VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van:
M. Elberse
Datum: 28 oktober 2014
Tel nr: 06-35113527
Nummer: 14A.00756
Team: Jeugd, Leefbaarheid en
Veiligheid Tekenstukken: Nee Afschrift aan:
Bijlagen:
1
Collegeleden, Martin Fransen, Eric van Eijk, Nanda de Ridder en Carla Dupont
N.a.v. (evt. briefnrs.): N.v.t. Onderwerp: Regionaal Coördinatiepunt Nazorg (RCN)-West.
Advies: -
Kennis te nemen van de memo evaluatie nazorg ex-gedetineerden regio Utrecht d.d. augustus 2014; De bestuursovereenkomst procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden vast te stellen.
Begrotingsconsequenties
NEE
B . e n W. d . d . :
P o r t e f e u i l l e h o u d e r : burgemeester V.J.H. Molkenboer
Inl ei din g: De gemeenten De Ronde Venen, Houten, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Vianen en Woerden werken (onder meer) voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de nazorg aan ex-gedetineerden samen in een Regionaal Coördinatiepunt Nazorg (RCN)-West. Omdat de werkgevende gemeente voor de samenwerkende gemeenten een arbeidsovereenkomst aangaat met de procesondersteuner nazorg, maar de werkzaamheden ten behoeve van alle zeven gemeenten worden uitgevoerd, is het van belang om bestuurlijke afspraken te maken. In goed overleg is er een bestuursovereenkomst opgesteld die ter besluitvorming aan alle betrokken gemeenten wordt voorgelegd (zie bijlage 1). De gemeenten die deelnemen in het RCN-Oost, kennen een vergelijkbare samenwerkingsconstructie.
Bev o egd he id: O m dat d e bu rg em ees t ers i n e n b ui t en rec h te b e v oe g d zi j n de e i g en g em ee nt e te v ert e ge n wo or d ig e n, word t v o or ges te l d h e n d e o v ere e nk om s t te la t en t ek en e n.
Beo ogd ef fe ct: Doordat een van de gemeenten als werkgever optreedt en een arbeidsovereenkomst afsluit, gaat deze gemeente een risico aan. Omdat de werkzaamheden voor alle zeven gemeenten worden uitgevoerd, is het belangrijk dat afspraken over het aanstellen en financieren van de procesondersteuner nazorg in een formele overeenkomst worden opgenomen en ondertekend door alle partijen. Dit creëert rechtszekerheid voor de werkgever maar ook voor de medewerker die de functie vervult.
Ar g um ent en: De bestuursovereenkomst is een uitwerking van een eerder besluit In de bestuursovereenkomst zijn afspraken opgenomen over de aanstelling van de procesondersteuner nazorg. De inhoudelijke besluitvorming over de uitvoering van de lokale nazorg met regionale coördinatie heeft reeds plaatsgevonden op 22 september 2014 in het districtelijk veiligheidscollege West-Utrecht. Tijdens dit overleg is ook de memo evaluatie Nazorg ex-gedetineerden regio Utrecht d.d. augustus 2014 besproken. In deze memo wordt geadviseerd om de werkwijze van lokale nazorg met regionale coördinatie in het RCN (Oost en West) ook na 1 januari 2015 voort te zetten; de procesondersteuner nazorg toekomstbestendig te positioneren en de gemeenten Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater in overweging te geven om ook deel te nemen in het RCN-West (zie bijlage 2). Werkgeverschap Het meer clusteren van het werkgeverschap ten behoeve van betere continuïteit, kwaliteit en doorontwikkeling van de nazorg wordt betrokken bij de lopende verkenning naar de Toekomst regiovoorzieningen door de heer Sanders in opdracht van de regioburgemeester. De gemeente Nieuwegein is op dit moment werkgever van de procesondersteuner nazorg voor West-Utrecht en zal dit blijven in afwachting van dit onderzoek. De werkgever deelt de rechtszekerheid met alle gemeenten Doordat een van de gemeenten als werkgever optreedt en een arbeidsovereenkomst afsluit, gaat deze gemeente een risico aan. Omdat de werkzaamheden voor alle zeven gemeenten worden uitgevoerd, is het belangrijk afspraken over het aanstellen en financieren van de procesondersteuner nazorg in een formele overeenkomst worden opgenomen en ondertekend door alle partijen. Dit creëert rechtszekerheid voor de werkgever maar ook voor de medewerker die de functie vervult. Bestuursovereenkomst biedt een eerlijke verdeling van de kosten De kosten worden gedragen door alle zeven gemeenten, naar rato van de gemiddelde uitstroomcijfers van ex-gedetineerden over 3 jaar. De jaarlijkse uitstroom is overigens redelijk stabiel.
Voor de procesondersteuner nazorg is afgesproken dat deze functie 24 uur per week bedraagt. De overheadkosten vormen een onderdeel van de totale kosten. Het gaat hierbij om huisvesting, ICTvoorzieningen, facilitaire dienstverlening en de interne gemeentelijke vraagbaakfunctie (financiën, aansturing).
Kan tte k eni ng: Risico wanneer andere gemeenten niet instemmen Wanneer een of meer gemeenten de bestuursovereenkomst niet zou tekenen, ontstaat een mogelijk risico indien zich arbeidsrechtelijke of financiële problemen voordoen.
Fin an ci ën: De gemeentelijke bijdrage van Woerden aan het Regionaal Coördinatiepunt Nazorg (RCN)-West bedraagt voor 2014 € 6.252,50. Uitv o er ing : De ondertekening van de bestuursovereenkomst kan geschieden tijdens een gezamenlijk overleg, zoals het districtelijk veiligheidscollege West-Utrecht.
Com mun ic at ie / Web s ite: N.v.t.
O nde rn em ing s r aad : N. v. t.
S am enh ang m et e e rd er e b es lui tv or min g: De concept notitie regionale coördinatie nazorg ex-gedetineerden is besproken in het ambtelijk vooroverleg van het districtelijk veiligheidscollege van 12 november 2012. Vervolgens is op 19 november 2012 het definitieve stuk (bijlage 3) en de brief consultatie burgemeesters toegezonden (bijlage 4). Naar aanleiding hiervan is per e-mail van 6 december 2012 het standpunt van burgemeester Waaijer, te weten “op alle punten akkoord” kenbaar gemaakt (bijlage 5).
Bij l ag en: 1. B es t uu rs o v er ee nk om s t pr oc es o n ders t eu n er n a zor g ex - g ed e ti n e erd e n, ger e g is tr e erd on d er c o rs an um m er 14 i .0 4 24 6 ; 2. Mem o N a zor g ex - g ed e ti n eer d e n r eg i o Ut rec h t d. d. a u g us t us 2 01 4, ger e g is tr e erd on d er c ors a n um m er 1 4 i. 04 2 70 . 3. No t it i e r e gi o na l e or g a n is a t ie n a zo r g ex - ge d et i ne er d en , g ere g is tr e erd on d er c ors a n um m er 1 4 i. 0 42 5 4; 4. Br i ef c o ns ul t at i e bu rg e m ees ters d. d. 1 5 - 11- 2 01 2 , ger e g is tr e erd on d er c ors a n um m er 1 4 i. 0 42 5 5 ; 5. Ak k oord m et c onc e pt n ot i ti e re g i on a le c oör d i na t ie na zo r g ex - ge d et i ne er d en , ger e g is tr e erd on d er c o r s an um m er 12 U. 2 14 2 7 .
Van
: Bureau RVS
Aan
: DVC Oost-Utrecht/Utrecht/West-Utrecht
Datum
: Augustus 2014
Onderwerp
: Evaluatie Nazorg ex-gedetineerden regio Utrecht
MEMO
Hierbij treft u de evaluatie nazorg ex-gedetineerden met diverse adviezen voor de toekomst. Een uitgebreidere versie van de evaluatie met bijlagen treft u aan op de website van bureau RVS.
Samenvatting Nazorg draagt bij aan succesvolle re-integratie van ex-gedetineerden en hierdoor wordt de kans op recidive van criminaliteit kleiner. Nazorg gebeurt door procesondersteuners en informatiemakelaars. Uit de evaluatie is gebleken dat nazorgtaken in de regio Utrecht in het algemeen steeds beter worden uitgevoerd; in Oost-Utrecht (in het bijzonder Eemland-Zuid, Binnensticht en Heuvelrug) en Utrecht-stad is de meeste vooruitgang geboekt. Zo ziet de helft van de respondenten een verbeterde leefsituatie van gedetineerden, een daling van de recidive en betere informatie-uitwisseling tussen gemeenten en penitentiaire inrichtingen. Ook vaak genoemd: meer werkafspraken met gemeentelijke diensten en externe organisaties en regie op lastige cases. Deze evaluatie beschrijft de huidige situatie rond de nazorg ex-gedetineerden, inclusief ontwikkelpunten. De evaluatie besluit dan ook met diverse adviezen op inhoudelijk en organisatorisch vlak en over hoe in te spelen op de komende ontwikkelingen.
1. Achtergrond: opdracht tot evaluatie in 2014 en onderzoeksverantwoording Op 4 maart 2013 hebben de DVC’s in West-Utrecht/Utrecht/Oost-Utrecht besloten te participeren in lokale nazorg aan ex-gedetineerden met regionale coördinatie, een uniforme systematiek en ICTsysteem van werken en een financieringssystematiek. Afspraak was dit in 2014 te evalueren 1. De evaluatie is uitgevoerd door bureau RVS met ondersteuning van bureau Alpha. Voor de evaluatie zijn 4 plenaire sessies gehouden met de medewerkers nazorg en ketenmanager VHRU, 57 digitale vragenlijsten van personen uit het brede nazorgnetwerk, relevante documenten en uitstroomgegevens geanalyseerd alsmede een tiental interviews gevoerd met leidinggevenden en andere sleutelfiguren. In deze evaluatie gaan we achtereenvolgens nader in op de huidige organisatie van de nazorg, de (resultaten van de) taakuitvoering, de regionale coördinatie, de gemeentelijke verantwoordelijkheid en de in- en externe samenwerking.
2. Doel van de nazorg: via verbeterde re-integratie verminderen recidive (meer veiligheid) Voorbeeldcasus: een dertiger, pleger van huiselijk geweld, komt na een half jaar detentie vrij. Informatie vanuit gemeenten en PI, aangevuld door de politie geeft een zorgelijk beeld: persoon is voorheen langdurig gedetineerd geweest, zwervend bestaan; geen woning noch arbeid; alcoholverslaving en schulden; oud GGZ-dossier; heeft ID; dreiging van agressie naar familieleden die angstig zijn. Nazorg om recidive te voorkomen is nodig. Gemeente, GGD, maatschappelijk werk, opvang, Victas, VHRU, politie en OM zijn betrokken. Jaarlijks keren ruim 1800 personen in de provincie Utrecht terug uit detentie: de helft naar Utrecht-stad en de rest ongeveer gelijk verdeeld over West-Utrecht en Oost-Utrecht (uitstroomcijfers zie bijlage 1). Landelijk onderzoek laat hoge recidivecijfers zien in deze doelgroep: 50% komt binnen 2 jaar en 70% binnen 6 jaar opnieuw in aanraking met Justitie (Wartna, 2011). De kans op recidive is kleiner als bij re-
1 Omdat Utrecht-stad de nazorg in 2013 al heeft geëvalueerd, ligt de nadruk hier m.n. op Oost- en West-Utrecht.
1
integratie na detentie enkele basale voorwaarden zijn ingevuld. In het Samenwerkingsmodel Nazorg exgedetineerden hebben ministerie van V&J en de VNG in 2009 afgesproken dat gemeenten op 5 leefgebieden voorzien in nazorg. Dit zijn: ID-bewijs, huisvesting, inkomen & werk, schulden en zorg. Nazorg is een gemeentelijke taak vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingszorg, huisvesting en niet in de laatste plaats sociale veiligheid.
3. Huidige situatie (kern van de evaluatie) Organisatie nazorg in regio Utrecht Lokale nazorg geclusterd georganiseerd De nazorg is namens 22 gemeenten georganiseerd in 2 regionale coördinatiepunten nazorg (RCN-en) voor Oost-Utrecht en West-Utrecht/Stad voor 7 clusters 2 van gemeenten. Deze gemeenten bundelen capaciteit, de benodigde kennis en ervaring en werken samen voor een meer doelmatige en doeltreffende uitvoering van de nazorgtaken. Kwaliteit en continuïteit kunnen zo beter gewaarborgd worden en ook voor ketenpartners als penitentiaire inrichtingen is een RCN gunstig. In Oost- en WestUtrecht bedienen 3 procesondersteuners meerdere clusters. Zij worden inhoudelijk aangestuurd door 6 informatiemakelaars; de coördinatie van de nazorg is voor hen een deeltaak. In Utrecht-stad voeren 2 procesondersteuners de nazorgtaken uit (1 ervan voert tevens enkele informatiemakelaartaken uit), aangestuurd door een stedelijk coördinator (in deeltaak). De ketenmanager van het Veiligheidshuis Regio Utrecht (VHRU) is als regionaal coördinator voor al deze medewerkers vraagbaak als het om nazorg gaat. Hij zorgt samen met hen voor een goede aansluiting met het VHRU waar een deel van de groep ex-gedetineerden door de ketenpartners wordt aangepakt. De medewerkers van West-Utrecht en Stad werken (deels) ook vanuit het VHRU. Financiering van procesondersteuners, werkplekken en ICT is verdisconteerd in de totale gemeentelijke bijdrage aan regionale veiligheidsvoorzieningen. Werkgeverschap procesondersteuners beter organiseren Amersfoort en Utrecht hebben procesondersteuners in vaste dienst; de Amersfoortse medewerker werkt voor alle Eemlandgemeenten. Gemeenten in West- Utrecht, Binnensticht en Heuvelrug geven aan te worstelen met het werkgeverschap van de procesondersteuners. Respondenten noemen dat dit beter geregeld zou moeten worden. Enerzijds vanuit oogpunt van risicospreiding voor werkgevers (ook in Amersfoort is dit aspect nog niet geregeld), anderzijds vanuit goed werkgeverschap voor de medewerkers. Ten derde vinden respondenten vanuit oogpunt van continuïteit en kwaliteit meer geclusterd werkgeverschap raadzaam; het versnipperde werkgeverschap staat verdere doorontwikkeling van de nazorg in de weg. Er zijn hierin verschillende opties verkend: alle procesondersteuners positioneren bij één regionale beheerorganisatie dan wel hen positioneren bij één beheerorganisatie per district dan wel allen apart bij een grote gemeente in hun clusters. Voor optie 1 is vooralsnog geen draagvlak; de opties 2 en 3 worden in goed ambtelijk overleg uitgewerkt. Procesondersteuners voeren de basistaken uit; informatiemakelaars coördineren de complexe cases Procesondersteuners wisselen informatie uit met de Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) en stemmen de n.oodzakelijke acties binnen PI’s en gemeentelijke en overige diensten af. Zij ontvangen, verwerken en versturen vanaf dag 1 van de detentiemelding via het registratiesysteem DPAN, mail en telefoon informatie op de 5 leefgebieden ID-bewijs, huisvesting, inkomen & werk, schulden en zorg tussen binnen (informatie die gedetineerde in de PI verstrekt) en diverse organisaties buiten. Naast de diverse gemeentelijke diensten in hun eigen cluster raadplegen zij ook organisaties op het vlak van hulp (bv. GGZ), drang (bv. reclassering) en dwang (bv. OM/politie). De procesondersteuners handelen de casussen zoveel mogelijk zelfstandig af in samenwerking met de verantwoordelijke gemeentelijke afdelingen en externe organisaties. De lastige, meer complexe casuïstiek dragen zij over aan de informatiemakelaar of coördinator nazorg die ook de contacten heeft in het Veiligheidshuis (bijv. via casusoverleggen voor kopstukken en veelplegers) of rechtstreeks aan de ketenmanager VHRU.. Resultaten taakuitvoering Meerwaarde van nazorg wordt positief beoordeeld Uit de evaluatie is gebleken dat nazorgtaken in het algemeen steeds beter worden uitgevoerd, m.n. in Oost-Utrecht (in het bijzonder Eemland-Zuid, Binnensticht en Heuvelrug) en Utrecht -stad.
2 Clusters = voormalige politiedistricten Eemland Noord, Eemland Zuid, Binnensticht en Heuvelrug in district Oost-Utrecht; Lekstroom en Rijn & Venen in district West-Utrecht en ten slotte district Utrecht-stad. Vier gemeenten verrichten de nazorg in eigen beheer; dit valt buiten het bestek van deze evaluatie. Zie bijlage 1.
2
Leidinggevenden ervaren dat er meer regie is op de lastige casussen. Structurele informatieuitwisseling tussen de casemanagers in de penitentiaire inrichtingen en gemeenten is tot stand gebracht. Er zijn meer werkafspraken met gemeentelijke diensten en externe organisaties gerealiseerd. Ruim de helft van de ondervraagde netwerkpartners ziet in vergelijking met 2 jaar geleden een verbeterde leefsituatie van ex-gedetineerden. En ruwweg de helft meent een recidivedaling te zien door betere nazorg 3. Hoewel dit geen harde cijfers zijn, is het wel een duidelijke indicatie voor effectiviteit. Immers, maatschappelijke kosten veroorzaakt door veelplegers of andere personen die na detentie terugvallen in een crimineel leefpatroon kunnen volgens prof. Vollaard (2010) al snel duizenden 4 euro’s per persoon per maand belopen. Investeren in nazorg is dus investeren in veiligheid. Door tussenkomst van procesondersteuners weten gemeentelijke diensten steeds vaker op tijd de uitkering van een gedetineerde tijdelijk op te schorten en weet ook een wijkagent zonodig dat een gedetineerde in zijn wijk terugkeert. Echter, structurele managementinformatie is niet beschikbaar en ook kwaliteitscontrole voor de nazorg is er niet. Leidinggevenden wensen meer zicht op de voortgang en kwaliteit. Het gezamenlijke ICT-systeem voor verantwoordingsinformatie wordt eind 2014 verwacht. Verbetering in werkproces door betere autorisatie in systemen mogelijk De verschillende opdrachtgevende gemeenten hebben hun procesondersteuners niet geautoriseerd. Hierdoor kunnen zij niet zelf rechtstreeks de gemeentelijke basisregistratiesystemen raadplegen. Gevolg van dit tijdverlies is dat kortgestraften regelmatig al weer buiten staan, voordat de PI adequate gemeentegegevens in het re-integratieplan heeft kunnen meenemen. Snelheid is belangrijk, omdat uit justitiecijfers blijkt dat 50% van de gedetineerden binnen 4 weken terugkeert en 70% binnen 3 maanden (WODC, 2011). In Utrecht-stad slagen de medewerkers nazorg er door autorisatie al steeds beter in uit te stijgen boven het niveau van enkel gegevensuitwisseling. Gestuurd door informatiemakelaars: steeds meer werkafspraken met partners effectief In 3 clusters in Oost-Utrecht en in Utrecht-stad zijn met veel belangrijke partners inmiddels werkafspraken effectief. In West-Utrecht en Eemland-Noord zijn o.m. door veel verloop beperkter afspraken gemaakt. In bredere zin vragen netwerkpartners om (nog) meer initiatief van de medewerkers nazorg. Het maken van deze werkafspraken is een kerntaak van informatiemakelaars, naast de coördinatie van complexe nazorgcasussen. De informatiemakelaars zijn druk doende meer werkafspraken te realiseren, bijv. ook in het kader van de decentralisaties en wijzigingen in het gevangeniswezen. Zorgpunt over de naleving van gemaakte afspraken betreft de afdelingen Werk & Inkomen (‘wisselend’). Verder is naleving in zowel Oost-Utrecht als Utrecht-stad redelijk tot goed te noemen. Een integraal overzicht van alle afspraken per gemeente is op aanvraag beschikbaar. Oost-Utrecht voert ook risicotaxatie uit, Utrecht stad in specifieke situaties extra betrokkenheid nazorg In 3 clusters in Oost-Utrecht voeren de procesondersteuners bovenop de basisnazorgtaken een risicotaxatie uit met o.a. politie-informatie. Zo kunnen ex-gedetineerden met een hoog of laag recidiverisico en ‘niet-kunners’ van ‘niet-willers’ worden onderscheiden. Dit gebeurt nog niet systematisch (op uiteenlopende wijzen met uiteenlopende informatie). Risicotaxatie is wel belangrijk om te kunnen bepalen voor welke categorie ex-gedetineerden (meer) intensieve inzet nodig is, op welke criminogene risicofactoren (en hoe) die inzet het beste gericht kan worden. Recidive kan zo nog beter worden voorkomen. In Eemland-Noord en West-Utrecht is alle tijd nodig voor het halen van het basale niveau op de vijf leefgebieden. Hier zijn de nazorgtaken nog meer in ontwikkeling (mede door verloop in formatie en organisatie). In Utrecht-stad wordt vanuit veel aanpakken direct met nazorg samengewerkt: bij de meeste gedetineerden die in het VHRU worden besproken (kopstukken, zeer actieve veelplegers en top-X-ers) en bij terugkeer van bepaalde ex-gedetineerden waarover de Justitiële Informatiedienst de burgemeester voortijdig informeert om bijv. risico op verstoringen van openbare orde (maatschappelijke onrust) tijdig in te schatten en zo nodig maatregelen te treffen. 5
3 Van de 36 personen in het netwerk die menen hierop zicht te hebben, zien 21 personen (58%) een daling van de recidive. Dit is ‘ruwweg de helft’, nu 21 van 57 respondenten ‘weet niet/nvt’ scoren en slechts 5 mensen een stijging menen te zien. 4 Vollaard (2010) becijferde dat dit voor de meest ernstige categorie (zeer actieve veelplegers) kan oplopen tot zo’n € 15.000 per persoon per maand. 5 Op grond van de zog. BIJ-regeling (bv. voor bepaalde zedendelinquenten) en de BIOS-pilot (straatrovers en overvallers).
3
Kwetsbaar werkproces bij ziekte of vertrek van procesondersteuners; geen uniform werkproces Ervaringen (m.n. in West-Utrecht) hebben laten zien dat de huidige organisatie kwetsbaar is bij ziekte of vertrek van een procesondersteuner. In Oost-Utrecht is onderlinge vervanging inmiddels geregeld en ook in Utrecht-stad en West-Utrecht zijn er afspraken over het opvangen van de administratieve verwerking van detentiemeldingen om oplopende werkvoorraden te voorkomen. Maar in geen enkel cluster in de regio kan een vervanger nu rekenen op een goede, volledige lokale werkbeschrijving. In 2013-2014 is onder regionale coördinatie gewerkt aan één systematiek van werken. Flinke onderlinge verschillen in werkwijze tussen de districten staan het vastleggen van één werkwijze in een Regionaal Handboek Nazorg vooralsnog in de weg. Andere resultaten van de taakuitvoering: o Afspraken met gemeentelijke diensten specifiek voor de groep van in- en uitstromende gedetineerden (bv. opschorten uitkeringen) zijn steeds meer doorgevoerd; die aparte afspraken zijn erg nodig en belangrijk, vindt 81% van de respondenten; o Agenderen van het onderwerp nazorg: volgens 65% lukt het de meeste nazorg medewerkers om het onderwerp goed op de agenda te krijgen; o Sterke positie in het netwerk: volgens 66% hebben de medewerkers nazorg van netwerkpartners een sterke positie en krijgen ze daardoor veel voor elkaar (via persoonlijke contacten). Regionale coördinatie van de nazorg Verschillende startpositie, visie en werkwijze RCN-en In 2013 besloten de DVC’s tot lokale nazorg met regionale coördinatie en één uniforme systematiek en ICT-systeem van werken. De ketenmanager VHRU heeft zijn regionale coördinatierol gaandeweg moeten beperken. De verschillen in startpositie, visie en werkwijze van de RCN’s bleken groter dan gedacht. Die brachten bovendien verschillende behoeften met zich mee. De brede afstemmingssessies hebben beperkt geleid tot overdracht van expertise. De informatiemakelaars die de eigen winkel op uiteenlopende wijze aansturen, spreken overigens wel expliciet de wens uit om regionaal af te stemmen. Bij procesondersteuners is veel behoefte aan een werkprocesbeschrijving (Regionaal Handboek Nazorg). Het maken van regionale afspraken met regionaal werkende partners is nog ‘work in progress’. Wel zijn er lokaal steeds meer werkafspraken gemaakt die ook vaker en beter worden nageleefd. Een cluster in Oost-Utrecht (Eemland Noord) en de 2 clusters in West-Utrecht maken daarin met hun (nieuwe) informatiemakelaars in de komende periode nog een verdere inhaalsslag. Er is overeenstemming tussen ketenmanager en medewerkers nazorg over de scope van de regionale coördinatie. Een mooi resultaat van de regionale coördinatie is dat gekozen is voor één gezamenlijk ICT-systeem voor registratie- en verantwoordingsinformatie (naar verwachting eind 2014 gereed). Een ander resultaat is een collectieve subsidieaanvraag van de RCN-en (zogeheten Van der Staaij-gelden). Gemeentelijke beleidsverantwoordelijkheid, maar “wie is hem nu eigenlijk’’? De gemeente is zoals gezegd beleidsverantwoordelijk voor de nazorg gelet op de taken maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingszorg en huisvesting. Bovendien is nazorg zeer relevant voor het gemeentelijk beleid op sociale veiligheid; dáár wordt immers de pijn van de recidive van criminaliteit direct gevoeld. Een lokale visie of beleid op nazorg ex-gedetineerden met duidelijkheid over de lokale wensen en (on)mogelijkheden voor ex-gedetineerden (voorzieningen of aanbod qua huisvesting, dagbesteding, arbeidstoegeleidingstrajecten etc.) ontbreekt vaak, sinds het doelgroepenbeleid is afgeschaft. Nazorg is een complex taakveld: zorg, huisvesting, sociale veiligheid, werk & inkomen, burgerzaken e.d., met de bijbehorende gemeentelijke afdelingen en bestuurders en verschillende externe organisaties. Budget- en beleidsverantwoordelijkheid zijn niet in een hand: budget bij de wethouder en beleid bij de burgemeester. Dit complexe schaakveld met diffuse verantwoordelijkheden vergt veel handigheid, overtuigingskracht en netwerkvaardigheid van de medewerkers nazorg. Doorzettingsmacht, mandaat of ‘projectmacht’ hebben zij niet. Het kost de medewerkers nazorg ook veel tijd om zich intern op de kaart te zetten en een netwerk te onderhouden. De informatiemakelaars sturen veelal op het niveau van werkproces; zij ontwikkelen en adviseren in sommige gevallen ook over nazorgbeleid. Zij worden momenteel veelal aangestuurd door een of meer gemeentelijke functionaris(sen) die nogal eens op afstand staan van het onderwerp nazorg. Daarnaast hebben deze vaak ook weinig zicht op uitvoering van de nazorgtaken. De beperkte inbedding van nazorg in sommige gemeenten is ook zichtbaar in de worsteling van gemeenten in West- en Oost-Utrecht met de 4
verantwoordelijkheid van het werkgeverschap van procesondersteuners; die voelen zich daardoor te weinig gesteund in hun taken (en dit vergroot het risico op uitval). Huisvesting is belangrijk knelpunt bij een geslaagde re-integratie van ex-gedetineerden Huisvesting (te weinig aanbod) komt in de meeste gemeenten naar voren als het meest pregnante knelpunt, hoewel soms (bv. Binnensticht en Heuvelrug, en gemeenten als Stichtse Vecht en Woerden) woningen voor de doelgroep worden gereserveerd of zijn gerealiseerd, bv. door inkoop bij St. Exodus. Medewerkers nazorg steken hier relatief veel tijd in. Woonruimte is essentieel om recidive (bijv. ook via wonen onder voorwaarden) te helpen voorkomen. Huisvesting is extra complex en tijdrovend bij moeilijk plaatsbare ex-gedetineerden. Een ander knelpunt voor gemeenten (en PI-en) is dat de juiste vrijlatingsdatum niet altijd op tijd bekend is en een gedetineerde opeens al vrijkomt 6. Dit kan de geloofwaardigheid van medewerkers nazorg bij gemeentelijke diensten en externe organisaties aantasten; afspraken worden opeens ‘rechts ingehaald’. Samenwerking: onbekendheid nazorg binnen gemeenten & toenadering tot gevangenissen Binnen gemeenten Hoewel de samenwerking rondom de doelgroep ex-gedetineerden toeneemt, worden medewerkers nazorg nu nog regelmatig belemmerd 7 doordat gemeentelijke diensten nazorg niet goed op het netvlies hebben. Vooral de informatiemakelaars zijn hierdoor genoodzaakt de blik relatief veel naar binnen (gemeenten) te richten, zodat ze (met wisselend succes) deze doelgroep top of mind kunnen houden en werkafspraken kunnen realiseren. Buiten gemeenten Penitentiaire inrichtingen hebben behoefte aan een helder beeld van lokale beleidsprioriteiten om hierop hun detentie- en re-integratieplan per gedetineerde te kunnen aanpassen. Zij menen nu dat stijlverschillen tussen informatiemakelaars meer bepalend zijn. Op uitvoerend niveau (tussen procesondersteuners en maatschappelijk werkers in de PI-en) is het contact doorgaans goed. Meer direct contact in de communicatie is wel gewenst. Dit is opgepakt: in Oost-Utrecht komt een pilot waarbij procesondersteuners deels vanuit de PI Nieuwegein gaan werken, terwijl in West-Utrecht een procesondersteuner met werkervaring in de PI is gestart. Forse aanpassingen in het gevangeniswezen vragen van gemeenten om vroegtijdige afstemming. Het streven van de Dienst Justitiële Inrichtingen naar vroegtijdiger en meer verbinding met de hulpverleners ‘buiten’ maakt dit nodig en mogelijk; de PI-en gaan als het ware meer open. Gedetineerden die zich goed gedragen mogen daarbij in re-integratiecentra (RIC’s) 8’ vroegtijdig binnen de muren al zelf zaken voor buiten regelen. Dit maakt het nodig dat procesondersteuners hun positie opnieuw bepalen, ook om dubbel werk te voorkomen. In Utrecht-stad maar ook in andere gemeenten zoals Veenendaal en Utrechtse Heuvelrug is de aansluiting op sociale wijk-, buurt- en interventieteams in het kader van de decentralisaties een nieuwe positieve ontwikkeling.
4. Adviezen voor de toekomst Vanuit de evaluatie volgen enkele adviezen op organisatorisch en inhoudelijk vlak en op gebied van anticiperen op komende ontwikkelingen. Samenvattend advies gelet op de organisatie, meerwaarde en regionale coördinatie: • Gelet op de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor nazorg en op de overwegend positieve resultaten van de uitgevoerde nazorgtaken, de werkwijze van lokale nazorg met regionale coördinatie in de RCN-en ook na 1 januari 2015 voort te zetten; de procesondersteuners nazorg toekomstbestendig te positioneren en de gemeenten Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater in overweging te geven ook deel te nemen in het RCN-West. • Hierbij de onderstaande adviezen uit deze memo in aanmerking te nemen.
6 Door bijv. vrijlating direct na zitting (na aftrek voorarresttijd); of indienen schorsingsverzoek; of zeker bij preventief gehechten is vrijlating afhankelijk van moment van voorgeleiding aan rechter-commissaris. 7 Een ruime minderheid (37%) is het eens met de stelling hierover in de vragenlijst. 8 In penitentiaire inrichtingen worden RIC’s (re-integratiecentra) geopend van waaruit gedetineerden met behulp van vrijwilligers via internet vroegtijdig zaken kunnen regelen voor hun terugkeer.
5
Advies Proces: 1. Stel binnen de districten West-Utrecht en Oost-Utrecht een bestuursovereenkomst vast waarin deelnemende gemeenten afspraken maken over samenwerking bij nazorg en in het bijzonder het toekomstbestendig positioneren van het werkgeverschap van de procesondersteuner incl. risicospreiding (zie bijlage voor een concept-bestuursovereenkomst). Verken verdere clustering van het werkgeverschap ten behoeve van betere continuïteit, kwaliteit en doorontwikkeling van de nazorg. Betrek in dit verband het effectief organiseren van lokale en regionale nazorgtaken bij de lopende verkenning naar de Toekomst regiovoorzieningen door de heer Sanders; 2. Maak met de medewerkers nazorg op papier (kwaliteits)afspraken over de gewenste resultaten op de 5 leefgebieden. Vraag hen om een aanzet. Zorg ook voor bestuurlijk commitment en verantwoording door voortgangsrapportages. Geef informatiemakelaars (per gemeente) een duidelijk(er) aanspreekpunt c.q. opdrachtgever, zowel ambtelijk als bestuurlijk (bv. afdelingshoofd Veiligheid en bestuurlijk de burgemeester). Zorg voor een gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid voor nazorg in het college. Bed de nazorg goed in in de gemeentelijke organisatie. Spreek een gemeentelijke escalatieroute af voor een effectievere afhandeling bij stagnatie; 3. Richt de regionale coördinatie van de nazorg meer op regionaal of bovenlokaal spelende knelpunten met externe organisaties, intervisie, gezamenlijke projecten en werkafspraken met regionale partners; speel gezamenlijk in op nieuwe ontwikkelingen als elektronische detentie en RIC’s (pak het momentum: juist nu liggen er voor afspraken met partners goede kansen door het behoorlijk samen optrekken van de Utrechtse gemeenten bij de decentralisaties);. Advies Inhoud: 4. Autoriseer procesondersteuners nazorg waar mogelijk voor gemeentelijke basisregistratiesystemen; 5. Voer, voor zover nog niet het geval, risicotaxaties in voor de ex-gedetineerden door medewerkers nazorg. Bepaal hierbij de gewenste screeningsmethode en stem met de PI af wie op welke factoren screent. Overweeg daarnaast focus aan te brengen in nazorg aan de groep gedetineerden op basis van prioriteiten uit het IVP en/of de regionale veiligheidsstrategie. 6. Leer van elkaar. Stem tussen de clusters onderling meer af op welke wijze uitkomsten van de screening leidt tot differentiatie van de doelgroep. Maak daarbij gebruik van de evidence based Risk-Need-Responsivity-principes van Andrews & Bonta (2009, 2012), Menger (2013). Gebruik de uitkomsten als input voor het maken van regionale afspraken met politie; 7. Zorg dat gemeenten - samen met woningcorporaties - beter aan de wettelijke Wmo-opdracht kunnen voldoen om te zorgen voor huisvesting voor burgers die dat niet zelf kunnen; 8. Bepleit landelijk (via VNG) verbeterde afspraken over de communicatie van “einde detentiedatum”, bv. via koppeling van JUST-ID aan registratiesysteem DPAN, opdat de juiste vrijlatingsdatum van gedetineerden tijdig(er) bij gemeenten bekend wordt; 9. Ondersteun regionale uitruil van moeilijk plaatsbare ex-gedetineerden in speciale gevallen; Advies inspelen op toekomstige ontwikkelingen: 10. Sociale wijkteams krijgen ook te maken met ex-gedetineerde inwoners; Zorg voor goede samenwerking en afspraken tussen sociaal domein en openbare orde en veiligheid; 11. Speel in op de veranderingen bij PI-en die vragen om herpositionering van procesondersteuners, zowel ten opzichte van de PI-en als binnen de gemeentelijke organisatie. Speel ook in op de pilots rond elektronische detentie. Zorg op verschillende manieren voor toename van direct contact van gemeenten met de PI-en: vermeng het werkproces (ook fysiek) ‘binnen’ en ‘buiten’ de PI; Zorg dat ook informatie over lokale beleidsprioriteiten- en accenten snel tussen gemeente en PI kan worden uitgewisseld, bv. door gedeeltelijke stationering procesondersteuners in de PI-en; Stuur dit proces regionaal dan wel districtelijk gecoördineerd met mandaat (niet door alle informatiemakelaars afzonderlijk) en stem dit goed af met PI-en. 12. Zorg ook voor regionale coördinatie van een goede besteding van de Van der Staaijsubsidiegelden voor nazorg, mocht de gezamenlijke aanvraag van de RCN-en worden gehonoreerd; 13. Zorg dat nazorg goed aansluit op de regionale ontwikkelingen naar een top X en ondersteun bestuurlijk in ieder geval gerichte nazorg op personen op een top-X.
6
Bijlage 1
Uitstroomcijfers uit detentie per gemeente 2011 aantal %
Regio Utrecht
2012 aantal %
2013 aantal %
1 2
Amersfoort Baarn
232 34
12% 2%
239 27
13% 1%
244 28
13% 2%
3 4
Bunnik Bunschoten
5 15
0% 1%
6 11
0% 1%
1 3
0% 0%
5 6
De Bilt De Ronde Venen
23 29
1% 2%
26 27
1% 1%
20 25
1% 1%
7 8
Eemnes Houten
5 23
0% 1%
8 15
0% 1%
3 14
0% 1%
9 10
IJsselstein * Leusden
39 4
2% 0%
35 5
2% 0%
39 10
2% 1%
11 12
Lopik * Montfoort *
6 7
0% 0%
5 3
0% 0%
5 6
0% 0%
13 14
Nieuwegein Oudewater *
93 3
5% 0%
99 8
5% 0%
118 2
6% 0%
15 16
Renswoude Rhenen
3 11
0% 1%
1 16
0% 1%
5 25
0% 1%
17 18
Soest Stichtse Vecht
38 53
2% 3%
39 51
2% 3%
36 54
2% 3%
19 20
Utrecht Utrechtse Heuvelrug
976 49
52% 3%
968 39
52% 2%
922 27
50% 1%
21 22
Veenendaal Vianen
76 19
4% 1%
61 16
3% 1%
76 11
4% 1%
23 24
Wijk bij Duurstede Woerden
12 39
1% 2%
12 41
1% 2%
9 31
0% 2%
25 26
Woudenberg Zeist
1 96
0% 5%
2 101
0% 5%
7 124
0% 7%
1845
100%
Totaal 1891 100% 1861 100% • Deze gemeenten hebben de nazorg in eigen beheer
Indeling districten, clusters nazorg en gemeenten in de regio Utrecht Oost-Utrecht: Eemland –Noord: Bunschoten, Soest, Eemnes, Baarn Eemland –Zuid: Amersfoort, Leusden, Woudenberg Binnensticht: De Bilt, Bunnik, Zeist Heuvelrug: Veenendaal, Renswoude, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, Rhenen West-Utrecht: Lekstroom: Rijn en Venen:
Houten, Vianen, Nieuwegein Woerden, Stichtse Vecht, De Ronde Venen
Overige bijlagen 2-8 op aanvraag/website bureau RVS Midden Nederland: 2. Concept-bestuursovereenkomst procesondersteuner nazorg (voorbeeld Binnensticht-Heuvelrug); 3. Beleidsverantwoordelijkheid en taken gemeente voor nazorg; 4. Onderzoeksverantwoording; 5. Belangrijkste verbeterpunten (uit vragenlijst netwerkpartners nazorg); 6. Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen; 7. Verloop regionale coördinatie; 8. Doelgroepgerichte werkafspraken nazorg per gemeente.
7
Bijlage 2
Concept- Bestuurovereenkomst
Werkgeverschap Procesondersteuner Nazorg ex-gedetineerden
September 2014
Voorbeeld Binnensticht-Heuvelrug (nog aan te passen aan deelnemende gemeenten)
Ondergetekenden, De gemeenten De Bilt, Bunnik, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal en Wijk bij Duurstede en Zeist, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door hun burgemeesters of door gemachtigde wethouders, hierna te noemen “de gemeenten”, Overwegende dat, • • •
in het kader van het integrale veiligheidsbeleid en in het bijzonder de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de nazorg aan ex-gedetineerden een bovengemeentelijke rol is ontstaan; adequate deelname aan het Regionaal Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden Oost-Utrecht door het aanstellen van een procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden door en voor de clusters Heuvelrug en Binnensticht - naast de informatiemakelaars - voor de partijen van belang is; het noodzakelijk is om afspraken tussen partijen vast te leggen over de kosten en verantwoordelijkheden om onduidelijkheden te voorkomen en risico’s te beperken;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen: Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze Overeenkomst wordt verstaan onder: • Partijen: de deelnemende gemeenten. • Veiligheidshuis: samenwerkingsverband van partners in de veiligheids- en zorgketen. • Veiligheidscollege Oost-Utrecht: bestuurlijk overleg van de voormalige politiedistricten Heuvelrug, Binnensticht en Eemland Noord en -Zuid mede ter voorbereiding op het Regionaal VeiligheidsCollege van de Politie-eenheid Midden-Nederland. • Afdelingsmanager: de afdelingmanager van de afdeling xx van de gemeente p.m. • Procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden: de persoon die de informatie uitwisselt over en acties uitvoert in samenwerking met de gemeentelijke diensten en externe partners in de veiligheids- en zorgketen, met betrekking tot de nazorg van ex-gedetineerden • Informatiemakelaar: de persoon die de belangen van de deelnemende gemeenten in het Veiligheidshuis Regio Utrecht behartigt en die het dagelijks aanspreekpunt is voor de Procesondersteuner nazorg. • Bureau Regionale veiligheidsstrategie (verder bureau RVS): het uitvoeringsorgaan van de regionale veiligheidsstrategie faciliteert de financieel-administratieve afwikkeling van het Regionaal coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden; het bureau int de overeengekomen nazorgbijdragen van gemeenten en verstrekt deze aan de werkgevende gemeente. • Voortgangsrapportage: jaarlijks te leveren schriftelijk document waarin is opgenomen welke werkzaamheden zijn verricht, wat het effect van die werkzaamheden was en hoe het functioneren is beoordeeld. Artikel 2. Onderwerp van de Overeenkomst 2.1. Partijen dragen de gemeente p.m. op een arbeidsovereenkomst aan te gaan met de beoogd procesondersteuner. 2.2. De arbeidsovereenkomst is gelet op de meerjarig gebleken geschiktheid van de huidige procesondersteuner voor onbepaalde tijd. Bij een nieuwe procesondersteuner geldt dat de arbeidsovereenkomst in beginsel één jaar duurt en dat bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid bestaat om het dienstverband te verlengen voor onbepaalde tijd. 8
2.3.
2.4.
2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9.
De taken en werkzaamheden van de beoogde procesondersteuner zijn neergelegd in de bij deze Overeenkomst als bijlage 1 toegevoegde profielschets. Voor zover deze profielschets afwijkt van de bepalingen van de in lid 1 genoemde Overeenkomst, prevaleert de Overeenkomst. Het Veiligheidscollege Oost-Utrecht kan deze taken en werkzaamheden wijzigen. De gemeente p.m. treedt op als formeel werkgever voor de aangestelde procesondersteuner. De procesondersteuner wordt formeel en financieel ondergebracht bij de afdeling XXX van de gemeente p.m. voor de werkzaamheden voor 20 uur per week in schaal 8 ten behoeve van alle partijen. De inhoudelijke aansturing van de procesondersteuner in de dagelijkse werkzaamheden berust in beginsel bij de informatiemakelaars van het cluster Binnensticht resp. Heuvelrug. De afdelingsmanager van deze afdeling voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken, gehoord de informatiemakelaars en de contactpersonen van andere gemeenten. De werkplek van de procesondersteuner nazorg bevindt zich in beginsel te xxxx. Het rechtspositiereglement van de gemeente p.m. is op de procesondersteuner van toepassing. De gemeente p.m. draagt zorg voor correcte uitvoering van de in lid 1 genoemde Overeenkomst en houdt daarbij rekening met de bevindingen van het veiligheidscollege Oost-Utrecht. De jaarlijkse kosten van de procesondersteuner die ten laste komen van de werkgever, worden gedragen door de partijen, naar rato van de justitiële uitstroomcijfers van (ex)gedetineerden per gemeente over een gemiddelde van 3 jaar. Partijen zullen steeds tijdig alle voor een behoorlijke uitvoering van deze Overeenkomst noodzakelijke gegevens en inlichtingen verschaffen en alle medewerking verlenen.
Artikel 3. Rol veiligheidscollege Oost-Utrecht 3.1. Het Veiligheidscollege is belast met het toezicht op de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst. 3.2. Indien binnen het kader van deze Overeenkomst zich omstandigheden voordoen waarin deze Overeenkomst niet voorziet, beslist het Veiligheidscollege. 3.3. Het Veiligheidscollege c.q. de individuele portefeuillehouder per gemeente is betreffende het terrein van deze Overeenkomst gemandateerd. 3.4. Het Veiligheidscollege ontvangt een keer per jaar een voortgangsrapportage op basis van de inhoud over de werkzaamheden van de procesondersteuner (geïntegreerd met de jaarrapportage van de Informatiemakelaars en het Veiligheidshuis Regio Utrecht) en kan de afdelingsmanager aanspreken op het functioneren van de Procesondersteuner. Artikel 4. Duur van de Overeenkomst Deze Overeenkomst treedt in werking op xx 201x en geldt voor onbepaalde tijd. Artikel 5. Ontbindende voorwaarden 5.1. Indien gedurende de duur van deze Overeenkomst één of meerdere partijen worden betrokken bij een gemeentelijke herindeling informeert de betreffende gemeente/ informeren de betreffende gemeenten de andere partijen over de ontstane situatie en de te verwachten consequenties voor de Overeenkomst. De kosten van uittreden worden bij de uittredende gemeente in rekening gebracht. 5.2. De Overeenkomst eindigt wanneer het Veiligheidscollege, na hierover inhoudelijk te zijn geadviseerd, besluit dat deze Overeenkomst ontbonden dient te worden. 5.3. Indien besloten wordt tot ontbindingen van deze Overeenkomst, dienen alle colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten het besluit van het Veiligheidscollege te bekrachtigen door middel van een officieel collegebesluit over de ontbinding van de Overeenkomst. 5.4. Indien besloten wordt tot ontbinding van de Overeenkomst dient een redelijke termijn van tenminste één jaar in acht te worden genomen en zijn de gezamenlijke gemeenten verantwoordelijk en aansprakelijk voor de correcte arbeidsrechtelijke en financiële afhandeling hiervan, inclusief eventuele meerkosten. 5.5. Indien één van de gemeenten besluit eenzijdig deze Overeenkomst op te zeggen dan dient dit schriftelijk kenbaar te worden gemaakt en dient een redelijke termijn in acht te worden genomen van tenminste één jaar waarin de uittredende gemeente de overige gemeenten financieel compenseert voor de (te maken) kosten van het in dienst hebben van de Procesondersteuner. Gedurende dit jaar wordt een nieuwe verdeelsleutel opgesteld voor de overblijvende gemeenten. 5.6. De gevolgen van de beëindiging worden schriftelijk vastgelegd. Artikel 6. Vergoedingen en betalingen 6.1. Partijen betalen de geraamde in artikel 2 lid 8 genoemde kosten door tussenkomst van bureau RVS bij voorschot aan de gemeente p.m. Bureau RVS stuurt hiertoe jaarlijks in januari een factuur voor dat jaar aan de gemeenten. Er wordt afgerekend op de feitelijke kosten. Deze afrekening wordt voor 31 december gefactureerd in verband met het afsluiten van het boekjaar. 6.2. Jaarlijks worden de kosten op basis van de indexering en wijzigingen in de CAO bijgesteld. 6.3. Overheadkosten en kosten als gevolg van secundaire arbeidsvoorwaarden maken onderdeel uit van de totale vergoeding. 6.4. De gemeente p.m. draagt zorg voor bedrijfsgeneeskundige begeleiding, inclusief de kosten voor begeleiding met betrekking tot arbeidsomstandigheden. 9
6.5.
In het geval van ontstaan van langdurige arbeidsongeschiktheid of indien om welke reden dan ook de functie voor langere tijd niet vervuld kan worden, treden de partijen in overleg om over de ontstane situatie afspraken te maken met betrekking tot vervanging. Over de te realiseren oplossing wordt besloten door het Veiligheidscollege. De kosten hiervoor worden conform de verdeelsleutel verrekend met de partijen.
Artikel 7. Aansprakelijkheid 7.1. De gemeente die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar (financiële) verplichtingen tegenover de andere gemeente(n) is aansprakelijk voor de vergoeding van de hierdoor geleden c.q. te lijden schade. 7.2. Van een toerekenbare tekortkoming zal slechts sprake zijn nadat de tekortkomende partij in gebreke is gesteld. De ingebrekestelling zal schriftelijk geschieden, waarbij de wederpartij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog haar verplichtingen na te komen. Artikel 8. Slotbepalingen 8.1. In geval partijen mogelijke geschillen in het kader van deze Overeenkomst in redelijk overleg niet kunnen oplossen, is de bevoegde rechter te Utrecht bevoegd om te beslissen over deze overeenkomst. 8.2. Door ondertekening van deze Overeenkomst vervallen alle eventueel eerder door partijen gemaakte mondelinge, dan wel schriftelijke afspraken omtrent de hierbij overeengekomen dienstverlening.
Deze Overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Bestuursovereenkomst Procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden’. Aldus overeengekomen en in enkelvoud getekend:
te… op….. Gemeente De Bilt rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Bunnik rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Renswoude, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Rhenen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Utrechtse Heuvelrug, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Veenendaal, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Wijk bij Duurstede rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Zeist rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, 10
Bijlage : profielschets functie procesondersteuner Veiligheid heeft hoge prioriteit binnen de gemeenten. Eén van de uitgangspunten voor dit beleid is dat op grond van een goed lokaal georganiseerde nazorg voor ex-gedetineerden, de kans op recidive wordt verkleind en het maatschappelijk functioneren en dus het welbevinden van de ex-gedetineerden wordt vergroot. Als procesondersteuner en medewerker coördinatiepunt nazorg ben je primair verantwoordelijk voor de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners op het gebied van zorg, huisvesting, werk, inkomen, schulden en het verstrekken van een identiteitsbewijs. Daarnaast draagt de medewerker zorg voor de administratieve afhandeling van de meldingen, signaleert knelpunten en initieert voorstellen tot het verbeteren van de nazorg. Werkzaamheden procesondersteuner • • • • • • • • •
Registratie en verwerking van alle binnenkomende meldingen vanuit de penitentiaire inrichting. Verricht zelfstandig complexe administratieve taken en ziet toe op de tijdige aanlevering en de volledigheid van stukken; Stelt samen met de lokale partners en de partners binnen de penitentiaire inrichting een risicoprofiel op. Op grond van de risicoprofiel worden Interventies uitgezet binnen de verschillende afdelingen van de gemeenten en lokale partners conform de werkafspraken; Bewaakt de voortgang van administratieve procedures; Bewaakt de voortgang van de gemaakte werkafspraken met de verschillende partners ten aanzien van de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners; Aanleveren van management gegevens, deze vastleggen en inzichtelijk maken. Signaleert knel- en verbeterpunten, verzamelt proactief informatie en genereert gevraagd of ongevraagd managementinformatie; Het ontwikkelen en vormgeven van een registratiesysteem.
11
Aan: Burgemeesters Regio Utrecht Van: Arjan van de Pol / werkgroep toekomstige organisatie Nazorg Betreft: Betreft consultatie over advies aan regionaal college Datum: 15 november 2012
Geachte burgemeester, Het Regionaal College heeft op 17 september 2012 haar zorgen geuit over de toekomstige organisatie van nazorg. Zij heeft daarom aan mij de opdracht gegeven om met een werkgroep een voorstel te doen voor de positionering van de coördinatie van nazorg aan exgedetineerden in relatie tot de doorontwikkeling naar het Veiligheidshuis Regio Utrecht. In de bijgevoegde notitie vindt u het voorstel van de werkgroep, in de vorm van een advies en een puntsgewijze onderbouwing van dit advies. Voor het geval u op onderdelen meer verdieping zoekt, hebben we een aantal meer uitgebreide bijlagen toegevoegd. De werkgroep heeft het voorstel opgesteld in overleg met bij het onderwerp betrokken ambtenaren. De werkgroep beoogt met de notitie te voorzien in een afwegingskader waarbinnen u de meerwaarde van regionale coördinatie kunt afwegen tegen de kosten ervan. In deze brief schetsen wij de hoofdlijnen van het voorstel. Aan het eind van de brief vragen wij u een standpunt in te nemen. De situatie voor gemeenten verandert door twee ontwikkelingen: 1 De kosten voor het Regionale Coördinatiepunt Nazorg (RCN) betreffen de procesondersteuners, coördinatoren, (gedeeltelijk) de informatiemakelaars, werkplekken met ICT en aansturing. De kosten voor werkplekken met ICT en aansturing zijn de afgelopen jaren grotendeels in de begroting van het Veiligheidshuis meegenomen. Vanaf 2013 worden deze kosten bij de gemeenten in rekening gebracht. 2 De bestaande Rijksfinanciering voor regionale organisatie wordt op korte termijn afgebouwd; in de regio West is er nog beperkte rijksfinanciering tot 1januari 2014; in Oost is de rijksbijdrage gespreid over meerdere jaren en loopt de financiering door tot 1 januari 2015. Hieruit volgt dat het RCN in de toekomst volledig uit de gemeentelijke middelen moet worden gefinancierd. Op dit moment nemen nagenoeg alle gemeenten in de regio Utrecht deel aan de Regionale Coördinatiepunten in Utrecht en Amersfoort. De deelnemende gemeenten betalen nu gezamenlijk de personele lasten voor de procesondersteuners. Daarnaast betalen de gemeenten gezamenlijk de informatiemakelaar (de verbinder tussen gemeente en het Veiligheidshuis) die ook nazorg in het takenpakket heeft. Deze functionarissen vormen in feite het RCN. Gemeenten nemen deel aan het regionaal coördinatiepunt omdat het bundelen van (soms geringe) aantallen voordelen oplevert die op het niveau van de individuele gemeente moeilijk te realiseren zijn. Deze voordelen zijn samengevat: 1. Hoogwaardige administratieve verwerking van de detentiemeldingen; 2. Halen en brengen van de juiste informatie bij de ketenpartners; 3. Korte lijnen met het relevante netwerk; 4. Door specialisatie wordt de taak efficiënt uitgevoerd; 5. Genereren van beleidsinformatie. De gemeenten blijven er zelf in hun primaire proces voor zorgen dat uitkeringen daadwerkelijk worden stopgezet of weer gestart, in huisvesting wordt voorzien, hulpverlening wordt georganiseerd, een ID-kaart wordt verstrekt etc. Samen met het RCN zorgen gemeenten voor de implementatie van beleid rond ex-gedetineerden, omdat specifiek beleid nodig is om deze doelgroep goed te bedienen en recidive echt te verminderen.
)
De werkgroep is van mening dat meerwaarde van het coördinatiepunt de investering rechtvaardigt. Het advies van de werkgroep luidt daarom: één regionaal coördinatiepunt, gevestigd in de twee centrumgemeenten, waarbij de twee coördinatiepunten uniform gaan werken volgens een (verplichte) regionale aanpak. Verder adviseert de werkgroep het coördinatiepunt onder overall aansturing van de Stuurgroep Veiligheidshuis te brengen. Een globale indicatie van de kosten van het model dat de werkgroep adviseert vindt u in het financieel overzicht bij bijlage I. In deze bijlage zijn ook de uitgangspunten opgenomen die de werkgroep bij de berekening heeft gehanteerd. Hier volstaan we met een korte toelichting. De kosten bestaan uit: a. loonkosten van de procesondersteuners b. kosten voor een registratiesysteem; c. de kosten van huisvesting / ICT van de procesondersteuners en informatiemakelaars d. kosten voor coördinatie van de informatiemakelaars. De loonkosten en kosten voor het registratiesysteem komen ook in de huidige situatie voor rekening van de deelnemende gemeenten. De loonkosten voor de informatiemakelaars zijn buiten de berekening gehouden, omdat deze in het bredere verband van het Veiligheidshuis door de gemeenten gefinancierd worden. Wanneer het regionaal coördinatiepunt gehuisvest wordt bij de locaties van het Veiligheidshuis, dan kan bespaard worden op de kosten van werkplekken voor de informatiemakelaars. Om te laten zien wat dat uitmaakt hebben we de kosten voor deze werkplekken in overzicht Ia weggelaten. De deelnemende gemeenten zijn nu aan zet om aan te geven hoe zij de coördinatie van nazorg in de toekomst willen organiseren; het is en blijft een lokale keuze. De werkgroep vraagt u dan ook op basis van de informatie die dit advies bevat een afweging te maken. Samenvattend vragen wij u uw standpunt te bepalen in de volgende voorstellen: 1. In te stemmen met het verlenen van nazorg conform de uitgangspunten die de VNG en de minister van V&J in het Samenwerkingsmodel Nazorg zijn overeengekomen; 2. Het advies van de werkgroep te ondersteunen: één regionaal coördinatiepunt, gevestigd in de twee centrumgemeenten, waarbij de twee coördinatiepunten uniform gaan werken volgens een (verplichte) regionale aanpak. Het punt wordt onder aansturing van de Stuurgroep Veiligheidshuis gebracht. 3. De voorgaande punten overwegend, te besluiten om deel te (blijven) nemen aan het regionaal coördinatiepunt en er (al dan niet door bemiddeling van de informatiemakelaar) binnen de gemeente voor te zorgen dat de randvoorwaarden (beleidsmatig, personeel en financieel) die nodig zijn voor het goed functioneren van het regionaal coördinatiepunt worden ingevuld. Als duidelijk is welke gemeenten willen blijven deelnemen aan het Regionaal Coördinatiepunt, kan de werkgroep doorwerken aan de gedetailleerde bedrijfsmatige opzet voor dit coördinatiepunt. Deze opzet kan medio maart 2013 gereed zijn. Proces De werkgroep zorgt er voor dat uw ambtenaar geïnformeerd wordt. Ik verzoek u te reageren voor 5 december 2012. Uw reactie wordt samengevoegd met de reacties van de andere burgemeesters. De werkgroep legt de bijgevoegde notitie en de gebundelde reacties met een conclusie voor aan zowel de stuurgroep Veiligheidshuis i.o. als het Regionaal College. Op basis daarvan kan nadere besluitvorming plaatsvinden over de toekomstige organisatie van nazorg. Hoogachtend,
Namens de werkgroep, A.J. van de Pol
Notitie regionale organisatie Nazorg ex-gedetineerden Advies op verzoek van en aan het Regionaal College
16 november 2012
Advies ................................................................................................................................................ 4 Regionaal coördinatiepunt ............................................................................................................... 4 Huisvesting van de twee coördinatiepunten ..................................................................................... 5 Organisatorische inbedding............................................................................................................. 5 Randvoorwaarden............................................................................................................................ 5 Financieel kader: ............................................................................................................................. 5 Kaders en verantwoordelijkheden ....................................................................................................... 6 Waarom nazorg ............................................................................................................................... 6 Coördinatiepunt nazorg................................................................................................................... 6 Rijksbeleid ...................................................................................................................................... 6 Gemeentelijk beleid......................................................................................................................... 6 Huidige organisatie Regionaal Coördinatiepunt Nazorg (RCN).............................................................. 7 Algemeen........................................................................................................................................ 7 RCN WEST ....................................................................................................................................... 7 RCN OOST ....................................................................................................................................... 8 Verbeterpunten m.b.t. regionale coördinatie: ................................................................................... 8 Bijlage I: Financiën.............................................................................................................................. 9 Uitgangspunten............................................................................................................................... 9 Bijlage II: de toegevoegde waarde van regionale nazorgcoördinatie ....................................................12 Zelforganisatie en complicaties.......................................................................................................12 Regionale samenwerking ................................................................................................................12 Taken rond de nazorg ....................................................................................................................13 Ervaringen met Regionale coördinatie .............................................................................................14 Knelpunten huidige situatie ............................................................................................................15 Bijlage III: Overwegingen bij modelkeuze ...........................................................................................16 Algemeen.......................................................................................................................................16 Afkortingen:...................................................................................................................................16 Overwegingen: ...............................................................................................................................22 Bijlage IV: afwegingen rondom een of twee regionale punten .............................................................23 Interne synergie en eenduidigheid in de uitvoering: ........................................................................23 Schaalgrootte .................................................................................................................................23 Personeel .......................................................................................................................................23 Partners in de regio ........................................................................................................................24 Overwegingen die relevant zijn voor de precieze locatie(s): .............................................................24 Bijlage V: samenstelling werkgroep....................................................................................................25
2
Projectkader Het Regionaal College heeft op 17 september 2012 haar zorgen geuit over de toekomstige organisatie van nazorg. Zij heeft daarom opdracht gegeven aan de coördinator nazorg van het coördinatiepunt in Utrecht om met een werkgroep een voorstel te doen voor de positionering van de coördinatie van nazorg aan ex-gedetineerden in relatie tot de doorontwikkeling naar het Veiligheidshuis Regio Utrecht. De werkgroep is samengesteld uit informatiemakelaars. De informatiemakelaars hebben een intermediaire functie tussen regiogemeenten en het Veiligheidshuis en nazorg is een belangrijk onderdeel van het takenpakket. Deze werkgroep heeft deze notitie vanuit de aanwezige kennis en praktijkervaring opgesteld. De samenstelling van de werkgroep is opgenomen in bijlage 3. In het 'Doorontwikkelingsplan Veiligheidshuizen Regio Utrecht' (DOP) worden de contouren van het 'nieuwe' Veiligheidshuis zichtbaar. Het DOP is een plan waarin wordt beschreven wat de definitie van het Veiligheidshuis is, welke doelgroepen er worden besproken en welke werkwijze wordt gevolgd. Dit DOP vormt, samen met een nog op te stellen organisatieplan, de basis voor de nieuwe organisatie van het Veiligheidshuis onder de gemeente Utrecht. In het DOP wordt beschreven dat nazorg een aan het Veiligheidshuis gerelateerde aanpak is, maar niet behoort tot de kerntaken van het Veiligheidshuis. Nazorg maakt geen aanspraak op ketenpersoneel, maar maakt gebruik van de faciliteiten (m.n. werkplekken) en het netwerk dat in de Veiligheidshuizen bijeenkomt. Nazorg is een eigenstandige gemeentelijke verantwoordelijkheid die om efficiency en inhoudelijke redenen bij het Veiligheidshuis is ondergebracht. Waar ketenpartners voorheen vaste werkplekken in het Veiligheidshuis hadden, zijn in de nieuwe situatie alleen nog werkplekken voor ketenpersoneel, mogelijk aangevuld met een in aantal beperkte hoeveelheid ondersteunend personeel voor een aantal andere organisaties. Nazorg valt onder het 'Pluspakket'. Het pluspakket is er voor die onderwerpen die buiten de kernopdracht van het Veiligheidshuis vallen, maar waarvan het toch praktisch is wanneer deze bij Veiligheidshuis kunnen worden ingekocht. Met het vaststellen van het DOP ontstaat een nieuwe situatie. De redeneringen uit het DOP hebben consequenties voor de organisatie van de nazorg in de regio, waarvan de verhoging van de kosten de meest ingrijpende is. Bovenop de consequenties uit het DOP zal de Rijksfinanciering voor regionale coördinatie op korte termijn zijn afgebouwd. In het licht van deze ontwikkelingen speelt de vraag bij gemeentes wat de meerwaarde is van een Regionaal Coördinatiepunt Nazorg. De gemeenten Lopik en Ijsselstein hebben al besloten uit het RCN te stappen en de nazorg zelf te organiseren en coördineren. Aangezien het feitelijk verzorgen van nazorg een verantwoordelijkheid is van gemeenten moeten de gemeenten zich een oordeel vormen over de consequenties die de nieuwe situatie met zich mee brengt.
3
Advies Eén regionaal coördinatiepunt, gevestigd in de twee centrumgemeenten, waarbij de twee coördinatiepunten uniform gaan werken volgens een (verplichte) regionale aanpak. Het punt wordt onder aansturing van de Stuurgroep Veiligheidshuis gebracht. Het advies van de werkgroep wordt hieronder puntsgewijs gemotiveerd. Voor de lezer die meer uitleg willen heeft de werkgroep bijlage II opgenomen. Bijlage II bevat een uitwerking van de meerwaarde van een regionaal coördinatiepunt ten opzichte van zelforganisatie. De overwegingen uit die bijlage liggen ten grondslag aan dit advies.
Regionaal coördinatiepunt
Met een regionaal coördinatiepunt wordt het maken van afspraken eenvoudiger. Nu er bijvoorbeeld ook binnen het veiligheidshuis andere werkverhoudingen ontstaan, zullen er nieuwe werkafspraken moeten worden gemaakt met de ketenpartners. Het RCN met zijn grote aantallen, is effectiever in het maken van bindende afspraken. Andersom hebben de ketenpartners dan te maken met één aanspreekpunt, één werkproces in plaats van allerlei verschillende werkwijzen en afspraken.
De communicatie tussen netwerkpartners (zowel de penitentiaire inrichtingen (PI) als de maatschappelijke organisaties) en gemeenten over nazorg verloopt vaak moeizaam en wordt door de netwerkpartners als zeer complex ervaren. Om goede nazorg te kunnen verlenen moeten netwerkpartners op de hoogte zijn van de uitvoeringspraktijk van iedere individuele gemeente, expertise hebben over de strafketenprocessen en ze moeten bij iedere gemeente ook de contactpersonen kennen. Dat is voor hen – ook omdat er vaak functiewisselingen zijn – bijna niet te doen. Daarom is uniformiteit en regionale samenwerking gewenst.
Voor de nazorg is specialistische kennis over strafrechtprocedures en kennis over het lokale netwerk van belang. Dit is kennis waarover niet iedere gemeente beschikt.
In veel gemeenten is – gegeven het geringe aantal terugkerende gedetineerden – de functie van contactfunctionaris nazorg een functie die ‘er bij’ wordt gedaan. In die gemeenten ontbreekt vaak de routine en bovendien ontbreekt de expertise om adequate en effectieve nazorg te kunnen bieden aan ex-gedetineerden met complexe problemen (toch altijd nog ongeveer 40% van de gevallen).
Het is wenselijk gezamenlijke afspraken te maken om te voorkomen dat er sprake is van een niet stuurbare aanzuigende werking naar bepaalde gemeenten en van bijbehorend ‘shopgedrag’.
Er is een eenduidige en overzichtelijke uitvoeringspraktijk, er is vergelijkbare management en sturingsinformatie en er is een gemeenschappelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid
Verder is het van belang dat het beleid met betrekking tot nazorg naadloos aansluit
De afspraken die gemaakt worden met betrekking tot de nazorg passen bij het werk
op het veiligheidsbeleid van Bureau RVS. van het regionaal georiënteerde Veiligheidshuis.
Door twee locaties behoudt het coördinatiepunt de binding met de lokale gemeenten;
Met twee locaties is er een overzichtelijke schaalgrootte en hoeft er geen aansturinglaag tussen geplaatst te worden. 4
Huisvesting van de twee coördinatiepunten
Voor iedere toekomstige werkplek moet betaald worden, of het nu in het veiligheidshuis, gemeentehuis of extern kantoorpand is;
Omdat de nazorg voornamelijk gebruikt maakt van gemeentelijke systemen zal het RCN idealiter geplaatst worden binnen een gemeentelijke organisatie.
Organisatorische Organisatorische inbedding
De strategische aansturing van een regionaal coördinatiepunt geschiedt door een stuurgroep.
Het niet wenselijk en in de praktijk ook niet goed haalbaar om een groot aantal regionale stuurgroepen op te richten.
Gezien de overeenkomsten in doelgroepen en de samenstelling van de stuurgroep Veiligheidshuis i.o. is aansturing door die stuurgroep voor de hand liggend;
Er moet een verantwoordelijke aangewezen worden om de verbinding tussen stuurgroep en uitvoering leggen en de informatiemakelaars op resultaat aan te sturen (ca. 0,1 fte);
De operationele aansturing gebeurt door de informatiemakelaars. De informatiemakelaars worden voor het onderdeel nazorg aangestuurd op basis van resultaatsafspraken.
De exacte taakverdeling en organisatorische invulling vereist nauwkeurige uitwerking in duidelijke afspraken.
Randvoorwaarden Voor een goed functionerend coördinatiepunt moeten de volgende randvoorwaarden worden gerealiseerd:
Randvoorwaarden moeten gerealiseerd worden binnen iedere gemeente, waardoor de nazorg kan worden gerealiseerd. Het gaat daarbij om beleid m.b.t. huisvesting, schuldhulpverlening, werk, inkomen en inkoop van passende zorgtrajecten etc.
Het RCN moet toegang hebben tot de gemeentelijke systemen.
Duidelijke afspraken over het beheer van de systemen en het automatiseringsysteem.
Aanschaf / gebruik van één automatiseringsysteem, zodat er vergelijkbare management en sturingsinformatie kan worden verzameld. Tevens kunnen de werkzaamheden van de procesondersteuners worden overgenomen door een collega bij ziekte, vakanties etc.
Financieel kader: Een uitgewerkt overzicht van de financiën is opgenomen in bijlage I. Het gaat om globale indicaties. De uitgangspunten die bij de berekening zijn toepast zijn in de bijlage aangegeven. De meerkosten ten opzichte van de huidige situatie zullen bestaan uit: - kosten voor huisvesting; - kosten voor aansturing
5
Daarnaast zal de bestaande Rijksfinanciering voor regionale organisatie op korte termijn zijn afgebouwd; in de regio West is er nog beperkte rijksfinanciering in 2013 en daarna niet meer, in Oost is de financiering vanaf 2015 afgebouwd.
Kaders en verantwoordelijkheden Waarom nazorg Iedere gedetineerde burger komt op een bepaald moment weer terug naar de gemeente en kampt vaak met problemen rond wonen, werken, inkomen, schulden en zorg. Voor goede re-integratie in de samenleving heeft een ex-gedetineerde identiteitspapieren, onderdak, inkomen en zorg nodig. Goede opvang van ex-gedetineerden voorkomt herhaling en overlast.
Coördinatiepunt nazorg Het coördinatiepunt nazorg zorgt dat een aantal basisvoorzieningen op orde worden gebracht, er afspraken zijn gemaakt met de lokale aanbieders en afstemming tussen de verschillende spelers wordt gerealiseerd. De basisvoorzieningen waarop het coördinatiepunt nazorg zicht richt zijn:
een geldig identiteitsbewijs;
onderdak direct na ontslag uit detentie;
inkomen uit werk of een (tijdelijke) uitkering om direct na ontslag uit detentie in het eerste levensonderhoud te kunnen voorzien en indien arbeid niet haalbaar is een vorm van dagbesteding;
inzicht in schulden en (indien van toepassing) een plan voor schuldhulpverlening
het vaststellen van zorgbehoeften en (indien van toepassing) het zorgen voor een passende indicatie en het realiseren van (continuïteit van) zorg.
Centraal in deze werkwijze staat een persoonsgerichte aanpak, gebaseerd op samenwerking en een oplossingsgerichte werkhouding. Doel is ervoor te zorgen dat activiteiten voor, tijdens en na detentie op elkaar worden afgestemd.
Rijksbeleid De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van nazorg voor (ex-)gedetineerden lag tot eind vorige eeuw bij de drie reclasseringsorganisaties, met financiering van het Ministerie van Justitie. Sinds 2004 is deze verantwoordelijkheid overgeheveld naar de gemeenten en het gevangeniswezen. Het ministerie en de VNG hebben op 8 juli 2009 een samenwerkingsovereenkomst gesloten om ervoor te zorgen dat er op een eenduidige wijze met de nazorg aan (ex-)gedetineerden wordt omgegaan. Het bijbehorende samenwerkingsmodel geeft op hoofdlijnen de taken en verantwoordelijkheden weer van gemeenten en justitie.
Gemeentelijk beleid De gemeente is verantwoordelijk voor de regie op de nazorg en voor ketensamenwerking. Die regiefunctie is (deels) verankerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De 6
nazorg voor (ex-)gedetineerden past binnen de prestatievelden 7, 8 en 9 van de WMO; respectievelijk maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Daarnaast hebben gemeenten de regietaak in het vergroten van de sociale veiligheid. Deze zorg- en veiligheidsaspecten komen samen in de nazorg aan (ex-)gedetineerden. Voor huisvesting kan gesteld worden dat de gemeenten de wettelijke verantwoordelijkheid hebben voor de huisvesting van inwoners die niet zelfstandig kunnen zorgen voor hun huisvesting. In ongeveeer 10% van de gevallen is er bij ex-gedetineerden sprake van huisvestingsproblematiek.
Huidige organisatie organisatie Regionaal Coördinatiepunt Nazorg (RCN (RCN) RCN) Algemeen In grote lijnen kan gesteld worden dat de nazorg Oost en West nagenoeg op dezelfde wijze is georganiseerd, zoals:
het inventariseren van informatie
de samenwerking met de PI
doorsluizen van informatie naar de lokale aanbieders.
De verschillen liggen voornamelijk op het gebied van monitoren, de ene gemeente richt zich uitsluitend op het doorzetten van informatie, de andere gemeente monitort vervolgens het proces en zorgt voor vroegtijdige bijsturing. Deze taak wordt uitgevoerd door de informatiemakelaar/nazorgcoördinator. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen de gemeenten met betrekking tot het al verwezenlijkt hebben van voorzieningen op het gebied van werk en inkomen, huisvesting, en schuldhulpverlening. Nazorg oost en west werken met verschillende registratiesysteem. Voor de jaren 2010 tot 2013 zijn vanuit het ministerie middelen toegevoegd aan het Gemeentefonds voor de coördinatietaken van gemeenten in het kader van de nazorg exgedetineerden. De middelen van het rijk zijn door de gemeenten verschillend ingezet. Een uitgewerkt overzicht van de financiën is opgenomen in bijlage I. Daarin is de teruglopende Rijksbijdrage verwerkt.
RCN WEST Het RCN west bestaat uit vier personen: een coördinator (0,4 fte) en drie procesondersteuners (2,8 fte). De coördinator nazorg is verantwoordelijk voor het aansturen van het coördinatiepunt. Drie procesondersteuners (2,1 fte) richten zich op de nazorg voor ex-gedetineerden uit de stad Utrecht; één procesondersteuner (0,67 fte) regelt de nazorg voor ex-gedetineerden uit de westelijke regiogemeenten. De coördinator regelt werkafspraken en als het gaat om lokale afstemming/beleid, dan neemt de informatiemakelaar dat op zich. Verder neemt de coördinator het initiatief voor regionale afspraken met regionaal werkende partners.
7
De programmamanager veiligheid van de gemeente Utrecht is hiërarchisch eindverantwoordelijk voor het functioneren van de coördinator nazorg.
RCN OOST Het RCN Oost bestaat uit twee procesondersteuners. Eén voor de gemeenten uit Binnensticht/Heuvelrug (0,6fte) en één persoon voor de gemeenten van Eemland Zuid en Eemland Noord (0,7 fte). Voor ieder district fungeert de informatiemakelaar als coördinator nazorg ex-gedetineerden. Deze rol betreft een gecombineerde invulling van accountmanager en beleidsadviseur. Voor de lokale afstemming en het maken van werkafspraken met de lokale aanbieders en de gemeentelijke diensten, zijn de informatiemakelaars verantwoordelijk. Tevens zijn zij verantwoordelijk voor de procesmonitor. De informatiemakelaar is tevens verantwoordelijk voor het signaleren van knelpunten, oplossen van knelpunten en dit omzetten naar structureel beleid. De procesondersteuners worden inhoudelijk aangestuurd door de informatiemakelaars/nazorgcoördinator. De gemeenten Zeist en Amersfoort zijn eindverantwoordelijk voor het functioneren van de procesondersteuner. De procesondersteuners en de nazorg coördinator/informatiemakelaar zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de uitvoering van het coördinatiepunt.
Verbeterpunten m.b.t. regionale coördinatie: coördinatie: -
Doordat er geen uniforme gezamenlijke registratie is, is er nu nog geen uniforme management en sturinginformatie beschikbaar voor alle gemeenten. Ook kunnen er om deze reden geen effectmetingen uitgevoerd worden binnen gemeenten en regio.
-
De taak en rolopvatting van de informatiemakelaars is tot nu toe niet vast gedefinieerd. Dit leidt er toe dat de taakuitvoering rond nazorg door de diverse informatiemakelaars teveel uiteen is gaan lopen, wat een bron is van misverstanden over verantwoordelijkheden tussen gemeenten, informatiemakelaars en partners.
8
Bijlage I: Financiën Uitgangspunten
De overzichten die bij deze bijlage horen betreffen een globale raming, gebaseerd op de uitstroomcijfers 2011. Het geeft daarmee een indicatie van de kosten, maar zeker bij de heel kleine aantallen kunnen de uiteindelijke kosten anders komen te liggen, omdat kleine wijzigingen dan relatief grote gevolgen hebben.
Iedere wijziging in verdeelsystematiek heeft gevolgen voor de bijdrage per gemeente
De bedragen zijn verdeeld op basis van recente uitstroomcijfers (2011). Er kan ook
Doordat op dit moment binnen de regio verschillend wordt omgegaan met de
gekozen worden voor een andere verdeelsystematiek Rijksfinanciering van de nazorgpunten, zijn er tussen de gemeenten verschillen in dekking.
Lopik en Ijselstein nemen geen deel aan het RCN vanaf respectievelijk 2012 en 2013. In de berekening van de fte's procesondersteuning is hiermee rekening gehouden. Ook de rijksbijdrage is hierop gecorrigeerd.
Bedrag is exclusief nazorgtrajecten etc. die enkele individuele gemeenten inkopen
In de berekening is rekening gehouden met kosten voor ICT en 0,1 Fte voor strategisch / tactische coördinatie (zie bijlage structuurkeuzes).
In de berekening zijn niet de kosten voor de informatiemakelaar /coördinatoren verwerkt. Deze worden op dit moment al via de gemeenten betaald en hebben (ook) nazorg in het pakket. Strikt genomen zijn dit ook kosten voor nazorg.
Er is gerekend met het schaalmaximum van gemeentelijke medewerkers. In inhuursituaties worden de kosten hoger.
Werkplekkosten zijn voor West berekend op basis van de kosten van een werkplek bij de gemeente Utrecht en voor Oost zijn de huidige kosten aangehouden.
De kosten zijn berekend inclusief werkplekken (flexplekken) voor de informatiemakelaars. Wanneer nazorg bij locaties van het veiligheidshuis gehuisvest worden kunnen deze kosten worden bespaard (flexplekken voor partners zitten in het basispakket). In overzicht Ia is deze correctie doorgevoerd. Belangrijk is dat het hier alleen gaat om huisvesting bij het Veiligheidshuis en niet om het onderbrengen in het basispakket van het Veiligheidshuis.
Er treden verschillen op in de kosten per regionaal coördinatiepunt. Deze treden op door: o
Verschillen in kosten voor werkplekken
o
Verschillende schaalniveaus procesondersteuners
o
De aantallen die per fte Procesondersteuner worden verwerkt. Deze verschillen hebben een relatie met de verschillende wijzen waarop de nazorg per subregio georganiseerd is. In een nadere uitwerking moeten deze verschillen uitgediept worden, onder meer in relatie tot het werk dat de informatiemakelaars doen. In de berekeningen is rekening gehouden met de huidige aantallen.
Wanneer de kosten onderdeel gaan uitmaken van het basispakket van het Veiligheidshuis dan zullen deze over de gehele regio verdeeld worden via de verdeelsystematiek voor het Veiligheidshuis. Gezien de verschillen in kosten over de 9
twee coördinatiepunten betekent dit dat de kosten voor de gemeenten in Oost hoger worden en in West lager. Om deze verschillen inzichtelijk te houden heeft de werkgroep gekozen de kosten conform de huidige verdeelsystematiek te verdelen.
Overzicht 1: globale indicatie kosten RCN per gemeente Gemeente
Uitstroom
2013
2014
2015
2011 Utrecht
875
€ 111.561
€ 168.829
€ 168.829
Houten
11
€ 2.085
€ 2.936
€ 2.936
5
€ 948
€ 1.335
€ 1.335
Nieuwegein
95
€ 18.005
€ 25.359
€ 25.359
Oudewater
2
€ 379
€ 534
€ 534
De Ronde Venen
19
€ 3.601
€ 5.072
€ 5.072
Stichtse Vecht
39
€ 7.392
€ 10.411
€ 10.411
Vianen
14
€ 2.653
€ 3.737
€ 3.737
Woerden
32
€ 6.065
€ 8.542
€ 8.542
232
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 41.840
Leusden
4
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 721
Woudenberg
1
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 180
Soest
38
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 6.853
Baarn
34
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 6.132
Bunschoten
15
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 2.705
5
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 902
96
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 16.755
Bunnik
5
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 873
De Bilt
23
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 4.014
Veenendaal
76
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 13.265
Wijk bij duurstede
12
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 2.094
Utrechtse heuvelrug
49
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 8.552
Rhenen
11
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 1.920
3
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 524
Montfoort
Amersfoort
Eemnes Zeist
Renswoude
10
Overzicht 1: globale indicatie kosten RCN per gemeente indien huisvesting bij de locaties van het Veiligheidshuis Gemeente
Uitstroom
2013
2014
2015
2011 Utrecht
875
€ 105.561
€ 162.829
€ 162.829
Houten
11
€ 1.477
€ 2.328
€ 2.328
5
€ 671
€ 1.058
€ 1.058
Nieuwegein
95
€ 12.752
€ 20.106
€ 20.106
Oudewater
2
€ 268
€ 423
€ 423
De Ronde Venen
19
€ 2.550
€ 4.021
€ 4.021
Stichtse Vecht
39
€ 5.235
€ 8.254
€ 8.254
Vianen
14
€ 1.879
€ 2.963
€ 2.963
Woerden
32
€ 4.295
€ 6.772
€ 6.772
232
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
Montfoort
Amersfoort
€ 36.088
Leusden
4
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
Woudenberg
1
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 622
€ 156
Soest
38
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 5.911
Baarn
34
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 5.289
Bunschoten
15
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage € 2.333
Eemnes
5
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 778
96
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 14.366
Bunnik
5
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 748
De Bilt
23
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 3.442
Veenendaal
76
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
Zeist
€ 11.373
Wijk bij duurstede
12
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 1.796
Utrechtse heuvelrug
49
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 7.333
Rhenen Renswoude
11
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
3
Rijksbijdrage
Rijksbijdrage
€ 1.646
€ 449
11
Bijlage II: de toegevoegde waarde van regionale nazorgcoördinatie In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de toegevoegde waarde van regionale organisatie van nazorg.
Zelforganisatie en complicaties Wanneer autonomie van de gemeente centraal gesteld wordt onderhoudt iedere gemeente zelf contacten met MMD’ers in de verschillende PI’en iedere gemeente maakt eigen afspraken met de nazorgketen (corporaties, UWV, re-integratiebedrijf, schuldhulpverlening, zorginstellingen). Iedere gemeente heeft een eigen nazorgvisie en eigen nazorgbeleid en iedere gemeente heeft eigen nazorgprocedures en regels. Vanuit het perspectief van de individuele gemeentes is dit interessant, voor zover zij hechten aan de lokale beleidsautonomie rond nazorg. Het model betekent bijvoorbeeld voor de medewerkers in de PI dat zij met de verschillende vormen van beleid moeten omgaan die al die gemeenten op eigen wijze invullen. Voor regionaal georganiseerde partners wordt het dan lastig om in het 'oerwoud van afspraken' ketenafspraken te kunnen maken. Iedere gemeente onderhoudt zelf contacten met ketenpartners, moet zelf de informatie over de gedetineerde compleet zien te krijgen en coördineert zelf de nazorg bij iedere casus (ook gemeenten met heel weinig uitstroom). Er wordt dan geen gezamenlijke deskundigheid opgebouwd. In de solitaire uitvoeringspraktijk coördineert iedere gemeente zelf de uitvoering van de nazorg. Iedere gemeente moet daarvoor zelf deskundigheid opbouwen en beschikbaar stellen. De reden voor veel gemeenten om een regionaal punt te starten is er juist in gelegen dat de nazorg een zodanig kleine taak is dat deze niet goed wordt opgepakt, omdat er onvoldoende tijd, prioriteit, alertheid en /of kennis beschikbaar is binnen een enkele gemeente. Het risico is dat we terug gaan naar de tijd waarin een melding binnenkomt, de uitkering stopgezet wordt en de melding gearchiveerd wordt en dat daarmee de nazorg een feit is. Samenvattend kleeft er een aantal bezwaren aan zelforganisatie door gemeenten: o
Iedere individuele gemeente bepaalt hoe ver hij gaat met het verlenen van nazorg;
o
Diversiteit aan afspraken en grote hoeveelheid aanspreekpunten maakt dit model slecht werkbaar voor ketenpartners;
o
De vraag is of nazorg daadwerkelijk de aandacht krijgt die nodig is (competentie,
o
Niet efficiënt in zowel uitvoering als in kennisopbouw.
prioriteit etc.);
Regionale samenwerking Regionale coördinatie kan tegen de bezwaren van zelforganisatie het hoofd bieden. Er zijn drie vormen van regionale samenwerking te onderscheiden: het maken van regionale afspraken, regionaal gecentraliseerde informatie verzameling en regionaal gecentraliseerde coördinatie van de uitvoering. Deze vormen worden nu kort toegelicht. Regionale afspraken:
12
Gemeenten in de regio kunnen rond nazorg regionaal beleid afspreken op basis van één visie op nazorg en dat uitvoeren. Nazorgpartners hoeven slechts één set afspraken te kennen, waarop zij hun beleid ook kunnen afstemmen. Regionale informatie verzameling: Regionale samenwerking betekent dat informatie over de gedetineerden regionaal verzameld wordt en ook de advisering over de aanpak van nazorg wordt regionaal georganiseerd. De centrale informatieverzameling maakt dat er een kwaliteitsslag kan worden gemaakt. Ketenpartners hebben dan met veel minder contactpersonen te maken en de deskundigheid en faciliteiten van het nazorgpunt worden benut. Regionale coördinatie van de uitvoering Regionale coördinatie kan zo ver gaan dat de gemeenten alleen nog als uitvoerder betrokken zijn bij nazorg (feitelijk verstrekken ID-bewijs, uitkering etc.). De coördinator activeert waar nodig de betrokken gemeentelijke uitvoeringsdiensten en houdt het oog op de voortgang. Een regionale stuurgroep stuurt dan het coördinatiepunt strategisch aan. De bovengenoemde vormen van samenwerking worden ideaaltypisch geheel ingevuld. Er ontstaat dan een eenduidige en overzichtelijke uitvoeringspraktijk, er is vergelijkbare management en sturingsinformatie en er is een gemeenschappelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid. Nadelen liggen op het gebied van lokale autonomie en voor de aansturing van een regionaal punt is een stuurgroep nodig.
Taken rond de nazorg Het takenpakket t.a.v. de nazorg is naar vier rollen te differentiëren. Bij iedere rol hoort een aantal taken. Bij de rol is aangegeven waar deze op dit moment georganiseerd is. ROL
TAKEN
Coördinatie van
• Het bijeenbrengen van informatiestromen (in-en uitgaand).
informatie
• Het controleren van de informatie en eventueel aanvullen.
(procesondersteuner)
• Het uitzetten van de interventies naar het lokale netwerk conform de reguliere afspraken of gemaakte afspraken.
Keten- c.q.
• Het opstellen van een beleid rondom nazorg.
procesregie
• Het bewaken van het proces op tactisch niveau.
(informatiemakelaar)
• Het maken van afspraken op tactisch en operationeel niveau met de verschillende ketenpartners. • Aansturen van de procesondersteuner nazorg.
(gemeente)
• Monitoren voortgang uitvoering
Uitvoering reguliere
• Verstrekken van identiteitsbewijs
taken
• Toeleiden naar werk / Inkomen
(gemeente)
• Huisvesting • Organiseren van (voortgezette) zorg • Schuldhulpverlening
13
Wanneer de gemeente de coördinatie van nazorg zelf op zich neemt, dan zal zij moeten voorzien in deze taken. Uit het voorgaande blijkt dat zowel het scenario regionaal organiseren als het scenario zelforganisatie voor en nadelen kent. Er is nog een scenario denkbaar, waarbij de informatiemakelaar door gemeenten wordt ingezet voor de keten- en procesregie en de gemeente zelf de andere taken uitvoert. Een dergelijk model komt weliswaar gedeeltelijk tegemoet aan de bezwaren die er zijn voor ketenpartners, maar de andere bezwaren blijven bestaan. Daarnaast zal de informatiemakelaar dan samenwerken met een groter aantal procesondersteuners en omdat deze minder gespecialiseerd zullen zijn, zal de informatiemakelaar meer casussen moeten beoordelen op complexiteit dan nu het geval is. Dit betekent dat de informatiemakelaar meer tijd aan nazorg zal moeten besteden.
Ervaringen met Regionale coördinatie In de afgelopen twee jaren dat de Regionale Coördinatiepunten Nazorg naast elkaar gefunctioneerd hebben valt een aantal zaken op ten opzichte van de oude situatie. Door het bundelen van de stromen ex-gedetineerden zijn de aantallen dusdanig groot, dat inzicht in het verloop van processen ontstaat. Het gaat om processen rond de ex-gedetineerde, maar ook gemeentelijke processen en de wijze waarop de gemeentelijke regierol vorm heeft gekregen. Gemeentelijke regie op de ex-gedetineerden betekent verbinden; niet alleen het vinden en koppelen van verschillende afdelingen en beleidsterreinen binnen de gemeente, maar ook verbinden met de omgeving. Een deel van de ex-gedetineerden blijkt een grootverbruiker te zijn van gemeentelijke diensten en valt onder de OGGZ doelgroep. Al deze diensten doen onafhankelijk hun taak conform de gekregen opdrachten, maar om het totaalprobleem op te lossen moet men gezamenlijk aan de slag. Door de grote aantallen van een Regionaal Coördinatiepunt Nazorg, is het generieke proces beter te onderscheiden en is het mogelijk de gemeentelijke processen te verbeteren, wat ten goede komt aan zowel de gemeente als de ex-gedetineerde. Een tweede inzicht van de Regionale Coördinatiepunten Nazorg is de verscheidenheid aan hulpvragen van ex gedetineerden. Om goed recht te doen aan deze hulpvragen werken we veel samen met enkele grote regionale organisaties. Door de regionale functie lukt het ons om betere afstemming en inkoop te realiseren dan wanneer we dit als losse gemeenten individueel doen. Door de uniforme gezamenlijke registratie is er ook management en sturinginformatie beschikbaar voor alle gemeenten. Ook kunnen er effectmetingen uitgevoerd worden binnen gemeenten en regio. De combinatie van ondersteuner op het coördinatiepunt met een coördinator nazorg die in de gemeenten werkzaam is en alle verschillende partijen aan elkaar verbindt, levert in de oostelijke gemeenten van de provincie positieve ervaringen op. In oost vervult de coördinator nazorg meer een soort van accountmanagerfunctie op het gebied van nazorg.
14
Concluderend levert het samen werken in een Regionaal Coördinatiepunt Nazorg meerdere inzichten en oplossingen voor meerdere deelproblemen en groepen. Door de gebundelde grote aantallen biedt regionale samenwerking voordelen, op in ieder geval drie gebieden: - bundeling van expertise en werkwijzen: medewerkers in het RCN voeren een specialistische taak uit, zijn in staat om de taak kwalitatief goed en tijdig uit te voeren en nemen de taak serieus; - efficiencyvoordelen: het nazorgpunt neemt werk uit handen van de deelnemende gemeenten en kan het werk door de 'massaproductie' in beginsel sneller doen - eenduidigheid naar -de veelal regionaal werkende- ketenpartners; de nazorgcoördinator heeft veelvuldig contact met diverse partners en weet hoe het netwerk in elkaar zit en waar wat te halen is. Andersom hebben de ketenpartners te maken met een aanspreekpunt, één werkproces in plaats van allerlei verschillende ingangen.
Knelpunten huidige situatie Bij het verlenen van nazorg spelen continu knelpunten, ongeacht of deze regionaal georganiseerd wordt of niet. Knelpunten die op dit moment worden gesignaleerd bij het inzetten van de nazorg zijn: -
Er zijn nu gedetineerden die niet in de regiogemeenten binnen de bestaande woonvormen kunnen worden gehuisvest en overlast veroorzaken.
-
De landelijke financiële crisis verergert de al ingezette stagnatie in de woningbouwproductie, die onder andere leidt tot een vermindering van het aantal verhuringen. Tegelijkertijd neemt de behoefte aan woningen en urgenties toe.
-
Het is bij de betrokken partijen vaak onduidelijk wie de regievoerder per casus is, er bestaan verschillende verwachtingen en er is een gemis m.b.t. procesregie.
-
Partners binnen de straf-, bestuurs-, zorg- en civiele keten werken onvoldoende met elkaar samen, waardoor kansen tot het komen van oplossingen worden gemist.
-
In de huidige aanpak wordt teveel gewerkt vanuit een eenzijdige benadering terwijl er sprake is van multiproblem.
-
Procedures werken vertragend, waardoor de hulpverlening traag op gang komt.
-
Partijen ervaren te weinig ondersteuning vanuit de GGZ, m.b.t. advisering, ondersteuning bij crisissituatie en bij een risicotaxatie.
Beleid over huisvesting, zorg, werk en inkomen en schuldhulpverlening is noodzakelijk om tot een goede nazorg te komen.
15
Bijlage III: Overwegingen bij modelkeuze modelkeuze Algemeen In deze bijlagen worden de modellen geschetst op basis van de overwegingen die de werkgroep heeft gemaakt. De structuren behoeven nog verdere uitwerking, maar een contourenschets is nodig voor de keuze om het RCN al dan niet bij het Veiligheidshuis te positioneren en om de financiële bijlage te kunnen vullen. De getekende modellen geven geen beeld van de exacte aantallen personen/ fte, maar beogen vanuit de contouren de dynamiek aan te geven die speelt bij het vormgeven van het RCN. De informatiemakelaars hebben contact met de gemeenten en hebben ook taken in het Veiligheidshuis, zoals vertegenwoordiging in casusoverleggen. Alleen Utrecht en Amersfoort hebben een coördinator die specifiek als taak heeft de nazorg binnen de eigen gemeente te coördineren. Voor het schetsen van de contouren heeft de werkgroep de volgende uitgangspunten genomen: -
de procesondersteuner de Infomakelaar / coördinator moeten goed kunnen samenwerken;
-
De taak is van nazorg coördinatie moeilijk te isoleren is van de overige functieonderdelen van de IM, vanwege fluctuaties door het jaar heen is de IM het ene moment druk met nazorg en op andere momenten met andere taken (moet nader worden uitgewerkt).
-
er moet een orgaan zijn dat de strategische aansturing, ontwikkeling en verantwoording verzorgt
-
er moet een verantwoordelijkheid belegd worden voor het leggen en bewaken van de relatie tussen operatie en strategie; -
Informatiemakelaars moeten uniformer werken / teamfunctie (onderlinge afstemming en uniformering gebeurt nu ook in een gezamenlijk overleg. Echter, er is niemand aangewezen als eindverantwoordelijk voor zaken als regiobrede verantwoording en ontwikkeling.)
-
Denkbaar is een primus inter pares in het team, die de verantwoordelijkheid neemt voor deze zaken. Deze PIP heeft dan een directe lijn met de stuurgroep. Ook deze PIP zal tijd beschikbaar moeten hebben om deze rol te vervullen. Daarnaast kan een persoon die meer van afstand kijkt verfrissend zijn.
Afkortingen: Afkortingen: -
IM/C: informatiemakelaar / coördinator nazorg
-
PO: procesondersteuner
-
W= West
-
O= Oost
16
Model 1: 1: huidige situatie
IM/C en PO vormen een tandem per regio. Stad Utrecht en Amersfoort hebben ‘eigen’ coördinator nazorg. o
De IM/C is in Oost verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de PO.
o
In Oost werken de subregio's Eemland Noord, Zuid en Binnensticht min of meer los van elkaar
o
De coördinator van Utrecht stad geeft dagelijks leiding aan de PO van de regiogemeenten uit West
o
De personele verantwoordelijkheid blijft bij de ‘uitlenende gemeente’; De IM/C voedt de leidinggevende m.b.t. ziekmeldingen, RGW etc.
Er is geen verantwoordelijk persoon voor zaken als de realisatie van een regionale strategie rond nazorg; voorbereiding DC. De informatiemakelaars leggen verantwoording af. De (verschillende) stukken van West en Oost worden gelijktijdig ingebracht in de twee districtscolleges De ketenmanager (niet in het schema opgenomen) kan worden aangesproken op structurele grote knelpunten m.b.t. huisvesting, personeel en ICT; Nadeel: -
Decentrale opzet: de taakopvattingen en afspraken verschillen sterk over de regio; onvoldoende samenhang;
-
Personeelszorg blijft bij de gemeente, de gemeente heeft personeel dat zij ‘nauwelijks ziet’;
-
Onduidelijkheid wanneer twee IM/C een PO ‘delen’: gedeelde verantwoordelijkheid (betekent goede afspraken maken); 17
-
Onduidelijkheid over grensgebied tussen dagelijks leidinggeven en aansturing PO in West;
-
Ingewikkeld wanneer personeel vervangen moet worden (ziekte, vertrek); IM/C moet voor vervanging zorgen;
-
Eenzijdige focus op de deelregio kan door verschillen tussen gemeenten de onderlinge vervangbaarheid beïnvloeden (minder van belang wanneer een regionaal uniforme werkwijze / beleidsafspraken met gemeenten gemaakt zijn)
Voordeel: -
Decentrale opzet; er is ruimte voor specifieke afspraken op het niveau van de deelregio, die afwijken van de rest van de regio.
-
flexibel
-
Afstand tot gemeente via de infomakelaar klein
-
De functie van een verantwoordelijk persoon ontbreekt, waardoor capaciteit voor strategie en samenhang niet nodig is
-
Ketenpersoneel blijft beperkt in omvang (doelstelling kleine flexibele organisatie)
-
Brede gemeentelijke vertegenwoordiging in RCN (geen ketenpersoneel in dienst van Utrecht).
.
-
Link tussen nazorg en het Veiligheidshuis via de Informatiemakelaar aanwezig
Model 2: 2: Voorkeursvariant
18
IM/C en PO vormen een tandem per regio. Stad Utrecht en Amersfoort hebben ‘eigen’ coördinator nazorg. o
De IM/C is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de PO.
o
De personele verantwoordelijkheid blijft bij de ‘uitlenende gemeente’; De IM/C voedt de leidinggevende m.b.t. ziekmeldingen, RGW etc.
Er is een verantwoordelijk persoon voor zaken als: o
Het bewaken van de regionale samenhang en de realisatie van een regionale strategie rond nazorg; resultaatsturing en team IM/C
o
voorbereiding stuurgroep op hoofdlijnen (in nauwe samenwerking met en voorbereid door team IM/C)
Deze functie kan ingevuld worden door een portefeuillehouder uit een van de gemeenten, maar ook bijvoorbeeld door de Ketenmanager Veiligheidshuis. Deze laatste optie kan vooral interessant zijn wanneer er gekozen wordt voor samenhang met de stuurgroep Veiligheidshuis en er al een dergelijke relatie bestaat. Alternatieven voor de stuurgroep Veiligheidshuis zijn ook denkbaar, zoals in de huidige situatie (model 1) in de vorm van de districtscolleges. Model 2 is afwijkend van de huidige situatie omdat er een verantwoordelijke persoon is voor strategisch/ tactische sturing / bewaken van de samenhang. Nadeel: -
Minder decentraal dan model 1; meer regiobinding betekent lokaal minder vrijheid en flexibiliteit
-
Personeelszorg blijft bij de gemeente, de gemeente heeft personeel dat zij ‘nauwelijks ziet’; Onduidelijkheid wanneer twee IM/C een PO ‘delen’: gedeelde verantwoordelijkheid (betekent goede afspraken maken);
-
Ingewikkeld wanneer personeel vervangen moet worden (ziekte, vertrek); IM/C moet voor vervanging zorgen;
-
Eenzijdige focus op de deelregio kan door verschillen tussen gemeenten de onderlinge vervangbaarheid beïnvloeden (minder van belang wanneer een regionaal uniforme werkwijze / beleidsafspraken met gemeenten gemaakt zijn)
-
De functie van de 'verantwoordelijk persoon' kost tijd (voorlopig geraamd op 0,1 fte) en dus ook capaciteit. Theoretisch kan deze persoon vervangen worden door een commissie o.i.d., maar in de praktijk van West bleek dat niet goed te werken.
-
Er is geen centraal aanspreekpunt voor structurele knelpunten in huisvesting en ICT. (Dit betekent goede afspraken maken bij de huisvesters over wie aanspreekbaar is voor calamiteiten etc.)
-
Kanttekening is dat de informatiemakelaar voldoende tijd moet hebben voor deze taken, mede in het licht van de andere taken die voorzien zijn (denk aan rol bij Veldtafels).
-
Onderlinge afstemming tussen procesondersteuners op eigen initiatief (hoeft geen probleem te zijn, moet wel op gecoacht worden)
Voordeel: -
Ketenpersoneel blijft beperkt in omvang (doelstelling kleine flexibele organisatie)
19
-
Lichtvoetige structuur; geen tussenlaag in RCN voor personeelsmanagement (grote mate van zelfsturing past bij type werk: complex en dynamisch)
-
Afstand tot gemeente via de infomakelaar klein
-
Brede gemeentelijke vertegenwoordiging in RCN (geen ketenpersoneel in dienst van Utrecht). .
-
Link tussen nazorg en het Veiligheidshuis via de Informatiemakelaar aanwezig
Model 3: 3: Onderbrengen procesondersteuning en personele coördinatie in het Veiligheidshuis Het derde model wijkt af van model 2 op de personele verantwoordelijkheid. De Procesondersteuners komen dan als formatie in het Veiligheidshuis. De personele verantwoordelijkheid komt bij twee van de IM/C’s te liggen (een voor Oost en een voor West), die hiërarchisch voor dat taakdeel onder hoofd Veiligheid van de gemeente Utrecht komt (bijvoorbeeld door detachering voor dat taakdeel). De relatie naar de stuurgroep volgt de hiërarchische logica.
Nadeel: -
Mogelijk rolonduidelijkheid over de operationele aansturing: informatiemakelaar en personeel coördinator moeten goede afspraken maken over wat nog personeelszorg is en wat nazorgcoördinatie
-
Groei omvang ketenpersoneel;
-
Nazorg is niet benoemd als kerntaak van het Veiligheidshuis
-
extra aansturinglaag is nodig; aangezien de gemeente Utrecht in dit model verantwoordelijkheid voor het totale personeel neemt is er wel iemand nodig die de feitelijke aansturing van de procesondersteuning doet. Dit zijn in model 1 en 2 20
‘verborgen kosten’ omdat deze taak wordt uitgevoerd door de gemeenten die personeel leveren. Dit taakdeel is onder te brengen bij twee informatiemakelaars / coördinatoren (een per regio) en houdt onder meer in: werkoverleg organiseren, oplossen operationele problemen, periodiek contact met hoofd Veiligheid Utrecht. De vraag is of deze wijze van uitvoering niet onnodig ingewikkeld wordt (in vergelijking met model 1 en 2) -
Hogere kosten, samenhangend met aansturing en strategische coördinatie (indicatief 0,2 fte) en mogelijk uniformering functiewaardering.
-
Minder zelfsturing
-
Afstand tussen gemeenten en RCN wordt gevoelsmatig groter; nazorg is ‘iets’ in het VHH, verdwijnt van de agenda;
Voordeel: -
duidelijke verantwoordelijkheid voor personeel
-
eenduidige aansturing en duidelijk aanspreekpunt voor procesondersteuners;
-
geen personeelsverantwoordelijkheid door informatiemakelaar
-
gemeenten hebben geen bemoeienis met personeel dat ze nauwelijks zien
-
Een gemeentelijke bijdrage voor het totaalpakket (VHH incl. Nazorg)
-
Directe link met het Veiligheidshuis
-
Uniformering in functiewaardering
Dit model heeft voor de deelnemende gemeenten voordelen, maar maakt ook verborgen kosten zichtbaar en oogt wat ingewikkeld. Het model heeft buiten het Veiligheidshuis geen meerwaarde, omdat de directe lijn naar stuurgroep dan verdwijnt. Model 3a: 3a: taakdeel nazorg verdwijnt uit het pakket van de informatiemakelaar In dit model wordt de capaciteit voor nazorg gebundeld in nazorg coördinatoren, die zowel het subregionale punt aanstuurt als de nazorgproblemen in de gemeenten aanjaagt. De rest van de taken worden dan gebundeld in de overblijvende informatiemakelaar. Dit model is opgesteld als gedachte-experiment en wordt mede behandeld omdat de taakomschrijving van de informatiemakelaar nog uitgewerkt moet worden.
21
Ten opzichte van model 2 zijn de volgende voor en nadelen te benoemen: Nadeel -
FTE ketenpersoneel wordt nog groter
-
Informatiemakelaar en nazorg coördinator kunnen in elkaars vaarwater raken
-
Voor gemeenten zijn er verschillende contactpersonen ‘voor het veiligheidshuis’
-
De samenvoeging van functies kan er voor zorgen dat informatiemakelaars en nazorg coördinator binding missen met de gemeenten in de subregio’s.
Voordeel -
Het model lost het probleem op van model 2, dat er onduidelijkheid kan ontstaan op het grensgebied tussen aansturing en coördinatie.
Overwegingen: Er van uitgaande -
dat een substantiële uitbreiding van ketenpersoneel niet gewenst is, wat de weg naar model 2 moeilijk maakt;
-
dat de samenstelling van het takenpakket van de Informatiemakelaar op hoofdlijnen niet verandert;
-
model 1 verbeteringen geeft ten opzichte van de huidige situatie op het gebied
-
model 1 goed werkbaar is mits goede afspraken onderling worden uitgewerkt;
van aansturing en onderlinge afstemming;
Heeft de werkgroep besloten model 1 bij deze globale uitwerking te hanteren. 22
Bijlage IV: IV: afwegingen rondom een of twee regionale punten Overwegingen die relevant zijn om een keuze voor één of twee punten te maken zijn:
Interne synergie en eenduidigheid in de uitvoering: Door mensen bij elkaar te zetten wordt de mogelijkheid geschapen om dagelijks van elkaar te leren en opgedane kennis te delen. De kans dat de werkwijze op regionaal niveau eenduidig is en blijft is het grootst bij één regionaal coördinatiepunt, omdat bijstellingen in de werkwijze in het zicht van elkaar plaatsvinden.
Overweging: een punt heeft een voordeel ten opzichte van twee punten. In de praktijk is afstand te overbruggen door periodiek nazorg breed overleg te hebben (bijvoorbeeld een jaarlijkse heidag voor alle nazorgmedewerkers)
Schaalgrootte De mogelijkheden voor onderlinge vervanging bij ziekte en vakanties zijn groter bij één regionaal punt. Een risico is dat een groter aantal personen doorgaans een behoefte aan een coördinator / leidinggevende voedt. Of dit een reëel risico is hangt samen met de keuzes die gemaakt worden in de aansturing van de uitvoerende medewerkers. De mogelijk bestaat dat inkoop van meerdere werkplekken een financieel voordeel geeft, al is dat niet erg waarschijnlijk wanneer een coördinatiepunt wordt ondergebracht bij een partnerorganisatie. De omvang kan bepalend zijn voor de mogelijkheden om een onderdeel onder te brengen, een kleine eenheid is makkelijker onder te brengen dan een grote eenheid. Een grotere omvang kan in de praktijk betekenen dat de bezetting efficiënter te verdelen is over het aantal werkplekken (door werkplekken te delen kan er wellicht een werkplek bespaard worden)
Overweging: twee punten is onvoordeliger voor onderlinge vervanging en op basis van financiële overwegingen kan het voordelig zijn de nazorg te concentreren op 1 punt. De organisatiestructuur wordt in dat geval al snel formeel en onnodig ingewikkeld.
Personeel Uitgangspunt is dat het personeel geleverd wordt door de deelnemende gemeenten. Wanneer er één regionaal coördinatiepunt zou komen, dan heeft dat gevolgen voor de reistijd voor een deel van het personeel. Op termijn zou dit kunnen betekenen dat werken voor het RCN voor werknemers van een aantal deelnemende gemeentes minder aantrekkelijk wordt. Het risico is dat er een eenzijdige bezetting zal ontstaan van werknemers van de gemeenten die dicht bij het RCN liggen.
Overweging: vanuit perspectief van personeel heeft twee punten de voorkeur
23
Partners in de regio Zorgpartners zijn veelal subregionaal georganiseerd waarmee een gerichtheid op de twee centrumgemeenten (dus niet zetelgemeente van de Veiligheidsregio) bestaat.
Overweging: vanuit de samenwerking met regionale zorgpartners is twee punten aantrekkelijker.
Overwegingen die relevant zijn voor de precieze locatie(s): Externe synergie Belangrijke overweging is of er op de locatie synergie met ketenpartners te bereiken is. Dit was destijds een leidende reden om het RCN in het Veiligheidshuis onder te brengen; daar zaten de partners waarmee zaken gedaan moesten worden en het bestaan van 'korte lijntjes' leverde ook praktische voordelen op. Kosten: Kosten de kosten van een werkplek bij de desbetreffende organisatie; Duurzaamheid van de relatie: hoe lang kan het coördinatiepunt daar gevestigd blijven; ICT systemen en ondersteuning: In de huidige praktijk wordt er vaak naar elkaar gewezen van de ene naar de andere automatiseringsdienst van OM en gemeente. De meeste systemen die nodig zijn voor de nazorg, zijn gemeentelijke systemen. Plaatsing bij één (dan wel twee) van de deelnemende gemeenten geeft als voordeel dat er één automatiseringbedrijf aangesproken kan worden.
24
Bijlage V: V: samenstelling werkgroep De werkgroepleden zijn: - Anne Baauw (informatiemakelaar Binnensticht) - Karelle Villerius (informatiemakelaar Lekstroom) - Roely Kok (informatiemakelaar RO&V) - Jolanda Landman (coördinator nazorg Gemeente Amersfoort, Leusden en Woudenberg) - Wilma Barendsen (informatiemakelaar district Heuvelrug) - Arjan van de Pol (coördinator nazorg RCN Utrecht)
25
Bestuursovereenkomst
Procesondersteuner Nazorg ex-gedetineerden
Oktober 2014
Ondergetekenden, De gemeenten De Ronde Venen, Houten, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Vianen en Woerden, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door hun burgemeesters of door gemachtigde wethouders, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders, hierna te noemen “de partijen”, Overwegende dat, in het kader van het integrale veiligheidsbeleid en in het bijzonder de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de nazorg aan ex-gedetineerden een bovengemeentelijke rol is ontstaan; adequate deelname aan het Regionaal Coördinatiepunt Nazorg ex-gedetineerden West-Utrecht door het aanstellen van een procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden door en voor de clusters Lekstroom en Rijn en Venen - naast de informatiemakelaars- voor de partijen van belang is; het noodzakelijk is om afspraken tussen partijen vast te leggen over de kosten en verantwoordelijkheden om onduidelijkheden te voorkomen en risico’s te beperken; verklaren het volgende te zijn overeengekomen: Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze Overeenkomst wordt verstaan onder: Partijen: de deelnemende gemeenten. Veiligheidshuis: samenwerkingsverband van partners in de veiligheids- en zorgketen. Veiligheidscollege West-Utrecht: bestuurlijk overleg van de burgemeesters, politie en OM van de voormalige politiedistricten Lekstroom en Rijn en Venen mede ter voorbereiding op het Regionaal VeiligheidsCollege van de Politie-eenheid Midden-Nederland. Werkgever: de door partijen aangewezen gemeente of samenwerkingsverband van gemeenten, die formeel optreedt als werkgever van de procesondersteuner. Afdelingsmanager: de afdelingsmanager is leidinggevende van de afdeling bij de werkgever waar de procesondersteuner werkzaam is. Procesondersteuner: de procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden is de persoon die de informatie uitwisselt over en acties uitvoert in samenwerking met de gemeentelijke diensten en externe partners in de veiligheids- en zorgketen, met betrekking tot de nazorg van exgedetineerden. Informatiemakelaar: de persoon die de belangen van de deelnemende gemeenten in het Veiligheidshuis Regio Utrecht behartigt en die het dagelijks aanspreekpunt is voor de Procesondersteuner. Bureau Regionale veiligheidsstrategie Midden-Nederland (verder bureau RVS): het uitvoeringsorgaan van de regionale veiligheidsstrategie faciliteert de financieel-administratieve afwikkeling van het Regionaal coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden; het bureau int de overeengekomen nazorgbijdragen van gemeenten en verstrekt deze aan de werkgevende gemeente. Voortgangsrapportage: jaarlijks te leveren schriftelijk document waarin is opgenomen welke werkzaamheden zijn verricht, wat het effect van die werkzaamheden was en hoe het functioneren is beoordeeld. Artikel 2. Onderwerp van de Overeenkomst 2.1. Partijen dragen de werkgever op een arbeidsovereenkomst aan te gaan met de beoogd procesondersteuner. 2.2. De arbeidsovereenkomst is gelet op de meerjarig gebleken geschiktheid van de huidige procesondersteuner voor onbepaalde tijd. Bij een nieuwe procesondersteuner geldt dat de arbeidsovereenkomst in beginsel één jaar duurt en dat bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid bestaat om het dienstverband te verlengen voor onbepaalde tijd. 2.3. Het rechtspositiereglement van de werkgever is op de procesondersteuner van toepassing. 2.4. De taken en werkzaamheden van de procesondersteuner zijn neergelegd in de bij deze Bestuursovereenkomst als bijlage 1 toegevoegde profielschets. Voor zover deze profielschets afwijkt van de aard van de bepalingen van de in lid 1 genoemde arbeidsovereenkomst, prevaleert de Bestuursovereenkomst. Het Veiligheidscollege West-Utrecht kan deze taken en werkzaamheden wijzigen.
2.5. Werkgever treedt op als formeel werkgever voor de aangestelde procesondersteuner. De beoogde procesondersteuner wordt formeel en financieel ondergebracht bij de werkgever voor de werkzaamheden voor 24 uur per week ten behoeve van alle partijen. De inhoudelijke aansturing van de procesondersteuner in de dagelijkse werkzaamheden berust in beginsel bij de informatiemakelaars van het cluster Lekstroom in overleg met de informatiemakelaars van het cluster Rijn en Venen. De afdelingsmanager van de afdeling waar de procesondersteuner werkzaam is, voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken, gehoord de informatiemakelaars en de contactpersonen van andere partijen. 2.6. De werkplek van de procesondersteuner bevindt zich in beginsel bij het Veiligheidshuis Regio Utrecht. 2.7. De werkgever draagt zorg voor correcte uitvoering van de in lid 1 genoemde arbeidsovereenkomst en houdt daarbij rekening met de bevindingen van het Veiligheidscollege West-Utrecht. 2.8. De jaarlijkse kosten van de procesondersteuner die ten laste komen van de werkgever, worden gedragen door de partijen, naar rato van de justitiële uitstroomcijfers van (ex)gedetineerden per gemeente over een gemiddelde van de laatste 3 jaar. 2.9. Partijen zullen steeds tijdig alle voor een behoorlijke uitvoering van deze Overeenkomst noodzakelijke gegevens en inlichtingen verschaffen en alle medewerking verlenen. Artikel 3. Rol Veiligheidscollege West-Utrecht 3.1. Het Veiligheidscollege West-Utrecht is belast met het toezicht op de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst. 3.2. Indien binnen het kader van deze Overeenkomst zich omstandigheden voordoen waarin deze Overeenkomst niet voorziet, beslist het Veiligheidscollege West-Utrecht. 3.3. Het Veiligheidscollege West-Utrecht c.q. de individuele portefeuillehouder per gemeente is betreffende het terrein van deze Overeenkomst gemandateerd. 3.4. Het Veiligheidscollege West-Utrecht ontvangt een keer per jaar een voortgangsrapportage op basis van de inhoud over de werkzaamheden van de procesondersteuner (geïntegreerd met de jaarrapportage van de Informatiemakelaars en het Veiligheidshuis Regio Utrecht) en kan de afdelingsmanager aanspreken op het functioneren van de Procesondersteuner. Artikel 4. Duur van de Overeenkomst Deze Overeenkomst treedt in werking op 18 november 2014 en geldt voor onbepaalde tijd. Artikel 5. Ontbindende voorwaarden 5.1. Indien gedurende de duur van deze Bestuursovereenkomst één of meerdere partijen worden betrokken bij een gemeentelijke herindeling informeert de betreffende gemeente/ informeren de betreffende gemeenten de andere partijen over de ontstane situatie en de te verwachten consequenties voor de Overeenkomst. De kosten van uittreden worden bij de uittredende gemeente in rekening gebracht. 5.2. De Overeenkomst eindigt wanneer het Veiligheidscollege West-Utrecht, na hierover inhoudelijk te zijn geadviseerd, besluit dat deze Overeenkomst ontbonden dient te worden. 5.3. Indien besloten wordt tot ontbinding van deze Overeenkomst, dienen alle colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten het besluit van het Veiligheidscollege West-Utrecht te bekrachtigen door middel van een officieel collegebesluit over de ontbinding van de Overeenkomst. 5.4. Indien besloten wordt tot ontbinding van de Overeenkomst wordt een redelijke termijn van tenminste één jaar in acht genomen en zijn de partijen verantwoordelijk en aansprakelijk voor de correcte arbeidsrechtelijke en financiële afhandeling hiervan, inclusief eventuele meerkosten. 5.5. Indien één van de gemeenten besluit eenzijdig deze Overeenkomst op te zeggen dan wordt dit schriftelijk kenbaar gemaakt en wordt een redelijke termijn in acht genomen van tenminste één jaar waarin de uittredende gemeente de overige gemeenten financieel compenseert voor de (te maken) kosten van het in dienst hebben van de Procesondersteuner. Gedurende dit jaar wordt een nieuwe verdeelsleutel opgesteld voor de overblijvende gemeenten. 5.6. De gevolgen van de beëindiging worden schriftelijk vastgelegd. Artikel 6. Vergoedingen en betalingen 6.1. Partijen betalen de geraamde in artikel 2 lid 8 genoemde kosten door tussenkomst van Bureau RVS bij voorschot aan de werkgever, Bureau RVS stuurt hiertoe jaarlijks in januari een factuur
voor dat jaar aan de partijen. Er wordt afgerekend op de feitelijke kosten. Deze afrekening wordt voor 31 december gefactureerd in verband met het afsluiten van het boekjaar. 6.2. Jaarlijks worden de kosten op basis van de indexering en wijzigingen in de CAO bijgesteld. 6.3. Overheadkosten en kosten als gevolg van secundaire arbeidsvoorwaarden maken onderdeel uit van de totale vergoeding. 6.4. De werkgever draagt zorg voor bedrijfsgeneeskundige begeleiding, inclusief de kosten voor begeleiding met betrekking tot arbeidsomstandigheden. 6.5. In het geval van ontstaan van langdurige arbeidsongeschiktheid of indien om welke reden dan ook de functie voor langere tijd niet vervuld kan worden, treden de partijen in overleg om over de ontstane situatie afspraken te maken met betrekking tot vervanging. Over de te realiseren oplossing wordt besloten door het Veiligheidscollege West-Utrecht. De kosten hiervoor worden conform de verdeelsleutel verrekend met de partijen. Eventuele vervanging vindt uitsluitend plaats binnen het beschikbaar gestelde budget ten behoeve van een medewerker voor 24 uur per week. Artikel 7. Aansprakelijkheid 7.1. De gemeente die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar (financiële) verplichtingen tegenover de andere gemeente(n) is aansprakelijk voor de vergoeding van de hierdoor geleden c.q. te lijden schade. 7.2. Van een toerekenbare tekortkoming zal slechts sprake zijn nadat de tekortkomende partij in gebreke is gesteld. De ingebrekestelling zal schriftelijk geschieden, waarbij de tekortkomende partij een redelijke termijn zal worden gegund om alsnog haar verplichtingen na te komen. Artikel 8. Slotbepalingen 8.1. In geval partijen mogelijke geschillen in het kader van deze Overeenkomst in redelijk overleg niet kunnen oplossen, is de bevoegde rechter te Utrecht bevoegd om te beslissen over deze overeenkomst. 8.2. Door ondertekening van deze Overeenkomst vervallen alle eventueel eerder door partijen gemaakte mondelinge, dan wel schriftelijke afspraken omtrent de hierbij overeengekomen dienstverlening. Deze Overeenkomst kan worden aangehaald als ‘Bestuursovereenkomst Procesondersteuner nazorg ex-gedetineerden’. Aldus overeengekomen en in enkelvoud getekend:
Te Vianen op 17 november 2014
Gemeente De Ronde Venen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Houten, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Nieuwegein, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Oudewater, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Stichtse Vecht, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester,
Gemeente Vianen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester, Gemeente Woerden, rechtsgeldig vertegenwoordigd door, de burgemeester,
Bijlage 1: profielschets functie procesondersteuner Veiligheid heeft hoge prioriteit binnen de gemeenten. Eén van de uitgangspunten voor dit beleid is dat op grond van een goed lokaal georganiseerde nazorg voor ex-gedetineerden, de kans op recidive wordt verkleind en het maatschappelijk functioneren en dus het welbevinden van de ex-gedetineerden wordt vergroot. Als procesondersteuner en medewerker coördinatiepunt nazorg ben je primair verantwoordelijk voor de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners op het gebied van zorg, huisvesting, werk, inkomen, schulden en het verstrekken van een identiteitsbewijs. Daarnaast draagt de medewerker zorg voor de administratieve afhandeling van de meldingen, signaleert knelpunten en initieert voorstellen tot het verbeteren van de nazorg. Werkzaamheden procesondersteuner Registratie en verwerking van alle binnenkomende meldingen vanuit de penitentiaire inrichting. Verricht zelfstandig complexe administratieve taken en ziet toe op de tijdige aanlevering en de volledigheid van stukken; Stelt samen met de lokale partners en de partners binnen de penitentiaire inrichting een risicoprofiel op. Op grond van de risicoprofiel worden Interventies uitgezet binnen de verschillende afdelingen van de gemeenten en lokale partners conform de werkafspraken; Bewaakt de voortgang van administratieve procedures; Bewaakt de voortgang van de gemaakte werkafspraken met de verschillende partners ten aanzien van de afstemming tussen de penitentiaire inrichtingen en de lokale partners; Aanleveren van management gegevens, deze vastleggen en inzichtelijk maken. Signaleert knel- en verbeterpunten, verzamelt proactief informatie en genereert gevraagd of ongevraagd managementinformatie; Het ontwikkelen en vormgeven van een registratiesysteem.
Elshout, Peter Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp:
Hoogendoorn, Thomas donderdag 6 december 2012 12:00 Pol, Arjan van de Stadhuis R E : svp vandaag reactie op stuk toekomst nazorg
Dag Arjan, Namens burgemeester Waaijer kan ik melden dat de gemeente Woerden op alle punten akkoord gaat. Met vriendelijke groet,
Thomas Hoogendoorn Beleidsadviseur afdeling Samenleving De afdeling
Samenleving
werkt
voor de gemeentes
Woerden
en
Oudewater
06 83338347 Gemeente Woerden
Gemeente Woerden Postbus 45, 3440 AA Woerden Blekerijlaan 14, 3447 GR Woerden Telefoonnummer 14 0348 www.woerden.nl
12U.21427
Oorspronkelijk bericht Van: Pol, Arjan van de utrecht.nl> Verzonden: do 06-12-2012 11:58 Onderwerp: svp vandaag reactie op stuk toekomst nazorg Bijlage: definitieve stukken toekomst regionale organisatie Aan: k.vandijk - de ronde venen ; Vos, Elly woerden.nl>; Elly Verweij - Houten <elly,verweii(a)houten.nl>; Hans Vos - Houten houten.nl>; J. de Jong - Nieuwegein : K. Jansen - Montfoort ; Riemen, Michel woerden.nl>; M. ten Dam, Houten <monique.ten.dam(a)houten.nl>; M. van Brenk Vianen <m.v.brenk(a) vianen.nl>; M. Westerlo, Vianen <m.westerlo(a)vianen.nl>; Oudewater - Marjolein van Millingen <m.vanmilliqen(a)oudewater.nl>: P Holdinga - Montfoort ; P.limburg - De Ronde Venen derondevenen.nl>; Hoogendoorn, Thomas ; CC: Maljaars. drs J.J. (Regio Utrecht - Lelystad) ; Beste collega's, In het A V O v a n 12 n o v e m b e r h e b ik de c o n c e p t notitie r e g i o n a l e c o ö r d i n a t i e N a z o r g e x g e d e t i n e e r d e n t o e g e l i c h t . O p 19 n o v e m b e r h e b ik het d e f i n i t i e v e s t u u k n a a r j u l l i e g e s t u u r d ( b i j l a g e ) . Wij h e b b e n t i j d e n s het A V O d e p r o c e s a f s p r a a k g e m a a k t dat het stuk g e a g e n d e e r d z o u w o r d e n v o o r het D i s t r i c t s c o l l e g e , w a a r n a ik e e n g e b u n d e l d e reactie z o u k r i j g e n . V a n J e r o e n d e J o n g begrijp ik d a t in het D C is a n d e r s b e s l o t e n , n a m e l i j k d a t ik v a n iedere g e m e e n t e e e n i n d i v i d u e l e reactie k r i j g . Ik heb j u l l i e g e v r a a g d uiterlijk 5 d e c e m b e r te r e a g e r e n , v a n w e g e d e routing n a a r het R C . D a a r n a a s t heb ik e e n a n t w o o r d v a n j u l l i e n o d i g o m d u i d e l i j k h e i d te k u n n e n b i e d e n a a n d e p r o c e s o n d e r s t e u n e r die op dit m o m e n t v o o r j u l l i e op het R C N w e r k t . H a a r c o n t r a c t loopt tot j a n u a r i . Kort en g o e d : a l s er d a n n i e m a n d zit d a n k u n n e n w e j u l l i e g e m e e n t e n niet ondersteunen. Het is v a n d a a g 6 d e c e m b e r . W i l l e n j u l l i e d a a r o m vandaag het s t a n d p u n t v a n j e g e m e e n t e a a n l e v e r e n o v e r de p u n t e n die in de o p l e g g e r s t o n d e n e n die ik h i e r o n d e r h e r h a a l . Alvast dank voor de m e d e w e r k i n g ! 1. In te stemmen met het verlenen van nazorg conform de uitgangspunten die de VNG en de minister van V&J in het Samenwerkingsmodel Nazorg zijn overeengekomen; 2. Het advies van de werkgroep te ondersteunen: één regionaal coördinatiepunt, gevestigd in de twee centrumgemeenten, waarbij de twee coördinatiepunten uniform gaan werken volgens een (verplichte) regionale aanpak. Het punt wordt onder 1
aansturing van de Stuurgroep Veiligheidshuis gebracht. 3. De voorgaande punten overwegend, te besluiten om deel te (blijven) nemen aan het regionaal coördinatiepunt en er (al dan niet door bemiddeling van de informatiemakelaar) binnen de gemeente voor te zorgen dat de randvooi-waarden (beleidsmatig, personeel en financieel) die nodig zijn voor het goed functioneren van het regionaal coördinatiepunt worden ingevuld.
Met v r i e n d e l i j k e g r o e t , A r j a n van de Pol,
I Gemeente Utrecht Bestuurs- en Concerndienst I Openbare Orde en Veiligheid j Bezoekadres Korte Minrebroederstraat 2, kamer 1.20 j Telefoon 030-286 15 87 E-mail a, van,de. [email protected] Internet www,utrecht.nl j Aanwezig maandag, dinsdag,donderdag, vrijdag
3S~ia G &
D e n k a a n het milieu v o o r d a t u d e z e e - m a i l print
Proclaimer