Zeeuwse Milieufederatie
Wantij
Tijdschrift over natuur en milieu in Zeeland
‘Mijn’ natuur
Met wandelkaart ‘Sporen in de Zak van Zuid-Beveland’ Juli 2009, nr. 108, jrg. 26 nr. 2, losse nummers € 1,15
Colofon: Het Wantij is de plaats waar stromingen elkaar ontmoeten. Wantij is een uitgave van de Vereniging Zeeuwse Milieufederatie (ZMF). Het blad verschijnt vier maal per jaar en wordt naar de leden van de ZMF verstuurd. Het lidmaatschap van de ZMF bedraagt € 12,- per jaar. Losse nummers van Wantij kosten € 1,15. Redactie: Elly Geelhoed (secretariaat), Janneke Donkers, Jos van der Heijden, Peter Maas, Jan Moekotte, Gerda Spaander en Willem de Weert (eindredactie). Redactiesecretariaat: Zeeuwse Milieufederatie, Postbus 334, 4460 AS Goes, Ravelijn de Groene Jager 5, 4461 DJ Goes, tel. (0113) 23 00 75, fax (0113) 25 09 55. E-mail:
[email protected]. Afsluiting kopij voor Wantij nr. 109, jrg. 26, nr. 3: 1 september 2009. Bijdragen kunnen in overleg met het redactiesecretariaat worden ingediend. Auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikel. Plaatsing van een artikel hoeft niet te betekenen dat de vermelde meningen het inzicht van de redactie, het bureau of het bestuur van de ZMF weergeven. Vormgeving/opmaak: Kristiaan Daled BNO, Oostburg. Drukwerk: Zoetewey, Yerseke.
Wantij 2 Gedicht
3 Een prachtig wantij in Saeftinghe Peter Maas
5
15
16
17
18
19 wAARDEvol
”Wie aan de groeve komt, komt aan mijn lijf”
Willem de Weert
7 Het ambacht van ganzenflappen sterft uit Kees Polderdijk
9 Nieuwe paden in de Zak
Gerda Spaander
10 Kaart wandelnetwerk Zak van Zuid-Beveland
12 Verkorte staat van baten en lasten Jaarrekening ZMF Advertentie
13 ”Alles moet een naam krijgen”
Gerda Spaander
Fladderen rond de kunstmaan
Melissa Ernst
”Slakken lopen niet weg en bijten niet”
Willem de Weert
De voorloper
Vogels spotten is hot
Peter Maas
Wat dit blijfsel overbleef
Thijsse Grootste Groene Nederlander
Jan Moekotte
De voetafdruk
”Als je fietst is de wereld erg groot”
Gerda Spaander
Voorpagina: Florist Awie de Zwart
Foto: Peter Maas
Gedicht
Juli 2009, nr. 108, jrg.26, nr.2
ZET HET BLAUW
van de zee tegen het blauw van de hemel veeg er het wit van een zeil in en de wind steekt op
Willem Hussem (1900-1974)
Gids Marc Buise.
Een prachtig wantij in Saeftinghe
Foto: Peter Maas
Peter Maas
Marc Buise kent Het Verdronken Land van Saeftinghe als bijna geen ander. Zijn herinneringen gaan inmiddels 40 jaar terug. Dat is in een dynamisch gebied als dit lang genoeg om veranderingen te zien. Hij is een gewaardeerd vogelonderzoeker met diverse publicaties op zijn naam.
Marc Buise verdient de kost als kapitein op de grote handelsvaart. Hij heeft alle hoeken van de wereld gezien, oók de Westerschelde. We lopen nu dwars door Saeftinghe. Want ik wil het getij zien, de dynamiek ervaren, het unieke van het gebied beleven. Vanaf Emmahaven nemen we de Rijksdam, ooit aangelegd in de jaren dertig van de vorige eeuw. Dan steken we een grote geul, de IJskelder, over. Aan de horizon schittert de Westerschelde. De afstanden bedriegen hier. Er is weinig houvast om je positie te bepalen. Oceaanreuzen varen vlak langs, maar moeten nog de gevaarlijke bocht van het Nauw van Bath nemen. Ze draaien eerst naar het noorden om vervolgens via stuurboord af te buigen naar de grote havens van Antwerpen.
m
Kritiek geultje Het is een stevige tocht tot aan de laagwaterlijn. Héél eventjes kunnen we zitten op een groot brok veen dat hier uit de ondergrond is losgeslagen. Marc kijkt op zijn horloge, kijkt naar het water, loert naar de golven en voelt de wind. Geen tijd meer, we moeten terug anders raken we ingesloten door het water. Het wordt een spel met het getij. We moeten op tijd terug zijn bij een kritiek geultje. Als we daar eenmaal over zijn, dan kan de riem er af en zetten we ons neer op de hoge oeverwal langs de kreek. We zitten dan midden in Saeftinghe. Laat de vloed maar komen.
Bergeenden, scholeksters en grauwe ganzen laten hun mooiste kleuren zien. Tijd nu om uitleg te vragen over hoe het allemaal in elkaar zit, dat getij, die dynamiek. Het heeft allemaal te maken met zwaartekrachten. Zowel de maan als de zon oefenen een kracht uit op de aarde die zich het meest laat gevoelen in het water. De rol van de maan is daarbij veruit het sterkst. Dat de hemellichamen draaiende bewegingen rond elkaar maken die een verre van ideale cirkel beschrijven, veroorzaakt dat het getij een grote regelmaat kent, maar wel met allerlei kleine en grote verschillen. Twee maal per dag vloed, twee maal per dag eb. Maar wist je dat iedere dag één hoge vloed en één lage vloed kent? Twee keer per maand springtij en wist je dat het springtij ook altijd gepaard gaat met een extra lage eb? Nog zo’n weetje: het springtij dat het dichtst bij 21 maart valt, is altijd het hoogste tij van het jaar. Dat is handige kennis voor de vogelaars die pas ná die datum broedvogelkarteringen uitvoeren. Dat hoge springtij kan immers al heel wat nesten hebben weggespoeld.
Zon en maan Vóór ons ligt de uitgestrekte vlakte van de IJskelder en we hebben zicht op de 1e Platte Plaat. De zon staat strak in de rug.
Lui tij Ik maak continu foto’s om de loop van het getij te volgen. Het is een erg lui tij vandaag, maar zoals altijd verraderlijk. 3 WANTIJ Juli ‘09
Vanuit kleine stroompjes die nog door de IJskelder gaan, zien we nog altijd het water uit het schor wegtrekken. Je zou kunnen zeggen dat het rechts van ons nog eb is. Maar links van ons komt de vloed op. We houden de stroomrichting van het water in de gaten. Laat je niet misleiden door de kleine golfjes. Die worden aangewakkerd door de wind en hebben weinig met de stroomrichting te maken. Maar dan komt daar toch ineens dat kleine vloedgolfje aan: de stroomrichting van het water verandert voor onze ogen. Het geultje wordt breder, het water komt iedere minuut tien centimeter hoger te staan. We zien voor onze voeten een ‘neer’ ontstaan: een kleine tegenstroom als gevolg van de wrijving die de oever geeft op de vloedstroom.
Wantij Niet veel later staat de IJskelder tot aan de rand toe vol met water. Het peil komt vandaag tot 2.78 meter +NAP. Afgelopen dinsdag was het meer dan een halve meter lager. Marc neemt een kaartje bij de hand om te laten zien hoe al die stroompjes elkaar beïnvloeden. Elkaar soms versterken, soms verzwakken. Hij legt uit hoe het zit met de vloedschaar en de ebstroom. Kennelijk heeft het water zijn voorkeuren, afhankelijk van of het
Eb in de IJskelder.
Vloed in de IJskelder. Foto’s: Peter Maas.
op- of afgaat. Recht voor ons, halverwege de Schelpkreek, ligt een pracht van een wantij. Er komt water binnen vanuit de IJskelder via de Rottegeul. Én er komt water binnen via het Speelmansgat. De twee vloedstromen ontmoeten elkaar en botsen tegen elkaar aan. Daar komt het water tot stilstand en dat noem je een wantij. Ter plaatse bezinkt al het materiaal dat het water meevoert, zoals zand of slib, en dus ontstaat er in de geul een ondiepte: een drempel.
Rijkdom De vormenrijkdom van het slik kent geen grenzen. Waar haalt de natuur de creativiteit vandaan om het iedere keer weer anders te doen en waar haal ikzelf de woorden vandaan om het enigszins aanschouwelijk te maken? Grote sterren in de modder duiden aan waar de platte slijkgaper zich heeft verstopt, wachtend op een nieuwe vloed. Vergelijkbare sporen, maar dan kleiner zijn van nonnetjes. Hoopjes van zeepieren en minieme gaatjes van onwaarschijnlijk grote aantallen
wormpjes. Slijkgarnaaltjes verraden hun aanwezigheid door de afgeworpen huidjes die je kunt terugvinden. Wat je ziet, duidt op aantallen die astronomisch moeten zijn. Kleine springstaartjes vormen wolken over het zilte slik en opnieuw word je stil van hun massaliteit. Dit is het stapelvoedsel voor al wat leeft in Saeftinghe en verderop in de Westerschelde.
Westerschelde Marc en ik moeten ons inhouden om niet in te gaan op dé grote discussie van dit moment. Wat moet er met de Westerschelde gebeuren, met de toegankelijkheid, veiligheid, natuurcompensatie, afgraven van Saeftinghe, enz. Maar toch even: hoe ziet hij de Westerschelde als kapitein op één van die oceaanreuzen? Marc: “Je vaart zes uur lang met een loods aan boord en eigenlijk zit je daar niet op te wachten. Het is een lastige rivier, kronkelig, soms smal met verraderlijke stromingen. Ons schip zou toen volgeladen met 8.000 containers een diepgang hebben van 14 meter. Maar dat kon 4 WANTIJ Juli ‘09
dus niet. Met minder vracht kwamen we aan een diepgang van 11 meter en dan konden we met de getijdengolf mee naar Antwerpen.”
”De Westerschelde maakt Antwerpen lastig bereikbaar. We varen net zo lief even door naar Hamburg of Bremen. Die havensteden zijn gemakkelijk bereikbaar omdat die zich hebben neergelegd bij de bestaande diepgang en aan de zeezijde een extra haven hebben aangelegd” ●
Voor meer informatie: Stichting Het Zeeuwse Landschap organiseert regelmatig excursies onder leiding van een gids naar het Verdronken Land van Saeftinghe. www.hetzeeuwselandschap.nl
Peter Maas is lid van de Wantijredactie.
wAARDEvol
”Wie aan de groeve komt, komt aan mijn lijf” Willem de Weert
Gedreven gids, gepassioneerd verteller, alerte bewaker, ‘Kautermol’ Richard Bleijenberg is niet voor één gat te vangen. De aardkundig waardevolle groeve naast zijn huis in Nieuw-Namen bewaakt hij als een leeuw. “De groeve is als mijn lijf, mijn ziel en zaligheid liggen in dit stukje aarde. Mijn grafzerk is al klaar, bedekt met het rost zand (ijzeroer) van de plek die ik heel mijn leven lang beheerd en bestudeerd heb.”
Richard Bleijenberg in de groeve van Nieuw-Namen. Foto: Willem de Weert.
Richard Bleijenberg is geboren en getogen in Nieuw-Namen, een dorp van duizend inwoners in het zuidoosten van Zeeuws-Vlaanderen, vastgeplakt aan het Belgische Kieldrecht. Aan de horizon heerst de Antwerpse haven.
r
Erosierest Nieuw-Namen en Kieldrecht zijn gebouwd op een circa 3 miljoen jaar oude heuvel, de Kauter genaamd, van zand, schelpen, gruis en ijzerhoudende rotsen. Het is een erosierest, de omgeving spoelde weg. Er bleef een natuurlijke terp over die op 6 meter boven NAP en de polders ligt. Heel de omgeving bestaat uit klei, behalve de Kauter. Die was interessant voor het winnen van zand, roestig zand, ‘rost’ genaamd. Het gegraaf leverde de inwoners van Nieuw-Namen hun bijnaam op: Kautermollen. In de Middeleeuwen heette de plaats Hulsterloo en komt onder die naam in het verhaal ‘Van den Vos Reynaerde’ voor. Jaarlijks worden nog de
Hulsterloose Feesten gevierd waarbij de bevolking zich vermaakt in de feesttent op het sportveld. De schrijver mocht het meemaken.
Groeve Op het hoogste punt van het dorp ligt de onder geologen vermaarde Meester Van der Heijdengroeve. Beheerder Richard Bleijenberg woont er pal naast, aan het pad tussen café ’t Rost Zand en de kerk. Aan de overkant staat het huis waar hij 73 jaar geleden ter wereld kwam. Tussen geboortehuis en woonhuis ligt, verscholen achter een bosje, ‘zijn’ groeve. De groeve is het centrum van zijn wereld, die van Den Helder tot Charleroi reikt, de verste plaatsen waar hij in zijn leven geweest is. Schrijvertjes Achter het huis van Bleijenberg kwam in 1948 een zandwinning. Als kind liep hij vanuit de moestuin naar het diepe gat in 5 WANTIJ Juli ‘09
de grond en nestelde zich naast de plas die met grondwater gevuld was. Uren kon hij turen naar de schrijvertjes die als in het gedicht van Guido Gezelle over het wateroppervlak scheerden. Hij ving er salamanders die hij jonge krokodillen noemde. “Ik denk dat daar mijn passie begon.” De jonge Richard zat bij meester Van der Heijden in de klas. “Ik was nogal een dromer. Ik keek meer naar de meikevers buiten dan naar het bord.” Meester Van der Heijden zag de aardkundige waarde van de Kauter in en vertelde erover in de klas. Dat boeide Richard wel, zeker als er een fossiel de klas rondging. Maar in de jaren vijftig werd het gat, een paar honderd meter lang, zestig meter breed en een meter of tien diep met huisvuil gedempt. Staatsbosbeheer wist de hand te leggen op een stukje Kauter naast de belt. Men groef een profielkuil die in
kje: Kristiaan Daled Ontwerp/opmaak boe
‘Tijdperken der voorweereld’ Over de Meester Van der Heijden groeve is een boekje verschenen. Het vertelt over de geschiedenis van streek en dorp, de ontdekking van de groeve, de natuur in en rond de groeve en het werk van Richard Bleijenberg en de rol van Staatsbosbeheer. Stichting Natuur- en Recreatieinformatie/Staatsbosbeheer. Tijdperk der voorweereld. De Meester Van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen. Robbert-Jan Swiers. ISBN 90-72146-38-7. Verkrijgbaar bij Staatsbosbeheer: tel. 0117-306068.
1983 het begin werd van het geologisch reservaat. Binnenkort staat de totale sanering op het programma. Richard hoopt zijn leven te eindigen zoals het begon: turend naar de schrijvertjes op de plas die na de sanering terug zal keren.
Strand Richard ontgrendelt het hek dat toegang biedt tot een smal bospad dat naar de groeve leidt. Als we het reservaat betreden, knispert de grond onder onze voeten alsof we aan een schelpenbank op het strand lopen. Dat klopt ook, maar dan op een 2,5 miljoen jaar oud strand: de overgang tussen Plioceen en Pleistoceen, nergens anders in Europa zichtbaar ontsloten. Hier lag vroeger een wadvlakte die onderhevig was aan eb en vloed. Zandlaag na zandlaag werd afgezet en bedekte schelpen en zee-egels onder een dikke laag. Ze zijn nu als fossiel terug te vinden. Het fascinerende is dat even verderop, in het Verdronken Land van Saeftinghe, dit proces in de tegenwoordige tijd plaatsvindt. Daar worden nu kust-
afzettingen weggelegd, wat hier miljoenen jaren geleden gebeurde. Zo liggen het jongste stukje Zeeland en het oudste op maar enkele kilometers van elkaar.
Stenen Tijdperk Bleijenberg is autodidact: alle kennis over de groeve heeft hij zelf vergaard. Regelmatig is hij gastheer voor professoren uit Amsterdam, Gent of Luik, voor studieclubs van bijvoorbeeld Shell en voor geologische verenigingen. Van ieder bezoek leert hij wat bij. “Hoewel de geleerden elkaar soms ook lelijk tegenspreken.” Van zijn kleine verdienste als gids voor Staatsbosbeheer koopt hij boeken die hem nog wijzer maken. De aardlagen in de groeve vertellen de geschiedenis van de laatste drie miljoen jaar: ijstijden en warme periodes wisselen elkaar af en laten elk hun sporen en fossielen na. Omdat de lagen beetje bij beetje afkalven, komen vondsten aan het licht. De mens heeft de heuvel veelvuldig bezocht of bewoond in het Stenen Tijdperk, getuige zijn vondsten van vuurstenen voorwerpen 6 WANTIJ Juli ‘09
als pijlpunten en aardewerkresten. “Ze wilden me eerst niet geloven, ” zegt Bleijenberg. Hij voelt zich in dat opzicht verwant aan Tjerk Vermaning, de omstreden amateur-archeoloog uit Drente.
Richard is dagelijks in de groeve in de weer. Hij borstelt met Pasen de lagen af, bedekt ze in de winter met zeil en ziet er op toe dat er geen vernielingen plaatsvinden. Jaarlijks bezoeken ongeveer 1.500 belangstellenden de groeve en dat aantal stijgt. Maar de gids raakt op leeftijd. ”Wie gaat mij opvolgen? Daar kan ik me echt zorgen over maken” ● Bezoek Meester Van der Heijden groeve Nieuw Namen: op afspraak met R. Bleijenberg, Kerkpad 15, Nieuw-Namen, tel. 0114 - 345384 Entree: € 2. Willem de Weert is eindredacteur van Wantij.
Het ambacht van ganzenflappen sterft uit Kees Polderdijk
Ganzenflappen is een typisch Nederlandse vangmethode waarbij wilde ganzen worden gevangen met behulp van slagnetten en handtamme lokganzen. De vangtechniek is in de middeleeuwen ontwikkeld toen de ganzen waren bestemd voor consumptie. Tegenwoordig wordt de oude vangtechniek ingezet voor natuurwetenschappelijk onderzoek.
De gevangen ganzen worden geringd met een pootring van het Vogeltrekstation en soms ook met een afleesbare halsband. Aan iedere gans wordt biometrisch onderzoek verricht naar maten en gewichten. Tevens worden swaps (uitstrijkjes) verzameld voor virologisch onderzoek. Afhankelijk van het land waarin het onderzoek plaatsvindt, wordt ook een kleine hoeveelheid bloed afgenomen: voor DNA en voor het vaststellen van bepaalde toxische stoffen in het bloed zoals zware metalen. Soms worden ook röntgenopnames van de ganzen gemaakt om vast te stellen of ze ooit aangeschoten zijn. Eventueel aanwezige hagelkorrels in het lichaam zijn zichtbaar op de foto’s. Op deze manier kun je iets zeggen over de jachtdruk van een bepaalde soort.
d
Trekroutes Na het verrichten van onderzoek kunnen de gevangen ganzen worden losgelaten. Er bestaat een indrukwekkend netwerk van vrijwillige waarnemers (vogelaars) die met behulp van hun telescoopkijkers de individuele codes van gemerkte ganzen aflezen. Ze voeren de locatie waar de
Kees Polderdijk met zijn lokganzen op de Pools-Duitse grens aan de Oder. Foto: Norbert Kentner
gans zich bevond, in op de website www.geese.org. De vogelaars kunnen dan zien waar deze vogel geringd is en waar deze vogel eerder waargenomen is. Op deze wijze wordt veel kennis vergaard over de trekroutes die deze vogels afleggen tussen de broed- en de overwinteringgebieden. Verder oostwaarts in Europa en in de broedgebieden worden nauwelijks zichtwaarnemingen van gemerkte ganzen geregistreerd. Daar vormen geschoten ganzen met merktekens, die worden teruggemeld aan het Vogeltrekstation, nog steeds de grootste bron van informatie. De Nederlandse Vereniging van Ganzenvangers telt nog 10 vanginstallaties. Dat worden er steeds minder. Over 25 jaar zou het eeuwenoude ambacht wel eens uitgestorven kunnen zijn. Om de lokganzen in de zomerperiode te laten grazen en broeden, kost veel en is veel ruimte nodig. Het is bijna ondoenlijk om dit oude ambacht voort te laten bestaan, laat staan over te dragen aan opvolgers. De Nederlandse Vereniging van Ganzenvangers werkt nauw samen met het Wageningse instituut Alterra. 7 WANTIJ Juli ‘09
Vak Ongeveer 15 jaar geleden kwam ik in contact met één van de laatste ganzenflappers die Nederland nog telt, langs de rivier de Maas in Noord-Brabant. De man was 80 jaar en wilde het ganzenflappen vanwege zijn hoge leeftijd beëindigen. Van hem kon ik de vanginstallatie, de schuilhut en de handtamme lokganzen overnemen. Ganzenflappen is echter een vak dat je niet zomaar even leert. Vroeger werd de vakkennis generaties lang van vader op zoon overgedragen. Vooral het werken met de handtamme lokganzen vereist veel geduld en is een ingewikkeld samenspel tussen de ganzenvanger en zijn ganzen. Schuilhut Tijdens de vangst wordt er gebruik gemaakt van het familieverband van de handtamme lokganzen. Drie tot vier mannetjes (genten) worden bij de slagnetten geplaatst. De vrouwtjes en de jonge ganzen zitten bij de ganzenvanger in de schuilhut. Deze schuilhut wordt aan het begin van het seizoen meestal in
november ergens in een weiland langs een trekroute opgesteld en begin februari weer afgebroken. Op het moment dat er wilde ganzen tijdens de trek de schuilhut passeren, wordt een aantal vrouwtjes met jongen bij de schuilhut losgelaten. De losgelaten ganzen vliegen met veel kabaal enkele honderden meters verderop naar de slagnetten en strijken neer bij familieleden waar ook het uitgestrooide voer ligt. Dit schouwspel moet de wilde ganzen uitnodigen om daar ook neer te strijken. Dit gebeurt lang niet in alle gevallen. De wilde ganzen strijken vaak enkele tientallen meters bij de lokganzen vandaan neer. Na een tijdje worden de wilde ganzen nieuwsgierig en lopen in de richting van de lokganzen (dit kan soms uren duren). Zij moeten daarvoor echter eerst het zorgvuldig ingegraven en met gras gecamoufleerde slagnet passeren. Het bereik van het slagnet is gemarkeerd met vier ‘molshopen’, zodat de ganzenvanger precies het moment van de vangst vanuit de schuilhut kan bepalen. Met een lange treklijn kan hij het slagnet vanuit de schuilhut overhalen welke een oppervlakte van 10 bij 20 meter bestrijkt.
Buitenland Buiten het vangseizoen lopen en broeden de lokganzen bij mij thuis op de boerderij. De verzorging en het dagelijkse contact met de lokganzen, speciaal de pasge-
boren ganzen is erg belangrijk. Daar steek ik enorm veel tijd in. Ik ben ook lid van de Goose Specialist Group. Jaarlijks komen ganzenwetenschappers uit alle landen van de wereld bij elkaar om kennis uit te wisselen. Ik heb daardoor veel contacten gelegd en word ik ook gevraagd om in het buitenland te komen vangen. Het vangen van vooral kol- en rietganzen blijkt door hun uitermate schuwheid haast onmogelijk te zijn zonder de techniek van de ganzenflappers. Ik ben nu drie winterseizoenen actief geweest in Duitsland en recentelijk in Zweden.
Taigarietganzen Je wilt niet weten wat daarbij komt kijken aan vergunningen, toestemmingen en organisatie om dat mogelijk te maken. Langs de Oder, het grensgebied van Polen en Duitsland, zijn we enkele jaren geleden een onderzoek gestart naar taigarietganzen, een soort waar het slecht mee gaat. Onderzoek is nodig om oorzaken aan te kunnen tonen. Dit voorjaar ben ik actief geweest langs de oostkust van Zweden tijdens de voorjaarstrek van taigarietganzen. Voor het komende winterseizoen staat Hongarije op de nominatie. Omdat het voor mij een hobby betreft, moet ik voor de ganzenprojecten vrije dagen opnemen. Het is dan ook mooi dat mijn werkgever mij de mogelijkheid biedt om extra vrije dagen te kopen. 8 WANTIJ Juli ‘09
Het net klapt dicht. Gevangen ganzen worden uit het net gehaald (op de achtergrond de lokganzen). Foto: Norbert Kentner
Naast merktekens zijn er ook ganzen uitgerust met een satellietzender. Hierdoor kan de volledige trekroute van een gans naar de broed- en overwinteringgebieden gevolgd worden. Eén van deze ganzen heeft mijn naam gekregen.
Kolgans ‘Kees’ werd in januari 2007 door mij gevangen in een weidegebied nabij Zanddijk (Veere) en kreeg een satellietzender mee. Kees vloog met zijn vrouwtje naar één van de broedgebieden in de Barentzzee, naar het eiland Kolguev. Daarna kwam hij met zijn vrouwtje en een jong terug naar Zeeland om hier te overwinteren ●
Voor meer informatie: Op de website www.blessgans.de kunnen ganzen met een zender actueel gevolgd worden.
Kees Polderdijk is inspecteur handhaving groene wetgeving bij de provincie Zeeland.
Nieuwe paden in de Zak Gerda Spaander
Na het Kiekendiefpad kent Zeeland nu
een
tweede
wandelnetwerk:
Sporen in de Zak van Zuid-Beveland. Joke de Witte uit Vlissingen is één van de initiatiefnemers. Stichting Landschapsbeheer
Zeeland
heeft
samen met haar en andere vrijwilligers een wandelnetwerk dat heel Zeeland omvat, een stapje dichterbij gebracht. Joke de Witte (rechts vooraan)
j
Joke is naast een fervent wandelaar ook kunstenaar en voormalig recreatieondernemer. Ze organiseert meerdaagse Zeeuwse wandelvakanties met haar bedrijf DeWitteWandelingen. ”Ik vind wandelen heerlijk. Het maakt je hoofd leeg, het vertraagt de wereld. Je kunt bijna overal komen, wat je met de fiets en de auto niet lukt. Ik wandel het liefst aan zee, of in elk geval langs het water. Als ik op vakantie geweest ben in de bergen, ben ik altijd blij de zee weer te zien.”
Wandelprovincie Is Zeeland eigenlijk wel een wandelprovincie? ”Beslist wel! Met al dat water, en die mooie luchten! Echte wandelpaden zijn er misschien minder dan in sommige andere provincies, maar we hebben wel het strand. En met de wandelnetwerken voegen we de nodige onverharde kilometers toe.” Wat heeft twee jaar vergaderen en een stevige provinciale subsidie opgeleverd voor de wandelaar? ”Veel wandelaars vinden het prettig om bij het lopen van een route niet steeds de kaart te hoeven raadplegen. Als die routes dan ook nog langs hoogtepunten voeren is het helemaal mooi. Wandelaars kunnen nu volgens hetzelfde principe tewerk
bij de opening van het wandelnetwerk. Foto: Arjan de Hulster.
gaan als bij het knooppuntennetwerk dat al voor fietsers bestaat. Er staan op veel plaatsen paaltjes en overzichtskaarten. Hier en daar is het landschap mooier gemaakt door de aanplant van bomen. En vooral: er is zo'n 10 km aan onverharde wandelpaden over boerenland bijgekomen, met overstapjes en bruggetjes om er te komen. Het prettige is dat het netwerk zowel bruikbaar is voor een ommetje als voor de lange-afstandswandelaar.”
Themaroutes ”Overigens hebben we het nog over het eerste deel; over ongeveer een jaar hopen we de hele Zak van Zuid-Beveland te bestrijken met het wandelnetwerk. Dan komt ook de definitieve kaart uit. We willen ook nog themaroutes toevoegen; we denken aan grenslinden, de Westerschelde, het oudland, historische boerderijen enzovoort. En dat alles in een Zakboekje.” Vergaderen Gaat een wandelaar niet liever wandelen dan zoveel uren vergaderen over een wandelnetwerk? Nee, Joke de Witte mag ook graag de wereld een beetje beïnvloeden. Ze zit o.a. in het bestuur van RecronWalcheren. 9 WANTIJ Juli ‘09
Routepaaltje wandelnetwerk. Foto: Marion Struik. Ontwerp signalisatie/compositie foto: Kristiaan Daled
”Bovendien was het uitstippelen van de wandelroutes erg leuk. We kwamen bijvoorbeeld een 96-jarige caféhoudster tegen. En bij 's-Heerenhoek troffen we een heel klein niet-katholiek begraafplaatsje aan, met een eigen geschiedenis” ●
In het hart van Wantij staat op de volgende bladzijden de kaart van het nieuwe wandelnetwerk ‘Sporen in de Zak van Zuid-Beveland’. Voor meer informatie: www.routebureauzeeland.nl
Gerda Spaander is lid van de Wantijredactie.
10 WANTIJ Juli ‘09
11 WANTIJ Juli ‘09
“Copyright © <2009>, Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn”.
12 WANTIJ Juli ‘09
”Alles moet een naam krijgen”
Gerda Spaander
Awie de Zwart begon al jong naar plantjes te kijken. Eerst in de tuin, met behulp van plaatjesboeken. Inmiddels kent hij de Flora grotendeels uit zijn hoofd, en heeft hij al vele vierkante kilometers rond zijn woonplaats Oostburg geïnventariseerd.
Awie de Zwart. Foto: Peter Maas.
e
”Eerst was ik vooral gegrepen door de mooie bloemen. Aan grassen had ik een broertje dood. Daar ging ik ook nooit aan beginnen, gras was voor de koeien. Maar naar mate ik meer en meer bloemplanten leerde kennen, werd ik toch nieuwsgierig naar de grassen. Dat was immers toch een substantieel deel van de vegetatie. Bovendien vertelden ze met elkaar iets over het milieu.”
Ordner met streeplijsten Bij Awie de Zwart lopen werk en hobby in elkaar over. De veldmedewerker van Stichting Het Zeeuwse Landschap besteedt maar een klein deel van zijn werktijd aan inventarisatie van natuurgebieden, maar hij ziet wat hij omver maait en naast welke planten hij een paal slaat. In zijn vrije tijd kamt Awie de omgeving van Oostburg uit, met een straal van zo’n 7 à
8 kilometer. Soms gaat hij alleen op pad, soms samen met de Plantenwerkgroep van ’t Duumpje, waarvan hij de kartrekker is. Inmiddels heeft hij al een dikke ordner vol streeplijsten gevuld. Lijsten waarop per vierkante kilometer alle wilde planten worden aangestreept die daar groeien. Awie telt er per hok vaak rond de 200. Ook in voornamelijk agrarische hokken waar je die 200 soorten niet meteen aan afziet. Soms is er een uitschieter naar 300. De lijsten komen (inmiddels digitaal) terecht bij de landelijke organisatie Floron. Die krijgt zo een goed overzicht van wat er groeit en wat er verandert. Soms heeft dat grote gevolgen: Awie signaleerde in het Grote Gat bij Oostburg het kruipend moerasscherm. Het natuurgebied is daardoor aangewezen als Natura 2000-gebied. En dat levert meer bescherming op. 13 WANTIJ Juli ‘09
Gewone soorten Waar doet hij het allemaal voor? ”Natuurlijk vind ik het leuk. Het is misschien ook wel een soort sport om zoveel mogelijk soorten te strepen, maar uiteindelijk vind ik het belangrijker om een zo volledig mogelijk beeld van een gebied te hebben. Oftewel een zo lang mogelijke lijst met soorten. Daarnaast vind ik het erg belangrijk dat groeiplaatsen van soorten bekend zijn. Niet alleen van zeldzame soorten (die worden procentueel natuurlijk het vaakst doorgegeven) maar ook van de meer alledaagse soorten. Als je alleen de interessante soorten doorgeeft, krijg je later op de verspreidingskaartjes een totaal verkeerd beeld, waarin de algemene soorten zeldzamer lijken dan ze zijn. En dan is de waarde van zo'n verspreidingskaartje natuurlijk beperkt.
Planten tellen langs de dijk. Foto: Peter Maas.
Planten zijn onderdeel van een groter geheel. Ze geven bijvoorbeeld aan dat er kalk in de grond zit, of ze fungeren als waardplant. Als ik bijvoorbeeld nu ergens loop en look-zonder-look zie bloeien, ben ik automatisch gespitst op het oranjetipje. Zo verdiept je kennis zich steeds verder.”
Klimaatverandering Dan de vraag: Zie je planten die te maken kunnen hebben met klimaatverandering? “Misschien wel. Het voorkomen van doorschijnend sterrenkroos kan een gevolg zijn van de opwarming. Dat geldt ook voor de bijenorchis en de bokkenorchis, die tot 10 à 15 jaar geleden zeldzaam waren in deze omgeving.” Een andere verandering die hij ziet is de Ecologische Hoofdstructuur die langzamerhand vorm krijgt. “Het is soms verbazingwekkend hoe snel soorten de nieuwe natuur weten te vinden. Het is keer op keer verrassend wat de afgegraven bodem prijs geeft. Vooral in de pioniersfase levert
dat soms onverwachte soorten op. Na verloop van tijd wordt de samenstelling van de vegetatie meer voorspelbaar.”
Exoten Awie de Zwart komt ook steeds vaker ontsnapte exoten tegen, die vervolgens gaan woekeren: grote waternavel, waterteunisbloem en parelvederkruid. Het waarnemen van een zeldzame plant is natuurlijk leuk, maar Awie geniet net zo goed van de schoonheid van gewone planten, zelfs al zijn het lastpakken. Hij ziet overigens geen achteruitgang in de aantallen planten die hij tegenkomt. Het worden er eerder meer, maar dat komt vooral door zijn steeds groeiende plantenkennis. Vlaanderen Ook wat betreft landschappen is hij niet eenkennig. Hij inventariseert met plezier in stad en dorp. En de verschillende landschappen rondom Oostburg (polder, kust, dekzandrug, kreken) zijn hem allemaal 14 WANTIJ Juli ‘09
even lief. Ook Vlaanderen trekt hem: hij voelt zich meer verbonden met Vlaanderen dan met Walcheren. “In Vlaanderen zie je meer sfeervol oud landschap en oude bebouwing. Maar het wordt daar wel gemakkelijker omgeploegd dan hier.”
Awie moet zich wel eens beheersen. Als hij met zijn gezin op vakantie gaat, mag niet al zijn aandacht naar de planten uitgaan. Wel kijken, niet strepen. Het gebeurt wel eens dat hij zijn dochter naar school brengt, onderweg een nieuwe plant ziet, maar geen notitieboekje op zak heeft. Dan schrijft hij de waarneming even op zijn hand, want er mag niets verloren gaan ●
Gerda Spaander is lid van de Wantijredactie.
Fladderen rond de kunstmaan Melissa Ernst
Alleen de namen zijn al prachtig: groot avondrood, populierenpijlstaart en smaragdgroene zomervlinder. Een nachtvlinder is dus veel meer dan het grijze motje dat je in je kledingkast
aantreft.
Dat
is
namelijk maar één soort. In Zeeland zijn wel 1500 nachtvlindersoorten waargenomen. Omdat deze vlinders ‘s nachts leven, weten de meesten van ons er weinig van.
Groot avondrood. Foto: Anton Baaijens.
Ralf Joosse is (bestuurs)lid van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland. Onbekend maakt helaas onbemind, maar als mensen eenmaal een excursie hebben bijgewoond, wordt dat anders. Velen zijn compleet verrast over de vele soorten nachtvlinders die ze zien. Nachtvlinders heb je in alle soorten en maten, met prachtige patronen en in bijzondere kleurschakeringen. Ook kinderen genieten volop tijdens zo’n excursie en lopen van het ene verlichte laken naar het andere om de vlinders van dichtbij te kunnen bekijken. De sfeer van de nacht draagt een steentje bij aan de beleving. Zeker in een natuurgebied, waar het doodstil is en je in het donker enkel de roep van een uil hoort.
r
Stadstuin Ralf vertelt dat je ook in een stadstuin heel goed nachtvlinders kunt zien. Doe je dit een jaar rond, dan heb je al gauw 150
nachtvlindersoorten geteld. Ook bij een felle lantaarnpaal zie je ze vaak fladderen. Dat is eigenlijk niet zo’n goede zaak want nachtvlinders oriënteren zich onder andere op de maan en sterren en zien een lamp ook als maan. Het gevolg is dat ze rond die kunstmaan blijven vliegen, in plaats van dat zij bijvoorbeeld op zoek gaan naar voedsel. Het strooilicht in de stad verstoort dus de oriëntatie en daarom tref je op verlichte plekken minder nachtvlinders aan. Ralf kent een collega uit Arnemuiden, die sinds zijn tuin verlicht is door lantaarnpalen, aanzienlijk minder nachtvlinders telt.
Koester de duisternis Ralf Joosse benadrukt dat het belangrijk is om de Zeeuwse duisternis te koesteren. “We moeten alles in het werk stellen om het zo donker mogelijk te houden. Ook een buitenlamp hoeft dikwijls niet de hele nacht te branden.” 15 WANTIJ Juli ‘09
Dit sluit naadloos aan bij de Nacht van de Nacht die de ZMF dit jaar voor de vijfde maal organiseert. Ralf hoopt op een redelijk zwoele en windstille avond, want dan zijn nachtvlinders het beste te zien ● Voor meer informatie: www.vlinlibzeeland.nl www.nachtvandenacht.nl
Op zaterdagavond 24 oktober bent u weer van harte welkom bij de Nacht van de Nacht.
Melissa Ernst is beleidsadviseur van de ZMF en coördinator de Zeeuwse Nacht van de Nacht.
”Slakken lopen niet weg en bijten niet” Willem de Weert
Harry Raad (Kruiningen) is lid van de Zeeuwse slakkenwerkgroep bij de KNNV afdeling Bevelanden. Hij leidt maandelijks een slakkenexcursie, zoekt en determineert
slakken en
schrijft erover in natuurtijdschriften. Maar waarom slakken?
“Ik ben in de wereld van de weekdieren terecht gekomen door mijn hobby, het verzamelen van zeeschelpen. Als kind woonde ik in Goes en kwam vaak aan de dijk van de Oosterschelde. Op vakantie ging ik met mijn ouders naar Terschelling. Je wandelt op het strand, ziet wat liggen, raapt het op en neemt het mee naar huis. De mooie schelpen legde ik in een kastje en ik genoot ervan. Het ene kind spaart sigarenbandjes, ik schelpen. Voor de slakken van land en zoetwater had ik eigenlijk geen belangstelling.”
i
Malacologisch “Na mijn studie bosbouw in Wageningen vond ik een baan bij het Zuid-Hollands Landschap. Bij het veldwerk werden ook wel eens wat slakken genoteerd. Terug in Zeeland, kwam ik in contact met de Werkgroep Geologie van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, een inspirerende club met veel 'schelpenjongens'. Op de Kaloot vind je gekke fossiele schelpjes. Ik begon veel te leren, het gebrabbel van Latijnse namen was eerst wat onwennig. Bij vrijwilligerswerk aan een broedplaats voor sterns op de Hooge Platen vond ik eveneens veel fossiele schelpen. Geïnspireerd door die vondsten ben ik vervolgens heel de Vlaamse en Nederlandse kust afgewandeld, van De Panne tot Schiermonnikoog. De hoop een kleurrijk schelpenboek te maken, eindigde in een minder ambitieuze extra uitgave van ‘De Kreukel’, het tijdschrift van de
Harry Raad. Foto: ZMF.
Malacologische (= weekdierkundige) Contactgroep Amsterdam en omstreken. Vanuit dat schelpenwerk ben ik op een gegeven moment benaderd door iemand van het Atlasproject Nederlandse Mollusken. Ze zochten iemand die in Zeeland de land- en zoetwaterslakken wilde inventariseren. Ik dacht: Waarom ook niet?”
Sloom “Slakken jagen is vrij eenvoudig, het zijn trage beesten. Je zoekt een beschutte plek, draait bijvoorbeeld een stronk om en daar zijn ze. Ze lopen niet weg, bijten niet en zijn gemakkelijk mee te nemen.” Toch sjouwt Harry op zijn maandelijkse excursie een rugzak mee met daarin een schep, een bodemzeef, potjes en een loep. “Je komt op plekken waar je anders nooit komt, bijvoorbeeld het NS-terrein in Vlissingen of bij mensen in de siertuin. Voor de mensen die klagen over slakkenvraat in hun tuin had een Amsterdamse malacoloog de verrassende oplossing: If you can't beat them, eat them. Die internationale benadering betrof de segrijn16 WANTIJ Juli ‘09
slak, een lekkernij gelijkwaardig aan de wijngaardslak.”
Zeggekorfslakje “Ik ben niet gefascineerd door het diepere zijn van de slak, maar ik heb wel met ze te doen. Als een vogel bedreigd wordt, komt men in actie. Maar voor een slak die verdwijnt, haalt men doorgaans zijn schouders op. Met uitzondering van het zeggekorfslakje dat de aanleg van een snelweg in Limburg lastig maakte.” “Ik heb wat met het doen van waarnemingen en inventariseren, de natuurwetenschappelijke aanpak, zeg maar. Toevallig zijn bij mij slakken het onderwerp” ● Voor meer informatie: www.knnv.nl/beveland www.werkgroepgeologie.nl www.anemoon.org www.telmee.nl Willem de Weert is eindredacteur van Wantij.
De voorloper Rubriek waarin Peter Maas op stap gaat en u uitnodigt in zijn voetsporen te treden.
Vogels spotten in Zeeland is hot De vogeltelpost bij Breskens.
Peter Maas
Foto: Peter Maas.
Vogels spotten in Zeeland wordt al lang niet meer alleen door de Zeeuwen gedaan. Vanuit heel het land komen vogelaars kijken omdat ze al die verhalen op internet misschien niet kunnen geloven. Zoveel verschillende soorten! Zulke grote aantallen!
Zeeland ontwikkelt zich als een echte ‘vogelspot-provincie’. De voortvarende aanpak van het Natuurbeleidsplan heeft een groot aantal nieuwe natuurgebieden opgeleverd met typisch Zeeuwse natuur: open, moeras, water en zilte natuur. Opvallend is dat vooral grote aantallen vogels daarvan profiteren. Eenden, ganzen, zwanen (met een oude term ook wel waterwild genoemd), maar ook steltlopers van allerlei pluimage. De aanleg van deze nieuwe natuur is dus een groot succes. Maar er is een dilemma: dergelijke open gebieden zijn gevoelig voor verstoring. En dus dreigen er opnieuw bordjes te verschijnen aan de ingang: “kwetsbare natuur – geen toegang”.
z
Muren, hutten en schermen Toch wil iedereen graag kunnen genieten van al dat moois en dus werden er gluurmuren bedacht, vogelkijkschermen of
observatiehutten. Waar het maar enigszins kan, leiden knuppelpaden tot diep in het gebied. Als je het een beetje slim aanlegt, dan hoeft de natuur daar niet al te veel last van te hebben. Op sommige plekken heb je echte struinnatuur: geen paden, maar wel toegankelijk. Zoek zelf maar uit waar je heen wilt en volg je (speur)neus.
Hotspots Ook van over de grens weten ze inmiddels de hotspots te vinden: de Zuidkust van Schouwen met de inlagen en de Prunje, de Scherpenissepolder op Tholen, de Kapelse en Yerseke Moer in ZuidBeveland, de vogeltelposten in Westkapelle of Breskens, de Blikken bij Oostburg, de Braakman en natuurlijk het Verdronken Land van Saeftinghe. Dit zijn maar een paar voorbeelden uit een heel lange lijst. Bijna overal kom je de vogelaars met verrekijker, telescoop en in de 17 WANTIJ Juli ‘09
tas één of meerdere vogelgidsen, tegen. Voor ieder is er wat wils. In je eentje rondstruinen in de hoop op een onverwachtse ontmoeting met misschien wel een roerdomp. Of je aansluiten bij de ervaren tellers die bijna dagelijks voor dag en dauw op de bekende plekken te vinden zijn. Met name de posten waar de zogenaamde gestuwde vogeltrek wordt gevolgd, kunnen op goede dagen bijzonder spectaculair zijn ●
Voor meer informatie: www.vogelkijkhut.nl www.deltabirding.nl www.people.zeelandnet.nl/bkorteknie/ vogelkijkhutten.htm www.trektellen.nl
Peter Maas is lid van de Wantijredactie.
Wat dit blijfsel overbleef In deze rubriek maakt Jan Moekotte een tweeluik. Geïnspireerd door een fragment uit de literatuur over Zeeland gaat hij op zoek naar de beschreven plaats en bekijkt de situatie nu.
Thijsse Grootste Groene Nederlander
Jac P. Thijsse. Foto: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis.
Jan Moekotte In dit nummer van Wantij, waarin we passie preken, hoort Jac. P. Thijsse thuis, de man van de Verkadealbums. Maar ook de vader van de natuurbescherming. Thijsse pleitte al in 1943 voor
Thijsse werd door Milieudefensie uitgeroepen tot Grootste Groene Nederlander.
het uitroepen van de duinen tot Nationaal Natuurreservaat. Foto: Jan Moekotte.
Thijsse heeft humor Hij neemt deel aan een rapportenvergadering. De leraren buigen zich over een bespreekgeval. Thijsse heeft een hekel aan geneuzel en een zwak voor het bespreekgeval dat welgeteld een punt tekort komt om over te gaan. “Bam”, daar deelt Thijsse een verbale opdoffer uit aan krentenwegers: "Ach, als dat kan helpen, wil ik van die 10 van mij wel een 11 maken.” Het bespreekgeval ging over.
t
Thijsse is inspirerend In het Verkadealbum Herfst helpt hij ouders die hun kinderen bij elke bes die ze in hun mond willen steken, bang toeroepen: ”Niet doen, misschien wel giftig.” ”Leer toch, beste ouders,” schrijft Thijsse vriendelijk, ”de in Nederland voorkomende giftige bessen herkennen.” Zo moeilijk is dat niet, verzekert hij en telt er een stuk of tien (waarvan enkele bepaald niet algemeen voorkomen). Ook al zien ze er smakelijk uit, schrijft Thijsse, die giftige bessen: “ … zijn geen van allen
lekker, de meeste zelfs zeer bitter en walgelijk. Ook is er niet een zoo vergiftig, dat ‘t eten van een enkele bes al reden tot ongerustheid behoeft op te leveren.”
Thijsse is gedurfd In zijn boek Vogelenzang beweert hij al heel stellig dat vogels “ongetwijfeld ook wel eens zingen uit welbehagen”. En dus niet alleen om een territorium af te bakenen of een vrouwtje te imponeren. In de loop van 2009 publiceerden wetenschappers pas na veel onderzoek iets soortgelijks. Thijsse is visionair In 1943, twee jaar voor zijn dood, roept Thijsse op om van Cadzand tot aan Den Helder “onze duinen te beschermen door er een langgerekt Nationaal Natuurreservaat van te maken.” De grondgedachte daarbij was volgens Thijsse: ”aan het strand- en duinlandschap zoo veel mogelijk vrijheid te laten tot eigen ontwikkeling en niets onredelijks te verlangen van onze duinen.” Verder beschrijft 18 WANTIJ Juli ‘09
hij de duinen als een ongeëvenaard recreatieoord dat voor een gezond volksbestaan “minstens even noodig is als brood zelve”. Onze duinen zijn geen groot Nationaal Park geworden. Maar mede dankzij Thijsse zijn de duinen langs de Nederlandse kust heel wat beter behouden en beschermd dan in buurland België.
Terwijl de Manteling magnifiek is, ligt de Belgische kust erbij als vakantiehel. De NRC schrijft op 27 april 2009: ”Van De Panne in het zuiden tot Knokke in het Noorden is de Belgische kust één doodse aaneenschakeling van lelijke flats met uitzicht op een al even lelijke boulevard met plastic speeltoestellen en friettenten. De vervreemding is totaal” ●
Jan Moekotte is lid van de Wantijredactie.
Martien den Haan op weg naar China.
de voetafdruk van Martien den Haan :
”Als je fietst, is de wereld erg groot” Gerda Spaander
Martien de Haan is pas terug van een fietstocht van 2,5 jaar door vele klimaten. Hij
In de Gobi woestijn.
fietste van Steenbergen in West-Brabant via Azië, Noord en Zuid-Amerika naar de zuidpunt van Chili. Hij legde 60.000 km af en liet daarbij maar een heel kleine voetafdruk achter.
Martiens fietstocht voerde in grote lijnen via Oost-Europa en Turkije, Iran, Pakistan, Maleisië, China, Siberië, Alaska, VS, Midden-Amerika, Suriname en het Amazonegebied naar het einde van de wereld in Chili. Een gesprek over zo'n ongelooflijke fietstocht gaat vaak over de avonturen, wat er allemaal bij komt kijken en welke bedreigingen en ongemakken er op je fietspad komen. Maar Wantij greep de voetafdruk aan als kapstok, en was vooral geïnteresseerd in Martiens kijk op de natuur die hij in overweldigende mate meemaakte tijdens zijn fietstocht. En hoe de mensen die hij tegenkwam, omgingen met hun milieu.
Havermout met koud water Maar eerst de voetafdruk. Dat was erg makkelijk. Over ongeveer de helft van de vragen hoefde Martien zich niet het hoofd te breken. Geen autokilometers, geen huis (maar een tentje langs de kant van de weg), geen gas- en elektriciteitsrekening, geen papier door de brievenbus. Wel 25 fietsbanden en na die 2,5 jaar één vliegreis om van Zuid-Chili weer thuis te
komen. Vooral veel maaltijden van havermout met koud water en af en toe wat vlees en zuivel. Hij at wel in het begin twee à drie keer zoveel als thuis: de lange fietsafstanden en bijvoorbeeld het wekenlang met de fiets door de modder zeulen in Kamchatka, kostten erg veel energie.
Eerlijke voetafdruk In deze tijd heeft Martien daardoor een voetafdruk gehad van 2 ha, en dat ligt maar net iets boven het niveau van de Eerlijke voetafdruk, de afdruk die een gemiddelde wereldburger toekomt bij eerlijk delen. En dat paste goed bij veel van de landen waar hij doorheen fietste en waar men zich wel verbaasde over een westerling die niet in de auto zat. Die bovendien gemiddeld dagelijks maar zo’n 3 à 4 (omgerekend) euro uitgaf. 19 WANTIJ Juli ‘09
Overbegrazing Martien de Haan, die aquatische ecotechnologie heeft gestudeerd aan de Hogeschool Zeeland, kon veel van wat hij leerde onderweg in de praktijk zien. Zo constateerde hij dat de wereld kapot gaat aan overbegrazing. Dat geldt voor de Afrikaanse Sahel (waar hij op een eerdere tocht doorheen fietste), de Arabische steppes, Mexico, Argentijns Patagonië en de regionen rond de Gobiwoestijn. Hij passeerde heel wat landen waar het niet makkelijk is om gewassen te verbouwen. Terwijl er met irrigatie wel voedingsgewassen verbouwd zouden kunnen worden, waarmee de steeds groeiende bevolking meer te eten zou hebben. Maar er komt heel wat bij kijken om in genoemde gebieden water diep uit de grond te halen.
Foto’s: Martien den Haan
m
Dronken bossen Zorgen over klimaatverandering zag Martien voornamelijk in rijkere landen. “Ik zag zowel in Alaska als Siberië het verschijnsel van ‘dronken bossen’, waar bomen hun houvast verliezen door het ontdooien van de ondergrond. Wat de mensen daar ook opviel, was dat ijsberen aan land komen door verdwijnend poolijs. In Alaska maken de mensen zich daar zorgen over, maar in Siberië heb ik er weinig over gehoord.” Over klimaat gesproken: Martien geeft de voorkeur aan het savanneklimaat. "Dat heeft voor mij een prettige luchtvochtigheid. In de regenbossen van Afrika of Brazilië ben je constant nat van het zweet en je kleren gaan schimmelen. Op tropische savannes is het lekker warm, en ik houd wel van fietsen bij 30 graden Celsius.” Afvalbergen "In Turkije zag ik dat er veel afval in de rivier werd gedumpt. En in Pakistan, waar velen leven met de Koran als leidraad, wordt helemaal veel afval op straat gegooid. In de Koran staat niets over natuur en milieu, dus mensen gaan hun gang maar. Dat leidt in drukbevolkte gebieden tot een enorme bende van plastic gemengd met koeienbotten, rottend fruit, dode vissen en weggeworpen kleding. Overigens zijn de Pakistani wél heel erg gastvrij.
Om in de jungle minder op te vallen voor mens en dier, schminkte Martien zijn gezicht met modder.
taiga al aardig leeg gekapt was, maar dat viel erg mee") en ook drie maanden door het stroomgebied van de Amazone.
Nieuwe natuur Alles is relatief. In gesprekken onderweg heeft Martien eens de nieuwe natuur ter sprake gebracht, zoals wij die in Nederland maken. In landen met één en al natuur en veel minder ontgonnen land, lachen ze daarom. Zonde van die goede grond. Waarom zou je je druk maken om zoiets alledaags als natuur?
Op de zoutvlaktes in Zuid-Amerika.
Mensen die makkelijk het vliegtuig nemen, noemen de wereld wel eens klein. Martien de Haan heeft een grote voorkeur om het langzamer aan te doen. "Ik wil het landschap langzaam zien veranderen. En het geeft veel meer voldoening om het op eigen kracht te doen. Dan is de wereld ontzettend groot. En ook al zou je anders denken als je op het nieuws af gaat: de wereld is zo slecht nog niet” ●
Bereken zelf uw voetafdruk op www.voetenbank.nl. of voetafdruk.nl Gemiddelde Noord-Amerikaan 9,6 ha Gemiddelde Nederlander 4,4 ha Gemiddelde wereldburger 2,2 ha Eerlijke Aarde aandeel 1,8 ha
Gerda Spaander is lid van de Wantijredactie.
20 WANTIJ Juli ‘09
Foto’s: Martien den Haan
Smerigste water Het smerigste water zag ik bij Bogotá, waar het schuim onder een waterval tot 2 meter hoog was. Dat water was net deze miljoenenstad gepasseerd, waar vrijuit ongezuiverd op de Bogotá-rivier werd geloosd. Zo lijkt het of ik één en al viezigheid tegenkwam, maar ik heb voornamelijk door eindeloze gebieden gefietst waar bijna geen mensen wonen, en daar speelde dat helemaal niet. Mensen trekken o.a. uit armoede en op zoek naar werk naar elkaar toe, dus de steden worden steeds groter en het platteland steeds leger.” Martien heeft een stuk of wat woestijnen doorkruist, de lege hoogvlakten van Tibet, hij fietste 3 maanden onafgebroken door Siberische bossen ("ik dacht dat de