VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van:
C. de Jongh
Tel nr: 06-35113534
Nummer: 14A.00939
Datum: 1 december 2014
Team: Onderwijs, Welzijn en Zorg
Tekenstukken: Nee
Bijlagen:
Afschrift aan:
7
K. v.d. Heuvel, M. Elberse, E. van Eijk, L. Kroes, R. de Jongh, J. van Velzen
N.a.v. (evt. briefnrs.): 14r.00386, Onderwerp: Informatie over SAVE (jeugd) en het ondertekenen
van het samenwerkingsconvenant Bureau Jeugdzorg Utrecht en de Utrechtse gemeenten
Advies: 1. kennis te nemen van de informatie over de SAVE-werkwijze; 2. in te stemmen met het ondertekenen van het samenwerkingsconvenant tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht en de Utrechtse gemeenten, incl. de gemeenten Weesp en Wijdemeren; 3. De burgemeester verleent zijn volmacht aan wethouder Duindam om het convenant namens de gemeente te ondertekenen. De ondertekening vindt plaats tijdens het Breed Wethoudersoverleg Jeugd op 11 december 2014 of op een later moment.
Begrotingsconsequenties B . e n W. d . d . :
NEE
Portefeuillehouder: wethouder Duindam
Inl ei din g: De afgelopen 2 jaar is hard gewerkt aan de vernieuwing van de jeugdzorg in de jeugdregio’s in de provincie Utrecht. Vanaf 1 januari 2015 gaan de veranderingen snel in werking treden, ondermeer door SAVE als werkwijze in te zetten in de ondersteuning en begeleiding aan ouders en jeugdigen die hulp in het drang- of dwangkader nodig hebben. SAVE staat voor Samenwerken aan Veiligheid en is een werkwijze en samenwerkingsverband tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht (hierna: BJU), de Willem Schrikker Groep (WSG) en de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland (RvdK). Voor informatie over SAVE verwijs ik u met name naar de bijlagen 5 en 6. De uitgangspunten van gemeenten rondom de zorg voor jeugd zijn aanleiding geweest voor de ontwikkeling van de SAVE werkwijze. Eén van de belangrijke uitgangspunten is dat ouders regie voeren over de opvoeding van hun kinderen. Bij zorgen of vragen is het lokale team het eerste aanspreekpunt. Als er toch een onveilige opvoedingssituatie ontstaat of een dreigende criminele carrière, dan sluit een SAVEmedewerker aan bij de al bestaande begeleiding van het lokale team. Daarbij kan sprake zijn van een drangof dwangkader. Primair zijn de inspanningen in zo’n situatie er op gericht om zoveel mogelijk samen met de ouders oplossingen te zoeken. Maar ook voorwaarden te stellen om een veilige opvoedingssituatie te bewerkstelligen voor de jeugdige. Zo snel als verantwoord is, stopt de SAVE-interventie. Om het SAVE-werken mogelijk te maken zijn zowel een lokaal team als een SAVE-team nodig, die qua werkwijze op elkaar aansluiten. Daarvoor zijn afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de SAVEpartners (BJU, RvdK en WSG) binnen het zogenaamde mijlpalenprogramma SAVE verbreding met gemeenten. Ook tussen de SAVE-partners onderling en de gespecialiseerde gecertificeerde instellingen zijn in de voorwaardelijk sfeer over een aantal onderwerpen afspraken gemaakt. Context van de verschillende documenten In het voorjaar van 2014 is het mijlpalenprogramma SAVE verbreding met gemeenten gestart. In uiteindelijk een 9-tal zogenaamde mijlpalen zijn allerlei thema’s belegd waarover afspraken zijn gemaakt. Het gaat over afspraken tussen de gemeenten in de jeugdzorgregio’s en BJU als hoofdaannemer; tussen de gemeenten in de jeugdzorgregio’s en de SAVE partners (over de inhoudelijke werkwijze); tussen BJU als hoofdaannemer en de onderaannemers (WSG, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R) en Stichting Christelijke Jeugdzorg (SGJ). De (concept) resultaten van de mijlpalen, die zich richten op de afspraken tussen gemeenten en BJU en tussen gemeenten en de SAVE partners, zijn in verschillende commentaarrondes de afgelopen maanden beoordeeld door gemeenten (zowel ambtelijk als bestuurlijk), naar aanleiding daarvan bijgesteld en liggen nu voor om definitief vastgesteld te worden.
De b ev oeg dh eid v an het co ll eg e ko mt v o o rt uit d e v ol ge nd e w e t - e n/of re ge lg ev ing: Ui t v oer i n g v an de J e u gd we t (dr a ng en d wa n g k a der) .G em ee nt e lij k e v er an t wo ord e l ij k he i d per 1 j an u ar i 20 1 5 . Me t b etr ek k ing t ot he t on d ert ek en e n v a n de s am en wer k i ngs o v ere e n k om s t: - Het college besluit tot het aangaan van de overeenkomst/het maken van de afspraken (bevoegdheid o.g.v. artikel 160 Gemeentewet) - De burgemeester verleent zijn volmacht aan wethouder Duindam om de samenwerkingsovereenkomst namens de gemeente te ondertekenen (zie Argument 1.3).
Beo ogd ef fe ct: Kennis te nemen van de SAVE-aanpak en het ondertekenen van het samenwerkingsconvenant tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht en de Utrechtse gemeenten, incl. de gemeenten Weesp en Wijdemeren.
Ar g um ent en: 1.1 De afgelopen maanden is het hard gewerkt om de SAVE-werkwijze transitieklaar te maken. Door de gemeenten, BJU en de organisaties die de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren is dit jaar hard gewerkt om transitieklaar te zijn. Een belangrijke afspraak die gemaakt is behelst het hoofdaannemerschap van BJU. De Utrechtse jeugdzorgregio’s hebben uitgesproken met één partij van doen te willen hebben met betrekking tot de inkoop van (SAVE) diensten en overige organisatorische vraagstukken rondom gecertificeerde instellingen. Daarom is de afname/inkoop van (SAVE)-diensten van gecertificeerde instellingen binnen de zes jeugdzorgregio’s in de provincie Utrecht tussen BJU en de gemeenten in die regio’s vastgelegd in de recent getekende (inkoop)overeenkomsten. De Dienstencatalogus en het prestatievoorstel 2015 waren hierin inhoudelijk leidend. Het hoofdaannemerschap van BJU betekent dat de WSG, het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R) en de SGJ Christelijke Jeugdzorg (SGJ) onderaannemers zijn van BJU. Met hen zijn door BJU separate afspraken gemaakt, die zo goed als afgerond zijn. In de bijlagen treft u de volgende informatie over SAVE: Bijlage 1: Concept samenwerkingsovereenkomst (zie ook bij argument 1.2) Bijlage 2: Onderwerpen ontwikkelagenda 2015 Bijlage 3: Concept calamiteitenprotocol Bijlage 4: Stroomdiagram calamiteitenprotocol Bijlage 5: Programma SAVE, werkwijze (uitgebreide info) Bijlage 6: Wat maakt SAVE save? (samenvatting) Bijlage 7: Programma van eisen jeugdbescherming en jeugdreclassering gespecialiseerde instellingen
1.2 Op het Breedwethouderoverleg Jeugd van 11 december a.s. vindt de ondertekening plaats van het samenwerkingsconvenant tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht en de Utrechtse gemeenten, incl. de gemeenten Weesp en Wijdemeren De noodzakelijke organisatorische afspraken zijn beschreven in de concept “Samenwerkingsovereenkomst tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht en gemeenten in de zes jeugdzorgregio’s in de provincie Utrecht inclusief de gemeenten Wijdemeren en Weesp”. De inhoud van dit document vormt het overkoepelend afsprakenkader dat richtinggevend is voor alle andere afspraken die tussen jeugdzorgregio’s/gemeenten en BJU (en haar onderaannemers) zijn gemaakt. Met de Samenwerkingsovereenkomst wordt beoogd de afspraken, die gemeenten in de jeugdzorgregio’s en BJU hebben gemaakt en nog zullen maken in het kader van de verlening van jeugdbescherming binnen de gemeenten (van de 6 jeugdzorgregio’s) juridisch te borgen. De hernieuwde inrichting van de jeugdzorg betekent het onderschrijven van afspraken ten aanzien van het doel van de samenwerking, het helder maken van elkaars positie en het beschrijven van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De Samenwerkingsovereenkomst voorziet hier in. Daarnaast gaan de jeugdzorgregio’s/gemeenten samen met de SAVE partners (BJU, WSG , RvdK) ook inhoudelijk een belangrijk partnership aan. Die verbinding is beschreven in het “Programma SAVE” en bevat de uitgewerkte SAVE werkwijze in onderlinge afspraken tussen de SAVE partners en lokale teams. Het “Programma SAVE” behoort als bijlage bij de Samenwerkingsovereenkomst. Omdat het gaat over het commitment aan een inhoudelijke werkwijze ondertekent de RvdK als SAVE partner eveneens dit inhoudelijk kader en de overige daaraan gerelateerde bijlagen, maar niet de Samenwerkingsovereenkomst. Het LJ&R en het SGJ gaan zich in de loop van 2015 zo snel mogelijk aansluiten bij de SAVE organisatie en werkwijze. Voor de werkwijze van het LJ&R en de SGJ is tot de implementatie van SAVE voorlopig het landelijk “Programma van eisen gespecialiseerde instellingen” als inhoudelijk kader geldend. Daarom is dit Programma ook opgenomen in de bijlagen. Het AMHK en de Samenwerkingsovereenkomst De afspraken in deze Samenwerkingsovereenkomst hebben betrekking op het jeugdhulpveld en waar het gaat over het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) op het domein van
jeugd & gezin. Over signalen en zorgen van huiselijk geweld waar geen kinderen bij betrokken zijn worden separate afspraken gemaakt, die later in een addendum kunnen worden toegevoegd. 1.3. Wethouder Duindam mandateren om namens de gemeente Woerden de Samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen. Op donderdag 11 december a.s. vindt er in het Provinciehuis Utrecht het laatste Breedwethoudersoverleg Jeugd van dit jaar plaats. Aansluitend organiseert de provincie de najaarsbijeenkomst “Van provincie naar gemeenten”. Het is de bedoeling dat dan BJU en de gemeenten de Samenwerkingsovereenkomst dan gaan tekenen. Volgens de Gemeentewet is het college bevoegd tot het aangaan van de overeenkomst/het maken van de afspraken (bevoegdheid o.g.v. artikel 160 Gemeentewet), en ondertekent de burgemeester. Aangezien de overeenkomst betrekking heeft op jeugd en het breedwethoudersoverleg jeugd de plaats is waar de ondertekening plaats vindt stel ik voor dat de burgemeester zijn volmacht verleent aan de wethouder jeugd om de overeenkomst namens de gemeente te ondertekenen.
Kan tte k eni ng: 2.1 De SAVE-werkwijze is nog volop in ontwikkeling evenals de lokale teams Een belangrijke uitdaging voor 2015 is een goede samenwerken tussen het lokale team en het SAVE-team. Beide teams zijn volop bezig met opbouwen (vulling teams) en scholing. De teammanagers van de lokale teams en SAVE-teams onderhouden hierover nauw contact. In de eerste maanden van 2015 zal er zeer nauw worden samenwerkt om de onderlinge processen/werkafspraken zo goed mogelijk met elkaar af te stemmen.
Fin an ci ën: De kosten van SAVE zijn al begroot (middelen jeugdhulp).
Uitv o er ing : Op 18 september jl. hebben de wethouders jeugd uit onze regio een werkbezoek gebracht aan BJU om over SAVE geïnformeerd te worden. De RvdK was hierbij ook aanwezig. Verder: 11 december: breed wethoudersoverleg jeugd: ondertekening Samenwerkingsovereenkomst 22 januari: kennismaking college Woerden, directie en uitvoerenden met ons lokaal SAVE team Gemeenten en BJU zijn ervan overtuigd dat door middel van de afspraken, die nu bevestigd gaan worden, er een solide basis is gelegd voor de zorg voor jeugd binnen de zes jeugdzorgregio’s. In dat vertrouwen gaan we de samenwerking in 2015 verder vormgeven en doorontwikkelen.
Com mun ic at ie / Web s ite: N.v.t.
O nde rn em ing s r aad : N. v. t.
S am enh ang m et e e rd er e b es lui tv or min g: 14r.00386 (integraal beleidsplan sociaal domein, p.13-14 en bijlage p. 14-15) 13i.04069 (regionaal transitiearrangement zorg voor de jeugd, p. 22)
Bij l ag en: Bijlage 1: Concept samenwerkingsovereenkomst (14i.05362) Bijlage 2: Onderwerpen ontwikkelagenda 2015 (14i.05363) Bijlage 3: Concept calamiteitenprotocol (14i.05364) Bijlage 4: Stroomdiagram calamiteitenprotocol (14i.05365) Bijlage 5: Programma SAVE, werkwijze (14i.05366) Bijlage 6: Wat maakt SAVE save? (samenvatting) (14i.05367) Bijlage 7: Programma van eisen jeugdbescherming en jeugdreclassering gespecialiseerde instellingen (14i.05368)
1
Samenwerkingsovereenkomst tussen Bureau Jeugdzorg Utrecht en gemeenten in de zes jeugdzorgregio’s in de provincie Utrecht inclusief de gemeenten Wijdemeren en Weesp
D in de provincie Utrecht, wa W W
kortweg gemeente; Bureau Jeugdzorg Utrecht te Utrecht, kortweg BJU; zijn op datum ondertekening overeengekomen met in achtneming van het onderstaande om samen te werken om op professionele en efficiënte wijze uitvoering te geven aan noodzakelijke zorg aan jeugdigen binnen het drangkader en aan kinderbeschermings- en/of jeugdreclasserings maatregelen. 1. Inleiding Als gevolg van de invoering van de nieuwe Jeugdwet (Staatsblad 2014, 105) zijn gemeenten met ingang van 01 januari 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Alle definities van deze samenwerkingsovereenkomst vinden hun oorsprong in de Jeugdwet. De gemeenten zijn eveneens verantwoordelijk voor de inrichting en het in standhouden van een AM(H)K op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet. Deze samenwerkingsovereenkomst ziet toe op de zorg voor jeugdigen en hun gezinnen, waarbij een drang- en dwangkader geldt. Deze zorg betreft ook het AM(H)K. De gemeente heeft een leveringsplicht om er voor te zorgen dat er een toereikend en adequaat hulpaanbod aanwezig is afkomstig van gecertificeerde instellingen in geval van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringmaatregel. Het doel is de continuïteit van de gedwongen zorg voor jeugdigen te bewaken. In het belang van deze leveringsplicht is het essentieel dat er een afstemming plaatsvindt tussen de gemeente en BJU (en de onderaannemers). De hernieuwde inrichting van jeugdzorg betekent voor de gemeenten en BJU (en de onderaannemers) nieuwe afspraken ten aanzien van het doel van de samenwerking, het helder maken van elkaars positie, de Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
1 Paraaf BJU
2
kwaliteitseisen van BJU (en de onderaannemers), het beschrijven van de verantwoordelijkheden en de aansprakelijkheden, de afstemming met de Raad voor de Kinderbescherming, het protocol met betrekking tot het verstrekken van de persoonsgegevens en het financiële kader dat door de gemeenten betaalbaar gesteld wordt. Deelovereenkomsten tussen BJU en onderaannemers, waarin rechten en plichten zijn beschreven, worden van deze samenwerkingsovereenkomst afgeleid. 2. Doelstelling De samenwerkingsovereenkomst heeft als doel: -
duidelijkheid verschaffen in de onderlinge verhoudingen tussen de gemeente en BJU (en haar onderaannemers) De verschillende verantwoordelijkheden, bevoegdheden en rollen zijn in deze samenwerkingsovereenkomst beschreven.
De gemeenten en BJU (en haar onderaannemers) hebben afspraken gemaakt ten aanzien van de hieronder genoemde onderwerpen. Verdere uitwerking van een aantal van deze onderwerpen is belegd in een ontwikkelagenda1: -
-
De werkwijze en inzet op basis van de SAVE-werkwijze, Het benutten van elkaars inzet en deskundigheid, Het beschrijven van de werkprocessen, waarbij de onderlinge contactmomenten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden helder en transparant zijn, Het periodiek bespreken en evalueren en waar nodig wijzigen van de SAVE praktijk Het jaarlijks bestuurlijk evalueren van de samenwerkingsafspraken, Het leveren van diensten en prestaties conform bijgevoegde dienstencatalogus SAVE, De uitwerking van de werkwijze SAVE op de activiteiten, die verricht worden t.b.v. het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK) en de D “AVE uitgangspunten en een overeenkomstige handelswijze maar met verschillende verantwoordelijkheden van lokale, gebiedsgerichte SAVE teams en het MCP. De financiële kaders en verantwoording, De rechten en verplichtingen over en weer, alsmede de aansprakelijkheid in de onderlinge verhoudingen tussen de gemeenten en BJU (en de onderaannemers).
De samenwerking tussen gemeente en BJU (en de onderaannemers) maken het kwalitatieve en kwantitatieve aanbod van zorg in een drang en dwang kader mogelijk. 3. De wijze waarop de doelstellingen worden bereikt 3a.
De gemeenten gaan een subsidierelatie aan t.b.v. de inkoop van zorg/ kopen zorg in voor jeugdigen en hun gezinnen in het drang- en dwangkader bij BJU, waarbij de “AVE D ;
1
Er is sprake van een dynamische ontwikkelagenda 2015 tussen gemeenten, gecertificeerde (SAVE) instellingen en de RvdK. Tussen gecertificeerde (SAVE) instellingen en RvdK is er eveneens een ontwikkelagenda.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
2 Paraaf BJU
3
3b.
De kinderbeschermingsmaatregel en/of de jeugdreclasseringmaatregel, die de rechter of het openbaar ministerie nodig acht wordt door BJU en of één van de onderaannemers uitgevoerd;
3c.
BJU is voor zorg in het drang en dwang kader, zoals beschreven in de Dienstencatalogus, voor de gemeente de gecertificeerde instelling die de functie van hoofdaannemer invult gedurende de looptijd van deze samenwerkingsovereenkomst.
3d.
Het is de taak van BJU om gecertificeerde (SAVE) onderaannemers, te contracteren voor de begeleiding en hulp die BJU van belang acht voor de uitoefening van taken in het drang- en dwangkader;
3e.
BJU is aanspreekbaar op de geleverde kwaliteit van de werkzaamheden in het drangen dwangkader. Daarbij neemt BJU de verantwoordelijkheid de werkzaamheden geheel dan wel ten dele door derden uit te laten voeren.
3f
BJU (en de onderaannemers) voldoen aan de eisen uit het Normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Daarnaast creëert BJU voorwaarden, waarmee de kwaliteitseisen P “AVE W “AVE “AVE ) daaraan nog H J J LJ ‘ “GJb betreft).
3g.
BJU stelt in het kader van deze samenwerkingsovereenkomst aparte deelovereenkomsten op met de onderaannemers met in achtneming van de bepalingen van deze samenwerkingsovereenkomst.
4. Looptijd 4a.
Deze samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten voor de duur van één jaar, ingaande op 1 januari 2015;
4b.
I.v.m. de gewenste continuïteit van de vernieuwing in werkwijze is de intentie van gemeenten en BJU de samenwerking middels de in deze samenwerkingsovereenkomst genoemde afspraken voort te zetten.
4c.
Als de gemeente geen verlenging wenst van deze samenwerkingsovereenkomst, dient zij dit uiterlijk op 1 juli 2015 middels een aangetekende brief gericht aan de Directie van BJU kenbaar te maken.
5. Wijziging en nazorg van deze samenwerkingsovereenkomst 5a.
Indien één of meer bepalingen van deze overeenkomst niet rechtsgeldig blijken te zijn of rechtens niet blijken te kunnen worden toegepast, zal de overeenkomst voor het overige van kracht blijven;
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
3 Paraaf BJU
4
5b.
Wijzigingen worden verondersteld een integraal onderdeel uit te gaan maken van de onderhavige overeenkomst, nadat deze door BJU (in samenspraak met onderaannemers) of de gemeente op schrift zijn gesteld en schriftelijk akkoord zijn bevonden;
5c.
In alle gevallen waarin de samenwerkingsovereenkomst eindigt is er nazorg door BJU (en de onderaannemers) of de gemeente (t.a.v. diensten in het drangkader) geboden, tot maximaal twaalf (12) maanden na de beëindigingovereenkomst. De nazorg wordt duidelijk omschreven in de beëindigingovereenkomst.
6. Overleg en beleidsontwikkeling 6a.
Tijdens de looptijd van deze samenwerkingsovereenkomst treden de gemeente en BJU ten minste zes (6) keer per jaar in overleg om over de voortgang van de ontwikkelagenda te spreken. Het initiatief voor het overleg ligt bij BJU, samen met de gemeente bepalen zij de inhoudelijke agenda van het overleg. In deel C van deze Samenwerkingsovereenkomst staat het algemeen deel van de ontwikkelagenda beschreven; in de dynamische ontwikkelagenda (bijlage nr. 3) staan specifieke transformatie te bereiken. Landelijke ontwikkelingen binnen de bescherming voor jeugdigen worden hierbij betrokken;
6b.
Het overleg kan leiden tot wijzigingen van de samenwerkingsovereenkomst en of gesloten deelovereenkomsten tussen BJU en de onderaannemers.
7. Informatie uitwisseling en geheimhouding 7a.
BJU (en de onderaannemers) of de gemeente zal zich onthouden van mededelingen aan derden met betrekking tot persoonsgegevens behoudens dwingendrechtelijke verplichtingen;
7b.
BJU (en de onderaannemers) of de gemeente verplichten zich tot uitwisseling van persoonsgegevens waar dat wettelijk is toegestaan. Zij verplichten zich hierbij binnen de wettelijke grenzen de maximale mogelijkheden te benutten en daartoe de nodige voorzieningen te treffen;
7c.
De wederzijds verstrekte informatie ten aanzien van persoonsgegevens mag niet voor andere doeleinden gebruikt worden dan die passen in de doelstellingen van deze samenwerkingsovereenkomst.
8. Privacy 8a.
BJU (en de onderaannemers )en de gemeente treffen passende organisatorische en technische maatregelen voor het veilig kunnen uitwisselen van persoonsgegevens en vertrouwelijke informatie.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
4 Paraaf BJU
5
8b.
De genoemde maatregelen in het voorgaande lid hebben tot doel te voorkomen dat persoonsgegevens kunnen worden aangetast, gestolen dan wel onbevoegd kunnen worden gebruikt
9. Persbeleid 9a.
De regie over het persbeleid wordt vastgesteld in overleg tussen gemeente en BJU als het een raakvlak betreft t.a.v. de verantwoordelijkheidsgebieden van beide partijen. In een dergelijke situatie vindt voordat contact wordt opgenomen met de pers overleg en afstemming plaats tussen de gemeente en BJU;
9b.
De onderaannemers hebben contact met de pers indien daar in overleg met BJU toe besloten is en met inachtneming van het gestelde onder 9a.
10. Informatie en archivering 10a.
BJU en haar onderaannemers zijn archiefzorgdrager en archiefzorgbeheerder;
10b.
Vernietiging van dossiers wordt volgens de daartoe geldende wettelijke eisen uitgevoerd;
10c.
Bij beëindiging van deze overeenkomst dragen BJU en de onderaannemers zorg voor de overdracht van lopende dossiers, in actuele, goede, geordende en toegankelijke staat, aan de organisatie die door de gemeente wordt aangewezen.
11. Informatieverplichting in geval van een calamiteit 11a.
Gemeente en BJU (en haar onderaannemers) hebben in geval van calamiteiten en/of onverwachte gebeurtenissen en onvoorziene omstandigheden een protocol (bijlage nr. 4) opgesteld over het informeren van elkaar, direct betrokkenen, van andere overheidsdiensten en/of andere professionals, alsmede over informatieverstrekking aan media en aan politiekverantwoordelijken. Dit protocol is gevat in een aparte bijlage die een onlosmakelijk onderdeel vormt van deze samenwerkingsovereenkomst;
11b.
In geval van een calamiteit houden de gemeente en BJU (en haar onderaannemers) zich aan het afgesproken escalatiemodel opgenomen in het Programma SAVE werkwijze.
12. Geschillenregeling en toepasselijk recht 12a.
De rechtsverhouding tussen BJU, de onderaannemers en de gemeente wordt beheerst door Nederlands recht.
12b.
Geschillen tussen BJU (en de onderaannemers) en de gemeente zullen zoveel mogelijk in goed overleg en gedocumenteerd worden beslecht met als doel een voor partijen aanvaardbare oplossing te komen;
12c.
Geschillen in verband met de uitvoering van deze samenwerkingsovereenkomst worden in eerste instantie in onderling overleg tussen partijen opgelost;
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
5 Paraaf BJU
6
12d.
Van een geschil is sprake indien één van de partijen dat stelt;
12e.
Indien een geschil niet naar tevredenheid kan worden opgelost, wordt het geschil voorgelegd aan de directie van de betrokken partijen;
12f.
In een uiterst geval worden geschillen beslecht in een gerechtelijke procedure voor de rechtbank in het arrondissement Utrecht.
Dit document is ondertekend te @@ plaatsnaam @@ op @@ datum @@
Namens de gemeente
Naam: Functie: Wethouder
Namens BJU
Naam Functie
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
6 Paraaf BJU
7
Bijlagen:
Alle bijlagen vormen een onlosmakelijk onderdeel van deze samenwerkingsovereenkomst
Bijlage (nr. 1): Afspraken over afname van SAVE diensten tussen gemeenten en BJU als hoofdaannemer (volgt) Bijlage (nr. 2): SAVE Dienstencatalogus 2015 is ontvangen door gemeenten). Bijlage (nr. 3): Ontwikkelagenda gemeenten en SAVE partners specifieke onderwerpen voor 2015 Bijlage (nr. 4): Calamiteitenprotocol Bijlage (nr. 5): Programma SAVE B
W
wordt onder 6 genoemd
“AVE “AVE
Bijlage (nr. 7): Programma van eisen Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gespecialiseerde instellingen (deel LJ&R en SGJb).
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
7 Paraaf BJU
8
Bijlage A: Toelichting op de samenwerkingsovereenkomst
Algemene toelichting Het doel van deze toelichting op de Samenwerkingsovereenkomst is om inzicht te verschaffen in de achtergronden en toekomstige ontwikkelingen betreffende de overeenkomst als geheel en in een aantal artikelen die zijn opgenomen in de overeenkomst. Bij de opstelling van de Samenwerkingsovereenkomst is uitgegaan van een aantal uitgangspunten die de betrokken gemeenten en BJU in verschillende documenten hebben vastgelegd. Deze documenten maken integraal onderdeel uit van deze overeenkomst en zijn om die reden als bijlagen bij deze overeenkomst gevoegd. Deze bijlagen en de overeenkomst vormen de basis voor de verdere (door)ontwikkeling van de werkwijze SAVE in de dagelijkse praktijk zoals deze met ingang van 1 januari 2015 in werking treedt. Het is voor ouders en jeugdigen èn voor alle partijen in de Samenwerkingsovereenkomst van belang dat de praktijk van de lokale zorg voor jeugd en de jeugdbescherming zo soepel mogelijk op elkaar aan gaat sluiten. De volgens SAVE aangeboden zorg en bescherming vormt een krachtige invulling van het stelsel van jeugdzorg zoals beoogd door de Jeugdwet 2014. Het is duidelijk dat het verwerkelijken van de verdere invulling van de SAVE werkwijze in de dagelijkse praktijk een groot beroep doet op het aanpassings- en verandervermogen van instellingen en hun medewerkers. Dit brengt met zich mee dat partijen met respect voor hun wederzijdse belangen en rollen een intensief ontwikkelproces aangaan. De samenwerkingsovereenkomst is de juridische verankering van de afspraken die onderling tussen partijen zijn vastgelegd. Het is de bedoeling dat met de afsluiting van meer specifieke deelovereenkomsten de details van een aantal artikelen verder vorm wordt gegeven en dat daarmee ook nadere, gedetailleerde, verplichtingen worden vastgelegd. Dit geldt met name voor de inkoopovereenkomsten die tussen de gemeenten (binnen de context van de BJU Voor wat betreft de invulling van de gebruikte begrippen is aangesloten bij de begrippen zoals aangegeven in de Jeugdwet dan wel bij de begrippen zoals opgenomen in de afkortingen- en begrippenlijst (deel B in deze Samenwerkingsovereenkomst). Op basis van artikel 171 e.v. van de Gemeentewet worden gemeenten bij het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten vertegenwoordigd door de burgemeester, tenzij anders in een volmacht is bepaald. Aangenomen wordt dat de burgemeesters van de individuele gemeenten, dan wel de door hen gevolmachtigden in deze, de “ personen/(bestuurs-)organen middels de benodigde bestuurlijke besluiten daartoe zijn bevoegd. Afgesproken is wel dat deze Samenwerkingsovereenkomst en de uiteindelijke inkoopovereenkomsten worden afgesloten op basis van gemaakte afspraken binnen de 6
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
8 Paraaf BJU
9
3. Hoofdaannemerschap BJU Het hoofdaannemerschap wordt verder uitgewerkt en vastgelegd middels afspraken die BJU maakt met de andere gecertificeerde instellingen. De uitgangspunten van de SAVE werkwijze gelden daarbij, net als bij de overeenkomst met de gemeenten, als uitgangspunt. De wijze waarop de doelstellingen worden bereikt en specifiek de toeleiding naar het drangen dwangkader: De toeleiding van Kinderbeschermingsmaatregelen en Jeugdreclassering verloopt via een gerechtelijke beslissing of een transactie van de officier van Justitie. De verwijzing naar (het overgrote deel) van de diensten in het drangkader verloopt via de lokale teams: de door de gemeente georganiseerde toegang. Het AMHK of de gebiedsgebonden SAVE teams ontvangen de verwijzingen en beoordelen en besluiten over de aangewezen gecertificeerde SAVE instelling om de vraag op te pakken.
5. T.a.v. Wijziging Overeenkomst Het stelsel is in ontwikkeling. In aanloop naar de start van de inwerkingtreding van de Jeugdwet maar ook daarna zullen de gecertificeerde (SAVE) instellingen (en de RvdK) en de H Samenwerkingsovereenkomst zorgvuldig te werk is gegaan, kan het voorkomen dat zaken niet geregeld zijn in de Samenwerkingsovereenkomst of dat bepalingen in deze Samenwerkingsovereenkomst tot uitvoeringsproblemen leiden. De gecertificeerde (SAVE) instellingen en de g Samenwerkingsovereenkomst, na instemming, aan te passen.
6. T.a.v. overleg en beleidsontwikkeling: Met transformatie wordt in het algemeen onder andere beoogd eerder de juiste hulp op maat te bieden om onnodig beroep op gespecialiseerde hulp te verminderen en integrale hulp aan gezinnen te bieden. De gecertificeerde (SAVE) instellingen, de RvdK en de vormgegeven kan worden. De VNG sluit een landelijke ontwikkelagenda af voor verschillende sectoren om de transformatie op decentraal niveau te stimuleren. De ontwikkelagenda van gecertificeerde (SAVE) instellingen, de RvdK en de aan. Daarbinnen is ook ruimte voor regionale
7. Informatie uitwisseling en geheimhouding en 8. Privacy
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
9 Paraaf BJU
10
Voor wat betreft de privacy is van belang dat er bij burgers en politiek (onder andere in de Eerste en Tweede Kamer waar de Minister en staatssecretaris toezeggingen hebben gedaan omtrent de borging van privacygegevens en gegevensuitwisseling) sprake is van een duidelijke zorg aangaande de beschikbaarheid en overdracht van persoonlijke gegevens. Vanwege deze zorg is over dit aspect nadrukkelijk door de landelijke en gemeentelijke politiek toegezegd dat hier extra borging wordt geregeld. Deze paragraaf legt de verbinding met deze borging die vanuit de gemeenten wordt opgepakt.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
10 Paraaf BJU
11
Bijlage B: Afkortingen en Begrippenlijst
Jeugdbescherming Alle diensten die worden uitgevoerd in het kader van Drang en Dwang. Drang kader: Alle diensten die verricht worden n.a.v. een vraag van een gemeente, bij monde van een lokaal team, aan een gebiedsgebonden SAVE team, dan wel door andere verwijzers n.a.v. een vraag aan het AM(H)K) team. Het kader daarin is: (de noodzaak tot) het doen van onderzoek naar de veiligheidssituatie van jeugdigen en/of het bieden van begeleiding als daarmee maatregelhulp kan worden voorkomen. Daarbij horen de diensten: - (participerend)consulteren - onderzoeken van zorgmeldingen en vermoedens van kindermishandeling - begeleiden zonder maatregel teneinde een dwangmaatregel te voorkomen - verzoeken tot een Raadsonderzoek Dwangkader Onder dwang vallen alle vormen van maatregelhulp, zowel in het civiele als strafrechtkader.
Afkortingen BJU
Bureau Jeugdzorg Utrecht
WSG
Willem Schrikker Groep
LJ&R
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering
SGJb
Stichting SGJb Christelijke Jeugdzorg
Rvdk
Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland
SAVE partners
BJU, WSG en Raad voor de Kinderbescherming
Gecertificeerde SAVE instellingen:
BJU en WSG
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
11 Paraaf BJU
12
Gecertificeerde instellingen
BJU, WSG, LJ&R en SGJb
AMHK
Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
MCP
Meld- en Crisispunt (Het AMHK is gesitueerd binnen het Meld- en Crisispunt)
Lokaal team
Iedere vorm van een georganiseerd gemeentelijk verband van zorg voor jeugdigen, zoals een (sociaal)wijkteam, buurtteam, CJG team enz.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
12 Paraaf BJU
13
Bijlage C 1. Algemeen deel Ontwikkelagenda Als onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de levering van diensten en de wijze waarop dit plaatsvindt. In het Programma SAVE-werkwijze en het Programma van eisen jeugdbescherming en jeugdreclassering van de gespecialiseerde instellingen is de inhoud en werkwijze van deze diensten vastgelegd. Gemeenten en gecertificeerde (SAVE) instellingen (en de RvdK) vinden het van belang om gedurende de Samenwerkingsovereenkomst vernieuwing door te voeren die aansluit bij de uitgangspunten van het nieuwe jeugdstelsel. Gemeenten en gecertificeerde (SAVE) instellingen (en de RvdK)maken voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Samenwerkingso die onderdeel uitmaken van de zogenaamde (dynamische) ontwikkelagenda en hoe zij invulling gaan geven aan deze afspraken. Gedurende de looptijd van de Samenwerkingsovereenkomst evalueren de gemeenten en de gecertificeerde (SAVE) instellingen (en de RvdK) of de uitvoering van deze afspraken nog in lijn is met de inhoud van de ontwikkelagenda. Indien
toegevoegd. Mocht het naar aanleiding van de uitkomsten van de ontwikkelagenda noodzakelijk zijn dat er aanvullende afspraken worden gemaakt dan treden de gemeenten en de gecertificeerde (SAVE) instellingen (en de RvdK) in overleg over de eventuele aanpassing van de Samenwerkingsovereenkomst of daaraan gerelateerde documenten. Aanpassing is alleen mogelijk als de gemeenten en BJU (en de onderaannemers) hiermee instemmen zoals in de Samenwerkingsovereenkomst en Toelichting daarop is vastgelegd. In beginsel ontvangen de gecertificeerde (SAVE) instellingen geen vergoeding voor het meewerken aan de ontwikkelagenda, tenzij hierover separate afspraken worden gemaakt en vastgelegd.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
13 Paraaf BJU
14
2. Inhoud van het algemene deel van de ontwikkelagenda Jeugdbescherming2 tussen gemeenten en SAVE partners
Gemeenten en SAVE partners zijn het volgende m.b.t. de ontwikkelagenda overeengekomen:
Gemeenten en SAVE partners vinden het van belang om gedurende de Samenwerkingsovereenkomst vernieuwing door te voeren die aansluit bij de uitgangspunten van het nieuwe jeugdstelsel. De invoering van de SAVE werkwijze is daarin een eerste H “AVE Daarom bespreken gemeenten en SAVE partners gedurende de looptijd van de Samenwerkingsovereenkomst op welke wijze de samenwerking in de keten kan worden verbeterd en maken ze afspraken over het verkennen en implementeren van mogelijke verbetermaatregelen. De focus is daarbij gericht op de 1. Het versterken van de lokale teams en het reduceren van het aantal Kinderbeschermingsmaatregelen of Jeugdreclasseringmaatregelen; 2. Het versnellen van de doorlooptijden; 3. Landelijke beleidstrajecten, nieuwe wetgevingstrajecten en andere innovatieve ontwikkelingen op het gebied van de zorg voor jeugd incorporeren in de SAVE werkwijze.
Ad 1: Door regie van de gemeenten op de inzet van de jeugdhulp, kunnen met de SAVE partners afspraken gemaakt worden om het aantal Kinderbeschermingsmaatregelen en Jeugdreclasseringmaatregelen te reduceren. Het wordt door de regie bij de gemeenten te beleggen beter mogelijk om aandacht te besteden aan preventie, ondermeer door SAVEpartners via lokale teams te betrekken bij activiteiten als er twijfels zijn over de veiligheid van jeugdigen. Deze interventies in het drangkader kunnen bijdragen aan het (op langere termijn) reduceren van het aantal Kinderbeschermings- en Jeugdreclasseringsmaatregelen. De SAVE werkwijze is gericht op daling van de instroom van maatregelhulp, verbetering van de samenwerking tussen ketenpartners en verbetering van de effectiviteit in werkwijze. De SAVE-partners spannen zich in om samen met gemeenten op grond van landelijke (en regionaal vertaalde) inzichten de kwaliteit van de jeugdbeschermingsinterventies (in brede zin) te verbeteren en de jeugdbescherming verder te vernieuwen.
2 Een meer gedetailleerd overzicht van de onderwerpen op de ontwikkelagenda van 2015 is te vinden in bijlage nr. 3.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
14 Paraaf BJU
15
Ad 2: Versnelling van doorlooptijden
Binnen iedere vorm van jeugdbescherming is het belangrijk om een snelle start van ondersteuning of hulp te realiseren. Hoe sneller een jeugdige geholpen wordt, hoe beter en vanzelfsprekender de interventie is voor de jeugdige en het gezin. Specifiek voor de maatregelhulp in het gedwongen kader is samenspraak met het gezin van belang om op een zorgvuldige wijze én zo snel mogelijk, tot helderheid te komen over de te behalen (veiligheids)voorwaarden. Voor strafmaatregelen geldt des te meer dat een snelle start van het toezicht en de begeleiding belangrijk is. De gevolgen van de overtreding of het strafbare feit behalen op die manier het maximale rendement. De jeugdige ondervindt snel de consequenties van het (criminele) gedrag. Een maatregel dient niet langer te duren dan noodzakelijk is. Een lokaal team kan de begeleiding in de vorm van nazorg op zich nemen.
Ad 3: Een betere kwaliteit van een jeugdbeschermingsinterventie/-innovatie binnen de Jeugdbescherming Er is binnen de ontwikkelagenda aandacht voor de consequenties van landelijke beleidsontwikkelingen, wetswijzigingen of aanpassingen in de wet, die van invloed zijn op de uitvoering van de activiteiten door lokale teams. De aandacht voor de impact van wijzigingen op de SAVE werkwijze (in het bijzonder op de verantwoordelijkheden van de Raad voor de Kinderbescherming en voor Kinderbeschermingsmaatregelen en/of Jeugdreclasseringsmaatregelen) vraagt tijdige alertheid en gezamenlijke bespreking. Een recent voorbeeld hiervan (betrekking hebbend op strafmaatregelhulp) is de invoering van het Adolescentenstrafrecht.
Paraaf Gemeente Versie 21-10-2014
15 Paraaf BJU
Ontwikkelagenda gemeenten en SAVE partners 2015
De onderwerpen 1 en 2 hebben een nauwe relatie met elkaar 1. Analyseren van de resultaten van het samenwerken lokale teams en SAVE teams •
de werkwijze van de lokale teams en de SAVE teams bespreken en de kwaliteit en effectiviteit daar van analyseren identificeren van mogelijke oplossingen bij “nog onvoldoende op orde” en daar verbetervoorstellen in formuleren
•
2. Monitoren en evalueren/bijstellen afspraken (ondermeer in het document SAVE programma) -
-
naar aanleiding van nieuwe kinderbeschermingswetgeving en de doorwerking daar van. Bijvoorbeeld: het familiegroepsplan. naar aanleiding van voortschrijdend en zich ontwikkelend inzicht m.b.t. de integratie van methoden van afdelingsspecifieke werksoorten binnen SAVE (een voorbeeld: hoe om te gaan met schoolverzuim in relatie tot strafen/of civiel recht) n.a.v. grensvlakvraagstukken in het samenwerkingsproces tussen lokale teams en SAVE teams (=partners). Ervaringen en bevindingen toetsen aan vastgestelde afspraken (in overeenkomsten) ; deze zonodig wijzigen en verdere uitwerking.
Specifiek: consequenties nieuwe toetsende taken RvdK • • •
ondermeer t.a.v. OTS met UHP na 2 jaar en m.b.t. voogdij) consequenties van één gezagsbeëindigende maatregel met andere gronden dan de huidige verderstrekkende maatregelen beperken gezag van ouders door gedeeltelijke overheveling op bepaalde onderwerpen naar de gecertificeerde instelling
naar aanleiding van de inrichting en samenwerking van het eerdere AMK en de steunpunten Huiselijk geweld binnen het AMHK (Veilig Thuis) • •
Het onderwerp oudermishandeling: hoe gaan we daar begeleidend en begrenzend mee om binnen SAVE en lokale teams. Eventuele aanvullende bepalingen invoegen n.a.v. verkenning en uitwerking werkwijze SAVE t.a.v. volwassenen (in de Samenwerkingsovereenkomst tussen gemeenten en BJU en overige documenten)
Concept Ontwikkelagenda 2015 SAVE partners en gemeenten, 30-10-2014
1
naar aanleiding van de uitwerking van de afspraken met de justitiële- c.q. de veiligheidsketen (binnen SAVE: maatregel civiel en straf) -
Nagaan of de werkwijze SAVE in relatie tot de werkwijze van het Veiligheidshuis en de TOP-X aanpak voldoende duidelijk is en de gewenste effecten bereikt.
-
Nagaan of de aansluiting tussen de SAVE werkwijze en ZSM voldoende en volledig is en bijdraagt aan de doelstellingen van ZSM/SAVE
-
Betere aansluiting bewerkstelligen met ketenpartners als het gaat over situaties waarbij SAVE te maken krijgt met (jong)volwassenen in gezinsverband die met een (dreigende) strafrechtsgang te maken hebben (ondermeer in kader adolescentenstrafrecht).
-
Monitoren of (de informatie over) de SAVE werkwijze voldoende aansluit bij de werkwijze van de ketenpartners (Rechtbank, politie en OM), de gevolgen daarvan in beeld brengen en voorstellen tot aanpassingen voorbereiden
3. De samenwerking tussen lokale tams, gecertificeerde instellingen en RvdK bij een Raadsmelding vraagt nog nadere afstemming en inrichting t.a.v. • • •
meldingsroute en inhoud van de melding de herinrichting van het COB (casusoverleg Beter Beschermd): het inhoudelijk en besluitvormend overleg tussen aanmelders en RvdK bij een Raadsmelding de mogelijkheid ouders aan te laten sluiten bij het COB of het toekomstig equivalent daar van (pilot opzetten)
4. Uitwisselen van informatie en Privacywetgeving In diverse mijlpalen is naar voren gekomen dat onduidelijk is binnen het primair proces - wie aan welke documenten rondom privacy wetgeving refereert als het gaat over het delen/uitwisselen van informatie. - Hoe en of er voldoende is zorg gedragen voor beveiligde verbindingen - Aangegeven is dat er in de eerste plaats behoefte is aan overzicht, vooral voor de professionals in de keten, zodat helder is binnen de werkwijze SAVE wat er verwacht kan worden van elkaar (en waar aan gerefereerd wordt). Een voorbeeld: In het adolescentenstrafrecht kan zowel een lokaal team als een SAVE team te maken hebben met een jeugdige/ouders die een strafbaar feit hebben begaan: wat mag wel en niet in het kader van uitwisseling van gegevens ; kan er informatie opgevraagd worden t.b.v. de adviestaak van de reclassering bij de lokale teams etc.
Concept Ontwikkelagenda 2015 SAVE partners en gemeenten, 30-10-2014
2
5. Overleggen: wie neemt waaraan deel (en stemt af) Er is een veelheid aan overleggen, met name in de Veiligheidsketen. De wens is uitgesproken • om tot een overzicht te komen • afspraken te maken wie (functie) waar aan deelneemt met welk doel • de afstemmingsverwachting (n.a.v. inhoud overleg) naar samenwerkingspartners inzichtelijk te maken 6. Hulpaanbod 1. Monitoren van het huidige aanbod hulp in het kader van PGB’s/AWBZ zorg in natura in relatie tot LVB problematiek (financiering ; continuering van zorg in 2015?) 2. Interventie-aanbod in de jeugdreclassering :de aansluiting van het regionale en het lokale aanbod
7. Andere onderwerpen die nog vragen om afstemming/overleg en wellicht al elders belegd zijn? 1. M.b.t. Leerplicht speelt de kwestie van jeugdzorgregio overschrijding. Leerplicht werkt waar jeugdige op school zit. Hoe te regelen met gebiedsgebonden SAVE teams die werken vanuit de woonplaats van de jeugdige en ouders. 2
Vraagstuk van gebruik verleningsbeschikkingen
3. Monitoren voldoende en vraaggestuurd hulpaanbod 4. Genereren vraag aanbodanalyse
Concept Ontwikkelagenda 2015 SAVE partners en gemeenten, 30-10-2014
3
Calamiteitenprotocol Jeugdhulp
Inleiding Calamiteiten in de jeugdhulp kunnen helaas niet altijd voorkomen worden. Ze hebben een grote impact op betrokkenen en kunnen grote impact hebben op gemeenten en instellingen. Met de transitie jeugdzorg komen calamiteiten rond de hulp en zorg voor de jeugd veel nadrukkelijker op de lokale (politiek bestuurlijke) agenda. Het is daarom van groot belang dat instellingen elkaar zo snel mogelijk vinden bij een incident of calamiteit om afspraken te maken hoe te handelen en naar buiten te treden. Het doel van dit protocol is daar op gericht. Calamiteiten hebben vaak gevolgen voor personen, politiek, publiciteit en personeel, de 4 p’s: 1. personen: calamiteiten hebben gevolgen voor de slachtoffers en hun directe omgeving. 2. politiek: de kans is aanwezig dat de gemeenteraad (de ‘politiek’) het college van B&W zal vragen nadere uitleg te geven of ter verantwoording zal roepen. 3. pers / publiciteit: de kans is aanwezig dat de pers aandacht aan de calamiteit geeft, hoe klein de calamiteit ook is. De betrokkenen dienen daarom op de hoogte gebracht te worden om voorbereid te zijn op persvragen en om maatschappelijke onrust te kunnen voorkomen. 4. personeel: als personeel van een instelling vanuit de uitoefening van hun taak (het werken met jeugdigen tot 18 jaar en hun naasten) betrokken is bij een calamiteit. Vanwege de verstrekkende gevolgen die een calamiteit kan hebben, is het belangrijk goede afspraken te maken over de onderlinge afstemming en communicatie bij een calamiteit. Diensten en uitvoeringsorganisaties dienen eenduidig en gecoördineerd naar buiten te treden om (verdere) schade aan slachtoffers en hun directe omgeving te voorkomen, te zorgen voor een zorgvuldige opvolging en schade aan het beeld rond de zorg voor jeugd te voorkomen. Dit protocol biedt een handvat voor het zorgvuldig melden van en afstemmen over calamiteiten.
Definities Onder een calamiteit wordt het volgende verstaan: ‘een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden gedurende de betrokkenheid van een instelling en die onverwacht en onbedoeld kan leiden of heeft geleid tot een dodelijk of ernstig schadelijk gevolg voor een jeugdige, of voor een ander als gevolg van 1 het handelen van een jeugdige’ . Calamiteiten zijn onder meer: 1. elk overlijden van een jeugdige; 2. elk overlijden van een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige; 3. ernstig en/of blijvend lichamelijk letsel van een jeugdige of van een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige; 4. ernstig grensoverschrijdend gedrag: fysiek, psychisch en/of seksueel door jeugdigen, hulpverleners, ouders of verzorgers. Incidenten zijn (in vergelijking met calamiteiten) relatief lichte verstoringen van de dagelijkse gang van zaken in een instelling. Soms is het onderscheid tussen een calamiteit en een incident onduidelijk. Incidenten hoeven de jeugdhulpinstellingen niet te melden maar moeten door de instellingen zelf geregistreerd en geanalyseerd worden, en tot verbeteracties leiden. Eenmaal per jaar dient de registratie naar de Inspectie gestuurd te worden. Wanneer het onduidelijk is of de gebeurtenis een calamiteit of een incident betreft, en of de Inspectie een onderzoek instelt is het raadzaam afstemming te zoeken met het loket van de Inspectie.
1
Inspectie Jeugdzorg (IJZ) (2014), Leidraad melden van calamiteiten.
Concept-Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd in de Provincie Utrecht en gemeenten Weesp en Wijdemeren, 19-11-2014
1
NB: ook bij gebeurtenissen die volgens bovenstaande definitie geen calamiteit zijn, maar waar er sprake is van of een grote kans is op media-aandacht, wordt dit protocol in werking gesteld en kan de Inspectie een onderzoek instellen.
Verantwoordelijkheden Bij een calamiteit zijn verschillende organisaties betrokken, die elk hun eigen verantwoordelijkheden hebben: 1. Gemeenten: hebben een bestuurlijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor een goed functionerend stelsel van jeugdhulp. Hierover legt een wethouder verantwoording af aan de gemeenteraad. Een calamiteit kan een teken zijn van het onvoldoende functioneren van het stelsel en daarmee grote bestuurlijke gevolgen hebben. 2 2. Instellingen : hebben een operationele verantwoordelijkheid. De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg bij een calamiteit ligt dan ook bij de betreffende instelling. Deze blijft verantwoordelijk voor de veiligheid van het kind. 3. Raad voor de Kinderbescherming: is verantwoordelijk voor onafhankelijk onderzoek naar kinderen wiens ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. De Raad verleent zelf geen hulp, maar doet onderzoek naar en adviseert over een goede oplossing voor het kind. 4. Inspectie Jeugdzorg: is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de wet en op kwaliteit in algemene zin. De inspectie voert deze taak uit door geprogrammeerd toezicht enerzijds en door niet-geprogrammeerd toezicht anderzijds. 5. Politie: is verantwoordelijk voor handhaving van de rechtsorde. Dit betekent bij calamiteiten onder andere dat de politie verantwoordelijk is voor opsporing (bij vermissing) en strafrechtelijk onderzoek.
1. Melding Een melding van een calamiteit kan op verschillende manieren binnenkomen: a. Vanuit politie; 3 b. Vanuit instelling ; c. Vanuit Raad voor de Kinderbescherming d. Vanuit media; e. Vanuit lokaal team; f. Vanuit betrokken personen. Indien sprake is van maatschappelijke onrust en/of een acute situatie waarbij politie en Openbaar Ministerie zijn betrokken, dan is de veiligheidsdriehoek leidend. De wethouder verantwoordelijk voor jeugdhulp zal in die situatie in de acute fase overleg hebben met de burgemeester en bijdragen aan de aanpak, onder regie van de burgemeester. Na de acute fase kan onderzoek en verantwoording plaatsvinden, onder regie van de wethouder verantwoordelijk voor jeugdhulp. Indien niet duidelijk is of er een instelling betrokken is, is de gemeente die de melding binnenkrijgt verantwoordelijk voor nader onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van een instelling.
2. Calamiteitenoverleg De gemeente die de melding ontvangt, heeft de verantwoordelijkheid om de andere gemeenten die betrokken zijn te informeren en te zorgen voor onderlinge afstemming. De volgende gemeenten kunnen betrokken zijn: a. Gemeente waar calamiteit heeft plaatsgevonden; b. Gemeente die inkoopcontract heeft gesloten met de instelling; c. Gemeente waar de jongere verblijft; d. Gemeente waar de jongere staat ingeschreven; e. Gemeente waar ouders ingeschreven staan (woonplaatsbeginsel).
2
Onder ‘instelling’ worden zowel jeugdhulpaanbieders als gecertificeerde instellingen verstaan. Een calamiteit dient gemeld te worden aan de met toezicht belaste ambtenaar van de betreffende gemeente. Dit is de gemeente die volgens het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de jongere. Bij twijfel of de calamiteit gemeld dient te worden, dient de instelling dit af te stemmen met de gemeente. 3
Concept-Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd in de Provincie Utrecht en gemeenten Weesp en Wijdemeren, 19-11-2014
2
Bij een melding gaat dit protocol in werking en wordt er een calamiteitenoverleg georganiseerd met de betrokken partijen. Dit is van belang om met de verschillende betrokken partijen gezamenlijk de juiste aanpak te kiezen. Het belang van de betrokken personen (jeugdige, ouders of medewerker van een instelling) dient hierbij voortdurend in het oog te worden gehouden. De gemeente die de melding heeft ontvangen neemt hierin de leiding. Aan het calamiteitenoverleg nemen in ieder geval de volgende personen deel: a. Bestuurder(s) instelling(en); b. Burgemeester(s) en/of wethouder(s) gemeente(n); c. Communicatieadviseur(s) instelling(en); d. Communicatieadviseur(s) gemeente(n); Afhankelijk van de situatie kan dit overleg ondersteund worden door: e. Beleidsadviseur(s) betrokken gemeente(n) (Jeugd, Openbare Orde en Veiligheid); f. Betrokken medewerker(s) lokaal team; g. Vertegenwoordiger Raad voor de Kinderbescherming; als de Raad voor de Kinderbescherming op enige wijze betrokken is bij de casus, is zij deelnemer aan het calamiteitenoverleg; h. Vertegenwoordiger zorgkantoor. Doel van het calamiteitenoverleg: a. Afstemmen informatie en versterken gemeenschappelijke informatiepositie. b. Afstemmen verantwoordelijkheden; welke acties zijn er en wie pakt deze op? c. Formuleren van een gemeenschappelijke en centrale boodschap voor de buitenwereld, afgestemd op de verantwoordelijkheden van betrokken organisaties. Deze boodschap moet zoveel mogelijk beperkt worden tot ‘buitenkantinformatie’: informatie over het proces en de partijen die betrokken zijn. Sluit aan op informatie die op dat moment ‘leeft’. d. Afspraken maken over het (enkelvoudig) woordvoerderschap. e. Afspraken maken over communicatie onderling en media watching.
3. Vervolgoverleg In het calamiteitenoverleg wordt ook afgestemd wanneer vervolgoverleg zal plaatsvinden. Dit kan zijn bij: a. ontwikkelingen betreffende de calamiteit; b. het onvoldoende functioneren van het enkelvoudig woordvoerderschap of de centrale boodschap.
4. Onderzoek / evaluatie Calamiteiten worden altijd onderzocht door de Inspectie Jeugdzorg. De Inspectie zal de betrokken gemeenten en instellingen informeren indien daar gedurende het onderzoek aanleiding voor is, en rapporteren over de uitkomst van het onderzoek. Het onderzoek van de Inspectie dient afgewacht te worden alvorens zelf informatie te verzamelen of in debat te gaan. De gemeente kan zelf het proces rondom de calamiteit evalueren. Hierbij kan aandacht besteed worden aan de communicatie, de tijdigheid en de informatiedeling. De evaluatie kan een aanleiding zijn om het calamiteitenprotocol aan te passen.
Delen van informatie De informatie voor bestuurlijke verantwoordelijkheid van de wethouder, betreft informatie om te bepalen hoe het systeem heeft gewerkt en welke partijen hun aandeel hebben gehad in de zorg. Privacy / beroepsgeheim brengt met zich mee dat zeer terughoudend dient omgegaan te worden met informatie over wat die hulp precies inhield. Ten aanzien van de privacy gelden eisen aan informatie die de wethouder tot zich mag nemen, een wethouder heeft bijvoorbeeld wel recht op bepaalde dossierinformatie, maar mag niet zelf (medische) dossiers inzien.
Concept-Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd in de Provincie Utrecht en gemeenten Weesp en Wijdemeren, 19-11-2014
3
Bijlage 1: Contactpersonen bij calamiteit Gemeenten Gemeente Amersfoort Baarn Bunnik Bunschoten De Bilt De Ronde Venen Eemnes Houten IJsselstein Leusden Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Renswoude Rhenen Soest Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Woudenberg Zeist
Naam
Functie
Nummer
Instellingen Instelling Youké Intermetzo
Lijn5
SGJ De Rading
Leger des Heils Timon
Naam Rob Hartings Erik Klaassen Ans van de Maat Jeannette van den Born Ernst Bouweriks Theo Schoof Bart Nitrauw Wim van Wijk Renate de Vries Angenieta van Giessen Jan Jans Yvonne Meijer Hannie Olij-Haak
Functie Bestuurder Hoofd Kwaliteit Bestuurder Hoofd Behandeling
Nummer 06-53821179 06-53821262 06-46217483 06-12201816
Regiomanager Utrecht Regiomanager Maartensdijk Bestuurder Manager Bestuurder Afdelingshoofd
06-10082175 06-51182188 06-18501788 06-18501645 06-21946225 06-12279751
Directeur Manager J&O Directeur/bestuurder
06-53752522 06-25044398 06-42808608
Concept-Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd in de Provincie Utrecht en gemeenten Weesp en Wijdemeren, 19-11-2014
4
Bureau Jeugdzorg Utrecht Reinaerde LJ&R
Willem Altena Jan-Dirk Sprokkereef Joost Lanshage Harco de Bruin Michael Keizer In kantooruren
06-26870995 06-23997236 06-39849555 06-23754887 06-23528392 0320 295300
Aad Kouwenhoven Ad Veen Roger Dirven
Regiomanager Directeur Communicatieadviseur Directeur Manager Jeugdzorg Vragen naar: Joop Boon of diens vervanger Via crisisdienst vragen naar manager Manager WSG Hoofd communicatie Regiodirecteur
Janny Eenshuistra
Teamleider
06-48132625
Buiten kantooruren WSG Raad voor de Kinderbescherming
0320 295300 088-5261048 088-5261461 06-48132655
Overig De instellingen in deze bijlage betreffen nu nog alleen de huidige instellingen van de provinciale jeugdzorg. Aanvulling met instellingen uit de J-GGZ en LVB is in voorbereiding.
Concept-Calamiteitenprotocol instellingen zorg voor jeugd in de Provincie Utrecht en gemeenten Weesp en Wijdemeren, 19-11-2014
5
Wethouder
Communicatie
Andere gemeente(n)
RvdK Raad voor de Kinderbescherming
zorgkantoor
Media gemeente Burgemeester
Communicatie
Politie MELDING
Instelling
Calamiteiten overleg
Gemeente
Vervolg overleg
Evaluatie
Wethouder instelling
Lokaal team
Lokaal team Communicatie
Inwoner
Instelling(en) Bestuurder
Calamiteitenprotocol Jeugdhulp 2015
inspectie
Programma SAVE werkwijze
Inleiding Dit document “Programma SAVE werkwijze” heeft primair betrekking op de diensten van de SAVEpartners: BJU, WSG en de RvdK1 en de lokale teams van de zes jeugdzorgregio’s in de provincie Utrecht inclusief de gemeenten Wijdemeren en Weesp. Dit document dient begrepen te worden tezamen met het integriteitdocument “Wat maakt SAVE SAVE”. Voor de gecertificeerde SAVE instellingen kan dit document beschouwd worden als een bijlage (nr. 5) bij het Samenwerkingsconvenant van jeugdzorgregio’s/gemeenten met gecertificeerde SAVE instellingen. De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland verbindt zich voor de hiervoor genoemde jeugdzorgregio’s aan het inhoudelijk afsprakenkader, het “Programma SAVE werkwijze”. Bepaalde afspraken in het kader van maatregelhulp zijn vaststaand. Desondanks zijn ze opgenomen in dit document vanwege de volledigheid. In die bepalingen wordt naast de gecertificeerde SAVE instellingen ook gedoeld op de LJ&R en de SGJ en gesproken over gecertificeerde (SAVE) instellingen.
1. Algemene afspraken 1.1 De jeugdzorgregio’s en de SAVE-partners spreken nadrukkelijk uit, dat zij de inzet van jeugdbescherming (het gedwongen kader) waar mogelijk willen voorkomen. De inzet van de SAVE partners draagt hier zoveel mogelijk aan bij. 1.2 De SAVE-partners bewaken altijd de ondergrens als het gaat om de veiligheid van een kind: zij zullen aangeven (zowel aan professionals, als aan het gezin) wat naar het oordeel van de SAVE-partners in deze situatie tenminste nodig is om de veiligheid van de betrokken kinderen te waarborgen. 1.3 De SAVE-partners en de lokale teams werken conform 1 gezin, 1 plan De betrokken professionals spreken met betrekking tot de voortgang en ontwikkeling van de zorg voor jeugd een periodiek overleg af.
2. Afspraken rond voorkomen instroom in maatregelhulp Inschakelen SAVE expertise door middel van consulteren, het doen van onderzoek naar zorgsignalen en (vermoedens van)kindermishandeling en het begeleiden zonder maatregel.
2.1 De gemeenten in de jeugdzorgregio’s willen het overleg met de SAVE-partners over gezinnen zo organiseren dat bij zorgen m.b.t. de veiligheid van jeugdigen op afroep een medewerker van het gebiedsgerichte SAVE-team (bestaande uit in eerste instantie een professional van de gecertificeerde
1
Toelichting op begrippen en afkortingen: zie blz. 14
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
1
SAVE instelling en/of daarna eventueel een professional van het aviesteam van de RvdK) aansluit bij een overleg van de medewerker(s) van het lokaal team (zo veel mogelijk in aanwezigheid van de ouders). 2.2 Specifiek gericht op het voorkomen van maatregelhulp maar wel met een focus op de veiligheid voor jeugdigen kan er een participerend consult worden ingezet. Een medewerker van de gecertificeerde SAVE instelling heeft op afroep en onder regie en aanwezigheid van het lokaal team een face tot face contact met een gezin waar (veiligheids)zorgen zijn. Naast het adviseren van de lokaal medewerker, gericht op “weer verder kunnen met een gezin”, neemt de SAVE medewerker ook een multidisciplinair besluit over de noodzaak tot een aanmelding bij BJU.
2.3 In crisissituaties is altijd consultatie van een SAVE partner mogelijk (door een lokaal team), ofwel BJU als gecertificeerde SAVE instelling (24-uurs bereikbaarheidsdienst) ofwel de RvdK. 2.4 Bij voorkeur is consultatie niet-anoniem. Is deze wel anoniem (dus zonder de persoonsgegevens van het betreffende gezin met de SAVE-partner te delen), dan zal de SAVE-partner alleen algemene noties kunnen geven over de mogelijkheden en criteria voor jeugdhulp in een gedwongen kader. De ouders hoeven van deze anonieme advisering niet op de hoogte te worden gesteld. Overleg SAVE partners onderling 2.5 Indien de gecertificeerde SAVE instellingen en RvdK een casus niet-anoniem inbrengen in een gezamenlijk overleg informeren zij ouders/eventuele verzorgers en kinderen ouder dan 12 jaar hierover (als ouders niet zelf bij het overleg aanwezig (kunnen) zijn, voordat het overleg plaatsvindt. Een uitzondering hierop is die situatie waarin vooraf informeren bedreigend is voor de veiligheid van het kind. 2.6 De RvdK levert als resultaat van deze casusbespreking een advies aan de gecertificeerde SAVE-instelling, of een raadsonderzoek in deze situatie aangewezen is. Op basis van dit advies kunnen de gecertificeerde SAVE instelling / het AMHK, besluiten om een verzoek tot raadsonderzoek in te dienen. De RvdK kan ambtshalve ook zelf besluiten om een raadsonderzoek te starten, op basis van een eigen afweging. Hoe te handelen als er twijfel is 2.7 De SAVE-partners (inclusief het AMHK) overleggen onderling en met het lokaal team bij twijfel over de noodzaak en meerwaarde van het inzetten van het gedwongen kader of een gezagsbeëindigende maatregel bij een gezinssysteem. Is er sprake van een specifieke vraag/doelgroep 2.8 Bij consultatievragen of meldingen voor onderzoek of begeleiding in het drangkader beoordeelt en besluit BJU als SAVE partner, op grond van informatie of overleg met het lokaal team, welke gecertificeerde SAVE instelling het onderzoek of de begeleiding het beste kan uitvoeren, gezien de vraag en/of kenmerken van het gezinssysteem.2
2.2 Meldingen en Onderzoek naar zorgsignalen en (vermoedens van) kindermishandeling Meldingen 2.2.1. Huisartsen, scholen en andere verwijzers melden in eerste instantie zorgen bij het lokaal team (of bij het MCP). Het lokaal team oordeelt en besluit over zo’n vrijwel altijd buurtgebonden melding. In twijfelsituaties overlegt het lokaal team over ernst en aard, zeker als de aard van de melding sterke kenmerken heeft van “onvrijwilligheid”. Het lokaal team neemt in zo’n situatie contact op met het SAVE team die de zaak 2 Vooralsnog is de keuze in het drangkader voor 2015 BJU of de WSG. Consultatie onderling tussen de gecontracteerde partners is mogelijk.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
2
oppakt en start met een eerste3 onderzoek naar de situatie. Als er sprake is van noodzaak van een volledig AM(H)K onderzoek zorgt het SAVE team voor doorgeleiding. 2.2.2 Als een melding bij een SAVE team wordt opgepakt, dan kan overdracht naar het lokale team (ouders en jeugdigen zijn hier in gekend en mee akkoord) onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden. Die voorwaarden hebben betrekking op veiligheidsaspecten, de mogelijkheden in de samenwerking met een gezin en het tijdig bereiken van resultaten. Onderzoek naar zorgsignalen en (vermoedens van) kindermishandeling 2.2.3 Met de jeugdzorgregio’s is afgesproken dat BJU als SAVE partner zorgsignalen of signalen van (vermoedelijke) kindermishandeling aanneemt. Dat kan verlopen op 2 manieren: a. De politie stuurt meldingen rondom “huiselijk geweld” via CORV naar een centraal adres: het AM(H)K. Het AM(H)K beoordeelt aard en ernst en beslist over wie het onderzoek naar de zorgsignalen of het vermoeden van kindermishandeling doet (zie ook bepaling 2.8). b. Hoewel gebiedsgebonden SAVE teams doorgaans zorgsignalen via het lokaal team ontvangen is rechtstreekse melding wel mogelijk. De zorgmeldingen ontvangen door het gebiedsgebonden SAVE team worden op eenzelfde wijze beoordeeld als binnen het AMHK. 2.2.4 Aard en ernst van zorgmeldingen en (vermoedens van) kindermishandeling zijn zeer divers. Sommige van de zorgmeldingen en (de vermoedens van) kindermishandeling worden binnen het AM(H)K in onderzoek genomen (anonieme meldingen en meldingen waarvoor de specifieke deskundigheid en bevoegdheid van het AM(H)K nodig is). Andere zorgmeldingen zullen naar het gebiedsgebonden SAVE team gaan, waar het onderzoek naar het zorgsignaal en (het vermoeden van) kindermishandeling wordt opgepakt. Er kunnen ook zorgmeldingen naar het lokaal team gaan onder de voorwaarden genoemd in 2.2.2.
2.3 Begeleiden zonder maatregel 2.3.1 In het kader van het voorkomen van instroom in een maatregel is het mogelijk op afroep van het lokaal team door middel van aanmelden en na een eerste onderzoek door een SAVE medewerker begeleiding zonder maatregel door een gebiedsgebonden SAVE team in te zetten. Te denken valt aan situaties waarin de begeleiding van het lokaal team stagneert in verband met het schenden van afspraken, die een relatie hebben met de veiligheid van de jeugdige of bij terugval na een periode van een gedwongen maatregel, waarbij het lokaal team de nazorg op zich heeft genomen en de veiligheidssituatie toch weer bedreigd wordt. 2.3.2 Voor een periode van 3 maanden, met steeds een vernieuwingsbesluit na 3 maanden in verband met de mogelijkheid te verlengen met eenzelfde periode, neemt het SAVE team tijdelijk de begeleiding op zich. In die 3 maanden worden veiligheidsvoorwaarden afgesproken. Daarbij wordt nauw contact onderhouden met de medewerker van het lokaal team dat eerder betrokken was.
3. Procesafspraken rond toeleiding naar maatregelhulp 3.1 Het verzoek tot raadsonderzoek Wie doen een verzoek? 3.1.1 De SAVE werkwijze richt zich zowel op inzet in de drangfase (vóór maatregelhulp) als tijdens de uitvoering van een maatregel. De gemeenten spreken met de gecertificeerde SAVE instellingen af dat zij 3 Bij elke melding voert SAVE een eerste onderzoek uit naar de situatie(veiligheid) van de jeugdige. Dit eerste onderzoek naar een situatie van een jeugdige en het gezin definieert de noodzaak van en is onderscheidend t.a.v. een (vollediger) onderzoek naar zorgsignalen en/of (vermoedens van) kindermishandeling.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
3
voor de jeugdzorgregio’s/gemeenten de verzoeken tot Raadsonderzoek opstellen (namens derden) en indienen, als het gaat over jeugdigen die nog geen maatregelhulp ontvangen. Een uitzondering hierop vormt een verzoek gedaan door de burgemeester (zie nr. 3.1.4). Een verzoek wordt via een afgesproken wijze en schriftelijk ingediend (uitzonderingen daargelaten) en besproken in het daarvoor ingerichte overleg. Ouders en jeugdigen zijn altijd qua proces en inhoud geïnformeerd, tenzij de veiligheid van de jeugdige daardoor wordt geschaad. 3.1.2 Het AM(H)K kan een (direct) beroep op de RvdK doen om een onderzoek te doen. Indien nodig kan de RvdK een v-OTS rekwestreren. 3.1.3 Naast de gecertificeerde SAVE instelling en het AMHK kan een individuele regiogemeente ( in de persoon van de burgemeester) ook een verzoek doen tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dit zal slechts in uitzonderingssituaties gebeuren. De RvdK treedt in een dergelijke situatie in overleg en maakt een eigenstandige afweging. 3.1.4 Voor de situatie dat een gecertificeerde SAVE instelling of een individuele regiogemeente (in de persoon van de burgemeester) een casus ernstig genoeg vindt voor een verzoek tot raadsonderzoek, maar de RvdK niet, geldt het volgende: de inzet van het overleg over een casus is consensus te bereiken over de noodzaak van een raadsonderzoek. Is dat niet mogelijk, dan kiest de RvdK voor de veiligheid voor het kind en start een raadsonderzoek. 3.1.5 Het kan voorkomen dat het besluit om een verzoek tot raadsonderzoek in te dienen tot stand is gekomen tijdens een (casus)bespreking waarbij de RvdK, al dan niet als SAVE-partner aanwezig was (b.v. in geval een kind in het ziekenhuis verblijft of daar is geboren). De RvdK overlegt in een dergelijke situatie zo spoedig mogelijk met het MCP. 3.1.6 De gecertificeerde SAVE instelling die bij de RvdK een verzoek tot raadsonderzoek indient, informeert de ouders en de kinderen ouder dan 12 jaar hierover. De instelling hoeft ouders/eventuele verzorgers en/of kinderen ouder dan 12 jaar niet te informeren over het indienen van een verzoek tot raadsonderzoek, als dit een kennelijke bedreiging vormt voor het kind. 3.1.7 Ouders en kinderen ouder dan 12 jaar ontvangen van de gecertificeerde SAVE instelling, die bij de RvdK een verzoek tot raadsonderzoek indient, een kopie van dit verzoek. Als de individuele situatie van een kind daar reden toe geeft, kan een professional daar van afwijken.
3.2 Criteria waaraan een verzoek tot raads(=beschermings)onderzoek moet voldoen 3.2.1 De criteria voor het indienen van een verzoek tot raadsonderzoek zijn als volgt gedefinieerd: alleen als er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging of de veiligheid van het kind in gevaar is, en hulp in een vrijwillig (en drang)kader niet (meer) toereikend is om die bedreiging af te wenden. 3.2.3 Conform de wettelijke vereisten moet uit het verzoek tot raadsonderzoek in ieder geval uit feiten en omstandigheden concreet blijken: • waaruit de vermoedelijke bedreiging van de ontwikkeling van de jeugdige bestaat, en welke veiligheidsrisico’s dit met zich meebrengt, • welke hulpverlening volgens de verzoeker aangewezen is en • waarom deze hulpverlening niet op vrijwillige basis mogelijk is of ontoereikend is om die bedreiging af te wenden. De gecertificeerde (SAVE) instelling geeft informatie over
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
4
• •
Om welke mensen het gaat, de krachten en zorgen, hoe de (veiligheids)situatie gewogen is en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om een veilige opvoedingssituatie te bewerkstelligen. Welke factoren in en om het gezin de bedreiging verminderen en/of bijdragen aan een oplossing, en hoe die factoren versterkt kunnen worden.
Informatie uit het familiegroepsplan (indien aanwezig) en/of het gezinsplan (indien aanwezig) wordt opgenomen in het (veiligheids)plan, dan wel als bijlage toegevoegd.
3.2.4 Indien een gecertificeerde SAVE instelling, een verzoek indient tot een raadsonderzoek naar een (on)geboren kind van ouders van wie een ander kind al onder toezicht is gesteld, dan start de Raad voor de kinderbescherming altijd een raadsonderzoek.
3.3 Verzoek tot raadsonderzoek door de RvdK zelf (ambtshalve) 3.3.1 Als de RvdK bij de uitvoering van een andere taak een zorgelijke situatie van een minderjarige aantreft en een beschermingsonderzoek noodzakelijk acht, wordt dit gestart. Het stadium van vrijwilligheid acht de RvdK dan voorbij. De RvdK brengt de gecertificeerde SAVE instelling daarvan op de hoogte en adviseert hen per direct een SAVE medewerker in te zetten. Het SAVE team geeft aan dat verzoek in beginsel gehoor(het gaat immers om drang) en informeert/stelt zich in verbinding met het lokaal team. De RvdK sluit vervolgens bij het eerste overleg dat georganiseerd wordt aan. 3.3.2 Als de RvdK in het kader van een andere taak onderzoek doet, daar een zorgelijke situatie van een minderjarige aantreft terwijl er (nog) geen redenen zijn om een beschermingsonderzoek te starten, dan wordt het gezin overgedragen aan het lokaal team in de plaats waar het gezin woont voor hulpaanbod. In het lokaal team kan alsnog beoordeeld worden of het noodzakelijk is de gecertificeerde SAVE instelling te vragen tijdelijk de begeleiding op zich te nemen. De RvdK kan hierin ook adviseren.
3.4 Samenwerking tijdens het raadsonderzoek bescherming en borging van de veiligheid van het kind 3.4.1 SAVE is een systeemgerichte werkwijze. Onderzoek door de RvdK en toezicht en begeleiding tijdens het verloop van een Raadsonderzoek wordt altijd gezinsgericht uitgevoerd. Een maatregel wordt dan standaard voor alle (ongeboren) kinderen tot 18 jaar overwogen. De RvdK stelt het SAVE team van het proces van afwegen op de de hoogte. 3.4.2 Bij het besluit tot en gedurende het raadsonderzoek maken ouders, RvdK, het lokaal team en de gecertificeerde SAVE instelling afspraken over de samenwerking en over de borging van de veiligheid van het kind. Parallel aan elkaar werken de SAVE partners, ieder vanuit de eigen bevoegdheid en rol , samen met elkaar en met het lokale team. De gemaakte afspraken worden opgenomen in het (veiligheids)plan. Deze afspraken gelden ook voor crisissituaties en beschermingsonderzoeken die door de RvdK vanuit andere onderzoeken worden opgestart. Is aanwezigheid van de ouders niet mogelijk dan worden de ouders z.s.m. geïnformeerd door de gecertificeerde SAVE instellingen over de inhoud van het (veiligheids)plan. De volgende afspraken over de samenwerking van de betrokken instellingen worden vastgelegd: • De wijze waarop de bescherming van de jeugdige wordt geborgd (in beginsel al geregeld omdat de gecertificeerde SAVE instelling betrokken is) • De manier waarop afstemming plaatsvindt tussen de RvdK, de gecertificeerde SAVE instelling en het lokaal team. • Wie welke informatie aanlevert en op welke termijn. • Ook bevat het plan afspraken over wat er gebeurt als de uitvoering ervan stagneert of als op een andere manier onveiligheid voor het kind ontstaat.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
5
3.4.3 Als er nog geen sprake is van een Raadsonderzoek en ouders houden zich niet aan de afspraken of zijn niet bereid mee te werken aan het (veiligheids)plan, dan kan door de gecertificeerde SAVE instelling aan de RvdK een spoedonderzoek worden gevraagd, afhankelijk van de mate van bedreiging voor het kind. Vervolgens kan de RvdK besluiten (een voorlopige) kinderbeschermingsmaatregel te rekwestreren. 3.4.4 In het belang van de betrokken kinderen duren raadsonderzoeken in principe zo kort mogelijk. De duur van het raadsonderzoek wordt ook bepaald door de tijd die nodig is om op een zorgvuldige manier te kunnen beoordelen of ingrijpen in het ouderlijk gezag noodzakelijk is. Daar hoort onder andere bij dat ouders de gelegenheid krijgen om op het concept raadsrapport te reageren. 3.4.5 De RvdK houdt de gecertificeerde SAVE instelling die een verzoek tot raadsonderzoek heeft ingediend en de ouders gedurende het raadsonderzoek op de hoogte van de vorderingen en de stand van zaken in het raadsonderzoek. 3.4.6 Als een lokaal team, gecertificeerde (SAVE) instelling, de RvdK of ouders signaleren dat er een onveilige situatie voor het kind ontstaat gedurende een Raadsonderzoek (ook bij een broertje of zusje) , volgt acuut overleg en wordt actie ondernomen. Afspraken ontslaan partijen nooit van de verantwoordelijkheid om, indien nodig, zelf actie te ondernemen.
3.5 De afronding van het raadsonderzoek Als de RvdK een maatregel vraagt 3.5.1 De jeugdzorgregio’s’ en de RvdK spreken af dat de RvdK in haar advies aan de rechter gebruik maakt van de door gemeentelijke regio’s gecontracteerde gecertificeerde (SAVE) instellingen. Omdat SAVE uitgaat van continuïteit in de vorm van doorgaande begeleiding en eenzelfde gezicht in een gezin is in principe de instelling die het gezin begeleidde in het drangkader de aangewezen gecertificeerde SAVE instelling die de begeleiding in het kader van een maatregel op zich neemt. De RvdK kan hiervan gemotiveerd afwijken. De rechter kan (al dan niet op verzoek van ouders en/of advocaat) afwijken van het advies van de RvdK. 3.5.2 De jeugdzorgregio’s en de gecertificeerde SAVE instellingen spreken af dat het plan voor borging van de veiligheid in het gezin van kracht blijft tot het moment dat de rechter een uitspraak heeft gedaan op het verzoek van de RvdK en er daadwerkelijkwerkelijk sprake is van begeleiding in het gedwongen kader. Vanzelfsprekend is borging van de veiligheid na uitspraak van de rechter altijd aan de orde en wordt de ingezette hulp gecontinueerd.
Als de RvdK geen maatregel vraagt 3.5.3 Wanneer de RvdK na onderzoek besluit om geen maatregel te vragen aan de rechtbank deelt de RvdK dit schriftelijk mee aan de gecertificeerde (SAVE) instelling (waaronder het AMHK), die het verzoek tot onderzoek indiende. Desgewenst licht de RvdK de uitkomst van het onderzoek mondeling toe. 3.5.4 Bij inwerkingintreding van de nieuwe Kinderbeschermingswetgeving (voorzien 1 januari 2015) stuurt de RvdK het rapport aan de gecertificeerde SAVE instelling (of in uitzonderingsgevallen een andere verzoeker). Daarbij wordt gemeld dat overwogen kan worden om de zaak aan de burgemeester (van de regiogemeente) voor te leggen. De burgemeester heeft de mogelijkheid om de zaak via de RvdK aan de kinderrechter voor te leggen voor een oordeel over de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. In verband met de rechtszekerheid voor ouders wordt hiervoor een termijn van 2 weken gesteld na terugzending aan de gecertificeerde SAVE instelling. 3.5.5 Als ouders tijdens het raadsonderzoek alsnog bereid zijn om vrijwillige hulpverlening te accepteren en die hulp toereikend wordt geacht, stuurt de RvdK na afloop van het onderzoek het rapport, met medeweten
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
6
van cliënten naar de gecertificeerde SAVE instelling. Het rapport bevat alle informatie die relevant is voor voortzetting van de hulpverlening. De RvdK vermeldt in het rapport in ieder geval de hulpvraag, de krachten van het gezin en zorgen en de beoogde begeleidingsvorm. Verder zorgt de RvdK ervoor dat in het rapport duidelijk wordt gemotiveerd waarom cliënten nu wel hulp op vrijwillige basis accepteren en/of waarom die hulp nu wel toereikend wordt geacht om de vastgestelde bedreiging van de jeugdige af te wenden. 3.5.6 Wanneer RvdK en gecertificeerde SAVE instelling het eens zijn over de voortzetting van een vrijwillig of drang hulpverleningstraject, vindt er een overdracht plaats aan het lokaal en/of SAVE team, dat verantwoordelijk wordt voor dit traject. 3.5.7 Als tijdens het traject blijkt dat de hulp stagneert of niet het beoogde resultaat oplevert, doet de gecertificeerde SAVE instelling op verzoek van het lokaal team of zelf (opnieuw) een verzoek aan de RvdK om een onderzoek in te stellen of verzoeken het per direct weer te heropenen. In dat geval bevat het verzoek in ieder geval een beschrijving van de laatste ontwikkelingen in het hulpverleningstraject en de redenen waarom dat traject stagneert of niet het beoogde resultaat oplevert. • het nieuwe verzoek wordt binnen 3 maanden gedaan: Het raadsonderzoek wordt direct heropend. • Het nieuwe verzoek overschrijdt de 3 maanden: Het verzoek tot raadsonderzoek wordt opnieuw besproken in overleg tussen SAVE partners, de ouders/verzorgers onder regie van het SAVEteam.
3.6 Crisiszaken 3.6.1 De jeugdzorgregio’s en de SAVE partners spreken af dat de 24-uurs bereikbaarheidsdienst van zowel de RvdK als BJU 24 uur per dag, 7 dagen in de week overleg mogelijk maakt t.a.v. crisissituaties. Een mogelijk noodzakelijk verzoek tot Raadsonderzoek en eventueel rekwestreren van een v-OTS of een voorlopige voogdij kan hiermee doorgang vinden, alsmede voor werkzaamheden die daaruit voortvloeien. 3.6.2 Van een acute en ernstige bedreigende situatie voor een minderjarige is sprake, wanneer uit de feiten en omstandigheden concreet blijkt dat onmiddellijk ingrijpen, middels een maatregel van kinderbescherming dan wel het gezag, noodzakelijk is, ter afwending van de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige. Concrete (gedetailleerde) werkafspraken zijn vastgelegd in een apart convenant. 3.6.3 Indien de RvdK een voorlopige ondertoezichtstelling of voorlopige voogdij verzoekt aan de rechtbank dan geeft de gecertificeerde (SAVE) instelling, direct uitvoering aan de uitspraak. 3.6.4 In een crisis (als een jeugdige nog niet als cliënt bekend is bij de gecertificeerde SAVE instelling) zal ten tijde van de crisis het mondelinge verzoek tot Raadsonderzoek door het AM(H)K/het MCP worden gedaan. De gecertificeerde (SAVE) instelling, wordt direct geïnformeerd over deze melding. Als een jeugdige wel bekend is bij de gecertificeerde SAVE instelling dient een SAVE medewerker van het gebiedsgebonden team het verzoek tot Raadsonderzoek in. 3.6.5 De gecertificeerde (SAVE) instelling, neemt het indienen van het schriftelijke verzoek (na de crisissituatie en het mondelinge verzoek) voor haar rekening. 3.6.6 Wanneer het verzoek tot raadsonderzoek in een crisiszaak niet door het AMHK of een SAVE (gecertificeerde) instelling, wordt ingediend, informeert de RvdK de accounthouder van de gemeente hierover, per casus. Ook de gecertificeerde (SAVE) instelling wordt door de RvdK geïnformeerd, zodat zij een SAVE medewerker kunnen inzetten (zie bepaling 3.3.1).
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
7
4. Begeleiding met een maatregel (civiel) 4.1 Nadat de regie in verband met de veiligheidssituatie van de kinderen (tijdelijk) is overgegaan naar de gecertificeerde (SAVE) instelling blijft de medewerker van het lokale team betrokken. Als het gezin via een andere route zoals het AMHK of de RvdK bij een gecertificeerde (SAVE)instelling is aangebracht dan wordt er contact gelegd met het lokaal team . De medewerker van het lokaal team neemt deel aan het overleg dat de gecertificeerde (SAVE) instelling met het gezin organiseert t.b.v. de SAVE aanpak. De gecertificeerde (SAVE) instelling gaat bij voorkeur door met (elementen van) het eerder opgestelde familiegroepsplan en/of gezinsplan, waarmee het gezin samen met het lokaal team al is gestart. Met name de informatie rondom de veiligheidsaspecten en de voorwaarden die noodzakelijk zijn om te stellen worden toegevoegd in het opgestelde (veiligheids)plan. Als een gezin weer afgeschaald kan worden, neemt een lokaal team het (veiligheids)plan van de gecertificeerde (SAVE) instelling, dat gericht is op de veiligheid van de jeugdige, als uitgangspunt bij de vervolgaanpak.
Toetsende taak 4.2 De RvdK toetst (het voornemen van de gecertificeerde (SAVE) instelling om een uithuisplaatsing van een jeugdige te beëindigen. een ondertoezichtstelling niet te verlengen. en adviseert aan de G.I. of een gezagsbeeindigende maatregel niet meer geëigend is bij een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling, die al 2 jaar duurt, waarbij er sprake is (geweest) van een uithuisplaatsing De gecertificeerde (SAVE) instellingen spreken af dat in de rapportages rond deze beslissingen de afspraken met het lokaal team expliciet worden opgenomen.
5. Begeleiding met een maatregel (straf): Procesafspraken rond toeleiding naar een modaliteit Toezicht en Begeleiding 5.1 De jeugdzorgregio’s, de gecertificeerde (SAVE)instellingen en de RvdK maken afspraken4 over de inhoudelijke SAVE-inbreng, deelname en informatie-uitwisseling in de (casus)overleggen van het gebiedsgerichte Veiligheidshuis (VHRU), met inachtneming van de bestaande afspraken in het Landelijk Kader Veiligheidshuizen binnen ZSM met de volwassenreclassering in de overige overleggen van de Veiligheidsketen In afstemming met het SAVE team (en met in acht nemen van de privacy wetgeving als het over een cliënt gaat) kan het lokaal team deelnemen aan een overleg in de veiligheidsketen. Het SAVE team houdt medewerkers van het lokaal team in ieder geval qua hoofdlijnen aangesloten op de veiligheidsketen.
Inzet van jeugdreclassering door rechter of OM 5.2 De jeugdzorgregio’s en de RvdK spreken af dat de RvdK in elk strafonderzoek in ieder geval de gebiedsgerichte SAVE teams en via hen de lokale teams zal benaderen als informant.
Inzet jeugdreclassering in opdracht van de RvdK 5.3 4 Omdat de Veiligheidsketen een eigen dynamiek kent is de uitwerking hiervan nadrukkelijk belegd in de ontwikkelagenda.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
8
De RvdK informeert de jeugdzorgregio’s over de inzet van Toezicht en Begeleiding in opdracht van de RvdK.
Zorg bij detentie 18- en Nazorg na detentie 5.4 De RvdK is casusregisseur als een jeugdige vrij komt uit detentie. De RvdK roept de betrokken partijen bij elkaar en meldt als voorzitter van het trajectberaad de uitstroom van jongeren uit een jeugdinrichting aan de gemeentelijke contactpersonen die zorg dragen voor het organiseren van nazorg (scholing, uitkering, huisvesting). De gecertificeerde (SAVE) instelling neemt deel aan het trajectberaad en zorgt voor de verbinding met het lokale team (met in achtneming van de privacywetgeving).
Adolescentenstrafrecht 5.5.1 Bij de adviesfase voor het jeugd- of commune strafrecht door de RvdK of volwassenreclassering is actuele informatie over (het ontvangen van ondersteuning/hulp) van een jeugdige en/of een gezin van groot belang. Zowel de gecertificeerde (SAVE) instelling als het lokaal team kan met een jeugdige van doen hebben die verdacht wordt van een strafbaar feit. Met in achtneming van de privacywetgeving (toestemmingsverklaring van belanghebbenden is nodig in drang) spannen partijen zich in om die informatie te vergaren, zodat een afgewogen keuze gemaakt kan worden. 5.5.2 Indien de volwassenreclassering een cliënt in toezicht en begeleiding heeft (dat kan een jeugdige, ofwel een volwassene (ouder) zijn, die een opvoedingsrelatie heeft met een jeugdige) dan wordt actief verbinding gelegd door het lokaal en/of het SAVE team, in het belang van de (veiligheid) van jeugdigen.
Uitvoering taakstraffen 5.6 De RvdK overlegt met de jeugdzorgregio’s over de mogelijkheden voor het uitvoeren van werkstraffen in de gemeenten.
6. Inzet aanvullende (gespecialiseerde) hulp/begeleiding 6.1 Primair voeren de lokale teams regie over de uitvoering van zorg. In overleg tussen een SAVE medewerker en een lokaal team wordt afgesproken of en zo ja, wat een lokaal teammedewerker zelf als (generalistische) hulp kan (blijven) bieden. Eveneens is er overleg over welke aanvullende hulp nodig is. Zowel in de fase voor en na een eventuele maatregel, (als tijdens de kinderbeschermingsmaatregel of tijdens Toezicht en Begeleiding) is er tussen een medewerker van het lokaal team (namens de gemeente) en een SAVE medewerker overleg over de in te zetten aanvullende hulp. Er is sprake van 3 begeleidingsscenario’s: Scenario 1: Lokaal team is aan zet, aanvullende hulp ondersteunt Scenario 2: Aanvullende hulp is aan zet, lokaal team ondersteunt Scenario 3: Aanvullende hulp is aan zet, lokaal team speelt geen rol In scenario 2 en 3 kan er sprake zijn van drang dan wel dwang en kan SAVE een rol spelen vanuit het stellen van voorwaarden. In het 2e scenario rapporteert de specialist aanvullende hulp aan het lokaal team, die de afstemming met de SAVE medewerker organiseert in verband met de voorwaarden rondom veiligheid. In het 3e scenario rapporteert de specialist aanvullende hulp aan de SAVE medewerker en zorgt SAVE afhankelijk van de fasering van de hulp voor invoegen van het lokaal team. 6.2 Bij wet in het kader van maatregelhulp is de gecertificeerde (SAVE) instelling degene die bepaalt welke specialistische hulp zij noodzakelijk acht. De SAVE medewerker informeert daarover altijd een medewerker van het lokaal team (namens de gemeente). In principe kan alleen ingezet worden wat de jeugdzorgregio’s hebben ingekocht aan jeugdhulp. Bij uitzondering en met onderbouwing kan daar in
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
9
samenspraak met het lokaal team en in principe na accordering van de jeugdzorgregio/gemeente van worden afgeweken. Dit proces vindt plaats binnen de afgesproken termijnen. Specifiek voor de LVB doelgroep is de hulp die geboden wordt in het kader van de AWBZ; deze is landelijk ingekocht. Over de inzet daarvan wordt de jeugdzorgregio/gemeente door de gecertificeerde (SAVE) instelling geinformeerd. 6.3 Is er sprake van een (kinderbeschermings)maatregel dan kan de gecertificeerde (SAVE) instelling zelf een “beschikking” afgeven voor inzet van jeugdhulp, conform de afspraak met de jeugdzorgregio’s. De gecertificeerde (SAVE) instelling stelt de gemeentelijke regio daarvan in kennis. In de fase voor of na een kinderbeschermingsmaatregel wordt deze afgegeven door de medewerker van het lokale team. 6.4 Als er een strafrechtelijke beslissing tot de inzet van jeugdhulp in het kader van een gedragsmaatregel wordt genomen dan informeert de RvdK de gecertificeerde (SAVE) instelling en de gemeentelijke jeugdzorgregio. Datzelfde geldt als de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts, of directeur van de justitiële jeugdinrichting besluit tot de inzet van jeugdhulp in het kader van het scholings- en trainingsprogramma. 6.5 In het gedwongen kader kan, op grond van artikel 8.1.1. tweede lid onder a van de Jeugdwet, geen PGBbudget worden verstrekt, doch slechts zorg in natura. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat het wel gewenst is speciale vormen van jeugdhulp en ondersteuning in te zetten die niet tot de door de gemeente ingekochte zorg behoort. In dat geval kan, na het overleg als genoemd in artikel 6.2 de gemeente deze zorg alsnog contracteren binnen de afgesproken doorlooptijd.
Gesloten plaatsingen 6.6 Tijdens ieder vorm van dienstverlening van zowel de lokale teams als van de gecertificeerde (SAVE) instellingen (dus zowel binnen drang als dwang) kan gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn voor de veiligheid van een jeugdige. 6.7 Een gesloten plaatsing doet zich in de meeste gevallen voor in een crisissituatie, waarbij al sprake is van een ondertoezichtstelling of deze overwogen wordt aan te vragen in de vorm van een vOTS. De gecertificeerde (SAVE) instelling is vanuit het dwangkader in een dergelijke situatie verantwoordelijk voor alles wat nodig is om te doen. 6,7 Indien een lokaal team een gesloten plaatsing overweegt wordt zo snel mogelijk het SAVE team ingeschakeld. In verband met de complexiteit en de veiligheidsaspecten, die altijd inherent zijn aan een situatie waarin een dergelijke plaatsing wordt overwogen, neemt het SAVE team de jeugdige als cliënt over van het lokaal team. Gedurende de trajectplaatsing,die na een gesloten plaatsing volgt, blijft er tussen het SAVE team en het lokaal team afstemming en overleg. De gemeente mandateert SAVE op grond van deze bepaling om een gesloten plaatsing in het vrijwillig kader voor te bereiden en te effectueren (in samenspraak met het lokaal team). 6.8 De vereiste verklaring dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is en de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper worden afgegeven door de gecertificeerde (SAVE) instelling. De akkoordverklaring van ouders als het gaat om een “vrijwillige” gesloten plaatsing wordt eveneens door de gecertificeerde (SAVE) instelling verzorgd. 6.9 Als tijdens het raadsonderzoek blijkt dat gesloten jeugdhulp aangewezen is, dan overlegt de RvdK hierover met de gecertificeerde (SAVE) instelling. Eenzelfde handelswijze als onder 6.7 en 6.8 wordt gevolgd. 6.8 RvdK regelt gesloten jeugdzorg:
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
10
•
•
Als de RvdK over de meest actuele informatie beschikt of als de gecertificeerde (SAVE) instelling nog helemaal geen bemoeienis met het gezin heeft gehad, levert de RvdK de verklaring van noodzaak tot gesloten jeugdhulp en de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper. Als de RvdK gesloten jeugdhulp noodzakelijk vindt, maar de gecertificeerde (SAVE) instelling vindt dat niet, dan levert de RvdK zelf de verklaring van de noodzaak en de instemming van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
7. Specifieke onderwerpen Schoolverzuim – verhouding tussen lokaal team, leerplicht (gemeente) en SAVE. 7.1 Wanneer sprake is van schoolverzuim ontvangt leerplicht een melding. Het uitgangspunt is wanneer stappen ondernomen moeten worden, eerst het lokale team wordt benaderd door leerplicht. Mochten hier onvoldoende resultaten uit voortkomen of is er sprake van onveiligheid, dan schakelt het lokaal team het SAVE team in. Bij noodzaak kan leerplicht vanzelfsprekend ook rechtstreeks het SAVE team benaderen. Als leerplicht in een gezin betrokken is en de schoolgang verbetert niet, dan kan via het SAVE team de RvdK ingeschakeld worden. Via het reguliere overleg tussen de SAVE partners wordt vervolgens besloten of en welke maatregel meerwaarde heeft om de jeugdige weer naar school te krijgen. Door leerplicht wordt een procesverbaal opgemaakt in overleg met een lokaal team en/of een SAVE medewerker in die situaties waarin er sprake is van ernstige opvoedings- en gezinsproblematiek. In overige situaties kan dat vanzelfsprekend door leerplicht vanuit een eigenstandige bevoegdheid worden gedaan. 7.2 De RvdK en de gecertificeerde SAVE instellingen zijn beschikbaar voor consultatie op casusniveau door leerplichtambtenaren over de wenselijkheid van doorgeleiding naar het meest geëigende dwangkader.
Privacy 7.3 De gecertificeerde (SAVE) instellingen , de RvdK en de jeugdzorgregio’s houden zich aan de informatieverstrekking, uitwisseling en verwerking van gegevens van de jeugdige, zijn ouders en overige betrokkenen overeenkomstig de wettelijke eisen, die zijn neergelegd in de privacywetgeving.
Hoe de VIR benutten en wie? 7.4 De wijze waarop de gecertificeerde (SAVE) instellingen de VIR gebruiken wordt in stand gehouden. Iedere jeugdige in de volgende drangdiensten wordt aangemeld in de VIR: bij participerend consult (na multidisciplinair besluit tot aanmelding), bij het MCP (uitgezonderd bij informatie- en consult), bij onderzoek naar zorgsignalen en (vermoedens van) kindermishandeling en bij begeleiding zonder maatregel. Bij maatregelhulp wordt iedere jeugdige altijd aangemeld bij de VIR. De RvdK registreert jeugdigen na het besluit tot het in onderzoek nemen van een jeugdige. Informatie over al bekende jeugdigen bij de RvdK wordt door de RvdK geraadpleegd. De jeugdzorgregio’s spannen zich in om alle professionals/instellingen die onder het gemeentelijk jeugdzorgveld opereren, consequenter te laten registreren in de VIR (zoals huisartsen, onderwijs en het jongeren veld). Daarnaast onderzoeken jeugdzorgregio’s hoe informatie uit de VIR benut kan worden om informatie naar ZSM te loodsen.
Verschil van mening / opschaling 7.5 Er kan verschil van inzicht ontstaan bij een dreigende crisis of incident/calamiteit. Daarom is een opschalingsmodel afgesproken om op het juiste niveau de noodzakelijke besluitvorming te doen plaatsvinden.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
11
Het in werking treden van het opschalend overleg is afhankelijk van de urgentie en van de kenmerken van een situatie. Er zijn 4 gemeentelijke domeinen die met een crisis te maken kunnen krijgen: -
veiligheid kind veiligheid in een gebied (maatschappelijke onrust / zedenzaken) hulpverlening rondom gezin strafrechtketen (zedenzaken)
7.6 Binnen de SAVE werkwijze wordt in het overleg dat plaatsvindt tussen professionalsgedragswetenschapper-teammanager expliciet de vraag beantwoord aan wie (gezien de gemeentelijke verantwoordelijkheid) de crisis gemeld moet worden / dan wel welke instellingen uit de hiervoor genoemde domeinen gewaarschuwd/betrokken moeten worden. Specifiek is hierbij aandacht voor de gemeentelijke verantwoordelijkheid (impact). 7.7 Bij opschaling is er overleg met verschillende betrokkenen (volgens schema hieronder) over de (dreigende) crisis, incident of calamiteit. Dit overleg richt zich inhoudelijke op analyse van de situatie, labeling van de situatie, aanpak bepalen en plan afspreken en vastleggen. Er worden afspraken gemaakt over wie de regie voert en/of er nog verder opgeschaald moet worden (als er daarvoor al niet een evidente aanleiding daartoe was). Als een familiegroepsplan, gezinsplan of (veiligheids)plan “niet werkt” (binnen een drangkader), wat kan voorkomen in crisissituaties, heeft de individuele regiogemeente, in de persoon van de burgemeester, de bevoegdheid hulp aan te wijzen/te regelen.
Opschalingsmodel gemeenten en SAVE partners Overlegvorm Driehoek (plus)5
Samenstelling Leden per gemeente: Hoofdofficier van Justitie, Burgemeester, Districtschef politie.
Status overleg Aan dit overleg worden scenario’s/keuzes voorgelegd.
Afhankelijk van de casus schuift de verantwoordelijk wethouder aan. Ingeval zorg voor jeugd: de wethouder Jeugd.
Uitkomst: knopen doorhakken die de dreiging van de situatie opheft of de impasse van de situatie doorbreekt.
Afhankelijk van de casus schuift de directie van de regievoerende zorgpartij aan (en draagt zorg t.a.v. de jeugdige w.b.: privacy / weten regelgeving / belangenvertegenwoordiging minderjarige) Adviesoverleg
Wethouder jeugd + management betrokken zorgpartners + de belangrijke uitvoerende medewerkers uit het primair proces, in ieder geval van de regievoerende instelling (lokaal team/ SAVE partners/ evt. aanvullende hulp)
Dit overleg brengt risico’s en mogelijkheden in kaart, werkt opties uit en komt tot oordeelsvorming omtrent de meest aangewezen handelingsroute. (Bij overeenstemming wordt deze route gevolgd.)
Afstemmingsoverleg
Management +
Deze afstemming
5
Kader Bij drang + In het dwangkader zullen bepaalde verzoeken omtrent de veiligheid van de jeugdige voorgelegd dienen te worden aan de rechter. De G.I.’s en de RvdK houden hierin een eigenstandige bevoegdheid om dit wel of niet te doen . Zij kunnen niet “in opdracht” van de driehoek(plus) acteren.
Bij drang + Bij dwangkader. In dit overleg kan ook overeenstemming bereikt worden m.b.t. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank. Indien dit voorgenomen besluit wordt genomen is consultatie van een gedragswetenschapper ivm een kernbeslissing G.I. nodig. Bij drang
Of equivalent binnen een gemeente
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
12
Uitvoeringsoverleg
gedragsdeskundigen zorgpartijen + de belangrijke uitvoerende medewerkers uit het primair proces, in ieder geval van de instelling(en) waar de cliënt van is (lokaal team/ SAVE partners/ evt. aanvullende zorg)
leidt tot een gedeelde opvatting over aard en ernst van de situatie en volgende stappen (of niet, waarna opschaling volgt)
+ Bij dwangkader (in dit overleg kan ook overeenstemming bereikt worden m.b.t. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank)
De uitvoerende medewerkers uit het primair proces + evt. gedragsdeskundigen
Deze afstemming leidt tot een gedeelde opvatting over aard en ernst van de situatie en volgende stappen (of niet, waarna opschaling volgt)
Bij drang + Bij dwangkader (in dit overleg kan ook overeenstemming bereikt worden m.b.t. het indienen van een verzoek bij de Rechtbank)
8. Afspraken over toezicht jeugdzorgregio’s 8.1 De zes gemeentelijke jeugdzorgregio’s zien erop toe dat BJU als hoofdaannemer ( en daaruit volgend ook de gecertificeerde instellingen die onderaannemer zijn) zich aan de wettelijke verplichtingen houdt en de afspraken met de RvdK nakomt. De RvdK stelt de jeugdzorgregio’s op de hoogte, als een gecertificeerde (SAVE) instelling hierin structureel in gebreke blijft na een verbetertraject. Vooraf wordt BJU (als hoofdaannemer) geïnformeerd over dit (voorgenomen) besluit van de RvdK en zorgt BJU direct voor overleg met de onderaannemer. In het bijzonder worden hier de volgende afspraken bedoeld: Het landelijk kader voor afspraken tussen de RvdK en de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming Het landelijk kader voor afspraken tussen de RvdK en de gecertificeerde instellingen voor jeugdreclassering
9. Aanvullende afspraak tussen de jeugdzorgregio’s/gemeenten en de RvdK: 9. 1 De gemeentelijke jeugdzorgregio’s in de provincie Utrecht, inclusief Weesp en Wijdemeren en de RvdK spreken af dat het leveren van beleidsinformatie door de RvdK alleen plaatsvindt op vraag van de gemeenten. Er worden geen vaste afspraken over gemaakt.
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
13
Dit document is ondertekend te @@ plaatsnaam @@ op @@ datum @@
Namens de gemeente/jeugdzorgregio
Naam: Functie:
Namens de RvdK MN
Naam Functie
Namens de WSG
Naam Functie
Namens BJU
Naam Functie
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
14
Afkortingen en Begrippen:
Familiegroepsplan Gezinsplan (Veilgheids)Plan
BJU WSG LJ&R SGJ Rvdk
plan dat door een gezin zelf (al dan niet met het netwerk) is gemaakt plan dat door een lokaal team samen met het gezin is gemaakt het plan dat SAVE samen met het gezin maakt met gebruikmaking van het familiegroepsplan en/of het gezinsplan Bureau Jeugdzorg Utrecht Willem Schrikker Groep Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Stichting SGJ Christelijke Jeugdzorg Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland
SAVE partners Gecertificeerde SAVE instellingen: Gecertificeerde instellingen
BJU, WSG en Raad voor de Kinderbescherming BJU en WSG BJU, WSG, LJ&R en WSG
AMHK
Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Meld- en Crisispunt (Het AMHK is gesitueerd binnen het Meld- en Crisispunt)
MCP
Lokaal team
Accounthouder gemeente/jeugdzorgregio
VIR ZSM
VHRU
Iedere vorm van een georganiseerd gemeentelijk verband van zorg voor jeugdigen, zoals een (sociaal)wijkteam, buurtteam, CJG team enz. De contactpersoon bij de gemeente/jeugdzorgregio met wie SAVE kan afstemmen/overleggen Verwijsindex Risicojongeren Afdoeningsaanpak van de justitieketen, waarbij OM, RvdK, politie en Reclassering samenwerken om eenvoudige strafzaken versneld en simpel af te doen Veiligheidshuis Regio Utrecht
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
15
Bijlage A bij “Programma SAVE”: Overzicht Overlegmomenten gemeenten (via accounthouder(s) en gecertificeerde (SAVE) instelling
In het primair proces: - bij de inzet van aanvullende niet ingekochte zorg (na overleg met lokaal team) - bij het opmaken van een procesverbaal met de leerplichtambtenaar - Bij de (gezamenlijke) inzet op nazorg na detentie 18- Bij de afstemming over (deelname aan) de TOP X aanpak, met name ook t.a.v. “brusjes”. - Bij de inbreng van zorginformatie bij het VHH en ZSM - Bij de samenwerking rond adolescentenstrafrecht en toegang tot jeugdhulp en ondersteuning volwassenen - Bij afspraken over samenwerking rond woonoverlast - Bij huisverboden - Bij samenwerking rond aanpak van jeugdgroepen
van
Op aansturingsniveau: - bij het melden van een (dreigende) crisis /incident - bij inspectierapporten - bij- op en afschalen van complexe casuïstiek op het snijvlak Zorg en Veiligheid Op bestuurlijk niveau: - Bij dreigende fin. problemen
Concept programma SAVE werkwijze, inhoudelijk afsprakenkader tussen SAVE partners en gemeenten, versie 0.10 20141119
16
Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE? De gemeenten die voor SAVE kiezen, kiezen voor een gebiedsgerichte integrale organisatie van het werk van de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming. Ook kiezen zij voor een bundeling van het AMK en de SHG’s in een nieuw te vormen AMHK, met een certificaat voor jeugdbeschermingsmaatregelen. De betrokken organisaties werken binnen SAVE integraal samen in plaats van los van elkaar. Een SAVESAVE-team sluit aan bij de lokale lokale organisatie van de zorg voor jeugd in een specifiek postcodegebied en ontwikkelt zich daarbij samen met dat gebied. SAVE werkt aanvullend op het lokale team, op basis van één gezin, één plan’. plan’. Deze inrichting van de jeugdzorg is vanuit de praktijk ontwikkeld ontwikkeld met de bedoeling om met minder werkers meer continuiteit aan cliënten te bieden, om ‘bescherming’ in de omgeving van cliënten aan te kunnen bieden en de noodzaak van gedwongen hulp te verminderen. samenwerkingsverband. verband. SAVE ook een werkwijze: SAVE is dus een organisatievorm en een samenwerkings Met SAVE wordt integraal gewerkt binnen het brede domein van de jeugdbescherming en bij de aanpak van huiselijk geweld. Het betreft de integratie van alle stappen die daarbij worden uitgevoerd - van melding tot uitvoering van van een rechterlijke maatregel. Deze stappen worden volgens een beschreven werkwijze uitgevoerd. Het primaire doel van SAVE is veiligheid - in de opvoeding en andere afhankelijkheidsrelaties en het keren van criminele carrières van jeugdigen. Om het predicaat predicaat ‘SAVE’ te kunnen dragen moet worden gewerkt op basis van de visie van SAVE en moet een praktijk de componenten bezitten die in de navolgende paragrafen uiteengezet worden. SAVE is op basis van de in Overijssel ontwikkelde werkwijze Verve (Veiligheid en regie voor elk, Van Montfoort & Slot, 2013) gestart. In Utrecht en Flevoland is SAVE doorontwikkeld door de Bureaus Jeugdzorg Utrecht, de William Schrikker Groep en de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland; de Eigen Kracht Centrale ondersteunde het proces. Jurist en pedagoog Adri Van Montfoort ontwikkelde in samenwerking met de praktijkinstellingen de methodische kant van SAVE. De werkwijze is beschreven en vastgelegd in Van Montfoorts “De werkwijze SAVE: vernieuwing van de jeugdbescherming en de aanpak van huiselijk geweld in Utrecht”. Het voorliggende stuk komt hieruit voort. De transitie van de jeugdzorg en breed gedragen opvattingen over de inhoudelijke transformatie van de jeugdzorg, zijn leidend bij de invulling van de jeugdbescherming en bescherming tegen huiselijk geweld waar SAVE voor staat. De doorgaande ontwikkeling van SAVE wordt geborgd door doorlopende reflectie op de praktijk, evaluatie en onderzoek. Wanneer in dit document wordt gesproken over ‘de jeugdbescherming’, dan betreft dit het werk van instanties met specifieke bevoegdheden ter bescherming van minderjarigen die zich (vermoedelijk) in een ernstig bedreigende opvoedingssituatie bevinden; in SAVE gaat het om al het handelen ter bescherming van
jeugdigen:
van
advies
en
consult
tot
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
de
uitvoering
van
jeugbeschermings-
en
1
jeugdreclasseringsmaatregelen inclusief de (beschermings)taken en het onafhankelijke onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
1. SAVE: een visie op jeugdbescherming en op de aanpak van huiselijk geweld Veiligheid De veiligheid van jeugdigen en de bescherming van alle burgers tegen geweld is een publieke verantwoordelijkheid. Op grond van de Nederlandse wet en internationale verdragen heeft de overheid de verantwoordelijkheid
om
te
zorgen
voor
voorzieningen
die
kinderen
beschermen.
Ook
de
verantwoordelijkheid voor reclassering van jeugdigen en de bescherming van volwassenen tegen huiselijk geweld, is in wetgeving en door bestuurlijke maatregelen vastgelegd. De partners in SAVE zijn gelegitimeerd in dit kader bevoegdheden uit te voeren; zij voldoen aan normstellende kaders die de overheid hieraan verbindt. Eigen kracht en regie Burgers hebben de regie over hun eigen leven en de opvoeding van hun kinderen. We noemen dit eigen kracht. SAVE gaat niet over ‘goed opvoeden’. SAVE gaat over de ondergrens: SAVE treedt alleen op als uit concrete feiten en omstandigheden of door een rechterlijke uitspraak blijkt, dat een situatie niet ‘veilig genoeg’ is of als een criminele carrière dreigt. De regie en besluitvorming blijven echter bij de direct betrokkenen en hun netwerk of keren daar zo snel mogelijk terug. SAVE biedt hen de ruimte om zelf oplossingen te bedenken die voldoen aan de door SAVE gestelde voorwaarden. SAVE is gericht op samenwerking met alle gezinsleden, ook in gedwongen kader. De SAVE-medewerker betrekt de directe kring van mensen rondom het gezin bij de opvoedingssituatie van jeugdigen en bij de veiligheid in de huiselijke situatie; en ook burgers die verder van de betrokkenen afstaan worden geactiveerd om een bijdrage te leveren. Aanvullend op lokale zorg in de buurt Professionele zorg wordt in de buurt uitgevoerd. De eerste verantwoordelijkheid voor zorg of voor de coördinatie ervan, ligt bij het lokale team in de buurt of wijk. Ook al wordt SAVE ingezet, de medewerker van het lokale team blijft de centrale persoon voor gezinsleden. Als SAVE betrokken raakt via een (centrale) melding of op basis van een beschikking van de rechter en het lokale team is nog niet actief, dan schakelt SAVE dat team zo spoedig In de buurt mogelijk in. Het lokale team is zo de constante ondersteuner voor de betrokkenen. SAVE stopt wanneer de veiligheidssituatie goed genoeg is en/of de criminele carrière van de jeugdige is gekeerd.
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
2
Integrale werkwijze Advies, onderzoek van meldingen, crisisinterventie, regie zonder maatregel, het activeren van gezinsleden en netwerk, het inschakelen van professionals, het onderzoek van de Raad, het inschakelen van de kinderrechter, het uitvoeren van (gezins)voogdij en jeugdreclassering en de aanpak van huiselijk geweld worden - naast dat ze integraal zijn georganiseerd – ook op basis van één inhoudelijke basiswerkwijze uitgevoerd. De aanpak van huiselijk geweld waar geen jeugdige bij betrokken is, volgt in grote lijnen dezelfde opbouw als die van de jeugdbescherming: de gemeenschappelijke focus is veiligheid in afhankelijkheidsrelaties. De integratie van al deze functies werkt efficiënt en voorkomt overdrachten tussen beroepskrachten en alle risico’s die daarmee verband houden . Lerende praktijk De ‘menselijke factor’ is in het werk van de professional die zich met bescherming bezig houdt een onmisbaar element van het professioneel handelen. Onzekerheid is een kenmerk van het werk: onzekerheid over de feiten, over wat nog ‘goed genoeg’ is, over wat er kan gebeuren enzovoorts. Er bestaat geen vaste instructie voor het handelen in alle mogelijk denkbare gevallen. Er moet ‘inductief’ gewerkt worden: vanuit het specifieke geval naar de theorie en de wettelijke normen. De professionele werkwijze ontwikkelt zich door systematische reflectie op de praktijk. Belangrijke beslissingen neemt een werker pas na bespreking met collega’s, gedragswetenschapper of teammanager. Reflectie gebeurt in het team, intercollegiaal overleg, intervisie, de werkbegeleiding en in gestructureerde Methodische leerbijeenkomsten. Door op een systematische wijze het handelen van de professionals te vergelijken met de werkwijze van SAVE, leren de professionals en wordt ook de werkwijze zelf verrijkt.
2. SAVE: de integrale gebiedsgerichte organisatie van de jeugdbescherming en de aanpak van huiselijk geweld SAVE biedt gemeenten de mogelijkheid het beschermen van jeugdigen en de aanpak van huiselijk geweld integraal en gebiedsgericht te organiseren. Hierbij wordt er rond het gezin samengewerkt. Eén melding volstaat Binnen SAVE is er één centraal meldpunt voor crisissen, zorglijke situaties, kindermishandeling en huiselijk geweld. Daarnaast is er voor de lokale teams een rechtstreekse toegang tot hun eigen gebiedsgerichte SAVE-team. Als het lokale team de bemoeienis van het SAVE-team vanuit veiligheidsoptiek nodig vindt, dan kan het lokale team SAVE inschakelen. SAVE is zo georganiseerd dat één melding volstaat. Er wordt bij de eerste melding direct beoordeeld of ook crisisinterventie, een raadsonderzoek, AMK-onderzoek of tijdelijk huisverbod aan de orde zijn en of specifieke expertise moet worden ingezet. Medewerkers van het lokale team worden zo snel mogelijk betrokken of blijven dat.
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
3
Binnen de SAVE-teams wordt gewerkt met all-round medewerkers; zij kunnen naast het onderzoek van meldingen
ook
in
crisissen
interveniëren
en
alle
voorkomende
jeugdbeschermings-
en
jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren. Op deze manier kan één medewerker gezinsbreed werken Medewerkers van het centrale meldpunt voeren niet alleen de eerste beoordeling na een melding uit, maar zijn ook opgeleid tot en toegerust op het uitvoeren van crisisinterventie, AMK-onderzoek en het onderzoek naar huiselijk geweld. Het raadsonderzoek wordt, conform de wet, onafhankelijk uitgevoerd. Hierbij wordt parallel gewerkt met de collega’s van het SAVE-team en het lokale team. Daardoor veroorzaakt de onderzoeksperiode geen stagnatie in de ontwikkeling van gezinsleden en is er ook hier sprake is van continuïteit voor jeugdige en gezin en de gezinsleden . De gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming werken in SAVE niet los van elkaar. Gebiedsgericht SAVE werkt outreachend in de eigen leefomgeving van een jeugdige of gezin. Omdat het SAVE-team gebiedsgericht werkt binnen één specifiek postcodegebied, kennen de medewerkers van de lokale teams in een regio of gemeente hun SAVE-collega’s persoonlijk en zijn zij op elkaar ingespeeld. SAVE neemt niet over, maar draagt expertise over, voegt in en vult aan. Lokale teams en SAVE doen samen met gezin en netwerk wat nodig is op basis van ‘één gezin één plan’. SAVE blijft zo lang als nodig, zo kort als mogelijk betrokken. SAVE sluit af wanneer de situatie weer stabiel veilig genoeg is, wanneer bij jeugdigen weer sprake is van een onbedreigde ontwikkeling of wanneer de bedreiging weer op andere wijze dan door SAVE kan worden afgewend.
3. SAVE: een nieuwe wijze van werken SAVE is een werkwijze die beschreven is ten behoeve van de jeugdbescherming en de aanpak van huiselijk geweld. SAVE omvat verschillende organisaties, verschillende functies en diverse specifieke taken. De SAVE-werkwijze geldt voor al deze onderdelen, waarbij per functie en per onderdeel aanvullende richtlijnen en handelingsvoorschriften bestaan. De SAVE-werkwijze wordt inhoudelijk gevormd door: •
De doorontwikkeling van de Deltamethode gezinsvoogdij (Van Montfoort & Slot, 2012)
•
De visie en de werkwijze van de Eigen Kracht Centrale (Van Pagée, 2013)
•
Het oplossingsgericht werken (DeShazer & Dolan, 2009; Turnell & Edwards, 1999)
•
Bestaande methoden en werkwijzen zoals het Handboek Jeugdreclassering, het Landelijk Handelingsprotocol AMK, de methode voogdij enzovoorts.
De SAVE-werkwijze vormt de gemeenschappelijke basis voor de uitvoering van alle werksoorten; de uitvoering van werksoortspecifieke taken vertrekt van daaruit.
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
4
Nieuw in de SAVE-werkwijze ten opzichte van voorgaande werkwijzen zijn: •
De analyse van de opvoedingssituatie met het gezin op basis van het Vier Venster Model
•
Eigen kracht en regie: De SAVE-werker richt zich op het stellen van concrete voorwaarden. In aansluiting hierop krijgen gezinsleden en netwerk de ruimte om hiervoor zelf een plan te maken. De regie over de oplossingen wordt bij jeugdige, gezin en netwerk gelaten.
•
De integrale benadering van jeugdbescherming en de aanpak van huiselijk geweld
•
Het gebiedsgerichte: de aansluiting van SAVE is aanvullend op de lokale teams
•
De systematische reflectie op de praktijk.
De visie van SAVE krijgt ook zijn vertaling in de samenwerking van SAVE met andere professionals. De focus is bij SAVE gericht op wat goed is voor de verbetering van de situatie van jeugdigen of volwassenen in afhankelijkheidsrelaties en niet op procedures of organisatiebelangen. Er wordt oplossingsgericht samengewerkt. De SAVE-werkers zijn gericht op het uitbouwen van wat werkt in de samenwerking en op het versterken van de eigen kracht van andere professionals. Tijdens de methodische leerbijeenkomsten wordt samen met lokale partners en andere professionals gereflecteerd op actuele praktijksituaties. Hierbij komen zowel het analysemodel (de vier vensters), als het professioneel handelen van de SAVE-werker aan bod. Maar ook de werkrelatie tussen de professionals en de gezinsleden is onderwerp van gesprek tijdens deze bijeenkomsten. Binnen SAVE wordt gewerkt met gezamenlijke instrumenten en formats ten behoeve van de rapportage. Bij de ontwikkeling hier van worden lokale teams betrokken. De resultaten die met SAVE worden beoogd zijn als volgt geformuleerd: •
De regie en besluitvorming blijven bij de jeugdige, gezinsleden of partners én hun netwerk of keren daar zo snel mogelijk terug; al dan niet met voorwaarden m.b.t. de veiligheid en resocialisatie;
•
Minder heraanmeldingen wegens een ernstige bedreigende opvoedingssituatie, huiselijk geweld of mishandeling;
•
Minder uithuisplaatsingen buiten het sociale netwerk van gezinnen;
•
Korter durende plaatsingen buiten het sociale netwerk;
•
Minder jeugdbeschermingsmaatregelen;
•
Kortere gemiddelde duur van jeugdbeschermingsmaatregelen;
•
Grotere tevredenheid van jeugdigen, ouders en hun sociale netwerk met de geboden zorg;
•
Grotere tevredenheid van medewerkers;
•
Grotere tevredenheid van samenwerkingspartners;
•
Een goede balans van kwaliteit en efficiency (niet doen wat al gedaan is, concentratie op de kernfunctie).
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
5
4. SAVE: een doorgaande ontwikkeling SAVE blijft in ontwikkeling omdat: •
het meegroeit met de doorgaande transformatie van de lokale zorg
•
de samenwerking, de methodische leerbijeenkomsten en de evaluaties van de werkwijze daarvoor steeds nieuwe input opleveren;
•
nieuwe wetgeving en ontwikkelingen in het zorgveld hun weerslag krijgen op de doorontwikkeling van de SAVE-werkwijze;
•
continue wordt onderzocht in hoeverre de beoogde resultaten van SAVE gerealiseerd worden en hoe dat gebeurt, met als doel SAVE verder te verbeteren.
Door deze continue ontwikkeling zal er van tijd tot tijd een update van de beschreven werkwijze worden uitgebracht.
140508 Wat maakt SAmenwerken aan VEiligheid SAVE?
6
Programma van Eisen Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gespecialiseerde instellingen
Voorliggend document betreft het Programma van Eisen. Dit document is een integraal onderdeel van de modelovereenkomst Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opgesteld voor gecertificeerde instellingen die jeugdbescherming bieden aan specifieke doelgroepen (Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, SGJ Christelijke Jeugdzorg en William Schrikker Groep). Het Programma van Eisen bestaat uit de volgende delen: A. Raamwerk Programma van Eisen; B. Kwaliteitseisen. Deel A betreft een beschrijving van de werkzaamheden als onderdeel van de modelovereenkomst voor het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, SGJ Christelijke Jeugdzorg. Voor ieder van deze landelijk werkende instelling is een apart raamwerk opgesteld. Deel B omschrijft de vereisten die gesteld worden aan de hiervoor genoemde drie instellingen. A. Raamwerk Programma van Eisen De werkzaamheden van de instellingen die dienstverlening bieden aan specifieke doelgroepen (Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, SGJ Christelijke Jeugdzorg) zijn dezelfde als die van de regionale gecertificeerde instellingen, namelijk uitvoering van kinderbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen door een (gezins)voogd of reclasseringswerker. Dit omvat alle mogelijke problematiek van kinderen en hun ouders waardoor de veiligheid en mogelijkheid tot ontwikkelen van het kind bedreigd wordt. De rol van de gecertificeerde instelling is de integrale aanpak die zorgt dat de betreffende kinderen veilig zijn en voor hen de juiste hulpverlening en begeleiding beschikbaar komt. De beoogde resultaten van de diverse maatregelen zijn omschreven in het normenkader dat is opgesteld ten behoeve van de certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De wijze waarop de beoogde resultaten worden bereikt, kan per organisatie verschillen. Het Programma van Eisen heeft als doel om op uniforme wijze de specifieke kwaliteiten van de diverse gecertificeerde instellingen te omschrijven, gespecificeerd op doelgroep en inhoud. Het Programma van Eisen functioneert enerzijds als afspraken waarnaar zowel Opdrachtgever als Opdrachtnemer (zie voor de definities hiervan de modelovereenkomst) kunnen verwijzen in geval van onduidelijkheden. Anderzijds is deze beschrijving ook informatief voor de personen die binnen gemeenten verantwoordelijk zijn voor de toegang naar Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het is daarom nodig de beschrijving zo concreet en toegankelijk mogelijk te maken. Het raamwerk van het Programma van Eisen kent de volgende indeling: 1. Afbakening 2. Werkwijze 3. Afstemming & Overleg
A1 Programma van Eisen - Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R) Afbakening 1. Karakteristieken van het kind: Het Leger des Heils in Nederland richt zich op ‘mensen zonder helper’, de meest kwetsbare mensen met problemen op meerdere leefgebieden. Voor het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R)vertaalt zich dit in onderstaande doelgroep: • Alle kinderen (als vangnetorganisatie als huidige hulpverlening vastloopt) • Kinderen zonder vaste woon- of verblijfplaats (zwervend) • Kinderen met extra risicofactoren zoals: vroegtijdig schoolverlaten, overmatig middelengebruik, psychische problematiek • Tienermoeders 2. Aard van de problematiek van het gezin: • • •
Multiprobleemgezinnen (overlast, maatschappelijke onrust) Drugs- of alcoholverslaafde ouders Gezinnen met geringe sociale redzaamheid
3. Achtergrond van het gezin: • • • • • •
Alle gezinnen (als vangnetorganisatie als huidige hulpverlenging vastloopt) Gezinnen aan de onderkant van de samenleving Verspreid wonende, samengestelde gezinnen Zwervende ouders en kinderen Roma en Sinti gezinnen Gezinnen die vanwege hun geloofsovertuiging door het Leger des heils begeleid willen worden
4. Werkzaamheden organisatie: • • • •
Kinderbeschermingsmaatregelen o Gezinsvoogdij o Voogdij Jeugdreclassering o Jeugdreclassering o Adolescentenstrafrecht Drang Nazorg
Daarnaast voert het LJ&R ook volwassenreclassering uit, waardoor jeugdreclassering (tot 18 jaar), adolescentestrafrecht (16 tot 23 jaar) en volwassenreclassering (18 jaar en ouder) naadloos op elkaar aansluiten. 5. Werkgebied: Het LJ&R is een landelijk werkende organisatie met regionale vestigingen die al bijna 30 jaar haar werkzaamheden uitvoert in de regio’s. Landelijke organisatie betekent dat bij een verhuizing van kinderen en/of ouders of in geval van gezinnen en kinderen zonder verblijfplaats, een wijziging in de juridische ‘woonplaats’ van het kind geen gevolgen heeft voor de hulpverlening vanuit het LJ&R aan het gezin. De ervaring in de regio maakt dat er een uitstekende kennis van de sociale kaart is en goede aansluiting in de keten en met de gemeenten.
Werkwijze 6. Methodiek en praktische uitwerking werkwijze: Vanuit het normenkader zijn de gecertificeerde instellingen verplicht om te werken met vastgestelde en beschreven methodieken. Het LJ&R werkt met de gebruikelijke methoden zoals Delta, Methodiek Voogdij et cetera. Hun werkwijze behelst een integrale aanpak op het gebied van opvoeding, begeleiding, zorg, opvang/ huisvesting, school/werk/ vrije tijd, toezicht, correctie en schuldhulpverlening. Zij werken systeemgericht en richten zich op het opbouwen van sociale netwerken die afwezig zijn, zodat de eigen kracht van mensen gestimuleerd wordt. Waar mogelijk maken zij gebruik van netwerkberaden. Gezinsvoogdij: In de diverse regio’s wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de in die regio gebruikte doorontwikkeling van de betreffende methode (bijvoorbeeld Verve, Save, GGW) Medewerkers krijgen standaard een introductie in Verve. Medewerkers zijn getraind in Signs of Safety. In situaties van vechtscheidingen kiest LJ&R indien aangewezen voor een duobegeleiding. Verder sluiten zij hierbij aan bij de werkwijze die hiervoor landelijk ontwikkeld wordt. Op dit moment wordt de aanpak van het Leger des Heils theoretisch onderbouwd door het NJI. Daarnaast werkt het LJ&R met de Theory of Constraints (TOC), een procesmanagementmethode die succesvol is ingezet om de doorlooptijden van de door het LJ&R uitgevoerde maatregelen te verkorten. 7. Onderscheidend vermogen: De diepe betrokkenheid van LJ&R is de krachtbron die bij deze bijzondere gezinnen het verschil maakt. De professionals gaan op pad met de overtuiging dat ieder kind en ieder mens ertoe doet. Opgeven is geen optie, al is de situatie nog zo lastig. De vasthoudendheid leidt uiteindelijk tot positieve resultaten. De verbondenheid met het bredere kader van het Leger des Heils geeft hen een goed netwerk binnen de leefomgeving van hun cliënten. Vanuit de overtuiging dat alle mensen beschikken over eigen kracht/talenten en verlangen naar een ‘gewoon leven’, helpt het LJ&R de betrokken gezinsleden hun leven op orde te krijgen en staat ze bij om weer volwaardig aan de maatschappij deel te nemen.
8. Werkzaamheden buiten dwangkader (drang en nazorg): Het LJ&R voert op verzoek van gemeenten drang en nazorg uit. Regionaal zal hier afhankelijk van de behoefte invulling aan worden gegeven. Uiteraard moeten er lokaal goede afspraken gemaakt worden over de kaders waarin dit gebeurt.
Afstemming & overleg Conform het normenkader is de gecertificeerde instelling in verbinding met de belangrijkste ketenpartners waarmee zij gezamenlijk het resultaat in de keten bereiken, levert de organisatie een passende bijdrage aan ketenafspraken waarin de jeugdige en het gezin centraal staan en werkt zij op passende wijze mee aan het streven naar integrale hulpverlening. Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, SGJ Christelijke Jeugdzorg en William Schrikker Groep sluiten waar mogelijk aan bij regionale overlegstructuren.
9. Cliëntcontacten: De meeste cliëntcontacten vinden thuis plaats om zo optimaal te kunnen aansluiten bij de omgeving en het netwerk van de cliënt. Deze persoonlijke benadering heeft een meerwaarde voor de cliënten, omdat zo op een optimale wijze kan worden aangesloten bij de omgeving en het sociale netwerk. 10. Beschikbaarheid personeel: Het LJ&R is 24 uur per dag bereikbaar door middel van een crisisdienst.
A. 2 Programma van Eisen – SGJ Christelijke Jeugdzorg (SGJ) Afbakening 1. Karakteristieken van het kind: Kinderen uit (orthodox) christelijke gezinnen 2. Aard van de problematiek van het gezin:
Gezinnen waar SGJ zich op richt kenmerken zich vaak door grote gezinnen in gesloten systemen, verstoorde machtsverhoudingen en vechtscheidingen. 3. Achtergrond van het gezin: (Orthodox) christelijke gezinnen die vanwege hun geloofsovertuiging door SGJ begeleid willen worden 4. Werkzaamheden organisatie: • • •
Kinderbeschermingsmaatregelen o Gezinsvoogdij o Voogdij Drang Nazorg
5. Werkgebied: SGJ werkt overal, in de toekomst zullen we ons vooral focussen op 13 regio’s waar 80% van onze clientèle te vinden is: 1. IJsselland 2. Zuid-Holland Zuid 3. Food Valley (Gelderland 68%) 4. Rijnmond 5. Noord Veluwe 6. Rivierenland 7. Food Valley (Utrecht 32%) 8. Midden Holland 9. Midden IJssel/Oost Veluwe 10. Eemland 11. Flevoland 12. Twente 13. Groningen 14. Zeeland
Werkwijze 6. Methodiek en praktische uitwerking werkwijze: Vanuit het normenkader zijn de gecertificeerde instellingen verplicht om te werken met vastgestelde en beschreven methodieken.
SGJ werkt met de Deltamethode en de nieuwe methodiek Voogdij. Doorontwikkeling van de Deltamethode heeft plaatsgevonden in de vorm van een verdiepende training met Signs of Safety en oplossingsgericht werken (in 2011/2012) door van Montfoort. SGJ heeft voor de zomer 2014 haar gezinsvoogden door Van Montfoort laten trainen in het
viervenstermodel, dat onderliggend is aan VERVE en SAVE en andere varianten. Na de zomer start SGJ met het bespreken van casuïstiek volgens de MLB-methode (Methodische Leerbijeenkomst) om zo te werken vanuit de reflectieve praktijk. Kernbeslissingen worden in multidisciplinair overleg genomen. De gedragswetenschapper is voorzitter van dit overleg. In de planbespreking worden zaken structureel besproken om toezicht te kunnen houden op de voortgang in de zaken De gezinsvoogden van SGJ zijn ook toegerust om zelf een Familie Netwerk Beraad te organiseren. In de verschillende overlegvormen wordt aandacht besteed aan de sterke kanten van ouders en hun sociale netwerk en op welke manier de Eigen Kracht benut kan worden. 7. Onderscheidend vermogen: SGJ voert de reguliere jeugdbeschermingstaken uit, maar voor een specifieke doelgroep: de (orthodox) christelijke gezinnen. Gezinsvoogden van SGJ zijn in staat aan te sluiten bij cliënten uit allerlei verschillende kerken. Dit is in de werkbegeleiding een specifiek punt van aandacht. Dat is dus anders dan een christelijke gezinsvoogd bij een reguliere gecertificeerde instelling. SGJ gebruikt daarnaast materiaal en aanvullende methodieken die aansluiten bij deze doelgroep. 8. Werkzaamheden buiten dwangkader (drang en nazorg): In beginsel zijn de gezinsvoogden van SGJ in staat in het drang-kader te werken wanneer we daarvoor gecontracteerd worden. Aansluiting bij bijvoorbeeld SAVE-teams geeft op de schaal van SGJ de nodige hoofdbrekens, maar die gaan zij niet uit de weg. In de komende maanden zal SGJ daar (binnen een aantal pilots) ervaringen mee opdoen. Nazorg werd tot nu toe vooral georganiseerd in het vrijwillig kader. Indien dat gewenst is en gemeenten SGJ daarvoor contracteren, kan SGJ ook nazorg bieden.
Afstemming & overleg Conform het normenkader is de gecertificeerde instelling in verbinding met de belangrijkste ketenpartners waarmee zij gezamenlijk het resultaat in de keten bereiken, levert de organisatie een passende bijdrage aan ketenafspraken waarin de jeugdige en het gezin centraal staan en werkt zij op passende wijze mee aan het streven naar integrale hulpverlening. Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, SGJ Christelijke Jeugdzorg en William Schrikker Groep sluiten waar mogelijk aan bij regionale overlegstructuren. 9. Cliëntcontacten: Vanuit het toezicht houden op de veiligheid worden regelmatig huisbezoeken afgelegd. Netwerkoverleggen worden ook regelmatig op kantoor of in kerkzalen gehouden. Daarnaast kan er ook telefonisch- of mailcontact zijn. Voor elke cliënt wordt een ‘op maat’-constructie gemaakt, waarin een balans wordt gezocht tussen deze verschillende vormen van contact. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheden van de gezinsvoogd. 10. Beschikbaarheid personeel: SGJ beschikt over een bereikbaarheidsdienst, die door gezinsvoogden wordt bemand. Deze is er voor spoedgevallen buiten kantoortijden. Dit is om de eerste vragen te beantwoorden. Wanneer er beslissingen genomen moeten worden of toestemming nodig is, belt men de achterwacht. Deze wordt bemand door de teammanagers (in de toekomst overweegt SGJ ook gedragswetenschappers in het achterwachtrooster op te nemen of dit samen met LJ&R vorm te geven).
B. Kwaliteitseisen 1.1
Opdrachtnemer is een gecertificeerde instelling conform art 3.2 van de Jeugdwet. De organisatie voert haar activiteiten uit conform de kwaliteitseisen uit het Normenkader.
1.2
Opdrachtnemer voert zijn werkzaamheden uit conform de van toepassing zijnde artikelen in het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet, de Wet Bescherming Persoonsgegevens en andere vigerende wet- en regelgeving.