GEOMEX bvba Kapelleriestraat 3 8840 Staden Tel. 051 70 25 75 Fax 051 70 50 55 e-mail:
[email protected]
Onderzoek tot plan-MER-plicht (screening) RUP Zannekinlaan(bis)
Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer
1
Beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan en in voorkomend geval redelijke alternatieven voor het plan of onderdelen ervan
Initiatiefnemer Gemeente Veurne Sint-Denisplaats 16 8630 VEURNE
Bij gemeenteraadsbeslissing van 22 december 2008 werd GEOMEX bvba aangesteld als ontwerper van het RUP Zannekinlaan(bis). 1.1
Contactpersoon: Bert Desendere Stedenbouwkundig ambtenaar
Voorgeschiedenis
Momenteel valt uitvoeringsplannen:
het
plangebied
binnen
volgende
[email protected] Opdrachthouder GEOMEX bvba Kapelleriestraat 3 8840 STADEN
-
Gewestplan Veurne-Westkust (KB 6.12.1976) BPA Zannekinlaan (KB 23.07.1969, herzijn bij MB 16.01.1987) GRUP Zannekinlaan (definitief goedgekeurd 24.04.2007)
Contactpersoon: Sabien Tyberghien
[email protected]
BPA Zannekinlaan met aanduiding van de vijf herziene delen door het GRUP Zannekinlaan (goedgekeurd in 2007)
1.2
Doelstellingen en motivering
Het uitvoeringsplan Zannekinlaan(bis), dat een gedeeltelijke herziening vormt van het huidige BPA Zannekinlaan en het vigerend RUP Zannekinlaan, is tweeledig. Het eerste, niet-gebiedsdekkend, deel zorgt voor een overlay voor het vigerende BPA en voor het vigerende RUP. Dit deel heeft twee doelstellingen. De eerste doelstelling bestaat erin de mogelijkheid te bieden om zonnepanelen te plaatsen terwijl de tweede doelstelling erin bestaat om de mogelijkheid te creëren om carports te plaatsen. 1.2.1
Zonnepannelen
Het plaatsen van zonnepanelen wordt in de geldende verkavelingsvoorschriften niet expliciet verboden. De bepaling voor dakbedekkingen, dat “slechts pannen of leien zijn toegelaten” impliceert echter dat zonnepanelen niet zijn toegelaten. Op vandaag kunnen zonnepanelen enkel vergund worden mits het verkrijgen van een afwijking op de verkavelingsvoorschriften. Gezien het plaatsen van zonnepanelen actueel niet langer vergunningsplichtig is (onder bepaalde voorwaarden) wordt geopteerd om zonnepanelen e.d. toe te laten binnen het voorliggend RUP. Het expliciet toelaten van zonnepanelen in het RUP zal tot gevolg hebben dat de geldende verkavelingen gedeeltelijk zullen vernietigd worden voor dat deel dat handelt over het materiaalgebruik voor dakvlakken (“slechts pannen en leien zijn toegelaten”). 1.2.2
Carports
Voor carport geldt dezelfde redenering. De inwoners van het desbetreffende plangebied hebben nog steeds een afwijkende vergunning nodig voor het plaatsen van een carport aangezien dit impliciet door de verkavelingsvoorschriften wordt uitgesloten. In voorliggend RUP zullen carports onder voorwaarden (volume, plaatsing en voorkomen) worden toegelaten.
Het tweede deel van laatstgenoemd uitvoeringsplan is een gebiedsdekkend deel dat wordt afgebakend voor de realisatie van de gemeentelijke kinderopvang en de realisatie van sociale woongelegenheden. Ook hier zijn er twee doelstellingen, namelijk enerzijds het kunnen opstarten van een nieuwe gemeentelijke kinderopvang en anderzijds het kunnen realiseren van een aantal sociale woningen. Voor dit deel wordt het onderliggend BPA opgeheven en vervangen door de voorschriften van het RUP. Het bestemmingstype zal wijzigen van een ‘zone voor woongelegenheid’ naar een ‘gemengde zone voor gemeenschapsvoorzieningen ten behoeve van kinderopvang en sociale woningen.’ 1.2.3
KINDEROPVANG
De huidige kinderopvang is op vandaag gesitueerd in een zone voor groenvoorzieningen binnen het geldend BPA. Daarenboven kampt de kinderopvang met ruimtegebrek en een tekort aan comfort en faciliteiten om tegemoet te komen aan de richtlijnen van Kind en Gezin. De huidige planologische situatie laat echter niet toe om deze bestemming (gemeenschapsvoorziening, kinderopvang) te bevestigen en om volledig aangepaste accommodatie te voorzien en tegelijk een uitbreiding te realiseren. Vandaar dat in voorliggend plan een zone zal worden afgebakend waarbinnen voldoende mogelijkheden geboden worden voor de kinderopvang, zodat deze een oplossing kan bieden aan de huidige problemen.
Situering van het plangebied 1.2.4
SOCIALE WOONGELEGENHEDEN
De nood aan sociale woongelegenheden heeft er toe geleid dat de eventuele realisatie van een nieuw kinderdagverblijf zou gecombineerd worden met de realisatie van sociale woningen. De eigendomssituatie heeft aanleiding gegeven tot deze denkpiste daar het lot, palend aan het huidig kinderdagverblijf (woning aan de Brugsesteenweg, met tuin doorloopt tot het Bieswalplein) werd verworven.
Het verordenend plan zal tweeledig zijn en situeert zich in West-Vlaanderen, Veurne, ten Noord-Oosten van de Veurnse dorpskern. Het eerste deel (zie 2.1 Doelstellingen) omvat het volledig plangebied van het BPA Zannekinlaan (K.B. 1969), inclusief het RUP (Bestendige Deputatie 2007), bestaat uit vijf woonblokken met verweving van functies. Deze delen hebben een totale oppervlakte van 24ha 88a 55ca en worden begrensd door: -
in het in het in het Veurne in het
noorden: door de Brugse Steenweg; westen: door de Brugse Steenweg; zuiden: door de spoorweg tussen het station van en dat van Diksmuide; oosten: door de Rodestraat.
Een tweede deel (zie 2.1 Doelstellingen) bestaat uit een gebiedsdekkend deel dat wordt afgebakend: -
in in in in
het het het het
noorden: door de Brugse Steenweg; westen: door de Bieswalstraat; zuiden: door het Bieswalplein; oosten: door een woningblok.
Verkennend ontwerp kinderopvang en sociale woongelegenheden
1.2.5
Samenvatting
De herziening, onderwerp van deze nota, heeft aldus volgende probleemoplossende doelstellingen als onderwerp: 1. 2. 3. 4.
de mogelijkheid te bieden om zonnepanelen te plaatsen; de mogelijkheid te bieden om carports te plaatsen; een nieuwe gemeentelijke kinderopvang te realiseren; samen met een aantal sociale woningen.
Situering totaal plangebied
Situering plangebied eerste deel op orhtofoto (zie 2.2 Situering van het plangebied)
Situering plangebied tweede deel op orthofoto – meer gedetailleerd
1.3
Redelijke alternatieven en nulalternatief
Het RUP Zannekinlaan(bis) bestaat uit twee delen (zie supra). Beide delen zijn ontworpen om probleemoplossend te werken waarbij, voor het eerste niet-gebiedsdekkend deel, de nodige aanpassingen worden doorgevoerd aan de bestemmingsvoorschriften en, voor het tweede gebiedsdekkend deel, er een wijziging wordt voorzien in de huidige planologische situatie.
Situering plangebied tweede deel op orthofoto (zie 2.2 Situering van het plangebied)
Deze laatste wijziging is ruimtelijk, socio-economisch en milieukundig een verantwoorde keuze aangezien er nu reeds op die locatie een kinderdagverblijf wordt geëxploiteerd. Het gaat dus louter om een hernieuwing en uitbreiding van een bestaande activiteit die bovendien voor extra woongelegenheid zorgt in een zone die hiervoor specifiek is voorzien (zone voor woongelegenheid met inbegrip van garages). Bovendien zorgt laatstgenoemde aanpassing ervoor dat er niet langer expliciet een vergunning dient aangevraagd te worden voor het plaatsen van zonnepanelen en carports. Vanzelfsprekend brengt dit een belangrijke administratieve vereenvoudiging met zich mee. Rekening houdend met het bovenstaande alternatieve locaties onderzocht.
werden
geen
2
Toetsing aan de MER-plicht
Het nulalternatief zou inhouden dat, voor wat het eerste deel betreft, de bewoners of exploitanten van de geviseerde woonblokken met verweving van functies nog steeds impliciet verplicht zouden zijn om een afwijking op de verkavelingsvergunning aan te vragen voor wat betreft het plaatsen van zonnepannelen en carports. Alhoewel deze aanvragen nu systematisch worden goedgekeurd, komt dit uiteraard een administratieve vereenvoudiging niet ten goede. Voor wat het tweede deel betreft zou een nulalternatief een tweeledig gevolg hebben. Enerzijds zouden de faciliteiten van het huidige kinderdagverblijf geen hernieuwing kunnen ondergaan. Dit zou als gevolg hebben dat de tekortkomingen ten opzicht van de richtlijnen van Kind en Gezin zouden blijven bestaan. Op deze manier kan de toekomst van het huidig kinderdagverblijf niet worden gegarandeerd, wat uiteraard niet ten goede komt aan de lokale werkgelegenheid en dienstverlening. Anderzijds zou een nulalternatief tot gevolg hebben dat er geen sociale woongelegenheden zouden gecreëerd kunnen worden, terwijl hieraan een duidelijke nood is. Schematisch overzicht: toetsing aan de MER-plicht
Het voorliggend plan valt, conform criterium 1, onder de definitie van ‘plan of programma’ zoals bepaald in artikel 4.1.1, §1, 4° van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid. Het gaat immers om een plan of programma dat enerzijds ‘door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau wordt opgesteld en/of vastgesteld of door een instantie wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering te worden vastgesteld’ en anderzijds ‘op grond van decretale of van bestuursrechtelijke bepalingen is voorgeschreven.’ Bovendien valt dit plan ook onder het toepassingsgebied zoals bepaald in artikel 4.2.1 van datzelfde decreet.
3 Wat betreft het derde criterium dient nagegaan of het voorliggend plan, conform artikel 4.2.3, §2 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid, van rechtswege MERplichtig is. Artikel 4.2.3, §3 van het Decreet milieubeleid luidt hierover als volgt:
algemene
Beschrijving en beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten van het plan
mogelijke
Conform artikel 4.2.8, § 1 Decreet algemene bepalingen milieubeleid wordt hieronder een overzicht gegeven van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het plan op:
bepalingen
‘Voor een plan of programma, dat overeenkomstig artikel 4.2.1, eerste lid, onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, en dat het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhoudt, moet geen plan-MER worden opgemaakt voor zover de initiatiefnemer aan de hand van de criteria die worden omschreven in bijlage I, die bij dit decreet is gevoegd, aantoont dat het plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. […]’
Rekening houdend met het bovenstaande is het RUP niet van rechtswege onderworpen aan de plan-MER-plicht aangezien dit RUP slechts het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau en kleine wijzigingen inhoudt. Bovendien zal uit deze screening blijken dat het voorliggend plan, conform bijlage I van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid, geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
-
de gezondheid en veiligheid van de mens de ruimtelijke ordening de biodiversiteit de fauna en flora de energie- en grondstoffenvoorraden de bodem het water de atmosfeer de klimatologische factoren het geluid het licht de stoffelijke goederen het cultureel erfgoed, met inbegrip architectonisch en archeologisch erfgoed het landschap de mobiliteit de samenhang tussen de genoemde factoren
van
het
Dit overzicht wordt opgesteld aan de hand van een ingreepeffectenschema. Enkel die effecten die als ‘significant’ worden aanzien, worden verder in detail onderzocht.
3.1
Ingreepeffectenschema
Gezondheid van de mens
Ruimtelijke ordening
Biodiversiteit, flora en fauna
Energie- en grondstoffenvoorraad
Bodem
Water
Atmosfeer en klimatologische factoren
Geluid en trillingen
Licht Stoffelijke goederen en cultureel erfgoed
Landschap
Mobiliteit
27a 84 ca
T
N
N
N*
N
N
N
N
N*
N
N
N
N
Min. 14
P
N
N
N*
N
N
N*
N
N
N
N
N
N
Kinderdagverblijf
Binnen : min. 1000m² Buiten: min. 400 m³
P
O
N
N
N
N
N
N*
N*
N
N
N
N*
Sociale woningen
6
P
O
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N*
Ev. carports
Onbekend
P
N
N
N
N
N
N*
N
N
N
N
N
N
Ev. zonnepanelen
onbekend
P
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
Ingreep
Duur
Eerst afweging ten opzichte van de effectdisciplines
Omvang
Beschrijving ingreep in tijd en ruimte
Bouw kinderdagverblijf en sociale woningen Verhardingen (parkings)
N: niet significant effect N*: waarschijnlijk niet significant effect, effect zeer beperkt in ruimte en omvang, zeer lokaal effect S: (waarschijnlijk) significant effect O: positief effect P: permanent effect T: tijdelijk effect
3.2 3.2.1
De gezondheid en de veiligheid van de mens Referentie
Het doel van het RUP Zannekinlaan(bis) bestaat enerzijds uit het aanpassen van de huidige voorschriften van het vigerend RUP Zannekinlaan en anderzijds uit het realiseren van een gebiedsdekkend deel waardoor de oprichting van een gebouw, waarin zowel de gemeentelijke kinderopvang als zes sociale woningen ondergebracht zullen worden, mogelijk wordt.
3.3 3.3.1
De ruimtelijke ordening Referentie
Het plangebied is gelegen in de woonkern van Veurne, ten noord-oosten van de dorpskern. Het maakt een belangrijk deel uit van de stedelijke woonwijk ‘Nieuwstad’. Dit woongebied vormt, tezamen met de wijken ‘Voorstad’ en ‘Petit Paris’ een gordel van stedelijke woonwijken rond het historisch kerngebied van Veurne.
Actueel bevat laatstgenoemd gebiedsdekkend deel zowel het huidige gebouw voor de gemeentelijke kinderopvang als een woning. Deze zullen gesloopt worden en vervangen door de hierboven vermelde infrastructuur. 3.2.2
Beschrijving van het effect
Het effect van de uitvoering van het voorliggend RUP Zannekinlaan(bis) kan enkel positief worden gekenmerkt, vooral wat betreft de kinderopvang die men wenst te realiseren. Actueel kampt die gemeentelijke kinderopvang, als gevolg van de bestaande infrastructuur, immers met ruimtegebrek en een tekort aan faciliteiten om te voldoen aan de van toepassing zijnde richtlijnen van Kind en Gezin. Door de uitvoering van voorliggend RUP kunnen deze tekortkoming verholpen worden. Bovendien kunnen hierdoor ook verschillende sociale woningen worden opgetrokken. Het doel van het plan zal geen significant effect hebben. Wat betreft de omwonenden worden er geen significante effecten verwacht m.b.t. hun gezondheid en veiligheid. 3.2.3
Conclusie
De uitvoering van het RUP zal geen bijkomende risico’s voor de gezondheid en de veiligheid van de omwonenden opleveren.
Situering totaal plangebied op gewestplan (oranje lijn)
De gewestplanbestemming werd verfijnd door middel van het BPA Zannekinlaan waarvan een onderdeel op haar beurt werd verfijnd door het RUP Zannekinlaan. Het gebied bestaat uit woongebied met verweven functies (detailhandel, diensten en horeca). Voor wat betreft het niet-gebiedsdekkend deel van voorliggend RUP, zijnde het wijzigen van de voorschriften van het vigerende RUP m.b.t. de plaatsing van zonnepanelen en carports, is er geen significante impact voor de ruimtelijke ordening. De voorschriften zijn immers niet structureel gewijzigd en hebben enkel betrekking op de wijze waarop deze voorschriften worden toegepast. Er wordt hier aldus niet verder op ingegaan. Voor wat betreft het tweede gebiedsdekkend deel, zijnde de bestemmingswijziging van het vigerend BPA Zannekinlaan om de realisatie van het gemeentelijk kinderdagverblijf en de sociale woningen mogelijk te maken, wordt slechts een geringe impact op de ruimtelijke ordening voorzien.
3.3.2
Beschrijving effect
Het gebouw dat actueel dienst doet als kinderopvang dient, samen met de woning rechts hiervan, gesloopt. In de plaats komt het nieuwe gebouw voor de kinderopvang en zes sociale woningen die hierin worden geïntegreerd. De bestemming van deze oppervlakte (27 a 84ca) wordt ingekleurd als een gebied voor ‘gemeenschapsvoorzieningen ten behoeve van kinderopvang en sociale woningen.’ Voor alle bebouwingen volgende bepalingen: -
geld
voor
het
gebiedsdekkend
Het tweede gebied, een biologisch waardevol gebied dat zich kenmerkt met voedselrijke, stilstaande wateren, is verweven met het derde gebied, een biologisch minder waardevol gebied dat gekenmerkt wordt door ingezaaide soortenarme graslanden met verspreide biologische waarden. Volgens de biologische waarderingskaart bevinden er zich geen ecologische impuls-, habitat- of vogelrichtlijngebieden in de onmiddellijke omgeving.
deel
twee bouwlagen en een dak met maximale helling van 45° maximale kroonlijsthoogte = 7 meter maximale nokhoogte = 13 meter bouwdiepte = maximaal 14 meter
3.3.3
Conclusies
De uitvoering van het RUP zal geen noemenswaardige impact hebben op de ruimtelijke ordening.
3.4 3.4.1
De biodiversiteit, de fauna en de flora Referentie
Binnen het plangebied van voorliggend RUP zijn geen biologisch waardevolle gebieden gelegen. In de onmiddellijke nabijheid zijn deze echter wel aanwezig.
Biologische waarderingskaart
In het noord-oosten grenst een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, dat zich voornamelijk kenmerkt door graslanden met bomenrijen, houtkanten, enz, aan het plangebied. In het zuiden/zuid-oosten van het plangebied grenzen drie verschillende gebieden die een biologische waardering hebben aan het plangebied. Het eerste gebied wordt omschreven als biologisch waardevol en kenmerkt zich door soortenrijke cultuurgraslanden en zilte graslanden.
Complex elementen
Biologisch waardevol van
biologisch
minder
waardevolle
en
waardevolle
Faunistische belangrijke gebieden
3.4.2
Conclusies
De wijzigingen die door het voorliggend RUP worden gerealiseerd zijn dermate kleinschalig dat er geen effecten
zijn voor wat betreft de omliggende biodiversiteit, de fauna en flora. 3.5 3.5.1
De energie- en grondstoffenvoorraden Referentie
In de omgeving van ontginningsgebieden. 3.5.2
het
plangebied
liggen
Volgens de bodemgebruikskaart wordt het plangebied voornamelijk gebruikt voor ‘andere bebouwing’. In mindere mate wordt het gebied ook gebruikt voor akkerbouw en als weiland.
geen
Conclusies
De realisatie van het plangebied heeft geen gevolgen voor de verdere exploitatie van enige ontginningsgebieden. 3.6 3.6.1
De bodem Referentie
Binnen het bodemkaart, ‘kreekrug’ en uit ‘bebouwde
totale plangebied vinden we, volgens de hoofdzakelijk bodem terug van het type ‘poelgrond polders’ terug. Het overige bestaat zones’.
Bodemgebruikskaart Andere bebouwing Akkerbouw Weiland
Gezien het RUP zich bevindt in gemeente is het niet nodig oom landbouwpercelen toe te lichten.
het dorpscentrum de kwetsbaarheid
van van
de de
Momenteel zijn er geen gekende Vlarebo-activiteiten in het plangebied.
Bodemkaart Kreekrug Poelgrond polders
Conform de erosiekaarten ligt het plangebied in ‘zeer weinig erosiegevoelig’ gebied. In het zuiden grenst het plangebied wel aan een strook ‘matig erosiegevoelig gebied’ (rode strook op onderstaande afbeelding).
gebouw van de kinderopvang, samen met een aanpalende woning, gesloopt. De bebouwde oppervlakte zal aldus niet noemenswaardig toenemen. 3.6.3 Conclusies Het voorliggend RUP heeft geen significante effecten op de bodem. 3.7 3.7.1
Het water Referentie
Het plangebied bevindt zich olgens de Vlaamse hydrologische atlas in het IJzerbekken, meer concreet in het deelbekken ‘Veurne-ambacht’. Er zijn geen bevaarbare of onbevaarbare waterlopen aanwezig. Aan het plangebied situeert zich wel een onbevaarbare waterloop van de derde categorie, namelijk de ‘Proostdijkvaart’, en een bevaarbare waterloop, zijnde het kanaal ‘Plassendale-Duinkerken’.
Erosiekaart Geen erosie Matig erosiegevoelig
Indien we de GAS-kaart (gewenste agrarische structuurkaart) raadplegen, stellen we vast dat het plangebied zich bevindt binnen de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor de regio kust-polders-westhoek. Het plangebied ligt niet binnen herbevestigd agrarisch gebied. Vlaamse hydrologische atlas
3.6.2
Beschrijving van het effect
Het niet-gebiedsdekkend deel van voorliggend RUP heeft enkel betrekking op het wijzigen van bestemmingsvoorschriften voor wat betreft het plaatsen van zonnepanelen en carports. Het gebiedsdekkend deel betreft enkel het realiseren van een gebouw waar de gemeentelijke kinderopvang en zes sociale woningen worden ondergebracht. Hiervoor dient het huidige
IJzerbekken
Binnen het plangebied bevinden zich geen waterwingebieden en beschermingszones type I, II of III, afgebakend volgens het
Besluit van de Vlaamse van 27-03-1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en de beschermingszones. Het plangebied ligt niet in een oppervlaktewaterwingebied. In het plangebied liggen geen waterlopen die moeten voldoen aan de waterkwaliteitsnormen voor water bestemd voor waterproductie. Er zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar over de waterlopen in de onmiddellijke omgeving. In de wijdere omgeving bevindt zich echter volgend meetpunten voor wat betreft BBI (Belgische Biotische Index): 687010 (Veurne, Zuidburgweg, Rozenbrug) BBI = 6 (matige kwaliteit) (2007).
Conform onderstaande kaart met aanduiding van de grondwaterstromingsgevoelige gebieden, is het volledige plangebied zeer gevoelig voor grondwaterstroming en wordt, wat dit betreft, geclassificeerd als type 1 gebied.
Het plangebied bevat geen overstromingsgevoelige zones, zoals hieronder wordt aangetoond in de overstromingsgebiedkaart. In het bereik tussen het noorden en het zuid-oosten bevindt zich echter wel een zone die mogelijk overstromingsgevoelig is. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3) Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1)
Aan de hand van onderstaande kaart met aanduiding van de infiltratiegevoelige gebieden kunnen we concluderen dat het plangebied niet infiltratiegevoelig is. Overstromingsgebiedkaart Niet overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig Effectief overstromingsgevoelig
3.7.2
Beschrijving van het effect
Er zal huishoudelijke afvalwater worden geloosd, afkomstig van het kinderdagverblijf en de sociale woningen. Dit afvalwater zal geloosd worden op de riolering. De bestaande verharding zal in beperkte mate worden uitgebreid. De grootste verharding betreft de parkeerplaatsen die zullen worden aangelegd (een 14-tal). 3.7.3 Infiltratiegevoelige gebieden Niet infiltratiegevoelig Infiltratiegevoelig
Het plangebied behoort, volgens de winterbedkaart, niet tot het winterbed van een grote rivier. Er grenst wel een winterbedding aan het westen van het plangebied.
Winterbedkaart Geen winterbedding Winterbedding
Conclusies
Het voorliggend RUP brengt geen aanzienlijke effecten met zich mee.
3.8 3.8.1
De atmosfeer en de klimatologische factoren Beschrijving van het effect
3.10.2
Tijdens het verloop van de werken (bouw kinderdagverblijf, sociale woningen en parkeerplaatsen) kan er in zeer beperkte mate stofhinder voorkomen. Aangezien de capaciteit van de toekomstige kinderopvang wordt geschat op maximaal 100 kinderen, kan aangenomen worden dat dit een geschatte toename van het aantal vervoersbewegingen zal toenemen met 27 bewegingen. Deze toename brengt echter slechts een zeer beperkt effect met zich mee.
Er is geen aanzienlijk stoffelijke goederen. 3.11 3.11.1
effect
voor
wat
betreft
Het cultureel erfgoed, met inbegrip architectonisch en archeologisch erfgoed Referentie
Het plangebied landschapsgebied. aanwezig. 3.11.2
3.8.2
Conclusies
Er
ligt zijn
van
de
het
binnen een traditioneel geen beschermde monumenten
Conclusies
Conclusies
Dit aspect brengt geen aanzienlijk effect met zich mee.
Het voorliggend RUP brengt geen aanzienlijke effecten met zich mee.
3.9 3.9.1
3.12 3.12.1
Het geluid Beschrijving van het effect
Het landschap Referentie
Beperkte geluidshinder kan zich voordoen tijdens de bouwwerken (gebouw kinderopvang en sociale woningen). Ook de toename van de verkeersbewegingen kan op periodieke momenten (’s middags en ’s avonds) voor een beperkte vorm van geluidshinder zorgen voor de omwonenden.
In het plangebied zijn geen ankerplaatsen en geen relictzones aanwezig. Het plangebied situeert zich vlakbij de stadskern van Veurne.
3.9.2 Conclusies Dit effect is dermate kleinschalig dat gesproken over een significant effect.
Er zijn geen aanzienlijke effecten.
3.10 3.10.1
niet
kan
3.12.2
Conclusies
worden
De stoffelijke goederen Beschrijving van het effect
Aan de huidige bebouwingsgraad van het plangebied wordt door voorliggend RUP niet geraakt, behalve voor wat betreft de bouw van de kinderopvang en de sociale woningen die bovendien in hetzelfde gebouw worden geïntegreerd. Tevens bevat voorliggend RUP twee wijzigingen in de stedenbouwkundige voorschriften van het vigerend RUP Zannekinlaan. Deze wijzigingen hebben echter geen enkel effect op de stoffelijke goederen aangezien het gaat om procedurele wijzigingen.
3.13 3.13.1
De mobiliteit Referentie
Alhoewel de kinderopvang en de sociale woningen, die onderdeel uitmaken van voorliggen RUP, in hetzelfde gebouw zullen worden ondergebracht, hebben beiden een aparte ontsluiting. De ontsluiting voor de kinderopvang bevindt zich in de Brugse Steenweg, die de verbinding vormt tussen Pervijze en Veurne. Deze weg is voldoende breed, voorzien van een fietspad en is niet overbelast met verkeer. De bijkomende vervoersbewegingen zullen de Brugse Steenweg dus niet noemenswaardig belasten.
Bovendien zullen alle verkeersafwikkelingen (parkeren, inen uitstappen, stationeren) gebeuren op het, private, terrein van de kinderopvang zelf, zodat slechts één ontsluitingspunt met de Brugse Steenweg nodig is. Dit zorgt voor een veilige in- en uitrit. De sociale woningen hebben een ontsluiting met het Bieswalplein. Dit is een kleine weg niet voorzien is op een grote verkeersbelasting. Aangezien het hier slechts gaat om een zestal parkeerplaatsen kunnen we echter stellen dat het Bieswalplein niet overbelast zal worden. Elke parkeerplaats heeft een eigen ontsluiting. Het overgrote deel van het verkeer ontsluitingswegen betreft personenwagens. plangebied zijn geen trage wegen. 3.13.2
in beide Binnen het
Beschrijving van het effect
Door de vergroting van de opvangcapaciteit van de kinderopvang en de realisatie van de sociale woningen, worden zo’n 27 extra verkeersbewegingen verwacht. Deze bewegingen zullen zich hoofdzakelijk ’s morgens en ’s avonds voordoen. Doordat alle verkeersafwikkelingen zich in privaat gebied voordoen kan worden gesteld dat de impact van de bijkomend verkeersbewegingen beide ontsluitingswegen niet zullen overbelasten. 3.13.3
Conclusies
De geraamde 27 bijkomende autobewegingen zullen, rekening houdend met de kenmerken van de ontsluitingswegen, geen noemenswaardige impact hebben. Er is aldus geen aanzienlijk effect.
3.14 3.14.1
De samenhang tussen de genoemde factoren Conclusies
De genoemde factoren significant effect. 4
veroorzaken
in
samenhang
geen
In voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grensoverschrijdende of gewestoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben
Er worden geen effecten verwacht die de gewestgrens of de landsgrens zullen overschrijden. 5
Conclusie
Voor het voorliggend RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende toepassing van de geldende reglementering, geen aanzienlijke milieueffecten verwacht; bijgevolg wordt voorgesteld ontheffing te verlenen tot opmaak van een plan-MER.