gebouw sowieso moet ondergaan. Met de renovatie en flexibilisering is een investering gemoeid van ruim € 20 miljoen, die kan worden gedekt uit vrijvallende lasten en inmiddels gereserveerde budgetten. Bovendien kan door het flexibele concept een productiviteitswinst worden behaald. Per saldo levert het nieuwe huisvestingsconcept een bijdrage aan de bezuinigingstaakstelling van circa € 1 miljoen. Taakstellende besparing op inkoop Door onze inkoopactiviteiten meer te centraliseren en te bundelen, en door meer gebruik te maken van raamcontracten willen wij de komende jaren komen tot een besparing van € 1 miljoen structureel. Wij richten ons daarbij met name op die inkoopsegmenten die betrekking hebben op de bedrijfsvoering, zoals bijvoorbeeld de inhuur van tijdelijk personeel, de opleidingen, de bureau- en kantoorkosten, de vergaderfaciliteiten enz.. Overige bedrijfsvoeringsvoorstellen Onderstaand treft u een overzicht aan van de bedrijfsvoerings-voorstellen. De overige voorstellen bedragen gezamenlijk ongeveer netto € 2 miljoen. Dit bereiken wij door besparing op de ICTorganisatie, efficiencymaatregelen in de bedrijfsvoering bij Sociale Zekerheid, besparingen op het management en enkele andere voorstellen.
P a g i n a | 65
Onderdeel
Bezuiniging in euro’s (x 1000)
Sociale Zekerheid VTH (bruto 1 mln, t.g.v. leges) Belastingen Burgerzaken Inkoop Huisvesting ICT Facilitaire Zaken, Juridische Zaken, Onderzoek en Statistiek Planning en control/financiële administratie Secretariaten DIV Pen O en adm. Extra bezuiniging management en communicatie Personele bezuinigingen op taken Subtotaal Af: Weglekeffecten en overige effecten TOTAAL
Vermindering in fte’s
401 0 173 164 1.000 953 562 256
8,5 16,0 0,1 3,2
fte fte fte fte
2,0 fte 5,9 fte 1,6 fte
982
20,0 fte
318 350 204
7,4 fte 8,0 fte 3,0 fte
465
6,0 fte 26,4 fte 105,0 fte
5.828 -/- 700 5.128
105,0 fte
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012 657
Bezuinigingsvoorstellen Planning en Control
2013 982
Nieuwe Huisvesting
2014 982
2015 982
1.023
1.023
Efficienter inkopen
500
1.000
1.000
1.000
Overige bedrijfsvoeringsvoorstellen
701
1.383
1.957
2.123
1.858
3.365
4.962
5.128
Totaal
P a g i n a | 66
P a g i n a | 67
Alternatieve voorstellen
P a g i n a | 68
P a g i n a | 69
1. Algemeen bestuur en public affairs Portefeuillehouder: Bolsius Voorstellen
Voorstel raad en griffie Bij de bezuinigingsvoorstellen hebben wij aangegeven dat wij uitgaan van een te bezuinigen bedrag van € 125.000 voor Raad en Griffie. De zoekrichting op basis van 125% bedraagt omgerekend € 189.000. Wanneer we de bezuinigingen op raad en griffie willen invullen op basis van de zoekrichting van 125%, dan betekent dit dat de bezuiniging met € 64.000 moet worden verhoogd.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Invulling Griffie / Raad (taakstelling) Totaal
2012
2013
2014
2015
64
64
64
64
64
64
64
64
P a g i n a | 70
2. Veiligheid en handhaving Portefeuillehouder: Bolsius
Voorstellen Opheffen vrijwilligerspost Centrum (€ 290.000) en vrijwilligerspost Noord (€ 403.000) Het opheffen van een of beide vrijwilligersposten betekent op dit moment dat de brandweerdekking in Amersfoort zou verslechteren. Een dergelijke keuze vergt daarom een zorgvuldige afweging in regionaal verband waarbij uiteraard uitgangspunt is dat de noodzakelijke dekking gewaarborgd blijft. Versoberen taken sociale veiligheid (€ 143.000) Het betreft hier de optelsom van besparingen op de onderstaande activiteiten: Activiteit/taak Oud en nieuw
Budget 51.000
Voorstel/toelichting Beperkte voortzetting oud-ennieuw aanpak: 25.000. Beperkte voortzetting subsidiering Halt: 26.000.
Besparing 25.000
Halt
52.000
26.000
Bureau Regionale Veiligheidsstrateg ie (BRVS)
29.000
Bijdrage per inwoner Eind 2011 evaluatie 2jarige pilot. Beëindiging gemeentelijke bijdrage.
29.000
Regionaal informatie en expertise centrum (RIEC)
49.000
Bijdrage per inwoner. Bijdrage RIEC aan bestuurlijke aanpak nog niet uitgekristalliseerd. Eind 2011 evaluatie. Beëindiging gemeentelijke bijdrage. Wellicht komt het rijk met aanvullende financiering voor alle 11 centra.
49.000
Bestuurlijk convenant Veiligheid Valleilijn Dorpsverenigingen
5.000
Geringe relevantie stations Amersfoort. Beëindiging bijdrage.
veiligheid
5.000
9.000
Bijdrage aan dorpsverenigingen die is voorgekomen uit de samenvoeging van Hoogland en Hooglanderveen met Amersfoort. Geen relevantie met het veiligheidsprogramma.
9.000
Consequenties Toename vernielingen, onrust en risico’s openbare orde. Geen taakstraffen/gedragsbeïnvloe ding meer. Jongeren eerder in justitiële circuit. Effect op regionale samenwerking tbv. ondersteuning, informatie en kennisuitwisseling veiligheidsaanpak. Effect op informatiepositie gemeente tbv. bestuurlijke aanpak criminaliteit. Indien rijksfinanciering achterwege blijft, zal bij beëindiging gemeentelijke subsidiering, de ontwikkeling van de RIEC’s stagneren. Bijdrage bestuurlijke samenwerking veiligheid Valleilijn. Overlaten aan particulier initiatief (contributie)
143.000
Beperken subsidie dierenopvang (€ 64.000) Beperking gemeentelijke bijdrage tot 25.000 en grotendeels overlaten aan particulier initiatief. De opvang zwerfdieren valt onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. De wet noemt voor deze taak geen normbedrag.
P a g i n a | 71
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012 290
2013 290
2014 290
2015 290
Opheffen vrijwilligerspost Noord
403
403
403
403
Versoberen taken Sociale Veiligheid
143
143
143
143
64
64
64
64
900
900
900
900
Bezuinigingsvoorstellen Opheffen vrijwilligerspost Centrum
Beperken subsidie Dierenopvang Totaal
P a g i n a | 72
3. Stedelijk beheer en milieu Portefeuillehouder: Tigelaar
Voorstellen Verdere bezuiniging op de openbare ruimte (activiteiten en formatie) Hieronder volgen de benodigde maatregelen en consequenties bij verdere bezuiniging naar 125%. • In de wijken wordt het onderhoudsniveau op een aantal plekken het D-niveau. Dit betekent een nog verdere verschraling en versobering van de woonomgeving die “verloedering” en demotivering van burgers in de hand werkt, waarmee de kracht van de stad niet meer tot zijn recht kan komen; • Levensduurverlengend onderhoud aan bruggen, wegen, verlichting komt onder druk te staan (kapitaalvernietiging); • Terug van maatschappelijk naar technisch beheer; geen inzet meer op het betrekken van bewoners en ondersteunen bewonersinitiatieven; • Werken met chemische onkruidbestrijding in plaats van ecologische onkruidbestrijding; • Het ecologisch beheer van grote groengebieden (maatwerk) wordt losgelaten, omdat wordt overgeschakeld op standaard beheermethodes. Dit betekent ook een afname van de biodiversiteit.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Activiteitenkosten Bezuiniging formatie Totaal
2012 275 75 350
2013 625 75 700
2014 625 75 700
2015 625 75 700
P a g i n a | 73
4. Zorg, welzijn en wijkontwikkeling Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen Verdere bezuinigingen op seniorenwerk: sociaal cultureel werk voor kwetsbare ouderen Voor ouderen die in een sociaal isolement verkeren of dreigen te raken werkt het sociaal cultureel werk preventief wat betreft het voorkomen van grotere problemen, omdat ze een sociaal netwerk opbouwen. Het niet behouden van het sociaal cultureel werk voor kwetsbare ouderen leidt tot een verhoging van de bezuiniging op seniorenwerk.
Verdere besparing op AWBZ pakketmaatregelen Van het budget voor AWBZ-pakketmaatregelen (bedoeld voor kwetsbare groepen in de stad) wordt een klein deel thans niet besteed. Dit bedrag kan als een bezuiniging worden opgevoerd. Dit heeft geen invloed op de maatregelen voor de doelgroepen die vallen onder deze AWBZ pakketmaatregelen. Ter overweging geven wij mee dat het bedrag echter wel aangewend kan worden om de impact van de bezuinigingen voor de doelgroep te dempen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
Bezuinigingsvoorstellen Verdere bezuinigingen op seniorenwerk Verdere besparing op AWBZ pakketmaatregelen Totaal
70 70
2013 65 70 135
2014 130 70 200
2015 130 70 200
P a g i n a | 74
5. Onderwijs Portefeuillehouder: Tigelaar
Voorstellen Niet realiseren ABC-school Liendert Op dit moment is de planontwikkeling van de nieuwbouw van de ABC-school Liendert gaande. Fysieke aanpassing van gebouwen is geen must om inhoud te geven aan het ABC-concept. Het kan wel een meerwaarde hebben. Door het samenbrengen van onder andere onderwijs-, opvang- en ontmoetingsfuncties dragen we bij aan een versterking van de sociale structuur in de wijk. Hoewel bij de vorige bezuinigingsronde het college expliciet besloten heeft door te gaan met de planontwikkeling van de ABC-school Liendert is het nu nog mogelijk deze te stoppen. Indien afgezien wordt van nieuwbouw in Liendert wordt structureel € 377.000 bespaard. Met het incidentele budget dat vanuit de RSV is gereserveerd voor Liendert (€ 3 miljoen) zouden dan de huidige 2 schoolgebouwen in Liendert opgeknapt moeten worden en de reeds gemaakte planontwikkelingskosten afgeboekt moeten worden. Niet realiseren ABC-school Soesterkwartier De concrete planontwikkeling van de ABC-school Soesterkwartier moet nog beginnen. Sinds een aantal jaren zijn de betrokken instellingen al wel in overleg over de verdere vormgeving van het ABC-concept. De schoolbesturen hebben besloten uit te willen gaan van de bestaande schoolgebouwen met daarnaast een centrale plek voor ontmoeting, informatie en advies. De realisatie hiervan is uitgangspunt bij de verdere uitwerking van de welzijnsvisie in Soesterkwartier. Het niet realiseren van de ABC-school Soesterkwartier geeft een incidenteel voordeel van € 1,5 miljoen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Niet realiseren ABC-school Liendert Niet realiseren ABC-school Soesterkwartier Totaal
2012 377 150
2013 377 150
2014 377 150
2015 377 150
527
527
527
527
P a g i n a | 75
6. Sport Portefeuillehouder: Buijtelaar Geen herinvestering in optimalisatie sportaccommodaties/wegwerken wachtlijsten Bij de bezuinigingsvoorstellen hebben wij aangegeven een flink deel van de bezuinigingen in de sport opnieuw in de sport te investeren door structureel € 400.000 te reserveren voor het wegwerken van de wachtlijsten, door middel van intensivering (van gras naar kunstgras), het realiseren van extra velden (lange termijn) en daarnaast het optimaliseren van bestaande accommodaties en het oplossen van knelpunten daarin. Indien we hier van afzien, leidt dit tot een extra bezuiniging van € 400.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Geen herinvestering in optimalisatie sportaccommodaties/wegwerken wachtlijsten Totaal
2012
2013
2014
2015
400 400
400 400
400 400
400 400
P a g i n a | 76
7. Ruimtelijke ontwikkeling Portefeuillehouder: Barendregt
Voorstellen Strategisch Ruimtelijk programmeren De structuurvisie Amersfoort 2030 wordt opgesteld tot en met 2012. Daarna zal de aandacht vooral gericht zijn op de implementatie en uitvoering van de structuurvisie. Het uitvoeringsprogramma zal zich vooral richten op de afstemming van de ruimtelijke projecten op het gebied van programma, ruimtelijke kwaliteit, financiën en voortgang. De ambtelijke capaciteit voor de structuurvisie wordt teruggebracht. De evaluatie van de structuurvisie zal door middel van incidentele middelen gefinancierd worden. Daarmee wordt een bezuiniging gerealiseerd vanaf 2013 van € 47.000. Het gevolg van bovenstaande bezuiniging is dat er op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling (kwaliteit en strategie) nauwelijks beleidscapaciteit beschikbaar blijft (zie tekst Programma 7). Facilitering particuliere initiatieven. Voorgesteld wordt de advisering op particuliere initiatieven te beperken tot de haalbaarheidstoets (Dit betekent dat geen kwaliteitsadvisering plaatsvindt ten behoeve van ontheffingen. Bouwaanvragen die niet passen in het ontheffingenbeleid worden afgewezen. Hierdoor zal de ontevredenheid over de afhandeling van bouwaanvragen toenemen en ook het aantal bezwaar en beroepschriften. Ook zal er geen capaciteit ingezet worden op het begeleiden van burgers die bijv. gebruik willen maken van de ruimte voor ruimte regeling of willen weten welke bouwmogelijkheden er zijn. Bij bezuiniging op dit onderdeel zal alleen stedebouwkundige kwaliteit ingezet worden in projecten met financiele dekking (ad hoc). Beleidscapaciteit is er niet en kwaliteitsbewaking van stedebouwkundige ontwikkelingen op stadsniveau ontbreekt. (geen idee waar dit vandaan komt, maar het klopt niet)Daarmee wordt een bezuiniging gerealiseerd vanaf 2013 van € 47.000. Ondersteuning bij maatschappelijke projecten Voorgesteld wordt om werkzaamheden die de afdeling Projectontwikkeling verricht voor “maatschappelijke initiatieven” uitsluitend nog tegen betaling te doen. Voorbeelden uit voorgaande jaren hiervan zijn de begeleiding van de ambulancestandplaats, het dierenasiel en ander soortgelijk werk (bijvoorbeeld ook rondom de nieuw- of verbouw van scholen). Iedere haalbaarheidstoets wordt dan in rekening gebracht. De bezuiniging die daarmee wordt gerealiseerd bedraagt vanaf 2013: € 97.000. De consequentie hiervan is dat dergelijke maatschappelijke initiatieven ofwel aanmerkelijk financieel belast zullen worden in verband met doorberekening van kosten voor gemeentelijke begeleiding, ofwel niet meer begeleid kunnen worden en daarmee mogelijk ook niet of niet meer goed van de grond kunnen komen.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
- Strategisch Ruimtelijk programmeren
0
46,5
46,5
46,5
- Facilitering particulieren initiatieven
0
46,5
46,5
46,5
97
97
97
97
97
190
190
190
Bezuinigingsvoorstellen Ruimtelijke ontwikkeling en Groene stad
Ruimtelijke ontwikkeling overige producten - bezuinigen formatie Totaal
P a g i n a | 77
8. Mobiliteit Portefeuillehouder: Buijtelaar
Voorstellen
Gratis fietsparkeren stopzetten Op drie plaatsen in de binnenstad (Muurhuizen, Achter Arnhemsepoortwal en Helleplein) biedt de gemeente mogelijkheid tot gratis bewaakte stalling van de fiets. Dit is ingevoerd om het fietsgebruik van en naar de binnenstad te stimuleren, en te zorgen voor een ‘verzorgde binnenstad’. De kosten voor gratis fietsparkeren bedragen (inclusief de huur van de fietsenstalling Muurhuizen) op jaarbasis ca € 115.000. Omdat er sprake is van langlopende overeenkomsten kan de bezuiniging niet eerder dan met ingang van 2013 worden gerealiseerd. Met het stopzetten van gratis fietsparkeren in de binnenstad worden concessies gedaan aan het (straat)beeld van de binnenstad/het kernwinkelgebied. Aan de veiligheid mogen echter geen concessies worden gedaan. Hulpdiensten moeten de stad kunnen bereiken en vluchtwegen moeten toegankelijk zijn. Dit betekent dat: - (Extra) handhaving moet worden ingezet om ‘gevaarlijk gestalde fietsen’ te mogen verwijderen. Dit is een activiteit die wordt verzorgd door de toezichthouder/handhaver en een beheerder (verwijdering en opslag). - Handhaving mag slechts plaatsvinden op het moment dat aangetoond kan worden dat er alternatieven zijn. Er zal dus mogelijk uitbreiding van stallingcapaciteit moeten plaatsvinden. - Bij evenementen zal stallingruimte moeten worden georganiseerd, bovendien geldt bij evenementen dat bebording en bemensing moet worden ingezet om fietsparkeerders naar de stallingruimte te verwijzen. Ook is (extra) handhaving noodzakelijk bij evenementen om toegangs-/vluchtroutes vrij te houden. Er kan voor worden gekozen de kosten hiervan te verhalen op de organisator van het evenement. Stopzetten lijn 19 Buslijn 19 is de taxibus die overdag buiten de spits, op werkdagen, naar DHV en De Rusthof rijdt. Deze taxibus is niet opgenomen in de concessie, omdat Connexxion deze niet kostendekkend kan rijden. Er zijn momenteel tussen de 4 en 5 reizigers per rit in plaats van de benodigde 8. Voor lijn 19 wordt het exploitatietekort betaald door de gemeente en DHV. Gemeente Amersfoort betaalt op jaarbasis ca. € 30.000. De reden achter deze bijdrage is dat we vinden dat onderdelen van de gemeentelijke organisatie (de algemene begraafplaats) bereikbaar moeten zijn per openbaar vervoer. Met het stopzetten van de gemeentelijke bijdrage aan lijn 19 stopt lijn 19 met rijden. Dit betekent dat: - bezoekers van begraafplaats De Rusthof alleen met de (Regio)taxi naar de begraafplaats kunnen reizen; - bezoekers aan en werknemers van DHV en de andere organisaties nabij Laan 1914 vaker de auto zullen pakken voor hun woon-werkverkeer buiten de spits en zakelijke reizen; - de mogelijkheid deze buslijn uiteindelijk (met een verlengde route) in de concessie te laten opnemen wordt verkleind, hetgeen nu nog onderwerp van studie is. Een ‘gewone bus’ op een verlengde route biedt kansen voor: bedrijven en organisaties langs Dodeweg en Laan 1914, bereikbaarheid van Kamp Amersfoort voor bijv. schoolklassen en bezoekers/werknemers van conferentieoord ISVW in Leusden. - we de afspraken uit het door ons getekende convenant mobiliteitsmanagement1 niet nakomen.
1
In september 2008 ondertekende gemeente Amersfoort een convenant mobiliteitsmanagement met een aantal bedrijven (koplopers). Daarin is afgesproken dat we ons gaan inspannen om als organisatie het slim reizen, anders reizen en niet reizen te realiseren. Gebruik van OV stimuleren valt hier ook onder.
P a g i n a | 78
Niet doorvoeren van de compensatieregeling voor minima Bij de bezuinigingsvoorstellen hebben wij aangegeven dat van de bruto-opbrengst van de bezuiniging op het gratis openbaar vervoer voor ouderen een bedrag van € 150.000 structureel wordt gereserveerd om de effecten voor de minima te compenseren. Wanneer hiervan wordt afgezien, levert dit een besparing op van € 150.000.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Stopzetten gratis fietsparkeren Stopzetten bijdrage lijn 19 Niet doorvoeren compensatieregeling voor minima Totaal
2012
2013
2014
2015
0 30 150 180
115 30 150 295
115 30 150 295
115 30 150 295
P a g i n a | 79
9. Cultuur Portefeuillehouder: Barendregt
Voorstellen Geen wijkbibliotheek Hoogland In Hoogland wordt een wijkbibliotheek op een nieuwe leest geschoeid. We gaan voor een gezamenlijk pand met andere maatschappelijke functies, waarbij de openingstijden gehandhaafd blijven. Niet stimuleren van talent en cultuurparticipatie Van de subsidie aan Kunst Centraal (€ 91.000 per jaar) die wij stopzetten, zetten wij 35.000 euro in voor het voortzetten van “Kies je kunst“ en voor “Talent voor Talent”. Amersfoorts talent (alle kunstdisciplines) stimuleren we door bijvoorbeeld een opdracht of een talent dat de stad heeft verlaten om elders verder te studeren, halen we terug voor een masterclass of opdracht. Deze regeling wordt in de herijking van de cultuurnota nader uitgewerkt. Het resterende deel, € 35.000, van het stopzetten van de subsidie aan Kunst Centraal zetten we specifiek in voor een nieuw budget voor cultuurparticipatie- en productie van, voor en/of door jongeren. Op deze wijze ontstaat er meer ruimte voor jongerencultuur, in onze stad met een jonge bevolking, en kunnen initiatieven als bijvoorbeeld Stadsgeluid, Torenpop, Gluren bij de Buren, Into the woods en tal van nieuwe initiatieven, van bestaande of nieuwe partijen, ook in de toekomst ondersteund worden.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000)
Bezuinigingsvoorstellen Geen wijkbibliotheekfunctie Hoogland Niet stimuleren van talent en cultuurparticipatie Totaal
2012
2013
2014
2015
0
0
0
130
70
70
70
70
70
70
70
200
P a g i n a | 80
10. Economie en wonen Portefeuillehouder: Boeve
Voorstellen Economie Met de Economische Agenda die we in aansluiting op het advies van de commissie Van Ek hebben opgesteld, beogen we onze economie impulsen te geven. Centrale opgaven zijn regionale samenhang, balans wonen en werken en duurzame economische groei. Aanvullende bezuinigingen bij Economie zouden een verlaging geven van het budget voor activiteiten (€ 39.000) en minder formatie (€ 97.000) en dat zou inhouden dat we minder voortvarend aan de slag kunnen met de aanbevelingen van de commissie Van Ek en de economische uitvoeringsagenda voor de binnenstad. Dit betekent concreet: • Minder aandacht voor verbetering van onze dienstverlening en accountmanagement; • Minder mogelijkheid om initiatieven uit de stad te faciliteren, zoals in de binnenstad en de wijkwinkelcentra; • Minder mogelijkheid voor ondersteunen duurzame economische groei; • Geen nieuwe initiatieven starten voor parkmanagement; • Wat hogere marktgeldtarieven (ter compensatie). Wonen Aanvullende bezuinigingen bij Wonen zouden leiden tot minder formatie (€ 10.000) en dat zou ten koste gaan van de mogelijkheden om ons nieuwe beleid voor wonen (Woonvisie) vorm te geven. Dit betekent concreet minder aandacht voor de in de nieuwe Woonvisie benoemde thema’s, zoals keuzevrijheid en doorstroming.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) 2012
2013
2014
2015
Activiteitenbudget Economie
39
39
39
39
Apparaatskosten Economie
94
94
94
94
3
3
3
3
Bezuinigingsvoorstellen
Apparaatskosten Markt en Haven Apparaatskosten Wonen Totaal
10
10
10
10
146
146
146
146
P a g i n a | 81
11. Werk en inkomen Voor dit programma doen wij geen alternatieve voorstellen.
P a g i n a | 82
12. Bedrijfsvoering Portefeuillehouder: Buijtelaar
Voorstellen
Weglekeffecten en overige effecten a.g.v. de bezuinigingen op de bedrijfsvoering Bij de bezuinigingen op de bedrijfsvoering, als gevolg van de efficiencymaatregelen hebben wij rekening gehouden met een “weglekeffect” naar grondexploitaties, projecten, leges en tarieven. Per saldo resteert er een bedrag van € 5,7 miljoen, waarvan € 2,0 miljoen bestemd is voor de onderdekking van de overheadkosten. Een bedrag van € 3,7 miljoen is derhalve beschikbaar voor een bijdrage aan de bezuinigingstaakstelling van € 20 miljoen. De bekende taakstelling voor de bedrijfsvoering daarbinnen is € 3,0 miljoen. Dat bedrag hebben wij bij de voorstellen in programma 12 opgenomen. De dan nog resterende € 0,7 miljoen zouden wij beschikbaar willen houden voor: a. Extra voor afdekking overheadkosten; eerste berekeningen wijzen nog op een tekort hierin van € 0,5 miljoen; b. Het opvangen van het verschil als gevolg van gewijzigde kostentoerekeningen, die mede worden veroorzaakt door de organisatieaanpassing. De gevolgen hiervan moeten nog nader worden uitgerekend in de begroting 2012; c. Eveneens moet nog de precieze omvang van het weglekeffect worden berekend bij de definitieve opstelling van de begroting 2012. Het is nog maar de vraag of onze inschattingen voldoende waren; d. Allerlei faserings-, implementatie- en uitverdieneffecten van de bezuinigingen kunnen nog de nodige ramingsconsequenties hebben voor de begroting 2012 e.v.. Wij zullen bij de aanbieding van de begroting 2012 aangeven hoe één en ander precies zijn weerslag heeft gekregen. Op grond hiervan zijn wij van mening dat het, zeker op dit moment, niet verantwoord is om meer dan € 3,0 miljoen aan bezuinigingen als gevolg van de efficiency op de bedrijfsvoering in te boeken.
Financiële consequenties voorstellen (bedragen x € 1.000) Bezuinigingsvoorstellen Weglekeffecten en overige effecten bedrijfsvoering Totaal
2012
2013
2014
2015
300
450
600
700
300
450
600
700
P a g i n a | 83
Gemeente Amersfoort Concernstaf
Postadres Postbus 4000 3800 EA Amersfoort
Bezoekadres Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort
t 14 033 e
[email protected] i www.amersfoort.nl
Nota Nota bezuinigingen 2012-2015 bezuinigingsvoorstellen 2012-2014
NOTA BEZUINIGINGEN 2012-2015
Amersfoort, 26 april 2011
Inhoud 1. Een algemene beschouwing ............................................................ 5 Amersfoorters en hun stadsbestuur .............................................................5 Leidende principes .................................................................................5 Aandachtspunten ...................................................................................6 Leeswijzer ...........................................................................................6
2. Bezuinigingskader ........................................................................ 7 Nota bezuinigingskader............................................................................7 Inventarisatie bezuinigingsmogelijkheden .....................................................8 Vervolg ...............................................................................................9
3. De bezuinigingsvoorstellen ........................................................... 10 1. Algemeen bestuur en public affairs ........................................................ 10 2. Veiligheid en handhaving .................................................................... 10 3. Stedelijk beheer en milieu .................................................................. 11 4. Zorg, welzijn en wijkontwikkeling ......................................................... 12 5. Onderwijs ...................................................................................... 14 6. Sport ............................................................................................ 15 7. Ruimtelijke ontwikkeling .................................................................... 16 8. Mobiliteit ....................................................................................... 16 9. Cultureel klimaat ............................................................................. 17 10. Economie en Wonen ......................................................................... 17 11. Werk en Inkomen ............................................................................ 18 12. Financiën en belastingen ................................................................... 19 13. De gemeentelijke organisatie.............................................................. 19 Een afgeslankte organisatie .................................................................... 20 Het gesprek met de stad ........................................................................ 21 Overzicht van de voorstellen ................................................................... 22 Fasering en implementatie ..................................................................... 24
4. Ambities coalitieakkoord ............................................................. 25 Financiële impact ambities ..................................................................... 25 RSV-2 middelen ten behoeve van ambities ................................................... 25
5. De actuele financiële context ....................................................... 27 Gemeentefonds ................................................................................... 27 Sociale zekerheid ................................................................................. 27 Grondexploitaties ................................................................................ 28 Risicoposten ....................................................................................... 28 Conclusies ......................................................................................... 29
6. Besluitvorming .......................................................................... 31
Pagina |5
1. Een algemene beschouwing Amersfoorters en hun stadsbestuur Amersfoort is een sociale, ontspannen en vitale stad. Een stad vol ambitie en ondernemerszin, tegelijk een vrijwilligersstad met zorg voor gezin en voor de medemens. Amersfoort is een stad die niet omvalt op het moment dat de overheid een stapje terug doet. De kracht van de stad is een leidend uitgangspunt in ons coalitieakkoord. Wij willen ruimte geven aan de stad met de overheid in een meer bescheiden rol. Niet alles hoeft vanuit het stadhuis geregeld te worden. Tegelijkertijd laten wij kwetsbaren zonder draagkracht niet vallen. In die geest hebben wij ook de bezuinigingsopgave van Amersfoort opgepakt, zowel in de aanpak als in de keuzen die wij voorleggen. In de aanpak hebben we de ontmoeting met bewoners, ondernemers en instellingen gezocht en gevraagd naar hun oplossingen en ideeën. Verderop meer over het gesprek met de stad. In de keuzen doen wij een groter beroep op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van individuen en van groepen. Ook kiezen wij er voor om ontwikkelingen in de stad aan de gang te houden, juist omdat een bloeiende economie voorwaarde is om Amersfoort die prettige woon- en werkstad te laten blijven. Waar dat kan zoeken wij naar verbeteringen die ook een bezuiniging opleveren en omgekeerd. De gemeenteraad heeft in de Nota bezuinigingskader 2012-2014 de zoekrichtingen voor de bezuinigingen meegegeven. In de afgelopen maanden hebben wij, samen met vele betrokkenen, die zoekrichtingen uitgewerkt tot een evenwichtig en verantwoord pakket bezuinigingsvoorstellen van in totaal € 20,5 miljoen. Enkele algemene principes waren daarbij leidend.
Leidende principes Kernwaarden uit het coalitieakkoord zijn: verbonden, slagvaardig, en duurzaam. In het voorbereiden van de bezuinigingsvoorstellen zijn daarom de volgende principes gevolgd. I.
Verantwoord en evenwichtig Het pakket aan bezuinigingsmaatregelen dat wij voorstellen is afgewogen en verantwoord. Wij hebben het gesprek met de stad gezocht en geluisterd. Amersfoorters, instellingen en bedrijven hebben ideeën aangeleverd waarvan wij veel hebben overgenomen. Toch is het uiteindelijk onze eigen verantwoordelijkheid om een totaalafweging te maken. Daarbij is het soms onontkoombaar dat die keuzen pijn doen. Tegelijk rekenen wij het tot onze verantwoordelijkheid om ook ná het vaststellen van de bezuinigingen de effecten daarvan in de gaten te houden. Zorgvuldigheid, aandacht en openheid blijven nodig.
II.
Kiezen voor vernieuwing Hoewel de relatieve zwaarte van de bezuinigingen per beleidsveld is ingegeven door de afspraken van het coalitieakkoord hebben wij zonder taboes alle bezuinigingsopties onderzocht. Van belang is het maatschappelijk effect: een kleine bezuiniging kan zeer zwaar uitvallen of omgekeerd. Bestaande regelingen, werkprocessen en gewoonten tegen het licht houden is goed. Vaak bleek de open blik ook veel energie op te leveren. Wij hebben bezuinigen en innoveren zoveel mogelijk gelijk op laten gaan.
III.
Oog voor de samenhang Een operatie van zo’n grote omvang als waar Amersfoort nu voor staat laat een pondsgewijze bezuiniging per beleidsterrein eigenlijk niet toe. De bezuinigingen raken alles en iedereen in de stad, ook de gemeentelijke organisatie zelf. Het is nodig om zoveel mogelijk werk met werk te maken en synergie te benutten. Omgekeerd is het evenzeer nodig om (ongewenste) stapelingen van maatregelen te voorkomen.
Pagina |6
IV.
Toekomstgericht en duurzaam Bij het maken van keuzen is het van belang naar de toekomst te kijken. We willen immers kapitaalvernietiging voorkomen en de kwaliteiten van de stad zoveel mogelijk behouden. Daarom is het nodig om goed na te denken welk effect maatregelen hebben op de langere termijn. We willen Amersfoorts beleid dat duurzaam en degelijk is. We hebben gelet op inverdien- en weglek-effecten en die in de berekeningen meegenomen.
Aandachtspunten Naast deze leidende principes zijn er nog enkele specifieke aandachtspunten die alle met samenhang te maken hebben. Onzekerheidsmarge Een belangrijke omstandigheid is de sterke dynamiek waarin de rolverdeling tussen de overheden zich momenteel bevindt. Grote decentralisatie-operaties en rijksbezuinigingen zijn ons in het vooruitzicht gesteld. Die hebben niet enkel effect op onze gemeentebegroting, maar betekenen ook veel voor individuele inwoners. Er bestaat dus een onzekerheidsmarge die het noodzakelijk maakt een en ander goed te blijven volgen en ijkmomenten in te bouwen. Alternatieve keuzen? Een ander aandachtspunt is de samenhang tussen bezuinigingsmaatregelen. Bij het maken van alternatieve keuzen is opnieuw een zorgvuldige afweging nodig omdat synergie tussen maatregelen is gezocht. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de ABC-school Liendert. Niet alleen is de huidige huisvesting van de betrokken scholen evident versleten, maar ook is er samenhang met het begrotingsprogramma ‘cultureel klimaat’, waar het concept van de schoolbibliotheek wordt ingevoerd. Daarnaast speelt een nieuwe, brede school een rol in de sociale samenhang van de buurt vanwege de ontmoetingsfunctie die de school heeft. Vandaar dat wij gelet op andere programma’s bij ‘onderwijs’ niet hebben gekozen de ABC-school te Liendert te bezuinigen. Er bestaat meer samenhang. Bijvoorbeeld tussen het niveau van stedelijk beheer en het veiligheidsgevoel en welbevinden van onze inwoners. Vandaar dat we bij stedelijk beheer gedoseerd willen bezuinigen. Het is van belang dergelijke samenhang steeds in het oog te blijven houden in het bezuinigingspakket. In het derde hoofdstuk staan per begrotingsprogramma de keuzen op hoofdlijnen. Letten op eventuele stapelingseffecten Wij hebben extra aandacht voor de samenhang tussen maatregelen, die in individuele gevallen op een onbillijke wijze zou kunnen uitwerken. Wij kiezen er voor ongewenste effecten niet met generieke, algemene regels op te lossen, maar met een maatwerkaanpak die is toegesneden op de persoonlijke situatie. Hoewel de details pas bij de uitwerking kunnen worden ingevuld, hebben wij daarvoor bij diverse begrotingsprogramma’s al wel middelen vrijgemaakt.
Leeswijzer In het tweede hoofdstuk geven wij een schets van de kaders voor de bezuinigingen die door de raad zijn meegegeven in het coalitieakkoord en de Nota bezuinigingskader. Hoofdstuk drie geeft de hoofdkeuzen en bezuinigingsoverwegingen bij elk van de twaalf begrotingsprogramma’s en de bedrijfsvoering. Ook het gesprek met de stad komt aan de orde. Het hoofdstuk geeft daarnaast het financiële overzicht van de voorstellen en schenkt aandacht aan fasering en implementatie. Hoofdstuk vier gaat in op de belangrijkste investeringsambities uit het coalitieakkoord en het vijfde hoofdstuk beschrijft de actuele financiële context. De Nota sluit af met de voorgestelde besluitpunten in hoofdstuk zes. Bij deze nota worden u de gedetailleerde Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015 voorgelegd.
Pagina |7
2. Bezuinigingskader In het coalitieakkoord is afgesproken dat in deze bestuursperiode € 20 miljoen structureel bezuinigd moet worden op de gemeentebegroting. Deze bezuiniging is nog steeds noodzakelijk (zie hoofdstuk 5). Wij houden onverkort vast aan de eerder gemaakte bezuinigingsafspraken. Met een - hopelijk eenmalige - grote bezuinigingsoperatie willen wij een financieel gezonde uitgangspositie creëren. Wel zijn wij ons bewust van de omvang van het pakket aan bezuinigingsvoorstellen dat wij voorleggen. Daarbij telt mee dat we recent al een operatie van € 10 miljoen achter de rug hebben. Hoewel de economie weer wat uit het dal begint te klimmen zitten de overheidsfinanciën nog in zwaar weer. Opgebouwde tekorten moeten worden weggewerkt, subsidiestromen worden verminderd of afgebouwd. De woningmarkt is op een historisch dieptepunt, grondexploitaties lopen vertraging op. De werkloosheid is landelijk nog hoog. Terwijl economie en werkgelegenheid weer wat aantrekken worden de gemeenten nu geconfronteerd met (vertraagde) effecten. Mensen die tijdens de recessie werkloos zijn geworden doen nu een beroep op bijstand. Het is bekend dat de overheidsfinanciën altijd een paar jaar na-ijlen bij de economische ontwikkeling. Ook onze gemeentefinanciën zullen nog door het dal heen moeten.
Nota bezuinigingskader Op 9 november 2010 heeft de raad de uitgangspunten en de zoekrichtingen voor de bezuinigingen vastgesteld (Nota bezuinigingskader). Daarbij is de bezuinigingsopgave van € 20 miljoen vermeerderd met een interne taakstelling van € 2 miljoen op de gemeentelijke organisatie in verband met wegvallende dekking van de overhead door terugloop van projecten en grondexploitaties. Het overzicht in paragraaf 3.5 van de Nota geeft hiervan de volgende specificatie: Takenpakket, externe bestedingen (in de stad) Takenpakket, interne bestedingen (gemeentelijke organisatie) Efficiencymaatregelen gemeentelijke organisatie Subtotaal bezuinigingsopgave Overheadmaatregelen gemeentelijke organisatie
€ 14 miljoen € 3 miljoen € 3 miljoen € 20 miljoen € 2 miljoen € 22 miljoen
De totale bezuinigingsopgave werd in de Nota bezuinigingskader als volgt in beeld gebracht: Takenpakket
14 miljoen
3 mln
Efficiency
Efficiency / overhead
3 mln
2 mln
Extern*
Intern
Intern
(in de stad)
(in het stadhuis)
(in het stadhuis)
Totale bezuinigingsopdracht
20 miljoen *) taken + efficiency organisaties en deelnemingen
Int. taakstelling
2 miljoen
Pagina |8
De gemeentelijke organisatie wordt in totaal belast met een bedrag van € 8 miljoen. De gemeenteraad besloot dat er voor de zoekrichtingen op hoofdlijnen een kwart meer aan voorstellen op tafel moest komen dan € 20 miljoen. Dat hield in dat er budgettair voor € 25 miljoen aan voorstellen moest worden geïnventariseerd zodat de raad keuzemogelijkheden zou hebben bij de uiteindelijke besluitvorming. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de zoekrichtingen (= 125%) per begrotingsprogramma.
Begrotingsprogramma Algemeen bestuur en Public affairs Veiligheid en handhaving Stedelijk beheer en Milieu Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling Onderwijs Sport Ruimtelijke Ordening Mobiliteit Cultureel Klimaat Economie en Wonen Werk en Inkomen Financiën en Belastingen
Bruto lasten* 11,9 16,3 55,8 58,0 26,5 9,0 49,2 18,8 24,6 4,5 77,9 34,0
Flexibele Zoekrichting lasten** 125% 3,9 0,7 11,0 1,8 28,5 4,4 43,7 6,8 11,8 1,9 6,5 1,0 1,6 0,3 1,2 0,2 15,3 2,4 2,8 0,5 7,0 1,1 0,0 0,0
TOTAAL TAKENPAKKET TOTAAL AMBTELIJKE ORGANISATIE (Ondersteuning en Dienstverlening)
386,5
133,3
21,25
40,3
32,1
3,75
TOTAAL
426,8
165,4
25,00
*
Bruto lasten in de tabel gebaseerd op de Begroting 2011 (bedragen x €1 miljoen). Flexibele lasten in de tabel zijn de direct beïnvloedbare lasten (x €1 miljoen); zie de uitgebreide toelichting en berekening in de Nota Bezuinigingskader dd. 9 november 2010. **
Inventarisatie bezuinigingsmogelijkheden In de afgelopen maanden heeft de inventarisatie plaats gevonden. Binnen de gemeentelijke organisatie maar vooral ook daarbuiten heeft veel en intensief overleg plaatsgevonden. Wij hebben de gesubsidieerde organisaties uitgenodigd met voorstellen te komen, de zogenoemde gemeenschappelijke regelingen hebben wij gevraagd hun aandeel te leveren en ook de privaatrechtelijke deelnemingen hebben wij aangesproken om besparingen te realiseren. Uiteindelijk kunnen wij nu een totaalpakket van bijna € 25 miljoen aan voorstellen aanbieden. De in het coalitieakkoord neergelegde ambities en accenten ten aanzien van de bezuinigingen zijn in deze Nota meegenomen. Deze kunnen als volgt schematisch worden weergegeven.
Pagina |9
Relatief ontzien: a. Onderwijs b. Veiligheid c. EZ en bereikbaarheid d. Sport/ wachtlijsten Aandacht voor c.q. relatief zwaarder belast: a. Activiteiten in plaats van gebouwen b. Amersfoort Vernieuwt kritisch bezien c. WMO, Welzijn, en Minimabeleid d. Cultuur e. Leerlingenvervoer f. Subsidies doorlichten g. Selectieve planvoorbereiding h. Organisatie/ doorzetten regiemodel Ambities en opgaven: a. Geen lastenverzwaring b. Groen Beekdal c. Mobiliteitsmaatregelen VERDER d. Economische Agenda e. Duurzame Ontwikkeling
Vervolg Deze Nota mondt uit in concrete bezuinigingsvoorstellen waarover wij op 31 mei 2011 van de raad een besluit vragen. De besluiten van de raad verwerken wij in de Begroting 2012-2015 die in het najaar ter vaststelling aan de raad wordt aangeboden. Besluitvorming eind mei 2011 is gewenst zodat de stad en vooral ook de gesubsidieerde instellingen tijdig weten waar ze aan toe zijn en kunnen anticiperen op de situatie per 1 januari 2012, het moment waarop diverse bezuinigingen al daadwerkelijk hun effect moeten hebben.
P a g i n a | 10
3. De bezuinigingsvoorstellen 1. Algemeen bestuur en public affairs In het begrotingsprogramma ‘Algemeen bestuur en public affairs’ zitten de kosten van het bestuur (raad en college) en zijn directe ondersteuning (inclusief ombudsman), plus de kosten van onze gemeentelijke publieksdienstverlening. Wat betreft de bestuurskosten is onze bezuinigingsfilosofie eenvoudig. Er is hier geen innovatie aan de orde die zaken zowel goedkoper als beter of slimmer maakt. Het komt neer op versoberen van representatiekosten en verminderen van de voorzieningen en ondersteuning voor het bestuur. We blijven actief opkomen voor Amersfoortse belangen bij andere overheden (public affairs) en streven tegelijk naar het verminderen van de bestuurlijke drukte. Dit kost minder ambtelijke capaciteit. De gemeentelijke kosten voor internationale samenwerking en veteranendag worden teruggebracht. Met het verminderen van het aantal wethouders (van zes naar vijf) is al bij de start een forse besparing gerealiseerd. Ook de griffie, de ondersteuning van de gemeenteraad, levert in. Wat betreft de publieksdienstverlening kan er wél worden ingezet op innovatie. We willen ondanks de bezuinigingsoperatie de kwaliteit van de dienstverlening zoveel mogelijk op peil houden en zoeken het in efficiencyverbetering. Zo breiden we het gemeentelijke Klant Contact Centrum uit en worden mensen ‘in één keer goed’ geholpen. Investeren in digitalisering (midoffice) is noodzakelijk om besparingen te realiseren terwijl het serviceniveau op peil blijft. Vaak geldt hier ook ‘het beste loket is géén loket’, waarmee wordt bedoeld dat voor de meeste klanten dienstverlening via internet tegelijk goedkoper en klantvriendelijker is (altijd bereikbaar). Kanaalsturing, dat wil zeggen het stimuleren van klanten om het goedkoopste kanaal te kiezen, is wenselijk. Aan de balie voeren we zo mogelijk elektronisch betalen door, hetgeen veel kassakosten kan voorkomen.
Kortom: in het programma algemeen bestuur en public affairs zijn de motto’s versoberen en verminderen, en efficiency in de bedrijfsvoering terwijl de dienstverlening op peil blijft.
2. Veiligheid en handhaving In het Coalitieakkoord 2010-2014 vormt veiligheid een belangrijke ambitie. Veiligheid wordt relatief ontzien bij de bezuinigingen. Het tegengaan van overlast en criminaliteit en de bestuurlijke aanpak van onveiligheid geven wij prioriteit. En wij leggen de focus op het verhogen van de betrokkenheid, de eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van de inwoners. Die steviger rol voor bewoners en ondernemers vraagt wel om een overheid die klaar staat om op te treden en in te grijpen waar hun veiligheid daadwerkelijk gevaar loopt. Van het structurele budget voor veiligheid wordt 80% besteed aan fysieke veiligheid (brandweer, crisisbeheersing) en 20% aan sociale veiligheid en het toezicht/handhaving in de openbare ruimte. Belangrijkste financiële drager van de Amersfoortse aanpak van sociale veiligheid is de afgelopen jaren het rijksgeld vanuit het Grote Steden Beleid geweest, dat naar verwachting in 2011 wordt stopgezet. Het gaat om het wegvallen een specifieke uitkering die rechtstreeks doorwerkt op dit beleidsterrein. Er resteert dan een beperkt eigen budget voor de wettelijk noodzakelijke taken en nauwelijks nog voor preventie en gerichte aanpak van (jongeren)overlast en veelvoorkomende criminaliteit. Gezien de grote onzekerheid rond de continuering van de rijksbijdragen voor sociale veiligheid (inclusief handhaving openbare ruimte), waarover wij landelijk nog discussie verwachten, willen we nu volstaan met een algemene bezuinigingsstelpost van afgerond € 0,2 miljoen. Daarnaast stellen we voor om een (voorwaardelijk en eenmalig) implementatiebudget van € 0,5 miljoen te reserveren, voor het geval het rijk inderdaad definitief stopt met de veiligheidsbijdragen. Zo
P a g i n a | 11
kunnen we de eerste klap opvangen en beter voorsorteren op de ingrijpende beperking van het veiligheidsbudget in de komende jaren, die dan ook zichtbaar zal worden in de handhaving op straat. Zodra er meer duidelijkheid over de rijksfinanciering bestaat leggen we de gemeenteraad een voorstel tot nadere uitwerking van de bezuinigingstaakstelling voor. Gemeentelijke taken op het gebied van fysieke veiligheid zijn met de regionalisering van de brandweer overgedragen aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Extra efficiencyvoordelen die daaruit voortkomen worden nu ingeboekt voor bezuinigingen in plaats van kwaliteitsverhoging. De samenwerkende gemeenten hebben een centrale bezuinigingstaakstelling van 5% meegegeven aan de VRU en daarnaast wordt nu (binnen de wettelijke mogelijkheden) gekeken naar een taakstelling van nog eens 5% voor de districtelijke taken. Voor het Amersfoortse deel stellen we onder andere voor om te stoppen met de gezamenlijke surveillance van brandweer en politie in de binnenstad. Het opheffen van posten voor de vrijwillige brandweer in Noord of Centrum is mogelijk maar vinden wij in verband met de brandweerdekking vooralsnog minder gewenst. Deze mogelijke bezuinigingen zijn daarom bij de niet gekozen ‘alternatieve voorstellen’ geplaatst (achterin de bundel Bezuinigingsvoorstellen); dit eveneens zou in regionaal verband afgewogen moeten worden.
Op het gebied van veiligheid en handhaving bezuinigen wij eerder op fysieke dan op sociale veiligheid, terwijl we tegelijk de betrokkenheid van inwoners willen verhogen. We reserveren wat overbruggingsgeld voor als het rijk zijn bijdragen stopzet. De bezuinigingen op fysieke veiligheid worden opgevangen door maatregelen in VRU verband.
3. Stedelijk beheer en milieu Een goed onderhouden en ingerichte openbare ruimte bevordert het gevoel van veiligheid en sociale cohesie. Amersfoort heeft een goede uitgangspositie: de stad ligt er goed onderhouden bij. In de vorige bezuinigingsronde is circa 10 % van het budget verminderd. In deze tweede bezuinigingsronde kiezen wij voor de volgende twee uitgangspunten:
• De stad blijft heel en veilig maar wordt minder schoongemaakt; • Bewoners zeggenschap, invloed én verantwoordelijkheid blijven geven over hun eigen leefomgeving. Het eerste uitgangspunt wil zeggen dat wij uitgaan van de wettelijke taken en zorgplicht; het duurzaam beheren en voorkomen van kapitaalvernietiging; en het (fysiek) veilig en heel houden van de openbare ruimte. De bezuinigingen zoeken we in het verlagen van het onderhoudsniveau van de openbare ruimte; het verlengen van de levensduur in plaats van integrale herinrichtingsprojecten; en niet automatisch vervangen bij vandalisme en einde levensduur. Deze versoberingen kunnen in betere tijden weer worden bijgesteld. Wij kijken daarnaast creatief naar mogelijkheden om beheer deels anders te financieren. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld rotondes gebruiken voor reclame in ruil voor het beheer. Ook onderzoeken we of bijvoorbeeld bij woningbouwprojecten het beheer kan worden belegd bij externe partners. Verder vragen wij Matchpoint om de kracht van de stad ook te begeleiden bij het beheer: een goed voorbeeld is het opknappen van een natuurspeelplaats door een bedrijf. We verlagen de capaciteit voor beleid, voor handhavingsverzoeken en afhandeling van meldingen en vragen – we gaan daarbij meer uit van het beschikbaar stellen van informatie in plaats van maatwerk per melder. Het versoberen van het onderhoudsniveau en beeldkwaliteit van de openbare ruimte zal zichtbaar worden in de stad, maar de stad blijft wel heel en veilig. Voor de meeste Amersfoorters is de zeggenschap over de dagelijkse leefomgeving van veel groter gewicht dan participatie bij stedelijk beleid en stedelijke projecten. Wij willen die wens en kracht van de stad blijven honoreren en blijven capaciteit inzetten om dat mogelijk te maken. In hun
P a g i n a | 12
straat, buurt of wijk willen mensen zeggenschap en kunnen zij verantwoordelijkheid nemen voor de openbare ruimte. Op dit moment zijn voor kleinere gebieden zo’n 150 beheerovereenkomsten getekend: bewoners klaren daar de klus. Dat is maatschappelijk gezien van belang maar levert, gezien de omvang van de gebiedjes, nu geen besparing op. We onderzoeken of dit ook op grotere schaal mogelijk is zodat het wel een besparing oplevert. Tot slot blijven we een beroep doen op Amersfoorters om op een goede manier met de stad en de voorzieningen om te gaan en elkaar daar ook op aan te spreken. Rotzooi die niet gemaakt wordt hoeft ook niet te worden opgeruimd.
Bij milieu kiezen wij voor: • Een veilige en gezonde leefomgeving; • Het realiseren van onze duurzaamheidsambities in samenwerking met de stad. In het kader van het eerste uitgangspunt blijven wij onze wettelijke taken op het gebied van milieu (bodem, geluid en luchtkwaliteit) uitvoeren. Wel verminderen we het aantal milieucontroles dat niet wettelijk verplicht is. Door bij te dragen aan de integrale uitvoering van het programma Duurzame Ontwikkeling geven we invulling aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord. De realisatie van duurzame ambities vraagt een gezamenlijke inzet van gemeente, bedrijfsleven, organisatie en inwoners. De gemeente faciliteert, verbindt en informeert, maar uiteindelijk bepalen organisaties en bedrijven welke investeringen zij doen en de mate van duurzaamheid daarbij. Met de samenvoeging van de teams Samen Duurzaam en Educatie op het CNME bundelen we kennis en ervaring en realiseren we tevens een reductie in formatie. Om in te kunnen spelen op kansen en vernieuwingen in het milieu- en duurzaamheidsbeleid plaatsen wij specialistische, uitvoerende milieutaken nog meer in regie. Hiermee bezuinigen we tevens op de formatie in het beleidsteam. Als gevolg hiervan is er minder capaciteit beschikbaar voor advisering over ruimtelijke ordening.
4. Zorg, welzijn en wijkontwikkeling Amersfoort is een jonge en vitale stad, zonder grote tekorten in zorg en welzijn. Dit willen wij graag zo houden. Tegelijkertijd is een omslag in denken en werken nodig om toenemende vraag naar en forse kostenstijging van zorg en welzijn te beteugelen. Dit kan in onze visie ook. Uitgaan van de kracht van de stad is voor ons geen holle kreet. Bewoners, organisaties en ondernemers nemen – al dan niet in georganiseerd verband – vaak op wijkniveau initiatieven om problemen op te lossen of nieuwe zaken tot stand te brengen. Waar nodig faciliteren we dat. Ook kwetsbare groepen doen mee. Niet de vraag welke beperking iemand heeft staat centraal, maar de vraag wat iemand wel kan. Wij schrijven niemand af; we zijn er van overtuigd dat iedereen – elk op zijn of haar niveau - kan bijdragen en participeren. Wij zijn ons bewust van de omvang van het pakket aan bezuinigingsmaatregelen dat wij voorleggen. Maar onze stad is vitaal en kan meer op eigen benen staan. Daarom hebben wij vertrouwen in de toekomst.
Drie uitgangspunten zijn leidend voor de voorstellen op het gebied van zorg: 1. Geen verstrekkingen indien een voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden; 2. Inkomensafhankelijke bijdragen voor verstrekking van voorzieningen; 3. Ontzien van kwetsbare inwoners zonder draagkracht.
P a g i n a | 13
Wij maken bijvoorbeeld bij senioren het onderscheid tussen kwetsbare senioren en de overgrote meerderheid van de senioren die het prima redden. Er wordt vaker aan die laatste groep een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd en meer voorzieningen beschouwen we als algemeen gebruikelijk. Als je ouder wordt kun je verwachten dat aanpassingen aan de woning nodig zijn, zoals bijvoorbeeld trapliften. Senioren kunnen hierop anticiperen, door òf te sparen òf te verhuizen naar een appartement. Tegelijkertijd zullen wij senioren van 75 jaar en ouder niet meer herindiceren: dat scheelt deze inwoners (soms vervelende) onderzoeken en de gemeente administratieve rompslomp. Ook doen wij voorstellen om de bezuinigingen voor kwetsbare senioren te dempen. Voor de kwetsbare groep zonder draagkracht zetten we als dat nodig is de hardheidsclausule in. Dit om onbillijkheden te voorkomen die het gevolg zijn van de toepassing van bepalingen en voor situaties waarin de verordeningen niet voorzien. De gelden die vrijkomen door te stoppen met gratis OV voor álle senioren willen we voor de helft inzetten voor de verbetering van de positie van kwetsbare senioren zonder draagkracht (zie programma 8). Op het gebied van Zorg en Welzijn zijn veel organisaties en partners in de stad actief. Wij hebben aan deze experts gevraagd om zelf aan te geven waar door slimmer en efficiënter (samen) te werken financiële voordelen te behalen zijn. Op de maatschappelijke opvang is een aanzienlijke besparing mogelijk, mede door het succesvolle beleid van de afgelopen jaren. En ook met de vormgeving van voorschoolse voorzieningen en peuteropvang kunnen wij door slimmer organiseren veel geld besparen. Overigens hebben we, naast instellingen, ook volop van gedachten gewisseld met bewoners en cliëntenorganisaties om van dichtbij mogelijkheden en alternatieven te verkennen. Twee andere maatregelen zijn in zijn algemeenheid nog van belang voor de groep kwetsbare Amersfoorters. We zetten onze helpdesk Sociale Zekerheid actief in om mensen te ondersteunen, zie ook bij programma 11. En we gaan zorgvuldig monitoren hoe het met onze kwetsbare inwoners gaat nadat de diverse maatregelen een jaar in werking zijn getreden, dus begin 2013. Dit is mede noodzakelijk omdat de doorwerking van veranderende rijksregelgeving nog onzeker is, zoals in het eerste hoofdstuk al ter sprake kwam. Met onze keuzen snijden we zo min mogelijk in voorzieningen, activiteiten en interventies voor die mensen die het hard nodig hebben. Maar we stellen zeker ook maatregelen voor die mensen in hun dagelijks leven zullen raken en die mensen ook in hun portemonnee zullen voelen. Wij zijn ons bewust van de impact die maatregelen kunnen hebben. Met het bieden van een maatwerkvangnet en de inzet van een hardheidsclausule blijven we zorg bieden voor die mensen die het op eigen kracht (even) niet redden.
Bij welzijn hebben we gekozen om ‘niet accommodaties maar activiteiten’ als leidraad te nemen. Wij vinden activiteiten belangrijker dan stenen. Daarom hebben we in eerste instantie gekeken naar onze gebouwen: ons maatschappelijk vastgoed. Het is niet altijd nodig een eigen gebouw open te houden. We willen waar mogelijk gebruik maken van andere ruimtes in de stad (scholen, zorgcentra, speeltuinen of kerkgebouwen). Daarmee realiseren we een stevige besparing. In de tweede plaats willen we besparen door efficiency. Door slimmer samen te werken, door het werk anders te organiseren of vorm te geven zorgen we dat we de dingen niet dubbel op doen. En tot slot verwachten we ook meer van inwoners zelf. Inwoners in een kwetsbare positie kunnen echter op ons blijven rekenen.
Wij doen geen bezuinigingsvoorstellen voor integratie, waarvan het budget al eerder sterk is teruggebracht, en besparen met mate op vrijwilligerswerk en wijkontwikkeling. Wij kiezen er voor de voorgenomen bezuinigingen van rijkswege op inburgering niet te compenseren. Wanneer het rijk de benodigde wijzigingen op de Wet Inburgering heeft doorgevoerd wordt de
P a g i n a | 14
inburgering gefinancierd door middel van een sociaal leenstelsel. Op basis van de huidige inzichten verwachten wij dan ook geen (financiële) mogelijkheden meer te hebben om inburgeraars actief te werven. We laten wel een beperkt budget voor integratie in stand. In het kader van het emancipatiebeleid LHBT (lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders) beperken we ons tot een bescheiden subsidie voor integratieactiviteiten. Al jarenlang leveren steeds meer Amersfoorters door vrijwilligerswerk op alle terreinen een belangrijke bijdrage aan onze stad. We verminderen het subsidiebudget voor de ondersteuning van vrijwilligers dan ook slechts met het bedrag dat gemiddeld jaarlijks niet wordt besteed. Wel willen wij anders omgaan met vrijwilligerswerk. Hiervoor werken wij een voorstel uit. Het accent komt meer te liggen op bemiddeling, deskundigheidsbevordering en begeleiding van vrijwilligers. Dat kan gebeuren door de huidige drie organisaties, maar ook buiten deze organisaties neergelegd worden. We houden vast aan onze wijkgerichte wijze van werken. Wel besparen we op de maandelijkse Wijkberichten en op de buurtbudgetten. Het buurtbudget zal sowieso al fors verminderen door het wegvallen van de rijksbijdrage, waarmee in de afgelopen jaren al veel bewonersinitiatieven werden gerealiseerd. Mogelijk zullen we ook de bestedingsregels rond het buurtbudget nog eens tegen het licht houden.
5. Onderwijs Een groot deel van het programma onderwijs gaat over de uitvoering van wettelijke taken en regelingen, zoals de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de leerplichtwet en de Wet Uitval Leerlingenzorg. De Onderwijsvoorzieningen betreffen de wettelijke taken rond onderwijshuisvesting in het kader van de Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Vanzelfsprekend blijven we deze wettelijke taken uitvoeren en financieren. Onze focus op het gebied van onderwijsbeleid blijft: kinderen en jongeren laten doorleren totdat zij een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt hebben behaald. Dat betekent dat wij onverminderd inzetten op voorschoolse educatie, het voorkomen van voortijdig schooluitval, de (samenwerking in) ABC-scholen en de verbinding arbeidsmarkt en onderwijs.
Om de bezuinigingen te kunnen realiseren kiezen we voor slimmer samenwerken en daarnaast voor het versoberen of afschaffen van een aantal dure regelingen en activiteiten, waarvoor wij meer eigen (financiële) inzet van Amersfoorters vragen. Voor het voorkomen en bestrijden van achterstanden bij jongeren willen we het jeugdbeleid en het onderwijsbeleid meer aan elkaar koppelen. De voorschoolse educatie willen we, in samenwerking met kinderdagverblijven, op een andere manier gaan aanbieden (zie programma 4). Het schoolzwemmen wordt aangepast naar zwemgym, zie daarvoor de tekst bij ‘onderwijsvoorzieningen’ in de bezuinigingsvoorstellen. Een en ander zal met de scholen, ouders en de SRO worden uitgewerkt. De VNG adviseert gemeenten voor het leerlingenvervoer de wettelijke grens van zes kilometer voor de afstand woning - school te hanteren. Deze grens bepaalt of aanspraak gemaakt kan worden op leerlingenvervoer. Wij hanteren voor het speciaal onderwijs momenteel een grens die (ver) daaronder ligt, namelijk 500 meter. Vanaf het schooljaar 2012-2013 willen wij dit aanpassen aan de VNG-norm. Deze aanpassing geldt niet voor leerlingen die wegens lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen op ander dan openbaar vervoer zijn aangewezen (art. 4 Wet Primair Onderwijs en Wet Expertisecentrum). Een gedragstoornis valt echter niet onder deze beperkingen en daarmee kunnen kinderen met een gedragsstoornis binnen de 6-kilometergrens geen aanspraak maken op leerling-vervoer. Voor onbillijke situaties biedt een hardheidsclausule de mogelijkheid om af te wijken. Omdat het Rijk heeft bepaald dat het primair onderwijs meer tijd moet besteden aan het taal- en rekenonderwijs passen wij het gemeentelijk beleid aan en zetten wij een deel van de subsidie voor
P a g i n a | 15
taalbeleid stop. Daarentegen investeren we wel in het realiseren van schoolbibliotheken (zie programma 9).
6. Sport Sporten en bewegen is belangrijk omdat het een positief effect heeft op de gezondheid. Sport kan ook een bindmiddel zijn in de buurt doordat mensen lid zijn van hun favoriete club of op een andere manier gezamenlijk bewegen. En sport is het middelpunt van een uitgebreid verenigingsleven waarin vele vrijwilligers actief zijn. Vanuit de gedachte dat sporten je gezond houdt, willen we in het kader van “jong geleerd, oud gedaan”, met name de jongeren blijven stimuleren om te sporten en te bewegen. Dit sluit goed aan bij ons voorstel om het schoolzwemmen te veranderen in zwemgym (zie programma 5). We willen verder de activiteiten voor ouderen die de SRO voor ons uitvoert in stand houden voor 70plussers, die gelet op hun hoge leeftijd soms weinig alternatieven hebben om te bewegen. Sporten in clubverband is voor hen belangrijk om sociaal isolement te voorkomen. Het sluiten dan wel terugbrengen van het kwaliteitsniveau van beheer en exploitatie van accommodaties is voor ons geen optie. Amersfoort is een jonge, groeiende stad en wij willen de faciliteiten bieden die daar bij horen. Het huidige niveau van beheer is goed, maar kent weinig overdaad waarin makkelijk kan worden gesneden. Wel kan er een efficiencyslag bij de SRO worden gemaakt. De bijdragen van verenigingen voor buitensportaccommodaties ligt lager dan het landelijk gemiddelde. Ook is er enige scheefgroei ten opzichte van de bijdragen voor binnensportaccommodatie. Door middel van een beperkte verhoging van de lidmaatschapskosten wordt een en ander meer in lijn met elkaar gebracht. In het coalitieakkoord hebben wij aangegeven dat wij de wachtlijsten willen terugdringen. We kiezen er daarom voor om een fors deel van de bezuinigingen weer in de sport terug te investeren. Daarmee worden niet alle wachtlijsten in 2012 opgelost, maar we kunnen er dan wel een goed begin mee maken. Hoewel de sportdeelname in Amersfoort relatief hoog is, willen wij nog meer mensen stimuleren om te gaan sporten en bewegen. Dit kan in verenigingsverband maar het kan ook individueel. Om te gaan fietsen, joggen of wandelen zijn geen of weinig investeringen van de gemeente nodig. Wel kunnen we mensen een steuntje in de rug geven via passende activiteiten, bijvoorbeeld voor kinderen met overgewicht. Daarom willen we ook de wijksport in stand houden. Elders moet dan wel worden bezuinigd: een aantal subsidies in het kader van sportstimulering zetten we stop (bijvoorbeeld voor etnische groepen) of verminderen we (zoals voor seniorensport). Verenigingen en scholen zouden meer verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het gezamenlijk stimuleren van bewegen. Gemeentelijke sportaccommodaties moeten onder schooltijd maar vooral ook direct na schooltijd gebruikt kunnen worden door scholieren. Daarom willen we subsidiebudgetten voor schoolsport en verenigingsondersteuning samenvoegen en inzetten voor het bewegen buiten schooltijden.
We richten ons op meer efficiency bij SRO en bij sportstimulering een focus op activiteiten voor jongeren, 70plussers en op (nog) niet sportende Amersfoorters. Ook willen we scholen en verenigingen stimuleren om gemeentelijke sportvoorzieningen beter te benutten. Een substantieel deel van de bezuinigingen wordt weer teruggeploegd naar het verminderen van de wachtlijsten.
P a g i n a | 16
7. Ruimtelijke ontwikkeling Er gaat veel geld om in groenontwikkeling en in ruimtelijke projecten, maar dat is vooral (eenmalig) investeringsgeld, vaak grotendeels van derden, en nauwelijks structureel budget waarop bezuinigd kan worden. Structureel budget betreft de ambtelijke capaciteit en de Groene Saldoregeling die beide in de bezuinigingen zijn meegenomen.
Uitgangspunten zijn: blijven voldoen aan wettelijke taken zoals de herziening van onze bestemmingsplannen, het inzetten op kwaliteit van de bebouwde omgeving en het consequent doorberekenen van ambtelijke kosten bij begeleiding van bouwinitiatieven. Wij snijden slechts beperkt in ambtelijke capaciteit om ervaring en deskundigheid vast te houden, nodig om een kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling te waarborgen. Het werkveld van ruimtelijke ontwikkeling bestaat voor een groot deel uit wettelijke taken. Deze blijven wij vanzelfsprekend uitvoeren. De herziening van bestemmingsplannen heeft voor ons prioriteit. Naast wettelijke taken werken we aan een groot aantal ruimtelijke projecten (100 +). Daarbij moet de ruimtelijke samenhang, kwaliteit en eigenheid van Amersfoort op peil blijven. We snijden daarom op dit punt niet in de ambtelijke capaciteit. Wel hanteren wij waar mogelijk het profijtbeginsel. Dat betekent dat de kosten van ruimtelijke ontwikkelingen worden betaald door de initiatiefnemer. Ook de kosten van een haalbaarheidstoets en planschades komen voor rekening van de initiatiefnemer. Bij de ontwikkeling, verkoop van strategisch vastgoed gaan wij uit van de potentiële marktwaarde. De kosten van een maatschappelijke invulling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Ook kiezen wij voor besparing op de Groene Saldoregeling, het budget voor landschapscoördinatie en personele deelname aan externe overlegstructuren.
8. Mobiliteit Amersfoort heeft veel te danken aan haar centrale ligging in het land en de goede bereikbaarheid per weg en spoor. Het is cruciaal dat we deze positie behouden en uitbouwen. Goede bereikbaarheid en een centrale ligging zijn de fundamenten voor economische groei en werkgelegenheid in onze stad. Er gaat veel geld om in dit begrotingsprogramma, maar net als bij het programma Ruimtelijke Ontwikkeling gaat het om investeringen (grotendeels van derden) en niet om structurele middelen uit de gemeentebegroting. De overeenkomst en afspraken die we over het VERDER-pakket hebben gemaakt met het rijk, de provincie en de regiogemeenten komen we uiteraard na. De geplande investeringen in wegen, fietspaden en openbaar vervoer in Amersfoort gaan door. Voor de financiële bijdrage die wij leveren aan VERDER krijgen wij een veelvoud terug voor de uitvoering van het VERDER-maatregelenpakket op ons grondgebied. Of het nu gaat om de een toekomstige Westelijke ontsluiting, betere fietsverbindingen met Leusden of betere busverbindingen met Soest, ze dragen stuk voor stuk bij aan het bereikbaar houden van Amersfoort als stad om te wonen, te werken en te leven. Dat betekent dat we niet bezuinigen op onze financiële bijdrage aan het complete VERDER-pakket. In overeenstemming met het coalitieakkoord bezuinigen we op regelingen die onvoldoende effect hebben op mobiliteitsdoelstellingen. We stoppen daarom met de proef gratis openbaar vervoer voor 65plussers. Deze maatregel is weliswaar positief ervaren vanwege de sociale effecten maar heeft onvoldoende (en ook onwenselijke) mobiliteitseffecten. De eventuele negatieve effecten voor de sociale doelstelling ondervangen we door de helft van het geld beschikbaar te stellen voor kwetsbare ouderen.
We bezuinigen op een niet-effectieve proef voor gratis openbaar vervoer voor 65plussers. De helft van de besparing zetten wij in voor kwetsbare ouderen.
P a g i n a | 17
9. Cultureel klimaat Amersfoort heeft een goed cultureel klimaat; we gaan we versterken terwijl we tegelijk bezuinigen. We hebben een goede basisinfrastructuur op het gebied van cultuureducatie (Scholen in de Kunst), musea, bibliotheek en podia (De Flint, Theater De Lieve Vrouw en De Kelder). De stad kent daarnaast een gevarieerd festivalaanbod en nieuwe initiatieven. Ook besteedt Amersfoort veel aandacht aan kunst in de openbare ruimte en er zijn relatief veel uitvoerende kunstenaars. Het bruist en borrelt, de lijnen zijn kort. Er liggen ook kansen voor verbetering. We hebben de afgelopen maanden onze voorstellen in nauw overleg met de cultuursector gemaakt. Zoals in de Nota Bezuinigingskader is aangegeven, hebben wij de bezuinigingen vooral gezocht bij de vier grootste, gesubsidieerde culturele instellingen: Bibliotheek, Scholen in de Kunst, De Flint, en Amersfoort in C. Alleen door samen met de sector nieuwe wegen te vinden kan het ons lukken om het cultureel klimaat te versterken met veel minder geld. De sector heeft wat dat betreft haar verantwoordelijkheid genomen en met ons samengewerkt om te komen tot goede en haalbare voorstellen. Dankzij de innovatieve voorstellen van de instellingen, het ‘out-of-the-box’ denken zijn we voor de Bibliotheek en Scholen in de Kunst tot echte systeemvernieuwingen gekomen.
We kiezen er voor om cultureel ondernemerschap te bevorderen, ruimte te houden voor nieuwe initiatieven, de samenwerking in de keten te verbeteren (bijvoorbeeld van laagdrempelig podium tot theater) en minder te gaan investeren in gebouwen of stenen maar meer in activiteiten. Daarmee kunnen we de kansen die we zien voor verbetering en de bezuinigingen tegelijkertijd realiseren. Samen met de sector hebben we ingezet op bezuinigingsvoorstellen die zich richten op: ● Terugdringen van overhead bij culturele instellingen; ● Efficiencywinst door meer en betere samenwerking op bijvoorbeeld terreinen als marketing, programmering, backoffice; ● Een deel van de verantwoordelijkheid voor cultuureducatie leggen waar deze hoort: bij scholen; ● Betere benutting van podia en andere accommodaties; ● Verminderen subsidieafhankelijkheid (cultureel ondernemerschap); ● Verplaatsen van een van de museumlocaties (Armandomuseum) buiten Amersfoort; ● Op een aantal terreinen terugkeren naar de kerntaak van de overheid (en dus meer overlaten aan sponsoren, particulieren etc.); ● Een nieuw concept voor de bibliotheekvoorzieningen; ● Jeugdcultuurfonds als maatwerkvangnet voor maatregelen bij Scholen in de Kunst.
10. Economie en Wonen Gezien onze grote economische opgave stellen wij voor economie beperkte bezuinigingen voor. Een bloeiende economie is een onmisbare voorwaarde voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Het is voor (de Regio) Amersfoort essentieel om de balans tussen wonen en werken te behouden. Banengroei is daarvoor nodig en dit gaat niet vanzelf. Wij willen investeren in een betere dienstverlening aan ondernemers. De visie van de commissie Van Ek hebben we dan ook opgenomen in ons coalitieakkoord, en omgezet in het werkprogramma de Economische Agenda. Daarin is een groot aantal acties gebundeld. Wij willen onze inzet continueren en zo mogelijk uitbouwen.
De bezuinigingen op wonen leiden tot meer sturen op hoofdlijnen. De woningmarkt moet meer in beweging komen, zodat mensen sneller een passende woning kunnen vinden. We richten ons op het stimuleren van keuzevrijheid (voldoende woningen in verschillende
P a g i n a | 18
woonmilieus) en doorstroming. Hiermee zorgen we ook dat er meer ruimte vrijkomt voor groepen met minder kansen, zoals mensen met een laag inkomen en starters. Verder blijven functiemenging, transformatie en duurzaamheid hoog op de agenda. De bezuinigingen richten zich op minder ambtelijke capaciteit en ons (verder) beperken tot sturen op hoofdlijnen. We gaan minder regelen en subsidiëren en laten meer over aan initiatieven en inbreng uit de stad. We stoppen met de woonconsumentensubsidies voor de huurdersbelangenorganisaties aangezien dat een wettelijke taak van de woningbouwcorporaties is.
Vanwege onze inzet op citymarketing stellen wij voor recreatie en toerisme geen bezuinigingen voor. Voor recreatie en toerisme stellen wij geen bezuinigingen voor omdat wij het (beperkte) budget willen aanwenden voor citymarketing. Inzet is dat de bijdrage van de gemeente tenminste verdubbeld wordt door derden, met name het plaatselijke bedrijfsleven en de provincie Utrecht. In de Stichting Citymarketing werken overheden en private partijen samen voor marketingdoeleinden op het gebied van wonen, bedrijvenacquisitie, binnenstad/vrije tijd, en (zakelijk) toerisme.
11. Werk en Inkomen Door het gefaseerd wegvallen van de middelen voor reïntegratie en de rijksbezuinigingen op de WSW en WWB staan we voor een ingrijpende verandering met gevolgen voor inwoners die rond moeten komen met weinig geld. Er komt een nieuwe rijksregeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt: ‘Werken naar vermogen’. De invulling van de nieuwe regeling en rijksbezuinigingen is nog onbekend. Eventuele beleidskeuzen die daar uit voortvloeien zullen we in een later stadium aan de gemeenteraad voorleggen. De rijksbezuinigingen vragen in ieder geval om herbezinning op ons gemeentelijke minimabeleid.
We richten ons op het bevorderen van sociale participatie. De enige duurzame uitweg uit de armoede is het bieden van handvatten om de regie over het leven te herwinnen en daarmee sturing aan de eigen toekomst te geven. Gezinnen met kinderen hebben, zo blijkt uit landelijk onderzoek, onze ondersteuning het meeste nodig. De aandacht in het beleid verschuift daarmee van inkomensaanvulling naar beleid gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en (arbeids-)participatie. Daarnaast verplaatsen wij het accent van algemene regelingen naar meer maatwerk. Kinderen en gezinnen staan daarbij centraal. Wij zullen hen ontzien bij de bezuinigingen. Voor ouderen komen aanvullende middelen over vanuit het programma mobiliteit (zie programma 8). We richten ons ook op het verminderen van uitvoeringskosten. We schaffen de algemene regeling sociale participatie en enkele andere algemene regelingen binnen de bijzondere bijstandsverstrekking af omdat ze niet de beoogde effecten sorteren. De inkomensaanvulling voor ouderen vervalt ten gunste van gezinnen met kinderen. Dit leidt ook tot een aanzienlijke bezuiniging op de uitvoeringskosten. Daarnaast zetten we intensiever in op coaching en begeleiding van cliënten om aan het werk te komen en mee te doen aan (sociale) netwerken in de stad. Om stapelingseffecten tegen te gaan kiezen we voor een maatwerkvangnet constructie. Doordat we cliënten persoonlijke begeleiding en coaching bieden, worden eventuele stapelingen vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt. Met de maatwerkvangnet constructie voorkomen we dat mensen buiten de boot vallen. We zullen gebruik maken van ons netwerk in de stad en het netwerk van instellingen waarmee we samenwerken om eventuele ongewenste effecten te identificeren en aan te pakken.
P a g i n a | 19
12. Financiën en belastingen Verderop in deze Nota (hoofdstuk 5) worden de financiële ontwikkelingen toegelicht, inclusief de ontwikkeling van het gemeentefonds. Naast de bezuinigingen op taken zetten wij fors in op efficiencymaatregelen in de bedrijfsvoering, hetgeen leidt tot een reductie van het aantal ambtenaren.
13. De gemeentelijke organisatie Wij schetsen hier enkele hoofdlijnen met betrekking tot bezuinigingen op de gemeentelijke bedrijfsvoering. Het jaar 2011 is vanuit de organisatie in het kader gezet van zaken vereenvoudigen. Stoppen met overdadige controles en minder bureaucratie. Dit kader is aanvullend op de inzet van voorgaande jaren: graag de beste willen zijn, resultaatgericht leiderschap en innoverend werken. Het coalitieakkoord zet ook in op Het Nieuwe Werken. Het akkoord vermeldt: ‘Een flexibeler ambtelijke organisatie met gedigitaliseerde werkprocessen komt uit met minder managers en minder werkplekken. Flexwerken levert op termijn een besparing op. Wij dringen bovenmatige kosten van externe inhuur terug. Ook onderzoeken wij conform het regiemodel welke taken we kunnen afstoten of laten uitvoeren op contractbasis. Maatregelen die efficiencyverhogend of kostprijsverlagend werken zijn onderdeel van de bezuinigingsoperatie en worden in dat licht ingezet, ook als daar eenmalige investeringen voor nodig zijn’. Bij de bezuinigingen op de bedrijfsvoering is dit nadrukkelijk de leidraad geweest. Minder management, minder bureaucratie, efficiënter werken. Dat heeft ook geleid tot een aantal organisatorische aanpassingen. Zo worden de middelen- en ondersteunende functies van de sector Dienstverlening, informatie en advies (DIA) en de Concernstaf in elkaar geschoven tot een nieuwe directie Middelen onder leiding van de gemeentecontroller. Daarnaast zijn er dan twee inhoudelijke sectoren: Stadsontwikkeling en beheer (SOB) en Welzijn, sociale zekerheid en onderwijs (WSO). De Concernstaf wordt teruggebracht tot een kleine staf met een aantal strategische functies. De communicatie- en participatiefuncties worden ingekrompen en samengebracht in een gemeentebrede pool. Het Gemeenschappelijk managementteam (GMT) is kleiner en gemeenschappelijker geworden. Hetzelfde geldt voor het Controllersoverleg. Het is de bedoeling dat de nieuwe organisatie per 1 januari 2012 is geïmplementeerd. Voor de invoering van Het Nieuwe Werken is een aparte projectorganisatie opgezet, direct onder de gemeentesecretaris. Minder bureaucratie en gerichter sturing door de politiek worden ook mogelijk gemaakt door de overgang naar een betere en meer gerichte planning en control. Beoogd wordt te komen tot een innovatieve planning en control waarbij het bestuur beter recht wordt gedaan, waarbij binnen de organisatie efficiënter wordt gewerkt en daarnaast een forse bezuiniging wordt gerealiseerd. De gemeenteraad is via de commissie Begroting en Verantwoording geconsulteerd over de nieuwe aanpak. Afgesproken is op de ingeslagen weg voort te gaan. Een belangrijk onderdeel van Het Nieuwe Werken is een flexibele huisvesting met minder werkplekken voor de gemeentelijke organisatie. De ambtelijke organisatie is nu nog verspreid over verschillende gebouwen (Stadhuisplein, Hellestraat, Langegracht). De bedoeling is de hele (afgeslankte) organisatie onder te brengen in het gebouw Stadhuisplein en dat opnieuw in te richten volgens een flexibel werkplekconcept. Daarvoor is een gedigitaliseerde werkomgeving nodig. De noodzakelijke aanpassingen in het gebouw kunnen worden gecombineerd met een grote renovatie-
P a g i n a | 20
beurt die het 40 jaar oude gebouw sowieso moet ondergaan. Met de renovatie en flexibilisering is een investering gemoeid van ruim € 20 miljoen die kan worden gedekt uit vrijvallende lasten en inmiddels gereserveerde budgetten. Bovendien kan door het flexibele concept een productiviteitswinst worden behaald. Per saldo levert het nieuwe huisvestingsconcept een bijdrage aan de bezuinigingstaakstelling van circa € 1 miljoen structureel. De organisatie krimpt met ruim honderd fte. Dat is ongeveer 15% van de huidige formatie. Dankzij de reeds ingevoerde vacaturestop en een gericht beleid voor de arbeidsmobiliteit van het personeel is de verwachting dat van gedwongen ontslagen niet of nauwelijks sprake hoeft te zijn. Wel moet maximaal worden ingezet op arbeidsmobiliteit. In de ramingen is met de kosten hiervan rekening gehouden. Daarnaast wordt voor sommige onderdelen onderzocht of een verdere doorvoering van het regiemodel kan worden toegepast. Concreet gaan we de komende tijd onderzoeken of de belastingadministratie in regie kan worden gepositioneerd. Maar ook andere onderdelen kunnen voor een dergelijk onderzoek in aanmerking komen.
Een afgeslankte organisatie In de inleiding merkten wij al op dat de ambtelijke organisatie een taakstelling had van € 5 miljoen op de interne bedrijfsvoering. Voor de invulling van deze taakstelling zijn zogenaamde businesscases opgesteld. De resultaten daarvan zijn onderstaand samengevat.
Onderdeel Sociale Zekerheid Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (bruto 1 mln, t.g.v. leges) Belastingen Burgerzaken Inkoop Huisvesting ICT Facilitaire, Juridische zaken, Onderzoek&Statistiek Planning en control/ financiële administratie Secretariaten Informatiebeheer P & O en personeelsadministratie Extra bezuiniging management en communicatie Personele bezuinigingen op taken
Subtotaal Af: Weglekeffecten en overige effecten
TOTAAL
Bezuiniging in euro’s (x 1000)
Vermindering in fte’s
401 0
8,5 fte 16,0 fte
173 164 1.000 953 562 256 982 318 350 204 465
0,1 fte 3,2 fte
5.828 -/- 700 5.128
2,0 fte 5,9 fte 1,6 fte 20,0 fte 7,4 fte 8,0 fte 3,0 fte 6,0 fte 26,4 fte 105,0 fte 105,0 fte
P a g i n a | 21
Het gesprek met de stad De bezuinigingen worden in de hele stad merkbaar. Daarom hebben wij het gesprek met de stad een prominente plek gegeven in de zoektocht naar voorstellen voor vernieuwing, besparing en versobering. De opgehaalde ideeën en voorstellen dragen bij aan de zorgvuldige invulling van de bezuinigingsopgave. Het gesprek met de stad is op een aantal manieren vormgegeven: 1. 2. 3. 4. 5.
Stadsgesprek op 8 december 2010 Digitale ideeënbus op www.amersfoort.nl/bezuinigingen Gesprekken in de wijken Gesprekken met instellingen en overige partners in de stad Inschakelen adviesraden
1. Stadsgesprek op 8 december 2010 Inwoners van de stad waren welkom in De Flint met hun ideeën, suggesties en alternatieven voor besparing en versobering. Het college van burgemeester en wethouders was aanwezig om de ideeën te bespreken en vragen over de bezuinigingen te beantwoorden. De opkomst was gering: zo’n 35 personen zijn op de uitnodiging ingegaan en hebben de sneeuw en gladheid die avond getrotseerd om naar De Flint te komen. In totaal zijn ruim 50 ideeënformulieren ingevuld. Een aantal van de formulieren bevatte klachten over bestaande situaties (o.a. gladheid), andere bevatten opmerkingen en een aantal bevatte suggesties voor bezuinigingen. Alle formulieren zijn in behandeling genomen en de suggesties voor bezuinigingen zijn uiteraard in het traject voor de bezuinigingsvoorstellen overwogen. 2. Digitale ideeënbus Op www.amersfoort.nl/bezuinigingen is een digitale ideeënbus opengesteld van 6 oktober 2010 tot eind januari 2011. Via Stadsberichten, twitter en een persbericht is de digitale ideeënbus aangekondigd. De digitale ideeënbus heeft ruim 90 reacties opgeleverd. Ook bij deze reacties geldt dat een deel klachten betrof, een deel opmerkingen en een deel suggesties voor bezuinigingen. Alle ingezonden reacties zijn in behandeling genomen en de bezuinigingsideeën zijn in het traject voor de bezuinigingsvoorstellen overwogen. De reacties uit het Stadsgesprek van 8 december 2010 en uit de digitale ideeënbus zijn samengevoegd in één overzicht. Dit overzicht is te vinden op www.amersfoort.nl/bezuinigingen. Waar van toepassing en mogelijk is de inhoudelijke reactie toegevoegd. 3. Gesprekken in de wijken Belangenorganisaties uit de wijken hebben een brief ontvangen over een gesprek met de wijkwethouder. Hen werd de mogelijkheid geboden hun wijkwethouder uit te nodigen voor een gesprek over hun ideeën voor de bezuinigingen. Ook wijkbewoners konden van deze mogelijkheid gebruik maken. Dit is bekend gemaakt via de media, Stadsberichten en de gemeentelijke website. In Randenbroek-Schuilenburg, Zielhorst, Liendert-Rustenburg, Soesterkwartier, Binnenstad en Amersfoort-Zuid is de wijkwethouder uitgenodigd voor een of meerdere gesprekken; in andere wijken is om uiteenlopende redenen van de mogelijkheid af gezien. Wel zijn in diverse wijken informele gesprekken gevoerd en contacten geweest tussen bewoners(groepen) en hun wijkwethouder.
P a g i n a | 22
In de gesprekken werd duidelijk hoe betrokken de aanwezigen zijn bij hun wijk. En zij hebben verschillende suggesties aan de wijkwethouders meegegeven. De opbrengst uit deze gesprekken in de wijken staat in een overzicht op de website www.amersfoort.nl/bezuinigingen. 4. Gesprekken met instellingen en overige partners in de stad Ieder collegelid heeft verschillende gesprekken gevoerd met de partijen waarmee de gemeente veel samenwerkt of waaraan veel werk wordt uitbesteed. De vorm verschilde per portefeuillehouder of per gesprekspartner: (reguliere) bestuurlijke overleggen, ronde tafels, ontbijtoverleggen, werkbezoeken en bijeenkomsten. De gesubsidieerde instellingen hadden in september al een brief ontvangen met het verzoek met bezuinigingsvoorstellen te komen. Deze voorstellen zijn uiteraard een belangrijk onderwerp geweest in de gesprekken. De brieven met voorstellen zijn te vinden op de website www.amersfoort.nl/bezuinigingen. De portefeuillehouders hebben op deze manier met veel instellingen, organisaties en bedrijven ideeën uitgewisseld. Sommige gesprekken waren onderzoekend, brainstormend van aard, andere concreter op basis van scenario’s of alternatieven. Sommige gesprekken zijn in een verslag vastgelegd, de meeste zijn echter vastgelegd doordat de uitkomsten van het gesprek een plek hebben gekregen in de bezuinigingsvoorstellen. Het gaat hierbij om gesprekken met onder meer welzijnsinstellingen, zorginstellingen, instellingen voor maatschappelijke opvang, Stadsring 51, veiligheidspartners, culturele instellingen, regiepartners, partners in gemeenschappelijke regelingen, ondernemersverenigingen, enzovoort. 5. Inschakelen adviesraden Op diverse specifieke beleidsterreinen zijn adviesraden ingesteld, zoals de Seniorenraad en het Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort. Met alle adviesraden is, vaak meerdere malen, vooroverleg geweest over de mogelijke bezuinigingen. Na het uitbrengen van deze Nota zullen de adviesraden ook nog formeel in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over de voorgestelde bezuinigingen. Wij brengen de raad van deze adviezen op de hoogte.
Overzicht van de voorstellen In de bundel ‘Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015’ geven wij per (deel)programma aan welke bezuinigingen wij voorstellen, inclusief de alternatieve voorstellen. Er zijn dus bezuinigingen die wij, gegeven de situatie en de gestelde randvoorwaarden, verantwoord vinden en daarnaast voorstellen die weliswaar als alternatieve bezuinigingsmogelijkheid kunnen worden beschouwd maar waarvan wij het ongewenst vinden ze daadwerkelijk in te zetten. Per deelprogramma is een en ander verder toegelicht. In de tabel hierna staat een financieel overzicht van de keuzen die wij als college hebben gemaakt binnen de € 25 miljoen aan voorstellen. Overigens hebben we in de Begroting 2011-2014 al € 2 miljoen structureel bezuinigd. Dit maakt onderdeel uit van de totale bezuinigingsopgave. Deze bezuinigingen zijn dan ook verwerkt in het financiële overzicht.
P a g i n a | 23
Programma 1 Algemeen bestuur en Public affairs
Zoek
2012
2013
2014
2015
2012
2013
2014
2015
700
332
458
462
465
64
64
64
64
332
458
462
465
64
64
64
64
0
0
0
0
284
591
1.059
1.059
900
900
900
900
284
324
792
792
693
693
693
693
209
209
209
207
207
207
207
58
58
58
1.653
2.659
3.313
3.391
350
700
700
700
1.423
2.387
2.789
2.872
350
700
700
700
230
272
524
519
3.350
5.031
6.113
6.613
70
135
200
200
0
0
0
0
514
1.394
2.021
2.521
95
180
180
65
130
130
116
116
116
Publieksdienstverlening 1.800
Fysieke veiligheid Sociale veiligheid Vergunningen, toezicht en handhaving 3 Stedelijk beheer en milieu
4.400
Stedelijk beheer M ilieu 4 Zorg, welzijn en wijkontwikkeling
6.800
Integratie Kwetsbare groepen Senioren Vrijwilligers
31
Wijkwelzijn en wijkontwikkeling Zorg 5 Onderwijs
Alternatieve voorstellen
richting
Bestuur
2 Veiligheid en handhaving
Bezuinigingsvoorstellen
583
953
953
2.843
2.843
2.843
70
70
70
70
527
527
527
527
1.231
1.578
1.578
1.578
Onderwijsbeleid
691
791
791
791
Onderwijsvoorzieningen
540
787
787
787
527
527
527
527
49
470
600
600
400
400
400
400
49
470
600
600
400
400
400
400
113
144
185
90
97
190
190
190
0
0
0
0
6 Sport
1.900
317 2.488
1.000
Sport 7 Ruimtelijke Ontwikkeling
300
Groene Stad Grondexploitaties
18
18
18
18
Ruimtelijke Ontwikkeling
95
126
167
72
97
190
190
190
150
150
150
150
180
295
295
295
150
150
150
150
180
295
295
295
70
70
70
200
8 Mobiliteit
200
Bereikbaarheid 9 Cultureel Klimaat
114
700
1.632
2.200
Cultureel Erfgoed
0
0
0
0
Kunst en Cultuur
114
700
1.632
2.200
70
70
70
200
137
137
137
137
146
146
146
146
10
10
10
10
146
146
146
146
0
0
0
0
127
127
127
127
190
1.050
1.100
1.100
0
0
0
0
0
0
0
0
190
1.050
1.100
1.100
0
0
0
0
10 Economie en wonen
2.400
500
Economie Toerisme en recreatie Wonen 11 Werk en Inkomen
1.100
Inkomen M inimabeleid Werk 12 Bedrijfsvoering
3.750
Bedrijfsvoering Dekking voor wegvallende overhead
Totaal voorstellen
24.850
-142
1.365
2.962
3.128
300
450
600
700
1.858
3.365
4.962
5.128
300
450
600
700
-2.000
-2.000
-2.000
-2.000
14.333 19.291
20.511
3.104
3.877
4.092
4.322
7.461
P a g i n a | 24
Fasering en implementatie In de Nota bezuinigingskader (blz. 9) is uitgegaan van een bedrag voor implementatiekosten van in totaal € 9,0 miljoen. Wij hanteren dit bedrag taakstellend, dat wil zeggen dat implementatiekosten allereerst uit dit bedrag gedekt moeten worden. Bij de nu voorliggende bezuinigingsvoorstellen is uitgegaan van de volgende (incidentele) kosten: a. Overbrugging GSB-kortingen sociale veiligheid € 0,5 miljoen b. Kwetsbare groepen € 0,6 miljoen c. Culturele sector € 1,0 miljoen d. Stedelijk beheer € 0,3 miljoen e. ICT en documentaire informatievoorziening € 1,0 miljoen f. Personele maatregelen en bedrijfsvoering € 2,0 miljoen Wij zullen deze kosten zoveel mogelijk beperken en bekijken of ze ten laste van projectbudgetten kunnen worden gebracht. Naast de implementatiekosten is een aanzienlijk bedrag gemoeid met faseringskosten van de bezuinigingen. In totaal belopen de huidige ramingen een aantal miljoenen. Niettemin zijn wij van mening dat binnen het totaalbedrag van € 9 miljoen deze zaken zullen moeten worden geregeld. In de begroting 2012 bepalen wij definitief hoe hoog de werkelijke kosten zijn en in hoeverre die (deels) afgedekt kunnen worden binnen de begroting voor bestaand beleid; wij informeren de raad hierover nader in de begrotingsstukken van het najaar. Duidelijk zal zijn dat voor het verschuiven van bezuinigingsvoorstellen naar achteren in de tijd geen financiële ruimte aanwezig is. Integendeel, een deel van de bezuinigingen zou eerder gerealiseerd moeten worden om het risico op financiële tekorten te verminderen.
P a g i n a | 25
4. Ambities coalitieakkoord Financiële impact ambities In het (aangepaste) coalitieakkoord zijn de vier grote opgaven en ambities met de meeste financiële impact geschetst voor de komende raadsperiode. Voor de realisering van deze ambities zijn de volgende (incidentele) bedragen nodig: a. Investering VERDER, incl. westelijke ontsluiting € 17 miljoen b. Investering groen BEEKDAL (Elisabethterrein) € 17 miljoen c. Economische agenda € 1,5 miljoen d. Programma Duurzaamheid € 1,5 miljoen TOTAAL € 37 miljoen Voor alle duidelijkheid merken we hierbij op dat er voor andere ambities de komende jaren geen financiële ruimte beschikbaar is. Bij de invulling van de bezuinigingsopgaven hebben wij op diverse onderdelen wel rekening gehouden met het feit dat enige aanvullende middelen beschikbaar moeten zijn voor het oplossen van actuele knelpunten. We hebben dat dan in mindering gebracht op de bruto-opbrengst van de bezuinigingsvoorstellen.
RSV-2 middelen ten behoeve van ambities De RSV-2 (Reserve Stedelijke Voorzieningen) is bedoeld om daarin incidentele middelen te verzamelen om de grote opgaven en ambities die veel geld vragen uit het coalitieakkoord te kunnen realiseren. In de Begroting 2011 is geschetst dat, met een tijdshorizon tot 2014, er €10 miljoen aan middelen beschikbaar komt voor deze ambities. Extra middelen zouden de komende jaren beschikbaar moeten komen uit extra bijdragen en subsidies van derden, door bijdragen uit verdienlocaties, uit herbestemming van bestaande reserves en uit andere incidentele opbrengsten, waaronder die uit de Jaarrekening.
Uit de Jaarrekening 2010 is gebleken - zoals al in de herfstbrief 2010 aangekondigd – dat het rekeningoverschot te gering is om alle ingediende overhevelings- en bestemmingsvoorstellen te kunnen honoreren. Nadere afweging en prioritering moesten plaatsvinden om tot een sluitende jaarrekening te komen. Een en ander betekent dat vanuit de Jaarrekening 2010 geen algemene bijdrage aan de incidentele middelen kan worden verleend. Voor verdere informatie verwijzen wij naar de reeds gepubliceerde Jaarrekening en het Jaarverslag over 2010. Op dit moment laat zich niet aanzien dat er andere incidentele opbrengsten kunnen worden verwacht of ingeboekt. Ook het lopende onderzoek naar mogelijke bouwlocaties in de stad met opbrengstpotentie laten vooralsnog geen netto-opbrengsten zien. Wij kunnen ons hiermee dus niet rijk rekenen. Wij blijven echter onverkort inzetten op het maximaal binnenhalen van deze incidentele inkomsten. Wij maken wel melding van onze verwachting dat er in de jaren na 2014 nog belangrijke bedragen beschikbaar komen uit de compensatie-uitkering van het rijk voor de weggevallen OZB-opbrengst gebruikers. Zoals vorig jaar toegelicht in de Begroting gaat het om een tijdelijke, aflopende uitkering. De afloop is afhankelijk van de groei van het gemeentefonds en aangezien dat fonds voorlopig nauwelijks groeit, loopt ook de uitkering nog een tijd door. Wij verwachten dat daardoor tot 2020 nog zo’n € 8 à 10 miljoen beschikbaar komt.
P a g i n a | 26
Bekijken we de RSV-2 in meerjarig perspectief tot 2020 dan kunnen we stellen dat daarin zo’n € 20 miljoen aan middelen beschikbaar zal komen. De grote uitgaven/ambities zullen echter ook nog de nodige jaren vergen. Zo loopt het kasritme voor de te betalen bijdrage aan VERDER ook zeker door tot het jaar 2020. We hebben hier geschetst dat er weliswaar een redelijk perspectief is voor extra middelen in RSV-2, maar nog lang niet voldoende voor het realiseren van alle ambities. We blijven daarom zoals gezegd alles op alles zetten om extra incidentele bijdragen binnen te krijgen maar het is zeer de vraag of dat in voldoende mate zal lukken. Een alternatieve mogelijkheid is om een deel van de ambities (gekapitaliseerd) te dekken uit de structurele middelen. Het is nu te vroeg daarover definitieve afspraken te doen, laat staan besluiten te nemen. Volgend jaar bij de TUSSENBALANS zullen wij de definitieve afweging maken over de omvang van de ambities en de financiële dekking daarvan. Verder geldt dat, hoewel het investeringsritme voor de twee grote opgaven Groen Beekdal en VERDER aanzienlijk verschillen, de evenwichtigheid tussen deze beide investeringen voor ons van politiek belang blijft. Met andere woorden: bij de Tussenbalans zal er een reëel financieel perspectief moeten zijn dat beide grote investeringen kunnen worden uitgevoerd.
P a g i n a | 27
5. De actuele financiële context
Gemeentefonds In de Nota bezuinigingskader van vorig jaar rekenden we voor het gemeentefonds met een tegenvaller van tussen de 12 en 20 miljoen. Inmiddels is er een nieuwe regering en het regeerakkoord laat inderdaad forse kortingen zien. Maar die vallen wel enigszins mee omdat de kortingen niet worden aangebracht op de nullijn maar op het groeiscenario dat nog werd verwacht in eerdere miljoenennota’s. Het laatste ijkpunt waar wij ons op baseren is de decembercirculaire, waarin het regeerakkoord werd vertaald. Uitgegaan wordt van een economische groei van 1,75% per jaar voor de komende jaren en een inflatie van 2% per jaar. Deze cijfers komen op dit moment nog steeds redelijk overeen met de werkelijkheid. Afwijkingen in deze percentages hebben grote gevolgen voor het gemeentefonds. Er blijft dus een grote onzekerheidmarge. Bovendien heeft het rijk aangekondigd in 2013 tot een landelijke herverdeling van het gemeentefonds te willen komen. Ook dat maakt voorspelling erg onzeker. Op basis van de hiervoor genoemde cijfers kan de tegenvaller voor het gemeentefonds voor Amersfoort worden berekend op totaal € 10,4 miljoen. In de verdere berekeningen gaan wij van dit bedrag uit.
Sociale zekerheid Dat de sociale zekerheid ook een belangrijke risicofactor is was bekend. In de Nota bezuinigingskader werd uitgegaan van een tegenvaller van € 2 tot 3 miljoen in deze sfeer. Binnen de sociale zekerheid is sprake van een viertal geldstromen: 1. Inkomensuitkeringen c.q. de ‘echte’ bijstandsuitkeringen (ca. € 36 miljoen); 2. Financiering van de kosten om mensen weer aan het werk te krijgen of te houden, waaronder de WSW (ruim € 30 miljoen); 3. De kosten van het minimabeleid (ca. € 5 miljoen); 4. De kosten van de ambtelijke organisatie ter uitvoering van de sociale zekerheid (ca. € 15 miljoen). Ad 1) De bijstandsuitkeringen worden betaald uit een genormeerde rijksbijdrage. De normering houdt in dat gemeenten hierop geld kunnen overhouden of er op moeten toeleggen. De prikkel daarbij is dat wanneer een gemeente veel mensen uit de bijstand weet te houden door ze toe te leiden naar werk, er geld over blijft dat naar eigen oordeel voor algemene zaken mag worden ingezet. Ad 2) De financiering van het zogenaamde werkdeel vindt ook plaats door rijksbijdragen maar eventuele overschotten moeten hier gereserveerd worden voor het specifieke doel waarvoor ze zijn verstrekt. Ad 3) en 4) Ten slotte komen de kosten van het minimabeleid en de ambtelijke organisatie ten laste van de algemene middelen van de gemeente. Lange tijd heeft Amersfoort voordeel gehad van een relatief laag aantal bijstandsgerechtigden. Daar werd ook bewust op gestuurd, er zijn grote successen geboekt met het toeleiden naar werk. In de begroting 2011 zit dientengevolge een structureel overschot verwerkt van € 5,3 miljoen. Het rijk heeft de genormeerde rijksbijdrage (het zogenaamde macrobudget) onlangs drastisch neerwaarts aangepast vanuit de redenering dat de werkloosheid zou gaan teruglopen. Die teruglopende werkloosheid vertaalt zich echter vooralsnog niet in een terugloop van het aantal bijstandsgerechtigden.
P a g i n a | 28
Integendeel, het aantal stijgt zelfs. Alle Nederlandse gemeenten hebben ten gevolge hiervan te maken met een groot verlies aan rijksinkomsten. Voor Amersfoort slaat het voordeel van € 5,3 miljoen zelfs om in een nadeel van € 2 miljoen. De vraag is hoe wij met deze gegevens om moeten gaan in een meerjarenperspectief. Aan de ene kant is het niet waarschijnlijk dat het rijk het macrobudget weer dusdanig zal bijstellen dat reële en structurele overschotten in de toekomst mogelijk zijn. Anderzijds mag verwacht worden dat een actueel tekort in de komende jaren bij een economische groei weer zal afnemen. Wij stellen daarom voor als beleidsregel te hanteren dat we voor de inkomensuitkeringen voorlopig uitgaan van een structurele nulsituatie en schommelingen per jaar incidenteel verwerken. Vertaald naar de komende meerjarenbegroting betekent dat, dat we een structurele tegenvaller van € 5,3 miljoen hebben in te boeken en dat we de extra tegenvaller van € 2 miljoen (of minder) vooralsnog incidenteel afdekken.
Grondexploitaties De financiële situatie bij de grondexploitaties is momenteel niet rooskleurig. De jaren dat er grote winstuitkeringen konden worden geboekt liggen al ver achter ons. In de Jaarrekening 2009 moesten we zelfs voorzieningen treffen voor € 15 miljoen om verwachte tekorten af te dekken. Ook in de Jaarrekening 2010 moet per saldo € 3,5 miljoen worden gereserveerd. Onze verwachting is dat dit de komende jaren nog wel weer zal moeten gebeuren. Een specifiek risico is aanwezig met betrekking tot de ontwikkelingen in Vathorst West. Omdat mogelijke ontwikkelingen zich daar in ieder geval op veel langere termijn zullen voordoen is in de Begroting 2011 besloten de jaarlijkse rentelast van € 1 miljoen niet meer op de grondexploitatie te belasten maar ten laste van de algemene middelen te brengen. Ook voor 2012 is dat geregeld. Gelet op de situatie van dit moment is het noodzakelijk om deze € 1 miljoen structureel in de begroting op te nemen om althans op termijn nog tot een redelijke exploitatie te kunnen komen. In de Nota bezuinigingskader werd voor de grondexploitaties een bandbreedte genoemd van € 1 tot € 5 miljoen. Wij volstaan voorlopig met het ramen van een structurele tegenvaller van€ 2 miljoen.
Risicoposten Vanuit een welvaartsscenario waren in onze gemeentebegroting bewust grote voorschotten genomen op een onderbesteding van de budgetten. Daarmee werden grote rekeningoverschotten achteraf voorkomen. Dit beleid heeft een groot aantal jaren goed gewerkt maar past niet bij een situatie van economische tegenwind. Daarom is al bij de vorige bezuinigingsoperatie ingezet op een geleidelijke vermindering van deze risicopost van € 8 miljoen naar € 6 miljoen. De volgende stap is nu om terug te gaan naar € 4 miljoen, wat nu een extra structureel budget vereist van € 2 miljoen. De rekeninguitkomsten van de afgelopen twee jaar bevestigen de noodzaak om deze stap te maken: het beleid van ‘realistisch ramen’ slaat anders om in ‘risicovol ramen’. Overigens zijn er daarnaast aan de inkomstenkant van de begroting nog grote risico’s bij de zogenaamde specifieke uitkeringen. Het voornemen is om de uitkering voor het Grote Steden Beleid met ingang van 2012 geheel af te bouwen. Dit geld vormt in onze gemeente voor 80% de dekking van het programma sociale veiligheid (zie ook programma 2). Op de WSW-uitkeringen wordt drastisch gekort, voor Amersfoort op jaarbasis ongeveer € 2,5 miljoen. Het is zeer de vraag of deze korting een op een kan worden bespaard in deze sector. Daarnaast worden gemeenten nog geconfronteerd met allerlei andere kortingen, waarvan die op de RUD’s (regionale uitvoeringsdiensten WABO) en de over te dragen jeugdzorg de grootste zijn. We zullen allereerst proberen om deze kortingen binnen het desbetreffende beleidsterrein op te vangen maar de risico’s zijn groot.
P a g i n a | 29
Wij merken hierbij nog op dat binnen de lopende begroting de komende tijd nog heel wat extra (incidentele) uitgaven moeten worden opgevangen. In dit kader noemen we de faserings- en implementatiekosten van bezuinigingen, eventueel extra te treffen voorzieningen voor tekorten op de grondexploitaties, het incidenteel opvangen van tekorten bij de sociale uitkeringen en toekomstige, reeds aangegane en bekende verplichtingen voor Amersfoort Vernieuwt.
Conclusies Wat betreft het structurele begrotingsbeeld kan uit het voorgaande het volgende worden samengevat: a. b. c. d. e. f.
Te verwachten kortingen Gemeentefonds Wegvallend overschot sociale uitkeringen Tekorten grondexploitaties Risicoposten en voorzichtiger ramen onderuitputting Tekorten specifieke uitkeringen Ambities, waaronder eventueel structureel deel grote opgaven TOTAAL
€ 10,4 miljoen € 5,3 miljoen + PM € 2,0 miljoen + PM € 2,0 miljoen € 1,0 miljoen + PM PM € 20,7 + PM
Onze conclusie hieruit is dat we moeten blijven inzetten op een bezuinigingsopgave van tenminste € 20 miljoen. Bij de Tussenbalans volgend jaar bekijken we uiteraard opnieuw hoe de financiële vlag er dan bij staat. Voor het opstellen van de komende meerjarenbegroting 2012-2015 betekent dit ook dat voor ander nieuw beleid geen financiële ruimte aanwezig zal zijn. Behoudens de in deze Nota opgenomen maatregelen zal de meerjarenbegroting voor het overige beleidsarm worden opgezet.
P a g i n a | 30
P a g i n a | 31
6. Besluitvorming Wij stellen de raad voor om op basis van collegevoorstel #3780311 en #3722496 van 26 april 2011 te besluiten:
a. in te stemmen met de bezuinigingsvoorstellen tot een totaalbedrag van € 20,5 miljoen; b. het college op te dragen deze voorstellen te verwerken in de aan de raad voor te leggen meerjarenbegroting 2012-2015 en daarbij de raad nader te informeren over de actuele financiële stand van zaken, inclusief de faserings- en implementatiekosten; c.
in de begroting 2012-2015 geen budgetten voor nieuw beleid op te nemen;
d. daar waar nog besluitvorming van de raad noodzakelijk is alvorens het college tot daadwerkelijke implementatie over kan gaan, het college op te dragen tijdig met nadere voorstellen te komen, zodat deze besluitvorming uiterlijk voor de begrotingsvaststelling in november 2011 zal plaatsvinden; e. bij de Tussenbalans zoals die in het voorjaar van 2012 zal worden opgemaakt een nadere beschouwing te maken over de realiseringsmogelijkheden van de ambities uit het coalitieakkoord en de financiële omstandigheden; f.
in te stemmen met de geschetste maatregelen om ongewenste (stapelings-)effecten van de bezuinigingsoperatie te voorkomen (maatwerkvangnet, hardheidsclausule);
g. in te stemmen met de maatregelen die in het kader van de bedrijfsvoering zullen worden genomen en die ook hun weerslag zullen hebben op de bestuurlijke processen.
Gemeente Amersfoort
Postadres Postbus 4000 3800 EA Amersfoort
Bezoekadres Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort
t 14033 e
[email protected] i www.amersfoort.nl/bezuinigingen
Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015 Presentatie Raad 26 april 2011
Agenda • Beschouwing op de stad • Financiële context • Reeds gemaakte afspraken • Bezuinigingsvoorstellen • Ambities • Voorstellen aan de raad • Toelichting per programma
1
Beschouwing op de stad
• Vitaal & sociaal • Groen en ruimte voor ontmoeting & ontspanning • Kindvriendelijk, goed opgeleid • Economisch gezond & innovatief • Centraal & bereikbaar • Goed onderhouden
Financiële context
1/2
Na-ijleffecten economische recessie: • Wegwerken opgebouwde (rijks)tekorten › Rijksbezuinigingen vanaf 2012
• Beroep op bijstand • Huizenmarkt in dip
2
Financiële context
2/2
Bezuinigingsnoodzaak: • Gemeentefonds
10,4 mln
• Sociale zekerheid
5,3 mln + PM
• Grondexploitaties
2,0 mln + PM
• Risicoposten
2,0 mln
• Tekorten specifieke uitkeringen
1,0 mln + PM
• Overig
PM
TOTAAL
ruim 20 mln + PM
Reeds gemaakte afspraken
1/5
Coalitieakkoord
• In deze raadsperiode: › 20 miljoen structureel bezuinigen + geen lastenverzwaring Relatief ontzien
Relatief meer belasten
• Veiligheid
• Welzijn
• Onderwijs
• WMO
• Economie
• Cultuur
• Sport
• Leerlingenvervoer
• Mobiliteit
• Uitvoeringskosten minimabeleid
• Duurzaamheid
• Subsidies
3
Reeds gemaakte afspraken
2/5
Nota bezuinigingskader 2010
• Globale zoekrichting per programma / geen weging vooraf • Bieden keuzes: voor 25 mln. aan voorstellen • Bezuinigingsfasering: ›
50% in 2012 / 50% in 2013
• Gesprek met stad / wijken • Planning: › April 2011 : uitwerking voorstellen › Mei 2011 : besluitvorming
Reeds gemaakte afspraken
3/5
Verdeling bezuinigingsopgave Takenpakket
14 miljoen
Efficiency
3
mln
3
mln
Extern
Intern
(in de stad)
(in het gemeentehuis) Totale bezuinigingsopdracht
20 miljoen
Effic./ Overhead
2
mln
Interne taakstelling
2 mln
4
Reeds gemaakte afspraken
4/5
Zoekrichting per programma Programma
Brutolasten
Flex.lasten
Zoek (125%)
• Algemeen bestuur en Public Affairs
11,9
3,9
0,7
• Veiligheid en handhaving
16,3
11,0
1,8
• Stedelijk beheer en Milieu
55,8
28,5
4,4
• Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling
58,0
43,7
6,8
• Onderwijs
26,5
11,8
1,9
9,0
6,5
1,0
49,2
1,6
0,3
• Sport • Ruimtelijke Ordening
Reeds gemaakte afspraken
5/5
Zoekrichting per programma Programma
Brutolasten
Flex.lasten
Zoek (125%)
• Mobiliteit
18,8
1,2
0,2
• Cultureel klimaat
24,6
15,3
2,4
• Economie en Wonen
4,5
2,8
0,5
• Werk en Inkomen
77,9
7,0
1,1
• Financiën en Belastingen
34,0
0,0
0,0
386,5
133,3
21,25
40,3
32,1
3,75
426,8
165,4
25,00
TOTAAL TAKENPAKKET • Ambtelijke organisatie TOTAAL
5
Bezuinigingsvoorstellen
1/7
Algemeen
• Benutten eigen kracht inwoners, instellingen & bedrijven • Beroep op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid • Rol overheid niet vanzelfsprekend • Maatwerk en vangnet voor hen die echt niet kunnen
Bezuinigingsvoorstellen
2/7
Leidende principes
• Verantwoord en evenwichtig • Kiezen voor vernieuwing • Oog voor samenhang + stapeleffecten • Toekomstgericht & duurzaam
6
Bezuinigingsvoorstellen
3/7
Gesprek met de stad
• Aftrap met stadsgesprek (8 dec. 2010) • Digitale ideeënbus • Gesprekken in de wijken • Gesprekken met partners (instellingen / belanghebbenden) • Gesprekken met adviesraden • Overzicht op: www.amersfoort.nl/bezuinigingen
Bezuinigingsvoorstellen
4/7
Invulling
• Weging: › In lijn met coalitieakkoord › Op basis van effecten
• Voorstellen college en alternatieven: Voorstel
Alternatief
Totaal
€ 20,5 miljoen
€ 4,3 miljoen
€ 24,8 miljoen
7
Bezuinigingsvoorstellen
5/7
Invulling Programma
Zoek (125%) Voorstel
Alternatief
• Algemeen bestuur en Public Affairs
0,7
0,5
0,1
• Veiligheid en handhaving
1,8
1,1
0,9
• Stedelijk beheer en Milieu
4,4
3,4
0,7
• Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling
6,8
6,6
0,2
• Onderwijs
1,9
1,6
0,5
• Sport
1,0
0,6
0,4
• Ruimtelijke Ordening
0,3
0,1
0,2
Bezuinigingsvoorstellen
7/7
Invulling Programma
Zoek (125%) Voorstel
• Mobiliteit
0,2
0,2
Alternatief 0,3
• Cultureel klimaat
2,4
2,2
0,2
• Economie en Wonen
0,5
0,1
0,1
• Werk en Inkomen
1,1
1,1
-
• Bedrijfsvoering
3,8
3,1
0,7
25,0
20,5
4,3
TOTAAL
8
Bezuinigingsvoorstellen
7/7
Invulling
• Implementatie / fasering: › Eenmalige overbruggingskosten: € 5,4 miljoen › Faseringskosten: binnen raming
Ambities Incidentele investeringen Ambitie
Investering
• Groen Beekdal (Elisabeth-terrein)
17 mln
• VERDER-pakket (incl. Westelijke ontsluiting)
17 mln
• Economische agenda
1,5 mln
• Duurzaamheid
1,5 mln
TOTAAL
37 mln
Beschikbaar in RSV-2
10 mln
Aanvulling tot 2020
8-10 mln
Financiering ambities bij tussenbalans (2012) opnieuw bezien.
9
Toelichting per programma Portefeuillehouder • Lucas Bolsius • Mirjam Barendregt • Sebastiaan van ’t Erve • Gert Boeve
Programma Algemeen bestuur & public affairs / Veiligheid & handhaving Cultureel klimaat / Ruimtelijke Ontwikkeling / VTH Werk & Inkomen / Publieke Dienstverlening & bedrijfsvoering / Milieu / Integratie Economie & Wonen / Zorg & Welzijn
• Menno Tigelaar
Wijkontwikkeling / Stedelijk beheer / Onderwijs
• Hans Buijtelaar
Sport / Mobiliteit
Toelichting per programma
10
Versoberen en verminderen
Algemeen bestuur en public affairs
Algemeen bestuur en public affairs • Dienstverlening op peil beste loket is geen loket • Efficiency in één keer goed • Versoberen en verminderen representatie, subsidie stedenband, ambtelijke capaciteit
11
Sociale veiligheid voor fysieke veiligheid
Veiligheid en handhaving
Veiligheid en handhaving Sociaal gaat voor fysiek Zelfoplossend vermogen inwoners • Budget 80% fysiek, 20% sociaal • Rijksgelden en gemeentefonds • Sociale Veiligheid : › halvering handhavingscapaciteit 2009-2013 • Fysieke Veiligheid: › focus wettelijke taken › 5% taakstelling VRU centraal en district
12
Bevorderen cultureel ondernemerschap, samenwerking en vernieuwing
Cultureel klimaat
Cultureel klimaat • Culturele (basis) instellingen, organisaties, festivals, inwoners, sponsoren, producenten, individuele kunstenaars en cultureel erfgoed • Focus bezuinigingstaak: vier grootste gesubsidieerde instellingen • Cultureel klimaat versterken door o.a. vernieuwing, samenwerking, cultureel ondernemerschap, talentontwikkeling
13
Bibliotheek Bezuiniging
Investering/behoud
Sluiten filialen Zielhorst en Kruiskamp (Eemhuis)
Eemhuis, Vathorst (ICOON) en Hoogland 16 schoolbibliotheken
Stoppen Bibliobus
Verdere digitalisering
Cultuureducatie Stoppen:
1/2
Subsidie Kunst Centraal
Bezuiniging: Scholen in de Kunst (SidK) • Overhead en management • Tariefdifferentiatie • Atelier (nieuw) • Andere inrichting muziekonderwijs (nieuw): o regulier en School for Talent
14
Cultuureducatie
2/2
Extra (SidK): Kenniscentrum Cultuureducatie (gericht op onderwijs), Talent voor Talent en behoud/uitbreiding Kies je Kunst Extra:
Prestatieafspraken t.b.v. cultuureducatie met musea, archief Eemland
Overige bezuinigingen
Amersfoort in C:
naar 3 locaties
De Flint:
- vermindering subsidie - meer eigen verdiensten
Evenementenbudget:
verlaging budget door stoppen paar events en niet volledige benutting budget PerExpressie
verplaatsing Armando
15
Niet alleen bezuinigingen, maar ook
• • • • • •
Meer atelierruimtes voor jonge/startende kunstenaars Blijvend ondersteunen belangrijke festivals voor de stad Versterking Poppodium De Kelder Nieuw evenemententerrein Herijking cultuurnota inclusief subsidie-instrumentarium Extra aandacht en budget voor cultuurparticipatie -en productie voor, door, met jongeren • Breder versterken van cultureel ondernemerschap
Ruimtelijke kwaliteit voorop
Ruimtelijke Ontwikkeling
16
Ruimtelijke Ontwikkeling • Groene Saldoregeling • Subsidie stichting Vernieuwing Gelders Landschap • Externe overlegstructuren • ISV-3
Doen wat moet
Vergunningen, toezicht en handhaving
17
Vergunningen, toezicht en handhaving • Wettelijke taken • Klachten en meldingen • Jaarlijks prioriteiten handhaving herzien
Grip op eigen leven
Herijking en bezuiniging Minimabeleid
18
Armoedebeleid
1 Extra inkomen alle minima
2 Stimuleren activiteiten alle minima
3 Duurzame aanpak
Verzachten
Activeren
Grip krijgen
Huidige situatie
Armoedebeleid
3 Duurzame aanpak
2
1 Extra inkomen alle minima
Verzachten
Stimuleren van activiteiten
Activeren
Grip krijgen
Toekomstige situatie
19
Continueren • Kwijtschelding • Schuldhulpverlening • Collectieve ziektekostenverzekering minima • Witgoedregeling • Bijzondere bijstand inrichtingskosten • Overige bijzondere bijstand • Premie vrijwilligerswerk
Wijzigen en bezuinigen • Beëindigen Amersfoort+ toeslag • Beëindigen regeling sociale participatie (SOPA) • Beperken bijzondere bijstand medische kosten (collectieve ziektekostenverzekering blijft bestaan) • Schooltasregeling
20
Verschuivingen • Nieuwe regeling kinderen (jeugdsportfonds en jeugdcultuurfonds) • Coachingspraktijk minima • Maatwerkvangnet • Stimuleren netwerkontwikkeling instellingen
Bijzondere bijstand voor inrichtings kosten; 570 Bijzondere bijstand voor medische kosten; 275*)
Kwijtschelding; 955
Langdurigheids toeslag; 600 SOPA; 680***) Schooltas regeling; 300
Amersfoort plus; 390**) Ziektekostenver zekering; 220
Schuldhulpverle ning; 1.360
*) incl. 100 uitvoeringskosten **) incl. 50 uitvoeringskosten ***) incl. 40 uitvoeringskosten
Verdeling 2011
21
Bijzondere bijstand voor inrichtingskost Langdurigheids en; 375 toeslag; 430
Kwijtschelding ; 955
Nieuwe regeling voor kinderen; 410 Bezuiniging; 1.100
Collectieve ziektekostenv erzekering voor minima; 220 Coaching; 240 Netwerkontwi kkeling instellingen; 100
Schuldhulpverl ening; 1.360
Maatwerkvang net; 160
Verdeling na herijking en bezuiniging
Gevolgen • Verlies aan extra inkomen bij ouderen (65+): € 220 per jaar • SOPA: Verlies aan extra inkomen: € 100 tot € 200 per gezinslid per jaar • Maar…………
22
Nieuwe regeling kinderen • Niet geld maar activiteit centraal • Eenvoudig Vouchersysteem als basis • Integreren Jeugd Sport Fonds en Jeugd Cultuur Fonds
+ € 450.000
Ontwikkelen coachingspraktijk • Coaching gericht op zelfredzaamheid: focus op mogelijkheden, niet op de beperkingen • Voor mensen voor wie een traject naar werk of naar vrijwilligerswerk (nog) niet haalbaar is • Aansluiten op bestaande coachingspraktijken
+ € 240.000
23
Maatwerkvangnet • Uitbreiding sociaal vangnet • Maatwerk (bijzondere bijstand) maken op basis van jaarlijkse herijking situatie en behoefte • Maatwerkvangnet deels alternatief voor wegvallen van regeling sociale participatie volwassenen en Amersfoort plus regeling ouderen • Dit sluit aan op ‘kanteling’ WMO
+ € 300.000
Netwerkontwikkeling instellingen • Gebruik de kracht instellingen stad. • Stimuleren netwerkontwikkeling instellingen stad rond het armoedevraagstuk • Financieel steunen samenwerkingsinitiatief
+ € 100.000
24
In één keer goed! Snijden in eigen vlees
Publieke dienstverlening en bedrijfsvoering
Publieksdienstverlening en bedrijfsvoering
• Klantcontactcentrum: in 1 keer goed • Versobering: alleen electronisch betalen • Het Nieuwe Werken: 1 duurzaam gebouw en flexibel huisvestingsconcept • Vereenvoudigen Planning & Control • Minder ambtenaren: ruim 100 FTE
25
Balans tussen mens, natuur en economie
Milieu
Milieu
• Minder niet-wettelijk verplichte controles • Bodemsaneringen (locatie Hoge Klei) • Taken op afstand • Duurzame ontwikkeling
26
Van integratie naar participatie
Integratie
Van integratie naar participatie
• Klein budget: Geen bezuinigingen • Focus op participatie • LHBT: nieuwe koplopersovereenkomst
27
Bloeiende economie
Economie en Wonen
Economie & Wonen Randvoorwaarde voor de stad Bloeiende economie voorwaarde voor leefklimaat… …banengroei hard nodig voor groei bevolking • Grote economische opgave, beperkte bezuiniging • Met de stad werken aan werk • Citymarketing levert zichzelf meer dan op Sturen op hoofdlijnen… …iedereen in zijn eigen rol • Minder regelen en organiseren • Niet meer doen wat anderen horen te doen
28
Minder stenen, andere inzet
Zorg en Welzijn
Amersfoort is een vitale stad en dat willen wij graag zo houden! Stad zonder grote tekorten in zorg en welzijn… …grote kostenstijging moet omgebogen worden • Meer draagkracht = meer betalen • Geen stenen, maar activiteiten
29
Zorg de WMO kantelen Eigen verantwoordelijkheid voor wie kan… …zorg voor de kwetsbaren • Algemeen gebruikelijk • Eigen bijdrage voor voorzieningen • Maatwerkvangnet en hardheidsclausule
Zorg voor senioren De meeste senioren redden het prima… …kwetsbare senioren kunnen op ons rekenen • Algemeen gebruikelijk • Eigen bijdrage voor voorzieningen • Maatwerkvangnet en hardheidsclausule • 75+? Minder administratieve rompslomp • Inzet helft budget gratis OV voor kwetsbare senioren
30
Zorg voor kwetsbare groepen Anders, beter, slimmer met minder geld… …kansrijk, maar vinger aan de pols • Maatschappelijk werk: korte, intensieve trajecten & meer collectief • Maatschappelijke opvang: bezuinigen op stenen & nadere afspraken met Agis
Zorg voor vrijwilligers 1 + 1 = 11… …vrijwilligerswerk wel anders inzetten • Veel Amersfoorters werken als vrijwilliger + • Veel inzet zonder inzet vanuit Vrijwilligerswerkorganisaties = • Vrijwilligerswerk anders inzetten (volgt!)
31
Welzijn minder stenen, andere inzet Geen accommodaties maar activiteiten • SWA accommodatieloos; wijken niet • Sociaal werkers: niet zorgen vóór, maar zorgen dát inwoners zelf verder kunnen • Sociaal aanbesteden: benutten kracht van de wijk
Minder geld, maar behoud wijkaanpak
Wijkontwikkeling
32
Wijkontwikkeling
Besparen op • Wijkberichten • Buurtbudgetten (ook rijksbezuiniging)
Heel en veilig maar minder schoongemaakt
Stedelijk beheer
33
Stedelijk Beheer Kracht van de stad: bewoners invloed én verantwoordelijkheid voor straat, buurt en groen • Zelfbeheercontracten • Samen beheren • Sponsoren
Stedelijk Beheer
Stad heel en veilig maar minder schoongemaakt • Duurzaam en geen kapitaalvernietiging • Verlengen levensduur • Niet meer automatisch vervangen • Andere vorm van dienstverlening • Verlagen onderhoudsniveau
34
Stedelijk Beheer Verlagen onderhoudsniveau • Binnenstad van A naar B • Rest van de stad van B naar C
Stedelijk Beheer Verlagen onderhoudsniveau Voorbeelden Groene beplanting
A+
A
B
C
D
Verharding
35
Eigen verantwoordelijkheid voor wie kan Startkwalificatie staat centraal
Onderwijs & Jeugd
Onderwijs & Jeugd
Startkwalificatie blijft centraal • Voorkomen schooluitval • ABC scholen • Aansluiting school-arbeidsmarkt
36
Onderwijs & Jeugd
Efficiënter en slimmer samenwerken • Taalonderwijs (rijksbeleid) • Vroege en Voorschoolse Educatie • Van Peuterspeelzaal naar Peuteropvang
Onderwijs & Jeugd
Versoberen • Schoolzwemmen wordt zwemgym • VNG norm voor leerlingenvervoer • BSO+
37
Activeren jeugd en aanpakken wachtlijsten
Sport
Sport
• Activeren jeugd • Stoppen / verminderen : › Subsidie stimulering ouderen, etnische groepen en technisch kader
• Efficiency SRO • Investeren in wegwerken wachtlijsten
38
Investeren in bereikbaarheid
Mobiliteit
Mobiliteit
• Schrappen regelingen die niet bijdragen aan mobiliteitsdoelen › Definitief stoppen met proef gratis OV voor 65+-ers
• Verbetering bereikbaarheid voor alle vervoersvormen › Investeren in complete VERDER-pakket › Onverkorte continuering reeds ingezette verkeersprojecten.
39
Voorstellen aan de Raad
Bezuinigingsvoorstellen 2012-2015
Voorstellen aan de raad
• Instemmen met bezuinigingsvoorstellen • Geen ruimte voor nieuw beleid in begroting • Definitieve besluitvorming over ambities coalitieakkoord volgend jaar bij tussenbalans • Instemmen met maatregelen om ongewenste effecten te voorkomen • Implementatie en fasering opvangen in begroting bestaand beleid
40
Behandeling Jaarstukken 2010 en Nota bezuinigingsvoorstellen Aan: Van: Datum: Docsnr.:
Raadsleden Griffie 13 april 2011 3745157
1. Inleiding Vanaf 19 april staat het raadswerk ongeveer 1½ maand in het teken van de verantwoording over 2010 en de voorbereiding op de begroting 2012 en verder (met name bezuinigingsvoorstellen). Presidium en fractievoorzitters hebben besproken hoe ze een en ander willen behandelen. Hierbij zijn de ervaringen van vorig jaar meegenomen. Zij geven vooraf twee duidelijke signalen: a.
Er moeten belangrijke keuzes gemaakt worden. Er is beperkt tijd, we werken met spreektijden. Concentreer je op je boodschap, anders gaat de essentie verloren of is je tijd op voor je erop bedacht bent.
b.
De behandeling van moties en amendementen moet zorgvuldig gebeuren. • Stem tevoren zoveel mogelijk af met anderen om tot combinaties te komen. • Aankondigen, bespreken voor en op 17 mei. • Indienen uiterlijk 24 mei voor 9.30 uur, waarna ze ’s avonds met één hamerklap onderdeel van de bespreking worden.
Onderstaand wordt eerst op hoofdlijnen een totaaloverzicht van de planning gepresenteerd met vermelding van de aandachtspunten. Daarna volgt een detailuitwerking per avond. 2. Planning op hoofdlijnen Het totaaloverzicht van de planning is onderstaand weergegeven (blz. 2) en volgt de vergaderdata die in de jaarplanning zijn opgenomen. Ook de reguliere vergaderingen van De Ronde en Het Besluit zijn opgenomen. Aandachtspunten bij de huidige planning zijn: a. b. c.
de jaarstukken worden dit jaar in een nieuwe stijl gepresenteerd, dat wil zeggen minder op papier en meer digitaal (zie hierover ook RIB nr. 7 van 2011); op donderdagavond 28 april vergadert de commissie B&V over de jaarrekening 2010 zodat op 26 april extra ruimte ontstaat voor de presentatie van de bezuinigingsvoorstellen; zowel op 10 mei (hoorzittingen) als op 24 mei (algemene beschouwingen) beginnen de vergaderingen al in de (na)middag.
Vakanties en feestdagen 22 april = goede vrijdag 24 + 25 april = pasen 30 april = koninginnedag 1 mei t/m 8 mei = meireces
1
Totaaloverzicht data, tijden en onderwerpen 19 april 21.30 – 22.30 uur presentatie jaarstukken 26 april 28 april
19.00 - 21.00 uur 21.30 - 23.00 uur
presentatie nota bezuinigingsvoorstellen Het Besluit (regulier)
19.00 – 22.00 uur
commissie B&V over jaarrekening
9 mei
Uiterlijke datum inleveren feitelijke vragen
10 mei
16.30 – 18.00 uur 19.00 - 21.00 uur 21.30 – 23.00 uur
Hoorzittingen bezuinigingsvoorstellen De Ronde (regulier) Het Besluit: verantwoordingsdebat + besluit jaarstukken
17 mei
19.00 – 23.00 uur
De Ronde bezuinigingsvoorstellen
23 mei
Inleveren statements fracties voor publicatie in Stadsberichten
24 mei
16.00 – 18.00 uur 19.00 – 21.30 uur 21.30 – 22.30 uur
algemene beschouwingen + debat bezuinigingsvoorstellen vervolg algemene beschouwingen + debat Het Besluit (alleen besluiten zonder debat)
31 mei
19.00 - 23.00 uur
Het Besluit over bezuinigingen
3. Feitelijke vragen Feitelijke vragen over de bezuinigingsvoorstellen s.v.p. zo spoedig mogelijk inleveren, maar uiterlijk maandag 9 mei 9.00 uur. Een antwoord volgt dan uiterlijk vrijdag 20 mei (na behandeling in De Ronde maar voor de algemene beschouwingen over de bezuinigingsvoorstellen). Het streven is de ingediende vragen zoveel mogelijk voor de behandeling in De Ronde op 17 mei te beantwoorden, maar dit is afhankelijk van het moment waarop de vragen worden ingediend en het aantal vragen. 4. Moties en amendementen Fracties wordt verzocht zoveel mogelijk (voorafgaand aan het indienen) moties en amendementen informeel met andere fracties af te stemmen, waarmee het aantal kan worden beperkt en/of behandeltijd bij de formele behandeling kan worden bespaard. Ook wordt de fracties verzocht moties en amendementen tijdig bekend te maken (dus ‘invliegers’ beperken). •
Voor moties en amendementen over de bezuinigingsvoorstellen gelden de volgende uitgangspunten: 1. zoveel mogelijk aankondigen tijdens De Ronde van 17 mei; 2. formeel indienen op 24 mei, waarbij de moties en amendementen aan het begin van de vergadering als totale set worden ingediend waarna ze met één hamerklap onderdeel van de bespreking worden; Voor moties/amendementen 24 mei geldt het volgende o alleen van conceptmoties en -amendementen die uiterlijk vrijdag 20 mei 12.00 uur bij de griffie worden ingediend, kan de griffie een terugkoppeling geven over vormvereisten (reactie dan uiterlijk maandag 23 mei 16.00 uur); o conceptmoties en – amendementen zoveel mogelijk maandagochtend 23 mei voor 12.00 uur al aanmelden bij de griffie; o definitief in te dienen moties en amendementen uiterlijk dinsdagochtend vóór 9.30 uur indienen bij de griffie (zodat ze kunnen worden toegevoegd aan het totaalovericht). 3. reactie van het college op de ingediende moties en amendementen vrijdag 27 mei; 4. besluitvorming over de moties en amendementen op 31 mei.
2
5. Detailuitwerkingen per avond Dinsdag 26 april (De Raad) – presentatie Nota Bezuinigingsvoorstellen
De Ronde: Zaal: Tijd 19.00 – 21.00
Raadzaal 1.02 • Inleidende presentatie over de Nota Bezuinigingsvoorstellen • Korte presentaties door portefeuillehouders (10 min. per portefeuillehouder) • Ruimte voor toelichtende vragen van raadsleden.
Het Plein: regulier.
Het Besluit: regulier.
Donderdag 28 april 19.00 – 22.00 uur: extra vergadering commissie Begroting & Verantwoording over de jaarrekening
Dinsdag 10 mei (De Raad) – hoorzittingen en verantwoordingsdebat jaarrekening 2010
De Ronde: Zaal: Tijd 16.30 – 18.00 Hoorzitting bezuinigingsvoorstellen
Raadzaal 1.02
Molendijkzaal
• Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling • Werk en Inkomen
• Cultureel klimaat • Financiën en belastingen • Economie en Wonen
Vermeerzaal
• Sport • Veiligheid & Handhaving • Algemeen bestuur & Public Affairs • Onderwijs • Stedelijk beheer & milieu LET OP: definitieve indeling en tijden afhankelijk van aanmeldingen van inwoners en instellingen om gebruik te maken van de hoorzitting! PAUZE 19.00 – 21.00
Reguliere De Ronde
Reguliere De Ronde
Reguliere De Ronde
Het Plein: regulier.
Het Besluit: Raadzaal 1.02 Zaal: Tijd 21.30 23.00
Verantwoordingsdebat + besluit jaarrekening en jaarverslag 2010
3
Dinsdag 17 mei (tussenliggende) – De Ronde Nota Bezuinigingsvoorstellen
De Ronde: •
Inhoudelijke bespreking bezuinigingsvoorstellen (met spreektijden) TIP: schoonheid zit ‘m in beperking, geeft standpunten en bereid die goed voor.
•
Aankondigen / bespreken moties en amendementen Raadzaal 1.02
Molendijkzaal
• Zorg, Welzijn en Wijkontwikkeling
• Cultureel klimaat • Financiën en belastingen • Sport • Veiligheid & Handhaving • Algemeen bestuur & Public Affairs
21.15- 22.15
• Werk en Inkomen
22.15 – 23.15
• Economie en Wonen • Mobiliteit • Ruimtelijke Ordening
• Onderwijs • Stedelijk beheer • (vervolg) Stedelijk beheer • Milieu
Zaal: Tijd 19.00 – 20.00
20.00 – 21.00
Vermeerzaal
PAUZE
Spreektijden Tijdens behandeling in De Ronde op 17 mei werken we (per blok van een uur) als richtlijn met spreektijden voor 50 minuten, met 10 minuten ruimte voor debat/uitloop. Verdeling tijden: • • •
elke fractie max. 4 minuten 11 x 4 = 44 minuten college 6 minuten debat/uitloop 10 minuten 60 minuten
Het Plein: geen.
Het Besluit: geen.
Maandag 23 mei – inleveren statements In de Stadsberichten van 27 mei is er voor de fracties de gelegenheid om hun statements over de bezuinigingsvoorstellen te geven. Deadline voor het inleveren van de bijdrage is maandag 23 mei voor 9.00 uur. Aanleveren via mail bij
[email protected]. De bijdrage mag maximaal 150 woorden zijn. Te lange teksten worden door de redactie ingekort.
4
Dinsdag 24 mei (De Raad) – algemene beschouwingen + moties/amendementen
De Ronde: geen.
Het Plein: geen.
Het Besluit: Raadzaal 1.02 Zaal: Tijd 16.00 18.00
• •
Algemene beschouwingen + debat door fractievoorzitters Definitief indienen/bespreken moties en amendementen
Voor moties/amendementen 24 mei geldt het volgende 1. alleen van conceptmoties en -amendementen die uiterlijk vrijdag 20 mei 12.00 uur bij de griffie worden ingediend, kan de griffie een terugkoppeling geven over vormvereisten (reactie dan uiterlijk maandag 23 mei 16.00 uur); 2. conceptmoties en – amendementen zoveel mogelijk maandagochtend 23 mei voor 12.00 uur al aanmelden bij de griffie; 3. definitief in te dienen moties en amendementen uiterlijk dinsdagochtend 24 mei vóór 9.30 uur indienen bij de griffie (zodat ze kunnen worden toegevoegd aan het totaalovericht). PAUZE (eten beschikbaar in de kantine) 19.00 – 21.30
Vervolg algemene beschouwing en indienen/bespreken moties en amendementen.
21.30 – 22.30
Regulier Het Besluit (alleen besluiten zonder debat)
Dinsdag 31 mei (De Raad) – Het Besluit Nota Bezuinigingsvoorstellen
De Ronde: geen.
Het Plein: geen.
Het Besluit: Raadzaal 1.02 Zaal: Tijd 19.00 – 23.00
•
Vaststellen Nota Bezuinigingsvoorstellen
5
nr. 3745157
Het Besluit Datum: Aanvang:
dinsdag 26 april 2011 21:30
1.
Vaststelling agenda
*.
Besluit met debat
*4. Invoeren reclamebelasting voor ondernemersfonds binnenstad (versie 3) - Verordening (versie 3) - Motie BPA: Verordening Reclamebelasting 2011 - Beantwoording raadsvragen De Ronde 19 april 2011 - Beantwoording openstaande vragen april 2011 Toelichting : Portefeuillehouder: G. Boeve Woordvoerder 1 e termijn: S.R. Smits Alvarez Besproken in De Ronde van 29 maart en 19 april 2011. Op 20 april zijn een gewijzigd raadsvoorstel (v3) en verordening (v3) aangeleverd. Wijzigingen t.o.v. versie 2 zijn in het raadsvoorstel en de verordening gearceerd. Besluiten zonder debat, met amendement/motie 2.
Visie Werklocaties - Visie Werklocaties, Amersfoort, een stad om in te werken Toelichting : De Visie Werklocaties is het economisch beleid voor bedrijventerreinen, kantoren en werkgelegenheid in wijken en is een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort 2030. Met de visie worden de ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid verbeterd en worden vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties gestimuleerd. De kaders voor het beleid rondom werklocaties worden door de raad gesteld. Deze zijn in het raadsvoorstel opgenomen als beslispunten 1 t/m 7. Besproken in De Ronde van 12 april 2011.
3.
Vaststelling bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten - Aanvullende memo - Verbeelding Toelichting : Doel van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten is om een goede planologisch juridische oplossing te geven voor de woonboten op het industrieterrein Isselt. Op 26 januari 2010 heeft uw gemeenteraad besloten om aan de Havenweg tien en aan de Schans vier ligplaatsen voor woonboten aan te wijzen en in te richten. Op het ontwerpbestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten zijn zienswijzen binnengekomen die aanleiding hebben gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen.
nr. 3745157
Voorgesteld wordt het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, inclusief de zienswijzennota, voor het plangebied van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen en de extra kosten van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve. Besproken in De Ronde van 15 maart 2011. Aanvullende memo zoals toegezegd in De Ronde is bij het agendapunt op internet toegevoegd. Besluiten zonder debat 5.
Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten - Ruimtelijke onderbouwing aanleg faseringsstroken en vernieuwing drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort Toelichting : Op 10 december 2010 is door Rijkswaterstaat een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, omdat de faseringsstroken en de drie nieuwe kunstwerken op een aantal plaatsen langs het traject in strijd zijn met de geldende bestemmingsplannen. Het doel is om tijdens het uitvoeren van het groot onderhoud de doorstroming te waarborgen.
6.
Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor verplaatsing rietdekkersbedrijf van Maatweggebied naar Slaagseweg 31 - Ruimtelijke onderbouwing Slaagseweg 31 Toelichting : In verband met de uitbreiding van Meander Medisch Centrum in het Maatweggebied, wordt rietdekkersbedrijf Eggenkamp verplaatst naar het perceel Slaagseweg 31. Dit heeft geleid tot de aanvraag op 21 december 2010 van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal op het hiervoor genoemde perceel. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, zodat de benodigde procedure voor het Wabo-projectbesluit kan worden doorlopen.
7.
Vaststellen besluitenlijst Het Besluit 15 februari 2011 en verslagen en besluitenlijsten van 1 t/m 29 maart 2011 Toelichting : – Einde
nr. 3745157
1.
Vaststelling agenda Reg.nr .: 3755979
nr. 3745157
*.
Besluit met debat
nr. 3745157
*4. Invoeren reclamebelasting voor ondernemersfonds binnenstad (versie 3) - Verordening (versie 3) - Motie BPA: Verordening Reclamebelasting 2011 - Beantwoording raadsvragen De Ronde 19 april 2011 - Beantwoording openstaande vragen april 2011 Reg.nr .: 3686069v4 Reg.nr. : 3691623v3 Beantwoording raadsvragen De Ronde 19 april 2011 (pdf) Beantwoording openstaande vragen april 2011 (pdf) Motie BPA (pdf) 3686069v4 (pdf) 3691623v3 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : Portefeuillehouder: G. Boeve Woordvoerder 1 e termijn: S.R. Smits Alvarez Besproken in De Ronde van 29 maart en 19 april 2011. Op 20 april zijn een gewijzigd raadsvoorstel (v3) en verordening (v3) aangeleverd. Wijzigingen t.o.v. versie 2 zijn in het raadsvoorstel en de verordening gearceerd.
nr. 3745157
Besluiten zonder debat, met amendement/motie
nr. 3745157
2.
Visie Werklocaties - Visie Werklocaties, Amersfoort, een stad om in te werken Reg.nr .: 3722521 Reg.nr.: 3694575 3722521 (pdf) 3694575 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : De Visie Werklocaties is het economisch beleid voor bedrijventerreinen, kantoren en werkgelegenheid in wijken en is een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort 2030. Met de visie worden de ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid verbeterd en worden vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties gestimuleerd. De kaders voor het beleid rondom werklocaties worden door de raad gesteld. Deze zijn in het raadsvoorstel opgenomen als beslispunten 1 t/m 7. Besproken in De Ronde van 12 april 2011.
nr. 3745157
3.
Vaststelling bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten - Aanvullende memo - Verbeelding Reg.nr .: 3705761 Aanvullende memo (pdf) Verbeelding (pdf) 3705761 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : Doel van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten is om een goede planologisch juridische oplossing te geven voor de woonboten op het industrieterrein Isselt. Op 26 januari 2010 heeft uw gemeenteraad besloten om aan de Havenweg tien en aan de Schans vier ligplaatsen voor woonboten aan te wijzen en in te richten. Op het ontwerpbestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten zijn zienswijzen binnengekomen die aanleiding hebben gegeven om het bestemmingsplan te wijzigen. Voorgesteld wordt het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen, inclusief de zienswijzennota, voor het plangebied van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen en de extra kosten van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve. Besproken in De Ronde van 15 maart 2011. Aanvullende memo zoals toegezegd in De Ronde is bij het agendapunt op internet toegevoegd.
nr. 3745157
Besluiten zonder debat
nr. 3745157
5.
Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten - Ruimtelijke onderbouwing aanleg faseringsstroken en vernieuwing drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort Reg.nr .: 3732287 Ruimtelijke onderbouwing (pdf) 3732287 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : Op 10 december 2010 is door Rijkswaterstaat een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, omdat de faseringsstroken en de drie nieuwe kunstwerken op een aantal plaatsen langs het traject in strijd zijn met de geldende bestemmingsplannen. Het doel is om tijdens het uitvoeren van het groot onderhoud de doorstroming te waarborgen.
nr. 3745157
6.
Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor verplaatsing rietdekkersbedrijf van Maatweggebied naar Slaagseweg 31 - Ruimtelijke onderbouwing Slaagseweg 31 Reg.nr .: 3720463 Ruimtelijke onderbouwing (pdf) 3720463 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : In verband met de uitbreiding van Meander Medisch Centrum in het Maatweggebied, wordt rietdekkersbedrijf Eggenkamp verplaatst naar het perceel Slaagseweg 31. Dit heeft geleid tot de aanvraag op 21 december 2010 van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal op het hiervoor genoemde perceel. De raad wordt gevraagd een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) te verlenen, zodat de benodigde procedure voor het Wabo-projectbesluit kan worden doorlopen.
nr. 3745157
7.
Vaststellen besluitenlijst Het Besluit 15 februari 2011 en verslagen en besluitenlijsten van 1 t/m 29 maart 2011 Reg.nr .: 3747313 3747313 (pdf)
nr. 3745157
Toelichting : –
nr. 3745157
Einde Reg.nr .: —
Aan: Gemeenteraad Amersfoort Van: Wethouder Boeve Betreft: Ondernemersfonds binnenstad Datum: 21 april 2011 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Geachte leden van de gemeenteraad, Dinsdagavond 19 april jl. hebben wij met elkaar gesproken over het ondernemersfonds binnenstad. Bij deze ontvangt u de door ons toegezegde beantwoording van uw vragen. Graag maak ik hier enkele samenvattende opmerkingen die ingaan op de hoofdlijnen van het gevoerde debat. Het was een pittige, maar in mijn ogen nuttige en vruchtbare discussie waarin duidelijk naar voren kwam wat u van belang vindt en hoe wij u daarin kunnen bedienen. Tot mijn vreugde heeft u – los van ieders inhoudelijke aandachtspunten – uw waardering uitgesproken voor het initiatief van de betrokken ondernemers om zich in te zetten voor het functioneren van onze binnenstad. Met u beseffen wij dat we mede afhankelijk zijn van hun inzet en hun ondernemerschap. Ik vertrouw erop dat zij uw algemene waardering dan ook als een steun in de rug beschouwen. U allen deelt de mening dat een ondernemersfonds een goed en gewenst instrument is. Daarmee bevestigt u nogmaals dit punt uit de economische verkenning op de voorzieningenkern binnenstad (eerder aangeduid als Visie op de binnenstad) die twee jaar geleden in de gemeenteraad is vastgesteld. Met die visie als basis, hebben wij de afgelopen twee jaar gewerkt aan het ondernemersfonds (als een van de projecten van de economische uitvoeringsagenda binnenstad). De ondernemers hebben hierin het voortouw genomen. Wij hebben hen daarin ondersteund en geadviseerd. In het gevoerde debat kwamen vier inhoudelijke vragen naar boven waar ik hier graag nog eens kort op reageer (voor een meer technische toelichting verwijs ik naar de beantwoording van de vragen). Voldoende draagvlak Alle ondernemers in de binnenstad zijn tenminste twee keer collectief aangeschreven en opgeroepen mee te doen in de discussie over het ondernemersfonds en er zijn meerdere bijeenkomsten gehouden (zie eerdere informatie van de ondernemers). Wij zijn van mening dat de ondernemers alles wat redelijkerwijs mogelijk is, hebben gedaan om alle ondernemers in de binnenstad te informeren en hen in de gelegenheid te stellen hun mening te geven. Ook is in onze ogen voldoende aangetoond dat een meerderheid van de ondernemers voor invoering van een ondernemersfonds via de reclamebelasting is. Getuigenissen hiervan zijn bijgevoegd. Echter, hoe overtuigend de steun nu ook lijkt als we afgaan op diegenen die van zich hebben laten horen, ook wij sluiten niet uit dat de steun bij de uitvoering toch minder groot zou kunnen zijn. Op dit moment kunnen wij daar niet meer duidelijkheid over krijgen, dan er nu is. Al het mogelijke is gedaan, er zijn geen grote aantallen tegenstemmen geuit. De werkelijke steun zal blijken bij invoering. Eenieder heeft immers de mogelijkheid om bezwaar te maken. Als meer dan 50% van de ondernemers bezwaar maakt, zullen wij u voorstellen de reclamebelasting in te trekken. Al verwachten wij niet dat er zoveel bezwaren zullen worden ingediend. Eerlijke tarieven en systematiek Gehoord uw bezwaren over de gekozen tarieven, hebben de ondernemers, in overleg met ons, het voorstel voor de tarieven aangepast. Het laagste tarief is verlaagd van € 360 naar € 200. Wij zijn van mening dat hiermee de tarieven zo eerlijk mogelijk zijn en recht doen aan de positie van kleine ondernemingen. In het verlengde heeft u vraagtekens geplaatst bij de gekozen systematiek van de reclamebelasting. De ondernemers hebben vooral gekozen voor de meest nuttige besteding van hun bijdragen. De doorslag voor de ondernemers is geweest dat de bestedingsmogelijkheden van reclamebelasting het beste aansluit bij het beoogde doel. Omdat de ondernemers in de binnenstad veel promotie willen doen, was de BIZ (Bedrijven Investeringszone) niet geschikt omdat hier geen BEANTWOORDING RAADSVRAGEN ONDERNEMERSFONDS BRIEF_v1
mogelijkheden zijn voor promotie (het moet gaan om ‘schoon, heel, veilig’). En men wilde een gebiedsgerichte aanpak die met de OZB niet mogelijk is (die kan alleen voor de hele stad worden ingevoerd, waarna de niet bedoelde gebieden de vermeerdering op de OZB teruggestort moeten krijgen). De kracht van een ondernemersfonds, schuilt nu juist in de gebiedsaanpak. Met reclamebelasting, bepalen ondernemers voor hun eigen gebied zelf de hoogte van de bijdrage die zij willen doen (in plaats van een stedelijk gemiddelde) en bepalen zelf de bestedingsdoeleinden. Van belang zijn hiervoor ook de uitvoeringskosten, die voor de ‘OZB-route’ zeker hoger liggen dan via de Reclamebelasting (er moeten immers veel meer transacties verricht worden). Financieel risico van bezwaarprocedures beperken Bij de raming van de kosten, hebben we rekening gehouden met kosten voor bezwaar en beroep. Deze kosten worden gedekt via het ondernemersfonds (en dus door ondernemers). Gehoord uw bezwaren, hebben wij, in overleg met de ondernemers, de risico’s aangepast zodat bij eventuele hogere kosten voor bezwaar en beroep over drie jaar gerekend, niet de gemeente maar het ondernemersfonds deze extra kosten betaalt. Geen kosten afwentelen Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de gelden van het ondernemersfonds worden gebruikt voor reguliere gemeentelijke taken. In het convenant hebben wij hierover ook afgesproken dat wij, binnen de financiële mogelijkheden die de gemeente heeft, al het mogelijke doen om bestaande investeringen (op het gebied van economische zaken, citymarketing en ‘schoon, heel, veilig’) in de binnenstad te handhaven. Uiteraard staat het de ondernemers vrij om bovenop de reguliere gemeentelijke taken, extra kwaliteit na te streven en dat via het ondernemersfonds te bekostigen. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Ik hoop op een voorspoedige behandeling zodat ondernemers weer kunnen doen waar ze het beste in zijn, namelijk de handen uit de mouwen steken voor onze binnenstad. Tot het geven van een nadere toelichting ben ik zeker bereid. U kunt mij het beste benaderen via e-mail:
[email protected].
Met vriendelijke groeten, Namens het college van burgemeester en wethouders,
Gert Boeve Wethouder Economie & Wonen, Zorg & Welzijn, Amersfoort Vernieuwt en Vathorst
BEANTWOORDING RAADSVRAGEN ONDERNEMERSFONDS BRIEF_v1
Beantwoording openstaande vragen Betreft: Verordening reclamebelasting Docs nr: 3779026 Datum: 21-04-2011 In de afgelopen dagen zijn een vragen gesteld over het ondernemersfonds voor de binnenstad. Naar aanleiding van de vragen en opmerkingen over de tarieven en het financiele risico voor de gemeente is het raadsvoorstel aangepast. Bij de beantwoording van de vragen ziet u soms een afkorting van uw fractie staan. Dit om het u gemakkelijk te maken om uw eigen vragen terug te vinden.
1
Vraag
Antwoord
Waarom geen op OZB gebaseerde grondslag? (cu en pvda)
Ten eerste: daar kiezen de ondernemers zelf niet voor. Daarnaast: de kracht van een ondernemersfonds ligt in de gebiedsgerichte aanpak. OZB kun je niet gebiedsgericht inzetten en niet differentiëren. Dat betekent dat alle gebruikers van niet-woningen in de stad meebetalen. Dat is nu ongewenst. Misschien is een fonds voor de hele stad een ambitie voor de toekomst. Maar dit is een initiatief van de ondernemers uit de binnenstad. Zij geven de voorkeur aan reclamebelasting.
2
En het Leidse model dan? (pvda)
3
Is het wel een eerlijke verdeling?(cu)
4
Is reclamebelasting bedacht door de OBA? Waarom geen andere heffing? (pvda) Hoe zit het met de kosten en baten tov van de huidige precario heffing?(cu)
5
6
Waarom doen we geen BIZ (een Bedrijven Investerings Zone)? Dat kan wel. (pvda, ) Wat betekent een BIZ
Bij gebruik van een ozb grondslag zou dat een forse verhoging van de OZB tot gevolg hebben en ook partijen als bejaardenhuizen, ziekenhuizen, sportverenigingen, culturele instellingen, garageboxen, scholen etc. betalen dan mee aan de promotie van de stad. Een aantal gemeenten (6 in totaal) waaronder Leiden gebruikt wel de OZB als grondslag. Daar betalen alle gebruikers van niet-woningen in de hele stad mee. Zoals bejaardenhuizen, ziekenhuizen, sportverenigingen, culturele instellingen, garageboxen, scholen etc.. In Leiden heeft men afspraken gemaakt met alle partijen die bijdragen aan die promotionele activiteiten. In Amersfoort hebben wij een initiatiefvoorstel van de binnenstadondernemers gekregen en daarom kiezen we voor een gebiedsgerichte aanpak en differentiatie in tarieven wat mogelijk is via de reclamebelasting. Gehoord de bezwaren hebben we het laagste tarief verlaagd. Daarnaast heeft een kleine ondernemer in de regel ook minder grote reclame uitingen dan een groot filiaalbedrijf en betaalt dus minder. Voorbeeld: De V&D heeft 2 adressen (voor- en achteringang) en wordt twee maal belast. Die gaat in dit voorbeeld dus € 2400,- betalen terwijl een aantal kleinere winkels in de gang naar het st Jorisplein in het lage tarief van € 200,- vallen. Wel zullen er altijd uitzonderingen zijn. Nee, reclamebelasting is een veel gebruikte en beproefde methode in Nederland. De initiatiefnemers hebben zich bij hun afweging laten adviseren door van den Bosch en Partners. Waarom geen andere heffing? Zie vraag 1, 2 en 6.
Het maakt voor de gemeente geen verschil. Onze huidige inkomsten en onze administratieve lasten worden verrekend met de inkomsten van de reclamebelasting. Zie ook het raadsvoorstel.
Een BIZ staat voor Bedrijven Investerings Zone en is een samenwerking tussen bedrijven in een gebied om projecten uit te werken onder de thema’s schoon, heel en veilig. De mogelijkheden met een BIZ zijn wettelijk bepaald (Experimentenwet BIZ). De activiteiten die in de binnenstad uitgevoerd gaan worden, namelijk promotie en evenementen, passen niet in de bestedingsmogelijkheden van BIZ.
7
8
9
?(bpa) Hoe vaak wordt er gemeten? (cu)En hoe zit het met handhaving? (cu)
Wat is zichtbaar vanaf de weg? En gaat het ook om zaken die in de winkel hangen?(cu) Kunnen we de risico’s voor de gemeente afdekken? (cu, d66, gl)
10 Er is veel onrust over het draagvlak. Is iedereen wel benaderd? (cu, d66 en gl)
11 Het activiteitenplan is nog onduidelijk en wie stelt de centrumof projectmanager aan? (cu)
12 Er moet meer dan 50% draagvlak aangetoond worden namelijk 66% (cu, gl)
We meten eenmaal per jaar. Als iemand in de loop van het jaar zijn reclame uitingen minimaliseert dan kan die ondernemer dat aangeven en wordt zijn aanslag opnieuw berekend. Als iemand zijn reclame uitingen maximaliseert heeft hij dat jaar een voordeel. Zo gebeurt dat nu ook. Handhaven is op basis van de wet de gebruikelijke gang van zaken voor onze handhavers en juridisch medewerkers. Overigens staat ‘handhaving’ buiten de scoop van belastingheffing. De inventarisatie van de uitingen wordt wel in opdracht van belastingen gedaan. In de wet is duidelijk omschreven wat “zichtbaar vanaf de weg” inhoudt. Deze omschrijving gebruiken we vaker en geeft bij de inventarisatie voldoende houvast. Een lichtgevend logo dat in een winkel hangt, valt buiten de toetsing. Uitingen op het raam, de gevel en op objecten vóór de winkel worden wel belast. In ons nieuwe raadsvoorstel liggen de kosten en risico’s voor bezwaar en beroep volledig bij het ondernemersfonds. Er was al een voorziening opgenomen voor € 10.000 die we als gemeente inhielden (en achteraf zouden verrekenen als de kosten lager uitvallen). Gehoord de bezwaren, hebben we nu het risico aangepast: als de kosten meer worden dan € 10.000 dan zijn ook de extra kosten voor rekening van het ondernemersfonds. Alle ondernemers in de binnenstad zijn tenminste twee keer collectief aangeschreven en uitgenodigd te participeren en er zijn meerdere bijeenkomsten georganiseerd (zie eerdere informatie van de ondernemers). Alles wat redelijkerwijs mogelijk is om ondernemers te betrekken, is gedaan. Er zijn verschillende (nieuws)brieven verstuurd. Deze brieven zijn verstuurd op basis van adresgegevens van de KvK en later van de Gemeente. De gemeentelijke gegevens zijn afkomstig van de eerste inventarisatie ten behoeve van de reclamebelasting. Op de open informatie avonden heeft iedereen de kans gekregen om zijn mening te laten horen, wat ook gebeurd is. (zie ook de laatste brief van de initiatiefnemers van 18 april). Het activiteitenplan is een concept. Het kan pas geconcretiseerd worden na instelling van het reclamefonds. Dan gaat de Stichting in gesprek met het belangenbestuur om het plan concreet te maken. De stichting kan daarna een centrummanager aanstellen als het belangenbestuur zich daar ook in kan vinden. De bestuursleden van de Stichting hebben geen belang in de OBA of de KHN. Naast de OBA en de KHN is het mogelijk dat een andere vertegenwoordiging van ondernemers uit de binnenstad ook als stakeholder wordt aangemerkt. Draagvlak kan op vele manieren gemeten worden. Zo hebben bij de openbare vergaderingen van OBA en KHN alle aanwezigen voorgestemd. Voor De Kamp is bekend dat 12 van de 15 leden voor zijn, en 3 tegen. Niet alle ondernemers hebben zich persoonlijk laten horen. Op basis van de reacties die wel zijn binnengekomen, blijkt een grote meerderheid. Ook waren er steunbetuigingen van ondernemers die niet zijn aangesloten bij OBA of KHN. Het aantal negatieve reacties is beperkt. Zie hiervoor de informatie van de ondernemers die u al eerder is toegestuurd. Het werkelijke draagvlak zal blijken bij invoering op basis van bezwaar en beroep. Als meer dan 50% van de ondernemers bezwaar maakt, zullen wij de gemeenteraad voorstellen de reclamebelasting in te trekken.
13 In de nieuwe Stichting is de Oba en de KHN weer sterk vertegenwoordigd. (cu) 14 Er is weerstand tegen
De KHN en OBA zitten niet in het bestuur van de stichting. Zij zijn belangenbestuur net als andere ondernemers dat kunnen zijn. Zij zijn dus geen uitvoerder van de Stichting (soab). Er zal door de Stichting een centrummanager aangesteld worden. Daarnaast wordt er na besluit door de raad ook een marketingwerkgroep samengesteld die uit ondernemers uit de binnenstad bestaat. Als ondernemers actief willen zijn in de Stichting maar geen lid willen worden van de Oba of de KHN kan dat. Als gemeente stimuleren wij het bedrijfsleven al jarenlang om zich te verenigen. Samen
de OBA (pvda)
15 Het doel van een ondernemersfonds is toch breder dan alleen promotie? (pvda)
kun je meer. Daarnaast is het voor de gemeente heel prettig om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van ondernemers. De Oba en de KHN zijn actieve verenigingen die zich inzetten voor de binnenstad en dat waarderen we. Ondernemers die zich niet kunnen vinden in de OBA of de KHN hebben de mogelijkheid om een eigen vereniging op te richten. Die kunnen ook deel uitmaken van het belangenbestuur van de Stichting. De term “ondernemersfonds”wordt in het land voor verschillende dingen gebruikt. Daar ontstaat misschien verwarring. We praten nu over de instelling van reclamebelasting om zo activiteiten te financieren die de Stichting Ondernemersfonds Amersfoortse Binnenstad vast stelt in haar activiteitenplan. Promotionele activiteiten om te komen tot een aantrekkelijke en bruisende binnenstad. Dat is DE doelstelling van de Stichting. Als gemeente gaan we graag in gesprek met ondernemers over andere onderwerpen die spelen in de binnenstad. En dat doen we nu al via het Platform Economische Binnenstad en met de verenigingen OBA en KHN.
16 Waarom neemt de gemeente bezwaar en beroep voor haar rekening? (pvda)
17 Waarom voert de Stichting de evaluatie uit?(pvda) 18 Waarom keren we al op 1 juli uit?(pvda) 19 Wanneer meten we opnieuw? (pvda)
Het is nimmer zo geweest dat de gemeente de kosten voor bezwaar en beroep voor z’n rekening zou nemen. Er is aanvankelijk een afspraak gemaakt dat er drie jaar lang € 10.000 in mindering gebracht zou worden op het ondernemersfonds. Door ons is dat beredeneerd als een veilige uitgangspositie. In het nieuwe voorstel loopt de gemeente helemaal geen risico meer, omdat bij tekortkoming van die € 10.000 ook het meerdere ten laste van het fonds komt. Omdat het een fonds voor en door ondernemers is. De gemeente heeft geen rol in het controleren van de stichting. In een regulier jaar hebben we op 1 juli al een groot deel van de belastinginkomsten binnen en kunnen we dus ook uitkeren. 2011 is een overgangsjaar. We meten ieder jaar vlak voor de aanslagoplegging. Zo ontstaat een zo zuiver mogelijk beeld van zowel belastingplicht als belastingplichtige. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een bureau dat gespecialiseerd is in dergelijke inventarisaties. Nee, bij het intrekken van de verordening is het convenant niet langer bindend.
20 Is de gemeente gebonden aan subsidie ook al is de verordening ingetrokken?(pvda) 21 Waarom is het De BIZ Neptunusplein is ook op deze manier behandeld (direct in Het Besluit). voorstel als een hamerstuk Het is geen nieuw onderwerp: afgelopen jaren is het al vaak ter sprake gekomen, o.a. bij gepresenteerd?(pvda) bespreking visie binnenstad en nota detailhandel. En het ondernemersfonds staat op de economische uitvoeringsagenda voor de binnenstad. Begin 2011 is daarover in een RIB nog opgenomen dat het in voorjaar ter besluit zal worden voorgelegd. (RIB 3, 2011). 22 Waarom heeft het College niet alle stukken beschikbaar gesteld?(pvda) 23 In het convenant wordt gesproken over “ zwaarwegende adviezen “ Wat zijn dat? (pvda) 24 Hoe gaat bij andere gemeenten?
Wij hebben de raad alle stukken aangeleverd waar wij zelf over beschikken en die relevant waren voor het vaststellen van de Verordening. De initiatiefnemers hebben na alle vragen in de vorige Ronde besloten om aanvullende informatie aan u toe te sturen, waaronder ook de stichtingsakte en het concept activiteitenplan. We hebben in het convenant een aantal redenen benoemd op basis waarvan het convenant ingetrokken kan worden. Daarnaast zijn zwaarwegende adviezen door ons niet nader toegelicht omdat we niet kunnen voorzien wat de toekomst brengt en wat dan voor ons zwaarwegende redenen zijn. Reactie van Bosch en partners, overheids adviseurs: in zo’n 90 tot 100 gemeente is een ondernemersfonds ingevoerd. Daarvan hebben zo’n 60 gemeente gekozen voor voeding
25 In welke andere steden is er een ondernemersfonds op basis van reclamebelasting? 26 Wat is de rol van de gemeente? Waarom zorgen de ondernemers hier zelf niet voor? 27 Is er draagvlak voor reclamebelasting in de binnenstad?
28 De opkomst was heel laag: dat is geen goede basis voor een draagvlakpeiling
via reclamebelasting. Meer dan de helft doet dat op basis van ons voorstel, via vierkantemeter reclame uiting en de rest doet dat met een vast bedrag per ondernemer. Dus de manier die we voorstellen is de meest gehanteerde maatstaf. Dit is een geaccepteerde heffing door de belastingrechter Onder andere in: Enschede, Haarlem, Doetinchem, Veenendaal, Schiedam, Alkmaar, Helmond, Ede, Wageningen, Zevenaar.
In het algemeen is het altijd lastig om de organisatiegraad bij ondernemers te verbeteren. Dat geldt voor alle verenigingen, maar met name in binnensteden is het een probleem. Gemeente zit er op verzoek van ondernemers tussen om voor continuïteit en structuur te zorgen en de free-rider problematiek aan te pakken.
-
Er is draagvlak gepeild in twee bijeenkomsten (15 en 30 juni 2010). Voor deze bijeenkomsten zijn alle binnenstadondernemers uitgenodigd per brief (huis aan huis). Bij deze bijeenkomsten waren per bijeenkomst 20-25 ondernemers aanwezig. Daarvan stemden op 1 na (C&A –groowtwinkelbedrijf) allen voor. Uitnodigingen hiervoor zijn verspreid op basis van het handelsregister van KvK. - In maart 2011 zijn er nog twee inloopbijeenkomsten georganiseerd om vragen te beantwoorden over het ondernemersfonds. Eén van de inloopbijeenkomsten was specifiek gericht op grootwinkelbedrijven. Opkomst was 3 personen. Allen voor, maar waren geen GWB. Uitnodigingen hiervoor zijn verspreid bij alle aankomend belastingplichtigen, op basis van het adressenbestand van bureau Legitiem die de reclame uitingen inventariseert. - Daarnaast hebben de leden van de OBA en van de KHN unaniem voor het voorstel gestemd. - Naast de draagvlakpeilingen zijn ondernemers op verschillende manieren en op verschillende momenten geïnformeerd over het ondernemersfonds. Onder ander via nieuwsbrieven (huis aan huis), website, pers. Op de website OBA staat volledig portfolio daarvan. De opkomst per bijeenkomst is niet groot geweest. Dat geeft ook het probleem aan van het organiseren van een binnenstad. Het is heel lastig om ondernemers bij elkaar te krijgen of om iets te organiseren en van de grond te krijgen. Oorzaken zijn onder andere: - Het is een groot winkelgebied. Door de grotere afstanden, komt onderlinge verbondenheid hier minder gemakkelijk tot stand dan in een wijkwinkelcentrum of in een dorpscentrum; - Er zitten veel ketenwinkels die vaak minder lokale betrokkenheid hebben; - En wellicht het belangrijkste: ondernemers zijn vooral hard aan het werk in hun eigen zaak, en hebben soms minder oog voor hetgeen zich daarbuiten afspeeld. We weten derhalve niet of die ondernemers wegblijven uit desinteresse of uit stilzwijgende instemming of andere redenen.
29 Moeten we geen draagvlakmeting doen ipv draagvlakpeiling?
Zie 12.
30 Hoe is daar het draagvlakproces in andere steden gegaan?
Het verschilt. In Veenendaal is een steekproef gedaan (geslaagd). In Den Bosch is een BIZdraagvlakmeting (niet geslaagd). In Doetinchem is een referendum gehouden (geslaagd)
31 Is draagvlak juridisch nodig?
Een draagvlak meting is geen voorwaarde voor invoering van de reclamebelasting. Deze bevoegdheid vloeit rechtstreeks voort uit de Gemeentewet.
33 Waarom niet eerst naar de Ronde gegaan?
Zie 21.
34 Wat gaat er gebeuren met het geld?
De acties uit het activiteitenplan worden ermee uitgevoerd. Onder andere promotie van koopavonden, koopzondagen en te organiseren activiteiten via Tijd voor Amersfoort (Citymarketing) bijdrage aan evenementen die direct meer bezoekers naar de binnenstad trekken, sinterklaas, kerstverlichting en bijdrage aan activiteiten in de benoemde deelgebieden.
35 Wie bepalen er over?
De Stichting Ondernemers Amersfoortse Binnenstad. Deze stichting ontvangt de opbrengsten van de reclamebelasting en geeft uiteindelijk goedkeuring aan het activiteitenplan. Verder zijn zij verantwoordelijk voor de financiën en de juiste besteding er van.
36 Hoe kunnen ondernemers mee bepalen?
Na oprichting van de stichting stelt de stichting een reglement op. Daarin staat verwoord hoe ieder jaar alle ondernemers kunnen meebeslissen over het activiteitenplan. Wie betaalt die bepaalt immers!
37 Hoe is de subsidie geregeld?
De reclamebelasting is geen doelbelasting. Dit betekent dat de opbrengsten in de algemene middelen vloeien. Om zeker te stellen dat de gelden, zoals overeengekomen in het convenant, volledig als subsidie worden uitgekeerd aan de SOAB worden de gelden dienovereenkomstig gealloceerd. Opname op de begroting is noodzakelijk omdat de awb een basis voor verstrekking van subsidies vereist in de wet ofwel in de begroting. De ASV kan niet dienen als wettelijke grondslag voor deze subsidie. Vandaar opname als begrotingspost. Door expliciete vermelding van het bedrag en de ontvanger is het bovendien niet nodig een subsidieplafond vast te stellen en kan een derde geen beroep op deze “geldpot” doen. Verder is de bevoegdheid om te besluiten op de subsidie aanvraag gedelegeerd aan het college.
Motie Verordening Reclamebelasting 2011 Raadsvoorstel nr: 3686069v2
Amersfoort, 12 april 2011
De raad van de gemeente Amersfoort; overwegende dat: 1. het college aan de gemeenteraad een Verordening Reclamebelasting 2011 heeft voorgelegd; 2. alle activiteiten van de Stichting Ondernemersfonds Amersfoortse Binnenstad (SOAB) uit de opbrengsten hieruit worden betaald; 3. de diverse aktiviteiten van de SOAB, zoals de Kerstverlichting, de Sint-Nicolaas activiteiten en voorjaars- en zomer-aktiviteiten in de Binnenstad enz. enz. enz. hier prima van kunnen worden betaald; 4. en nu dus ook iedereen, zelfs de grootwinkelbedrijven zoals Blokker, de Hema, de V&D enz. vanaf nu mee gaan betalen. Er zijn dus geen z.g. "Free-riders" meer; 5. echter dat de berekeningsgrondslag / de tarief berekening plaats vindt op basis van de oppervlakte van de reclame op je winkelruit; 6. en dat daardoor een ondernemer met een gevelbreedte/ winkelruit van 5 meter breed, en een winkeldiepte van 3 meter (dus een nuttig verkoop vloeroppervlakte van slechts 5 x 3 = 15 m2) uit bijv. achterin de Krommestraat, op deze wijze 360,00 euro per jaar betaald; 7. maar dat de ondernemer in de Langestraat, met ook een winkelruit van 5 meter breed, die echter dertig meter diep is, en drie verdiepingen telt (met een nuttig verkoop vloeroppervlakte van 5 x 30 x 3 = 450 m2) net zoveel betaald. Dus ook 360,00 euro per jaar; 8. dat dit niet realistisch is. Want je kunt Blokker, de V&D, of de Hema niet vergelijken met het bric-en-brac winkeltje, de thee-room of de fietsenwinkel de Kromme Spaak in de Krommestraat; verzoekt het college: 1. Artikel 6, Berekening van de Reclamebelasting te op de volgende manier te wijzigen: Voor de berekening van de reclamebelasting met betrekking tot de in de tarieventabel genoemde oppervlaktemaat tevens uit te gaan van de voor het publiek toegankelijke winkeloppervlakte en de bijbehorende tarieventabel daarop aan te passen; 2. de Verordening pas ter vaststelling aan te bieden als dit is gewijzigd.
Namens de BPA-fractie, Hans van Wegen.
Burger Partij Amersfoort (BPA), Postbus 1001, 3800 BA Amersfoort, tel: 033 - 469 49 09 e-mail:
[email protected]
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M.C. Barendregt Wethouder G. Boeve Wethouder J.C. Buijtelaar
B&W-vergadering De Ronde
: 15-03-2011 : 29-03-2011 19-04-2011 : 12-04-2011 12-04-2011 26-04-2011 :
Agenda Het Besluit
Vastgesteld besluit
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3686069v4 : 20 april 2011 : HB-4
(gewijzigd n.a.v. De Ronde 29-03-2011) Van de agenda afgevoerd; opnieuw bespreken in De Ronde (gewijzigd n.a.v. De Ronde 19-04-2011)
TITEL Verordening reclamebelasting 2011
BESLISPUNTEN 1. De Verordening reclamebelasting 2011 vast te stellen; 2. de baten van de reclamebelasting in de begroting te alloceren ten bate van de Stichting Ondernemersfonds Amersfoortse Binnenstad; 3. het restant van het jaarlijkse budget voor bezwaar en beroep over te hevelen naar volgende jaar voor de duur van het convenant.
AANLEIDING Ondernemers uit de binnenstad willen activiteiten organiseren die de economie in de binnenstad versterken. Ondernemers willen hiervoor een ondernemersfonds oprichten en hebben daarom een stichting opgericht, Stichting Ondernemersfonds Amersfoortse Binnenstad (SOAB). Ondernemers hebben de gemeente gevraagd om voor het ondernemersfonds in de binnenstad reclamebelasting in te voeren. Het ondernemersfonds is een fonds door en voor ondernemers. De gemeente beslist niet over de bestedingen van opbrengsten, maar beoordeelt alleen of deze overeenkomen met de doelstelling van het ondernemersfonds. De gemeente faciliteert het ondernemersfonds door reclamebelasting te heffen. In de Gemeentewet (artikel 227) is geregeld dat ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg reclamebelasting kan worden geheven. De opbrengsten van de reclamebelasting die in de binnenstad wordt geheven, worden in de vorm van subsidie verstrekt aan de SOAB, die het ondernemersfonds beheert. Doordat alle binnenstadsondernemers op basis van reclame uitingen meebetalen, blijven de kosten laag en zijn er geen ondernemers meer die gratis profiteren (‘free riders’) van de activiteiten die door een klein aantal ondernemers worden betaald. Het instellen van een ondernemersfonds is als eerste project opgenomen op de uitvoeringsagenda voor de binnenstad. Met de activiteiten die met het ondernemersfonds worden betaald wordt verder invulling gegeven aan de samenwerking in het Platform Economie Binnenstad. Ook is het de bedoeling van de binnenstadsondernemers dat de activiteiten die worden betaald uit het ondernemersfonds bijdragen aan versterking van de citymarketing van de binnenstad van Amersfoort. Met het invoeren van reclamebelasting ten behoeve van een ondernemersfonds sluiten we zo aan bij de landelijke trend waarin steeds meer ondernemersfondsen worden ingesteld, onder andere op basis van reclamelasting. In andere gemeenten is al veel ervaring opgedaan met ondernemersfondsen op basis van reclamebelasting.
BEOOGD EFFECT Met het ondernemersfonds faciliteert de gemeente de binnenstadsondernemers. Zij willen met het ondernemersfonds de economie van de binnenstad versterken. De opbrengsten van de reclamebelasting die Inlichtingen bij: W.M. Koster, SOB/EW, (033) 469 45 27
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3686069 pagina 2
in de binnenstad wordt geheven worden in de vorm van subsidie verstrekt aan SOAB. Uit het ondernemerfonds betaalt SOAB vervolgens de activiteiten voor de binnenstad.
ARGUMENTEN 1. Het ondernemersfonds is een initiatief van ondernemers en wordt betaald door ondernemers Voor het ondernemersfonds hebben ondernemers gevraagd in de binnenstad reclamebelasting te heffen. De opbrengst van de reclamebelasting neemt daarmee een bijzondere plaats in binnen de gemeentelijke heffingen. Enerzijds omdat deze belastingsoort op verzoek van de belastingplichtigen zelf wordt geïntroduceerd en anderzijds omdat de opbrengst niet dient ter dekking van door de gemeente gemaakte kosten. De totale opbrengst, minus de gemeentelijke kosten, zoals apparaatskosten en de derving van precariobelasting, wordt in de vorm van subsidie verstrekt aan de SOAB. De gemeente beslist niet over de besteding van de gelden van het ondernemersfonds, maar beoordeelt alleen of deze overeenkomen met de doelstelling van het ondernemersfonds. De gemeente faciliteert door de reclamebelasting te heffen en in de vorm van subsidie SOAB te verstrekken. 2. Door een ondernemersfonds op te richten zijn er geen free riders meer in de binnenstad De activiteiten in de binnenstad worden momenteel betaald door een beperkt aantal ondernemers. Het gaat bijvoorbeeld om de feestverlichting en om de bijdragen aan de citymarketing activiteiten van Amersfoort Zomertijd en Amersfoort Wintertijd. Van de activiteiten en binnenstadspromotie profiteren alle ondernemers, terwijl veel ondernemers er niet aan mee betalen. Deze ‘free riders’ zijn in het algemeen voornamelijk grootwinkelbedrijven. Door een ondernemersfonds in te stellen op basis van reclamebelasting betalen voortaan alle binnenstadsondernemers op basis van hun reclame uitingen mee. Ondernemers die geen reclame uiting hebben of waarvan de reclame uiting kleiner is dan 0,1 m² vallen in een nul-tarief. Als het ondernemersfonds is ingesteld kunnen alle binnenstadsondernemers vervolgens jaarlijks meebeslissen over de invulling van het activiteitenplan. 3. Het ondernemersfonds geeft verdere invulling aan de uitvoeringsagenda voor de binnenstad In 2009 is de ‘Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad’ vastgesteld, waarbij een uitvoeringsagenda voor de binnenstad is opgesteld. De partners uit de binnenstadstad zijn verenigd in het Platform Economie Binnenstad (PEB). De partners van het PEB voeren projecten voor de binnenstad uit. Met de opbrengsten van het ondernemersfonds worden ondernemers in staat gesteld meer projecten voor de binnenstad uit te voeren en zo in grotere mate bij te dragen aan de economische versterking van de binnenstad. 4. OBA heeft andere ondernemers in de binnenstad geïnformeerd en heeft draagvlak gepeild In de afgelopen maanden hebben de ondernemers, verenigd in OBA (Ondernemers Binnenstad Amersfoort) en KHN (Koninklijke Horeca Nederland – afdeling Amersfoort), op verschillende momenten andere ondernemers geïnformeerd over het voornemen een ondernemersfonds op basis van reclamebelasting in te stellen (zie bijlage). Dat hebben zij gedaan door informatie te verstrekken via 5 nieuwsbrieven verspreid over het jaar 2010. Deze nieuwsbrieven zijn huis aan huis verspreid op basis van een adressenbestand van de Kamer van Koophandel. Verder hebben ze berichten geplaatst op de website van de OBA en is er in de lokale krant aandacht aan besteed op basis van een persbericht van de OBA. Daarnaast is er tijdens de ledenvergaderingen van de OBA en KHN aandacht aan besteed. Naast de informatieverstrekking zijn er bijeenkomsten georganiseerd. Er zijn twee draagvlakpeilingen georganiseerd, waarvoor binnenstadondernemers uitgenodigd zijn. Ondernemers zijn ook hiervoor huis aan huis uitgenodigd op basis van het adressenbestand van de Kamer van Koophandel. Tijdens die twee bijeenkomsten bleek dat een ruime meerderheid van de aanwezigen met de plannen in kon stemmen. In 2011 zijn er nog twee inloopbijeenkomsten georganiseerd waarbij ondernemers uitgenodigd zijn op basis van een geselecteerd adressenbestand van de gemeente waarin alle ondernemers zijn opgenomen voor wie de reclamebelasting zou gelden. Deze inloopbijeenkomsten waren bedoeld om alle ondernemers nogmaals in de gelegenheid te stellen om vragen te stellen en inbreng te leveren. Als het ondernemersfonds is ingesteld kunnen alle binnenstadsondernemers vervolgens jaarlijks meebeslissen over de invulling van het activiteitenplan. 5. Uitvoeringsafspraken zijn vastgelegd in een convenant Aan de verordening is een convenant met SOAB gekoppeld. Het convenant eindigt op 1 januari 2014. Daarna kan met instemming van beide partijen het convenant worden verlengd. Het college sluit het
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3686069 pagina 3
convenant met de SOAB en de wethouder Stadshart tekent het convenant namens de burgemeester. In het convenant is onder meer geregeld dat de SOAB verplicht is de middelen te besteden aan de uitvoering van het activiteitenplan. Verder staan in het convenant onder meer de afbakening van de zone voor het ondernemersfonds, de beoogde activiteiten, de beoogde middelen en de organisatie en uitvoering. 6. Alleen binnenstad Alleen in de binnenstad van Amersfoort geplaatste of aangebrachte openbare aankondigingen vallen onder de reclamebelasting. Op de bij de verordening gevoegde kaart is aangegeven hoe ver het bereik van de reclamebelasting gaat. Ter zake van aankondigingen buiten de grenzen van dat gebied kan de gemeente dus geen reclamebelasting heffen, ook al zijn deze aankondigingen zichtbaar van de openbare weg binnen die grenzen. Als uitgangspunt geldt het gebied dat profiteert van de activiteiten en voorzieningen die met de opbrengsten van de reclameheffing zullen worden gefinancierd, zoals vastgesteld in het activiteitenplan van SOAB. Daarom ligt het voor de hand om ook bij de reclamebelasting die begrenzing van de binnenstad aan te houden.
KANTTEKENINGEN 7. We moeten rekening houden met bezwaren Door het instellen van een ondernemersfonds op basis van de reclamebelasting moeten alle ondernemers in de binnenstad op basis van hun reclame uitingen meebetalen aan de activiteiten die voor de binnenstad worden georganiseerd. Hierdoor kunnen binnenstadsondernemers in het vervolg niet meer gratis profiteren van de activiteiten die door een kleine groep ondernemers worden betaald. Niet bij iedereen is hier draagvlak voor. Daarom leidt een belastingaanslag mogelijk tot bezwaren van bijvoorbeeld voormalige ‘free riders’. Voor de kosten van bezwaar en beroep zijn inschattingen gemaakt op basis van ervaringen bij andere gemeenten en eigen ervaring bij eerder ingevoerde belastingen. Gemeente en SOAB hebben afspraken gemaakt over verrekening van alle kosten, inclusief de kosten voor bezwaar en beroep. 8. We voeren een extra belasting in, op verzoek van ondernemers Met het instellen van een ondernemersfonds op basis van reclamebelasting wordt een nieuwe belasting geïntroduceerd. Dat lijkt in het kader van lastenverlichting niet een voor de hand liggend besluit. Het gaat in dit geval om een belasting die op verzoek van de belastingplichtigen zelf wordt geïntroduceerd en waarvan de opbrengsten worden gebruikt voor activiteiten voor en door ondernemers in de binnenstad.
FINANCIËN De hoogte van de opbrengsten van de reclamebelasting is gebaseerd op de begroting van het activiteitenplan van de SOAB (ca. €294.000,-), aangevuld met de gemeentelijke kosten, zoals apparaatskosten (ca. €19.000,-), de derving van precariobelasting (ca. €20.000,-) en een reservering voor dekking vande kosten van bezwaar en beroep (€10.000,-). De totale opbrengst van de reclamebelasting, minus de gemeentelijke kosten, wordt in de vorm van subsidie verstrekt aan de SOAB. Daarom alloceren we de baten van de reclamebelasting in de begroting. Er is sprake van derving van de precariobelasting, omdat ondernemers niet dubbel voor een reclameuiting worden aangeslagen. Ondernemers die voorheen precariobelasting betaalde voor hun reclameuiting doen dat na invoering van de reclamebelasting dus niet meer. In de Verordening precariobelasting 2011 is hierover al opgenomen dat de precariobelasting niet wordt geheven voor openbare aankondigingen waarvoor reclamebelasting op grond van de Verordening reclamebelasting wordt geheven. De gederfde inkomsten van de precariobelasting worden verrekend met de baten van de reclamebelasting. Er is een ruime schatting gemaakt van de te verwachten kosten van bezwaar en beroep in de eerste drie jaar; € 10.000,- per jaar. Dit bedrag wordt gedurende de eerste drie jaar ingehouden op de baten van de reclamebelasting voor het ondernemersfonds. Uiteindelijke afrekening voor de kosten van bezwaar en beroep met SOAB vindt na afloop van de betreffende jaren plaats; uitkering als de kosten lager zijn dan is geschat, extra inhouding als de kosten hoger uitvallen. De schatting van € 10.000,- komt overeen met de interne afhandeling van zo’n 400 bezwaarschriften in het eerste jaar en 100 bezwaren en 5 beroepszaken per jaar in de twee jaren erna. Na de eerste periode van drie jaar evalueren we het ondernemersfonds. Insteek hierbij is dat het ondernemersfonds kostendekkend is.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3686069 pagina 4
VERVOLG Na vaststelling wordt de Verordening reclamebelasting 2011 gepubliceerd. De Verordening reclamebelasting 2011 treedt de dag na publicatie in werking.
BETROKKEN PARTIJEN Bij het instellen van het ondernemersfonds op basis van reclamebelasting zijn de volgende partijen betrokken: - Ondernemers Binnenstad Amersfoort (OBA) - Koninklijke Horeca Nederland – afdeling Amersfoort (KHN) - Vereniging Eigenaren Binnenstad Amersfoort (VEBA) - Kamer van Koophandel Gooi-, Eem en Flevoland - Alle ondernemers uit de binnenstad - Platform Economie Binnenstad (PEB) - Stichting Citymarketing Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
L.M.M. Bolsius
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Verordening reclamebelasting 2011 (nr. 3691623) - Portfolio informatieverstrekking OBA
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.3686069v3
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 april 2011, sector SOB/EW (nr.3686069v3); b e s l u i t:
1. de Verordening reclamebelasting 2011 vast te stellen; 2. de baten van de reclamebelasting in de begroting te alloceren ten bate van de Stichting Ondernemersfonds Amersfoortse Binnenstad; 3. het restant van het jaarlijkse budget voor bezwaar en beroep over te hevelen naar volgende jaar voor de duur van het convenant.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Verordening
Reg.nr. 3691623v3
De raad van de gemeente Amersfoort; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 april 2011, sector DIA/PD (nr. 3686069), gelet op artikel 227 van de Gemeentewet; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening reclamebelasting 2011 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen, logo, of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond; c. vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt; d. tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat; e. exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten; f. jaar: een kalenderjaar g. belastingtijdvak: de periode van 1 mei tot en met 31 december. Artikel 2 Gebiedsomschrijving Deze verordening is van toepassing binnen het aangewezen gebied van de gemeente Amersfoort, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart. Het totale gebied waarop de reclame belasting betrekking heeft, wordt begrensd door de spoorlijn, het water aan de binnenzijde van de straten Schimmelpenninckkade, Scheltussingel, Flierbeeksingel en Stadsring alsmede de binnenzijde van de Stadsring zelf vanaf waterpoort De Monnikendam tot aan de spoorlijn. Artikel 3 Belastbaar feit Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De reclamebelasting wordt geheven per vestiging naar de oppervlakte van een reclameobject, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde. 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op basis van artikel 6, tweede lid, bepaalde oppervlakten van reclameobjecten, die bij één vestiging, bouwwerk of deel daarvan behoren, bij elkaar opgeteld. Indien meerdere bouwwerken of delen daarvan direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige voor één vestiging, worden de oppervlakten van reclameobjecten die bij deze bouwwerken of delen daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel bij elkaar opgeteld. 3. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt. 4. Het tarief van de reclamebelasting is opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel. Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting 1. Voor de berekening van de reclamebelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als volle eenheid aangemerkt. 2. De oppervlakte van een reclameobject wordt vastgesteld als volgt: a. indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit; b. indien de openbare aankondiging bestaat uit het reclamevoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van het denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit; c. indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters of symbolen, wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit. 3. Indien het reclameobject slechts voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald op het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het reclameobject. Artikel 7 Belastingtijdvak Het belastingtijdvak loopt van 1 mei tot en met 31 december. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het maandtarief. 5. Indien vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen in de loop van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar. 6. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige verhuist en binnen het aangewezen gebied een andere vestiging, waarvan de grootte van de openbare aankondigingen tot dezelfde tariefklasse behoort, in gebruik neemt. Artikel 9 Wijze van heffing 1. De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2. Belastingaanslagen met een totaalbedrag van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 10 Vrijstellingen De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen: a. die korter dan 13 weken aanwezig zijn; b. waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is; c. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt; d. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak; e. op parasols en terrasafscheidingen welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming; f. aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of citymanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het citymanagement; g. aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden; h. die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen; i. die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel; j. bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak; k. aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw; l. die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen. Artikel 11 Betalingstermijn 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn. Artikel 12 Kwijtschelding Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting. Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 mei 2011. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening reclamebelasting 2011’. Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van .. de griffier,
PUBLICATIEDATUM:
de voorzitter,
Bijlage 1: Tarieventabel Het tarief bedraagt voor het hebben van één of meerdere reclameobject(en), per vestiging, per:
a. b. c. d. e. f. g.
indien de oppervlakte van de reclameobjecten minder is dan 0,1 m²: indien de oppervlakte van de reclameobjecten 0,1 m² of meer bedraagt, maar minder dan 0,5 m² indien de oppervlakte van de reclameobjecten 0,5 m² of meer bedraagt, maar minder dan 2,5 m² indien de oppervlakte van de reclameobjecten 2,5 m² of meer bedraagt, maar minder dan 5 m² indien de oppervlakte van de reclameobjecten 5 m² of meer bedraagt, maar minder dan 10 m² indien de oppervlakte van de reclameobjecten 10 m² of meer bedraagt, maar minder dan 20 m² indien de oppervlakte van de reclameobjecten 20 m² of meer bedraagt
Tijdvak Maand € 0,€ 0,€ 200,-
€ 25,-
€ 400,-
€ 50,-
€ 500,-
€ 67,50
€ 800,-
€ 100,-
€ 1000,-
€ 125,-
€ 1200,-
€ 150,-
Bijlage 2: Kaart van het afgebakende gebied
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder G. Boeve
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 22-03-2011 : : :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3722521 : 22 maart 2011 :
TITEL Visie Werklocaties Amersfoort
BESLISPUNTEN 1. Meer ruimte te bieden voor functiemenging en werkgelegenheid in de wijken en gemengde gebieden; 2. de behoefte aan bedrijventerreinen regionaal en volgens de SER-ladder te bepalen. Op basis van de huidige behoefteraming worden geen nieuwe planlocaties voor bedrijventerreinen tot 2020 aangewezen; 3. bedrijventerreinen nieuwe impulsen te geven door meer ruimte voor functiemenging te bieden en voor herstructurering prioriteit te geven aan Isselt, Kop van Isselt en De Hoef; 4. bestaande kantoorlocaties te versterken en leegstand aan te pakken door meer ruimte voor functiemenging en transformatie te bieden; 5. geen nieuwe kantoorbestemmingen te maken. Onder voorwaarden zijn uitzonderingen mogelijk voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak), in het Stadshart voor kleine kantoren (250 tot 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak) en voor broedplaatsen op Oliemolenkwartier en Wagenwerkplaats; 6. voor het vestigingsbeleid per bedrijven- en kantorenterrein het economisch toetsingskader te hanteren (zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 van de Visie Werklocaties); 7. actief in te zetten op vernieuwing en duurzaamheid met de thema’s flexibiliteit, functiemenging en transformatie als prioriteiten.
TOELICHTING In de door uw gemeenteraad vastgestelde Koersnota voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als centrale ambitie voor de stad aangegeven dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een vitale en duurzame stad, als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad, met een centrumfunctie voor de regio Amersfoort. Voldoende en passende ruimte voor bedrijvigheid is een van de voorwaarden om deze ambitie te realiseren. We streven naar vitale en duurzame werklocaties. De kaders hiervoor zijn de beslispunten 1 t/m 7 die we verder voor u toelichten onder ‘Argumenten’.
AANLEIDING Om bedrijven en instellingen voldoende en passende ruimte te bieden, is een actuele en integrale visie op werklocaties vereist: hoe gaan we om met onze bestaande en nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties? Wat doen we met werken in de wijken en functiemenging? Welke kansen zien we? En welke problemen vragen om een oplossing? Aanbevelingen commissie Van Ek In het rapport ‘Een vitale stad in een complete regio’ (januari 2009) heeft de commissie Van Ek op hoofdlijnen de trends en ontwikkelingen al geanalyseerd. Met de Visie Werklocaties geven we nadere Inlichtingen bij:
R. Hoogzaad, SOB/EW, (033) 469 47 16
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3722521 pagina 2
invulling aan de ruimtelijk-economische aanbevelingen van de commissie Van Ek. De Visie Werklocaties Amersfoort is onderdeel van de Economische Agenda. Analyse van trends en ontwikkelingen Wij hebben een extern bureau voor ons een analyse laten uitvoeren hoe onze werklocaties er momenteel voorstaan en welke trends en ontwikkelingen er zijn. Tijdens dit traject hebben we met een groot aantal partijen (georganiseerd en ongebonden) gesproken. Aan de hand van de analyse hebben we eind 2010 al enkele keuzes op hoofdlijnen gemaakt. Deze hebben we met u besproken tijdens De Ronde op 14 december 2010. Regionale samenwerking Parallel aan de Visie Werklocaties hebben we in de Regio Amersfoort met de gemeenten Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg de ‘Samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort’ opgesteld. Wij hebben u hierover op 15 maart 2011 geïnformeerd per raadsinformatiebrief (reg.nr. 3733059). Met de regionale afspraken als uitgangspunt, hebben we in de Visie Werklocaties het beleid voor werklocaties in de gemeente Amersfoort meer gedetailleerd uitgewerkt. Structuurvisie Amersfoort De Visie Werklocaties is (voor wat betreft de ruimtelijke aspecten) een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort. De Visie Werklocaties is in lijn met de Koers van de Structuurvisie Amersfoort die op 8 februari 2011 door uw gemeenteraad is vastgesteld. De Visie Werklocaties is afgestemd op andere bouwstenen van de Structvuurvisie, zoals de Woonvisie (de concept Woonvisie wordt u aangeboden voor 29 maart 2011), de actualisatie van het Detailhandelsbeleid (vastgesteld 15 maart 2011) en de uitgangspunten in de startnotitie van het Verkeer- en Vervoerplan (vastgesteld 1 maart 2011).
BEOOGD EFFECT Met de Visie Werklocaties verbeteren wij de ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid en stimuleren wij vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties. Wij willen actief faciliteren, uiteindelijk is het bedrijfsleven aan zet om duurzame economische groei te realiseren.
Toelichting Wij verbeteren randvoorwaarden, verder is de markt aan zet Wij zien voor onszelf een noodzakelijke rol die wij met dit beleid invullen. En tegelijkertijd verwachten wij met dit beleid dat ook marktpartijen meer in beweging komen. Voor de vitaliteit van de economie en onze werklocaties, zien wij bijvoorbeeld graag dat leegstand wordt opgelost of dat er meer menging van wonen en werken ontstaat. Wij kunnen de markt daarvoor meer ruimte geven, door er bijvoorbeeld bij een concreet initiatief voor te zorgen dat op grond van het bestemmingsplan een kantoor mag worden veranderd naar woningen of voorzieningen. En daar hoort ook goede gemeentelijke dienstverlening bij. En in bepaalde gevallen kunnen wij nieuwe ontwikkelingen aanjagen, bijvoorbeeld via gronduitgifte, acquisitie of door samen te werken. Hierin nemen wij een actieve rol, onder andere via de Economische Agenda en door regionaal samen te werken. Maar de feitelijke herinvulling moet door marktpartijen worden gerealiseerd. Wij beseffen dat de markt problemen als leegstand of verloedering niet op korte termijn volledig kan oplossen, daarvoor zijn sommige opgaven financieel te ingrijpend. Wij verwachten de komende jaren op diverse locaties in de stad eerste resultaten te zien, maar het verschil voor de stad als geheel zal pas op lange termijn zichtbaar worden. Een vergelijkbare rolverdeling zien wij ook voor duurzaamheid. Wij stimuleren duurzaamheidsmaatregelen en we hanteren de geldende wet- en regelgeving voor bijvoorbeeld emissies, geluid en energie. Wij zien daarnaast graag dat de markt zelf werk maakt van thema’s als verduurzaming van de eigen bedrijfsprocessen zoals energiebesparing, decentrale energieopwekking, afstemming van warmte- en koude vraag, benutting van reststromen, afvalscheiding- en preventie, mobiliteit en het versterken van biodiversiteit.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3722521 pagina 3
ARGUMENTEN 1.1 Beslispunt 1: Er is behoefte aan functiemenging en ruimte voor bedrijvigheid in wijken en gemengde gebieden. De grootste en tegelijkertijd minst grijpbare ontwikkeling die wij zien, is de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’). In 1998 bevond 35% van de werkgelegenheid zich op een verspreide werklocaties, momenteel is dat 42% en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij gaan ruimhartig om met functiemenging. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de concept Woonvisie. Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet. In paragraaf 3.1 van de Visie Werklocaties hebben we ons beleid voor verspreide werklocaties en functiemenging uitgewerkt. 1.2 Beslispunten 2 en 3: Ons beleid voor bedrijventerreinen zorgt voor vitale werklocaties en duurzaam ruimtegebruik Werklocaties moeten aantrekkelijke locaties zijn om te ondernemen, nu en in de toekomst. Hoe aantrekkelijker onze bestaande locaties zijn, hoe minder ruimte er voor nieuwe locaties nodig is. En hoe aantrekkelijker de locaties zijn, hoe meer investeringen door marktpartijen te verwachten zijn. Dit zorgt voor dynamiek en vernieuwing die nodig is om de kwaliteit van een locatie op peil te houden of te verbeteren. Het optimaliseren en waar nodig herstructureren van bestaande werklocaties heeft prioriteit boven de aanleg van nieuwe locaties. Dit uitgangspunt staat bekend als de SER-ladder. Dit is een richtlijn voor een duurzaam gebruik van werklocaties. Het gaat uit van drie stappen: benut eerst de mogelijkheden op bestaande locaties, kijk vervolgens naar mogelijkheden om bestaande ruimte te intensiveren en als daarmee nog onvoldoende in de vraag kan worden voorzien, kunnen nieuwe locaties worden gerealiseerd. We bepalen de behoefte aan bedrijventerreinen regionaal en volgens de SER-ladder. Momenteel zijn in Amersfoort Bedrijvenpark Vathorst (uitgifte), De Wieken Zuid (uitgifte) en De Wieken Noord (planvorming) in ontwikkeling. Met de huidige regionale behoefteraming (80 hectare tot 2020) hebben we in de regio ruim voldoende plannen voor bedrijventerreinen. We wijzen dan ook geen nieuwe planlocaties aan tot 2020. Onze huidige locaties (bestaand en in ontwikkeling) geven we nieuwe impulsen door meer ruimte voor functiemenging te bieden. We geven prioriteit aan herstructurering van Isselt, Kop van Isselt en De Hoef. In paragraaf 3.2 van de Visie Werklocaties hebben we ons beleid voor bedrijventerreinen uitgewerkt. 1.3 Beslispunten 4 en 5: Ons kantorenbeleid biedt ruimte voor transformatie, meer kleinschalige kantoren en dynamiek in het centrum, en is tegelijkertijd beperkend voor grote kantoren. Amersfoort is en blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren. Wel is er een mismatch: er zijn teveel grote kantoren en te weinig kleine kantoren. Ook naar ligging in de stad zijn er verschillen. Het centrum blijft de meest aantrekkelijke locatie voor kantoren vanwege het NS intercitystation, de voorzieningen en de algehele sfeer en uitstraling. Al geldt ook hier dat er diverse, met name grote kantoorpanden al langere tijd geheel of gedeeltelijk leeg staan. Het Stationsgebied bijvoorbeeld wordt sterk gedomineerd door grote kantoorpanden, waar onder andere meer functiemenging de locatie aantrekkelijker kan maken. Ten tweede zijn grootschalige snelweglocaties (Podium) maar voor een beperkt aantal kantoorgebruikers aantrekkelijk. Er is nog wel behoefte aan nieuwe kantoren langs snelwegen, maar die is
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3722521 pagina 4
naar de huidige inzichten beperkt. Ten derde zien we vooral op De Hoef (bij NS station Schothorst) veel leegstand, met name in grote kantoorpanden. De (goede) kantorenlocaties die we hebben, moeten beter aansluiten op de vraag. We versterken locaties en pakken leegstand aan door meer ruimte te bieden voor functiemenging en transformatie: we willen meer ruimte bieden aan eigenaren om kantoren om te vormen naar bijvoorbeeld voorzieningen of wonen. Op De Hoef starten we een pilot met de op te richten Taakgroep Transformatie. Hierin nemen ook marktpartijen deel. Ook bij planlocaties als Podium en Trapezium bekijken we de mogelijkheden om deels een andere invulling te realiseren (minder kantoren en deels kleinschalige kantoren in plaats van grote kantoren). Gezien de huidige leegstand en grote planvoorraad (in met name grote kantoren), maken we geen nieuwe kantoorbestemmingen. Onder voorwaarden kunnen we uitzonderingen maken: - Om in de behoefte aan kleinschalige kantoorruimte te kunnen voorzien, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak). In het buitengebied en op bedrijventerreinen maken we geen nieuwe bestemmingen voor zeer kleine kantoren. Bij initiatieven voor zeer kleine kantoren in andere delen van de stad gaan wij uit van maatwerk, waarbij vooral de ruimtelijke inpasbaarheid van belang is. - Gezien de aantrekkelijkheid van het centrum, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor kleine kantoren (250 tot 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak) in het Stadshart. Bij eventuele nieuwe kantoorbestemmingen willen we voorwaarden stellen over flexibiliteit en duurzaamheid, en om leegstand te voorkomen is concrete interesse van eindgebruikers vereist. - Voor de ontwikkeling van broedplaatsen voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid op Oliemolenkwartier en Wagenwerkplaats. Concrete interesse van eindgebruikers is vereist. In paragraaf 3.3 van de Visie Werklocaties hebben we ons beleid voor kantoren uitgewerkt. 1.4 Beslispunt 6: Het vestigingsbeleid per bedrijven- en kantorenlocatie en het economisch toetsingskader is de concrete vertaling van ons beleid voor werklocaties We hebben het vestigingsbeleid per werklocaties uitgewerkt in bijlage 1 en het economisch toetsingskader in bijlage 2. Hiermee gaan wij nieuwe initiatieven op werklocaties beoordelen. Deze tabel is relevant als een nieuw initiatief door de functie niet past in het bestemmingsplan. Per werklocatie hebben we aangegeven welke typen bedrijvigheid zich daar zouden kunnen vestigen. Met voorbeelden is dit concreet gemaakt. Dit is geen uitputtende lijst. Als een bepaald bedrijf hier niet specifiek is benoemd, bekijken we bij welk type zo’n bedrijf het beste past en op basis daarvan toetsen we. Een initiatief dient verder zoals gebruikelijk te worden getoetst op het Bouwbesluit en de aspecten van het bestemmingsplan (parkeren, welstand, milieu en dergelijke). Dit valt buiten de kaders van de Visie Werklocaties. 1.5 Beslispunt 7: De thema’s flexibiliteit, functiemenging en transformatie vormen de kern van ons beleid voor werklocaties en zijn complementair aan thema’s vanuit andere programma’s. Samen met partners willen wij vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties een impuls geven. Bij duurzaamheid gaat het om de samenhang tussen sociaal-culturele, ecologische en economische maatregelen (people, planet en profit), waarbij de effecten elders en voor latere generaties in beeld zijn. Wij kunnen marktpartijen uitdagen, bijvoorbeeld met pilotprojecten of prijsvragen. Waar nodig en mogelijk kunnen wij ondersteunen, bijvoorbeeld door (al dan niet gezamenlijke) maatregelen in de openbare ruimte. Ook onderzoek kan kennis opleveren die voor marktpartijen bruikbaar is. Binnen projecten combineren we vanuit meerdere programma’s ambities, waarmee de verbindingen tussen de verschillende programma’s ook (en met name) op projectniveau concreet vorm krijgen. Onder andere met de Economische Agenda geven wij invulling aan de Visie Werklocaties, waarbij we voor (economisch) duurzame werklocaties de komende jaren prioriteit geven aan (voorbeeld)projecten op de thema’s flexibilieit, functiemenging en transformatie. Projecten van de Economische Agenda voldoen onder andere aan de criteria dat ze duurzaamheid bevorderen en dat ze zoveel mogelijk regionaal zijn. Het programma Duurzame Ontwikkeling en de Regionale Samenwerkingsagenda zijn hierbij ook van belang en bepalen mede welke ambities de projecten hebben. Verder plegen we inzet vanuit het programma ZZP BV en Amersfoort Vernieuwt Wijkeconomie. Voor het beheer van werklocaties willen wij vernieuwende oplossingen met een grotere rol voor marktpartijen, bijvoorbeeld via een ondernemersfonds.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3722521 pagina 5
In hoofdstuk 4 van de Visie Werklocaties hebben we onze inzet voor vernieuwing en duurzaamheid uitgewerkt.
FINANCIËN Onze inzet voor vernieuwing en duurzaamheid op korte termijn is gebaseerd op bestaande budgetten, die beschikbaar zijn voor 2011 (Economische Agenda en Programma Duurzame Ontwikkeling) en 2011/2012 (Samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort, ZZP BV en Amersfoort Vernieuwt Wijkeconomie). Bij de kadernota 2012-2015 doen wij voorstellen voor meerjaren budget voor de Economische Agenda en het Programma Duurzame Ontwikkeling. Tussentijds bewaken we de voortgang op de Visie Werklocaties (zie onderstaand onder vervolg). We bepalen onze inzet in de toekomst telkens op basis van de financiële mogelijkheden.
VERVOLG De Visie Werklocaties heeft een tijdshorizon tot 2020, met een doorkijk richting 2030. Tussentijds bewaken wij de voortgang en volgen we de ontwikkelingen. Wij informeren u hierover. Het beleid evalueren wij over 4 tot 6 jaar, waarna een beleidsactualisatie aan de gemeenteraad wordt aangeboden. De Visie Werklocaties is (voor wat betreft de ruimtelijke aspecten) een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort. De Structuurvisie Amersfoort bieden wij medio 2012 aan uw raad aan voor besluitvorming.
BETROKKEN PARTIJEN Met een aantal vaste partners hebben we regelmatig gesproken: de Kamer van Koophandel, de Vereniging van Amersfoortse Bedrijven, de Vereniging van Amersfoortse Ondernemers, de Vereniging van Amersfoortse Zelfstandigen, de Nieuwe Amersfoortse Vastgoed Sociëteit en de provincie Utrecht. Werkgroepen met ondernemers van Isselt en De Hoef hebben een eigen visie op deze werklocaties gemaakt. De Raad voor Economische Ontwikkeling heeft ons geadviseerd. Via de Regio Amersfoort hebben we tegelijkertijd met onze buurgemeenten een Samenwerkingsagenda Werklocaties opgesteld. We hebben voor de analyse met een groot aantal partijen (georganiseerd en ongebonden) gesproken tijdens de Dag van de Amersfoortse Werklocaties (zie bijlage 4 van de Visie Werklocaties).
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
L.M.M. Bolsius
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Visie Werklocaties Amersfoort (3694575)
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.3722521
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 maart 2011, sector SOB/EW (nr.3722521); b e s l u i t:
1. meer ruimte te bieden voor functiemenging en werkgelegenheid in de wijken en gemengde gebieden; 2. de behoefte aan bedrijventerreinen regionaal en volgens de SER-ladder te bepalen. Op basis van de huidige behoefteraming worden geen nieuwe planlocaties voor bedrijventerreinen tot 2020 aangewezen; 3. bedrijventerreinen nieuwe impulsen te geven door meer ruimte voor functiemenging te bieden en voor herstructurering prioriteit te geven aan Isselt, Kop van Isselt en De Hoef; 4. bestaande kantoorlocaties te versterken en leegstand aan te pakken door meer ruimte voor functiemenging en transformatie te bieden; 5. geen nieuwe kantoorbestemmingen te maken. Onder voorwaarden zijn uitzonderingen mogelijk voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak), in het Stadshart voor kleine kantoren (250 tot 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak) en voor broedplaatsen op Oliemolenkwartier en Wagenwerkplaats; 6. voor het vestigingsbeleid per bedrijven- en kantorenterrein het economisch toetsingskader te hanteren (zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 van de Visie Werklocaties); 7. actief in te zetten op vernieuwing en duurzaamheid met de thema’s flexibiliteit, functiemenging en transformatie als prioriteiten.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Amersfoort, stad om in te werken Visie Werklocaties
Gemeente Amersfoort April 2011
Sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer Afdeling Economie en Wonen Docs nr 3694575
Voorwoord ‘Amersfoort, stad om in te werken’. Onze ambitie is duidelijk: Amersfoort kiest er nadrukkelijk voor om woon- én werkstad te blijven. We willen een goede balans tussen wonen en werken houden, regionaal. Alleen dan blijft deze regio aantrekkelijk voor inwoners, bedrijven en bezoekers. Richting de toekomst zijn daarom naast nieuwe woningen ook extra banen nodig. Nu al werken in Amersfoort meer dan 70.000 mensen. En ook de jongeren van nu en toekomstige inwoners in onze regio willen hier straks een baan. Deze visie gaat over de plekken waar mensen in Amersfoort nu en in de toekomst kunnen werken. Op bedrijventerreinen, kantoorlocaties, maar ook in toenemende mate in woonwijken. Onze ambitie is niet zondermeer gerealiseerd. Samen met het bedrijfsleven, andere instanties zoals het onderwijs en de ons omringende gemeenten moeten we hard werken om ook in de komende jaren een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven. Wij zien voor de gemeente een noodzakelijke rol om randvoorwaarden te verbeteren. Met de voorliggende Visie Werklocaties geven wij onze koers hierin aan. Tegelijkertijd verwachten wij van partijen in de stad en de regio dat ook zij een actieve rol nemen en concrete initiatieven ontplooien. Tussen alles wat van belang is in deze visie, zie ik drie centrale opgaven. We willen zuinig omgaan met onze ruimte. We willen niet steeds nieuwe bedrijven- en kantorenterreinen ‘uitrollen’ en tegelijkertijd kampen met leegstand en verouderingsproblemen op onze bestaande werklocaties. Door meer economische of andere functies, waaronder ook wonen, toe te staan op gedeelten van onze bedrijven- en kantorenterreinen kan leegstand worden aangepakt én ontstaan er aantrekkelijkere, meer multifunctionele werklocaties. Tegelijkertijd werken steeds meer mensen niet op bedrijven- of kantorenterreinen, maar in wijken. Dat kan thuis zijn, op zolder, in plinten onder flatgebouwen, in winkels of waar dan ook, waardoor het aantal banen in wijken sterk groeit. Voor deze ontwikkelingen maken wij in deze visie keuzes. Ten tweede vraagt regionale samenwerking onze aandacht. Amersfoort ligt niet op een eiland. Op regionaal niveau (inclusief Nijkerk en Barneveld) hebben we in maart 2011 afspraken gemaakt over regionaal beleid. Een geweldige stap voorwaarts: regionale belangen staan voorop. Deze samenwerking biedt naar mijn mening veel kansen. En het gaat om meer dan werklocaties alleen. Om de economie te stimuleren, is het beter om bijvoorbeeld regionale citymarketing gezamenlijk op te pakken. Dat geldt naar mijn mening ook voor acquisitie en accountmanagement. Ten derde is duurzaamheid geen keuze, maar een kwestie van doen. Duurzaamheid is een van de pijlers van dit college. Onze ambities voor ‘people, planet en profit’ zijn stevig. Duurzaamheid is niet alleen een maatschappelijke en economische noodzaak, want het is tevens uiterst rendabel voor het bedrijfsleven. Samen met het bedrijfsleven willen we hierin meters maken. Tot slot. Van visies kan niemand eten. Laten we aan de slag gaan!
Gert Boeve, wethouder Economie & Wonen, Zorg & Welzijn, Amersfoort Vernieuwt en Vathorst
1
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting………………………………………………………………………………………...…3 Hoofdstuk 1 – Inleiding………………………………………………………………………………..5 1.1 Waar gaat de Visie Werklocaties over? 1.2 Instrumenten: wat kunnen wij doen en wat verwachten wij van anderen? 1.3 Tijdshorizon 1.4 Kader: wat ging vooraf en wat volgt? 1.5 Totstandkoming en participatie Hoofdstuk 2 – De stad, de economie en onze ambities………………………………………………9 2.1 Koers Amersfoort: duurzaam en vitaal binnen de Noordvleugel van de Randstad 2.2 Richting 2030: groei, met andere accenten 2.3 Economische ambitie: kansen benutten 2.4 Ambities en trends: andere accenten in het beleid voor werklocaties Hoofdstuk 3 – Ons beleid………………………………………………………………………….…17 3.1 Beleid verspreide werklocaties: verschuiving van werkgelegenheid en functiemenging 3.2 Beleid bedrijventerreinen: duurzaam ruimtegebruik 3.3 Beleid kantoren: versterking en transformatie Hoofdstuk 4 – Onze inzet voor vernieuwing en duurzaamheid…………………………………....24 4.1 Aanpak herstructurering bedrijventerreinen 4.2 Aanpak leegstand kantoren 4.3 Ruimtelijke investeringen 4.4 Inzet vanuit Economische Agenda en andere programma’s Bijlage 1 – Vestigingsbeleid per werklocatie toetsingskader………………………………………30 Bijlage 2 – Economisch toetsingskader……………………………………………………...………36 Bijlage 3 – Amersfoorts Afwegingskader Duurzaamheid………………………………………….38 Bijlage 4 – Resultaten participatie…………………………………………………………………..39
2
SAMENVATTING Onze ambitie Onze centrale ambitie is dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een vitale en duurzame stad, als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad, met een centrumfunctie voor de regio Amersfoort. Voldoende en passende ruimte voor bedrijvigheid is een van de voorwaarden bij deze ambitie. Met de Visie Werklocaties verbeteren wij de ruimtelijke randvoorwaarden voor bedrijvigheid en stimuleren wij vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties. En tegelijkertijd verwachten wij met dit beleid dat ook marktpartijen meer in beweging komen. Voor de vitaliteit van de economie en onze werklocaties, zien wij bijvoorbeeld graag dat leegstand wordt opgelost of dat er meer menging van wonen en werken ontstaat. Wij kunnen de markt daarvoor meer ruimte geven, door er bijvoorbeeld bij een concreet initiatief voor te zorgen dat op grond van het bestemmingsplan een kantoor mag worden veranderd naar woningen of voorzieningen. En daar hoort ook goede gemeentelijke dienstverlening bij. En in bepaalde gevallen kunnen wij nieuwe ontwikkelingen aanjagen, bijvoorbeeld via gronduitgifte, acquisitie of door samen te werken. Hierin nemen wij een actieve rol, onder andere via de Economische Agenda en door regionaal samen te werken. Maar de feitelijke herinvulling moet door marktpartijen worden gerealiseerd. Wij beseffen dat de markt problemen als leegstand of verloedering niet op korte termijn volledig kan oplossen, daarvoor zijn sommige opgaven financieel te ingrijpend. Wij verwachten de komende jaren op diverse locaties in de stad eerste resultaten te zien, maar het verschil voor de stad als geheel zal pas op lange termijn zichtbaar worden. Een vergelijkbare rolverdeling zien wij ook voor duurzaamheid. Wij stimuleren duurzaamheidmaatregelen en we hanteren de geldende wet- en regelgeving voor bijvoorbeeld emissies, geluid en energie. Wij zien daarnaast graag dat de markt zelf werk maakt van thema’s als verduurzaming van de eigen bedrijfsprocessen zoals energiebesparing, decentrale energieopwekking, afstemming van warmte- en koude vraag, benutting van reststromen, afvalscheiding- en preventie, mobiliteit en het versterken van biodiversiteit. De Visie Werklocaties heeft een tijdshorizon tot 2020, met een doorkijk richting 2030. Ons beleid We maken onderscheid in reguliere werklocaties (het centrum en de kantoren- en bedrijventerreinen) en verspreide werklocaties (ook wel ‘informele werklocaties’ genoemd, zoals woonwijken of gemengde zones waar niet één functie overheersend is, zoals de omgeving van de Stichtse Rotonde). Meer functiemenging en werkgelegenheid in wijken en gemengde gebieden De grootste en tegelijkertijd minst grijpbare ontwikkeling die wij zien, is de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’). In 1998 bevond 35% van de werkgelegenheid zich op verspreide werklocaties, momenteel is dat 42% en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij gaan ruimhartig om met functiemenging. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de concept Woonvisie. Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet. 3
Vitale en duurzame bedrijventerreinen Werklocaties moeten aantrekkelijke locaties zijn om te ondernemen, nu en in de toekomst. Hoe aantrekkelijker onze bestaande locaties zijn, hoe minder ruimte er voor nieuwe locaties nodig is. En hoe aantrekkelijker de locaties zijn, hoe meer investeringen door marktpartijen te verwachten zijn. Dit zorgt voor dynamiek en vernieuwing die nodig is voor de kwaliteit van een locatie. Het optimaliseren en waar nodig herstructureren van bestaande werklocaties heeft prioriteit boven de aanleg van nieuwe locaties. Dit uitgangspunt staat bekend als de SER-ladder. Dit is een richtlijn voor een duurzaam gebruik van werklocaties. Het gaat uit van drie stappen: benut eerst de mogelijkheden op bestaande locaties, kijk vervolgens naar mogelijkheden om bestaande ruimte te intensiveren en als daarmee nog onvoldoende in de vraag kan worden voorzien, kunnen nieuwe locaties worden gerealiseerd. We bepalen de behoefte aan bedrijventerreinen regionaal en volgens de SER-ladder. Momenteel zijn in Amersfoort Bedrijvenpark Vathorst (uitgifte), De Wieken Zuid (uitgifte) en De Wieken Noord (planvorming) in ontwikkeling. Met de huidige regionale behoefteraming (80 hectare tot 2020) hebben we in de regio ruim voldoende plannen voor bedrijventerreinen. We wijzen dan ook geen nieuwe planlocaties aan tot 2020. Onze huidige locaties (bestaand en in ontwikkeling) geven we nieuwe impulsen door meer ruimte voor functiemenging te bieden. We geven prioriteit aan herstructurering van Isselt, Kop van Isselt en De Hoef. Versterking van kantoorlocaties en transformatie Amersfoort is en blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren. Wel is er een mismatch: er zijn teveel grote kantoren en te weinig kleine kantoren. Ook naar ligging in de stad zijn er verschillen. Het centrum blijft de meest aantrekkelijke locatie voor kantoren vanwege het NS intercitystation, de voorzieningen en de complete sfeer en uitstraling. Al geldt ook hier dat er diverse, vooral grote kantoorpanden al langere tijd geheel of gedeeltelijk leeg staan. Het Stationsgebied bijvoorbeeld wordt sterk gedomineerd door grote kantoorpanden, waar onder andere meer functiemenging de locatie aantrekkelijker kan maken. Ten tweede zijn grootschalige snelweglocaties (Podium) maar voor een beperkt aantal kantoorgebruikers aantrekkelijk. Er is nog wel behoefte aan nieuwe kantoren langs snelwegen, maar die is naar de huidige inzichten beperkt. Ten derde zien we vooral op De Hoef (bij NS station Schothorst) veel leegstand, vooral in grote kantoorpanden. De (goede) kantorenlocaties die we hebben, moeten beter aansluiten op de vraag. We versterken locaties en pakken leegstand aan door meer ruimte te bieden voor functiemenging en transformatie: we willen meer ruimte bieden aan eigenaren om kantoren om te vormen naar bijvoorbeeld wonen of voorzieningen. Op De Hoef starten we een pilot met de op te richten Taakgroep Transformatie. Hierin nemen ook marktpartijen deel. Ook bij planlocaties als Podium en Trapezium bekijken we de mogelijkheden om deels een andere invulling te realiseren (minder kantoren en deels kleinschalige kantoren in plaats van grote kantoren). Gezien de huidige leegstand en grote planvoorraad (in vooral grote kantoren), maken we geen nieuwe kantoorbestemmingen. Onder voorwaarden kunnen we uitzonderingen maken: - Om in de behoefte aan kleinschalige kantoorruimte te kunnen voorzien, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak). In het buitengebied en op bedrijventerreinen maken we geen nieuwe bestemmingen voor zeer kleine kantoren. Bij initiatieven voor zeer kleine kantoren in andere delen van de stad gaan wij uit van maatwerk, waarbij vooral de ruimtelijke inpasbaarheid van belang is. - Gezien de aantrekkelijkheid van het centrum, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor kleine kantoren (250 tot 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak) in het Stadshart. Bij eventuele nieuwe kantoorbestemmingen willen we voorwaarden stellen over flexibiliteit en duurzaamheid, en om leegstand te voorkomen is concrete interesse van eindgebruikers vereist. - Voor de ontwikkeling van broedplaatsen voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid op Oliemolenkwartier en Wagenwerkplaats. Concrete interesse van eindgebruikers is vereist. 4
Hoofdstuk 1 – Inleiding 1.1 Waar gaat de Visie Werklocaties over? In de Visie Werklocaties is ons beleid uitgewerkt voor werklocaties: hoe gaan we om met onze bestaande en nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties? Wat doen we met werken in de wijken en functiemenging? Welke kansen zien we? En welke problemen vragen om een oplossing? Amersfoort ligt centraal in Nederland, in een regio met veel economische kansen. Amersfoort is de afgelopen decennia economisch dan ook hard gegroeid en heeft zich ontwikkeld naar een moderne kenniseconomie: veel hogeropgeleiden, veel diensten, veel MKB (midden- en kleinbedrijf: tot 100 werknemers), veel ZZP-ers (zelfstandigen zonder personeel). Deze en nog vele andere kwaliteiten koesteren we. Tegelijkertijd zien we problemen die om oplossingen vragen (bijvoorbeeld leegstand van grote kantoorpanden, veroudering van delen van bedrijventerreinen) en kansen die nog onvoldoende worden benut (bijvoorbeeld menging van wonen en werken). Daar gaat deze Visie Werklocaties over. We benoemen onze ambities en onze ruimtelijk-economische visie op de stad. We geven aan welke ontwikkelingen wij wenselijk vinden en welke niet. We schetsen daarbij de opgaven voor werklocaties, wat wij daaraan kunnen doen en wat we van andere partijen verwachten. Vitaliteit en duurzaamheid zijn uitgangspunten bij economische ontwikkeling en werklocaties (daarover later meer). 1.2 Instrumenten: wat kunnen wij doen en wat verwachten wij van anderen? Economische groei is geen automatisme, daar moeten wij met onze partners hard aan werken. Wij kunnen faciliteren en randvoorwaarden verbeteren, uiteindelijk is het bedrijfsleven aan zet om economische groei te realiseren. Om te faciliteren en randvoorwaarden te verbeteren, hebben wij de volgende instrumenten: 1. Beleid, structuurvisie en bestemmingsplannen: hiermee bepalen we welke ontwikkelingen in een bepaald gebied plaats kunnen vinden. De Visie Werklocaties is (voor wat betreft de ruimtelijke aspecten) een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort en betrekken we bij planologische procedures, zoals (herzieningen van) bestemmingsplannen en projectbesluiten. 2. Ruimtelijke investeringen: op diverse locaties in de stad hebben wij grondpositie (eigendom, uitgifte, voorkeursrecht, ontwikkelafspraken en dergelijke). Hiermee hebben wij directe invloed op de (her)ontwikkeling van zo’n locatie. We investeren in bereikbaarheid voor auto, openbaar vervoer, fiets. Daarnaast dragen wij zorg voor de openbare ruimte, waarbij een grotere betrokkenheid van derden (denk aan parkmanagement) nodig is om ook op langere termijn de gewenste kwaliteit te hebben. De inrichting en de kwaliteit van de openbare ruimte op werklocaties zijn van invloed op de (private) ontwikkelingen in dat gebied. Een aantrekkelijke openbare ruimte, verhoogt de waarde van de omringende bebouwing en is daarmee een gedeeld belang tussen overheden en eigenaren / gebruikers. 3. Samenwerking: samen met marktpartijen kunnen wij soms nieuwe ontwikkelingen (helpen) aanjagen. Wij denken dan bijvoorbeeld aan gezamenlijke gebiedsontwikkeling, pilotprojecten, prijsvragen of kennisontwikkeling op bepaalde thema’s. Wij zien voor onszelf een noodzakelijke rol die wij met dit beleid invullen. En tegelijkertijd verwachten wij met dit beleid dat ook marktpartijen meer in beweging komen. Voor de vitaliteit van de economie en onze werklocaties, zien wij bijvoorbeeld graag dat leegstand wordt opgelost of dat er meer menging van wonen en werken ontstaat. Wij kunnen de markt daarvoor meer ruimte geven, door 5
er bijvoorbeeld bij een concreet initiatief voor te zorgen dat op grond van het bestemmingsplan een kantoor mag worden veranderd naar woningen of voorzieningen. En daar hoort ook goede gemeentelijke dienstverlening bij. En in bepaalde gevallen kunnen wij nieuwe ontwikkelingen aanjagen, bijvoorbeeld via gronduitgifte, acquisitie of door samen te werken. Hierin nemen wij een actieve rol, onder andere via de Economische Agenda en door regionaal samen te werken. Maar de feitelijke herinvulling moet door marktpartijen worden gerealiseerd. Wij beseffen dat de markt problemen als leegstand of verloedering niet op korte termijn volledig kan oplossen, daarvoor zijn sommige opgaven financieel te ingrijpend. Wij verwachten de komende jaren op diverse locaties in de stad eerste resultaten te zien, maar het verschil voor de stad als geheel zal pas op lange termijn zichtbaar worden. Een vergelijkbare rolverdeling zien wij ook voor duurzaamheid. Wij stimuleren duurzaamheidmaatregelen en we hanteren de geldende wet- en regelgeving voor bijvoorbeeld emissies, geluid en energie. Wij zien daarnaast graag dat de markt zelf werk maakt van thema’s als verduurzaming van de eigen bedrijfsprocessen zoals energiebesparing, decentrale energieopwekking, afstemming van warmte- en koude vraag, benutting van reststromen, afvalscheiding- en preventie, mobiliteit en het versterken van biodiversiteit. Meer ruimte voor initiatieven Centraal in onze Visie Werklocaties staat het uitgangspunt dat we meer ruimte bieden voor initiatieven uit de stad. De stad heeft een eigen dynamiek, vol plannen, ideeën en behoeften. Ondernemende mensen moeten ruimte krijgen voor hun initiatieven. Bovenstaande betekent vooral een nieuwe richting in ons beleid, dat we hier hebben uitgewerkt. De Visie Werklocaties is dan ook vooral een beleidsinstrument. Daarnaast bevat de Visie Werklocaties concrete acties of projecten. Met actieve grondpolitiek, door de openbare ruimte te verbeteren of door samenwerking kunnen wij concrete projecten aanjagen, mits financieel haalbaar. Ook hierin verwachten wij van andere partijen inzet. Wij willen daar creatief en vernieuwend mee omgaan en we staan open voor experimenten, bijvoorbeeld om in de openbare ruimte marktpartijen een grotere rol te geven, mogelijk met overdracht van eigendom.1 Ook gezien de komende bezuinigingen hebben wij beperkte mogelijkheden om zelf te investeren of aan te jagen. Dit betekent dat we opgaven soms minder voortvarend kunnen oppakken, dan we zouden willen. 1.3 Tijdshorizon De Visie Werklocaties heeft een tijdshorizon tot 2020, met een doorkijk richting 2030. In de analyse zijn de trends en ontwikkelingen tot 2020 duidelijk naar voren gekomen, voor de periode 2020-2030 wordt het beeld algemener en steeds meer onzeker. Tussentijds bewaken wij de voortgang en volgen we de ontwikkelingen. Het beleid evalueren en (waar nodig) actualiseren wij integraal over 4 tot 6 jaar. 1.4 Kader: wat ging vooraf en wat volgt? Commissie Van Ek De Visie Werklocaties volgt uit de economische visie 2030 ‘Een vitale stad in een complete regio’ (commissie Van Ek) en is een van de projecten op de Economische Agenda. De Visie Werklocaties gaat over de ruimtelijk-economische aanbevelingen van de commissie Van Ek. De aanbevelingen
1
Eventuele voorstellen van marktpartijen willen wij bekijken, waarbij dan bijvoorbeeld de juridische consequenties ook in kaart moeten worden gebracht. Als gemeente houden we een verantwoordelijkheid voor het openbaar gebied, bijvoorbeeld voor de openbare veiligheid en toegankelijkheid.
6
hebben wij, zoals hiernaast, in een box opgenomen zodat zichtbaar is hoe wij de aanbeveling overnemen in ons beleid. 2 Regionale Samenwerkingsagenda Werklocaties Met onze buurgemeenten in de Regio Amersfoort (Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest, Woudenberg; zie onderstaande kaart) hebben wij een samenwerkingsagenda voor werklocaties gemaakt. Wij willen ervoor zorgen dat er in de regio voldoende en passende ruimte voor bedrijvigheid is, nu en in de toekomst. Dit is nodig voor de gezamenlijke ambitie om onze regionale economie te versterken, waarbij we streven naar een Commissie Van Ek: gezonde balans tussen wonen en werken in de regio. We Reserveer voldoende en passende ruimte hebben afspraken gemaakt over onze werklocaties en, voor bedrijvigheid. Zorg daarbij voor meer algemeen, de economische kansen die we voor de regionale samenhang en vervul vanuit regio zien. Economische groei is daarbij geen doel op Amersfoort een trekkersrol in de regio. zich, maar een belangrijke randvoorwaarde voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Met de voorliggende Visie Werklocaties geven wij een meer gedetailleerde uitwerking van het beleid voor werklocaties in de gemeente Amersfoort. De regionale afspraken zijn hierbij het uitgangspunt. Kaart: Regio Amersfoort: Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest, Woudenberg
2
De aanbevelingen zijn hier bondig opgenomen en betreffen de hoofdaanbevelingen. Voor de volledige aanbevelingen (soms inclusief sub-aanbevelingen) verwijzen wij naar het rapport van de commissie Van Ek.
7
Visies van het bedrijfsleven op Isselt en De Hoef Op initiatief van de Vereniging van Amersfoortse Bedrijven, Vereniging van Amersfoortse Ondernemers en de Kamer van Koophandel hebben twee werkgroepen van ondernemers visies gemaakt over Isselt en De Hoef. De visie op De Hoef (‘De Hoef weer op één!’) is ons aangeboden op 17 maart 2011. De visie op Isselt (‘Isselt broedplaats voor MKB ondernemerschap’) is ons aangeboden op 11 november 2009. Beide visies hebben we betrokken bij de Visie Werklocaties. Structuurvisie Amersfoort Deze Visie Werklocaties is (voor wat betreft de ruimtelijke aspecten) een van de bouwstenen voor de Structuurvisie Amersfoort. De Visie Werklocaties is in lijn met de Koers van de Structuurvisie Amersfoort die op 8 februari 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Uitgangspunt voor de Visie Werklocaties is dat gemaakte keuzes ook passen in de voorziene ontwikkelingen op lange termijn. De Structuurvisie Amersfoort heeft een langere tijdshorizon (2030), waarmee we bepaalde afwegingen nog moeten maken. In de Visie Werklocaties is aangegeven waar nog nadere uitwerking in de Structuurvisie Amersfoort plaats zal vinden. De Structuurvisie Amersfoort zal medio 2012 worden vastgesteld. De Visie Werklocaties is afgestemd op andere bouwstenen van de Structuurvisie, zoals de Woonvisie, de actualisatie van het detailhandelsbeleid en het Verkeer- en Vervoerplan. Toetsen en bestemmingsplan De Visie Werklocaties is het economisch toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Het meeste beleid in deze Visie Werklocaties is al opgenomen in bestaande bestemmingsplannen. Echter, voor bepaalde locaties betekent de Visie Werklocaties nieuw beleid dat nog niet is opgenomen in het betreffende bestemmingsplan. Voor vestigingsinitiatieven die wel passen in deze Visie Werklocaties, maar (nog) niet in het bestemmingsplan, kunnen wij besluiten medewerking te verlenen door een planologische procedure te starten. Belanghebbenden (bijvoorbeeld omwonenden bij een initiatief voor functiemenging) hebben daarbij de gebruikelijke mogelijkheden voor zienswijzen en bezwaar op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Een initiatief dient verder zoals gebruikelijk te worden getoetst op het Bouwbesluit en aspecten zoals parkeren, welstand, milieu en dergelijke. 1.5 Totstandkoming en participatie We hebben een extern bureau voor ons een analyse laten uitvoeren: hoe staan onze werklocaties er momenteel voor en welke trends en ontwikkelingen zien we. Hiermee is duidelijk geworden welke opgaven er zijn en waar de Visie Werklocaties over moet gaan. Hier hebben wij de analyseresultaten beknopt opgenomen (zie vooral hoofdstuk 2). Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij naar de rapportage ‘Naar een Visie Werklocaties’ (Stec, 2011).3 Tijdens dit traject hebben we een groot aantal partijen geraadpleegd tijdens de Dag van de Amersfoortse Werklocaties. Naast georganiseerde partijen, namen hieraan ook vele ongebonden, individuele ondernemers en belanghebbenden deel. De resultaten (zie bijlage 4) hebben we meegenomen in uitwerking van de Visie Werklocaties. We hebben de deelnemers hierover geregeld geïnformeerd. Een aantal vaste partners hebben we regelmatig geraadpleegd: Kamer van Koophandel, Vereniging van Amersfoortse Bedrijven, Vereniging van Amersfoortse Ondernemers, Vereniging van Amersfoortse Zelfstandigen, Nieuwe Amersfoortse Vastgoed Sociëteit en Provincie Utrecht. Werkgroepen met ondernemers van Isselt en De Hoef hebben een eigen visie op deze werklocaties gemaakt. De Raad voor Economische Ontwikkeling heeft ons geadviseerd. Via Regio Amersfoort hebben we tegelijkertijd met onze buurgemeenten een Samenwerkingsagenda Werklocaties opgesteld. 3
Zie www.amersfoort.nl, onder ‘Ondernemen in Amersfoort’ / ‘Economische Visie en Agenda’ / ‘Ruimte en Bereikbaarheid’ / ‘Visie op werklocaties’
8
Hoofdstuk 2 – De stad, de economie en onze ambities 2.1 Koers Amersfoort: duurzaam en vitaal binnen de Noordvleugel van de Randstad4 Amersfoort behoort tot het deel van Nederland waar de economie goed draait. Figuur 1 laat zien dat momenteel met name de Randstad (grofweg het gebied Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag) een sterke economie heeft.
Figuur 1: Toegevoegde waarde/km2
Figuur 2: Groei van waarde/km2, ‘96-’06
In figuur 2 wordt duidelijk dat de economische groei de afgelopen jaren met name heeft plaatsgevonden in de zone van Amsterdam via Utrecht en Amersfoort naar het zuiden. Deze as wordt ook wel de Bandstad genoemd. De Noordvleugel van de Randstad (Amsterdam, Utrecht) waar Amersfoort deel van uitmaakt, behoort tot deze Bandstad. De Zuidvleugel van de Randstad (Den Haag, Rotterdam) blijft achter bij deze groei. Kennisstad met een goed woonklimaat In brede zin kiezen we ervoor om Amersfoort binnen de Noordvleugel te positioneren als kennisstad met een goed woonklimaat. Amersfoort is de ideale stad om wonen en werken; zorgtaken en carrière te combineren. Ook de eigen regio draagt daar aan bij. Die combinatie van een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat draagt ook bij aan het hoge aandeel creatieve klasse en ZZP-ers in Amersfoort. Dit zijn ondernemende, creatieve mensen die in belangrijke mate bijdragen aan economische groei.5 Amersfoort is centrumstad voor de eigen regio. Dit is bijvoorbeeld merkbaar in het aanbod van (stedelijke) voorzieningen op het gebied van uitgaan, winkelen, cultuur, medisch en (hoger en 4
Deze paragraaf is gebaseerd op de Koersnota voor de Structuurvisie Amersfoort. Op onderdelen zijn de teksten aangevuld met een nadere verdieping of verduidelijking voor de ruimtelijk-economische invalshoek. 5
Kansrijke doelgroepen zoals creatieve ondernemers en ZZP-ers, maar ook starters, snelle groeiers en innovatieve bedrijven stimuleren we met dienstverlening, netwerkvorming en huisvesting. Zie programma’s als ZZP BV, Amersfoort Creatieve Stad en Amersfoort Breed.
9
voortgezet) onderwijs. Op andere gebieden is er juist sprake van complementariteit. Zo biedt Amersfoort een goed vestigingsmilieu voor kennisintensieve bedrijven en heeft de regio nog ruimte voor ruimte-extensieve bedrijventerreinen (dit geldt in het bijzonder voor Nijkerk en Barneveld). Voor de regionale economie en werklocaties is het van belang dat het merendeel van de bedrijven sterk gebonden is aan de eigen regio. Bedrijven hebben hier hun personeel, afnemers en toeleveranciers, en de bedrijfsvoering is daar afhankelijk van. Dit blijkt onder andere uit het gegeven dat het merendeel van de bedrijfsverplaatsingen binnen de eigen regio plaatsvindt. Regionale samenhang is dan ook belangrijk. Met onze buurgemeenten in de regio (Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest, Woudenberg) werken wij samen om de regionale economie te versterken en onder andere te zorgen voor voldoende en passende werklocaties. In de regionale samenwerking vervullen wij een trekkersrol. Zo ambieert Regio Amersfoort 20.000 tot 30.000 extra banen tot 2020. Wij willen banenmotor van de regio zijn en daar bovengemiddeld in bijdragen (gemiddeld 1.000 tot 1.700 extra banen per jaar). Ook is de bovenregionale aantrekkingskracht van Amersfoort van belang voor de regio. De bedrijvigheid die wij aantrekken (bijvoorbeeld hoofdkantoren) leidt ook tot extra werk voor bedrijven in de regio die hun diensten aanbieden (automatisering, beveiliging, schoonmaak en dergelijke). Verder neemt onze ambtelijke organisatie in diverse activiteiten het voortouw. Vitale stad Als leidraad voor de ontwikkeling geldt dat Amersfoort een vitale stad blijft. Met vitaal bedoelen we dat er een goede balans is tussen de economische dynamiek, de kwaliteit van de leefomgeving en de afwikkeling van de mobiliteit. Hiernaast hebben we dit schematisch weergegeven. De economische dynamiek (het eerste hoekpunt) in Amersfoort is groot, zoals hierboven al duidelijk werd. De kwaliteit van de leefomgeving (het tweede hoekpunt) is ook hoog. Amersfoort is omgeven door groene gebieden, die de stad tot een aantrekkelijke woonplaats maken. Bovendien heeft de stad een waardevol historisch centrum en culturele veelzijdigheid. Op milieugebied zijn er geen grote knelpunten. Het derde hoekpunt is de bereikbaarheid. Vanuit mobiliteitsoogpunt zijn er goede basisvoorwaarden: Amersfoort ligt aan de A1 en de A28 en heeft een intercitystation. Duurzame stad Bij de verdere ontwikkeling van de vitale stad Amersfoort is duurzaamheid een leidend principe. Het is een van onze centrale waarden in het coalitie akkoord 2010-2014. We hanteren daarbij het brede begrip duurzaamheid: de samenhang tussen sociaal-culturele, ecologische en economische maatregelen (people, planet en profit), waarbij de effecten elders en voor latere generaties in beeld zijn. De positionering en de kracht van de stad leidt tot onze centrale ambitie voor Amersfoort:
Centrale ambitie in De Koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030: Amersfoort ontwikkelt zich verder tot een vitale en duurzame stad, als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad, met een centrumfunctie voor de regio Amersfoort.
10
2.2 Richting 2030: groei, met andere accenten6 Groeistad, met accent op binnenstedelijke vernieuwing Onze centrale ambitie betekent dat Amersfoort zich moet blijven ontwikkelen. De stad wordt geen ‘beheerstad’, maar blijft een ‘groeistad’, in die zin dat er nog woningen, werklocaties, groengebieden en voorzieningen bij komen. Tot nu toe lag het accent op stadsuitbreiding. Richting 2030 leggen we het accent op binnenstedelijke vernieuwing om nieuwe locaties te bieden voor opvang van de groei. Daarnaast wordt de komende jaren nog wel gebouwd in de stadsuitleg (Vathorst en Vathorst West). Economische groei voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat De haperingen in de economie sinds 2001 laten zien dat economische groei geen automatisme is, ook al is de uitgangspositie vooralsnog goed. Wij willen de economische vitaliteit (regionaal) versterken en kansen beter benutten. Economische groei is geen doel op zich, maar een onmisbare voorwaarde voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Specialisatie en diversificatie We gaan uit van specialisatie (we versterken waar we al sterk in zijn: onze kennis- en diensteneconomie) en diversificatie (economische verbreding via bijvoorbeeld zorgeconomie, vrijetijdseconomie, zakelijk toerisme). Het streven naar een verdere ontwikkeling van Amersfoort als kennisstad hangt sterk samen met de gunstige ligging in de Randstad, de bereikbaarheid, de leefkwaliteit en de woonmilieus in de stad. Juist in de kenniseconomie is de kwaliteit van de leefomgeving een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven. 2.3 Economische ambitie: kansen benutten Kansen: aantrekken van nieuwe bedrijven… Wij willen onze centrale ligging in Nederland en onze bijzondere kwaliteiten benutten: Amersfoort vormt de verbinding tussen de Randstad en het noorden en het oosten van Nederland. Dit biedt kansen voor bijvoorbeeld hoofdkantoren en bedrijven die verspreid over het land (bovenregionaal) werken. Ook is onze centrale ligging aantrekkelijk voor bijvoorbeeld zakelijk toerisme (hotels, congrescentra en dergelijke). Hiermee trekken wij bedrijvigheid van buiten de eigen regio aan en geven we extra impulsen aan onze economie. Het is voor nieuwe bedrijven in de eerste plaats van belang dat ze in Amersfoort een goede locatie kunnen vinden: onze werklocaties moeten op orde zijn. Hoe we dat zien en wat we daarvoor doen, is in deze Visie Werklocaties uitgewerkt. Echter, alleen het hebben van goede locaties is niet genoeg. We doen meerdere dingen om nieuwe bedrijven aan te trekken. Onder andere via de Economische Agenda geven we dit vorm. Zo promoten we Amersfoort via citymarketing, proberen we bedrijven te verleiden zich hier te vestigen (acquisitie) en investeren we in excellente dienstverlening, onder andere door nieuwe bedrijven goed te begeleiden bij hun vestiging en grote bedrijven die zich hier gaan vestigen ‘rode loperdagen’ aan te bieden (tijdens zo’n dag nodigen we het personeel uit in Amersfoort en laten hen kennis maken met de stad). … en faciliteren gevestigde bedrijven Naast het aantrekken van nieuwe bedrijven, is het eerst en vooral van belang om de al gevestigde bedrijven goed te faciliteren. We willen bedrijven in staat stellen in Amersfoort te blijven ondernemen en zo mogelijk te groeien, bij voorkeur op hun huidige locatie en als dit niet meer kan, dan moeten er andere locaties (hier of in de regio) beschikbaar zijn. Naast de zorg voor voldoende en passende werklocaties, onderhouden we bijvoorbeeld ook contacten met bedrijven (accountmanagement) om te weten wat er speelt en streven we naar excellente dienstverlening.
6
Deze paragraaf is gebaseerd op de Koersnota voor de Structuurvisie Amersfoort.
11
In onderstaande box is geschetst wat we onder andere nog meer doen om het bedrijfsleven te faciliteren en / of de economie te stimuleren. Flankerend beleid De Visie Werklocaties gaat over het beleid en de randvoorwaarden voor werklocaties. Daarnaast is de inzet vanuit diverse andere beleidsterreinen nodig om onze economie versterken. Zo werken we aan goede dienstverlening en accountmanagement voor ondernemers. We werken een aanpak uit om meer nieuwe bedrijven aan te trekken (acquisitie). We stimuleren ondernemerschap onder kansrijke doelgroepen (zoals snelle groeiers, ZZP’ers, innovatieve bedrijvigheid, internationale ondernemers). We werken aan goede voorzieningen voor inwoners, werknemers en bezoekers (detailhandel, cultuur, toerisme en dergelijke). We promoten Amersfoort via citymarketing en stimuleren zakelijk toerisme. We versterken ons Stadshart. We verbeteren onze bereikbaarheid, met name via de maatregelen in het programma VERDER. Ook actualiseren we ons Verkeer- en Vervoerplan (VVP). We versterken ons woon- en leefklimaat met investeringen vanuit diverse sociale en fysieke programma’s (o.a. Amersfoort Vernieuwt en Groenblauwe Structuur). Ook actualiseren we momenteel onze Woonvisie. Met ons programma Duurzame Ontwikkeling verbeteren we de samenhang tussen People, Planet en Profit. Dat betekent ook dat we bedrijven aan ons willen binden die maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan. Voor een duurzame, vitale economie is dit van groot belang. We voeren regionaal arbeidsmarktbeleid en versterken de relatie onderwijs-arbeidsmarkt. Zeker met het oog op de vergrijzing (waar ook Amersfoort mee te maken krijgt, maar iets later dan de rest van Nederland) en de voorziene krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst, zal de beschikbaarheid van voldoende en goed gekwalificeerd personeel voor bedrijven steeds belangrijker worden. We zetten in op meer hoger onderwijs. We verbeteren onze veiligheid etc. Kortom, ook buiten de kaders van de Visie Werklocaties verbeteren we de economische randvoorwaarden.
Kwantitatieve ambitie: balans wonen en werken Door ons bedrijfsleven goed te faciliteren en nieuwe bedrijven aan te trekken, willen wij zorgen voor voldoende werkgelegenheid. Richting de toekomst, moet de ontwikkeling van onze werkgelegenheid gelijke tred houden met onze bevolkingsgroei. Dit is geen doel op zich, maar een voorwaarde voor een vitale, duurzame stad: voor de identiteit van onze stad (ideale stad om wonen en werken; zorgtaken en carrière te Commissie Van Ek: combineren) en voor de algehele vitaliteit van de stad (en Richting 2030 heeft Amersfoort drie de regio) is het van belang dat de economische dynamiek centrale opgaven: 1. Meer regionale samenhang; op peil blijft en in balans met de leefomgeving. 2.
Balans wonen en werken (1000 tot
1700 extra banen per jaar); Aan de hand van een bevolkingsprognose is berekend 3. Duurzame economische groei. hoeveel extra banen Amersfoort nodig heeft om de balans tussen wonen en werken te behouden: wij ambiëren een banengroei tot 2030 van gemiddeld 1000 tot 1700 extra banen per jaar. In de bevolkingsprognose is rekening gehouden met demografische ontwikkelingen (geboorte, sterfte, emigratie, immigratie). De behoefte aan banen in Amersfoort ontstaat door de jonge bevolkingsopbouw (de jongeren van nu, willen straks een baan) en de woningbouw (nieuwe inwoners die hier willen werken).
Kwalitatieve ambitie: duurzaamheid en vernieuwing Voor deze groei is ruimte voor bedrijvigheid nodig. Wij willen niet alleen voldoende, maar vooral passende ruimte bieden. Passend voor de gebruikers (bedrijven), maar ook passend in de omgeving en passend in de tijd, nu en in de toekomst. Ruimte voor bedrijvigheid moet daarvoor beter en duurzamer worden ingevuld.
12
2.4 Ambities en trends: andere accenten in het beleid voor werklocaties Als we de banenambitie als (kwantitatief) uitgangspunt nemen, is het allereerst de vraag: hoeveel ruimte is er nodig en waar moet die ontstaan? En als we vervolgens de kwalitatieve ambitie daarbij betrekken, rijst de vraag: hoe moet die ruimte eruit zien? Wat is beter en duurzamer? In de analyse ‘Naar een visie werklocaties’ en door gesprekken met marktpartijen en partners, zijn de trends en ontwikkelingen gesignaleerd. Hoeveel ruimte is er nodig en waar moet die ontstaan? Toelichting op de begrippen ‘reguliere werklocaties’ en ‘verspreide werklocaties’ We maken onderscheid in reguliere werklocaties (het centrum en de kantoren- en bedrijventerreinen) en verspreide werklocaties (ook wel ‘informele werklocaties’ genoemd, zoals woonwijken of gemengde zones waar niet één functie overheersend is, zoals de omgeving van de Stichtse Rotonde). Uiteraard is het centrum een sterk gemengd gebied met vele typen functies. Het centrum hebben wij in dit verband als reguliere werklocatie aangemerkt, omdat een groot deel van de kantoren zich hier bevindt. Daarmee kunnen we de analyse en het beleid voor kantoren respectievelijk het centrum in samenhang presenteren. We zien over langere tijd een opvallende verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar verspreide werklocaties.7 In 1998 bevond 35% van de werkgelegenheid zich op verspreide werklocaties, momenteel is dat al 42% en de verwachting is dat dit verder toeneemt. Het gaat hier vooral om schone8 functies zoals winkels,9 baliediensten, makelaars, apotheken, huis- en tandartsenpraktijken, scholen, thuiswerkende ZZP-ers en dergelijke. Voor een deel gaat het om consumentenvoorzieningen of -diensten, maar ook om functies die niet per se dicht bij consumenten (inwoners) hoeven te zitten, maar dit type locatie verkiezen boven een reguliere werklocatie. Deze bedrijvigheid (commercieel en maatschappelijk) is over het algemeen goed te mengen met wonen. De verdere groei van werkgelegenheid in dit type functies is ook een uiting van de kennis- en diensteneconomie (schonere bedrijvigheid, het nieuwe werken) en de stijgende welvaart (mensen hebben meer vrije tijd en meer te besteden, en daarom zijn er meer consumentendiensten). Door de diversiteit en de kleinschaligheid van de individuele ontwikkelingen is voor de toekomstige behoefte aan verspreide werklocaties geen prognose te maken. Voor het beleid (zie hoofdstuk 3) betekent dit dat we moeten inspelen op een algemene trend die zich in vele vormen en in de meeste gevallen spontaan aandient.
7
We bedoelen hier met ‘verschuiving’ dat de verspreide werklocaties een groter procentueel aandeel in de totale werkgelegenheid krijgen. We bedoelen niet dat er bedrijvigheid wegtrekt van bijvoorbeeld bedrijventerreinen naar woonwijken.
8
‘Schoon’ wil zeggen dat er weinig tot geen hinder voor de omgeving is en daarom goed te mengen met andere functies. In woonwijken gaat het vaak ook om kleinschalige functies, in de gemengde gebieden komen relatief ook veel grootschalige functies voor, denk aan de grote instellingen rond Stichtse Rotonde. 9
Ons beleid voor winkels is uitgewerkt in ons detailhandelsbeleid. Voor de wijken hebben we gekozen voor een aantal sterke centra, waar we onder voorwaarden ruimte voor nieuwe initiatieven bieden.
13
Voor de toekomstige behoefte aan bedrijfsruimte en kantoren is wel een prognose gemaakt.10 De uitkomsten laten zien dat er weliswaar nog banengroei op bedrijventerreinen en in kantoren is te verwachten, maar dat deze groei minder wordt. In tegenstelling tot diverse andere regio’s kent Amersfoort voorlopig nog groei door de economisch kansrijke uitgangssituatie. Dit is gelegen in de centrale ligging, de gunstige sectorstructuur (kennis- en diensteneconomie) en de bevolkingsgroei. Meer inwoners betekent automatisch een grotere behoefte aan allerlei voorzieningen, maar betekent ook een grotere beschikbaarheid van arbeidskrachten. Dit maakt het aantrekkelijk voor bedrijven om zich hier te vestigen en niet in een regio waar het moeilijk is om goed personeel te vinden.11 Dit is de trend ‘werken volgt wonen’: inwoners kiezen hun woonplek steeds meer vooral op basis van de aantrekkelijkheid van het woon- en leefklimaat (in plaats van te kiezen voor de plek waar ze werk kunnen vinden) en bedrijven vestigen zich steeds meer daar waar ze voldoende en geschikte arbeidskrachten vinden. Voorwaarde is wel, dat met de ontwikkeling van woningen ook ruimte voor bedrijvigheid wordt geboden. Voor de periode 2010-2020 is voor de regio Amersfoort berekend dat er nog behoefte is aan ongeveer 80 hectare bedrijfsruimte, waarin met de huidige plannen in de regio ruimschoots wordt voorzien. Dit is exclusief eventuele niet-bedrijfsruimte die op bedrijventerreinen kan komen, zoals perifere detailhandel, leisure en dergelijke. Omdat we op de meeste locaties uitgaan van functieverruiming (zie volgende hoofdstuk), zal de behoefte aan bedrijventerreinen waarschijnlijk groter zijn dan die 80 hectare. Na 2020 is de regionale behoefte aan nieuwe bedrijfsruimte berekend op ongeveer 10 hectare, al is dit getal vooral een indicatie. Daarnaast is er tot 2020 in de regio nog behoefte aan ongeveer 100.000 vierkante meter nieuwe kantoren. In deze behoefte is rekening gehouden met groei van bestaande kantoororganisaties (uitbreidingsvraag), met vervanging van kantoorgebouwen die technisch en/of economisch zo verouderd zijn dat ze een andere functie krijgen (vervangingsvraag), met nieuwe kantoorgebruikers van buiten de regio (bovenregionale vraag) en met een opgave om bestaande leegstand terug te brengen (de vraag is naar beneden bijgesteld omdat een deel in bestaande leegstaande kantoren terecht kan). Na 2020 neemt de behoefte aan nieuwe kantoren voor uitbreidingsvraag af en gaat het bijna alleen nog om nieuwe kantoren voor vervangingsvraag.
10
Dit is in de analyse door bureau Stec gedaan via de Bedrijfslocatie Monitor (BLM). In deze methodiek wordt rekening gehouden met een verwachting van de economische groei op basis van het op een na hoogste groeiscenario van het Centraal Planbureau (het zogenaamde TM-scenario, zoals ook door het Rijk, provincies en VNG is bepaald in het convenant bedrijventerreinen), de typen bedrijvigheid (sectorstructuur) en de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid per sector. Vervolgens is de ruimtebehoefte berekend op basis van kengetallen over de behoefte per werknemer aan bedrijfsruimte en kantoor (dit verschilt per sector: zakelijke diensten heeft bijvoorbeeld een hoog aandeel kantoor en industrie een hoog aandeel bedrijfsruimte). De BLM is de meest gangbare methodiek in Nederland, al blijven de uitkomsten voorspellingen die met de nodige onzekerheden omgeven zijn. 11
Met de vergrijzing zal landelijk een verdere verschuiving van inwoners en bedrijven plaatsvinden van krimpregio’s naar groeiregio’s zoals Amersfoort. In dit proces, speelt het functioneren van de arbeidsmarkt ook een belangrijke rol. Op 25 januari 2011 heeft de Raad voor Economische Ontwikkeling (REO) ons hun advies over arbeidsmarktbeleid aangeboden. Mede op basis van dit advies en in samenhang met andere thema’s van de Economische Agenda werken wij aan een verdere verbetering van onze arbeidsmarkt.
14
Naar de huidige inzichten is er de komende jaren onvoldoende vraag naar nieuwe kantoren om overal de leegstand (momenteel 130.000 vierkante meter: 16% van de totale voorraad12) op te lossen en de geplande nieuwe locaties (bijna 200.000 vierkante meter, vooral Podium en Trapezium) volledig te realiseren.13 Daarbij zullen efficiencyverbeteringen bij bedrijven (onder andere het nieuwe werken) ertoe leiden dat per baan minder ruimte nodig is. In de prognose is dit al verwerkt. Zo was het voor kantoren gebruikelijk dat een werknemer gemiddeld 30 à 35 vierkante meter ruimte nodig had, in moderne kantoren daalt dat naar 25 vierkante meter of zelfs lager. De moderne kantoren leveren dan ook per vierkante meter een hogere bijdrage aan de werkgelegenheid dan de traditionele kantoren. Amersfoort is en blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren. Naar ligging in de stad zijn er wel verschillen. Het centrum blijft de meest aantrekkelijke locatie voor kantoren vanwege het NS intercitystation, de voorzieningen en de algehele sfeer en uitstraling. Al geldt ook hier dat er diverse, met name grote kantoorpanden al lang geheel of gedeeltelijk leeg staan. Het Stationsgebied bijvoorbeeld wordt sterk gedomineerd door grote kantoorpanden, waar onder andere meer functiemenging de locatie aantrekkelijker kan maken. Ten tweede zijn grootschalige snelweglocaties (Podium) maar voor een beperkt aantal kantoorgebruikers aantrekkelijk. Er is nog wel behoefte aan nieuwe kantoren langs snelwegen, maar die is naar de huidige inzichten beperkt. Ten derde zien we vooral op De Hoef (bij NS station Schothorst) veel leegstand, met name in grote kantoorpanden. Hoe moet die ruimte eruit zien? In de eerste plaats zien we een toenemende behoefte aan functiemenging. Een mix aan functies maakt locaties voor de gebruikers vaak aantrekkelijker dan monofunctionele gebieden. Het gaat om het mengen van wonen en werken, en om het mengen van verschillende werkfuncties. Met name bedrijventerreinen kennen een relatief monofunctionele opzet met scheiding van functies. Dergelijke locaties voldoen vaak niet meer aan de eisen van deze tijd. Met meer ruimte voor functiemenging krijgen deze locaties nieuwe impulsen die de kwaliteit verhogen. Wij maken twee kanttekeningen bij functiemenging. Functiemenging is goed, als functies elkaar versterken. Afhankelijk van de identiteit en kwaliteit van een gebied, moet worden bepaald welke functies elkaar kunnen versterken. Functiemenging wil derhalve niet zeggen dat alles mag. En niet alle functies zijn met elkaar te mengen. Zo wil een chemiebedrijf of transportonderneming zich kunnen vestigen op een bedrijventerrein met voldoende milieugebruiksruimte voor activiteiten die geluid, geur of risico veroorzaken. Het blijft daarom nodig om ook locaties te houden waar menging juist niet wordt toegestaan. Een trend die nauw verband houdt met functiemenging, is de toenemende kleinschaligheid. Het aantal werknemers per bedrijf daalt en het aantal ZZP-ers groeit. Kleine bedrijven zijn eerder te mengen met andere functies dan grote bedrijven. Op de Amersfoortse kantorenmarkt ligt er op de trend naar meer kleinschaligheid een belangrijke opgave: er is overaanbod van grote panden en onderaanbod van kleine kantoren.14 Maar ook op bedrijventerreinen is er behoefte aan bedrijfsverzamelgebouwen met kleinere units. 12
Leegstand van kantoren speelt in de hele Noordvleugel van de Randstad, onder andere doordat hier in het verleden veel op risico is gebouwd. Momenteel zien we dat centrumsteden als Amsterdam, Utrecht en Amersfoort minder leegstand hebben dan satellietsteden als Nieuwegein en Haarlemmermeer. 13
In de behoefteraming is de invloed van acquisitie niet betrokken. Door succesvolle acquisitie van grote, (inter)nationale bedrijven kan de uiteindelijke vraag naar kantoren fors hoger liggen dan berekend. Voor succesvolle acquisitie is (directe) beschikbaarheid van panden en/of ontwikkellocaties van belang. 14
Dit kan ook gaan om een groot pand die door de inrichting en uitstraling geschikt is voor gebruikers van kleinere kantoren. Voor deze gebruikers is zichtbaarheid vaak van belang. Dit kan ook worden bereikt met bijvoorbeeld meerdere ingangen of een centrale binnenruimte waar elk gevestigd bedrijf duidelijk zichtbaar wordt, in plaats van relatief anoniem op een verdieping te zijn gehuisvest.
15
Nu is het niet zo dat elke werklocatie maar zo gemengd mogelijk moet zijn. Hiermee komen we op een derde trend, namelijk de behoefte aan locaties met een duidelijk profiel, aansluitend op het type bedrijven waarvoor zo’n locatie het meest geschikt is. Werklocaties moeten zich goed van elkaar onderscheiden. Met een divers aanbod aan werklocaties, wordt het beste in de verschillende behoeften voorzien. Sommige werklocaties functioneren juist goed met een wat meer eenzijdig profiel (en daarmee een strakker kader vanuit beleid en het bestemmingsplan) en andere werklocaties juist met meer functiemenging en diversiteit (en daarmee een flexibeler kader). Voor de bedrijventerreinen ligt er vooral een opgave om het aanbod beter op de vraag te laten aansluiten. De vraag kan bestaan uit bedrijfsruimte en niet-bedrijfsruimte: - Voor bedrijfsruimte is vooral vraag naar bedrijventerreinen in het midden en lagere segment, en voor een beperkter deel naar hoogwaardige terreinen. Het onderscheid in kwaliteitsniveaus wordt vooral gemaakt op verschijningsvorm: hoogwaardige terreinen onderscheiden zich op de inrichting van de openbare ruimte en de hogere beeldkwaliteitseisen die worden gesteld aan de panden. Als gevolg hebben hoogwaardige locaties hogere grond- of huurprijzen en trekt daarmee deels ook andere typen bedrijven, zie de verschillen tussen De Wieken (midden) en Bedrijvenpark Vathorst (hoogwaardig). Bedrijven op een hoogwaardig bedrijvenpark hebben vaak een hoger aandeel bedrijfsgebonden kantoor ten opzichte van het aandeel bedrijfsruimte. - Niet-bedrijfsruimte is dermate divers, dat deze functies op hoogwaardige locaties kunnen landen (bijvoorbeeld kinderopvang) of op locaties in het lagere en midden segment (bijvoorbeeld een kartbaan). Hoogwaardige locaties lenen zich over het algemeen goed voor functiemenging, op voorwaarde dat de niet-bedrijfsruimte functies de gewenste beeldkwaliteit realiseren. Voor het midden en lagere segment worden de mogelijkheden vooral bepaald door de eventuele nabijheid van bedrijven die milieugebruiksruimte nodig hebben. Dit betreft vaak maatwerk. Daarnaast kijken we ook stadsbreed en regionaal naar de mogelijkheden. Zo is de marktruimte voor perifere detailhandel uiteindelijk begrensd. Het is dan beter om perifere detailhandel op de voor deze functie meest geschikte locaties te concentreren. Dit voorkomt overaanbod (leegstand) en leidt bovendien tot meer onderscheid tussen locaties. Daarnaast is er voor bestaande locaties een noodzakelijke, maar complexe opgave om de kwaliteit te verbeteren (herstructurering). We zien op bedrijven- en kantorenterreinen panden die soms meerdere jaren leeg staan waarvoor de eigenaren moeilijk nieuwe gebruikers kunnen vinden. Hierdoor dreigt verloedering en wordt de locatie steeds minder aantrekkelijk voor bedrijven om zich daar te vestigen. Ons beleid geeft richting en ruimte Bovenstaande tekst geeft op hoofdlijnen antwoord op de vragen waar de ruimte voor banen moet ontstaan en hoe die ruimte eruit moet zien. Het laat duidelijk zien dat we deels andere accenten moeten leggen, maar we hebben geen sluitende antwoorden, dat kan ook niet. Wensen, eisen en behoeften verschillen sterk per (type) bedrijf en veranderen in de tijd. Het zijn ondernemende mensen in de stad die met hun initiatieven invulling geven aan de ruimte. Ons beleid in het volgende hoofdstuk is dan ook geen vast eindbeeld, maar geeft richting en is flexibel om kansen en mogelijkheden te kunnen benutten. Uiteraard stellen wij waar nodig duidelijke randvoorwaarden, omdat niet alle ontwikkelingen gewenst zijn, danwel verschillende ontwikkelingen strijdig met elkaar kunnen zijn. Dan maken wij keuzes. Voor betere en duurzamere werklocaties, verbeteren wij de randvoorwaarden voor vestiging (dit is in hoofdstuk 3 uitgewerkt) en in sommige gevallen kunnen wij actief nieuwe ontwikkelingen (helpen) aanjagen (dit is in hoofdstuk 4 uitgewerkt).
16
Hoofdstuk 3 – Ons beleid 3.1 Beleid verspreide werklocaties: verschuiving van werkgelegenheid en functiemenging De grootste en tegelijkertijd minst grijpbare ontwikkeling die wij zien, is de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar verspreide werklocaties. Verspreide werklocaties worden steeds belangrijker: ze voorzien in een behoefte en zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te Commissie Van Ek: bieden voor banengroei (omdat de groei van Vergoot de mogelijkheden voor bedrijfsruimte en kantoren minder wordt). Wij willen functiemenging en kleinschalige voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer werklocaties. Denk bijvoorbeeld aan ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij wijkeconomie, broedplaatsen en woongaan ruimhartig om met functiemenging. Ook voor de werkcombinaties. groei van het werken komt er een steeds groter accent op binnenstedelijke vernieuwing en inbreiding. Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid): naast kantoren of bedrijfsruimte, kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet. Wel geven wij onderstaand op hoofdlijnen ons beleid voor verspreide werklocaties aan. Regeling bedrijven en beroepen aan huis Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woonen leefklimaat behouden blijft. Extra functiemenging op bijzondere locaties Daarnaast zien we voor bepaalde locaties of gebieden kansen voor meer functiemenging. Daar is (of ontstaat) een meer stedelijk woon-, werk- en leefmilieu. Voor de Woonvisie en de Visie Werklocaties hebben wij bekeken waar wij nu al de grootste kansen voor functiemenging zien. Dit vormt input voor de Structuurvisie Amersfoort. In het kader van de Structuurvisie Amersfoort maken wij een nadere afweging of daar op langere termijn ook andere gebieden voor in aanmerking komen. In de eerste plaats zijn er al volop mogelijkheden in de gebieden die al sterk gemengd zijn, zoals het centrum, wijkwinkelcentra en enkele grotere, doorgaande (stads)wegen. Voor veel bedrijfjes is de aanwezigheid van voorzieningen vaak een voorwaarde voor vestiging in een woonomgeving. Richting de toekomst zien wij echter ook andere gebieden die zich goed lenen voor functiemenging. Vooral de schil rond het centrum biedt kansen: de centrumvoorzieningen zijn dichtbij, er wordt de komende jaren veel vernieuwd en de wijken en buurten kennen al een bepaalde mate van menging en levendigheid die bijvoorbeeld in de wijken in Amersfoort Noord minder aanwezig is. Meer stedelijkheid aan de zuid- en westkant van het centrum als voorwaarde Aan de zuid- en westkant van het centrum bevinden zich bijzondere locaties voor herontwikkeling, die bovendien al een sterk stedelijk profiel (of potentie daarvoor) hebben: Oliemolenkwartier, Wagenwerkplaats, Maatweg, Kop van Isselt en Zonnehof. De ligging ten opzichte van het NS 17
intercitystation Amersfoort en het Eemplein maakt deze kant van het centrum extra interessant voor functiemenging en meer stedelijkheid. Voor de (her)ontwikkeling van deze gebieden gaan wij uit van menging van wonen en werken. Dit zijn lopende projecten. Hier willen wij geen eenzijdige invulling en daarom stellen wij een gemengde ontwikkeling als voorwaarde:15 - Op Wagenwerkplaats en Oliemolenkwartier vestigen zich verschillende functies binnen het profiel ‘creatieve economie’, zoals bedrijfsruimtes, kantoren, ateliers, onderwijs, horeca, cultuur en (studenten)woningen. - Maatweg is een bijzondere locatie door de komst van het ziekenhuis, waar straks meer dan 2.000 personen werken. - De Kop van Isselt heeft de potentie om een stedelijk (woon- en) werklandschap te worden. Wij willen de Kop van Isselt veranderen naar een gemengd woon- en werkgebied. - Zonnehof is nu al sterk gemengd. Enkele grote functies verdwijnen uit het gebied. Voor de herontwikkeling is wonen en werken (in brede zin) het uitgangspunt. Geleidelijke, spontane ontwikkeling in de wijken ten noorden en oosten van het centrum Ten noorden en oosten van het centrum liggen wijken die al de nodige levendigheid (stedelijkheid) hebben. De komende jaren worden hier diverse plekken via Amersfoort Vernieuwt herontwikkeld. Dit zorgt al voor de nodige dynamiek en verandering. Meer menging van wonen en werken is daardoor kansrijk. In deze wijken mikken wij op meer functiemenging via een min of meer geleidelijke, spontane weg die wordt ingezet door initiatieven uit de markt. Wij gaan ruimhartig om met initiatieven voor functiemenging. Bij nieuwe ontwikkelingen zal het bestaande karakter van de wijk of buurt het uitgangspunt zijn, waarbij overigens een toename van stedelijkheid best passend kan zijn. Een project als de garageboxen voor startende ondernemers in De Horsten in Liendert (realisatie door woningcorporatie De Alliantie) zien wij graag op meer plekken ontstaan. Stichtse Rotonde De omgeving van de Stichtse Rotonde (Amersfoort-West: Bosgebied en de westelijke buurten van De Berg Noord en De Berg Zuid) wordt gekenmerkt door diverse instellingen in het groen en is voor de economie van Amersfoort van zeer grote waarde. Er werken ruim 6.500 personen (gelijk aan Isselt). De werkgelegenheid is de laatste tien jaar met 33% gestegen en het aantal bedrijven is bijna verdubbeld (van 196 naar 374, met name door ZZP-ers en kleine bedrijven). Naast ZZP-ers en kleine bedrijven, zijn er drie werkgevers met meer dan 1000 werknemers (Bernhardkazerne, Zon en Schild, DHV). Er is veel zorg, onderwijs, vrijetijdseconomie, zakelijk toerisme en dienstverlening. Daarmee draagt het gebied sterk bij aan de diversiteit van de Amersfoortse economie. Door de ruimtelijke inpassing in het groen, zou je hier kunnen spreken van een (groen) werklandschap. De Stichtse Rotonde en omgeving is een gemengde zone die we verder willen optimaliseren (dit is het huidige uitgangspunt zoals bepaald in het kader van de planvorming voor de bereikbaarheid van AmersfoortWest). Dat wil zeggen dat als uitbreiding of intensivering van de huidige functies nodig is om als functie vitaal te blijven, dan wordt dat toegestaan binnen de grenzen van de eigen kavel onder de randvoorwaarde dat het groen en landschappelijke karakter van het gebied wordt bewaard en versterkt. Dit biedt over het algemeen voldoende perspectief voor de huidige functies om nu en in de toekomst hier goed te functioneren en tegelijkertijd blijft het bestaande karakter (groen, werklandschap) behouden. Vanuit economisch perspectief biedt dit gebied, vanwege haar aantrekkelijkheid, nog veel groeikansen. Het groene karakter is onderdeel van die aantrekkelijkheid. In het kader van de
15
Per ontwikkelgebied gaan we bekijken hoe we hier concreet invulling aan geven. Te denken valt aan een richtlijn waarbij voor wonen en werken ieder een minimaal percentage van het programma wordt nagestreefd (bijvoorbeeld minimaal 20% wonen en minimaal 20% werken), waarbij nog de nodige flexibiliteit blijft bestaan om in de uiteindelijke verdeling te variëren. Een andere denkbare richtlijn is dat het huidige aantal arbeidsplaatsen in een gebied minimaal behouden blijft en dat daar bovenop voor elke extra woning die wordt gerealiseerd ook ruimte voor één extra arbeidsplaats komt.
18
Structuurvisie Amersfoort en de verdere planvorming voor Amersfoort West maken we een nadere afweging. Kleine en grotere initiatieven elders En tot slot dienen zich geregeld kleine en grotere initiatieven verspreid over de stad aan. Wij gaan hier ruimhartig mee om: wij kijken naar kansen en mogelijkheden. Concrete initiatieven blijven we toetsen op onder andere de ruimtelijke inpasbaarheid, waarbij aspecten als parkeren, hinder voor de omgeving en stedenbouwkundige aspecten in de afweging worden betrokken. 3.2 Beleid bedrijventerreinen: duurzaam ruimtegebruik Regionale afspraken Binnen Regio Amersfoort hebben we met onze buurgemeenten (Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest, Woudenberg, en Nijkerk, Barneveld) een Samenwerkingsagenda Werklocaties opgesteld. Belangrijk onderdeel hierin is het beleid voor bedrijventerreinen, in het bijzonder de herstructurering en de ontwikkeling van nieuwe locaties. We maken nog nadere afspraken over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. In de Samenwerkingsagenda Werklocaties is al een aantal hoofdlijnen bepaald die als basis voor de verdere uitwerking van onze Visie Werklocaties hebben gediend. Zo zijn er prioriteiten voor de herstructurering van bedrijventerreinen afgesproken. De behoefte aan bedrijventerreinen tot 2020 is berekend. Op basis hiervan is afgesproken dat er tot 2020 geen nieuwe planlocaties voor bedrijventerreinen worden aangewezen. Ook voor kantoren is de behoefte tot 2020 berekend. Gezien de huidige leegstand en de grote planvoorraad (dit speelt vooral in Amersfoort en Leusden) liggen hier flinke opgaven om weer een gezonde kantorenmarkt te hebben. Een nadere uitwerking is, net als voor bedrijventerreinen, onderdeel van de vervolgacties.
Commissie Van Ek: Ga zorgvuldig om met ruimte: hanteer de SER-ladder en start op tijd met herstructurering Maak regionale afspraken Verruim mogelijkheden voor functiemenging en flexibiliteit. Zorg voor diversiteit Thematiseer werklocaties naar doelgroepen. Zorg ook na 2015 voor voldoende ruimte voor bedrijvigheid in de eigen regio
Tot slot zijn er afspraken gemaakt over kennisdeling en samenwerking op een aantal specifieke thema’s, zoals duurzaamheid, ZZP-ers, glasvezel en regionale profilering, marketing en acquisitie. Duurzaam ruimtegebruik en planning werklocaties Amersfoort Het optimaliseren en waar nodig herstructureren van bestaande werklocaties heeft prioriteit boven de aanleg van nieuwe locaties. Dit uitgangspunt staat bekend als de SER-ladder16. Ook de provincie Utrecht en het Rijk hanteren dit. Dit betekent dat we inzetten op herstructurering, dat we Bedrijvenpark Vathorst, De Wieken Zuid en De Wieken Noord ontwikkelen en geen nieuwe planlocaties tot 2020 aanwijzen: - Herstructurering: wij geven tot 2020 prioriteit aan Isselt, De Hoef en Kop van Isselt (zie paragraaf 4.1). Hier zijn de opgaven het grootst. - Planning 2010-2020: in de periode 2010-2020 is voor de regio Amersfoort berekend dat er nog behoefte is aan ongeveer 80 hectare bedrijfsruimte (exclusief eventuele niet-bedrijfsruimte die 16
De SER-ladder is een richtlijn voor een duurzaam gebruik van werklocaties. Het gaat uit van drie stappen: benut eerst de mogelijkheden op bestaande locaties, kijk vervolgens naar mogelijkheden om bestaande ruimte te intensiveren en als daarmee nog onvoldoende in de vraag kan worden voorzien, kunnen nieuwe locaties worden gerealiseerd.
19
-
op bedrijventerreinen kan landen). De werklocaties die momenteel in ontwikkeling zijn (voor Amersfoort gaat het om Bedrijvenpark Vathorst en De Wieken Zuid) en de werklocaties die in de planning staan (voor Amersfoort gaat het om De Wieken Noord) voorzien in de berekende behoefte tot 2020. Nieuwe planlocaties tot 2020 zijn naar de huidige inzichten niet nodig. Planning na 2020: voor de locaties na 2020 kijken we in Regio Amersfoort vooral naar nut en noodzaak van nieuwe locaties, waarbij we nu nog geen nieuwe locaties als bedrijventerrein bestemmen. Immers, naar de huidige inzichten is er na 2020 nauwelijks vraag naar nieuwe bedrijventerreinen (indicatief: 10 hectare voor de regio) en mogelijk zullen nieuwe locaties die voor 2020 in uitgifte zijn gebracht, nog na 2020 in ontwikkeling zijn. Wel houden we Vathorst West en Nijkerkerstraat voor na 2020 als reserve open, zonder hierin nu definitieve keuzes te maken.
Monitoring Met Regio Amersfoort blijven we de behoefte naar bedrijventerreinen monitoren zodat we tijdig kunnen anticiperen op eventuele nieuwe inzichten. In 2011 werken we met de regio de systematiek verder uit. Aantrekkelijkheid voor gebruikers en waarde toevoeging Essentieel voor het goed functioneren van een werklocatie is de (blijvende) aantrekkelijkheid voor de gebruiker en het behouden van dynamiek: aantrekkelijkheid leidt telkens tot nieuwe investeringen (waarde toevoeging). Sleutelbegrippen hierin zijn Elf troefkaarten voor duurzaamheid diversiteit en flexibiliteit. Ondernemende mensen met initiatieven moeten ruimte krijgen om deze te ‘Een duurzaam bedrijventerrein is een ontplooien. Op de meeste locaties gaan we uit van terrein met meerwaarde. Een meerwaarde functieverruiming. Per werklocatie hanteren we een die uitstijgt boven de waarde van de kale bepaald thema of profiel om de diversiteit aan typen vierkante meters en die het mogelijk maakt werklocaties te vergroten (zie bijlage 1). Duurzame bedrijventerreinen Bij de kwaliteit van bedrijventerreinen gaat het om meerdere aspecten (zie het kader hiernaast). Het gaat bijvoorbeeld over segmentering (juiste bedrijf op de juiste plaats), representativiteit en veiligheid, bereikbaarheid, inrichting, intensief ruimtegebruik, milieuprestaties (denk aan bodem, water, lucht, energie, afval), organisatie en beheer. En daarbij zijn meerdere schaalniveaus aan de orde: van de kwaliteit van het pand en de kavel tot de regionale samenhang tussen werklocaties. In hoofdstuk 4 hebben we onze inzet voor vernieuwing en duurzaamheid verder uitgewerkt.
economische groei te combineren met een beperking van de druk op ruimte en milieu.’ Troefkaarten : 1. Efficiënt ruimtegebruik 2. Kwaliteit en beheer 3. Duurzaam rendement 4. Leefbaarheid en veiligheid 5. Verkeer en vervoer 6. Werkgelegenheid, onderwijs en zorg 7. Emissies en geluid 8. Energie 9. Water 10. Grondstoffen en afvalstoffen 11. Duurzaam bouwen
Emissies en geluid Bron: Werken aan duurzaamheid op bedrijventerreinen; Bij emissies en geluid gaat het erom dat bedrijven die Novem, 2001 hinder kunnen veroorzaken, worden gescheiden van andere functies zoals wonen en bepaalde voorzieningen. We bieden op Isselt West, De Wieken Zuid en op De Wieken Noord (zie bijlage 1) ruimte voor bedrijven die veel milieugebruiksruimte nodig hebben (tot en met milieucategorie 5). Hier zijn zeer beperkte mogelijkheden voor functiemenging. Milieuprestaties Wij kunnen hierin faciliteren, uiteindelijk zijn marktpartijen aan zet om de milieuprestaties te verbeteren. We hanteren de geldende wet- en regelgeving voor bijvoorbeeld emissies, geluid en energie. Wij zien daarnaast graag dat de markt zelf werk maakt van het verbeteren van de eigen bedrijfsprocessen op thema’s als energiebesparing, decentrale energieopwekking, afstemming van 20
warmte- en koude vraag, benutting van reststromen, afvalscheiding- en preventie, mobiliteit en het versterken van biodiversiteit. Marktpartijen zijn zelf aan zet om hieraan concreet invulling te geven binnen en buiten het eigen bedrijf. Waar mogelijk stimuleren en faciliteren wij marktpartijen. Wonen op werklocaties In het kader van de Woonvisie is de behoefte aan nieuwe woningen tot 2030 berekend. Hieruit blijkt dat er momenteel fors onvoldoende woningbouwlocaties in beeld zijn om volledig in de behoefte te kunnen voorzien. Met name voor de periode 2020-2030 moeten er extra woningbouwlocaties komen om in de behoefte te kunnen voorzien. Gezien de keuze voor inbreiding boven uitbreiding, en gezien regionaal de ruime beschikbaarheid van (plan)locaties voor bedrijven- en kantorenterreinen, en onze wens voor meer functiemenging (minder monofunctionaliteit op bedrijven- en kantorenterreinen), zien wij kansen voor woningbouw op een aantal bedrijven- en kantorenlocaties. Om de leegstand in kantoren terug te dringen, willen wij, als daar initiatieven van marktpartijen voor komen, wonen op de kantorenlocaties De Hoef (ten zuiden van de Outputweg) en De Brand mogelijk maken (zie volgende paragraaf voor ons kantorenbeleid en bijlage 1 voor het vestigingsbeleid per werklocatie). Ook voor planlocaties als Podium en Trapezium staan wij open voor een meer gemengde invulling met onder andere wonen (en voorzieningen). Voor Kop van Isselt streven wij al naar een verandering naar woon- en werkgebied. Gezien de ligging nabij het centrum, zou op langere termijn (na 2020) ook Isselt Midden voor woningbouw geschikt kunnen zijn. Nu al willen wij experimenteren met woon-werkcombinaties op Isselt Midden (zie bijlage 1). Bedrijventerrein De Hoef (ten noorden van de Outputweg) lijkt voor woningbouw minder geschikt, maar sluiten wij niet uit. Ontwikkelingen op kortere termijn, moeten ook passen in lange termijn ontwikkelingen. In het kader van de Structuurvisie Amersfoort maken wij een nadere afweging over wonen op bedrijven- en kantorenterreinen op langere termijn. Bij deze afweging stellen we als randvoorwaarde dat we regionaal voldoende ruimte voor werkgelegenheid en bedrijventerreinen blijven bieden. In de nu gemaakte regionale behoefteraming, is voor vervangingsvraag vanuit Amersfoort alleen rekening gehouden met de transformatie van Kop van Isselt. Indien meer delen van bedrijventerreinen in Amersfoort andere functies krijgen, neemt de vervangingsvraag toe en ontstaat voor de regio een andere opgave. Met de regio blijven wij dit monitoren. Daarbij willen we ook na 2020 in de regio voldoende ruimte reserveren voor mogelijke bedrijventerreinen die nodig zijn om uit te plaatsen bedrijven alternatieve vestigingsruimte te bieden, zonder daarover in dit stadium al definitieve keuzes te maken. In Amersfoort gaat het om Vathorst West en Nijkerkerstraat (zie bijlage 1). In dit licht is de samenwerking met Nijkerk en Barneveld van bijzonder belang omdat daar nog veel ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen is. 3.3 Beleid kantoren: versterking en transformatie De Amersfoortse kantorenmarkt kent een kwalitatieve en kwantitatieve mismatch: er zijn teveel kantoren en deels sluit het aanbod onvoldoende aan op de vraag (zie paragraaf 2.4). Ons beleid voor kantoren is samen te vatten in twee woorden: versterking en transformatie. De (goede) kantorenlocaties die we hebben, moeten beter aansluiten op de vraag (versterking). Daarnaast zal een deel van de kantoorpanden geen kantoorgebruiker meer vinden en voor dergelijke panden moet een andere invulling komen (transformatie). Ook bij planlocaties bekijken we mogelijkheden om deels een andere invulling te realiseren (we spreken dan niet over transformatie, maar het dient hetzelfde doel). Bij versterking en transformatie gaat het om herontwikkeling (een bestaand pand verbeteren) en vernieuwing (nieuwe, moderne panden). Deze dynamiek kent een sneeuwbaleffect: daar waar een aantrekkelijk kantoor ontstaat met een goede relatie naar de omgeving, wordt de locatie als geheel aantrekkelijker, waardoor een investering in een ander pand op die locatie aantrekkelijker wordt. Als vervolgens zo’n pand ook verbetert, neemt de locatiekwaliteit wederom toe en neemt de kans toe dat andere panden weer worden opgewaardeerd. De totale voorraad kantoren wordt zo geleidelijk 21
verbeterd en kantoorlocaties worden aantrekkelijker. Uiteindelijk leidt dit tot een gezondere kantorenmarkt. Omdat er nog wel vraag is naar nieuwe kantoren, geven we in ons beleid ruimte voor dynamiek daar waar dat kan en blijven we terughoudend met nieuwe kantoorpanden daar waar dat moet: 1. We geven marktpartijen nieuwe kansen door functieverruiming: we bieden meer ruimte aan eigenaren om kantoren om te vormen naar bijvoorbeeld wonen of voorzieningen (transformatie). Daarbij is De Hoef een pilotgebied voor transformatie (zie ook volgende hoofdstuk) en bekijken we de mogelijkheden om Podium en Trapezium deels een andere invulling te geven (minder en / of andere (bijvoorbeeld kleinere) kantoren). Ook het Stationsgebied zou versterkt kunnen worden met meer functiemenging. 2. We willen beter aansluiten op de vraag. Zo is er overaanbod van grote panden en onderaanbod van kleine panden. En voor het functioneren van het centrum, als blijvend aantrekkelijke kantorenlocatie, is het van belang dat daar voldoende dynamiek blijft. “De kantoorslaaf van de toekomst wil werken in Amersfoort” “Helaas voor de kantoordorpen van Leidschendam, Rijswijk en Zoetermeer: de kantoorslaaf van de toekomst wil werken in Amersfoort, Leiden of Nijmegen. Daar waar historie is, levendigheid op straat, en een centraal station op loopafstand. Dan kan er filevrij getreind worden. Die toekomstmuziek klinkt op uit het rapport Van veel te veel, een barometer van de Nederlandse markt voor commercieel onroerend goed, opgesteld door DTZ Zadelhoff, marktleider in vastgoedbeheer. Het bedrijf vertelt slimme vastgoedjongens in het rapport welke kantoorgebouwen anno 2030 nog wel zullen renderen en waar de werknemers van de toekomst hun dagelijks brood verdienen. Dat is in het midden van Nederland, in een historische stad, nabij een treinstation.” Bron: Intermediair, 10-01-2011
In ons beleid voor kantoren onderscheiden we drie typen kantoren: 1. Middelgrote (2.000 m2 bvo tot 5.000 m2 bvo) en grote kantoren (5.000 m2 bvo of meer): er zijn vestigingsmogelijkheden op locaties die in het bestemmingsplan al een kantoorbestemming hebben (waaronder ook Podium en Trapezium). We creëren voor overige middelgrote en grote kantoren geen nieuwe bestemmingen.17 Pas als de leegstand op een gezond niveau is teruggebracht en de planvoorraad grotendeels is ingevuld, willen wij dit beleid herijken. Gezien de grote leegstand in grote kantoren en de planvoorraad, verwachten wij dit beleid zeker tot 2020 te hanteren, mogelijk langer. Alleen in het centrum zou, gezien de aantrekkelijkheid (zie hiernaast), eerder weer een ruimer beleid voor middelgrote kantoren gehanteerd kunnen worden als daar de leegstand voldoende (onder de 10%) is teruggebracht. Hiertoe monitoren wij de ontwikkelingen en ons beleid. 2. Kleine kantoren (250 tot 2.000 m2 bvo): er zijn vestigingsmogelijkheden op al bestemde locaties en daarnaast is in het Stadshart een nieuwe kantoorbestemming voor kleine panden onder voorwaarden mogelijk. Voorwaarde voor onze medewerking is dat het nieuwe of te verbouwen pand duurzaam is en een flexibele bouw heeft zodat het op termijn eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor andere functies, bijvoorbeeld wonen. In overleg met een eventuele initiatiefnemer vullen wij dit dan concreet in. Ook moet er concrete interesse van eindgebruikers zijn om leegstand te voorkomen. 17
Uitzonderingen op deze maatregel vormen broedplaatsen in het Oliemolenkwartier en Wagenwerkplaats in het Stadshart. Op deze locaties willen we broedplaatsen voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid. Dit betreft maatwerk waarin we per concreet initiatief een afweging maken op basis van de doelstellingen met het betreffende gebied. Concrete interesse van eindgebruikers is vereist.
22
3. Zeer kleine kantoren (kleiner dan 250 m2 bvo): vestigingsmogelijkheden op al bestemde locaties en daarnaast willen wij met kansrijke initiatieven ruimhartig omgaan. Verder willen wij stimuleren dat grote en middelgrote panden geschikt worden gemaakt voor kleinschalige gebruikers (zie volgende hoofdstuk). Omdat er geen goed inzicht is in de markt voor zeer kleine kantoren (uit de analyse blijkt onderaanbod, maar hoeveel en in wat voor specifieke milieus is niet bekend) en het op het totaal in de kantorenmarkt om een bescheiden deel gaat, sluiten wij op voorhand alleen het buitengebied en de bedrijventerreinen18 uit. Hier werken we niet mee aan nieuwe kantoorbestemmingen voor zeer kleine kantoren. Bij initiatieven voor zeer kleine kantoren elders in de stad gaan wij uit van maatwerk, waarbij vooral de ruimtelijke inpasbaarheid van belang is. Om een diversiteit en spreiding aan vestigingsmilieus te bieden, markeren wij de volgende locaties in ieder geval als kansrijk: het centrum, de schil rond het centrum (functiemenging), het Bergkwartier (kantoorvilla’s), wijkwinkelcentra en stedelijke entreewegen (uitgezonderd die aan bedrijventerreinen), Bloeidaal (wonen en werken in het groen).
18
Alleen voor Isselt geldt ter voorkoming van (verdere) leegstand en verloedering een speciale bepaling voor overcapaciteit van bedrijfsgebonden kantoren, zie bijlage 1
23
Hoofdstuk 4 – Onze inzet voor vernieuwing en duurzaamheid 4.1 Aanpak herstructurering bedrijventerreinen We geven prioriteit aan Isselt, De Hoef en Kop van Isselt. Isselt Op 11 november 2009 heeft het bedrijfsleven haar visie op Isselt aan ons aangeboden. Het bedrijfsleven geeft aan dat Isselt als ‘broedplaats voor het MKB’ veel potentie heeft en nieuwe impulsen moet verkrijgen om achteruitgang te voorkomen. Er zijn voorstellen gedaan voor functieverruiming. Ook de ruimtelijke kwaliteit van Isselt zou verder verhoogd kunnen worden door de toegangswegen als allee te ontwikkelen (Amsterdamseweg, Industrieweg, Radiumweg/N199, Nijverheidsweg Noord en Heliumweg) en door een Groene Zone te ontwikkelen ter hoogte van het grasveld aan de Mijnbouwweg (verbinding van de Eem naar de groenstrook tussen Soesterkwartier en Amsterdamseweg). In het kader van de Structuurvisie Amersfoort wordt bekeken hoe de verbindingen van Isselt met het buitengebied, het centrum en het Soesterkwartier verbeterd kunnen worden en welke prioriteiten we daarbij stellen. We kijken vooral naar de Amsterdamseweg en de Eem, waarbij we ook de visie van de stadsarchitect betrekken. In de afgelopen jaren zijn grote delen van de openbare ruimte op Isselt opgeknapt (wegen, groen, riolering, parkeren). De volgende fase is het opknappen van delen van de private ruimte. Hiervoor zijn marktpartijen aan zet. Wij bieden daarvoor ruimere vestigingsmogelijkheden waarmee we naast verlevendiging, ook streven naar intensiever gebruik van de ruimte en verhoging van de beeld- en verblijfskwaliteit (zie bijlage 1). Daarnaast gaat de provincie de Ontwikkelings Maatschappij Utrecht (OMU) oprichten. Hiervoor zijn Rijks- en provinciale middelen beschikbaar. De OMU zal zich richten op de herstructurering van private kavels op bedrijventerreinen en gaat daarvoor samenwerken met marktpartijen. De OMU is volgens planning in de zomer van 2011 operationeel. De Hoef Op 17 maart 2011 heeft het bedrijfsleven haar visie op De Hoef aan ons aangeboden. Hieruit blijkt onder ondernemers een hoog urgentiegevoel en bereidheid om onderling en met de gemeente en andere partners tot actie te komen. De ruimtelijke- en vestigingskwaliteit van De Hoef neemt af. Het bedrijfsleven wil De Hoef nieuwe impulsen geven zodat deze werklocatie weer vitaal, en vooral ook duurzaam wordt. Zo wordt in de visie aangegeven dat de leegstand moet worden aangepakt. Er zou een nadere inventarisatie nodig zijn en er zou een pilot kunnen worden gestart voor transformatie. Ook meer functiemenging vindt het bedrijfsleven belangrijk. Er worden ook diverse concrete thema’s genoemd om De Hoef kwalitatief te verbeteren. Het bedrijfsleven wil nadenken over meer groen om de algehele uitstraling te verbeteren: betere beheervormen om openbaar en privé groen te verbeteren en het idee wordt geopperd om een bomenfonds op te richten. Mobiliteitsmaatregelen gaan over parkeren, het verbeteren van het openbaar vervoer vanaf station Schothorst over De Hoef en bewegwijzering. Een gezamenlijke aanpak voor beveiliging (promotie van de al bestaande Stichting Veiligheidszorg Amersfoort die onder andere De Hoef beveiligd en het behalen van het Keurmerk Veilig Ondernemen) en promotie van De Hoef als aantrekkelijke vestigingslocatie worden genoemd. En tot slot wil het bedrijfsleven op De Hoef duurzaamheidmaatregelen nemen. Wij juichen (vooral gezamenlijke) initiatieven toe en willen daar graag onze bijdrage in leveren. Allereerst denken en doen wij graag mee met initiatieven. In onze ogen is daarbij een ondernemersfonds een goed instrument om ambities over groen, mobiliteit, beveiliging, promotie en duurzaamheid te realiseren (zie ook hoofdstuk 4). Wij blijven hierover in gesprek met het 24
bedrijfsleven, waarbij we een parallelle aanpak voor het kantorendeel en het bedrijvendeel van De Hoef nastreven. Zo wordt de kantorenlocatie De Hoef Zuidwest de pilot voor de op te richten Taakgroep Transformatie. Met eigenaren, gebruikers en andere partners willen wij tot maatregelen komen. Met de provincie bekijken we bijvoorbeeld of De Hoef kan worden aangemerkt als een van de tien experimenteergebieden van het nationale Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren. Zie verder de volgende paragraaf. Voor het bedrijventerrein De Hoef Noordoost is een herstructureringsopgave. Voor de opgaven op privaat gebied (aanpak van panden en kavels) bieden wij meer ruimte in ons vestigingsbeleid. De opgave in de openbare ruimte moet nog worden onderzocht. Daartoe voeren we medio 2011 een eerste quick scan uit. Afhankelijk van de resultaten van de quick scan, zullen wij samen met het bedrijfsleven de aanpak verder verkennen. Ook de relatie met de omgeving kan mogelijk worden verbeterd. De Hoef ligt geïsoleerd: snelwegen en spoorlijnen scheiden De Hoef van de omringende wijken. Zo bekijken we al de mogelijkheden om de Outputweg door te trekken richting de Energieweg op De Wieken. In de Structuurvisie Amersfoort bekijken we of en hoe de relaties met de omgeving verbeterd kunnen worden. Gezien de huidige financiële situatie, is een vernieuwende aanpak met creatieve oplossingen nodig. Deze hebben wij nog niet voorhanden. We blijven daarover dan ook graag met het bedrijfsleven in gesprek en verwachten daarin ook inbreng, bijvoorbeeld door oprichting van een ondernemersfonds. Wij willen hier graag medio 2011 afspraken met het bedrijfsleven over maken. Verder verkennen wij in regionaal verband de mogelijkheden om een pilot te starten om de ontwikkeling van nieuwe, regionale werklocaties financieel te koppelen aan de herstructureringsopgave. Dit loopt al. Met de provincie blijven wij in gesprek over de op te richten OMU (zie ook Isselt). Kop van Isselt De Kop van Isselt heeft de potentie om een stedelijk (woon- en) werklandschap te worden. Wij willen de Kop van Isselt veranderen naar een gemengd woon- en werkgebied. Wij jagen de transformatie19 aan via onze grondposities in het gebied, door in eerste instantie de locaties Warner Jenkinson en Smeeing te laten ontwikkelen. Ook de openbare ruimte (wegen, groen) moeten worden aangepast, waarbij we ook bekijken in hoeverre marktpartijen daarin een rol kunnen spelen. Momenteel onderzoeken wij de haalbaarheid en gewenste ontwikkelrichting. Op termijn is ook de ROVA locatie een belangrijke aanjager voor het gebied. Wij zien de Kop van Isselt ook als een experimenteergebied, waar we partijen uitdagen om met vernieuwende en creatieve oplossingen te komen. Dit is een lopend project. 4.2 Aanpak leegstand kantoren Voor de aanpak van leegstand, hanteren we het nationale ‘Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren’ als leidraad. Waar nodig en mogelijk creëren wij betere randvoorwaarden. Hiermee willen wij de markt stimuleren om met ideeën en initiatieven te komen. Zo voeren wij een terughoudend beleid voor nieuwe, met name grote kantoorpanden. Tegelijkertijd bieden wij ruimere mogelijkheden voor transformatie van kantoorpanden naar andere functies, waaronder ook wonen. Daarnaast willen 19
In het kader van de herstructurering wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen transformatie en herprofilering. Bij transformatie gaat het om functieverandering naar niet-economische functies, zoals wonen. Bij herprofilering blijven er economische functies in het gebied, maar vindt er een opwaardering plaats van bedrijfsmatige functies naar functies als voorzieningen en kantoren. Voor de Kop van Isselt is sprake van beide (woon- en werkgebied). Wij bedoelen met transformatie dan ook een algehele opwaardering van het gebied, en niet enkel een verandering naar wonen.
25
wij actief partijen met elkaar verbinden. Wij richten voor de zomer 2011 daartoe een Taakgroep Transformatie op. In deze taakgroep nemen ook marktpartijen deel. Deze taakgroep gaat zich in ieder geval richten op de volgende maatregelen: 1. Wij zien dat marktpartijen steeds meer aandacht voor De Hoef hebben. Op De Hoef is sprake van forse leegstand, waar transformatie een van de oplossingen kan zijn (zie bijlage 1). Wij gaan als eerste bekijken in hoeverre De Hoef als pilotgebied voor de taakgroep kan dienen. Vanuit een pilotaanpak willen wij op termijn naar een bredere aanpak. Daarbij brengen we in 2011 ook de leegstand verder in kaart. 2. Planologische procedures kosten tijd en geld. Dit bepaalt mede de kansen voor een succesvolle transformatie. Wij willen als onderdeel van de pilotaanpak voor De Hoef onderzoeken in hoeverre wij ook op dit vlak betere randvoorwaarden kunnen creëren. Het verbeteren van onze dienstverlening is een van de voorwaarden waar we al aan werken. 3. Transformatie ontstaat uiteindelijk als pandeigenaren de juiste maatregelen treffen (bijvoorbeeld huurprijzen aanpassen of de inrichting en uitstraling van het pand aanpassen). Fiscale wetgeving van het Rijk kan daarbij een belangrijk instrument zijn. Wij verwachten daarbij meer resultaten van positieve prikkels (voordelen voor partijen die initiatieven ontplooien) dan van negatieve prikkels. Hierover zijn wij in gesprek met onze partners, onder andere met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Provincie Utrecht. Daarbij houden wij ook in ogenschouw dat rond 2012 veel eigenaren hun kantoorpanden opnieuw moeten financieren omdat hun leningen aflopen. De banken zullen naar verwachting tegen reële marktwaarde nieuwe leningen verstrekken, waarmee mogelijk diverse panden moeten worden afgewaardeerd en langs die weg nieuwe impulsen (kunnen) ontstaan. 4. Wij willen kennis over transformatiemogelijkheden vergroten, en pilots en voorbeeldprojecten aanjagen. Dit willen wij samen met marktpartijen doen (zie paragraaf 4.4). 4.3 Ruimtelijke investeringen Grondpositie Bij diverse nieuwe ontwikkellocaties in de stad, zijn wij financieel betrokken en investeren zo in de economische ontwikkeling. Zo ontwikkelen wij Bedrijvenpark Vathorst en Bedrijvenpark De Wieken Zuid. Met partners participeren we in de ontwikkeling van Podium. We participeren in de ontwikkeling van Wagenwerkplaats en Oliemolenkwartier. Voor Kop van Isselt brengen we de locaties Warner Jenkinson en Smeeing in ontwikkeling. We hebben grondpositie in De Wieken Noord, Vathorst West en Nijkerkerstraat. Met de Programmering Ruimtelijke Investeringen (PRI) bekijken we integraal onze ruimtelijke ambities en financiële mogelijkheden voor onze projecten. We verkennen mogelijkheden om ons vastgoed bezit te verkleinen, waarbij per geval bekeken wordt in hoeverre beleidsambities (zoals voor werklocaties) daarbij betrokken kunnen worden. Bereikbaarheid Voor de economie is goede bereikbaarheid per auto, openbaar vervoer en fiets van werklocaties van essentieel belang. Onder andere via VERDER investeren wij met partners in een betere bereikbaarheid. Naast investeringen in infrastructuur, zijn ook organisatorische maatregelen van belang. Denk aan het stimuleren van het nieuwe werken en andere mobiliteitsbeperkende maatregelen die verband houden met gedrag. Ook het bedrijfsleven is hierin actief. Zo participeren steeds meer bedrijven in het Platform Mobiliteitsmanagement. In het Verkeer- en Vervoersplan worden alle maatregelen samengebracht en wordt het beleid geactualiseerd. Dit gebeurt ook in afstemming met de Structuurvisie Amersfoort. Organisatie, beheer en veiligheid Voor het beheer van werklocaties willen wij vernieuwende oplossingen. De gemeente kan de kwaliteit van de openbare ruimte niet alleen op peil houden en wij willen dan ook een grotere rol aan marktpartijen geven. Deze ontwikkeling is al langer aan de orde en de bezuinigingen versterken dit. Zo is het al gebruikelijk dat we op onze nieuwe bedrijventerreinen parkmanagement invoeren (met bijdragen van gemeente en bedrijven) en de bestaande bedrijventerreinen Isselt, Calveen en De Hoef 26
worden extra beveiligd via de Stichting Veiligheidszorg Amersfoort (met bijdragen van bedrijven). Het bedrijfsleven heeft in haar visie op De Hoef aangegeven te willen nadenken over meer groen met een bomenfonds en gezamenlijk beheer van openbaar en privé groen (zie paragraaf 4.1). Voor de binnenstad en Neptunusplein zijn ondernemersfondsen opgericht. Op initiatief en verzoek van de ondernemers, heft de gemeente in dat gebied extra belasting dat vervolgens beschikbaar wordt gesteld aan de ondernemers. Zij bepalen vervolgens zelf de besteding. Het moet gaan om maatregelen die bijdragen aan de kwaliteit van dat gebied (‘schoon, heel, veilig’, duurzaamheid, marketing, promotie). Wij verwelkomen initiatieven van ondernemers op dit vlak en zien in een ondernemersfonds een goed instrument om gezamenlijk te investeren in de kwaliteit van onze werklocaties. 4.4 Inzet vanuit Economische Agenda en andere programma’s Samen met partners willen wij vernieuwing en duurzaamheid van werklocaties een impuls geven. Het gaat om de samenhang tussen sociaal-culturele, ecologische en economische maatregelen (people, planet en profit), waarbij de effecten elders en voor latere generaties in beeld zijn. Aanvullend op het programma Duurzame Ontwikkeling, hebben wij van het begrip duurzaamheid in de Visie Werklocaties vooral de economische gebruikswaarde verder ingevuld. Werklocaties moeten aantrekkelijke locaties zijn om te ondernemen, nu en in de toekomst. Hoe aantrekkelijker onze bestaande locaties zijn, hoe minder ruimte er voor nieuwe locaties nodig is. En hoe aantrekkelijker de locaties zijn, Commissie Van Ek: Zet in op duurzame werklocaties, met hoe meer investeringen door marktpartijen te verwachten vernieuwing en kwaliteit. zijn. Dit zorgt voor dynamiek en vernieuwing die nodig is om de kwaliteit van een locatie op peil te houden of te verbeteren. Dat betekent dat een locatie een goede beeldkwaliteit houdt en goed bereikbaar blijft. Dat bedrijfspanden kunnen worden aangepast aan veranderingen in het bedrijf en dat er mogelijkheden bestaan om van functie te veranderen (transformatie, functiemenging). Dit is enerzijds een bouwopgave: panden die technisch makkelijk zijn aan te passen. Anderzijds gaat het om regels in het bestemmingsplan over bebouwing en activiteiten: ons beleid is om zoveel mogelijk flexibel en ruim te bestemmen (flexibiliteit). Onze rol: faciliteren en aanjagen Wij willen (voorbeeld)projecten helpen realiseren en wij willen de kennis over vernieuwende, oplossingen voor werklocaties helpen vergroten. Wij kunnen faciliteren en in sommige gevallen aanjagen. Uiteindelijk is het aan marktpartijen om concrete resultaten te behalen. Wij kunnen marktpartijen uitdagen, bijvoorbeeld met pilotprojecten of prijsvragen. Waar nodig en mogelijk kunnen wij ondersteunen, bijvoorbeeld door (al dan niet gezamenlijke) maatregelen in de openbare ruimte. Ook onderzoek kan kennis opleveren die voor marktpartijen bruikbaar is. Voorwaarde voor onze inzet is dat de opgedane kennis en ervaring openbaar beschikbaar is (voorbeeldproject) en dat er sprake is van vernieuwing (of een doorbraak) die zonder onze inzet niet of niet snel genoeg zou ontstaan. Visie Werklocaties: vervolg in projecten en andere programma’s De Visie Werklocaties is een beleidsdocument. De concrete projecten die wij als vervolg willen inzetten, zijn vaak weer onderdeel van andere programma’s. We maken daarom geen aparte projectenagenda voor de Visie Werklocaties, maar geven hier een overzicht van onze projecten en programma’s. Binnen projecten combineren we vanuit meerdere programma’s ambities, waarmee de verbindingen tussen de verschillende programma’s ook (en met name) op projectniveau concreet gestalte krijgt. Onze inzet op korte termijn is gebaseerd op bestaande budgetten, die beschikbaar zijn voor 2011 (Economische Agenda en Programma Duurzame Ontwikkeling) en 2011/2012 (Samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort, ZZP BV en Amersfoort Vernieuwt Wijkeconomie). Bij de kadernota 2012-2015 doen wij voorstellen voor meerjaren budget voor de Economische Agenda en het 27
Programma Duurzame Ontwikkeling. Bij het bepalen van onze inzet in de toekomst, betrekken wij ook telkens de financiële mogelijkheden. Economische Agenda Onder andere met de Economische Agenda geven wij invulling aan de Visie Werklocaties. Onder voorbehoud van besluitvorming (binnenkort en op langere termijn) over budgetten, geven wij voor werklocaties de komende jaren prioriteit aan (voorbeeld)projecten op de volgende thema’s: - Flexibiliteit: ontwikkeling van een gebouw of gebied met maximale mogelijkheden om het in de toekomst aan te passen voor een ander gebruik; - Functiemenging van wonen en werken (nieuwe werkmilieus, inbreiding en dergelijke); - Transformatie: een bestaand kantoor geschikt maken voor een ander type gebruiker (functieverandering: van kantoor naar niet-kantoor; doelgroep verandering: van grootschalig naar kleinschalig en dergelijke). Binnenkort actualiseren wij onze Economische Agenda. Projecten van de Economische Agenda voldoen onder andere aan de criteria dat ze duurzaamheid bevorderen en dat ze zoveel mogelijk regionaal zijn. Het programma Duurzame Ontwikkeling en de regionale samenwerkingsagenda zijn hierbij ook van belang en bepalen mede welke ambities de projecten hebben. Programma Duurzame Ontwikkeling Ook met het Programma Duurzame Ontwikkeling willen wij (voorbeeld)projecten realiseren van duurzame panden of gebieden. Voor werklocaties geven wij hierin prioriteit aan energie, afval, duurzaam bouwen en mobiliteit.20 We bekijken daarbij ook de mogelijkheden om het innovatieartikel in de Crisis- en Herstelwet te gebruiken. Ook verwachten wij een actieve rol van het bedrijfsleven. Wij gaan dit stimuleren door over duurzaamheid convenanten te sluiten, adviezen aan te laten bieden, vignetten uit te reiken en mogelijk scans van werklocaties uit te laten voeren. Samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort ‘Samen Sterk’ In 2011 en 2012 continueren we binnen de Regio Amersfoort de samenwerking op het terrein van werklocaties onder de titel ‘Samen Sterk’. Het doel van deze samenwerking is een sterke economische regio te zijn en te blijven in de toekomst. De samenwerkingsagenda bestaat uit de volgende tien acties die we uiterlijk in 2012 met onze buurgemeenten opstarten: 1. opstellen regionaal werklocatieprogramma (loopt) 2. opstellen regionale investeringsagenda herstructurering (loopt) 3. ontwikkelen en uitvoeren Ruimtebehoeftescan 4. monitoren van de banenontwikkeling 5. opzetten regionaal kennisplatform 6. onderzoek welke vormen van verzakelijking21 van werklocaties mogelijk en kansrijk zijn (bijvoorbeeld ondernemersfondsen) 7. opstellen profiel voor de Regio Amersfoort 8. verkennen ontsluiten nieuwe woonlocaties op glasvezel 9. verkennen verduurzamingslag werklocaties Regio Amersfoort 20
Hierbij kan worden gedacht aan meerdere thema’s: energiebesparing, decentrale energieopwekking, warmte- en koudeopslag, duurzame energie met zonnepanelen, hergebruik afvalstromen, experimenten met distributie, duurzame brandstoffen.
21
Met verzakelijking wordt bedoeld dat marktpartijen een grotere rol nemen in de ontwikkeling, exploitatie en beheer van werklocaties.
28
10. onderzoek mogelijkheden regionaal kwaliteitsfonds ZZP BV Met ZZP BV, een landelijk voorbeeldproject voor wijkeconomie, stimuleren wij ZZP’ers. Amersfoort is een typische ZZP stad. Dit past bij ons profiel om wonen en werken; zorgtaken en carrière te combineren. Vanuit het programma ZZP BV hebben wij een (landelijk gepubliceerd) huisvestingsonderzoek onder ZZP’ers laten uitvoeren. Er is een grote behoefte aan zelfstandige werkruimte (huisvesting op een andere locatie dan de woning), maar het aanbod van specifieke ZZP werkruimte is moeilijk te vinden. Vanuit ZZP BV gaan we, in samenwerking met makelaars, verhuurders en dergelijke, via een website het aanbod van werkruimtes voor ZZP’ers inzichtelijk maken. In 2011 is dit gereed. Met onze buurgemeenten gaan we via onze samenwerkingsagenda bekijken of we de website ook regionaal kunnen gebruiken. Budget voor de opzet van de website in gemeente Amersfoort is binnen ZZP BV beschikbaar. Indien de website regionaal wordt, zal hiervoor het beschikbare budget voor de samenwerkingsagenda moeten worden aangewend. Amersfoort Vernieuwt Wijkeconomie Vanuit AV Wijkeconomie willen wij met De Alliantie in 2011 in De Horsten (Liendert) wederom zeven garageboxen geschikt maken voor startende ondernemers. Tegen een lage huur kunnen startende ondernemers hier maximaal twee jaar een bedrijfsruimte huren. Na 2011 bekijken we in hoeverre dit succesvol is en of dit ook in andere wijken kan worden gerealiseerd. Bij nieuwbouwprojecten streven we naar meer menging van wonen en werken. Ook bekijken we in hoeverre het mogelijk is om bij nieuwbouwprojecten in de prioriteitswijken flexibiliteit in functies te realiseren (van wonen naar werken, en andersom). Daarnaast onderzoeken we met Portaal de mogelijkheden voor leerwerkbedrijven in Soesterkwartier en Schothorst. Budget is binnen AV Wijkeconomie beschikbaar.
29
Bijlage 1 – Vestigingsbeleid per werklocatie In deze bijlage geven we per (reguliere) werklocatie een nadere uitwerking van ons beleid, uitgezonderd het Stadshart. In 2009 hebben we met partners de Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad gemaakt en we werken aan een programma Stadshart. Kaart: Werklocaties Amersfoort 2010-202022
22
In deze kaart is de hoofdfunctie van locaties aangegeven. In de praktijk zijn gebieden gemengder. Zo is het centrumgebied naast een belangrijke vestigingsplaats voor kantoren, ook van belang voor detailhandel, wonen en andere functies. Eventuele werklocaties na 2020 zijn hier nog niet aangegeven.
30
We willen onze bestaande en nieuwe locaties goed benutten: locaties moeten geschikt zijn voor de gebruikers (bedrijven), passen in de omgeving en passen in de tijd, nu en in de toekomst. Daarbij moeten werklocaties zich goed van elkaar onderscheiden. Met een divers aanbod aan werklocaties, wordt het beste in de verschillende behoeften voorzien. Sommige werklocaties functioneren juist goed met een wat meer eenzijdig profiel (en daarmee een strakker kader vanuit beleid en het bestemmingsplan) en andere werklocaties juist met meer functiemenging en diversiteit (en daarmee een flexibeler kader). Onderstaand beschrijven we per werklocatie het algemene profiel en ons vestigingsbeleid. In bijlage 2 hebben we dat concreet gemaakt in het economisch toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Isselt: broedplaats voor het MKB Het bedrijfsleven heeft in haar visie Isselt betiteld als ‘broedplaats voor het MKB’. Dit vinden wij een treffende titel die wij overnemen om het profiel van Isselt aan te geven. Het geeft aan waarin Isselt zich onderscheidt van andere bedrijventerreinen. Een broedplaats biedt ruimte voor ondernemerschap en initiatieven. Vele soorten functies bestaan naast elkaar, en versterken elkaar bij gelegenheid. Het is er levendig en interessant om te bezoeken, ook als consument. Uitdrukkelijk horen hier startende en / of kleinschalige initiatieven bij. Daarnaast onderscheidt Isselt zich naar milieuzonering (het is een van de weinige bedrijventerreinen in de provincie met een geluidzonering en vestigingsmogelijkheden voor de hoogste milieucategorieën) en ligging: het ligt dicht bij het centrum, aan stedelijke entreewegen, aan de Eem en direct grenzend aan het waardevolle buitengebied. Hierdoor ontstaat een natuurlijke spanning. De kwaliteit vanwege de ligging van Isselt pleit voor functies met een hogere beeld- en verblijfskwaliteit. Tegelijkertijd biedt Isselt voor vele vormen van (industriële) bedrijvigheid een ideaal (en soms het enig mogelijke) vestigingsmilieu in Amersfoort of zelfs de regio. Daarom omschrijven we voor Isselt vrij uitvoerig wat we wel en wat we niet wenselijk vinden voor Isselt. Om beter aan de vele, soms unieke kwaliteiten van Isselt recht te doen, verruimen we voor delen van Isselt de vestigingsmogelijkheden (kwaliteitsimpuls). Anderzijds beschermen we unieke vestigingsruimte voor bedrijven die elders moeilijk gevestigd kunnen worden (industrie en watergebonden bedrijvigheid). In ons beleid voor Isselt hanteren wij, in navolging van de visie van het bedrijfsleven, drie zones: 1) Kop van Isselt: naar woon- en werkgebied De Kop van Isselt (van Brabantsestraat tot Industrieweg) biedt ruimte voor een mix van functies en willen wij veranderen naar een gemengd woon- en werkgebied. 2) Isselt Midden: diversiteit Isselt Midden (van Industrieweg tot Radiumweg, inclusief westelijk deel Amsterdamseweg en Isselt – De Birkt23) krijgt in ons beleid ruimere vestigingsmogelijkheden waarmee we naast verlevendiging, ook streven naar intensiever gebruik van de ruimte en verhoging van de beeld- en verblijfskwaliteit. Hierbij passen ‘schonere’ vormen van bedrijvigheid. Onze maatregelen: 1. Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Isselt (2012) onderzoeken we de mogelijkheden om de milieuzoneringen in het bestemmingsplan te verkleinen, om beter aan te sluiten bij de huidige situatie en meer ruimte te bieden voor vernieuwing met nieuwe functies. Bestaande milieuvergunningen van bedrijven respecteren we. 2. Voorzieningen als lunchroom, fitness en (lokale/regionale) leisure staan we toe. 3. Perifere detailhandel staan we onder voorwaarden toe tussen Radiumweg en Industrieweg en aan de gehele Amsterdamseweg. Dit is uitgewerkt in de nota detailhandel (2011) die we onlangs hebben geactualiseerd. 23
Isselt-De Birkt heeft al een bestemmingsplan met ruimere vestigingsmogelijkheden dan de andere delen van Isselt. Daarmee sluit het qua vestigingsprofiel het beste aan bij het beleid voor Isselt Midden.
31
4. Initiatieven voor non-commerciële functies met een maatschappelijk oogmerk (denk aan voedsel- en kledingbank, kringloopwinkel, leerwerkbedrijven, reïntegratiebedrijven, (praktijk)onderwijs) staan we toe. Een aantal van dergelijke functies zijn al op het middendeel van Isselt gevestigd. Dergelijke functies zijn elders vaak moeilijk ruimtelijk inpasbaar (gebouwomvang, verkeer, beeldkwaliteit) en Isselt is aantrekkelijk vanwege de relatief lage grond- en huurprijzen. 5. Initiatieven voor woon-werk panden staan we hier toe, mits ruimtelijk goed inpasbaar (met name in relatie tot milieugebruiksruimte van omringende bedrijven). Voorwaarde voor wonen is dat er op pandniveau menging is met werken (geen solitaire woningen). Op langere termijn houden we rekening met mogelijk verdergaande woningbouw op Isselt Midden. In het kader van Structuurvisie Amersfoort maken we hier een nadere afweging (zie paragraaf 3.2). 6. Om veroudering en leegstand tegen te gaan, mag tussen de Industrieweg en de Radiumweg onder voorwaarden eventuele overcapaciteit van bestaande bedrijfsgebonden kantoren ook als zelfstandige, kleinschalige kantoren worden gebruikt. De zelfstandige units mogen maximaal 250 m2 bvo zijn.24 Het bedrijfsgebonden kantoorgebouw moet gerealiseerd zijn vóór vaststelling van de Visie Werklocaties. In totaal mag er op de kavel geen extra kantoorruimte worden toegevoegd: de totale oppervlakte van bedrijfsgebonden en zelfstandig kantoor is in de nieuwe situatie maximaal de al aanwezige oppervlakte van bedrijfsgebonden kantoor. Met deze maatregel willen wij duurzame herontwikkeling van (verouderde) panden bevorderen en voorzien in de behoefte aan kleinschaligheid op bedrijventerreinen. Isselt – De Birkt is rond 2001 ontwikkeld en is uitgesloten van deze maatregel omdat hier de verouderingsproblematiek niet speelt. Bovendien is er beperkt behoefte aan kleinschalige kantoren op bedrijventerreinen, waardoor we elders op Isselt en andere bedrijventerreinen dit niet toestaan. 3) Isselt-West: industrieel Isselt West (ten westen van de Radiumweg en ten noorden van de Kryptonweg - Xenonweg) blijft een industrieel, productiegeoriënteerd bedrijventerrein waar we vooral ruimte blijven bieden voor bedrijven die relatief veel milieugebruiksruimte vragen (het mogen veroorzaken van hinder: geluid, geur, risico en dergelijke). Het betreft bedrijven tot en met milieucategorie 5. Nieuwe functies die geen of weinig hinder mogen ontvangen (wonen, bepaalde voorzieningen e.d.) staan we hier niet toe. Vergezicht: Isselt next SVP Architecten heeft in navolging op de visie op Isselt van het bedrijfsleven, een eigen studie naar Isselt gedaan: “We zien Isselt als deel van de stad met bijzondere eigenschappen, die nog lang niet allemaal worden benut. Hier kan een gemengd stedelijk gebied ontstaan met hogere bebouwingsdichtheden en een grotere variatie in functies dan elders in Amersfoort gebruikelijk is. Thematisering is niet gewenst voor Isselt, een mix van activiteiten is interessant, maar enige groepering kan ook geen kwaad. De algemene zoneringgedachte is om de lage categorieën in het oostelijk deel en de zwaarste categorieën in het westelijk deel te projecteren. Menging met wonen zou eerst in het oostelijk en daarna in het middendeel kunnen plaatsvinden. De belangrijkste ruimtelijke ingrepen hebben betrekking op de randen van Isselt en de verbindingen tussen de groenplekken. Door de kwaliteit van de randen beter te benutten kan de overgang van stedelijke naar landschappelijke sfeer worden vormgegeven en beleefbaar gemaakt.” Bron: Amersfoort Isselt next, SVP Architecten, januari 2011
24
Ter illustratie: dit komt neer op kleine bedrijven tot ongeveer 10 werkzame personen.
32
Calveen: moderne, gemengde bedrijfsruimte Calveen biedt een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijfsruimte, maar ook kantoren, een bouwmarkt / tuincentrum, autobedrijven en enkele voorzieningen zijn er te vinden. Calveen is een modern, goed functionerend bedrijventerrein, met een mix aan functies, goed bereikbaar aan de A1 en een overwegend aantrekkelijke beeldkwaliteit. Met ons beleid willen we vooral de aantrekkelijkheid voor bedrijfsruimte handhaven, waarbij we in principe niet meewerken aan bestemmingswijzigingen naar niet-bedrijfsmatige functies (geen nieuwe kantoren, hotels, detailhandel en dergelijke). Wel bieden wij bij nieuwe initiatieven ruimte voor autobedrijven (mogen zich op alle bedrijventerreinen vestigen), fitness, dansscholen en dergelijke (door nabijheid woonwijken Amersfoort-Noord) en lunchrooms en dergelijke (verzorgende functies voor de gevestigde bedrijven). Door het gemengde karakter van Calveen zijn voor specifieke functies uitzonderingen mogelijk, zonder dat het de aantrekkelijkheid van Calveen als bedrijfsruimte locatie direct aantast (wij gaan daar terughoudend mee om). Uitzonderingen kunnen gemaakt worden voor functies die zich elders in de stad of het buitengebied moeilijk kunnen vestigen, bijvoorbeeld door hun omvang en / of hinder voor de omgeving. Een recent voorbeeld is de vestiging van een kerk op Calveen waar wij aan mee werken. Voorwaarde is dat een dergelijke functie verder ruimtelijk inpasbaas is (bijvoorbeeld parkeren en beeldkwaliteit). De Hoef: naar meer menging De Hoef is een gemengd kantoren- en bedrijventerrein. Er is vooral bedrijfsruimte ten noorden en oosten van de Outputweg. Ten zuiden van de Outputweg bevinden zich voornamelijk kantoren nabij het NS station Schothorst en het oostelijk deel is gemengd met kantoren en bedrijven. Op De Hoef zijn veel grootschalige dienstverleners, toeleveranciers en maakindustrie gevestigd. Het bedrijfsleven wil De Hoef nieuwe impulsen geven zodat deze werklocatie weer vitaal, en vooral ook duurzaam wordt. Meer functiemenging vindt het bedrijfsleven daarbij belangrijk. Wij delen met het bedrijfsleven het urgentiegevoel over De Hoef. Wij willen met een ruimer vestigingsbeleid De Hoef nieuwe impulsen geven. Voor het bedrijvendeel van De Hoef willen wij het bedrijfsruimteprofiel behouden en daarbij voorzieningen als een lunchroom, fitness, leisure en onderwijs toestaan. Het gaat vooral om voorzieningen die goed passen bij een bedrijfsruimteprofiel, waarbij functionaliteit een belangrijke voorwaarde is. Het kantorendeel van De Hoef willen wij nieuwe impulsen geven door voorzieningen als horeca, fitness, bovenregionale leisure, onderwijs en zorg toe te staan. Het gaat om voorzieningen die qua functie en uitstraling vooral in een kantorengebied passen en de kantoorfunctie versterken. Beeldkwaliteit is daarin een belangrijke voorwaarde. Ook willen wij, als daar initiatieven van marktpartijen voor komen, wonen op het kantorendeel van De Hoef mogelijk maken De Brand: gemengde kantoren- en voorzieningenlocatie Op De Brand bevinden zich kantoren, een hotel, een sportcentrum en een grote woninginrichtingzaak (perifere detailhandel). Door deze al aanwezige mix van kantoren en voorzieningen, heeft De Brand een ‘schoon’ en breed profiel. Wij gaan ruimhartig om met initiatieven uit de markt. Zo staan wij ook open voor het transformeren van een of meer panden naar wonen of andere ‘schone functies’ (geen bedrijfsruimte of andere vormen van detailhandel). Voor medewerking aan een eventuele bestemmingswijziging, stellen wij de voorwaarde dat het nieuwe of verbouwde gebouw duurzaam is en flexibel van opzet zodat het op termijn eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor andere functies. 33
Bedrijvenpark Vathorst: hoogwaardig bedrijvenpark in ontwikkeling Bedrijvenpark Vathorst onderscheidt zich van de andere werklocaties op beeldkwaliteit. De bedrijvigheid is er relatief ‘schoon’ en veel bedrijfspanden hebben een kantoorachtige uitstraling. In het vestigingsbeleid houden we vast aan de huidige uitgangspunten, waarbij we met name via voorzieningen enkele nieuwe accenten leggen om de ontwikkeling nieuwe impulsen te geven. Nieuwe functies die zich mogen vestigen: 1. Perifere detailhandel in de walkavels en tussen het spoor en de Heideweg (zie ook nota detailhandel, 2011); 2. Fitness/dansschool; 3. Bovenregionale, grootschalige leisure; 4. Hotel/congres; 5. Onderwijs; 6. Zorg. De Wieken Zuid: modern, functioneel bedrijvenpark in ontwikkeling De Wieken Zuid is een modern, functioneel bedrijvenpark, vooral voor bedrijfsruimte. Het is geschikt voor bedrijven tot en met milieucategorie 5 (de categorieën 4 en 5 kunnen zich op een deel van het terrein vestigen). Daarmee is De Wieken Zuid een goed alternatief voor Isselt. In het vestigingsbeleid houden we vast aan de huidige uitgangspunten. Naar verwachting is De Wieken Zuid rond 2015 volledig uitgegeven De Wieken Noord: toekomstig modern, functioneel bedrijvenpark Nu de afronding van De Wieken Zuid in beeld komt, wordt de ontwikkeling van De Wieken Noord als bedrijventerrein gewenst. Het uitwerken van plannen en het voorbereiden van de ontwikkeling vergen nog enkele jaren. Momenteel onderzoeken wij de Commissie Van Ek: ontwikkelvarianten. In 2011 nemen wij hierover besluiten. De Wieken Noord: verruim de Een deel van De Wieken Noord is nog in privaat vestigingsmogelijkheden. eigendom. De Wieken Noord is aangewezen door de provincie voor bedrijven die relatief veel milieugebruiksruimte nodig hebben (milieucategorieën 4 en 5). Er is onvoldoende interesse vanuit de markt om het hele gebied voor dit type bedrijven te kunnen uitgeven. Voor een haalbare ontwikkeling, willen wij, in overleg met de provincie, de vestigingsmogelijkheden voor De Wieken Noord verruimen naar milieucategorieën 3, 4 en 5. De Wieken Noord blijft een mogelijk alternatief voor bedrijven die door hinder elders niet (langer) inpasbaar zijn. Bij verdere planvorming zal duurzaamheid een van de uitgangspunten zijn. Naast een economisch kansrijke ontwikkeling, bekijken wij hoe De Wieken Noord optimale milieuprestaties krijgt, hoe duurzaam bouwen vorm krijgt en hoe de milieuzonering (emissies en geluid) het beste vorm kan krijgen. Parkmanagement zal worden ingevoerd. Vathorst West en Nijkerkerstraat: reserve voor na 2020 In de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht 2015-2030 is voor Vathorst West een bedrijventerrein van 10 hectare opgenomen. In het provinciale Streekplan 2005-2015 is voor Nijkerkerstraat een bedrijventerrein van 15 hectare opgenomen. In de Samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort zijn deze twee locaties als zachte plannen25 opgenomen voor na 2020. We willen ook na 2020 in de regio voldoende ruimte reserveren voor bedrijventerreinen, zonder daarover in dit stadium 25
Een zacht plan is een reservering, maar daadwerkelijke realisatie is nog niet definitief. Zo is er nog geen bestemming voor bedrijventerrein.
34
definitieve keuzes te maken. Zo is de behoefteraming na 2020 met de nodige onzekerheden omgeven (wij blijven dit monitoren). Bovendien houden we rekening met een mogelijk hogere vervangingsvraag als door bijvoorbeeld woningbouw op bedrijventerreinen er alternatieve vestigingsruimte nodig is voor uit te plaatsen bedrijven. We vinden naar de huidige inzichten een eventuele ontwikkeling van Vathorst West een betere optie om achter de hand te houden dan Nijkerkerstraat. In het kader van de Structuurvisie Amersfoort maken wij hierin een nadere afweging. Tevens vindt er een afweging plaats in Regio Amersfoort.
Commissie Van Ek: Vathorst West: realiseer een bedrijventerrein en streef naar functiemenging in de wijk.
Vanuit onze ambitie om de ontwikkeling van wonen en werken gelijke tred te laten houden, vinden wij het bij een eventuele ontwikkeling van woningen in Vathorst West van belang om de mogelijkheden voor functiemenging en verspreide, kleinschalige werklocaties in de wijk te benutten. Podium: naar een meer gemengd, hoogwaardig kantorenpark Podium is een hoogwaardig kantorenpark in ontwikkeling in Vathorst, aan de A28. In de huidige plannen is nog ruimte voor bijna 100.000 vierkante meter (grote) kantoren. Gezien de behoefteraming voor kantoren, is het onzeker of er voldoende vraag is om Podium volledig met kantoren in te vullen. Daarnaast verwachten wij dat een meer gemengde invulling van deze locatie (naast kantoren ook voorzieningen of eventueel woningen) een goede impuls voor de verdere ontwikkeling van Podium is. Ook zou bekeken kunnen worden of in de ontwikkeling van Podium de kleinschalige kantoorgebruiker kan worden bediend. Wij streven dan ook naar minder, deels kleinere kantoren en meer andere functies in Podium. Wij zijn hierover in gesprek met onze partners in de ontwikkeling.
35
Bijlage 2 – Economisch toetsingskader Het vestigingsbeleid per werklocatie hebben we concreet gemaakt in het economisch toetsingskader. We onderscheiden naar typen bedrijvigheid drie hoofdcategorieën: kantoren, bedrijfsruimte en voorzieningen, met daarbinnen deelcategorieën. Daarnaast is wonen een aparte categorie. Aan de hand van onderstaande tabel gaan wij nieuwe initiatieven op werklocaties beoordelen. Deze tabel is relevant als een nieuw initiatief door de functie niet past in het bestemmingsplan. Tabel B1: nieuwe vestigingsmogelijkheden per werklocatie26 Categorie Kantoren Zelfstandig Bedrijfsgebonden Bedrijfsruimte Regulier Hinder Voorzieningen Perifere detailhandel Auto’s/boten/caravans Lunchroom/vergader Hotel/congres Fitness/dansschool Leisure: actie/fun Leisure: bovenregionaal (Praktijk) Onderwijs Zorg Horeca/uitgaan Wonen V = mogelijk
Isselt Midden
Isselt West
De Hoef Noordoost
De Hoef Zuidwest
V
V
V
V V
V
V
V
V
V
V V
V
V
V
V V
V V
V
V
V V
V V
V V
V V
V V V
V
V V V V V V
V V V
Calveen
V V V V V V
De Wieken Brand Zuid
Wieken Noord
Bedr.park Podium Vathorst
V
V
V V V V V V V
V
V V V V V
V V V
V V V
V V V
Maatwerk Zie paragraaf 3.2 onder het kopje ‘Wonen op werklocaties’
Toelichting en voorbeelden per categorie: Kantoren: - Zelfstandig: enkel kantoorruimte (zonder bedrijfsruimte) - Bedrijfsgebonden: kantoorruimte behorend bij bedrijf met bedrijfsruimte. Voor Isselt geldt nog een bijzondere bepaling voor eventuele overcapaciteit van bedrijfsgebonden kantoren: onder voorwaarden is het toegestaan de overcapaciteit voor zelfstandige kantoren (maximale units van 250m2 bvo) te gebruiken (zie beleid Isselt) Bedrijfsruimte: - Regulier: bedrijfsruimte tot maximaal milieucategorie 4 - Hinder: bedrijfsruimte voor milieucategorie 5 (afvalinzameling, rioolwaterzuivering, betoncentrale, chemie etc.). Vestigingsmogelijkheden zijn er op Isselt West, De Wieken Zuid en De Wieken Noord, waarbij functies die geen of weinig hinder mogen ontvangen (wonen, bepaalde voorzieningen en dergelijke) zich daar niet mogen vestigen. Voorzieningen: - Perifere detailhandel: detailhandel waarvan de verkochte (hoofd)artikelen niet of moeilijk in de binnenstad of een wijkwinkelcentrum verkocht kunnen worden: bouwmarkt, tuincentrum, woninginrichting, keukens, sanitair. Een distributieplanologisch onderzoek (dpo) moet marktruimte aantonen. Zie ook nota detailhandel (2011). - Auto’s/boten/caravans (ABC): bijzondere categorie binnen de perifere detailhandel die gelijke vestigingsmogelijkheden hebben als reguliere bedrijfsruimte (onder andere door de meestal aanwezige combinatie van verkoop / showroom met reparatie en montage)
26
Voor wonen op werklocaties verwijzen we naar paragraaf 3.2.
36
-
-
-
-
Lunchroom/vergader: voorzieningen die primair de gevestigde bedrijven (en hun bezoekers) bedienen, zoals een lunchroom (eventueel met restaurant), (kleine) vergaderfaciliteiten, kinderopvang, stomerij en dergelijke; bijvoorbeeld geconcentreerd in een voorzieningencluster (‘facility point’) Hotel/congres: betreft grotendeels gebiedsoverstijgende voorzieningen, zoals een hotel en/of (grootschalige) vergader- en congresfaciliteiten, al dan niet aangevuld met aanverwante voorzieningen (horeca, sauna, welness, kinderopvang, stomerij e.d.). Wij staan open voor nieuwe initiatieven. Als meerdere initiatieven zich tegelijk aandienen, kunnen we besluiten een fasering aan te brengen zodat overcapaciteit (leegstand) wordt voorkomen. Dit is maatwerk. Fitness/dansschool: Commerciële functies voor fitness, sportscholen, dansscholen, muziekscholen en dergelijke Leisure: actie/fun: vrijetijdsfuncties als kartbaan, klimhal, paintbal, schietvereniging, bowling en dergelijke die vooral een stedelijk/regionaal publiek trekken. Leisure: bovenregionaal: vrijetijdsfuncties die onderscheidend zijn, bovenregionaal publiek trekken en waar de ruimtelijke inpassing vaak complex is, bijvoorbeeld qua omvang (grootschalig complex) of multifunctionaliteit. (Praktijk) Onderwijs: onderwijsinstellingen, leerwerkbedrijven en dergelijke. Zorg: medische consultatie, onderzoek, kinderopvang en dergelijke.
Horeca/uitgaan: - Dit betreft horeca- en uitgaansgelegenheden die (grotendeels) buiten reguliere kantooruren geopend zijn, bijvoorbeeld een restaurant (zonder lunchroom), discotheek, theater, feestzaal. Over het algemeen zijn wij terughoudend met uitgaanshoreca op werklocaties vanuit sociale veiligheid. Echter, wij staan open voor initiatieven en willen meedenken over maatwerkoplossingen. Veiligheid en de effecten op het functioneren van omringende bedrijven zijn belangrijke criteria. Wij betrekken dit ook bij de actualisatie van ons horecabeleid in 2011. Hoe gebruiken we het economisch toetsingskader? Per reguliere werklocatie hebben we aangegeven welke typen bedrijvigheid zich daar zouden kunnen vestigen. Met voorbeelden is dit concreet gemaakt. Dit is geen uitputtende lijst. Als een bepaald bedrijf hier niet specifiek is benoemd, bekijken we bij welk type zo’n bedrijf het beste past en op basis daarvan toetsen we. Een initiatief dient verder zoals gebruikelijk te worden getoetst op het bouwbesluit en de aspecten van het bestemmingsplan (parkeren, welstand, milieu en dergelijke). Dit valt buiten de Visie Werklocaties.
37
Bijlage 3 – Amersfoorts Afwegingskader Duurzaamheid Duurzaamheid betekent oog voor de toekomst. Duurzame projecten wentelen schadelijke effecten niet af op toekomstige generaties of op andere plaatsen in de wereld. Ieder project houdt rekening met zoveel mogelijk aspecten van duurzaamheid. Het afwegingskader bevat een overzicht van de aspecten die wij voorop stellen. De aspecten zijn ingedeeld in vier categorieën: people (positieve uitwerking op mens en samenleving), planet (behoud van mondiale ecosystemen en voorraden), profit ( winstmaximalisatie) en proces. De Visie Werklocaties is weliswaar geen project, maar ook beleid kan worden getoetst aan het afwegingskader. Onderstaand hebben we per categorie de meest in het oog springende duurzaamheideffecten van het beleid in de Visie Werklocaties aangegeven (er zijn meer effecten dan we hier noemen). Uiteraard treden deze effecten pas op in concrete projecten waarin dit beleid doorwerkt, en daarin hebben marktpartijen een belangrijke rol. People - Leefomgeving: bijdrage aan gezond woon- en werkklimaat - Ontwikkeling: sociaal-economische vooruitgang door banen voor Amersfoorters - Verkeer: minder autokilometers door werken aan huis Planet - Energie: bevorderen van duurzame energiebronnen - Ruimte: efficiënt gebruik van de ruimte Profit - Waardecreatie: bestendigen van economische groei op lange termijn en waardestijging van grond - Economische structuur: versteviging van de economische positie van Amersfoort en de regio (samenwerking) - Vestigingsklimaat: bevordert een divers aanbod van bedrijfslocaties Proces - Slaagkans: belanghebbenden zijn betrokken bij de beleidsvorming - Toekomstbestendigheid: waardevol op lange termijn
38
Bijlage 4 – Resultaten participatie Dag van de Amersfoortse Werklocaties 27 oktober 2010, Stadscafe De Observant, Amersfoort Tijdens de analyse hebben wij de Dag van de Amersfoortse Werklocaties georganiseerd. Ongeveer 60 mensen (georganiseerde partijen en ongebonden, individuele ondernemers en belanghebbenden) hebben hieraan deelgenomen, zoals vastgoedpartijen, ondernemers, belangenvertegenwoordigers en ambtenaren. Hierin zijn de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd en in diverse werkgroepen is daar over gediscussieerd. Op hoofdlijnen kwamen hieruit de volgende punten: - Algemeen is men het erover eens dat functiemenging belangrijk is, maar wel door een keuze te maken waar wel en waar niet, en welke functies wel en welke functies niet. Het is belangrijk om de ambities per terrein/gebied te bepalen. - De tijd van focus op nieuwbouw en uitbreiding is voorbij. Nieuwbouw is nog wel nodig, maar juist de bestaande gebouwen en terreinen verdienen aandacht. - De mismatch op de kantorenmarkt wordt bevestigd. Er zijn te veel grote panden, te weinig kleinschalig aanbod (kleinschalig is voor makelaars tussen de 1500 en 2000 vierkante meter, voor ZZP-ers is kleinschalig eerder in tientallen vierkante meters). Hoe komt er een betere balans tussen bestaand en nieuw op de kantorenmarkt? Wat is er nodig om de leegstand aan te pakken en de bestaande voorraad beter te benutten? - Het is belangrijk om op bedrijventerreinen al aanwezige kwaliteit te behouden (bijvoorbeeld door strikt te blijven met vestigingseisen). Anderzijds moeten locaties waar de kwaliteit onvoldoende is, worden opgewaardeerd (bijvoorbeeld door functiemenging). Daarbij ook kijken naar grondverkoop in relatie tot de plek die het bedrijf achterlaat. Eigenlijk de uitvoering van de SER-ladder (benut eerst bestaand en dan pas nieuw). - Verder uitwerken van duurzaamheid, juist ook als kans voor bestaande gebouwen. - De behoefte aan flexibelere en globalere bestemmingsplannen is bevestigd, maar daar tegenover is juist benoemd om locaties voor bepaalde typen bedrijvigheid te behouden, zoals zwaardere milieucategorieën. - Veel bedrijvigheid bevindt zich verspreid over de stad, in woonwijken of gemengde werklocaties als Wagenwerkplaats, Oliemolenkwartier en omgeving Stichtse Rotonde. Ook deze vestigingsmilieus zijn van groot belang voor de Amersfoortse economie en moeten worden meegenomen. Bovenstaande resultaten hebben we meegenomen in uitwerking van de Visie Werklocaties. We hebben de deelnemers hierover geregeld geïnformeerd.
39
Aanvullende memo N.a.v. De Ronde van 15 maart 2011 Bestemmingsplan “Ligplaatsen voor woonboten” Aanleiding Tijdens de Ronde van 15 maart 2011 inzake het ontwerp bestemming “ligplaatsen voor woonboten” heeft wethouder M.C. Barendregt een toelichtende memo toegezegd aan de raad. De volgende onderwerpen zouden schriftelijk worden toegelicht: 1. De piekgeluiden in de huidige situatie van Van der Kamp; 2. de financiering (het dekkingsvoorstel van het tekort); 3. een aantal kleine aanpassingen in het bestemmingsplan. 1. Piekgeluiden in de huidige situatie Van der Kamp (op de bestaande ligplaatsen aan de Schans) In de huidige vergunde situatie van het bedrijf Van der Kamp is het mogelijk om ook ’s avonds en ’s nachts schepen te laden en lossen. Volgens opgave van het bedrijf (tijdens de ronde op 15 maart 2011 en na afloop daarvan) wordt er in de praktijk ook gebruik gemaakt van deze vergunde ruimte, en wel voor 5 schepen per twee weken. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van de avond – en nachtperiode. Veelal in de vroege ochtend (tussen 6 en 7 uur ’s ochtends). In een memo van DHV (Geluid bij nieuw hoekpunt ligplaatsen Schans, januari 2011) is nader ingegaan op de optredende piekgeluidniveaus. Deze piekniveaus kunnen in de huidige situatie oplopen tot 80 dB(A). Dit is de meest negatieve positie, waarbij het te lossen schip op de meest oostelijke locatie is gelegen (op korte afstand van de dichtstbij gelegen woonboot) en waarbij de grijper van de kraan bij het lossen met een harde klap tegen de scheepswand botst. In de praktijk zullen de geluidpieken veel lager zijn, omdat er meestal geen sprake is van deze meest negatieve situatie. Het beperken van dit soort geluidpieken is op twee manieren mogelijk: 1. Via gedragsmaatregelen, waarbij de machinist zorgvuldig de grijper in het ruim laat zakken (en niet met een harde klap), vooral als het ruim bijna leeg is; 2. Door het te lossen schip zo veel mogelijk westelijk te laten aanleggen, zodat de afstand tussen het ruim van het schip en de woonboten zo groot mogelijk is. Van belang hierbij is dat de kraan op rails rijdt en dus niet aan een vaste plaats is gebonden en met de kraan ook een variabel bereik heeft. In de vigerende milieuvergunning is nog geen rekening gehouden met de woonboten, ook al waren ze destijds al wel aanwezig. Wij verwachten dat de provincie Utrecht (die de vergunning opstelt) bij een eerstvolgende revisie van de vergunning, wel met de woonboten rekening zal houden. Omdat het om vergunde activiteiten gaat is het zeer onwaarschijnlijk dat de provincie deze activiteiten zal gaan verbieden, of onhaalbare grenswaarden zal gaan stellen. De standaard grenswaarde voor piekgeluiden (die overigens primair geldt voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, dus niet voor woonboten) bedraagt 70 dB(A) overdag, 65 dB(A) in de avond en 60 dB(A) in de nachtperiode. 1
Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening kan deze waarde worden verhoogd tot 75, 65 en 65 dB(A) in resp. de dag-, avond- en nachtperiode. In de meest negatieve situatie worden deze laatste waarden met maximaal 15 dB(A) overschreden. Met bovengenoemde maatregelen kan deze overschrijding aanzienlijk worden verkleind. Of met de maatregelen voldaan kan worden aan de genoemde waarde van 65 dB(A) is evenwel onzeker. De provincie kan dan overwegen dat een beperkte overschrijding van die waarde toelaatbaar is, omdat het bestaande reeds vergunde activiteiten betreft. Wel kunnen daarbij realistische aanvullende voorwaarden worden gesteld, zoals bovengenoemde maatregelen 1 en 2 en een beperking in tijd, bijvoorbeeld niet tussen 8 uur ‘s avonds en 6 uur ’s ochtends. Dit soort geluidpieken wordt dan ten eerste zo veel mogelijk voorkomen en voor zover ze nog wel optreden doen ze zich alleen voor in de vroege avondperiode en de rand van de nachtperiode (tussen 6 en 7 uur). Piekgeluiden Van der Kamp op de nieuwe ligplaatsen aan de Schans De nieuwe ligplaatsen liggen op grotere afstand van de kade van Van der Kamp dan de huidige ligplaatsen. In de nieuwe situatie als vastgelegd in het bestemmingsplan zijn de optredende geluidpieken daardoor substantieel lager (tot 7 dB(A)) dan in de huidige situatie. In zoverre zal het hernieuwd verlenen van een milieuvergunning in de nieuwe situatie eenvoudiger zijn en met beperktere (gedrags)maatregelen gepaard gaan dan in de huidige situatie. Gelet hierop en er van uitgaande dat in de praktijk geluidpieken in de avond- en de nachtperiode hoger dan 65 dB(A) vermeden kunnen worden dan wel slechts incidenteel voor zullen komen, achten wij de nieuwe ligplaats locatie, anders dan de bestaande locatie, niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Wij zien daarom geen noodzaak de ligplaatsen verder te verplaatsen dan nu al gedaan is. 2. Financiering (dekkingvoorstel van het tekort) Ons voorstel aan u is om dit extra bedrag van € 0,594 miljoen te dekken ten laste van de Reserve Ruimtelijke Investeringen. Concreet betekent dit het volgende: Op dit moment heeft het tekort nog het karakter van een (realistische) raming. Zodra de kosten zijn gemaakt (op zijn vroegst halverwege 2011) en het tekort zich daadwerkelijk voordoet, zal uw raad in het betreffende jaar bij de bestemming van het rekeningresultaat gevraagd worden in te stemmen met het onttrekken van een bedrag van € 0,594 miljoen aan de RRI. 3. Een aantal kleine aanpassingen in het bestemmingsplan A. artikel 4.3 (voorheen artikel 2.3) wordt sub c toegevoegd: In de reactienota op blz. 23 bij punt 3 wordt voorgesteld om aan de gebruiksregels artikel 2.3.c toe te voegen waarin wordt opgenomen dat de woonboten slechts mogen worden afgemeerd nadat de geluidswerende voorzieningen zijn aangetroffen. Dit geeft een bestuurrechtelijke handhavingmiddel. Omdat een aantal woonboten er nu al legaal liggen, komen deze woonboten door deze artikel in een illegale situatie terecht. Om dat te voorkomen wordt voorgesteld om de tekst als volgt aan te passen. “de verplaatsing van de woonboten zal niet eerder plaatsvinden dan nadat de geluidwerende voorzieningen getroffen zijn”.
2
B. vergroting van het gebied voor de ligplaatsen Een afspraak met een woonschipper (onderdeel van het compromisvoorstel Moens 3) is dat hij een werkboot (een ponton van 20 meter) mag plaatsen aan de kade van de Havenweg, ter compensatie omdat zijn nieuwe ligplaats kleiner wordt. Hiervoor moet het bestemmingsgebied voor de ligplaatsen worden vergroot. Deze wijziging is op de plankaart aangegeven. C. Aantal werkplekken wordt verkleind In het ontwerpbestemmingsplan is het juridisch mogelijk gemaakt dat er zes werkplekken (een terrein met mogelijkheid om een container te plaatsen) kunnen worden gecreëerd aan de Havenweg. Doordat twee bewoners de container in hun tuin willen plaatsen, kunnen twee werkplekken komen te vervallen. In principe kan het gebied verkleind worden maar voorgesteld wordt om het bestemmingsgebied zo te laten om zo tot een optimale oplossing te komen voor de vier werkplekken in verband met ontsluiting van het perceel Havenweg 23 en de aanwezigheid van een aantal grote bomen.
3
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M.C. Barendregt
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 15-02-2011 : 15-03-2011 : 26-04-2011 :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3705761 : 10 februari 2011 : HB-3
TITEL Vaststellen bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten
BESLISPUNTEN 1. Het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten gewijzigd vast te stellen, inclusief de zienswijzennota; 2. voor het plangebied van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten geen exploitatieplan vast te stellen; 3. de extra kosten van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve.
AANLEIDING Doel van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten is om een goede planologisch juridische oplossing te geven voor de woonboten op het industrieterrein Isselt waarbij rekening wordt gehouden met bestaande milieucontouren (geluid, geur, externe veiligheid, etc.) van aanwezige bedrijven. Op 26 januari 2010 heeft uw gemeenteraad besloten om conform het compromisvoorstel deel 3 van bemiddelaar Moens aan de Havenweg tien en aan de Schans vier ligplaatsen voor woonboten aan te wijzen en in te richten. Voorliggend ontwerpbestemmingsplan regelt de ligplaatsen voor woonboten. Uw raad is op 21 september 2010 over het ontwerpbestemmingsplan geïnformeerd met raadsinformatiebrief nr. 201092 volgens model 1 van de notitie “Rol van de raad in RO-procedures”. Het ontwerpbestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten heeft ter inzage gelegen en er zijn 9 zienswijzen ingediend. In de bijgevoegde zienswijzennota “Ontwerpbestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten” zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven om voorliggend bestemmingsplan te wijzigen. De wijzigingen zijn voornamelijk aanvullend van aard. De wijzigingen zijn opgesomd in paragraaf 3 van de zienswijzennota. Historie Ons college heeft op 7 mei 2008 besloten om uw raad voor te stellen om een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 WRO te starten om de locaties van de woonboten een passende juridische planologische regeling te geven. Uw raad heeft vervolgens op 27 mei 2008 een amendement aangenomen waarbij ons college werd verzocht een onafhankelijke bemiddelaar in te zetten die een voor alle betrokkenen acceptabele eindsituatie in beeld moest brengen. De onafhankelijke bemiddelaar heeft een ‘eindadvies bemiddelingsproces project woonschepen’ opgesteld. Uw raad heeft op 26 januari 2010 ingestemd met deel 3 van het compromisvoorstel van de bemiddelaar. Dat betekent dat er tien ligplaatsen aan de Havenweg en vier ligplaatsen aan de Schans worden ingericht voor woonboten.
Inlichtingen bij:
S.E. Eissens-Eigenhuis, SOB/RO, (033) 469 51 24
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3705761 pagina 2
BEOOGD EFFECT Vaststellen van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten om de ligplaatsen voor woonboten te regelen op basis waarvan het inrichtingsplan kan worden uitgevoerd en de huurovereenkomsten kunnen worden opgesteld. Inrichtingsplan Havenweg Voor de verplaatsing van de woonschepen aan de Havenweg moet de kade wordt heringericht. Zo moeten er een geluidscherm, bergingen en aansluitingen worden geplaatst. Daarnaast moeten er 6 “werkplekken” (terrein voor een container) worden ingericht. Over de hoofdelementen is er overeenstemming met de bewoners. Er moeten nog specifieke afspraken gemaakt worden over de invulling van de tuinen en de kade. Huurcontracten Voor de verplaatsing worden alle huurcontacten gestandaardiseerd en vernieuwd. Na intensief overleg met de bewoners is een concepthuurcontract tot stand gekomen waar zowel wij als de bewoners zich in kunnen vinden.
ARGUMENTEN 1.1 Het voorstel heeft de instemming van de woonbootbewoners. Met het voorstel zijn alle woonbootbewoners akkoord gegaan. Ook de officiële instanties kunnen zich in het ontwerpbestemmingsplan vinden zoals: provincie Utrecht, Waterschap Vallei en Eem, Kamer van Koophandel, Vereniging van Amersfoortse Ondernemers, Vereniging van Amersfoortse Bedrijven en Ministerie van VROM.
KANTTEKENINGEN 1.1 Omliggende bedrijven stellen in hun belangen geschaad te worden. Er zijn van de in totaal 9 ingediende zienswijzen 7 zienswijzen ingediend door omliggende bedrijven. De bedrijven stellen in het algemeen dat zij door de komst van de woonboten vooral in hun belangen worden geschaad en dat het nadelige consequenties heeft voor de bedrijfsexploitatie. De kans is daarom aanwezig dat zij gebruik maken van de beroepsmogelijkheid bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
FINANCIËN Vertrekpunt Raadsbesluit (26-01-2010) In het Raadsbesluit waren de uitvoeringskosten van het project Woonschepen Isselt begroot op €1.875.000. De opbrengsten waren na de wijzigingen naar aanleiding van het raadsbesluit begroot op €1.775.000. Het restant tekort, waarvoor geen dekking was, bedroeg €100.000. Er is getracht de kosten te verlagen maar dat is niet mogelijk gebleken. Actualisatie financiën uitvoering Raadsbesluit Na het raadsbesluit, is er gestart met de uitvoering van het besluit. Inmiddels is aan de hand van de nadere uitwerking een actualisatie van de financiën gemaakt. Wijzigingen aan de kostenkant Inrichting Havenweg (tekort € 64.000) De gemeente heeft het inrichtingsplan samen met de bewoners uitgewerkt. Het vertrekpunt is het voorstel van Moens en het raadsbesluit. Nadere uitwerking van het raadsbesluit met de bewoners leidt tot een inrichtingsplan dat € 64.000 duurder is dan geraamd in het raadsvoorstel. De kosten zijn hoger geworden door de keuze van duurzame bergingen ter voorkoming van beheerkosten, hogere kosten van aansluitingen van de voorzieningen, inrichting van de werkplekken (terrein voor containers) en de plaatsing van een extra werkboot. Vergoedingen bewoners (tekort €30.000) De post “vergoedingen” aan bewoners zijn hoger geworden dan geraamd. Tijdens de verdere onderhandelingen met de bewoners was een extra budget van €30.000 nodig.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3705761 pagina 3
Overige kosten (tekort €50.000) De gemeente heeft inmiddels twee woonschepen uitgekocht. De kosten van de aankoop van deze schepen, inclusief de kosten van externe deskundigen zijn hoger uitgevallen dan begroot. Wijzigingen aan de opbrengstenkant Bijdrage provincie (tekort €150.000) Doordat de provincie de afspraken over de bijdrage aan Blue Port anders interpreteert dan wij, moeten wij er rekening mee houden dat de bijdrage er niet komt. De provincie koppelt de bijdrage van € 250.000 aan de komst van Blue Port in Amersfoort. Het is nog geen definitief tekort, maar het is onzeker dat de bijdrage van de provincie er komt. Om die reden stellen wij voor om een dekking te reserveren. De provincie is wel bereid om €100.000 aan het project bij te dragen voor de externe veiligheid. Andere overheden en derden (tekort €200.000) Ten tijde van het raadsvoorstel is rekening gehouden met een extra bijdrage vanuit andere overheden en derden. Tot nu toe is het echter niet mogelijk gebleken om hier concrete toezeggingen van te krijgen. Wij blijven ons hier wel voor inspannen. Vanwege de onzekerheid stellen wij voor om hiervoor dekking te reserveren. Totaal overzicht Tekorten: 100.000. 64.000. 30.000. 50.000. 244.000.
(raadsbesluit) (IP Havenweg) (vergoedingen (overige kosten) totaal
Verminderde opbrengsten: 250.000. 200.000. 450.000.
(reservering in geval geen bijdrage Blue Port) (tot nu toe geen bijdrage van derden) totaal
Extra opbrengsten: 100.000.
bijdrage provincie voor externe veiligheid
Optelling: 244.000. 200.000. 250.000. 694.000.
tekorten verminderde opbrengsten risico bijdrage Blue Port totaal tekort inclusief risico
694.000. - 100.000. 594.000.
totaal tekorten inclusief risico totaal opbrengsten uiteindelijk tekort inclusief risico per januari 2011
Zonder zicht op de dekking van het tekort, is er geen sprake van een economisch uitvoerbaar bestemmingsplan.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3705761 pagina 4
Voorstel dekking tekort Ons voorstel aan u is om dit extra bedrag van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve. De stand van de saldireserve bedraagt op dit moment exact € 6 miljoen, na aftrek van lopende verplichtingen. Dat is overeenkomstig de door u vastgestelde norm in de nota reserves en voorzieningen. Het is daarom van belang dat de saldireserve zo snel als mogelijk weer wordt aangevuld. Bij de bestemming van het rekeningssaldo 2010 zullen wij u zodanige voorstellen voorleggen dat de saldireserve bij voorrang met dit bedrag weer wordt aangevuld. Uw raad dient een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waar sprake is van een aangewezen bouwplan. Van een aangewezen bouwplan is bijvoorbeeld sprake bij de bouw van een of meer woningen of de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m². Omdat voorliggend bestemmingsplan hier niet in voorziet hoeft uw raad geen exploitatieplan vast te stellen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient uw raad dat expliciet te besluiten.
VERVOLG Het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage voor beroep. De zienswijzennota wordt naar de indieners gestuurd, er volgt over de vaststelling van het bestemmingsplan en over de beroepsmogelijkheid daartegen een publicatie in de Stadsberichten, de Staatscourant, op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Als het bestemmingsplan onherroepelijk is wordt de stad geïnformeerd via de gemeentelijke Stadsberichten.
BETROKKEN PARTIJEN Met het compromisvoorstel zijn alle woonbootbewoners akkoord gegaan. Ook de officiële instanties kunnen zich in het ontwerpbestemmingsplan vinden zoals: provincie Utrecht, Waterschap Vallei en Eem, Kamer van Koophandel, Vereniging van Amersfoortse Ondernemers, Vereniging van Amersfoortse Bedrijven en Ministerie van VROM.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
L.M.M. Bolsius
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Zienswijzennota (nr. 3641498)
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.
3705761
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 februari 2011, sector SOB/RO (nr.3705761); b e s l u i t:
1. 2. 3.
het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten gewijzigd vast te stellen, inclusief de zienswijzennota; voor het plangebied van het bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten geen exploitatieplan vast te stellen; de extra kosten van 0,594 miljoen vooralsnog te dekken ten laste van de saldireserve.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Maart 2011
1
Inhoudsopgave Inhoud 1. Aanleiding en doel van de aanvraag 1.1. Inleiding 1.2. Leeswijzer 1.3. Doel van de aanvraag 1.4. Noodzakelijk onderhoud 1.5. Relatie met lopende Spoedwet procedure 1.6. Noodzaak van de faseringsstroken
3 3 4 4 4 5 5
2. Huidige en toekomstige situatie A28 Utrecht – Amersfoort 2.1. Huidige situatie 2.2. Aangevraagde situatie 2.3. Planologische ondergrond
7 7 7 9
3. Gemeente Amersfoort 3.1. Huidige situatie 3.2. Vigerende planologische situatie 3.3. Blijvende planologische afwijking 3.4. Overige kunstwerken 3.5. Planologische afwijking in de tijdelijke situatie
10 10 10 12 14 14
4. Beleidskaders 4.1 Gemeente 4.2 Provincie
15 15 16
5. Omgevingsaspecten 5.1. Inleiding 5.2. Luchtkwaliteit 5.3. Geluid 5.4. Archeologie 5.5. Bodemkwaliteit 5.6. Water 5.7. Natuur en landschap 5.8. Externe veiligheid 5.9. Landschap en cultuurhistorie 5.10. Kabels en leidingen
16 16 17 19 19 20 20 22 26 27 32
6. Uitvoerbaarheid
34
7. Conclusie
36
Maart 2011
2
1. Aanleiding en doel van de aanvraag 1.1. Inleiding De A28 is een belangrijke schakel in het landelijke netwerk van snelwegen. In de regio Utrecht is de A28 tussen Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) en Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) een belangrijke verbinding waarvan veel gebruik wordt gemaakt. De A28 wordt dan ook gekenmerkt door een hoge verkeersintensiteit.
Om de capaciteit van de weg te kunnen handhaven op het bestaande niveau is het noodzakelijk om diverse onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de bestaande infrastructuur. Dit groot onderhoud is de afgelopen jaren uitgesteld in verband met een lopende planprocedure (zie paragraaf 1.5). De noodzaak tot onderhoud is in de huidige situatie echter groot en duldt geen verder uitstel. Om het onderhoud zo uit te kunnen voeren dat de huidige verkeerscapaciteit gehandhaafd blijft en de doorstroming zo goed mogelijk behouden blijft, is de aanleg van faseringsstroken noodzakelijk. Ter plaatse van enkele kruisingen is de bestaande breedte van de weg beperkt tot de beschikbare breedte van de kunstwerken. Om de aanleg van de faseringsstroken mogelijk te maken zijn bredere kunstwerken noodzakelijk. Voor een aantal kunstwerken geldt dat deze aanpassingen niet passen binnen de vigerende bestemmingsplannen. Binnen de gemeente Amersfoort geldt dit voor een drietal kunstwerken, te weten: Kunstwerk 7 Pon-lijn, Kunstwerk 8 Heiligenbergerbeek, Kunstwerk 11 Valleikanaal.
Maart 2011
3
1.2. Leeswijzer In dit document is de aanvraag om een omgevingsvergunning onderbouwd met een goede ruimtelijke onderbouwing zoals dat is vereist op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wabo. In dit hoofdstuk zijn de aanleiding en doel van de aanvraag beschreven. Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van de A28 tussen Utrecht en Amersfoort weergegeven. In hoofdstuk 3 is dit specifiek weergegeven voor desweerd evelaken gemeente Amersfoort. Dit hoofdstuk gaat tevens in op de planologische situatie en de planologische afwijking van het project. In hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidskaders opgenomen. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de effecten van het project op de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van de faseringsstroken beschreven. In dit hoofdstuk wordt vooral ingegaan op de procedure en communicatie. De aanvraag omgevingsvergunning eindigt in hoofdstuk 7 met de conclusie.
1.3. Doel van de aanvraag De faseringsstroken en een drietal kunstwerken zijn niet overal planologisch inpasbaar. Om deze faseringsstroken planologisch inpasbaar te maken wordt een omgevingsvergunning onder de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) aangevraagd. Om aan te tonen dat de aanvraag omgevingsvergunning voldoet aan de eisen van goede ruimtelijke ordening is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze aanpassing van de bestemming voorziet dus niet in de ingebruikname van de faseringsstroken voor de toekomstige verbreding met een extra rijstrook/plusstrook. Dit wordt geregeld in het wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet.
1.4. Noodzakelijk onderhoud De technische levensduur van grote delen van de A28 is aan zijn einde. Dit blijkt uit zowel cijfers van het IVON1 (planning voor variabel onderhoud) als uit afzonderlijke onderzoeken. Gekeken wordt dan bijvoorbeeld naar rafeling, scheurvorming, rijspoordiepte, dwarshelling, langsonvlakheid, stroefheid en draagvermogen. Ook spelen maatschappelijke argumenten zoals bereikbaarheid, betrouwbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid (geluid) een rol. Daarnaast kan vanuit fasering gekozen worden om niet te wachten tot alle delen “op” zijn maar ten tijde van noodzakelijk onderhoud op één of meer van de genoemde onderdelen een “logisch” ander deel mee te nemen. Zo wordt voorkomen dat er een lappendeken aan reparaties ontstaat en voortdurend oponthoud van verkeer. Voor de weggebruiker wordt de noodzaak voor onderhoud ook zichtbaar. In augustus 2010 zijn op de A28 snelheidsbeperkingen doorgevoerd vanwege het teruglopen van stroefheid (gladheid). Daarnaast moet de weg regelmatig worden afgesloten om spoedreparaties uit te voeren (bijvoorbeeld het herstellen van gebroken en verschoven betonplaten). Ook de onderhoudsstaat van de kunstwerken wordt bewaakt door Rijkswaterstaat. In een speciaal programma (MIOK - Meerjarige instandhouding en onderhoud kunstwerken regio Utrecht) wordt bijgehouden wanneer de kunstwerken moeten worden onderhouden. Alle kunstwerken op de A28 blijken constructief “op” te zijn en achterstallig onderhoud te hebben. Bij het ene kunstwerk voldoet alleen het dek niet, bij het andere kunstwerk voldoet niets. Per kunstwerk is bekeken wat er wel of niet voldoet. De A28 is een belangrijke schakel in het verkeersnetwerk van Nederland en daarom zal het onderhoud zo uitgevoerd moeten worden dat het verkeer toch doorgang kan vinden. Dit houdt in dat er extra asfalt voor de faseringsstroken aangelegd moet worden zodat het verkeer tijdens onderhoud van de bestaande weg daarover geleid kan worden. Op deze manier kan de weggebruiker ook tijdens de werkzaamheden zijn weg via de A28 blijven vervolgen.
Maart 2011
4
1.5. Relatie met lopende Spoedwet procedure In juni 2003 is de Spoedwet Wegverbreding in werking getreden. De Spoedwet maakt het mogelijk via aangepaste procedures voor een aantal weggedeelten van belangrijke doorgaande verbindingen oplossingen te realiseren die de doorstroming van het verkeer verbeteren. Doel is de betreffende weggedeelten tijdens de spits efficiënter te benutten. Ook de A28 tussen Utrecht en Amersfoort is opgenomen in de Spoedwet (projectnummer 14d en 14e van de bijlage, onder A, bij de Spoedwet wegverbreding). De aanpassing betreft de uitbreiding van de autosnelweg A28 van 2x2 naar 2x3 rijstroken op het traject Utrecht – LeusdenZuid, het realiseren van plusstroken op het traject Leusden-Zuid – Hoevelaken en een verbreding van de verbindingsboog van de A28 Zuid naar de A1 Oost van 1 naar 2 rijstroken en overige maatregelen. Met de aanwijzing van dit weggedeelte als “Spoedwetproject” werd besloten om het onderhoud aan de weg uit te stellen totdat de besluitvorming voor de verbreding afgerond is. Daarmee zou de wegverbreding en het onderhoud in één werk uitgevoerd kunnen worden. Dit zou de weggebruiker en omwonenden slechts 1 keer hinder opleveren. Op de wegverbreding is de regeling van de milieu-effectrapportage uit de Wet milieubeheer van toepassing. Het ontwerp-wegaanpassingsbesluit A28 Utrecht-Amersfoort zal vergezeld gaan van een milieu-effectrapport (MER). De officiële start van de m.e.r-procedure is gemarkeerd door de startnotitie, die in september 2008 is gepubliceerd. Het opstellen van het MER en (ontwerp-)wegaanpassingsbesluit zijn vertraagd. Met onderhoud kan echter niet gewacht worden tot de Spoedwet procedure volledig is doorlopen, gezien de huidige staat van de weg en de kunstwerken. Het onderhoud zal daarom vooruitlopend op de verbreding uitgevoerd worden. Om de verkeersdoorstroming zo min mogelijk te hinderen, wordt de verharding nu al zo aangelegd dat het in de toekomst gebruikt kan worden als derde rijstrook dan wel plus/weefstrook. Hiermee wordt voorkomen dat er na het nemen van het wegaanpassingsbesluit nogmaals asfalteringswerkzaamheden plaats moeten vinden. De faseringsstroken worden echter niet als extra rijstrook of plusstrook gebruikt voordat het gebruik hiervan wettelijk geregeld is in het wegaanpassingsbesluit. Deze aanvraag omgevingsvergunning betreft dan ook uitsluitend het aanleggen van de faseringsstroken met bijbehorende voorzieningen en de sloop en bouw van een drietal kunstwerken.
1.6. Noodzaak van de faseringsstroken De A28 tussen Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) en Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) is een intensief bereden weg. De verbinding vormt een belangrijke schakel in de bereikbaarheid van de regio en in de verbinding tussen de Randstad en Noordoost Nederland en Duitsland. Alternatieve routes voor dit verkeersaanbod op de A28 zijn niet beschikbaar. Vanwege de belangrijke regionale, nationale en internationale functie van de A28 en het ontbreken van reële alternatieven is het dan ook van groot openbaar belang om de beschikbaarheid van de weg tijdens groot onderhoud zeker te stellen. Het is met de huidige asfaltbreedte niet mogelijk om het verkeer zo te verschuiven dat er te allen tijde 4 verkeersveilige rijstroken (2 richting Amersfoort en 2 richting Utrecht) beschikbaar zijn. Voor het tijdelijk verleggen van rijstroken (fasering) is het noodzakelijk om de verharding van de bestaande A28 aan beide zijden te verbreden. De huidige kunstwerken zijn niet breed genoeg voor de fasering. Daarom is het noodzakelijk om kunstwerken te verbreden. Zo kan tevens het noodzakelijk onderhoud aan kunstwerken worden uitgevoerd.
Maart 2011
5
Om de beschikbaarheid van de weg tijdens werkzaamheden zoveel mogelijk te kunnen garanderen zal er tijdens de werkzaamheden gewerkt worden met faseringsstroken. Een faseringsstrook is een strook die naast de bestaande rijstroken wordt aangelegd, waar verkeer tijdelijk overheen geleid kan worden bij werkzaamheden aan het bestaande asfalt. Hierdoor kunnen werkzaamheden als het vervangen van versleten asfaltlagen, het aanpassen van kunstwerken, het vervangen van wegmeubilair en het aanpassen van bekabeling voor de signalering uitgevoerd worden zonder de weg volledig af te sluiten. Ook wordt de veiligheid van de aannemer beter gewaarborgd door het gebruik van faseringsstroken. Door de aanleg van faseringsstroken ontstaat voldoende ruimte voor de inrichting van werklocaties en voor het geleiden van verkeer langs deze werklocaties. Het aanleggen van de faseringsstroken omvat tevens activiteiten zoals het verleggen van Kabels/ Leidingen, het verplaatsen van portalen, het verleggen van sloten en aanpassen/vernieuwen van kunstwerken. De faseringsstroken worden gerealiseerd in een omgeving met verschillende planologische regimes. Om de realisatie van de faseringsstroken mogelijk te maken moeten de faseringsstroken dan ook worden afgestemd op de bestaande regimes uit de bestemmingsplannen. Hiervoor is het noodzakelijk om op de plaatsen waar wordt afgeweken van de bestemmingsplannen een omgevingsvergunning aan te vragen, welke het project planologisch inpasbaar maakt. Ten behoeve van deze aanvraag is in dit document de goede ruimtelijke onderbouwing uiteengezet.
Maart 2011
6
2. Huidige en toekomstige situatie A28 Utrecht – Amersfoort In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de A28 tussen Utrecht en Amersfoort er op dit moment uitziet, en wat de toekomstige situatie is na aanleg van de faseringsstroken.
2.1. Huidige situatie Hoofdrijbaan rechts van de A28 van Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) naar Amersfoort ( knooppunt Hoevelaken) Over het gehele tracé van Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) tot aan Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) heeft de A28 twee rijstroken. In knooppunt Rijnsweerd komen 2 rijstroken vanaf de A27 vanuit de richting knooppunt Lunetten. Dit verkeer komt samen met het verkeer vanaf de Waterlinieweg (in Utrecht). Dit leidt tot 3 rijstroken op de hoofdrijbaan die vervolgens worden versmald tot 2 rijstroken. Verkeer vanaf de A27 (vanuit de richting Hilversum) voegt in knooppunt Rijnsweerd eerst in op de parallelrijbaan van de A28. Na aansluiting De Uithof voegt deze parallelrijbaan in op de hoofdrijbaan van de A28 en gaat de A28 verder als 2 rijstroken. In knooppunt Hoevelaken splitst de A28 zich in een hoofd- en parallelrijbaan met ieder 2 rijstroken. Hoofdrijbaan links van de A28 van Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) naar Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) Ter plaatse van knooppunt Hoevelaken voegt de parallelrijbaan in op de hoofdrijbaan en gaat de A28 verder met twee rijstroken. De A28 heeft vanaf knooppunt Hoevelaken tot en met aansluiting Den Dolder twee rijstroken. Vanaf Den Dolder tot de splitsing hoofdrijbaan/parallelrijbaan, heeft de A28 twee rijstroken en een spitsstrook. Naast de spitsstrook zijn enkele pechhavens aangelegd. In knooppunt Rijnsweerd splitst de A28 zich in een hoofdrijbaan en een parallelrijbaan. Vanaf deze splitsing heeft de hoofdrijbaan – tot verbindingsboog u in knooppunt Rijnsweerd - twee rijstroken.
2.2. Aangevraagde situatie Onderstaand is een globale beschrijving van de aanpassingen aan de weg opgenomen. Deze worden globaal genoemd omdat op details tijdens de werkzaamheden wijzigingen in de aan te brengen breedtes noodzakelijk kunnen blijken. De plaatsen waar de verharding ten behoeve van de faseringstroken toeneemt, zijn weergegeven op de tekeningen in bijlage 1. Eerst worden aanpassingen beschreven die blijvend worden aangelegd. Vervolgens wordt ingegaan op tijdelijke aanpassingen.
2.2.1. Blijvende aanpassingen 1) Op het wegvak A28 Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) – Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) worden op de zuidbaan richting Amersfoort (Hoofd Rijbaan Rechts) de volgende aanpassingsmaatregelen getroffen: • Tussen km 1,70 en km 17,24 wordt de bestaande weghelft tot maximaal 3,5 meter verbreed. • Tussen km 17,24 en km 21,47 wordt de hoofdrijbaan verbreed met 3,5 meter. Er liggen binnen dit deel van de A28 een aantal viaducten. De vernieuwing en verbreding van de viaducten Heiligenbergerbeek, Valleikanaal en PON lijn is opgenomen in deze aanvraag omgevingsvergunning. De verbreding van deze kunstwerken wordt verder toegelicht in hoofdstuk 3. • Ter hoogte van de kunstwerken PON-lijn en Arnhemseweg (de vernieuwing van het laatstgenoemde viaduct valt niet binnen deze aanvraag omgevingsvergunning) wordt het asfalt verbreed tot maximaal 7,0 meter. Ter hoogte van het viaduct van de Heiligenbergerweg kan de verbreding oplopen tot circa 9 meter. Maart 2011 7
•
• • •
Tussen km 21,47 en km 22,55 wordt de weg met maximaal 7 meter asfalt verbreed. Deze 7 meter extra asfalt ligt tussen de oprit vanaf de Hogeweg en het Knooppunt Hoevelaken. Het kunstwerk over de Hogeweg wordt ook op die breedte aangelegd. De werkzaamheden aan de A28 op dit deel worden gecombineerd met de werkzaamheden aan de Hogeweg uitgevoerd, in opdracht van de gemeente Amersfoort en zijn medio 2011 gereed. De verbreding van dit weggedeelte en het viaduct Hogeweg vallen niet binnen deze vergunningsaanvraag. Op de parallelrijbaan, ter hoogte van knooppunt Hoevelaken op de A28 richting Zwolle, wordt tussen km 22,73 en km 27,02 de verharding met 2 meter verbreed. N.B. Op dit traject is een kilometersprong bij km 22,731 naar km 26,766. Op de verbindingsboog van de A28 naar de A1 wordt het asfalt verbreed, van km 27,02 tot km 27,60 met maximaal 1 meter. Tussen km 27,60 en km 45,41 loopt de verbindingsboog over de bestaande parallelrijbaan van de A1. Op deze locatie loopt de verbreding op tot maximaal 2 meter.
2) Op het wegvak A28 Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) – Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) worden op de noordbaan richting Utrecht (Hoofd Rijbaan Links) de volgende aanpassingsmaatregelen getroffen: • •
•
Tussen km 1,83 en km 16,70 wordt maximaal 3,5 meter extra asfalt aangebracht. Tussen km 16,70 en km 22,57 wordt de hoofdrijbaan verbreed met 3,5 meter. Zoals hierboven ook is beschreven, liggen binnen dit deel van het tracé een aantal viaducten. De vernieuwing en verbreding van de viaducten Heiligenbergerbeek, Valleikanaal en PON lijn is opgenomen in deze aanvraag omgevingsvergunning. De verbreding van deze kunstwerken wordt verder toegelicht in hoofdstuk 3. Ter hoogte van de kunstwerken PON-lijn en Arnhemseweg (de vernieuwing van het laatstgenoemde viaduct valt niet binnen deze aanvraag omgevingsvergunning) wordt het asfalt verbreed, tot maximaal 7,0 meter. Ter hoogte van het viaduct van de Heiligenbergerweg kan de verbreding oplopen tot circa 9 meter.
3) Op het wegvak A1 knooppunt Hoevelaken – Apeldoorn worden op de zuidelijke hoofdrijbaan en parallelrijbaan richting Apeldoorn de volgende aanpassingsmaatregelen getroffen: • •
Tussen km 44,40 en km 44,94 wordt de verhardingsbreedte gehandhaafd. Tussen km 44,85 en km 44,94 wordt de tussenberm tussen de bestaande hoofdrijbaan en parallelrijbaan voorzien van een verharding.
2.2.2. Tijdelijke aanpassingen Ten behoeve van de fasering wordt de middenberm tijdelijk geasfalteerd ter hoogte van Hoofdrijbaan rechts (HRR) km 8.525 - 15.850 en Hoofdrijbaan links (HRL) km 9.700 - 15.850 De breedte varieert tussen de 4 en 4,5 meter. Het tijdelijk asfalteren van de middenberm is noodzakelijk als gevolg van de werkzaamheden aan de betonbaan, globaal gelegen tussen Zeist en Leusden. Na afronding van het onderhoud wordt het tijdelijke asfalt weer uit de middenberm verwijderd. In de tijdelijke situatie, tijdens het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden zijn diverse verkeersmaatregelen noodzakelijk. Voor deze verkeersmaatregelen worden in een zelfstandige aanvraagprocedure de benodigde toestemmingen gevraagd. Deze verkeersmaatregelen bestaan waarschijnlijk uit de volgende onderdelen: • Het plaatsen van gebods- en verbodsborden; • Het tijdelijk verleggen van de bestaande rijstroken; • Het verlagen van bestaande rijsnelheden. Maart 2011
8
2.3. Planologische ondergrond De A28 gezien vanaf zijn startpunt bij de Waterlinieweg te Utrecht loopt door verschillende gemeenten, daarbinnen gelden weer verschillende bestemmingsplannen. Hieronder zijn de relevante bestemmingsplannen in de gemeente Amersfoort benoemd. • Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor Amersfoort 1956 • Leusderkwartier 1975 • Leusderkwartier 2008 • Dorrestein 1964 • Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leusden 1959 • Bestemmingsplan Aansluiting T11 aan de A28 (1989) • Schuilenburg 1965 • Randenbroek – Schuilenburg 2007 • Rustenburgtracé (1992) • Buitengebied III de Wieken 1988 • Uitwerkingsplan de Wieken-Vinkenhof, fase 3 2007 • De Wieken Vinkenhoef 2002 • Buitengebied Hoevelaken 1985. Voor het deel van de A28 dat is gelegen in Utrecht, De Bilt en Leusden geldt dat de aanleg van de faseringsstroken past binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen, dit is afgestemd met het bevoegd gezag. Voor de gemeenten Amersfoort, Soest en Zeist geldt dat de faseringstroken (deels) niet inpasbaar zijn in de vigerende bestemmingsplannen. Voor de werkzaamheden in deze gemeenten geldt dat per gemeente een omgevingsvergunning wordt aangevraagd.
Maart 2011
9
3. Gemeente Amersfoort 3.1. Huidige situatie De A28 gelegen in de gemeente Amersfoort bestaat uit twee delen waar tussen een gebied is gelegen wat tot het grondgebied van de gemeente Amersfoort behoort. Het eerste deel begint ter hoogte van km 12,2 ten oosten van de aansluiting Soesterberg en is circa 500 meter lang tot km 13,6. Dit deel is op circa 300 meter afstand, ten westen van het in de gemeente Leusden gelegen Ecoduct “Leusderheide”. Dit deel van het tracé bestaat uit twee keer twee rijstroken. Het tweede deel begint aan de oostzijde ter hoogte van de Rondweg Amersfoort, bij km 16,8 en eindigt ter plaatse van knooppunt Hoevelaken. Dit deel bestaat overwegend uit twee keer twee rijstroken. Beide delen van de A28 in Amersfoort zijn indicatief weergegeven op onderstaande afbeelding.
3.2. Vigerende planologische situatie Vigerende planologische situatie Het deel van de A28 in de gemeente Amersfoort is gelegen binnen diverse bestemmingsplannen. Het eerste deel is gelegen in het bestemmingsplan: Uitbreidingsplan in hoofdzaak voor Amersfoort,1956 (KM 12,2 – 13,6) Ter plaatse gelden de volgende bestemmingen: Militaire doeleinden, Sport en speelvelden, recreatie. De aanleg van faseringsstroken past niet in genoemde bestemmingen, hiervoor is voorliggend projectbesluit nodig. Maart 2011
10
Het tweede deel van de A28 gelegen binnen de gemeente Amersfoort is gelegen in een twaalftal bestemmingsplannen: • Leusderkwartier 1975 (KM 16,8 – 18,5) Ter plaatse gelden de volgende bestemmingen: Weg en Spoorwegdoeleinden. De aanleg van faseringsstroken past in genoemde bestemmingen. • Leusderkwartier 2008 (KM 17,2 – 19,1 noordzijde) Ter plaatse gelden de volgende bestemmingen: Verkeersdoeleinden, Bosgebied met natuurwaarden, Spoorwegdoeleinden, Groenvoorzieningen. De faseringsstroken passen binnen het bestemmingsplan ter plaatse van de bestemmingen Verkeersdoeleinden en Spoorwegdoeleinden. Ter plaatse van de bestemmingen Bosgebied en Groenvoorziening passen de faseringsstroken niet in genoemd bestemmingen en is voorliggend projectbesluit nodig. • Dorrestein 1964 (KM18,5 – 19,1 ) Ponlijn-Heiligenbergerbeek. Ter plaatse geldt de bestemming Wegen (geen bebouwing toegestaan). De faseringsstroken passen in genoemde bestemming. • Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leusden 1959 (KM 19,1 – 20,2) HeiligenbergerbeekValleikanaal) Ter plaatse geldt de bestemming Agrarische bedrijven. De faseringsstroken passen niet in genoemde bestemming en kunnen alleen worden gerealiseerd met toepassing van voorliggend projectbesluit. • Bestemmingsplan Aansluiting T11 aan de A28 1989 (KM 19,2 – 20,2) Heiligenbergerbeek Valleikanaal Ter plaatse geldt de bestemming Verkeersdoeleinden, de faseringsstroken passen in genoemde bestemming. • Schuilenburg 1965 (KM 20,2 – 20,9) Valleikanaal - Barneveldsebeek Ter plaatse gelden de bestemmingen Wegen (geen bebouwing toegestaan), Plantsoenen en Water. De faseringsstroken passen ter plaatse binnen de bestemming Wegen. Ter plaatse van de bestemmingen Plantsoenen en Water passen de faseringsstroken niet binnen genoemde bestemmingen en is voorliggend projectbesluit nodig. • Randenbroek – Schuilenburg 2007 (KW 20,2 – 21,2) Ter plaatse gelden de bestemmingen Waterstaatdoeleinden en Groenvoorzieningen. De faseringsstroken passen niet in de bestemming Groenvoorziening en is een projectbesluit nodig. • Uitwerkingsplan de Wieken-Vinkenhof, fase 3 2007 (KM 21,0 -21,4) Ter plaatse geldt de bestemming Verkeerdoeleinden. De faseringsstroken passen in deze bestemming. • Buitengebied III de Wieken 1988 (KM 21,0 – 26,8) Barneveldsebeek-Spoorlijn Apeldoorn Ter plaatse gelden de bestemmingen Doeleinden van openbaar nut (groenvoorzieningen) en Doeleinden van openbaar nut (water) en Verkeersdoeleinden. Ter plaatse van de bestemming Groenvoorziening passen de faseringsstroken niet binnen het bestemmingsplan. • Rustenburgtracé 1992 (KM 21,0 26,8) Barneveldsebeek-Spoorlijn Apeldoorn Ter plaatse geldt de bestemming Verkeerdoeleinden en de faseringsstroken passen in de genoemde bestemming. • De Wieken Vinkenhoef 2002 (KM 21.0 – 27,1) Barneveldsebeek-Knooppunt Hoevelaken Ter plaatse gelden de bestemmingen Verkeersdoeleinden en Spoorwegdoeleinden. De faseringsstroken passen in genoemde bestemmingen. • Buitengebied Hoevelaken 1985 (Knooppunt Hoevelaken) Ter plaatse geldt de bestemming Verkeerdoeleinden en de faseringsstroken passen in het bestemmingsplan
Maart 2011
11
3.3. Blijvende planologische afwijking Tevens passen de aanpassingen van een drietal kunstwerken niet binnen de vigerende bestemmingen. Het betreft hier de kunstwerken: Het kunstwerk Ponlijn (KW7) valt in de bestemmingsplannen: Leusderkwartier 2008, past niet in de bestemmingen Bos en Groenvoorzieningen (wel in de bestemming Spoorwegdoeleinden); Leusderkwartier 1975, past niet in de bestemmingen Weg en Spoorwegdoeleinden; Dorrestein 1964, past niet in de bestemming Wegen (geen bebouwing toegestaan). Het kunstwerk kruising Heiligenbergerbeek (KW 8) valt in de bestemmingsplannen: Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leusden 1959, past niet in de bestemming Agrarische bedrijven; Dorrestein 1964, past niet in de bestemming Agrarische bedrijven. Het kunstwerk kruising Valleikanaal (KW11) valt in de bestemmingsplannen: Schuilenburg 1965, past niet in de bestemmingen Wegen (geen bebouwing toegestaan) en Water; Uitbreidingsplan in hoofdzaak Leusden 1959, past niet in de bestemming Agrarische bedrijven; Aansluiting T11 aan de A28 past wel in de bestemming Verkeersdoeleinden; De onderstaande luchtfoto’s geven een indruk van de ligging van de drie kunstwerken.
Kunstwerk 7, de kruising van de A28 over de PON-lijn en de Dorresteinseweg is gelegen ter hoogte van km 18,5. Hier wordt het kunstwerk aangepast om het extra asfalt mogelijk te maken. In de huidige situatie is het kunstwerk te smal om de faseringsstroken mogelijk te maken.
Maart 2011
12
Kunstwerk 8 betreft de kruising van de A28 over de Heiligenbergerbeek en is gelegen ter hoogte van km 19,1 nabij buitenplaats de Heiligenberg. In de huidige situatie is het kunstwerk te smal om de faseringsstroken mogelijk te maken. Verbreding van het kunstwerk is noodzakelijk om de faseringsstroken mogelijk te maken.
Kunstwerk 11 betreft het viaduct van de A28 over het Valleikanaal ter hoogte van km 20,2. Dit is nabij de bebouwing aan de Verdistraat ten noorden van de A28, welke is gelegen binnen de bebouwde kom van Amersfoort. In de huidige situatie is het kunstwerk te smal om de faseringsstroken mogelijk te maken. Verbreding van het kunstwerk is noodzakelijk om de faseringsstroken mogelijk te maken. Doordat de noodzakelijke faseringsstroken op delen in de gemeente Amersfoort niet inpasbaar zijn in de vigerende bestemmingsplannen en meerdere toestemmingen, vergunningen dan wel vrijstellingen noodzakelijk zijn wordt voor het gehele project in de gemeente Amersfoort een omgevingsvergunning aangevraagd. Deze aanvraag omgevingsvergunning is tevens een verzoek om af te mogen wijken van het bestemmingsplan (artikel 2.1, lid1 sub c Wabo).
Maart 2011
13
Wanneer de aanvraag voor een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, kan de omgevingsvergunning worden verleend wanneer de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Dit is bepaald in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo. Om aan te tonen dat de aanleg van faseringsstroken en de vernieuwing van drie kunstwerken past binnen de kaders van een goede ruimtelijke ordening is deze goede ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
3.4. Overige kunstwerken De aanpassingen aan de overige kunstwerken zijn te realiseren binnen de mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen en worden middels een separate bouw- of omgevingsvergunning aangevraagd. De vergunningen voor overige kunstwerken welke wel inpasbaar zijn in de bestemmingsplannen zijn reeds aangevraagd. Het betreft hier de kunstwerken: KW 6 Arnhemseweg KW 12 Barneveldsebeek KW 13 Hogeweg KW 14 Oude Lageweg Voor bovengenoemde kunstwerken zijn reguliere bouwaanvragen en sloopaanvragen ingediend. Ter plaatse van de kruising met de Heiligenbergerweg (kunstwerk 9) zal een constructieve aanpassing aan het bestaande kunstwerk nodig zijn. De detaillering hiervan is nog niet bekend. Als deze aanpassing vergunningsplichtig is, zal dit middels een aparte vergunning worden aangevraagd. Dit wordt afgestemd met de gemeente Amersfoort.
3.5. Planologische afwijking in de tijdelijke situatie In de tijdelijke situatie wordt voor een deel van het tracé de middenberm tijdelijk geasfalteerd tussen km 8 en 16. Voor een groot deel van deze tijdelijke verharding geldt dat dit past binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplanregelingen. Echter voor het deel gelegen in de gemeente Amersfoort tussen km 12 en 13,8 geldt dat de middenberm hier een militaire en recreatieve bestemming heeft welke niet voorziet in het aanleggen van (tijdelijke) verharding in de middenberm.
Maart 2011
14
4. Beleidskaders 4.1. Gemeentelijk beleid Verkeer en Vervoerbeleid Midden-Nederland is een aantrekkelijk gebied om te wonen en te werken. Dat zorgt ervoor dat de regio veel verkeer aantrekt. Reizigers passeren de regio, komen naar de regio toe omdat hun bestemming hier is of reizen binnen het gebied. Velen maken gebruik van de auto en dat zorgt voor drukte op de wegen. Eén van de gevolgen is de dagelijkse file rondom Amersfoort. De dagelijkse files rond Amersfoort heeft meer gevolgen dan alleen voor het verkeer. Ook voor de economische groei, de leefbaarheid, de veiligheid en het milieu is dat nadelig. Aanpak van de verkeersproblemen in en rond Amersfoort is daarom van groot belang. Willen we nu en in de toekomst bereikbaar blijven, dan is samenwerking hard nodig; een reis houdt immers niet op bij de gemeente- of provinciegrenzen. Rijk en regio tekenden daarom in november 2006 een bestuursakkoord. Zij maken samen 3,1 miljard euro vrij om de doorstroming in de regio te verbeteren. Het samenwerkingsprogramma waarin zij dat doen is VERDER, Mobiliteit in MiddenNederland. In het in 2005 vastgestelde Verkeers en Vervoersplan zijn de volgende doelstellingen verwoord: 1. Het realiseren van een doelmatig verkeers- en vervoersysteem om de bereikbaarheid in en van Amersfoort voor alle vervoerswijzen te waarborgen. 2. Het waarborgen van de economische bereikbaarheid door terugdringen van doorgaand en sluipverkeer in de stad. 3. Het verbeteren van de verkeersveiligheid en leefbaarheid. Gezien deze doelstellingen is het voor Amersfoort van groot belang dat de doorstroming van de A28, ook tijdens onderhoudswerkzaamheden, zo optimaal mogelijk blijft.
Archeologisch beleid Wet op de Archeologische Monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Op grond van de Monumentenwet 1988 (artikel 38a) is de raad verplicht om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De wet zegt, dat in het bestemmingsplan regels kunnen worden gesteld voor het overleggen van archeologische onderzoeksrapporten door de aanvragers van een bouw- of aanlegvergunning. Archeologische beleidskaart In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad). De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.
Maart 2011
15
Uitsnede uit archeologische beleidskaart
Ter hoogte van aansluitingSoesterberg
Uitsnede uit de Archeologische beleidskaart Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Het plangebied heeft gebieden met hoge archeologische verwachting (oranje), gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (geel) en gebieden met een lage archeologische verwachting (groen).
4.2. Provinciale ruimtelijke verordening Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld waarna de PRV op 24 december 2009 in werking is getreden. De verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten Maart 2011
16
doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het Opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. De aanvraag omgevingsvergunning wordt daarom ook vooraf getoetst aan dit provinciale beleid. Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het Streekplan en Handleiding bestemmingsplannen vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op het Wro-proof gemaakte Streekplan (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro). Het beleid dat is vastgelegd in deze documenten is bekend bij gemeenten. Ruimtelijke plannen dienen voorafgaand te worden getoetst aan de Provinciale ruimtelijke verordening van de Provincie Utrecht. Deze ruimtelijke structuurvisie gaat uit van 9 artikelen. Waarvan hoofdstuk 1 de algemene bepalingen vormt en artikel 9 de slot- en overgangsbepalingen. Aan de artikelen 2 tot en met 8 zijn kaarten gekoppeld waaraan getoetst dient te worden. Voor wat betreft de aanleg van de faseringsstroken in de gemeenten Utrecht, De Bilt, Zeist, Soest, Leusden en Amersfoort zijn naast de algemene en slotartikelen de artikelen 2, 3, 5 en 8 van belang. Concreet houdt dit in dat een projectbesluit en daarmee gelijk te stellen omgevingsvergunning geen regels mag bevatten welke ten koste gaan van de beschermde elementen in de verordening. In de onderstaande tabel is aangegeven welke onderdelen van deze aanvraag getoetst dienen te worden aan de provinciale ruimtelijke verordening. Indien sprake is van een afwijking van de provinciale ruimtelijke verordening kan het college van Gedeputeerde Staten hiervoor een “verklaring van geen bedenkingen” (vvgb) verlenen (artikel 6.6 Besluit omgevingsrecht). Van een dergelijke afwijking is geen sprake.
Maart 2011
17
5. Omgevingsaspecten 5.1. Inleiding De aanleg van de faseringsstroken leidt tot een aantal mogelijke effecten in de omgeving. In dit hoofdstuk is aangegeven op welke ruimtelijk relevante onderdelen deze effecten optreden. De onderbouwing van de effecten zijn hieronder per onderdeel beschreven. Bij de verdere behandeling van deze effecten moet worden opgemerkt dat de A28 tussen Utrecht en Amersfoort na het doorlopen van de Spoedwetprocedure verbreed zal worden van twee keer twee naar twee keer drie rijstroken tussen Utrecht en Leusden-Zuid, en uitgebreid zal worden met plusstroken/weefstroken tussen Leusden-Zuid en Hoevelaken. De effecten van de uitbreiding van de A28 met extra rijstroken/plusstroken zijn niet in dit hoofdstuk opgenomen, maar worden beschreven in het wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet.
5.2. Luchtkwaliteit Wettelijk kader De luchtkwaliteit om ons heen is van groot belang voor onze gezondheid. De Europese Unie wil dat de lucht overal schoon genoeg is om de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk te beschermen. Daarom heeft ze normen gesteld voor de concentraties van vervuilende stoffen in de lucht. Deze normen zijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en bijlage 2 van die wet. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende luchtverontreinigende stoffen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), zwaveldioxide, lood, benzeen, koolmonoxide en stikstofoxiden. Voor situaties langs wegen zijn de volgende stoffen en grenswaarden maatgevend: • de jaargemiddelde concentratie NO2, waarvoor een grenswaarde geldt van 40 µg/m3, en • de daggemiddelde concentratie PM10, waarbij een concentratie van 50 µg/m3 maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden, hetgeen equivalent is met een jaargemiddelde concentratie van 32,6 µg/m3. De grenswaarden voor de overige stoffen worden nergens langs Nederlandse wegen overschreden. Uit analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving, die zijn uitgevoerd in het kader van de jaarlijkse bepaling van de grootschalige concentratiekaarten (www.pbl.nl/gcn), blijkt dat de kans zeer klein dat de norm voor PM2.5 wordt overschreden op locaties waar de PM10-norm wordt gehaald. De Wet milieubeheer biedt verschillende grondslagen voor de onderbouwing dat de vergunning voor de aanleg van de faseringsstroken voldoet aan de wetgeving voor luchtkwaliteit (artikel 5.16 eerste lid). Ten behoeve van de besluitvorming over de aanleg van de faseringsstroken wordt gebruik gemaakt van de grondslag in artikel 5.16 eerste lid sub a (aannemelijk maken dat het gebruik van de faseringsstroken niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden).
Uitgangspunten en aanpak luchtanalyse De faseringsstroken zullen in gebruik zijn gedurende het groot onderhoud aan de A28 Utrecht – Amersfoort. Naar verwachting zal het groot onderhoud in 2012 zijn afgerond. Voor de toetsing Maart 2011
18
aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer is daarom alleen de grenswaarde voor PM10 van belang. Aan deze grenswaarde moet uiterlijk in juni 2011 worden voldaan. Aan de grenswaarde voor NO2 moet uiterlijk in 2015 worden voldaan. Dat ligt buiten de termijn van de geplande onderhoudswerkzaamheden en het gebruik van de faseringsstroken. Bij de beoordeling of het gebruik van de faseringsstroken leidt tot een overschrijding van de grenswaarde voor PM10 in 2011 is gebruik gemaakt van rekenresultaten van luchtonderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze rekenresultaten zijn weergegeven in de zogenoemde Saneringstool (www.saneringstool.nl). De rekenresultaten in de Saneringstool voor de A28 Utrecht Amersfoort in 2011 hebben betrekking op de bestaande situatie zonder faseringstroken. Het gebruik van faseringsstroken leidt tot enkele wijzigingen die consequenties kunnen hebben voor de luchtkwaliteit: • De ligging van de faseringsstroken verschilt van de ligging van de huidige rijstroken. Hierdoor wijzigt de afstand tussen de emissiebron en de locatie waar getoetst moet worden aan de normen. • Gedurende de onderhoudswerkzaamheden zal een snelheidslimiet gelden van 90 km/uur. Deze limiet is lager dan de huidige snelheidslimieten op het tracé (100 km/uur en 120 km/uur). De emissies door het wegverkeer zijn afhankelijk van de geldende snelheidslimiet. • Het gebruik van faseringsstroken en de lagere snelheidslimiet kunnen van invloed zijn op de doorstroming van het verkeer. Het gebruik van de faseringsstroken heeft geen consequenties voor de capaciteit van de weg. Er is daarom aangenomen dat de totale verkeersintensiteiten (en de samenstelling van het verkeer) niet wijzigen als gevolg van het gebruik van de faseringsstrook. Er is kwalitatief ingeschat in hoeverre de wijzigingen kunnen leiden tot toenames van de concentraties die zijn weergegeven in de Saneringstool en in hoeverre deze toenames kunnen leiden tot overschrijding van de grenswaarden voor PM10 in 2011.
Resultaten luchtanalyse In onderstaande tabel zijn de totale jaargemiddelde concentraties PM10 in 2011 weergegeven voor een aantal representatieve locaties langs de A28 Utrecht – Amersfoort. Daarbij is ook aangegeven welk deel van deze totale concentratie bepaald wordt door het wegverkeer op de A28, en welk deel door de achtergrondconcentraties.
Indien de jaargemiddelde concentratie PM10 lager is dan 32,6 µg/m3 mag worden aangenomen dat er geen sprake zal zijn van overschrijding van de norm voor de daggemiddelde concentratie PM10. De bovenstaande rekenresultaten laten voor de beschouwde locaties zien dat de jaargemiddelde concentraties in 2011 lager zijn dan 32,6 µg/m3.
Maart 2011
19
De ‘ruimte’ onder de norm varieert van 3,8 tot 7 µg/m3. Wanneer deze ruimte wordt vergeleken met de berekende bijdrage van het wegverkeer in de situatie in 2011 (situatie zonder faseringstroken), dan blijkt dat een toename van de concentratiebijdrage met meer dan 90% nodig is om te komen tot een totale concentratie PM10 die hoger is dan de norm. Het is niet aannemelijk dat het gebruik van de faseringsstroken tot een dergelijke toename van de Emissies leidt: • De verlegging van de emissiebron kan leiden tot een concentratietoename op de toetspunten. Uit berekeningen van de jaargemiddelde concentratie PM10 op verschillende afstanden (ten opzichte van de rand van de snelweg) die zijn opgenomen in bijlage 4 bij de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, kan voor de beschouwde referentiesituatie worden afgeleid dat een verschuiving van de emissiebron met maximaal tien meter kan leiden tot een verandering in de concentratiebijdrage PM10 met maximaal 25%. • De lagere snelheidslimiet (90 km/uur) werkt in beginsel positief door op de luchtkwaliteit. Een verlaging van de snelheidslimiet van 120 km/uur naar 80 km/uur leidt bijvoorbeeld naar verwachting tot een afname van de PM10-emissie door een personenauto met 10 tot 15%4 (in een situatie met vrije doorstroming). • Het gebruik van de faseringsstroken kan consequenties hebben voor de doorstroming. Een eventuele toename van de congestie kan leiden tot een toename van de PM10-emissies. De effecten van de faseringsstroken op de doorstroming zijn niet bekend. De faseringsstroken zijn er op gericht om zoveel mogelijk te voorkomen dat de doorstroming verslechtert als gevolg van onderhoudswerkzaamheden. Ten opzichte van een situatie waarin onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd zonder faseringsstroken, zal de doorstroming in de situatie met faseringsstroken naar verwachting beter zijn.
Conclusie Uit de analyse blijkt dat het gebruik van de faseringsstroken naar verwachting niet zal leiden tot overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. De aanleg van de faseringsstrook kan daarom, wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit, worden gerealiseerd met de grondslag artikel 5.16, eerste lid sub a.
5.3. Geluid De faseringsstroken op de A28 worden aangelegd om de bestaande verkeersstromen tijdelijk langs de onderhoudswerkzaamheden te geleiden. Daarna blijven de stroken ongebruikt liggen, in afwachting van de uitbreiding van de wegcapaciteit op basis van het te nemen wegaanpassingsbesluit A28 Utrecht-Amersfoort. De informatie die daar nader op ingaat is opgenomen in hoofdstuk 1 van deze ruimtelijke onderbouwing. De Wet geluidhinder voorziet in regelgeving en normen in situaties voor permanente “wijziging op of aan een bestaande weg”. De Wet geluidhinder kent geen eisen ten aanzien van tijdelijke situaties, zoals hier de faseringsstroken. Het aantal beschikbare rijstroken op de A28 blijft tijdens het gebruik van de faseringsstroken gehandhaafd op het bestaande aantal rijstroken. Tijdens het gebruik van de faseringsstroken is er sprake van een geringe verschuiving van de bestaande rijstroken. Als gevolg van deze verschuiving treden in de omgeving van de A28 mogelijk (beperkte) akoestische effecten op. Omdat deze effecten tijdelijk van aard zullen zijn, is de Wet geluidhinder, zoals hierboven aangegeven, hierop niet van toepassing.
Maart 2011
20
De permanente wijziging van de weg, waarbij de capaciteit van de weg wordt vergroot door in beide rijrichtingen een extra rijstrook/plusstrook aan te leggen, zal worden geregeld in het wegaanpassingsbesluit. In het kader van het wegaanpassingsbesluit wordt een uitgebreid akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek worden geluidmaatregelen bepaald om de geluidbelasting als gevolg van de permanente ingebruikname van de wegverbreding te verminderen. Het kader van dat akoestisch onderzoek wordt gegeven door de Wet geluidhinder en tevens wordt het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 toegepast. De extra rijstrook/plusstrook in beide rijrichtingen zal pas in gebruik genomen worden door het verkeer nadat de geluidmaatregelen die volgen uit het wegaanpassingsbesluit zijn gerealiseerd. In hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op de procedure die de omgevingsvergunning doorloopt en op de communicatie. Rijkswaterstaat verzorgt diverse communicatiemomenten omtrent de omgevingsvergunning. Zo worden er voor de omgeving inloopavonden georganiseerd. Tijdens deze avonden informeert Rijkswaterstaat de mensen over de omgevingsvergunning en de stand van zaken omtrent het onderhoud en de verbreding. Een van de onderwerpen is het toelichten van geluid in de tijdelijke situatie. Verder wordt ingegaan op hoe bouwlawaai tijdens de aanleg van de faseringsstroken voor de omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt.
5.4. Archeologie Ten behoeve van de aanleg van de faseringsstroken worden op diverse locaties langs de A28 werkzaamheden onder het bestaande maaiveld uitgevoerd. Het gaat hierbij onder meer om het graven van een cunet voor het aanbrengen van de fundatie van de faseringsstrook, het graven van sloten, en het verleggen van kabels en leidingen. In de bestaande ondergrond zijn op een beperkt aantal locaties mogelijk archeologische waarden aanwezig. Voor de gemeente Amersfoort gelegen tussen kilometerpaal 12,2 en 13,6 en tussen 16,8 tot einde project geldt dat er op basis van het huidige maaiveld sprake is van mogelijke archeologische vindplaatsen. Op de volgende locaties in Amersfoort wordt aanvullend onderzoek voorgesteld: Km 20,07 – 20,47 Km 26,7 – 27,1
Verkennend booronderzoek indien realisatie riolering dieper dan 1 meter onder maaiveld. Verkennend booronderzoek voor realisatie watercompensatie
Werkzaamheden Indien graafwerkzaamheden onder bepaalde condities (zie bovenstaande tabel) plaatsvinden op terrein waarvan niet aangetoond is of de grond geroerd is dan wordt aanvullend onderzoek geadviseerd. Maart 2011
21
De eerste fase van het onderzoek bestaat uit een kleinschalig booronderzoek. Met een kleinschalig booronderzoek kan in kaart worden gebracht waar er nog archeologische lagen aanwezig zijn en waar dus een risico is op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Op basis van de bevindingen uit het booronderzoek wordt vervolgens bepaald of verder onderzoek noodzakelijk is. De Minister van Infrastructuur en Milieu is bevoegd gezag in deze. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) is de wettelijke adviseur, en wordt op de hoogte gehouden van de onderzoeksresultaten. De aanbevelingen van de RCE voortkomende uit het bureauonderzoek worden opgevolgd.
Conclusie Voor grote delen van de A28 gelegen in de gemeente Amersfoort is geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor een aantal locaties zijn aanbevelingen geformuleerd. Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met de bovengenoemde aanbevelingen en zal overleg met de gemeente worden gevoerd over de te volgen onderzoeksmethode.
5.5. Bodemkwaliteit Om de aanleg van de faseringsstroken mogelijk te maken is het noodzakelijk om ter plaatse van de faseringsstroken tot op een diepte van maximaal 1 meter beneden het bestaande maaiveld vrij te graven. De faseringsstroken zijn direct gelegen langs de A28. In het kader van de toekomstige verhoging van de wegcapaciteit van de A28 (zoals geregeld wordt in het wegaanpassingsbesluit) wordt vooruitlopend op de aanleg van de faseringsstroken bodemonderzoek uitgevoerd. De vrijkomende grond wordt hergebruikt binnen het werk of afgevoerd. Voor de toepassing van vrijkomende grond geldt dat alle grond wordt toegepast conform de eisen uit het Besluit Bodemkwaliteit. Om aan deze eisen te voldoen wordt de af te voeren grond per partij gekeurd en voorzien van een geldend bewijsmiddel. Nadat de kwaliteit van de vrijkomende grond is bepaald vindt toepassing plaats conform het Besluit bodemkwaliteit. Toe te passen bouwmaterialen worden toegepast met inachtneming van het Besluit bodemkwaliteit. De faseringsstroken snijden echter ook meerdere bestaande verontreinigingen aan, evenals de bestaande verontreiniging in de bodem afkomstig van de huidige weg. Uitgangspunt is dat deze verontreinigingen tijdens de aanlegfase worden gesaneerd. Deze positieve maatregelen houden een eenmalige verbetering van de bodemkwaliteit in, maar door gebruik van de weg wordt een verslechtering veroorzaakt. Voor het gehele project GOVER A27/A28, waar ook de aanleg van de faseringsstroken op de A28 tussen Utrecht en Amersfoort onder vallen, zal een raamsaneringsplan worden ingediend bij het bevoegd gezag. Er zal ook aan een plan bodem worden gewerkt die door alle bevoegde gezangen wordt beoordeeld en goedgekeurd.
5.6. Water Wateraspecten zijn verdeeld in een drietal onderdelen. In het onderdeel waterhuishouding zijn de kwantitatieve onderdelen uitgewerkt. In het onderdeel waterkwaliteit zijn effecten voor de waterkwaliteit nader uitgewerkt. Vervolgens zijn de effecten ten aanzien van het grondwater toegelicht.
Maart 2011
22
Waterhuishouding Door de aanleg van de faseringsstroken ontstaat een toename van de verharding. Deze toename heeft effect op de waterhuishouding in het gebied. Deze effecten zijn als volgt: • Om de aanleg mogelijk te maken is het noodzakelijk om bestaande watergangen te verleggen; • De toename van de verharding leidt tot een hoger aanbod van afstromend hemelwater. Indien noodzakelijk wordt de maatvoering van de watergangen aangepast aan het toekomstige aanbod. Beïnvloeding totale oppervlakte open water Als gevolg van de projectsituatie wordt oppervlaktewater gedempt (2,5 hectare) of verlegd. Het dempen van oppervlaktewater vindt plaats over het gehele traject. De beïnvloeding van de totale oppervlakte open water wordt als negatief beoordeeld. Deze negatieve invloed wordt gecompenseerd. Dit wordt afgestemd in een aparte procedure. Beïnvloeding KRW-waterlichamen (Kader Richtlijn Water) De projectsituatie snijdt 4 KRW waterlichamen aan. De toename in areaal van de projectsituatie ten opzichte van de huidige situatie zorgt niet voor een beperking in de kansen om de KRW doeleinden te halen. De aanpassingen aan de waterhuishouding worden bepaald en onderbouwd in een waterhuishoudkundige ontwerp. Dit ontwerp wordt in een zelfstandige vergunningaanvraag afgestemd met bevoegd gezag en omgeving.
Waterkwaliteit Naast de effecten op het gebied van de waterkwantiteit heeft de aanleg teven effect voor de waterkwaliteit. Ten behoeve van de afwikkeling van deze effecten zijn uitgangspunten bepaald door de Commissie Integraal Waterbeheer (Document: Afstromend wegwater). In dit document is aangegeven hoe omgegaan dient te worden met het kwalitatieve waterbeheer bij rijkswegen. Het document Afstromend wegwater is een uitgangspunt voor het waterhuishoudkundige ontwerp. Bovengenoemde maatregelen zijn dan ook uitgewerkt in een locatiespecifiek ontwerp dat is beschreven en verantwoord in het waterhuishoudkundige plan. Het waterhuishoudkundig plan maakt onderdeel uit van het (Ontwerp) wegaanpassingsbesluit.
Grondwater Beïnvloeding grondwaterstand In de projectsituatie wordt geen drainage aangelegd om en nabij de snelweg. Alleen om het water dat op de weg neerkomt af te voeren tijdens regensituaties is lokaal gekozen voor riolering. Voor het grootste deel van het traject is gekozen voor het infiltreren van het water in de bodem. De grondwaterstanden in het grootste deel van het tracégebied liggen erg laag onder maaiveld. Het oppervlaktewatersysteem bestaat met name uit zaksloten die bedoeld zijn om water op te vangen. Alleen zeer lokaal rond deze sloten kan beïnvloeding van de grondwaterstand voorkomen maar in zeer beperkte mate (orde van 1-5 cm verandering). Beïnvloeding grondwaterstroming Zoals in voorgaand criterium al is gesteld, vindt er geen beïnvloeding van de grondwaterstanden plaats. Hierdoor is ook geen sprake van invloed op de grondwaterstroming(en). Beïnvloeding grondwateraanvulling Als gevolg van de aanleg is er een toename van 11 hectare in het verhard oppervlak. Deze toename in verhard oppervlak zorgt voor een afname van de grondwateraanvulling aangezien dit Maart 2011
23
water wordt afgevangen, zoveel mogelijk wordt geïnfiltreerd of afgevoerd naar de berm. Dit wordt negatief beoordeeld maar kan voor een groot deel worden gecompenseerd door het regenwater af te voeren naar zaksloten, waardoor het alsnog infiltreert in de bodem. Beïnvloeding grondwaterkwaliteit In de projectsituatie vindt een toename in verhard oppervlak plaats, waarbij er een toename ontstaat van afwatering van vervuild water naar de berm en uiteindelijk de bodem. Naast een verdere vervuiling van de bodem zal dit ook leiden tot een vervuiling van het grondwater. Het te verwachten effect is dus vergelijkbaar met de toename in verontreiniging van de bodem en licht negatief. Beïnvloeding grondwaterbeschermingsgebieden In de projectsituatie worden drie grondwaterbeschermingsgebieden gekruist. De afstroming van vervuild water passeert eerst de bodem, voor het zich mengt met het grondwater. De kans dat de vervuiling de grondwaterlaag van het grondwaterbeschermingsgebied bereikt is aanwezig, daarom worden de grondwaterbeschermingsgebieden licht negatief beïnvloed.
Conclusie Waterhuishouding en waterkwaliteit worden afgestemd conform de geldende richtlijnen. De concrete uitvoering wordt afgestemd met het Waterschap. Hiervoor vragen wij op grond van de Waterwet in een zelfstandige procedure een Watervergunning aan. Voor de toename van het verhard oppervlak dient oppervlaktewater gecompenseerd te worden. Deze compensatie is nodig voor het gehele traject A28 Utrecht – Amersfoort. Deze compensatie wordt afgestemd met het waterschap. De kwalitatieve effecten worden afgestemd met bevoegd gezag. Met deze afstemming is ook de bescherming van de 100-jaarszones geborgd hetgeen benoemd is in hoofdstuk 5, tabel 5.1.
5.7. Natuur en landschap In deze paragraaf wordt het gehele traject, van Utrecht naar Amersfoort, beschouwd. Dit vanwege effecten die niet gemeentegrens afhankelijk zijn. In deze paragraaf zal als eerste een korte beschrijving gegeven worden van de beschermde gebieden en – soorten en de beplantingen. Vervolgens zullen de effecten van de realisatie van de faseringsstroken op deze waarden worden beschreven. Daarna worden de mitigerende en of compenserende maatregelen beschreven. Hierbij wordt ingegaan op onderliggende regelgeving. De paragraaf sluit af met de samenhang met het (Ontwerp) wegaanpassingsbesluit A28 ((O)WAB).
Beschrijving Beschermde natuurgebieden De A28 doorsnijdt op het traject Utrecht Amersfoort de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Andere beschermde gebieden, Natura 2000 of beschermde natuurmonumenten worden niet doorsneden. Een beschermd natuurmonument ligt wel in de omgeving van de A28, Schoolsteegbosjes, maar wordt fysiek niet geraakt door de aanleg van de faseringsstroken. De EHS bestaat langs het traject uit drie gebieden, Kromme rijngebied, Utrechtse heuvelrug en Gelderse vallei. Naast de kerngebieden al dan niet met militair gebruik, de bestaande natuurgebieden, wordt de EHS met name gevormd door verbindingszones en ontsnipperende maatregelen aan wegen. De bermen van de A28 vervullen plaatselijk een rol als verbindingszone evenals de beken en het Valleikanaal bij Amersfoort. Het ecoduct Leusderheide of dassentunnels zijn voorbeelden van ontsnipperende maatregelen. Beschermde soorten Met de Flora- en faunawet zijn tal van planten- en diersoorten beschermd. Ook langs de A28 komen verscheidene beschermde soorten voor. In een onderzoek dat is uitgevoerd zijn soorten Maart 2011
24
uit de volgende soortgroepen in de nabijheid van de A28 vastgesteld: planten, vissen, reptielen, amfibieën, vogels en zoogdieren. De Flora- en faunawet kent verschillende beschermingsregimes. Van alle drie de regimes zijn soorten vastgesteld.
Beplantingen Op het traject van de faseringsstroken staan verschillende bomen. Deze zijn geïnventariseerd en per gemeente wordt een zelfstandige vergunningsprocedure door lopen. Daarnaast heeft RWS een samenwerkingsovereenkomst met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (E L&I) in het kader van de Boswet. Hierin is geregeld dat RWS de te rooien beplanting 1:1 compenseert. In de paragraaf samenhang met (O)WAB wordt dit kort verder uitgewerkt.
Effecten van de aanleg faseringsstroken Beschermde gebieden De aanleg van de faseringsstroken heeft effecten op de Ecologische Hoofdstructuur. De realisatie van de strook vindt plaatselijk plaats binnen de zogenaamde groene contour. En heeft tot effect dat de oppervlakte EHS in het deelgebied Utrechtse heuvelrug aan weerszijde van de weg kleiner wordt. De oppervlakte van dit gebied is berekend. Uitgangspunt voor de berekening van de afname is het verschil in ruimtebeslag van de weg met en zonder faseringsstroken. Als uitgangspunt is hierbij de toename van asfalt genomen. De resultaten van deze berekening zijn meegenomen in de onderstaande tabel. In de deelgebieden Kromme rijn en Gelderse vallei vindt geen vernietiging plaats
Beschermde soorten Voor de twee beschermde soorten planten (brede wespenorchis en koningsvaren) zijn als gevolg van het beschermingsregime en exacte standplaats geen effecten te verwachten. In de watergangen van langs de A28, ter hoogte van landgoed Oostbroek en de beken ter hoogte van Amersfoort Leusden is de kleine modderkruiper aangetroffen. De realisatie van de faseringsstrook behelst naast het extra asfalt ook de realisatie van de benodigde watercompensatie. Enkele van de bestaande watergangen in het Kromme rijngebied worden vergroot en er worden werkzaamheden verricht aan de beken ter plaatse van de viaducten. De kleine modderkruiper wordt bij deze werkzaamheden tijdelijk verstoord. Daarna is de watergang weer geschikt leefgebied voor deze vissoort. Drie soorten reptielen zijn aangetroffen langs de A28. Alleen op de zandhagedis hebben de werkzaamheden effect. De ingreep van de A28 Utrecht - Amersfoort bestaat hoofdzakelijk uit het asfalteren van de bermstrook. De taluds worden hierbij ontzien. Het asfalteren van de bermstrook vindt aan beide zijden van de A28 Utrecht - Amersfoort plaats, waarbij tussen km 7 tot km 17 leefgebied (met potentiële ei-afzetplekken) van zandhagedis verloren gaat. Voor de langs de A28 aangetroffen amfibieën zijn geen effecten te verwachten als gevolg van de realisatie van de faseringsstroken. Langs de A28 zijn enkele jaarrond beschermde vogelnesten (ekster) aangetroffen. De realisatie van de faseringsstroken zal niet leiden tot effecten op deze soort. Maart 2011
25
Verschillende soorten zoogdieren zijn langs de A28 aangetroffen. Naast de das zijn er verschillende soorten vleermuizen die gebruik maken van de directe omgeving. Het plangebied is van belang als foerageergebied voor de das en de ontsnipperende maatregelen worden in meer of mindere mate gebruikt door de das. De aanleg van de faseringsstroken leidt er toe dat twee bestaande dassentunnels onbruikbaar worden voor de das. Twee soorten vleermuizen (gewone dwergvleermuis en watervleermuis) maken gebruik van de beken bij Amersfoort en Leusden als migratie route. Afhankelijk van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden aan de viaducten over de Heiligenbergerbeek en Valleikanaal kunnen deze migratie routes tijdelijk onbruikbaar zijn voor de genoemde vleermuissoorten. Ook het viaduct ter hoogte van km 3.7 wordt door vleermuissoorten gebruikt als migratie route. Aan dit viaduct vinden geen werkzaamheden plaats. De migratie route wordt niet aangetast.
Maatregelen Ecologische hoofdstructuur (groene contour) Over een deel van het tracé vindt de wegverbreding plaats binnen of nabij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op de EHS (groene contour is de Provinciale ruimtelijke verordening van kracht. In overleg met het Bevoegd Gezag (provincie Utrecht) is vastgesteld: • of er sprake is van een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden; • of de ingreep onontkoombaar is; • of mitigerende maatregelen dienen te worden getroffen ingeval er sprake is van significante gevolgen; • of er resteffecten zijn die dienen te worden gecompenseerd. Sprake van significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden? Door GS van de Provincie Utrecht zijn vier hoofdaspecten aangewezen die bepalen welke waarden en kenmerken binnen de EHS als wezenlijk moeten worden aangemerkt: 1. De aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen zoals waardevolle oude boskernen ); 2. Gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS; 3. De aanwezigheid van bijzondere soorten; 4. De aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes). Door de realisatie van de faseringstrook langs de A28 Utrecht-Amersfoort vindt er vernietiging plaats van natuurgebied binnen de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Van de hierboven genoemde 4 punten geldt in meer of mindere mate dat de aaneengeslotenheid en robuustheid wordt aangetast. Daarom wordt, zonder dat dit nader wordt onderzocht geconcludeerd dat de realisatie van de faseringsstroken een significante aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur betreft. Zijn er geen alternatieven en redenen van groot openbaar belang? Er is echter sprake van een dwingende reden van groot openbaar belang, zoals beschreven is in hoofdstuk 1. Schade beperkt door mitigerende maartegelen? Ruimtebeslag en kwaliteit verbindingszones Het ruimtebeslag is gemitigeerd door met het ontwerp van de faseringsstroken zoveel mogelijk rekening te houden met bestaande natuurwaarden en beschermde gebieden. Ruimtebeslag op Ecologische Hoofdstructuur kan bij de realisatie van de faseringsstrook echter niet helemaal voorkomen worden. Als gevolg hiervan is een beperkte compensatie van hectares aan de orde. Van een aantal verbindingszones wordt het functioneren aangetast. Twee bestaande dassentunnels zijn in de nieuwe situatie te kort. Deze worden bij de aanleg van de faseringsstroken verlengd zodat ze kunnen blijven functioneren. De aanleg van de faseringsstroken heeft ook effect op onderdoorgangen van de Barneveldse beek, Valleikanaal en Maart 2011
26
Heiligenbergerbeek. Aanpassingen aan de kunstwerken van deze drie watergangen zijn erop gericht om de ecologische kwaliteit van de onderdoorgangen niet te verslechteren. De onderdoorgang van de Barneveldse beek wordt minimaal verlengd en de hoogte blijft gelijk. De kunstwerken over het Valleikanaal en Heiligenbergerbeek worden volledig vernieuwd. De onderdoorgang wordt verlengd en de hoogte blijft min of meer gelijk. De ecologische kwaliteit van deze passages komt hierdoor verder onder druk te staan. Onder het kunstwerk van de Heiligenbergerbeek wordt bij aanleg van het nieuwe kunstwerk aan beide zijden een faunastrook gerealiseerd. In de huidige situatie is dat aan één zijde. De bruikbaarheid van de passage wordt hierdoor vergroot. Beschermde soorten De Flora- en faunawet heeft betrekking op de bescherming van in het wild voorkomende plant- en diersoorten. Deze bescherming heeft als doel het voortbestaan van soorten (géén individuen) te waarborgen. Het veroorzaken van schade aan planten en dieren is in principe verboden, tenzij men hier uitdrukkelijke toestemming voor heeft (nee, tenzij principe). De verbodsbepalingen gelden voor circa 500 plant- en diersoorten. Verbodsbepalingen De volgende verbodsbepalingen in de Flora - en faunawet zijn voor dit protocol relevant:
Zorgplicht In artikel 2 van de Flora- en faunawet wordt verwacht, dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle (dus ook niet beschermde) planten en dieren en de leefomgeving. Per augustus 2009 is de beoordeling Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen door de Dienst Regelingen gewijzigd, waardoor bij aantoonbaar voldoende mitigatie en compensatie voor strikt beschermde soorten niet altijd meer een ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Voor de realisatie van de faseringsstroken wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin de mitigerende maatregelen worden beschreven die uitgevoerd zullen worden. Deze maatregelen zullen afdoende zijn om de effecten op de beschermde flora en fauna te mitigeren. Deze mitigerende maatregelen zullen het volgende karakter hebben: • Algemeen • Kleine modderkruiper • Zandhagedis • Das • Vleermuizen Maart 2011
27
Algemeen De specifieke eisen uit het ecologisch protocol worden opgenomen in de werkplannen van de verschillende disciplines. Pér activiteit en specifieke locatie wordt beschreven welke eisen van toepassing zijn. Bij de start-werk-instructie, waar alle betrokkenen bij aanwezig dienen te zijn, wordt aandacht besteed aan ecologie en het vermijden van schade of verstoring. De uitvoerende aannemer borgt intern dat de beschreven maatregelen worden nageleefd. Tevens vindt bij werkplekinspecties ook controle plaats op naleving van ecologische maatregelen. Minimaal één keer per maand (afhankelijk van het seizoen frequenter) controleert een ecoloog ter plaatse op naleving van het protocol. Tevens wordt het plangebied nagelopen op eventuele bijzonderheden. De bezoeken worden vastgelegd in een verslag. Kleine modderkruiper Aanpassen van watergangen wordt buiten de kwetsbare periode uitgevoerd. Werkzaamheden worden zo uitgevoerd dat dieren kunnen vluchten of de dieren worden door een ter zake deskundige gevangen en losgelaten in een watergang waar geen werkzaamheden meer uitgevoerd hoeven te worden. Op deze wijze wordt de flora en faunawet niet overtreden. Zandhagedis De berm direct langs de bestaande verharding wordt buiten de kwetsbare periode maar in de actieve periode van de zandhagedis vrijgemaakt van deze dieren. De aangetroffen dieren worden gevangen en elders in geschikt gebied vrijgelaten. Direct aansluitend zal de berm ongeschikt gemaakt worden voor de zandhagedis. Op deze wijze wordt de flora en faunawet niet overtreden. Das De realisatie van de faseringsstroken maakt 2 dassentunnels ongeschikt. Door deze tunnels te verlengen en de rasters waarnodig te herstellen wordt dit afdoende gemitigeerd. Daarnaast vormen de bermen onderdeel van het foerageergebied van de das. Na realisatie van de faseringsstroken blijft voldoende leefgebied beschikbaar. Op deze wijze wordt de flora en faunawet niet overtreden. Vleermuizen De werkzaamheden aan de viaducten over de Heiligenbergerbeek en Valleikanaal kunnen migratieroutes van 2 vleermuissoorten verstoren. In de periode begin april tot eind oktober zal ten tijde van duisternis ervoor worden gezorgd dat vleermuizen van de passage gebruikt kan blijven maken. Verlichtingsarmaturen moeten zo worden opgesteld dat onderzijde van kunstwerken zo min mogelijk worden beschenen. De specifieke uitwerking en uitvoering zal begeleid worden door een ter zake kundige soortspecialist met een ontheffing van het Ministerie van EL&I. Op deze wijze wordt de flora en faunawet niet overtreden. Compensatie In Artikel 5.2 van de Provinciale ruimtelijke verordening Provincie Utrecht zijn voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan om een ruimtelijke ontwikkeling met significant negatieve effecten op de Ecologische Hoofdstructuur door de provincie Utrecht te laten toestaan. Deze zijn in hoofdlijnen: 1. Compensatie vindt in natura plaats 2. Compensatie wordt gelijktijdig geregeld 3. Compensatie is minimaal gelijkwaardig 4. Mogelijk een kwaliteitstoeslag 5. Indien 3 en 4 niet mogelijk zijn dan kwalitatieve compensatie. In samenspraak met de provincies Utrecht en Noord-Holland en natuurorganisaties zijn de mogelijkheden voor de compensatie verkend. Het uitgangspunt hierbij is dat de compensatie in natura wordt gerealiseerd. Rijkswaterstaat voert momenteel ook een studie uit aan de A27-A1. De compensatie opgave voor de A28 wordt gecombineerd met die van de A27-A1. Hierdoor wordt Maart 2011
28
een versnippering van de compensatie-opgave zoveel als mogelijk voorkomen. De compensatie vindt plaats langs de A27 ter hoogte van de huidige aansluiting Hilversum en langs de Eem ten noorden van de A1. Deze locaties sluiten aan op bestaande EHS en of ontsnipperende maatregelen aan een rijksweg. Het ontwerp tracebesluit van de A27-A1 is vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu en heeft eind 2010 ter inzage gelegen. De hoogte van de kwaliteitstoeslag in hectares is afhankelijk van de vervangbaarheid van het ecosysteem. Met betrekking tot de vervangbaarheid wordt door de provincie Utrecht een onderscheid in drie categorieën gemaakt. Op basis van deze beleidslijn is in samenspraak met de provincie Utrecht de toeslag bepaald op 30%. In onderstaande tabel is aangegeven welke toeslagen er gelden voor de betreffende gebieden. De totaal te compenseren oppervlakte, inclusief toeslag is weergegeven in de laatste kolom.
De compensatie zal worden gerealiseerd met het wegaanpassingsbesluit A28.
Relatie met (O)WAB A28 Utrecht - Amersfoort Beschermde gebieden De ecologische hoofdstructuur wordt door de aanleg van de faseringsstroken deels vernietigd. Het (O)WAB zal het gebruik van de deze strook regelen als te gebruiken extra rijstrook. De effecten van dit gebruik, zoals extra geluid en stikstofdepositie in de beschermde gebieden, worden bij het (O)WAB beschreven. De realisatie van de te compenseren EHS hectares worden in het (O)WAB geregeld. Om de inzet van deze hectares effectiever voor de natuur te laten zijn is samen met het wegverbredingsproject A27/A1 gezocht naar geschikte locaties. Het (O)WAB beschrijft ook de effecten en de maatregelen van het gebruik van het extra asfalt op het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes. Beschermde soorten Het gebruik van de faseringsstroken als rijstrook heeft effecten op vooral de zandhagedis. Het (O)WAB zal in detail maatregelen beschrijven. Deze maatregelen zullen de effecten voor de zandhagedis mitigeren dan wel compenseren. Dit zijn vooral maatregelen ter verbetering van kwaliteit van het habitat op de taluds langs de A28. Beplantingen Bij het (O)WAB wordt een landschapsplan opgesteld. Dit plan beschrijft waar de beplanting die gerooid moet worden terug wordt geplant. Zoals al eerder aangegeven wordt de gerooide beplanting 1:1 gecompenseerd.
Maart 2011
29
5.8. Externe veiligheid Externe veiligheid betreft het risico dat mensen in de omgeving van de weg lopen bij een ongeval met vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg en is vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Daarbij gaat het om de toetsing van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Het Plaatsgebonden risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich de hele dag gedurende een jaar onbeschermd op een plaats in de nabijheid van de route bevindt. Het PR wordt bepaald door het aantal transporten gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. Het groepsrisico geeft aan hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers is bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en wordt ook bepaald door het aantal aanwezige mensen in het invloedsgebied van het ongeval. Mogelijke effecten ten aanzien van externe veiligheid treden alleen tijdelijk op, namelijk tijdens de aanleg en het gebruik van de faseringsstroken en het gebruik van de huidige vluchtstrook door de reguliere verkeersstromen gedurende de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden. Het gebruik zal dan ook regelmatig plaatsvinden, maar per gebruiksfase is sprake van een relatief korte duur van het gebruik. Het verkeer komt dus meer aan de buitenzijde te rijden. De middenas van de A28 verschuift niet en het tracé van de hoofdrijbanen wijzigt niet. De aanpassingen treden op bij een gelijk verkeersaanbod. Het totale aanbod aan transport van gevaarlijke stoffen wijzigt niet als gevolg van het gebruik van de vluchtstrook en faseringsstrook.
Plaatsgebonden risico In de projectsituatie is de grenswaarde contour van 1x 10 -6/ jr. niet aanwezig en de 10-7 contour ligt op 88 m. De tijdelijke verbreding kan leiden tot het verplaatsen van de uitstroompunten waardoor het plaatsgebonden risico gering kan toenemen. Deze geringe toename zal echter niet zorgen voor een overschrijding van de grenswaarde.
Groepsrisico In de projectsituatie is het groepsrisico voor het hele traject 0,42 en ligt ruim onder de orientatiewaarde van 1,0. Het gebruik van de faseringsstroken en vluchtstroken leidt tot een geringe verbreding aan beide zijden van de rijksweg. Verder zijn er geen plannen bekend voor de realisatie van gevoelige objecten in de periode van de onderhoudswerkzaamheden. Gelet op de beperkte zijdelingse verschuiving van de verkeersstromen treedt er mogelijke een geringe toename van het groepsrisico op. In 2012 wordt het Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV) verwacht, waarbij voor het transport van gevaarlijke stoffen op de weg, over het water en op het spoor een Basisnet geïntroduceerd gaat worden. Het Basisnet definieert enerzijds de maximale groeiruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en anderzijds de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen van gemeenten. De infrastructurele ontwikkeling past binnen die (juridisch nog niet bekrachtigde) groeiruimte. De voorgenomen infrastructurele ontwikkeling zal dus ook in de toekomst niet tot knelpunten zal leiden. Het BTEV is echter alléén van toepassing op omgevingsbesluiten (bestemmingsplannen) en niet op infrastructuurbesluiten. Voor infrastructuurbesluiten zal het beleid nog apart uitgewerkt worden in een externe veiligheid beleidsregel, zodat de berekeningen in infrastructuurbesluiten vooralsnog ongewijzigd uitgevoerd worden conform de circulaire RNVGS. In het toekomstige Basisnet is er sprake van veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden (PAG). Een veiligheidszone is een zone waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Voor de A28 Utrecht- Amersfoort ligt de veiligheidszone tussen de 13 en 16 m vanaf het midden van de weg gerekend. Ook is een PAG zone van 30 m aanwezig gerekend vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. Wil de gemeente nieuwbouw in de PAG zone realiseren dan dient de gemeente een onderbouwing te geven van de keuze om in het PAG gebied te gaan bouwen. Maart 2011
30
Conclusie Het gebruik van de vluchtstroken en de faseringsstroken is gekoppeld aan de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden aan de A28 en leidt tot een zijdelingse verplaatsing van de bestaande verkeersstromen. Gelet op de omvang van deze verplaatsing en de tijdelijke aard van het gebruik van de faseringsstroken en vluchtstroken treden geen relevante effecten op ten aanzien van het plaatsgebonden - en het groepsrisico. Hierdoor hoeven er geen extra maatregelen getroffen te worden.
5.9. Landschap en cultuurhistorie In dit hoofdstuk zijn de effecten voor de aspecten landschap en cultuurhistorie als gevolg van de aanleg van faseringsstroken en het aanpassen van kunstwerken langs de A28 tussen Utrecht en Amersfoort beschreven. De bestaande A28 doorkruist een aantal landschapstypologieën, cultuurhistorische waardevolle elementen, structuren en patronen. De aanleg van de faseringstroken resulteert in een fysieke verbreding van de A28.
Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) De Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht bevat artikelen over bescherming van aardkundige waarden, veiligstellen van/eisen stellen aan Cultuurhistorische hoofdstructuur, en bescherming van Waterlinies. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening is geregeld op welke wijze Aardkundige waarden, Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Waterlinies via de bestemmingsplannen beschermd moeten worden. Binnen het projectgebied van de faseringstroken aan de A28 Utrecht - Amersfoort zijn Aardkundige waarden aanwezig, worden twee Waterlinies doorsneden en ook de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt doorsneden. Voor een deel van de Cultuurhistorische hoofdstructuur geldt: • Veiligstellen. • Eisen stellen aan de cultuurhistorische waarden. ’Veiligstellen’ Ruimtelijke ontwikkelingen die voorzien in grootschalige veranderingen in een gebied dat is aangeduid als ‘Veiligstellen cultuurhistorische hoofdstructuur’ zijn alleen toegestaan als in de toelichting op een bestemmingsplan wordt aangetoond dat er geen reëel alternatief is voor deze ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie en de gekozen oplossing de cultuurhistorische hoofdstructuur zo min mogelijk aantast. ‘Eisen stellen cultuurhistorische waarden’ Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als ‘Eisen stellen cultuurhistorische waarden’ bevat bestemmingen en regels die zijn gericht op het in stand houden van en het voortbouwen op de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Ruimtelijke ontwikkelingen die voorzien in een afwijking van de karakteristieken van de verdedigingslinies zijn slechts dan aanvaardbaar als in de toelichting op het bestemmingsplan is aangetoond dat die ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk zijn en elders niet kunnen worden gerealiseerd.
Maart 2011
31
Maart 2011
32
Landschapstypologieën De faseringstroken en kunstwerken van de A28 Utrecht - Amersfoort doorsnijden tussen Utrecht en Amersfoort drie grotere landschappelijke hoofdeenheden: het Kromme Rijngebied, de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei. Tussen de hoge, dicht beboste Utrechtse Heuvelrug en de lager gelegen, half open landschappen van de Kromme Rijn en de Gelderse Vallei zijn (smalle) overgangszones aanwezig. De overgangszones worden gekarakteriseerd door landgoederengordels. De verschillende landschapstypen zijn ieder afzonderlijk aantrekkelijk en waardevol, maar juist de landschappelijke variatie wordt als belangrijke kernkwaliteit gezien. Een aantal gebieden is op nationaal niveau dusdanig waardevol dat zij is aangewezen als Nationaal Landschap (Rijksbeleid). Binnen het plangebied gaat het hier om de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die ten noorden en oosten van de stad Utrecht ligt. De Utrechtse Heuvelrug heeft vanwege bijzondere waarden en functies voor natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie de status Provinciaal Landschap.
Huidige situatie Vanaf knooppunt Rijnsweerd tot en met knooppunt Hoevelaken worden achtereenvolgens de volgende landschappelijk waardevolle structuren doorsneden: Het half open mozaïeklandschap van het Kromme Rijngebied. Gekenmerkt door het agrarische karakter, slagenverkaveling, kleine landschapselementen als bosjes en houtsingels, landgoederen en zicht op de beboste heuvelrug in het oosten. Het is een relatief open gebied met verspreid dichte elementen (massa) als landgoedbossen en bebouwing (de Uithof en AZU). De versnippering en stedelijke invloedssfeer is binnen het plangebied groot. In het westen ligt voor en deels in de stedelijke rand van Utrecht een reeks voormalige forten en (stelling)werken. Deze maken onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De A28 Utrecht - Amersfoort doorsnijdt de waterlinie even ten noorden van fort Hoofddijk. De voormalige zichtrelatie tussen de forten onderling en de schootsvrije velden rond de forten zijn binnen het plangebied nauwelijks nog aanwezig. De overgangszone De overgang tussen het landschap van het Kromme Rijngebied en de Utrechtse Heuvelrug is niet scherp begrensd. Bestaat het Kromme Rijngebied uit een open landschap met dichte elementen, zo is de overgangszone een relatief meer dichte zone met open plekken erin. De zone ligt grofweg langs de watergangen Biltse en Zeistergrift. De overgangzone wordt het meest gekarakteriseerd door het reliëf (helling) en het voorkomen van veel landgoederen, zoals Oostbroek, Vollenhoven, Sandwijck en den Eik. Het bos- en heidelandschap van de Utrechtse Heuvelrug De Utrechtse Heuvelrug is een stuwwal en vormt het op een na grootste aaneengesloten bosgebied van Nederland. Alleen de Leusderheide is door de functie van militair oefengebied onbebost gebleven en vormt een waardevol stuifzand- en heidegebied. Kenmerkend voor het gebied is, naast de beslotenheid van het uitgestrekte bosgebied, het reliëf, zichtbare resten van vroege bewoning (grafheuvels), grote buitenplaatsen met uitgestrekte lanenstelsels, zichtlijnen en uitzichtpunten op heuveltoppen, villaparken en de vele instellingen voor gezondheidszorg, onderwijs en strafinrichting et cetera. De overgangszone De overgangszone tussen de Utrechtse Heuvelrug en het beekdallandschap van de Gelderse Vallei bestaat uit dekzand, is zeer smal en wordt vooral gekenmerkt door het reliëf (de helling). Hoewel smal is deze zone landschappelijk van hoge waarde. In deze zone liggen veel buitenplaatsen en landgoederen, zoals Nimmerdor, Lockhorst en Heiligenberg.
Maart 2011
33
Half open mozaïeklandschap van de Gelderse Vallei Ten oosten van Amersfoort ligt een redelijk open, kleinschalig agrarisch gebied, dat getypeerd wordt als kampenlandschap. In dit gebied zijn de oost-west stromende beken, waaronder de Barneveldse beek, en het Valleikanaal structuurbepalend. De zuid-noord stromende Heiligenbergerbeek vormt grofweg de grens tussen de overgangszone en het beekdallandschap. Het Valleikanaal vormt een oude landschappelijke structuurlijn en de grens van de voormalige Grebbelinie. Deze historische verdedigingslinie is internationaal kenmerkend. Het Valleikanaal is een vergraven natuurlijke beek, een zogenaamde sprengbeek. De liniedijk die het Valleikanaal aan de zuidkant begeleidt is tevens onderdeel van de Grebbelinie. De Barneveldse beek vormt de grens tussen onregelmatige blokverkavelingen ten zuiden ervan en een slagenverkaveling in het noorden. De versnippering en stedelijke invloedssfeer zijn in het gebied tussen Leusden en Amersfoort groot. De groene stadsrand van Amersfoort als markant landschappelijk gegeven Langs de rijksweg is het kleinschalige kampenlandschap van de Gelderse Vallei sinds de aanleg van een grondwal aan het zicht onttrokken. Deze grondwal schermt het nieuwe natuur- en recreatiegebied De Schammer af van de rijksweg. Aan de westzijde van de rijksweg presenteert het stedelijk gebied van Amersfoort zich. De stadsrand heeft een sterk groen karakter, maar door het groen heen manifesteren de flats van Schuilenburg zich (zicht op en uitzicht vanuit de flats) Ten behoeve van de aanleg van faseringsstroken zijn een grote hoeveelheid bomen en struiken gekapt. In het kader van de Spoedwet zal er nog meer groen verdwijnen om plaats te maken voor de benodigde geluidafscherming. Dit heeft invloed op het groene aanzicht van de stadsrand, zowel voor gebruikers van de A28, als voor de bewoners van de flats. Het geluidscherm, dat als maatregel is opgenomen in het Ontwerp-Wegaanpassingsbesluit, wordt zo goed mogelijk ingepast in het groene karakter van de stadsrand. Ook is er veel aandacht voor de herinrichting van de parkzone langs de A28 in Schuilenburg. De gemeente en Rijkswaterstaat zullen in overleg met de bewoners nadere afspraken maken over hoe het herstel van het groene karakter aan de bewonerszijde uitgewerkt kan worden.
Geomorfologie De A28 Utrecht - Amersfoort doorsnijdt tussen Utrecht en Amersfoort drie grotere geologische hoofdeenheden: de laaggelegen dekzandvlakte van het Kromme Rijngebied, de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug en de dekzandvlakte van de Gelderse Vallei.
Huidige situatie Bij knooppunt Rijnsweerd gaat de A28 Utrecht - Amersfoort door een laaggelegen dekzandvlakte (1 tot 3m boven NAP). De zuidkant raakt bij km 2-3 de kleiige kom van het Kromme Rijngebied. Bij km 4,5 begint de weg te stijgen over gordeldekzanden en stuifzand naar 5 tot 7m boven NAP. Hier gaat de A28 Utrecht - Amersfoort de stuwwalflanken op. Tussen km 6 en km 12 gaat de weg over een grote puinwaaier naar de top van de stuwwal en stuwwalplateau van de Utrechtse Heuvelrug. Het gebied heeft hier hoogtes tot 45m boven NAP. Aan de andere zijde van de stuwwal gaat het vrij steil omlaag via een puinhelling en gordeldekzanden naar 10m boven NAP. Vanaf km 19 begint de dekzandvlakte van Gelderse Vallei. Deze wordt doorsneden door een aantal laaggelegen beekdalen (1,5m +NAP), plaatselijk met veen. In het landschap liggen licht verhoogde dekzandruggen. Ten zuiden van knooppunt Hoevelaken ligt een grote dekzandrug met hoogtes tot 3,75m +NAP. De A28 Utrecht - Amersfoort raakt op de Utrechtse Heuvelrug twee gebieden die benoemd zijn als aardkundig waardevol en omschreven worden als: Gebied met sneeuw/ijssmeltwaterdal (Utrechtse Heuvelrug)
Cultuurhistorie De provincie Utrecht kent een grote cultuurhistorische variatie. Dit is mede het gevolg van de diversiteit in de bodemgesteldheid, in combinatie met een lange bewoningsgeschiedenis. De Maart 2011
34
verschillende landschapstypen zijn daarvan het resultaat. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Zij komen in grote lijnen overeen met de door het Rijk als cultuurhistorisch waardevol aangemerkte Belvederegebieden in de provincie (Kromme Rijngebied, Heuvelrug en Nieuwe Hollandse Waterlinie) De cultuurhistorische waarden laten zich het best beschrijven aan de hand van de indeling: cultuurhistorisch waardevolle gebieden, cultuurhistorisch waardevolle structuren en patronen en cultuurhistorisch waardevolle objecten.
Huidige situatie cultuurhistorisch waardevolle gebieden Binnen het plangebied komt een aantal historische cultuurlandschapstypen voor; ze zijn in te delen op basis van de ondergrond als grotere landschapsfysische eenheden, namelijk de stroomrug, de stuwwal en het dekzandland (indeling NOTA LANDSCHAP, Alterra 2002). Ten oosten van Utrecht ligt de A28 Utrecht - Amersfoort op de overgang van de stroomrug en het dekzand. Het dekzand kenmerkt zich hier door een slagenlandschap, aan de zuidzijde is er het stroomrugontginningslandschap. Hierna doorsnijdt de A28 Utrecht - Amersfoort het landgoederenlandschap, dat ligt op de overgang van het dekzand naar de stuwwal. Op de stuwwal is het bos- en heideontginningenlandschap als cultuurlandschap aanwezig, waarbij de niet ontgonnen delen als natuurlandschap kunnen worden benoemd, met droge- en natte heide, zandverstuivingen en oude bossen (vóór 1850). Ter hoogte van Oud-Leusden ligt de grens met het dekzandgebied ten oosten van de stuwwal. Cultuurlandschappen binnen het dekzand zijn kampontginningen en beekdalen. Gebieden die een extra beschermde status hebben (onder andere) vanuit cultuurhistorie zijn: • De Nieuwe Hollandse Waterlinie: Werelderfgoed (UNESCO), Nationaal Landschap, Belvederegebied en Rijksmonument (in procedure); • De Utrechtse Heuvelrug: Provinciaal Landschap en Belvederegebied; • Grebbelinie (Megastructuur Cultuurhistorische atlas, voorgesteld als Rijksmonument); • Kromme Rijngebied: Belvederegebied.
Huidige situatie voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, structuren en patronen De waardering van lijnelementen en patronen is gebaseerd op ‘Buiten in beeld’ (internetsite Provincie Utrecht). Overgangsgebied tussen het Kromme Rijn gebied en de flanken van de Utrechtse Heuvelrug (km 0-3.7) In dit gebied is de Nieuwe Hollandse Waterlinie een waardevolle structuur, in de Cultuurhistorische Atlas Utrecht aangeduid als megastructuur. De verdedigingswerken Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn van zeer hoge waarde, wat ook blijkt uit de status van UNESCO werelderfgoed, Rijksmonument (in procedure), Nationaal Landschap en Belvederegebied. Het landgoed Oostbroek met bijbehorend zichtveld is van zeer hoge waarde en maakt deel uit van de 19e eeuwse Landgoederengordel de Stichtse Lustwarande op de zuidflank van de Heuvelrug bij Zeist- de Bilt. De strokenverkaveling die typerend is voor het Kromme Rijngebied is van waarde. Utrechtse Heuvelrug (km 3,7-18,5) Op de zuidflank van de Heuvelrug is de 19e eeuwse Landgoederengordel de Stichtse Lustwarande een cultuurhistorisch zeer waardevolle structuur. De landgoederen Sandwijck, Vollenhoven en Den Eik zijn van zeer hoge waarde, evenals de zichtlijnen tussen de landgoederen onderling en naar de Domtoren.
Maart 2011
35
Verder zijn er de historisch belangrijke wegen tussen Amersfoort en Utrecht en tussen Zeist en de Bilt (in de Cultuurhistorische Atlas Utrecht aangeduid als lijnstructuren). Bijzonder is de 17e eeuwse Amersfoortsestraatweg met vakkenverdeling aan beide zijden van de weg. In het bos en op de hei rond Soest zijn de zichtlijnen en lanen van de landgoedbossen karakteristiek, en de dwars-as op de kern van Soest is van hoge waarde. Huis ter Heide is een karakteristieke nederzetting. De Leusderheide is van zeer hoge waarde, de Oude kamp van waarde. De eng van Leusden (tussen Oud Leusden en de Boskamp) is van zeer hoge waarde. De Dodeweg die parallel loopt aan de A28 Utrecht - Amersfoort is tevens een cultuurhistorische lijn. Op de oostflank van de Heuvelrug ligt een van zeer hoge waarde zijnde buitenplaatsgordel. De gordel is in de Cultuurhistorische Atlas Utrecht aangeduid als stapelingstructuur. Landgoederen als Heiligenberg en Nimmerdor maken hier deel van uit. Gelderse Vallei (km 18,5-27,5) De Grebbelinie is in de Cultuurhistorische Atlas Utrecht aangeduid als megastructuur. Onderdelen hiervan die aan de A28 Utrecht - Amersfoort grenzen zijn de Grebbeliniewal bij Leusden (van zeer hoge waarde) en het Valleikanaal (van zeer hoge waarde). De voor het dekzandlandschap typerende kampontginningen in Stoutenburg met zijn blokverkaveling is van zeer hoge waarde. De natuurlijke Barneveldsebeek met de bijbehorende strokenverkaveling ten noorden van de Barneveldsebeek is van hoge waarde.
Monumenten Binnen een zone van 100 meter aan weerszijden van de A28 Utrecht - Amersfoort ligt een aantal waardevolle objecten zoals rijks- en provinciale monumenten. Deze monumenten liggen echter op voldoende afstand van het traject en worden als gevolg van de faseringsstroken niet aangetast.
Effect van de faseringstroken en aanpassen kunstwerken Als gevolg van de faseringsstroken ontstaat er een fysieke verbreding van het huidige traject Utrecht – Amersfoort. Dit heeft gevolgen voor het landschap en cultuurhistorie. De aanleg van faseringstroken heeft tot gevolg dat: • er plaatselijk beplantingselementen verdwijnen; hoewel dit niet leidt tot noemenswaardige effecten op de landschapskarakteristieken moeten deze beplantingen wel gecompenseerd worden. • bij kruisingen van de weg met beken (en beekdalen) en historische wegen (linten) een negatieve invloed ontstaat op de continuïteit en beleving van de beken en linten; • ter hoogte van het Nationaal Landschap de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) een grotere barrièrewerking ontstaat, waardoor de historische samenhang tussen de elementen van de NHW verder afneemt; • ter hoogte van de Landgoederengordels, deel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provincie Utrecht (Stichtse Lustwarande en landgoederen bij Amersfoort) een grotere barrièrewerking optreedt, waardoor de historische samenhang tussen de landgoederen ten noorden en zuiden van de weg verder afneemt;
Conclusie De aanleg van de faseringstroken is noodzakelijk om het verkeer in tijden van onderhoud te kunnen verplaatsen (faseren). Zodat de capaciteit van een nationaal belangrijke rijksweg verbinding zo optimaal mogelijk wordt gehouden in tijden van onderhoud.
Maart 2011
36
De aanleg van de faseringsstroken en het aanpassen van kunstwerken heeft gevolgen voor het landschap en cultuurhistorie. Om de effecten ten aanzien van landschap en cultuurhistorie te mitigeren worden in het wegaanpassingsbesluit compenserende en mitigerende maatregelen voorgesteld, onderbouwd met een landschapsplan. In dit landschapsplan worden de mitigerende en compenserende maatregelen voor water, natuur, boscompensatie en landschap en cultuurhistorie gebundeld tot een integraal plan. Er wordt gedacht aan de volgende compenserende en mitigerende maatregelen: • door herplant van bomen wordt benodigde kap gecompenseerd en het landschap versterkt. Boscompensatie vindt plaats op de taluds van de kruisende Randweg (gemeente Amersfoort); • in het Kromme Rijngebied worden aan de noordzijde van de A28 tussen km 1,7 en km 3,7 natuurvriendelijke oevers aangelegd om de openheid en natte omstandigheden van de Waterlinie te benadrukken (dit is een natuurcompensatiemaatregel met meerwaarde voor landschap); • om de historische samenhang van de Landgoederengordels Stichtse Lustwarande en de buitenplaatsgordel bij Amersfoort ten noorden en ten zuiden van de weg te benadrukken, zullen er tussen km 3,5 en km 4,0 en tussen km 17,5 en km 18,6 bomensoorten geplant worden die het landschap accentueren; • Aansluiting 7Leusden wordt heringericht om de Grebbelinie te accentueren. • Ter hoogte van de wijk Schuilenburg zal het groene karakter van de stadsrand een nieuwe invulling krijgen door plaatsing van een geluidscherm en aanvullend met de herinrichting van de parkzone. Hierover worden nog nadere afspraken gemaakt met gemeente Amersfoort. De maatregelen voor landschap en cultuurhistorie worden opgenomen in het (Ontwerp-) Wegaanpassingsbesluit.
5.10. Kabels en leidingen Binnen het projectgebied komen geen planologisch relevante kabels en leidingen zoals hoge druk gasleidingen voor. In het kader van deze aanvraag blijft dit onderwerp dan ook buiten beschouwing. In het kader van de aanleg van de faseringsstroken worden wel weggebonden kabels en leidingen aangelegd/verlegd.
Maart 2011
37
6. Uitvoerbaarheid De uitvoerbaarheid van dit project de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing kunstwerken in Amersfoort is verdeeld in een drietal componenten. Deze componenten zijn in onderstaande tabel aangegeven:
Verschillende vergunningen Voor de werkzaamheden zijn er drie categorieën vergunningen die allen een andere procedure doorlopen: • vergunningen die passen binnen het geldende bestemmingsplan; • omgevingsvergunning (inclusief voorliggend projectbesluit), waarmee een afwijking van het bestemmingsplan wordt verkregen • vergunningen bij het (ontwerp) wegaanpassingsbesluit Omwonenden en belanghebbenden krijgen in 2010 en 2011 meerdere keren te maken met vergunningen, die op verschillende momenten worden aangevraagd. Daarop kunnen zij een zienswijze indienen en daar eventueel vervolgens tegen in beroep gaan.
Maart 2011
38
7. Conclusie In deze ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag omgevingsvergunning is het plan van Rijkswaterstaat verantwoord. Dit omvat de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van een drietal kunstwerken, ten behoeve van groot onderhoud. Dit is gebeurd conform de eisen van een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo. In deze aanvraag is onderbouwd dat met dit voornemen wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing. Navolgend wordt aan de hand van de belangrijkste conclusies bepaald dat is voldaan aan deze eisen. • Met de realisatie van de faseringsstroken is het mogelijk groot onderhoud te kunnen plegen aan het trajectdeel van de A28 gelegen tussen Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) en Amersfoort (knooppunt Hoevelaken), zonder de doorstroming ernstig te beperken. Door gebruik te maken van de faseringstroken blijft de capaciteit van dit deel van het traject twee keer twee rijstroken. Na voltooiing van het onderhoud gaat het verkeer weer naar de huidige plaats. De aangebrachte verharding ten behoeve van de faseringstroken blijft vervolgens gehandhaafd voor toekomstig gebruik conform het wegaanpassingsbesluit. • De voorgenomen verbreding van de A28 tussen Utrecht en Amersfoort is geen onderdeel van deze aanvraag omgevingsvergunning. De feitelijke verbreding van de A28 wordt geregeld in een aparte procedure op grond van de Spoedwet wegverbreding. Deze aanvraag omgevingsvergunning gaat enkel om het aanleggen en tijdelijk in gebruik nemen van de faseringsstroken tijdens onderhoud en het vernieuwen van een drietal kunstwerken. • Door de toename van verharding heeft de aanleg effecten op de ondergrond, waterhuishouding, archeologie, ecologie en landschap en cultuurhistorie. Deze effecten zijn beschreven in deze aanvraag omgevingsvergunning. Hieronder zijn in een tabel de belangrijkste conclusies weergegeven.
Maart 2011
39
Op basis van de hiervoor genoemde punten is voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en is er daarom geen bezwaar tegen de realisatie van de faseringsstroken en de vernieuwing van de drie kunstwerken. Het voorgenomen bouwplan is in relatie tot zijn omgeving zowel ruimtelijk, functioneel, economisch, maatschappelijk als milieuhygiënisch verantwoord.
Maart 2011
40
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M.C. Barendregt
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 05-04-2011 : : 26-04-2011 :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3732287 : 29 maart 2011 : HB-5
TITEL Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten.
BESLISPUNTEN 1. Een ontwerpverklaring van geen bedenkingen te verlenen voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten; 2. de onder 1. bedoelde ontwerpverklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen aan te merken indien blijkt dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit zijn ingediend; 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort.
AANLEIDING Op 10 december 2010 is door Rijkswaterstaat een aanvraag omgevingsvergunning voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort ingediend om groot onderhoud te kunnen verrichten. De faseringsstroken en de drie nieuwe kunstwerken zijn op een aantal plaatsen langs het traject in strijd met de geldende bestemmingsplannen. Er kan alleen medewerking worden verleend door het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure op grond van artikel 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Wabo-projectbesluit. Binnen de termijn van 26 weken – met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met 6 weken – dient een besluit te worden genomen op de aanvraag. In het kader van de uitgebreide voorbereidingsprocedure onder de Wabo stellen wij voor dat uw raad een ontwerpverklaring van geen bedenkingen (vvgb) verleent. De verklaring van geen bedenkingen kan slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Bijgevoegde ruimtelijke onderbouwing van maart 2011 geeft aan dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. Een samenvattende conclusie van de ruimtelijke onderbouwing is opgenomen op blz. 38 en 39. De aanvraag loopt vooruit op en deels parallel aan het ontwerp Wegaanpassingsbesluit. Uitgangpunt is dat Rijkswaterstaat één keer de weg op moet voor zowel het groot onderhoud als de definitieve wegverbreding. Het extra asfalt, dat voor het groot onderhoud wordt aangelegd, wordt later gebruikt voor de verbreding van de A28, maar wordt daarvoor pas in gebruik genomen nadat de procedure voor de wegverbreding is doorlopen. Op deze manier is er slechts één keer hinder voor omwonenden en weggebruikers. Rijkswaterstaat is bijzonder gebaat bij een voortvarend proces. Rijkswaterstaat is al begonnen met de werkzaamheden daar waar dat in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving. Het is van groot belang dat Rijkswaterstaat zo spoedig mogelijk ook op gronden met een strijdige bestemming kan starten met de werkzaamheden. Inlichtingen bij:
S.E. Eissens-Eigenhuis, SOB/RO, (033) 469 51 24
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3732287 pagina 2
HISTORIE De A28 is een belangrijke schakel in het landelijke netwerk van snelwegen. In de regio Utrecht is de A28 tussen Utrecht (knooppunt Rijnsweerd) en Amersfoort (knooppunt Hoevelaken) een belangrijke verbinding waarvan veel gebruik wordt gemaakt. De A28 wordt dan ook gekenmerkt door een hoge verkeersintensiteit. Noodzakelijk onderhoud Om de capaciteit van de weg te kunnen handhaven op het bestaande niveau is het noodzakelijk om diverse onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de bestaande infrastructuur. Dit groot onderhoud is de afgelopen jaren uitgesteld in verband met een lopende Spoedwetprocedure (zie hierna). De noodzaak tot onderhoud is in de huidige situatie echter groot en duldt geen verder uitstel. Om het onderhoud zo uit te kunnen voeren dat de huidige verkeerscapaciteit gehandhaafd blijft en de doorstroming zo goed mogelijk behouden blijft, is de aanleg van faseringsstroken noodzakelijk. Een faseringsstrook is een strook die naast de bestaande rijstroken wordt aangelegd, waar verkeer tijdelijk overheen geleid kan worden bij werkzaamheden aan het bestaande asfalt. Ter plaatse van enkele kruisingen is de bestaande breedte van de weg beperkt tot de beschikbare breedte van de kunstwerken (dat zijn bouwwerken zoals bruggen, duikers en viaducten). Om de aanleg van de faseringsstroken mogelijk te maken zijn bredere kunstwerken noodzakelijk. Voor een aantal kunstwerken geldt dat deze aanpassingen niet passen binnen de geldende bestemmingsplannen. Binnen de gemeente Amersfoort geldt dit voor een drietal kunstwerken, te weten: Kunstwerk 7 Pon-lijn, Kunstwerk 8 Heiligenbergerbeek, Kunstwerk 11 Valleikanaal. Relatie met lopende Spoedwetprocedure (het Wegaanpassingsbesluit) en Knooppunt Hoevelaken In juni 2003 is de Spoedwet Wegverbreding in werking getreden. De Spoedwet maakt het mogelijk via aangepaste procedures voor een aantal weggedeelten van belangrijke doorgaande verbindingen oplossingen te realiseren die de doorstroming van het verkeer verbeteren, het Wegaanpassingsbesluit. Doel is de betreffende weggedeelten tijdens de spits efficiënter te benutten. Ook de A28 tussen Utrecht en Amersfoort is opgenomen in de Spoedwet. De aanpassing betreft de uitbreiding van de autosnelweg A28 van 2x2 naar 2x3 rijstroken op het traject Utrecht – Leusden- Zuid, het realiseren van plusstroken op het traject Leusden-Zuid – Hoevelaken en een verbreding van de verbindingsboog van de A28 Zuid naar de A1 Oost van 1 naar 2 rijstroken en overige maatregelen. Met de aanwijzing van dit weggedeelte als “Spoedwetproject” werd besloten om het onderhoud aan de weg uit te stellen totdat de besluitvorming voor de verbreding afgerond is. Daarmee zou de wegverbreding en het onderhoud in één werk uitgevoerd kunnen worden. Dit zou de weggebruiker en omwonenden slechts één keer hinder opleveren. Op de wegverbreding is de regeling van de milieu-effectrapportage (MER) uit de Wet milieubeheer van toepassing. Het ontwerp-Wegaanpassingsbesluit A28 Utrecht-Amersfoort zal vergezeld gaan van een milieu-effectrapport (MER). Het opstellen van het MER en (ontwerp-)Wegaanpassingsbesluit zijn vertraagd. Met onderhoud kan echter niet gewacht worden tot de Spoedwet procedure volledig is doorlopen en het Wegaanpassingsbesluit rechtskracht heeft verkregen, gezien de huidige staat van de weg en de kunstwerken. Het onderhoud zal daarom vooruitlopend op de verbreding uitgevoerd worden. Om de verkeersdoorstroming zo min mogelijk te hinderen, wordt de verharding nu al zo aangelegd dat het in de toekomst gebruikt kan worden als derde rijstrook dan wel plus/weefstrook. Hiermee wordt voorkomen dat er na het nemen van het wegaanpassingsbesluit nogmaals asfalteringswerkzaamheden plaats moeten vinden. De faseringsstroken worden echter niet als extra rijstrook of plusstrook gebruikt voordat het gebruik hiervan wettelijk geregeld is in het wegaanpassingsbesluit. Deze aanvraag omgevingsvergunning betreft dan ook uitsluitend het aanleggen van de faseringsstroken met bijbehorende voorzieningen en de sloop en bouw van een drietal kunstwerken. Met raadsinformatiebrief 2010-133 is uw raad geïnformeerd over ons besluit om medewerking te verlenen aan voorliggend Wabo-projectbesluit. Daarnaast zijn de drie projecten van Rijkswaterstaat (Groot onderhoud, Spoedwet wegverbreding (het Wegaanpassingsbesluit) en Knooppunt Hoevelaken) uit het pakket VERDER nader toegelicht.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3732287 pagina 3
1. Groot onderhoud
Groot onderhoud inclusief de aanleg van wegverbredingen.
2. Spoedwet wegverbreding (Wegaanpassingsbesluit)
Besluit om de wegverbredingen open te stellen als spitsstroken in het kader van de Spoedwet Wegverbreding.
3. Knooppunt Hoevelaken
Verbetering doorstroming van het verkeer door reconstructie van Knooppunt Hoevelaken en het verbreden van de aansluitende weggedeelten van de A1 en A28.
De definitieve wegverbreding die op grond van de Spoedwet Wegverbreding zal worden gerealiseerd is vanuit de invalshoek van de planstudie Knooppunt Hoevelaken een tijdelijke voorziening. Met Rijkswaterstaat is de afspraak gemaakt dat de uitvoering van het Wegaanpassingsbesluit de planvorming rondom knooppunt Hoevelaken niet in de weg mag staan. Op 25 januari 2011 heeft u besloten dat een verklaring van geen bedenkingen van uw raad is vereist bij een Wabo-projectbesluit. Het onderhavige voorstel voorziet in de afgifte van een ontwerp verklaring van geen bedenkingen.
BEOOGD EFFECT Het verlenen van een ontwerpverklaring van geen bedenkingen is nodig voor het doorlopen van de procedure voor het Wabo-projectbesluit voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten. Met de verklaring geeft uw raad aan akkoord te gaan met het afwijken van de geldende bestemmingsplannen. Het doel is om tijdens het uitvoeren van het groot onderhoud de doorstroming te waarborgen.
ARGUMENTEN 1.1 Groot onderhoud is noodzakelijk De technische levensduur van grote delen van de A28 is aan zijn einde. Dit blijkt uit rafeling, scheurvorming, rijspoordiepte, dwarshelling, langsonvlakheid, stroefheid en draagvermogen van het asfalt. Voor de weggebruiker wordt de noodzaak voor onderhoud ook zichtbaar. In augustus 2010 zijn op de A28 snelheidsbeperkingen doorgevoerd vanwege het teruglopen van stroefheid (gladheid). Daarnaast moet de weg regelmatig worden afgesloten om spoedreparaties uit te voeren. Ook de onderhoudsstaat van de kunstwerken wordt bewaakt door Rijkswaterstaat. Alle kunstwerken op de A28 blijken constructief “op” te zijn en achterstallig onderhoud te hebben. Bij het ene kunstwerk voldoet alleen het dek niet, bij het andere kunstwerk voldoet niets. 1.2 Het aanleggen van faseringsstroken is nodig om de doorstroming te garanderen tijdens de uitvoering van het groot onderhoud
De A28 is een belangrijke schakel in het verkeersnetwerk van Nederland en daarom zal het onderhoud zo uitgevoerd moeten worden dat het verkeer toch doorgang kan vinden. Dit houdt in dat er extra asfalt voor de faseringsstroken aangelegd moet worden zodat het verkeer tijdens onderhoud van de bestaande weg daarover geleid kan worden. Op deze manier kan de weggebruiker ook tijdens de werkzaamheden zijn weg via de A28 blijven vervolgen. 1.3 De faseringsstroken worden zo aangelegd dat ze na het Wegaanpassingbesluit gebruikt kunnen worden als plusstroken Om de verkeersdoorstroming zo min mogelijk te hinderen, wordt de verharding nu al zo aangelegd dat het in de toekomst gebruikt kan worden als derde rijstrook dan wel plus/weefstrook. Hiermee wordt voorkomen dat er na het nemen van het wegaanpassingsbesluit nogmaals asfalteringswerkzaamheden plaats moeten vinden. De faseringsstroken worden echter niet als extra rijstrook of plusstrook gebruikt voordat het gebruik hiervan wettelijk geregeld is in het wegaanpassingsbesluit. Deze aanvraag omgevingsvergunning betreft dan ook uitsluitend het aanleggen van de faseringsstroken met bijbehorende voorzieningen en de sloop en bouw van een drietal kunstwerken.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3732287 pagina 4
2.1 De proceduretijd kan versneld worden Het aanmerken van de ontwerpverklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen op het moment dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit worden ingediend. Dit betekent een versnelling van de procedure en een grotere kans om de vergunning binnen de proceduretijd (32 weken) te verlenen. Rijkswaterstaat is al begonnen met de werkzaamheden daar waar dat in overeenstemming is met de geldende plannen. Het is van groot belang dat Rijkswaterstaat zo spoedig mogelijk ook op gronden met een strijdige bestemming kan starten met de werkzaamheden. 3.1 Een exploitatieplan is niet nodig Op grond van artikel 6.12 Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In voorliggend geval gaat het niet om een aangewezen bouwplan zodat er ook geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
KANTTEKENINGEN 1.1 Communicatie met inwoners van Amersfoort Er kan doordat er twee procedures naast elkaar lopen, voorliggend Wabo-projectbesluit voor het groot onderhoud en het Ontwerp-wegaanpassingsbesluit voor de definitieve wegverbreding, verwarring ontstaan bij de Amersfoortse inwoner. Door publicaties in de plaatselijke kranten worden de procedures duidelijk uitgelegd. Ook op de informatieavond van 4 april 2011 legt Rijkswaterstaat de procedures aan bezoekers uit. De gemeente is dan ook vertegenwoordigd.
FINANCIËN Tussen de gemeente Amersfoort en Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over de verrekening van de door de gemeente gemaakte kosten. Hierin is afgesproken dat kosten die buiten de reikwijdte van de Legesverordening vallen en die gemaakt worden vanwege de spoedeisendheid van de procedure door Rijkswaterstaat worden vergoed. Er zal met Rijkswaterstaat een overeenkomst worden gesloten waarin wordt vastgelegd hoe Rijkswaterstaat mogelijk uit te keren tegemoetkomingen voor planschade zal vergoeden. De voorbereiding daarvan zal tijdig tussen de gemeente en Rijkswaterstaat worden opgestart.
VERVOLG Na de besluitvorming door uw raad wordt de ontwerpverklaring van geen bedenkingen samen met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor een ieder zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn bestaat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Als geen zienswijzen worden ingediend binnen deze termijn, wordt de omgevingsvergunning zo spoedig mogelijk daarna verleend.
BETROKKEN PARTIJEN De ruimtelijke onderbouwing is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Utrecht, de VROM-Inspectie en Waterschap Vallei&Eem. De provincie Utrecht en het Waterschap Vallei & Eem hebben positief geadviseerd. Van de VROM-inspectie van Ministerie van Infrastructuur en Milieu is geen reactie ontvangen. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
L.M.M. Bolsius
Bijlagen:
- ontwerp-raadsbesluit - Ruimtelijke onderbouwing ‘Aanleg faseringsstroken en vernieuwing drie kunstwerken op de A28 Utrecht Amersfoort’ maart 2011
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.3732287
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 maart 2011, sector SOB/RO (nr.3732287); b e s l u i t: 1. een ontwerpverklaring van geen bedenking te verlenen ten behoeve van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de aanleg van faseringsstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort om groot onderhoud te kunnen verrichten; 2. de onder 1. bedoelde ontwerpverklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen aan te merken indien blijkt dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit zijn ingediend; 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor de aanleg van faseringstroken en vernieuwing van drie kunstwerken op de A28 Utrecht-Amersfoort.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Slaagseweg 31 Ruimtelijke onderbouwing #3709033
23 maart 2011
1
2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
Hoofdstuk 3
Beleidskader
Hoofdstuk 4
Landschappelijke en planologische inpasbaarheid
Hoofdstuk 5
Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7
Samenvatting en conclusie
3
4
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1. Algemeen Bij de gemeente Amersfoort is op 21 december 2010 een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnengekomen voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal ten behoeve van een rietdekkersbedrijf op het perceel Slaagseweg 31 te Amersfoort, kadastraal bekend gemeente Amersfoort, sectie P, nr. 69 (gedeeltelijk). In onderhavige ruimtelijke onderbouwing wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning onderbouwd met een goede ruimtelijke onderbouwing, zoals dat is vereist op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het perceel Slaagseweg 31 betreft een voormalig agrarisch bedrijf. Vanuit de Maatweg wordt hier een rietdekkersbedrijf naartoe verplaatst. Het perceel krijgt een nieuwe inrichting. Alle bebouwing wordt gesloopt in ruil voor twee nieuwe woningen. Achter een van de woningen komt een bedrijfshal van maximaal 225 m2 voor de vestiging van het rietdekkersbedrijf. Het geheel krijgt een landschappelijke inrichting. Binnen het geldende bestemmingsplan Buitengebied I en II is het niet mogelijk medewerking te verlenen aan de aanvraag. De aanvraag past wel binnen het nieuwe ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied-West dat binnenkort ter inzage wordt gelegd. Doel van de aanvraag is de bouw van de woningen en de bedrijfshal mogelijk te maken, vooruitlopend op het actualiseren van het geldende bestemmingsplan. 1.2. Ligging plangebied Het projectbesluit betreft een perceel globaal gelegen tussen de Slaagseweg en de Krachtwijkerweg. In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.
5
De globale begrenzing van het perceel is in de volgende figuur weergegeven.
6
Hoofdstuk 2 2.1
Planbeschrijving
Huidige situatie
Het perceel Slaagseweg 31 is gesitueerd in het bestemmingsplan Buitengebied I en II (vastgesteld op 29-9-1987, goedgekeurd door GS d.d. 17-5-1988 en onherroepelijk d.d. 27-5-1991) en heeft de bestemming Agrarische doeleinden met een bouwvlak met een oppervlakte van 5536 m2. In de huidige situatie is er sprake van een voormalig agrarisch bedrijf. De oppervlakte van het erf bedraagt 6800 m2. Het huidig bebouwingsoppervlak is 820 m2 (70 m2 woning, 750 m2 bedrijf). Afbeelding huidige situatie
2.2
Nieuwe situatie
Onderhavige aanvraag voor een omgevingsvergunning is een uitvloeisel van de gesprekken die hebben plaatsgevonden met aanvrager over de verplaatsing van de woning en het bedrijf van aanvrager naar het perceel Slaagseweg 31. Aanvrager woont naast de ziekenhuislocatie aan de Maatweg. Verplaatsing is wenselijk vanuit maatschappelijk oogpunt. Ten behoeve van de verplaatsing is het perceel Slaagseweg 31 aangekocht. In de nieuwe situatie is er sprake van 2 woningen met een oppervlakte van 133 m2 + bijgebouw 75 m2 = 208 m2. De maximum inhoud per woning bedraagt 600 m3 . Samen met de schuur met een oppervlakte van 225m2 komt het totale oppervlak op 641 m2.
7
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Gemeentelijk beleid
3.1.1. Ruimtelijke Verkenning Buitengebied West, 2009 In de visie Hoogland-West (Ruimtelijke Verkenning Buitengebied West, 2009) staat dat de belangrijkste opgaven voor Hoogland-West zijn: het versterken van de ecologische en landschappelijke kwaliteit en het vergroten van de toegankelijkheid. Daarnaast geeft de visie ruimte aan nieuwe ontwikkelingen. 3.1.2. Uitvoeringsprogramma Hoogland-West De ambitie van de gemeente Amersfoort is om sturing te geven aan de uitvoering van de ruimtelijke visie Hoogland-West. Het uitvoeringsprogramma geeft aan hoe de gemeente de regie voert, welke partijen bij de uitvoering zijn betrokken en hoe particulieren en overheden een (financiële) bijdrage leveren. Het doel van de uitvoering is om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te verbeteren. De te realiseren kwaliteit verschilt per onderdeel en is aangegeven in de visie. In het uitvoeringsprogramma is aangegeven wat het doel is, wie de partners zijn, welke rol de gemeente vervult (proactief of reactief), hoe de financiering is geregeld en wat de planning is. 3.1.3. Groen-Blauwe Structuur in 2015 Het buitengebied van Amersfoort is bij uitstek geschikt voor ecologische ontwikkeling en voor extensief recreatief gebruik, zoals wandelen en fietsen. Intensieve vormen van grondgebruik (onder meer van recreatie) zullen juist in het binnenstedelijk gebied en in de stadsranden gesitueerd moeten worden. Door middel van een zonering kan intensief grondgebruik in de stad worden bevorderd en een extensiever grondgebruik in het buitengebied. Naast het patroon van extensiever ruimtegebruik naar buiten toe, is in het deelgebied Eemloop en omgeving nog een zonering van belang. Langs de Eem ligt de nadruk op de ontwikkeling van natuur. In het gebied tussen de Coelhorsterweg-Slaagseweg, Mgr. van de Weteringstraat en de Bunschoterstraat is het beleid van de gemeente gericht op meer recreatie. 3.1.4. Bestemmingsplan Buitengebied-West (ontwerp) Het perceel Slaagseweg 31 is gesitueerd in het gebied waarvoor binnenkort een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Voor het perceel Slaagseweg worden de bestemmingen Wonen, Tuin en de aanduiding Rietdekkersbedrijf opgenomen.
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1. Overleg provincie Over de bouw van de woningen en de bedrijfshal ten behoeve van het rietdekkersbedrijf heeft nauw overleg met de provincie plaatsgevonden. De provincie onderschrijft de samenhang van de twee locaties met betrekking tot de landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteitsverbetering van de gebieden van zowel de Maatweg als de Slaagseweg. Bij de Slaagseweg gaat het met name om de landschappelijke kwaliteitsverbetering van het bijzondere (agrarische) nationaal landschap. De provincie heeft hierbij benadrukt dat de criteria in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling vooral gericht moet zijn op de landschappelijke kwaliteitsverbetering en de context. De inpassing moet passend zijn binnen de aanwezige bebouwingsstructuur en de overgang van het extreem open landschap naar het besloten hoeven landschap. Bij de nieuwe erfinrichting dient zorgvuldig aandacht te worden besteed aan een 8
passende erfbeplanting en compositie van de gebouwen op de kavel. Er moet sprake zijn van een niet te diepe kavel en de kaveldiepte moet afgestemd worden op de buurerven. De bouwvolumes moeten zich voegen in de omgeving. Een rietdekkersbedrijf is een redelijk passende functie op deze locatie. Voorwaarde is wel dat de woonfunctie prevaleert en waarbij de rietdekkersfunctie als ondergeschikte subbestemming wordt toegestaan. Het tekort aan vierkante meters te slopen bedrijfsgebouw zal dan moeten worden gecompenseerd met kwaliteitsverbetering, samenhangend met genoemde uitgangspunten. Verder gelden de volgende voorwaarden: • een maximum van 600 m3 per woning mag niet worden overschreden. • De bouwvolumes moeten zodanig zijn dat deze toekomstvast zijn: er moet sprake zijn van volwaardige woningen. • De bedrijfsbebouwing mag geen groei kennen in de toekomst. Aan de voorwaarden van de provincie wordt voldaan. Daarom gaan we er van uit dat er geen sprake is van strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Utrecht (zie hieronder). 3.2.2. Provinciale beleidsdocumenten De aanvraag voor de omgevingsvergunning aan de Slaagseweg is getoetst aan het toepasselijke provinciaal beleid, zoals dat is neergelegd in verschillende beleidsdocumenten. Op 13 december 2004 hebben Provinciale Staten van Utrecht het Streekplan 2005-2015 vastgesteld. Dit Streekplan is op 1 juli 2008 beleidsneutraal omgezet naar de Ruimtelijke Structuurvisie Utrecht. Provinciale Staten hebben hiervoor de ‘Beleidslijn nieuwe Wro’ vastgesteld op 23 juni 2008. Het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied. Hierbij staan de landschappelijke kernkwaliteiten centraal. Daarbij gaat het zowel om de kwaliteit van de afzonderlijke landschapstypen als om de contrasten tussen de verschillende typen landschappen. Een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie, gericht op versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten, draagt hieraan bij. Het hoge verstedelijkingsniveau in stadsgewesten Utrecht en Amersfoort vraagt als tegenpool om een aantrekkelijk en divers landelijk gebied met een hoge gebruikswaarde. Instrumenten als Ruimte voor ruimte, Rood voor groen en plattelandsvernieuwing worden gestimuleerd. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De Utrechtse verordening is gebaseerd op het Wro-proof gemaakte Streekplan (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro). De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009. Ruimtelijke plannen dienen vooraf te worden getoetst aan de Provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Utrecht.
9
Hoofdstuk 4
Landschappelijke en planologische inpasbaarheid
4.1 Uitgangspunten landschappelijke inpasbaarheid Als algemeen uitgangspunt voor de herontwikkeling van het perceel Slaagseweg 31 geldt de provinciale Ruimte voor ruimteregeling die ook in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied-West zal worden verwerkt. Deze regeling heeft tot doel om met name de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied,zowel ruimtelijk als functioneel, te verbeteren. Daarbij wordt agrarische bebouwing, die qua functie en verschijningsvorm als storend in het landschapsbeeld wordt ervaren, gesloopt en vervangen door bebouwing (en beplanting) die wel passend is in het landschap. Het perceel Slaagseweg 31 is gelegen op de overgang van het open slagenlandschap naar het meer besloten hoevenlandschap. De huidige bebouwing doet afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten van deze plek. Ook de aanwezige erfbeplanting geeft geen passend antwoord op het markante landschappelijke gegeven. Voor de herontwikkeling van deze plek gelden verder de volgende uitgangspunten: • De aanwezige bebouwing is van dusdanige kwaliteit en niet passend in het landschap dat alle aanwezige bebouwing gesloopt dient te worden. • Door middel van robuuste elzensingels op de kavelgrenzen moet de overgang van het open slagenlandschap naar het meer besloten hoevenlandschap worden gemarkeerd. • Schaal en maat van de bebouwing moeten meer in overeenstemming worden gebracht met de schaal van het omringende landschap en de maat van de beschikbare kavel. • Het totale bebouwingsvolume dient te verminderen t.o.v. het huidige volume. • De grootte van het erf bedraagt 6800 m2. De openheid van de rest van de kavel blijft gehandhaafd (agrarisch/natuur). Vanuit bovengenoemde algemene en aan de situatie ontleende uitgangspunten is onderstaande verkavelingsopzet ontwikkeld.
•
Op de twee slagen zijn twee erven van verschillende lengte gecreëerd, zodat een geleidelijke overgang ontstaat van open naar meer besloten landschap. Totale oppervlakte: 6800 m2. 10
• • • • • •
Langs de erfgrenzen staan houtsingels van minimaal 5 meter breed. Tussen de erven komt een oprijlaan met losse bomen. De afstand tussen de nieuwe bebouwing (rooilijn) en de Slaagseweg bedraagt minimaal 20 meter. De woonbebouwing is verschillend van architectuur,volume en orientatie op de Slaagseweg (kaprichting). De nieuwe bedrijfsbebouwing is achter de woning gesitueerd, niet zichtbaar vanaf de Slaagseweg. Achter de schuur komt een Elzenbosje die de schuur aan het zicht onttrekt vanaf de Krachtwijkerweg.
4.2. Uitgangspunten planologische inpasbaarheid De verkaveling zal worden opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied-West. Daarbij zullen ook de aan- en bijgebouwen als zodanig worden bestemd. Het rietdekkersbedrijf wordt middels een nadere aanduiding ‘rietdekkersbedrijf’ bij de woonbestemming mogelijk gemaakt. Het rietdekkersbedrijf mag geen verdere groei kennen in de toekomst. Het bestemmingsplan zal dan ook geen groeimogelijkheden bieden. Met de aanvrager is een overeenkomst gesloten, waarin de aanvrager verplicht wordt tot het slopen van de bestaande bedrijfsbebouwing en het verwijderen van overtollige erfverharding binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de benodigde vergunningen. Tevens heeft de aanvrager zich verplicht een bijdrage te leveren aan de versterking van de ecologische en ruimtelijke structuur binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de benodigde vergunningen (conform inrichtingsvoorstel Slaagseweg, zie hierboven).
11
Hoofdstuk 5
Omgevingsaspecten
Ten behoeve van dit projectbesluit zijn de volgende omgevingsaspecten beoordeeld. Bodemonderzoek Voor het gehele perceel is in december 2007 een bodemonderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik van het perceel voor woondoeleinden en het rietdekkersbedrijf. Er is in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Luchtkwaliteit/ externe veiligheid/akoestiek De aspecten luchtverontreiniging, externe veiligheid en geluid leveren geen belemmeringen op. Wat het laatste milieuaspect betreft: de locatie ligt meer dan 600 m uit de rijksweg A1. Onderzoek naar de geluidsbelasting van deze weg is niet vereist. Op basis van geluidsberekeningen Slaagseweg (zie bijlage) bedraagt de geluidsbelasting op 30 meter uit de as van de weg niet meer dan 44,05 dB en voldoet daarmee ruimschoots aan de toelaatbare grenswaarde van 48 dB. De woning op een afstand van 34 m uit de wegas ondervindt vanwege een grotere afstand een lagere geluidbelasting dan genoemde woning. Op basis daarvan kan verder akoestisch onderzoek achterwege blijven en zijn voor het geluid van wegverkeer geen extra gevelisolatiemaatregelen vereist. Werking van omliggende bedrijven en eventuele benodigde meldingen/vergunning De minimale afstand van de toekomstige woningen (geurgevoelige bestemmingen) moeten op 50 meter zijn gelegen van een ander agrarisch bouwblok (omgekeerde werking Wet geurhinder en Veehouderijen). Verder zal mogelijk een melding moeten worden gedaan op grond van het Barim. Via deze link http://aim.vrom.nl wordt beoordeeld in hoeverre en de soort melding die noodzakelijk is voor vestiging van het rietdekkersbedrijf. Flora en Fauna Omdat er gebouwen gesloopt gaan worden is een flora- en faunaonderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat het overtreden van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet kan worden voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen. Het gaat dan om het slopen buiten de broedperiode, het controleren van de te slopen panden op de aanwezigheid van de kerkuil. In 2011 dient onderzoek naar vleermuizen in het woonhuis plaats te vinden. Indien zich vleermuizen in het gebouw bevinden zullen mitigerende en mogelijk compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Watertoets Aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat geen uitlogende bouwstoffen gebruikt mogen worden en in verband met hoge grondwaterstanden in het gebied moet kruipruimteloos gebouwd worden. Een kelder is wel mogelijk deze moet echter tot bovenkant maaiveld waterdicht worden gebouwd. In het buitengebied is een drukriool aangelegd. Dit riool is niet geschikt voor de afvoer van hemelwater. De afvoer van het regenwater van een perceel moet bij voorkeur door infiltreren in de bodem (rijksbeleid tegen verdroging) dan wel afvoeren naar open water, sloot of wetering op het terrein. Wanneer regenwater wordt geloosd op nabijgelegen sloten dient hiervoor vergunning aangevraagd te worden bij het Waterschap Vallei&Eem.
12
Archeologie Het plangebied is gelegen binnen een zone met lage archeologische verwachting, zoals aangegeven op de archeologische beleidskaart (augustus 2010). Voor plangebieden met bodemingrepen kleiner dan 10.000 m² geldt dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Slopen De benodigde omgevingsvergunning voor het slopen is reeds verleend. Ophogen Voor het ophogen met zand is geen vergunning nodig. Het gebied ligt niet in een waterbergingsgebied van het Waterschap. Kappen Er is een omgevingsvergunning nodig voor de kap van de bomen. Het perceel ligt buiten de bebouwde kom voor de Boswet. Er is dus een melding nodig aan de Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I. Daarbij moet tevens een compensatieverzoek om de houtopstand elders te mogen planten worden gedaan. Het inrichtingsplan dient daarbij als basis.
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële uitvoerbaarheid Kosten van grondexploitatie De kosten van grondexploitatie aan de zijde van de gemeente bestaan uit de kosten van verwerving, bouwrijp maken, plan- en apparaatskosten en (mogelijke) planschade. De te ontwikkelen gronden behoorden in eigendom toe aan de gemeente. De te ontwikkelen gronden zijn door de gemeente verkocht aan de huidige eigenaren (verkoopovereenkomst Slaagseweg 31). Met die verkoop zijn binnen het project opbrengsten gegenereerd. De opbrengsten van de verkoop zijn echter niet voldoende om de volledige kosten van grondexploitatie te dekken. De daarvoor aanvullend benodigde middelen zijn reeds beschikbaar gesteld door afboeking van de kritische boekwaarde van het strategisch vastgoed. Dit is met de jaarrekening 2009 vastgesteld. De voorziene ontwikkeling is gelet op vorenstaande financieel gezien sluitend. De in onderhavige besluit voorziene ontwikkeling is in zoverre financieel uitvoerbaar. Realisatie van de voorziene ontwikkeling De realisatie van de voorziene ontwikkelingen geschiedt voor rekening en risico van de eigenaren. De daartoe benodigde omgevingsvergunning is inmiddels aangevraagd. Verplichting vaststelling exploitatieplan Hiervoor is onder “kosten van grondexploitatie”aangegeven hoe de kosten van grondexploitatie aan de zijde van de gemeente zijn verzekerd door middel van de opbrengsten van de grondverkoop en het beschikbaar stellen van aanvullende middelen bij de jaarrekening 2009. Daarmee is er, gelet op het bepaalde in artikel 6.12, tweede lid Wet ruimtelijke ordening, geen verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De aanvraag van de omgevingsvergunning wordt voor een ieder ter inzage gelegd, zoals dit is voorgeschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht. 13
Hoofdstuk 7
Samenvatting en conclusie
In deze ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag omgevingsvergunning is het plan van aanvrager verantwoord. Dit plan omvat de bouw van twee woningen en een bedrijfshal voor een rietdekkersbedrijf op het perceel Slaagseweg 31. Dit is gebeurd conform de eisen van een omgevingsvergunning ex artikel 2,12, lid 1, onder a, sub 3 van de Wabo. In deze aanvraag is onderbouwd dat met dit voornemen wordt voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing. De aanvraag pas zowel binnen het gemeentelijk beleid, als het beleid van de provincie. De in hoofdstuk 5 opgenomen omgevingsaspecten vormen geen belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Het voorgenomen bouwplan is in relatie tot zijn omgeving zowel ruimtelijk, functioneel, economisch, maatschappelijk en milieuhygiënisch verantwoord.
14
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder M.C. Barendregt
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: 05-04-2011 : : 26-04-2011 :
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3720463 : 30 maart 2011 : HB-6
TITEL Ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor verplaatsing rietdekkersbedrijf van Maatweggebied naar Slaagseweg 31
BESLISPUNTEN 1. Een ontwerpverklaring van geen bedenkingen te verlenen voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal voor een rietdekkersbedrijf op het perceel Slaagseweg 31, als gevolg van de ontwikkeling van het maatweggebied; 2. de onder 1. bedoelde ontwerpverklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen aan te merken indien blijkt dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit zijn ingediend; 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor de Slaagseweg 31.
AANLEIDING Op 21 december 2010 is een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal voor een rietdekkersbedrijf op het perceel Slaagseweg 31. Het rietdekkersbedrijf wordt verplaatst uit het Maatweggebied. Er kan medewerking worden verleend door het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure op grond van artikel 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Wabo-projectbesluit. Binnen de termijn van 26 weken – met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met 6 weken – dient een besluit te worden genomen op de aanvraag. In het kader van de uitgebreide voorbereidingsprocedure onder de Wabo stellen wij u voor een ontwerp ‘verklaring van geen bedenkingen’ (vvgb) te verlenen. De verklaring van geen bedenkingen kan slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Uit bijgevoegde ruimtelijke onderbouwing d.d. 23 maart 2011 blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 7 van de ruimtelijke onderbouwing is een samenvattende conclusie opgenomen.
HISTORIE Bij raadsinformatiebrief nr. 26 (2010) bent u geïnformeerd over de ontwikkelingen in het Maatweggebied. Een van die ontwikkelingen was de verplaatsing van het rietdekkersbedrijf Eggenkamp. De te ontwikkelen gronden behoorden in eigendom toe aan de gemeente. De te ontwikkelen gronden zijn door de gemeente verkocht aan de huidige eigenaren. Op 25 januari 2011 heeft u besloten dat een verklaring van geen bedenkingen van de raad is vereist bij een Wabo-projectbesluit. Het onderhavige voorstel voorziet in de afgifte van een ontwerpverklaring van geen bedenkingen.
BEOOGD EFFECT Het verlenen van een ontwerpverklaring van geen bedenkingen is nodig voor het doorlopen van de procedure voor het Wabo-projectbesluit voor het verplaatsen van het rietdekkersbedrijf naar het perceel aan Inlichtingen bij:
K.E. Vlaar-Zijderveld, SOB/RO, (033) 469 44 06
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3720463 pagina 2
de Slaagseweg. Met de verklaring geeft uw raad aan geen bedenkingen te hebben tegen de afwijking van het bestemmingsplan.
ARGUMENTEN 1.1 De verplaatsing van het rietdekkersbedrijf is nodig voor de ontwikkeling van het Maatweggebied Meander MC heeft het terrein en de opstallen van het rietdekkersbedrijf aangekocht. De landschappelijke inpassing van het ziekenhuisterrein wordt in het geheel verbeterd omdat het resterende gedeelte van het aangekochte terrein van het rietdekkersbedrijf natuurlijk wordt ingericht in aansluiting op de gewenste landschappelijke inrichting van het gehele gebied.
1.2
Het perceel Slaagseweg 31 is aangekocht voor de verplaatsing van Eggenkamp
Wij hebben voor de verplaatsing het perceel Slaagseweg 31 aangekocht. Inmiddels is het perceel verkocht aan de aanvrager. De bebouwing aan de Slaagseweg wordt landschappelijk ingepast. In het kader van het gevoerde vooroverleg met de provincie heeft de provincie laten weten akkoord te gaan met de verplaatsing. 2.1. Versnelling van de proceduretijd is van groot belang voor aanvragers Het aanmerken van de ontwerp-verklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen op het moment dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit worden ingediend, betekent een versnelling van de procedure. Dit is van groot belang voor de aanvragers en de ontwikkeling van het ziekenhuisterrein aan de Maatweg. Aanvragers zijn met Meander MC overeengekomen dat het perceel aan de Maatweg met ingang van 1 januari 2012 opgeleverd wordt. De verplaatsing van het rietdekkersbedrijf naar de Slaagseweg moet dan een feit zijn. Dit is alleen mogelijk als de benodigde omgevingsvergunning op korte termijn rechtskracht heeft. Om dit te bewerkstelligen wordt voorgesteld de ontwerpverklaring van geen bedenkingen aan te merken als definitieve verklaring als er geen zienswijzen worden ingediend. Het beslissen op een aanvraag van een omgevingsvergunning op grond van de Wabo is gemandateerd aan het adjunct Afdelingshoofd van de afdeling vergunningverlening. 3.1 Het kostenverhaal is anderszins verzekerd In artikel 6.12 Wro is bepaald dat uw raad in het kader van een Waboprojectbesluit kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden zijn anderszins verzekerd; 2. Het bepalen van een tijdvak of fasering waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden is niet noodzakelijk; 3. Het stellen van eisen en regels voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen, het inrichten van de openbare ruimte van het exploitatiegebied en de uitwerking betreffende de uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk. Met de eigenaar van het perceel is een overeenkomst gesloten. Het aanvullend in een exploitatieplan bepalen van een tijdsvak of fasering noch het aanvullend stellen van eisen en regels en de uitwerking van regels in een exploitatieplan wordt in deze noodzakelijk geacht. Op basis van artikel 6.12, lid 2 Wro kan uw raad in deze situatie besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
FINANCIËN Zoals in de ruimtelijke onderbouwing is weergegeven is de ontwikkeling financieel gezien sluitend en zijn er geen extra budgettaire consequenties.
VERVOLG Na de besluitvorming door uw raad wordt de verklaring van geen bedenkingen (ontwerp) samen met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor een ieder voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn bestaat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Als geen zienswijzen worden ingediend wordt de omgevingsvergunning zo spoedig mogelijk verleend na afloop van de zienswijzentermijn.
BETROKKEN PARTIJEN De concept-ruimtelijke onderbouwing is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Utrecht, de VROM-Inspectie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Waterschap Vallei&Eem.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3720463 pagina 3
De provincie Utrecht heeft positief geadviseerd. Waterschap Vallei&Eem heeft een opmerking gemaakt over het rioleringssysteem en een eventueel benodigde vergunning voor het lozen van regenwater. De ruimtelijke onderbouwing is op dit punt aangevuld. De VROM-Inspectie heeft laten weten geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
L.M.M. Bolsius
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - ruimtelijke onderbouwing d.d. 23 maart 2011 (nr. 3709033)
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.3720463
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 maart 2011, sector SOB/RO (nr.3720463); b e s l u i t:
1. een ontwerpverklaring van geen bedenkingen te verlenen voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen en een bedrijfshal voor een rietdekkersbedrijf op het perceel Slaagseweg 31, als gevolg van de ontwikkeling van het maatweggebied; 2. de onder 1. bedoelde ontwerpverklaring van geen bedenkingen als definitieve verklaring van geen bedenkingen aan te merken indien blijkt dat er geen zienswijzen tegen de ontwerpverklaring en het ontwerpbesluit zijn ingediend; 3. geen exploitatieplan vast te stellen voor de Slaagseweg 31.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Portefeuillehouder
: Presidium : Gemeenteraad : ---
B&W-vergadering De Ronde Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
: : : :
Aan
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3747313 : 29 maart 2011 : HB-7
----26-04-2011 26-04-2011
TITEL Vaststellen verslagen en besluitenlijsten
BESLISPUNTEN De besluitenlijst van Het Besluit 15 februari 2011 en de verslagen en besluitenlijsten van 1 maart tot en met 29 maart 2011 en vast te stellen
AANLEIDING Conform de Gemeentewet stelt de raad de eigen verslagen vast.
BEOOGD EFFECT Vaststelling van de verslagen en besluitenlijsten.
ARGUMENTEN Ingekomen voorstellen voor wijzigingen: Besluitenlijst Het Besluit 15 februari 2011 - Agendapunt 2, Podiumbeleid en risicomanagement Eemhuis, stemming M-2.1. Na ‘ingetrokken’ de volgende tekst toegevoegd: gezien toezegging wethouder. Besluitenlijst Het Besluit 29 maart 2011 - Agendapunt 2, Interpellatieverzoek over ‘Rijden chloortreinen’. Toezegging als volgt aangepast: De burgemeester zegt toe nut en noodzaak van de chloortransporten te onderzoeken, na te gaan welke verschillende soorten gevaarlijke transporten met welke frequentie over het grondgebied van Amersfoort passeren en de raad daar vervolgens over te informeren.
VERVOLG De concept-verslagen die op internet staan worden vervangen door de vastgestelde verslagen
Inlichtingen bij:
J.G. Richard-Pronk, GRF, (033) 469 42 39
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
BETROKKEN PARTIJEN Gemeenteraad.
Presidium van de gemeenteraad van Amersfoort de griffier,
de voorzitter,
A.M. van Omme
A. Houwing
Bijlagen :
- ontwerp-raadsbesluit
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.
3747313
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van het presidium van 29 maart 2011, GRF (nr. 3747313); b e s l u i t:
De besluitenlijst van Het Besluit 15 februari 2011 en de verslagen en besluitenlijsten van 1 maart tot en met 29 maart 2011 en vast te stellen: -
-
Besluitenlijst Het Besluit 15 februari 2011 (nr. 3709467) Besluitenlijst De Ronde 1 maart 2011, Kinderopvang (nr. 3719281) Verslag De Ronde 1 maart 2011, PvdA: Motie Korting subsidie bij overschrijding Balkenendenorm (nr. 3725543), besluitenlijst (nr. 3719267) Besluitenlijst De Ronde 1 maart 2011, Actualisatie detailhandelsbeleid (nr. 3719286) Verslag Het Besluit 1 maart 2011 (nr. 3730208), besluitenlijst (nr. 3719301) Besluitenlijst De Ronde 15 maart 2011, Onttrekken van een deel van de Lambert Heijnricsstraat aan het openbaar verkeer (nr. 3739900) Besluitenlijst De Ronde 15 maart 2011, Actualisatie detailhandelsbeleid (nr. 3739998) Besluitenlijst De Ronde 15 maart 2011, Bestemmingsplan Ligplaatsen voor woonboten (nr. 3739939) Verslag De Ronde 15 maart 2011, Toekomstgerichte media-agenda (nr. 3742078), besluitenlijst (nr. 3740274) Verslag De Ronde 15 maart 2011, Integraal Veiligheidsprogramma 2011-2014: Jaarplan 2011 (nr. 3742761), besluitenlijst (nr. 3740329) Verslag Het Besluit 15 maart 2011 (nr. 3742771), besluitenlijst (nr. 3739915) Besluitenlijst De Ronde 29 maart 2011, Invoeren reclamebelasting voor ondernemersfonds binnenstad (nr. 3749532) Verslag De Ronde 29 maart 2011, Concept-Woonvisie Amersfoort 2011-2020 (nr. 3757596), besluitenlijst (nr. 3749697) Verslag De Ronde 29 maart 2011Ruimte voor cultureel erfgoed (nr. 3757574), besluitenlijst (nr. 3749752) Verslag De Ronde 29 maart 2011, Motie PvdA: Verpaupering (Leusderweg) actief aanpakken (nr. 3757668), besluitenlijst (nr. 3749461) Besluitenlijst De Ronde 29 maart 2011, 1e Begrotingswijziging GGD Midden-Nederland (nr. 3749428) Besluitenlijst De Ronde 29 maart 2011, Starten vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1, Wro en nemen voorbereidingsbesluit voor hondenopvang Hoefseweg 3 (nr. 3749780) Verslag Het Besluit 29 maart 2011 (nr. 3757685), besluitenlijst (nr. 3755841)
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 april 2011. de griffier,
de voorzitter,