Masarykova Univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky
Bakalářská diplomová práce
2014
Markéta Lhotská
Masarykova Univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura
Markéta Lhotská
“Ik heb mijn toekomst hier”. Een vergelijking van de migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten van de eerste generatie Bakalářská diplomová práce
Vedoucí práce: Lic. Sofie Rose-Anne W. Royeaerd, M.A. 2014
Prohlašuji, že jsem bakalářskou diplomovou práci vypracovala samostatně s využitím uvedených pramenů a literatury.
Ik verklaar hiermee dat ik deze Bachelorscriptie zelfstandig heb geschreven. Alle literatuur en bronnen die ik gebruikt heb, zijn in de literatuurlijst opgenomen.
............................................ Markéta Lhotská
Dankbetuiging
Graag wil ik mijn begeleidster Lic. Sofie Rose-Anne W. Royeaerd, M.A. bedanken voor de begeleiding van mijn scriptie. Zonder haar waardevolle raadgeving, kritiek, hulp en vooral haar geduld zou deze scriptie niet tot stand zijn gekomen. Verder dank ik ook mijn ouders, familie en vrienden voor hun steun, vertrouwen en grote inspiratie.
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................ 7 1 Terminologie .................................................................................................................. 9 1.1 Gastarbeider ............................................................................................................ 9 1.2 Allochtoon .............................................................................................................. 9 1.3 Migrant.................................................................................................................. 11 2 Diplomatieke betrekkingen van de 17de tot de 20ste eeuw ........................................... 12 2.1 Turks-Nederlandse diplomatieke betrekkingen .................................................... 12 2.1.1 Ontstaan van diplomatieke betrekkingen ....................................................... 12 2.1.2 Diplomatieke betrekkingen na het ontstaan van de Republiek Turkije ......... 14 2.1.3 Politieke situatie in Turkije na de Tweede Wereldoorlog ............................. 15 2.1.4 Diplomatieke betrekkingen na de Tweede Wereldoorlog ............................. 16 2.2 Marokkaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen .......................................... 16 2.2.1 Ontstaan van diplomatieke betrekkingen ....................................................... 17 2.2.2 Diplomatieke betrekkingen tijdens de Franse en Spaanse overheersing ....... 18 2.2.3 Diplomatieke betrekkingen na de Tweede Wereldoorlog ............................. 19 2.3 Conclusie .............................................................................................................. 19 3 Migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten ......................................... 21 3.1 Turkse migranten .................................................................................................. 21 3.1.1 Economische migratiemotieven ..................................................................... 21 3.1.2 Politieke migratiemotieven ............................................................................ 22 3.1.3 Religieuze migratiemotieven ......................................................................... 24 3.2 Marokkaanse migranten ........................................................................................ 25 3.2.1 Economische migratiemotieven ..................................................................... 25 3.2.2 Politieke migratiemotieven ............................................................................ 26 3.2.3 Migratietraditie .............................................................................................. 27 3.3 Turkse en Marokkaanse migranten ....................................................................... 28 3.3.1 Gezinsmigratie ............................................................................................... 28 4 Vergelijking van migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten .............. 30 4.1 Economische migratiemotieven ............................................................................ 30 4.2 Politieke migratiemotieven ................................................................................... 31 4.3 Religieuze migratiemotiven .................................................................................. 33
4.4 Migratietraditie ..................................................................................................... 34 4.5 Gezinsmigratie ...................................................................................................... 35 Conclusie ........................................................................................................................ 36 Bibliografie ..................................................................................................................... 38 Bijlagen ........................................................................................................................... 42 Bijlage 1: Aantal Nederlandse inwoners met Turkse en Marokkaanse nationaliteit in de jaren 1960 – 1990 ................................................................................................... 42 Bijlage 2: Aantal Nederlandse inwoners met Turkse en Marokkaanse nationaliteit ten opzichte van niet-Nederlandse inwoners in de jaren 1960 – 1990 ............................. 43
Inleiding “Ik heb mijn toekomst hier” is de naam van een artikel dat op de website Vijf eeuwen migratie staat, een project van het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM). In dit artikel vertelt een Marokkaanse vrouw, genaamd Fatima Ahariz, over haar relatie met Nederland en haar geboorteland Marokko; hoewel ze soms heimwee naar Marokko heeft, voelt ze zich thuis in Nederland. Net als honderden andere Marokkaanse vrouwen in Nederland groeide ook Fatima in Marokko op, trouwde met een Marokkaan die in Nederland werkte en kwam in de jaren tachtig van de 20 ste eeuw naar Nederland tijdens de periode van de zogenaamde gezinshereniging en gezinsvorming. In deze scriptie heb ik mijn aandacht op de migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten van de eerste generatie gericht. Met de eerste generatie bedoel ik de migranten die in de loop van de jaren zestig, zeventig en tachtig van de 20 ste eeuw naar Nederland zijn gekomen en die in Turkije en Marokko geboren zijn. Welke migratiemotieven had deze groep migranten, de zogenaamde pioniers, om naar Nederland te emigreren en in welke mate verschillen hun migratiemotieven? Op deze vragen geef ik in deze scriptie een antwoord. Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in Nederland drie grote groepen mensen van niet-Nederlandse afkomst wonen, namelijk Turken, Marokkanen en Surinamers (CBS, 2013a). De verklaring voor het grote aantal Surinamers in Nederland ligt voor de hand. Suriname was tot 1975 een Nederlandse kolonie (Entoen.nu, 2014a). Na het uitroepen van zijn onafhankelijkheid in 1975 volgde een periode van vijf jaar waarin Surinamers mochten besluiten of ze in Suriname wilden blijven dan wel of ze naar Nederland wilden emigreren (Jennissen, 2013). Vooral in de jaren 1979 en 1980 emigreerde een groot aantal Surinamers naar Nederland en vestigden zich er voorgoed. De aanwezigheid van de Surinaamse gemeenschap in Nederland is een gevolg van postkoloniale migratie. Als we kijken naar migranten die uit andere landen komen dan Nederlandse ex-kolonies, kunnen we vaststellen dat de Turkse en Marokkaanse gemeenschap de grootste groep inwoners van niet-Nederlandse afkomst in Nederland vormt. Verklaringen daarvoor die meestal in de populariserende literatuur en media
7
worden gegeven, zijn de economische migratiemotieven en de gezinsmigratie. Deze verklaringen zijn juist, maar tegelijkertijd onvolledig; in werkelijkheid bestaan er meerdere migratiemotieven. In totaal bevat deze scriptie vier hoofdstukkken. In het eerste hoofdstuk worden de mogelijke benamingen voor Turken en Marokkanen besproken die naar Nederland emigreerden. In het tweede hoofdstuk staan de Turks- en Marokkaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen centraal. Ondere meer wordt hier de eerste aanzet behandeld die tot de migratie naar Nederland leidde. De migratiemotieven zelf komen in het derde hoofdstuk aan bod. In dit hoofdstuk worden de migratiemotieven alleen beschreven; een vergelijking daarvan wordt in het vierde hoofdstuk gemaakt.
8
1 Terminologie In dit hoofdstuk staat de terminologie centraal. In de media en populariserende literatuur worden bepaalde begrippen gebruikt die vaak een negatieve of ongewenste connotatie hebben. Daarom worden in de volgende paragrafen drie termen besproken, namelijk de term gastarbeider, allochtoon en tot slot de term migrant. Verder beargumenteer ik in dit hoofdstuk ook mijn keuze voor de term migrant.
1.1 Gastarbeider De term gastarbeider als benaming voor mensen afkomstig uit een ander land won vooral in de periode van de jaren vijftig tot het begin van de jaren tachtig van de 20ste eeuw aan populariteit, maar verschijnt ook vaak in de hedendaagse wetenschappelijke literatuur over migranten die in de loop van de jaren vijftig, zestig en zeventig als nieuwe arbeidskrachten naar Nederland kwamen (Verhaeghe, 2010). In het woordenboek Van Dale wordt het trefwoord gastarbeider gedefinieerd als een arbeider afkomstig uit het buitenland. Met deze term wordt dus de groep migranten bedoeld die naar Nederland is geëmigreerd om er een baan te krijgen. Het is meer dan waarschijnlijk dat voor de zogeheten gastarbeiders economische migratiemotieven een aanzienlijke rol speelden. Omdat de betekenis van de term gastarbeider beperkt is, wordt hij niet in deze scriptie gebruikt.
1.2 Allochtoon Het begrip allochtoon is een samenstelling uit de Griekse woorden allos en chtoon (Het Genootschap Onze Taal, 2013). Letterlijk betekent dat een persoon die van elders afkomstig is (Van Dale). Deze huidige betekenis1 van de term allochtoon werd in het Nederlands
in
1971
door
de
Nederlandse
socioloog
Hilda
Verwey-Jonker
geïntroduceerd (Obdeijn & Schrover, 2008). Deze term werd ingevoerd als een alternatief voor al vroeger bestaande termen zoals migrant, immigrant, buitenlander of gastarbeider (Het Genootschap Onze Taal, 2013). 1
Het woord allochtoon bestond al vroeger in het Nederlands, maar als een geologische term (Het Genootschap Onze Taal, 2013).
9
Tussen de term allochtoon die door de Nederlandse socioloog werd ingevoerd, en dezelfde term die door het CBS wordt gebruikt is er een verschil in betekenis. Volgens het CBS (2013b) is een allochtoon iemand van wie minstens één ouder in het buitenland is geboren. Voor mensen die uit Turkije of Marokko komen, is er volgens het CBS (2013c) nog een specifiekere term, namelijk het begrip niet-westerse allochtoon. Daarmee wordt een allochtoon bedoeld die uit Turkije of uit een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika of Azië komt. Voor Japanners en Indonesiërs geldt een uitzondering; hoewel ze uit Azië komen, worden ze westerse allochtonen genoemd. Deze uitzondering laat zien dat de allochtonen niet op basis van geografische omstandigheden worden verdeeld, maar op basis van economische, politieke en historische factoren. Ondanks dat er in theorie een verschil tussen westerse en niet-westerse allochtonen wordt gemaakt, wordt in de praktijk – vooral in de media – alleen de term allochtoon gebruikt waaronder een niet-westerse allochtoon wordt verstaan en niet een allochtoon zonder nadere specificatie (Het Genootschap Onze Taal, 2013). Het feit dat de term allochtoon op meerdere manieren kan worden geïnterpreteerd maakt het gebruik ervan problematisch. Een andere reden waarom in deze scriptie de term allochtoon niet wordt gebruikt, is de negatieve connotatie die deze term steeds meer is gaan krijgen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de beslissing van de gemeente Amsterdam om de termen allochtoon en autochtoon niet meer te gebruiken in officiële documenten en communicatie binnen de gemeente (Gemeente Amsterdam, 2013). Deze beslissing werd gemaakt door de burgemeester en de wethouders in februari 2013 na het initiatiefvoorstel “Vermijd de woorden allochtoon en autochtoon in officiële publicaties van gemeente Amsterdam” (2010) van raadsleden Ahmet Olgun en Iman Akel van de politieke partij PvdA. Bovengenoemd initiatiefvoorstel is niet de enige poging om het begrip allochtoon af te schaffen. Daarvoor pleitten al vroeger enkele Nederlandse ministers en in mei 2012 ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) (Groen, 2012).
10
1.3 Migrant De term migrant en andere benamingen zoals buitenlander, immigrant of vreemdeling zijn min of meer synoniemen. Ondanks dat bestaan er kleine betekenisverschillen. Het begrip vreemdeling heeft bijvoorbeeld twee betekenissen; behalve synoniem voor de term buitenlander betekent dit begrip ook een onbekende persoon (Van Dale). Tussen de termen migrant en immigrant is er nauwelijks verschil; een migrant is iemand die naar een ander land of andere streek verhuist, een immigrant is iemand die zich in een ander land vestigt (Van Dale). Het nadeel van de laatste twee termen is vooral het beperkte gebruik. Het begrip migrant of immigrant mag alleen voor de groep mensen worden gebruikt die in een ander land zijn geboren (Het Genootschap Onze Taal, 2013). Tegenwoordig wordt de tendens steeds groter om termen zoals Turkse of Marokkaanse Nederlander te gebruiken. Dat blijkt ook uit het initiatiefvoorstel dat door de gemeente Amsterdam werd goedgekeurd (cf. 1.2). In deze scriptie worden de migratiemotieven van Turken en Marokkanen besproken die niet in Nederland zijn geboren, maar die naar Nederland zijn verhuisd. Om die reden is het gebruik van het begrip migrant of immigrant wel te verantwoorden. Omdat de term immigrant een bijbetekenis van zich ergens vestigen heeft, is mijn keuze uiteindelijk op de term migrant gevallen.
11
2 Diplomatieke betrekkingen van de 17de tot de 20ste eeuw De Turks- en Marokkaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen zijn de rode draad van dit hoofdstuk. Aan het begin van de 17de eeuw werden met Turkije en Marokko de eerste diplomatieke banden aangeknoopt die na meer dan vierhonderd jaar nog steeds van belang zijn. De contacten tussen bovengenoemde landen bestonden al eerder in de vorm van handelscontacten, maar worden hier grotendeels buiten beschouwing gelaten. De aandacht wordt in de eerste paragrafen op het ontstaan van diplomatieke banden tussen de genoemde landen gericht. Vervolgens worden de diplomatieke betrekkingen tot de 20ste eeuw beschreven en het hoofdstuk wordt besloten met een korte vergelijking.
2.1 Turks-Nederlandse diplomatieke betrekkingen De Republiek Turkije is een land op de grens van Europa en Azië en wordt vaak als het kruispunt van Oost en West bestempeld. Turkije heeft een aantal ingrijpende politieke en economische ontwikkelingen ondergaan. Vanaf het ontstaan van het Osmaanse Rijk rond het jaar 1300 tot en met zijn ondergang in 1922 en nadien het ontstaan van de Republiek Turkije vonden belangrijke gebeurtenissen plaats die later in de 20ste eeuw invloed hadden op de migratie van Turken, niet alleen naar Nederland, maar ook naar andere Europese landen (Van der Linden & Santing, 2012). Om die reden worden deze gebeurtenissen in de volgende paragrafen besproken.
2.1.1 Ontstaan van diplomatieke betrekkingen Het Osmaanse Rijk, de voorganger van het huidige Turkije, was een lange en belangrijke periode in de geschiedenis van Turkije. De hele periode kan in drie kleinere periodes verdeeld worden, namelijk het vroege Osmaanse Rijk (1300 – 1683), het premoderne Osmaanse Rijk (1683 – 1839) en het late Osmaanse Rijk (1839 – 1922) (Turkije Instituut, 2014a). De eerste diplomatieke betrekkingen met Nederland werden al in het vroege Osmaanse Rijk aangeknoopt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) tussen Nederland en Spanje besloot Willem van Oranje twee delegaties naar het
12
Osmaanse Rijk te sturen, de eerste in 1568 en de tweede in 1574. Het Osmaanse Rijk was toen ook in oorlog met Spanje. Omdat Spanje de gemeenschappelijke vijand van beide landen was, besloot de sultan om Nederland te steunen (Sprangers, 2012a). In 1612 kwam de eerste Nederlandse diplomaat Cornelis Haga in het Osmaanse Rijk aan (Van der Linden & Santing, 2012). Zijn bezoek was eigenlijk het initiatief van de Osmaanse regering die officiële diplomatieke betrekkingen met Nederland wilde aanknopen. Het Osmaanse Rijk verwachtte van de diplomatieke banden met Nederland vooral politieke en militaire samenwerking met Spanje als gemeenschappelijke vijand, terwijl Nederland vooral belangstelling voor de handelscontacten toonde. De komst van Cornelis Haga in het Osmaanse Rijk en zijn audiëntie bij de Osmaanse sultan wordt als het officiële begin van Turks-Nederlandse diplomatieke betrekkingen beschouwd (idem). Tegelijkertijd werd met deze akte de soevereiniteit van Nederland door het Osmaanse Rijk officieel erkend (Sprangers, 2012a).2 Kort na de aankomst van diplomaat Cornelis Haga in het Osmaanse Rijk begon de handel tussen Nederland en het Osmaanse Rijk te floreren (Van der Linden & Santing, 2012). Het Osmaanse Rijk was vanaf zijn ontstaan een belangrijke doorvoerroute tussen Oost en West en kreeg steeds meer belang op het gebied van handel. Handelsprivileges, de zogenaamde capitulaties3, werden al in 1612 aan Nederland toegestaan en in 1634 verlengd. De invloed van Nederland werd steeds groter en vanaf de tweede helft van de 17de eeuw werd Nederland als een wereldhandelsmacht beschouwd. De handel werd niet meer alleen in Istanbul en Izmir geconcentreerd, maar werd ook naar andere steden zoals Patras, Thessaloniki, Athene, Aleppo of Caïro verspreid. In 1657 werd een Nederlands consulaat in Izmir opgericht, een Osmaanse stad waar in de 17de eeuw de grootste Nederlandse gemeenschap woonde. In 1680 werden de privileges van Nederlanders in het Osmaanse Rijk nog uitgebreid (idem). De bloeiende periode duurde ongeveer tot het eind van de 17de eeuw. Vanaf de 18de eeuw verloor Nederland geleidelijk zijn invloed op het gebied van de wereldhandel en ook zijn gezaghebbende positie in het Osmaanse Rijk (Van der Linden & Santing,
2
Op internationaal vlak werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als een soevereine staat pas in 1648 erkend met de Vrede van Munster (Entoen.nu, 2014b). 3 “Een capitulatie was in de letterlijke betekenis van het woord een opsomming, in de vorm van artikelen, van een aantal privileges van fiscale en commerciële aard, onder de ontbindende voorwaarde van vriendschappelijkheid.” (Van der Linden & Santing, 2012, p. 14)
13
2012). Hoewel het verlies van economisch belang een negatieve invloed op de positie van Nederland had, bleven de Osmaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen wel bestaan. De belangrijkste taak van de opvolgers van Cornelis Haga, Jacob Colyer en Cornelis Calkoen, was de bescherming van handelscontacten en handel in het algemeen. In de loop van de 19de eeuw ging de positie van Nederland in het Osmaanse Rijk nog achteruit. Ondanks dat vonden twee belangrijke gebeurtenissen in de 19de eeuw plaats. In 1804 werd de eerste Osmaanse consul in Amsterdam gevestigd en later, in 1855 werd de eerste Osmaanse diplomatieke vertegenwoordiger in Den Haag benoemd (idem).4
2.1.2 Diplomatieke betrekkingen na het ontstaan van de Republiek Turkije Met het eind van het vroege Osmaanse Rijk dat vaak als de Gouden Eeuw wordt bestempeld, kwam ook een eind aan de expansie en de welvaart. In de 19de eeuw raakte het Osmaanse Rijk in verval en er kwam een periode van modernisering volgens het Europese model (Turkije Instituut, 2014a). De aanleiding voor de modernisering was vooral een groot aantal nederlagen en verloren gebieden in de loop van de 19de eeuw. In 1914 sloot het Osmaanse Rijk een bondgenootschap met Duitsland in de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918). De grote nederlaag werd voor het Osmaanse Rijk fataal en was tegelijkertijd de oorzaak van de afschaffing van het sultanaat. De soevereiniteit van de nieuwe staat werd in 1923 met de Vrede van Lausanne erkend (Sprangers, 2012b). Het sultanaat van het Osmaanse Rijk werd al in november 1922 afgeschaft, maar de republiek werd pas in oktober 1923 uitgeroepen. Mustafa Kemal Pasha werd tot de eerste president van de Republiek Turkije verkozen (Turkije Instituut, 2014b). Na de stichting van de Republiek Turkije zette Nederland de diplomatieke betrekkingen met Turkije voort. De Nederlandse gezant in het Osmaanse Rijk werd benoemd als de ambassadeur van Turkije, maar het gezantschap bleef tot 1938 in Istanbul. Pas in dat jaar werd een ambassadeur in Ankara benoemd, de nieuwe hoofstad van de Republiek Turkije. In hetzelfde jaar werd het consulaat in Den Haag door een ambassade
4
De reden voor de afwezigheid van Osmaanse diplomaten in Nederland was de religieuze situatie: “[...] omdat volgens het islamitisch recht in principe de staat van oorlog heerste tussen de gebieden onder islamitisch bestuur (de dar ul-islam, of het ‘huis van de islam’) en de gebieden waarvoor dat (nog) niet gold (de dar ul-harb, ofwel het ‘huis van de oorlog’).” (Van der Linden & Santing, 2012, p. 16-17). De Osmaanse diplomaat kwam alleen bij uitzonderingen naar Nederland zoals in 1614 toen Ömer Agha de stad Den Haag bezocht om de militaire en economische situatie te controleren.
14
vervangen. In augustus 1924 werden de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije
vastgelegd
met
het
Turks-Nederlands
vriendschapsverdrag.
Het
vriendschapsverdrag werd in 1935 gevolgd door de stichting van de Nederlands-Turkse vereniging onder toezicht van de Nederlandse koningin Wilhelmina en de Turkse president Atatürk.5 Nederland was een van de eerste Europese landen die met de nieuwe staat begon samen te werken. (Van der Linden & Santing, 2012; Sprangers, 2012a).
2.1.3 Politieke situatie in Turkije na de Tweede Wereldoorlog Na de dood van de eerste Turkse president in 1938 werd Mustafa İsmet İnönü de nieuwe president. Hoewel president İnönü tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939 – 1945) met beide partijen debatteerde over mogelijke samenwerking, is Turkije neutraal gebleven. In 1945 besloot İnönü de geallieerden te ondersteunen (Van der Linden & Santing, 2012). Ondanks de Turkse neutraliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog was de economische situatie na het jaar 1945 zwaar. De ontevredenheid werd steeds groter net als de kritiek op de alleenheersende Republikeinse Volkspartij. In 1950 vonden de eerste vrije verkiezingen plaats en de winnaar daarvan was de Democratische partij die meteen een eigen regering vormde. De oprichter van de Democratische partij werd tot de nieuwe president verkozen (Turkije Instituut, 2014c). De verslechterde economische situatie in de tweede helft van de jaren vijftig en het steeds autoritairdere bestuur van premier Adnan Menderes leidde in 1960 tot een militaire staatsgreep (Turkije Instituut, 2014c). Het gevolg daarvan was de rechterlijke vervolging van leden van de Democratische partij, drie doodstraffen en een nieuwe grondwet die in 1961 een pluralistisch politiek systeem invoerde. In de jaren zestig begon een periode die door industrialisatie en urbanisatie werd gekenmerkt, maar ook een periode van economische crisis die in de jaren zestig uitbrak. Die laatste en het toenemende geweld tussen links en rechts georiënteerde activisten waren de oorzaak van de staatsgreep in 1971 (idem). Na deze staatsgreep werd de sfeer in Turkije sterk beïnvloed door de voortdurende economische crisis en de moeilijke politieke situatie. In 1980 werd de laatste staatsgreep gepleegd. Aan de ene kant had de staatsgreep een positief effect op de Turkse economie, aan de andere kant werden de politieke activisten 5
De Nationale Vergadering gaf aan de eerste Turkse president Mustafa Kemal Pasha een andere naam, in het bijzonder de naam Atatürk die als “Vader Turk” kan worden vertaald (Turkije Instituut, 2014b).
15
vervolgd en gestraft (Sprangers, 2012c). Met de invoering van een nieuwe grondwet en met de radicale verandering van het Turkse politieke systeem begon een nieuwe periode in de geschiedenis van de Republiek Turkije (Turkije Instituut, 2014c).
2.1.4 Diplomatieke betrekkingen na de Tweede Wereldoorlog Na de Tweede Wereldoorlog hadden veel Europese landen, waaronder ook Nederland, te kampen met een arbeidstekort. De werving van nieuwe arbeidskrachten begon in Zuid-Europese landen. Met Italië werd in 1949 een wervingsverdrag6 gesloten, met Spanje in 1961, met Griekenland in 1962 en met Portugal in 1963 (Obdeijn & Schrover, 2008). Daarna werden ook met niet-Europese landen wervingsverdragen ondertekend. Naar het voorbeeld van het Duitse wervingsverdrag dat in oktober 1961 met Turkije werd gesloten, ondertekende ook Nederland in 1964 een officiële wervingsverdrag met Turkije. Voor Turkije was dit verdrag gunstig om twee redenen. Ten eerste heerste er in Turkije grote werkloosheid; de Turkse arbeidsmarkt was overbelast. Ten tweede ging de overheid ervan uit dat de Turkse werknemers in West-Europese landen ervaring zouden opdoen en na hun terugkeer de economie in Turkije sneller zou ontwikkelen (Duitslandweb, 2004). De migratie naar West-Europa werd dus als een goede oplossing gezien en in de jaren zestig kwamen er duizenden Turken naar Nederland. Met de ondertekening van het wervingsverdrag werd een nieuwe dimensie aan de jarenlange Turks-Nederlandse diplomatieke betrekkingen toegevoegd en de samenwerking tussen beide landen werd versterkt.
2.2 Marokkaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen Het Koninkrijk Marokko is een land in het noordwesten van Afrika. De historische ontwikkeling van het land werd door zijn strategische ligging tussen Europa en Afrika bepaald; verschillende mogendheden probeerden Marokko te veroveren. Al in de 13de eeuw voor Christus werd het kustgebied in het westen van Marokko door Feniciers 6
Het wervingsverdrag, de wervingsovereenkomst ofwel het wervingsakkoord zijn de gangbare termen die doorgaans in de literatuur over migratie verschijnen. Deze termen worden gebruikt voor de verdragen tussen Nederland en andere landen waaruit de zogenaamde gastarbeiders naar Nederland emigreerden. In de wervingsverdragen werden bepalingen met betrekking tot de huisvesting en arbeidsvoorwaarden opgenomen (Van der Valk, 2009).
16
bezet (Hendriks, 1999). Vervolgens werd aan het eind van de 7de eeuw de invloed van Arabieren groter en het Marokkaanse gebied werd gearabiseerd en geïslamiseerd. Aan het begin van de 20ste eeuw werd Marokko tijdens de kolonisatieperiode een Frans en Spaans protectoraat. Ook Nederland speelde een aanzienlijke rol in de geschiedenis van Marokko, niet als een vijandig land, maar als een partner op vlak van handel en diplomatieke betrekkingen.
2.2.1 Ontstaan van diplomatieke betrekkingen Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw was Nederland in oorlog met Spanje en om die reden op zoek naar een bondgenoot (Obdeijn, 2005). Marokko kwam in aanmerking na de Marokkaanse overwinning op de Portugese invasie in 1578. De gelegenheid om de eerste banden met Marokko aan te knopen kwam in 1604 toen Nederland een groot aantal Marokkaanse galeislaven uit de Spaanse slavernij bevrijdde. De Nederlandse handelaar Pieter Maaertensz Coy werd naar Marokko gestuurd om de mogelijke samenwerking te bespreken (idem). Toen Coy naar Marokko kwam, heerste er een burgeroorlog (Obdeijn, 2005). In 1603 overleed de Marokkaanse sultan en hun zonen streden om de macht. In 1609 vertrok Coy zonder succes terug naar Nederland. In hetzelfde jaar werd de burgeroorlog beëindigd en de nieuwe sultan werd Moeley Zidan. Omdat hij geïnteresseerd in nieuwe Nederlandse wapentechnologieën was, stuurde hij een Marokkaanse gezant, Samuel Pallache, naar Nederland. De diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Marokko werden uiteindelijk in december 1610 aangeknoopt met de sluiting van een verdrag (idem). De Tachtigjarige Oorlog en de nieuwe wapentechnieken waren niet de enige redenen om een verdrag tussen de genoemde landen te sluiten. In 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie, de V.O.C., opgericht (HoornInfo, 2014). Om de producten uit Azië te kunnen importeren moesten de Nederlandse schepen om Afrika heen varen. Deze weg was in de 17de eeuw niet veilig. Eén van de gevaren waren de Marokkaanse kapers (Geschiedenis 24, 2005). De afspraken tussen Nederland en Marokko bevatten ook de garantie van veilig scheepsverkeer en vrije handel (Obdeijn, 2005).
17
Nederland was historisch gezien het eerste Europese land dat betrekkingen met een islamitisch land begon. In die tijd waren de contacten met niet-christelijke landen niet gebruikelijk en zelfs door de paus verboden (Geschiedenis 24, 2005).
2.2.2 Diplomatieke betrekkingen tijdens de Franse en Spaanse overheersing Nederland werd de voornaamste Marokkaanse handelspartner en vooral in de 17de eeuw was de samenwerking tussen genoemde landen van groot belang (Obdeijn, 2005). Aan deze situatie kwam een eind aan het begin van de 18de eeuw toen Gibraltar door Engeland werd veroverd. Tijdens de kolonisatie in de 19de eeuw verloor Nederland helemaal zijn invloed in Marokko. Terwijl Nederland de aandacht op Nederlandse-Indië richtte, streden Engeland, Frankrijk en Duitsland om de macht (idem). In de loop van de 19de eeuw kregen Frankrijk en Spanje steeds meer invloed in de Westelijke Sahara. In 1830 werd het buurland van Marokko, Algerije, door Frankrijk gekoloniseerd (Vijfeeuwenmigratie, 2014a). In 1859 brak de Spaans-Marokkaanse Oorlog (1859 – 1860) uit, een conflict over twee Spaanse stadkolonies in Marokko, Ceuta en Melilla (Jongerius, 2013). Na deze oorlog werd Spanje definitief de heerser van deze twee Marokkaanse steden. Aan het eind van de 19de eeuw toonden Frankrijk en Spanje steeds meer interesse voor het gebied van Marokko. In 1912 werd Marokko een Frans en Spaans protectoraat (Obdeijn, 2005). Het grootste deel van Marokko werd een Frans protectoraat, terwijl Spanje alleen drie kleine gebieden overheerste (Jennissen, 2013). In 1921 brak een opstand tegen het Spaanse protectoraat uit, maar die werd door de Spanjaarden sterk onderdrukt (Lampers, 2013). Later in de 20ste eeuw ontstonden in Marokko verschillende nationalistische politieke partijen. Hun doel was de onafhankelijkheid van Marokko te bewerkstelligen. Het Marokkaans nationalisme werd door de Tweede Wereldoorlog nog versterkt en de invloed van nationalistische partijen werd groter (Van Elten, 2011).
18
2.2.3 Diplomatieke betrekkingen na de Tweede Wereldoorlog Tijdens de Tweede Wereldoorlog vochten veel Marokkanen aan de kant van de geallieerden mee. Een aantal Marokkaanse soldaten die in het Franse leger dienden, hielpen ook bij de verdediging van Zeeland in 1940 (Obdeijn, 2005). Na de Tweede Wereldoorlog probeerde de Marokkaanse sultan om over de onafhankelijkheid van Marokko te onderhandelen (Van Elten, 2011). Zijn voorstel werd door Frankrijk afgekeurd. Uiteindelijk werd Marokko in 1956 als een onafhankelijke staat erkend. Dat betekende het eind van het Franse en Spaanse protectoraat (idem). Na het uitroepen van de onafhankelijkheid van Marokko kregen de diplomatieke betrekkingen met Nederland een nieuwe impuls. Zoals al aangegeven kampte Nederland net als andere West-Europese landen na de Tweede Wereldoorlog met een arbeidstekort. Het gevolg daarvan waren de zogenaamde wervingsverdragen. Het officiële wervingsverdrag met Marokko werd in 1969 gesloten (Obdeijn, 2005). In de werving van nieuwe arbeidskrachten van Marokko speelde de Marokkaanse overheid een belangrijke rol (Jennissen, 2013). Bij voorkeur werden Marokkanen uit de politiek instabiele streken geselecteerd zoals de Rif, een berggebied vlakbij de Middellandse Zee. In dit opzicht was het verdrag tussen Marokko en Nederland uniek omdat het selectieproces onder toezicht van de Marokkaanse autoriteiten stond.
2.3 Conclusie Aan het begin van de 17de eeuw knoopte Nederland zowel met Turkije als met Marokko diplomatieke betrekkingen aan. Er was slechts een tweejarig verschil; met Marokko werden de diplomatieke banden op initiatief van Nedeland in het jaar 1610 aangeknoopt, met Turkije op initiatief van Turkije zelf in het jaar 1612. In Marokko werd deze gebeurtenis voorafgegaan door jarenlange onderhandelingen over voorwaarden waaronder Nederland en Marokko zouden samenwerken, terwijl de onderhandelingen in Turkije na de komst van de Nederlandse diplomaat vlot verliepen. De diplomatieke banden tussen Nederland en de bovengenoemde landen werden om twee redenen aangeknoopt. Het gevecht tegen Spanje, een gemeenschappelijke vijand, was de eerste reden. De tweede reden was zuiver economisch van aard. Ondanks deze
19
gelijkenissen was het karakter van de diplomatieke betrekkingen niet hetzelfde. Terwijl de handelscontacten met Turkije vooral het initiatief van de Nederlanders waren, was de strijd tegen Spanje voor de Turken belangrijker. De banden met Marokko waren in dit opzicht anders. Zowel Nederland als Marokko waren geïnteresseerd in handel. Marokko wilde nieuwe wapens, Nederland wilde een veilige route rond Afrika hebben. Een succes was dat niet. Hoewel de Marokkaanse sultan kreeg wat hij wilde, werd de veiligheid voor de Nederlandse schepen niet gegarandeerd. In de loop van de 17de eeuw werd Nederland de voornaamste handelspartner zowel in Turkije als in Marokko. Vanaf de 18de eeuw werden de diplomatieke betrekkingen, met name de handelscontacten, geleidelijk verzwakt. Voor Turkije werd Nederland minder interessant dan in de vorige eeuw. Ondanks dat bleef Turkije een belangrijke Nederlandse handelspartner. Ook in Marokko verloor Nederland gedeeltelijk zijn invloed. Dat werd vooral door de stijgende interesse van Engeland veroorzaakt die de positie van Nederland in Marokko overnam. De positie van Nederland in Marokko werd nog minder van belang in de loop van de 19de eeuw vanwege de kolonisatie en de machtsstrijd tussen Engeland, Frankrijk en Duitsland. Aan het begin van de 20ste eeuw waren helemaal geen diplomatieke banden met Marokko mogelijk omdat het land een Frans en Spaans protectoraat werd. De verbetering van de Marokkaans-Nederlandse banden kwam pas in de tweede helft van de 20ste eeuw toen Marokko onafhankelijk werd. In Turkije was de situatie aan het begin van de 20ste eeuw anders; in 1923 werd de Republiek Turkije uitgeroepen en de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije werden voortgezet. De Turks- en Marokkaans-Nederlandse diplomatieke banden kregen een nieuwe impuls in de tweede helft van de 20ste eeuw toen de wervingsverdragen werden gesloten. In Turkije werd het wervingsverdrag eerder gesloten, namelijk in 1964. Met Marokko werd zo’n verdrag vijf jaar later gesloten in 1969.
20
3 Migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten In dit hoofdstuk wordt aandacht aan de migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten besteed. De migratiemotieven van Turkse migranten worden in drie subhoofdstukken
verdeeld,
namelijk
economische,
politieke
en
religieuze
migratiemotieven. Ook bij de Marokkaanse migranten worden de migratiemotieven in drie
subhoofdstukken
verdeeld.
Behalve
op
de
economische
en
politieke
migratiemotieven ga ik in op de migratietraditie die bij de Turkse migranten niet voorkomt. Het laatste migratiemotief, de gezinsmigratie, is eigenlijk het gevolg van de voorafgaande migratie en is in hoge mate vergelijkbaar. Daarom wordt de gezinsmigratie gezamenlijk in één subhoofdstuk besproken.
3.1 Turkse migranten 3.1.1 Economische migratiemotieven De economische redenen vormen een van de belangrijkste migratiemotieven van de Turkse migranten. Ondanks het moderniseringsproces dat al na het uitroepen van de republiek werd ingezet, zat de Turkse economie al lang in moeilijkheden. In de periode na het jaar 1945 groeide de bevolking van Turkije in snel tempo. De bevolkingstoename, invoering van moderne landbouwmachines en het proces van mechanisering van de landbouw waren de oorzaken van grote werkloosheid en armoede in Turkije (Jennissen, 2013; Van der Valk, 2009). De economische situatie werd nog erger in de jaren zestig wanneer de economische crisis uitbrak (cf. 2.1.3). Vooral in het midden en het oosten van Turkije heerste grote werkloosheid die tot migratie naar verschillende West-Europese landen leidde. De eerste Turkse migranten kwamen al aan het begin van de jaren zestig naar Nederland, nog vóór de ondertekening van het wervingsverdrag tussen Nederland en Turkije in 1964. Vaak kwamen ze of via Duitsland of via België naar Nederland (Obdeijn & Schrover, 2008). In de genoemde landen begon de werving van arbeiders uit Turkije al eerder. Uit een onderzoek van de jaren negentig blijkt dat ongeveer vijftig procent Turkse migranten die als nieuwe arbeidskrachten naar Nederland kwamen, al voor de komst naar Nederland in een ander land hadden gewerkt (idem). 21
In de periode vóór de sluiting van het wervingsverdrag was de werving van arbeidskrachten een zaak van de werkgevers zelf (Van der Valk, 2009).7 In Turkije werd de werving buiten de officiële weg georganiseerd via de lokale bureaus of via een familielid dat al in Nederland werkte. Degene die in Nederland wilde gaan werken, sloot een contract met de werkgever zelf. Met een contract was het mogelijk om een paspoort te krijgen en naar Nederland te vertrekken. Na de komst naar Nederland vroeg de buitenlandse werknemer een werkvergunning aan en kon beginnen te werken (idem). Pas later, in 1964, toen het officiële wervingsverdrag met Turkije werd gesloten, is de werving een zaak van de Nederlandse overheid geworden. In Turkije werden in grote steden Nederlandse Wervingsbureaus ofwel Selectiebureaus opgericht (Van der Valk, 2009; Van der Linden & Santing, 2012). Het doel van deze bureaus was de bemiddeling van aanvragen die door de Nederlandse werkgevers werden ingediend. De aanvragen werden verder naar het Turkse bureau voor Arbeidsvoorziening doorgestuurd en er werd besloten welke aanvragen in welke regio’s verschenen. Degenen die in Nederland wilden werken, moesten zich bij het Turkse arbeidsbureau in hun provincie inschrijven. Wat opvalt aan de aanvragen in Turkije zijn de gedetailleerde gegevens over het soort werk, het loon, de werktijden, de huisvesting etc. (Van der Valk, 2009) De regels voor de werving van arbeidskrachten werden vanaf 1970 verscherpt en drie jaar later, in 1973, werd de werving stopgezet (Van der Linden & Santing, 2012). Minder werkgelegenheid en de verslechterde economische situatie in Nederland waren de belangrijkste oorzaken daarvan. De Turkse migranten die in de periode van 1964 tot 1973 in het kader van het officiële wervingsverdrag naar Nederland kwamen, worden in de literatuur als gastarbeiders bestempeld.
3.1.2 Politieke migratiemotieven De politieke situatie in Turkije was na de Tweede Wereldoorlog zeer instabiel. Deze instabiliteit werd vooral door drie staatsgrepen veroorzaakt (cf. 2.1.3). Na de laatste staatsgreep in 1980 kwam een golf Turkse migranten naar Nederland. Deze migranten
7
Hoewel de werving van nieuwe arbeidskrachten een zaak van de werkgevers zelf was, moesten ze eerst toestemming van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid krijgen (Obdeijn & Schrover, 2008). In zekere zin werd de werving door de overheid gecontroleerd.
22
waren politieke vluchtelingen die links georiënteerd waren en voor wie het onmogelijk was in Turkije te blijven (Van der Linden & Santing, 2012). De meerderheid van deze migranten was politiek actief binnen de Communistische Partij Turkije (TKP). Deze partij was toen illegaal in Turkije, maar de leden ervan werden door de Turkse Arbeidersvereniging in Nederland (HTIB)8 gesteund (idem). Daarnaast emigreerden ook Koerden9 naar Nederland. Ook deze groep Turkse migranten had een politiek motief om te emigreren (Vijfeeuwenmigratie, 2014b). De eerste Koerden kwamen al in de jaren zestig en zeventig naar Nederland als gastarbeiders. Vanaf 1973, toen het niet meer mogelijk was om via het wervingsverdrag naar Nederland te komen, vroegen Koerden asiel in Nederland aan. Als de reden daarvoor vermeldden Koerden de onderdrukking van de Koerdische cultuur in Turkije (idem.) Het aantal Koeridsche vluchtelingen groeide nog in het jaar 1984 (Van der Linden & Santing, 2012). Aan het eind van de jaren zeventig waren er in Turkije pogingen om de culturele identiteit van Koerden te bepalen.10 Deze pogingen brachten de ontwikkeling van het Koerdische nationalisme met zich mee. In 1978 werd de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) opgericht. Deze partij had de stichting van een onafhankelijke socialistische staat in het zuidoosten van Turkije als doel (Obdeijn & Schrover, 2008). De buurlanden Syrië en Irak steunden de PKK die vanaf het Syrische en Iraakse territorium acties tegen het Turkse leger kon uitvoeren. De hele situatie mondde in een guerillaoorlog tussen de PKK en het Turkse leger uit en tot de migratie van Koerden naar Nederland (Van der Linden & Santing, 2012). Ondanks dat de Koerden werden onderdrukt en gedwongen Turkije te verlaten, wilde de Nederlandse overheid lange tijd niet erkennen dat ze asielzoekers waren (Vijfeeuwenmigratie, 2014b). Een aantal Koerden werd zelfs Nederland uitgezet. Tegenwoordig telt de Koerdische gemeenschap in Nederland ongeveer 41.000 leden (De Ridder, Bosman & Jansen, 2008). De gemeenschap verdedigt de Koerdische 8
De Turkse Arbeidersvereniging in Nederland (HTIB) werd in Nederland door Turkse arbeidsmigranten opgericht. Aan het begin was de aandacht van HTIB zowel op de situatie van Turken in Nederland als in Turkije gericht. Later concentreerde HTIB zich meer op de situatie in Nederland (Van der Linden & Santing, 2012). 9 De Koerden worden als een bijzondere groep beschouwd met een eigen geschiedenis, taal en cultuur. Behalve in Turkije wonen er nog Koerdische minderheden in Syrië, Iran en Irak. (Obdeijn & Schrover, 2008). 10 De Koerden werden tot het eind van de jaren zeventig als Turken gezien (Obdeijn & Schrover, 2008).
23
cultuur en is ook politiek actief; in 1995 werd het Koerdische parlement in ballingschap in Den Haag opgericht (Obdeijn & Schrover, 2008).
3.1.3 Religieuze migratiemotieven In Turkije is de meerderheid, naar schatting ongeveer 99 procent, van de bevolking moslim. Naast moslims wonen er nog christelijke11 en joodse minderheden die vooral in Istanbul zijn geconcentreerd (Van der Linden & Santing, 2012). Behalve in Istanbul woont een aantal christenen nog in het zuidoosten van Turkije. Uit dit gebied werd vanaf de tweede helft van de jaren zeventig tot de eerste helft van de jaren tachtig naar Nederland geëmigreerd (Vijfeeuwenmigratie, 2014c). De migranten waren de Syrisch-orthodoxe Turken en Armeniërs12 die het land om twee redenen verlieten. De eerste reden was de guerillaoorlog die tussen de Koerdische Arbeiderspartij en het Turkse leger werd gevoerd (cf. 3.1.2). De tweede reden was puur religieus van aard. In het zuidoosten van Turkije waren de leden van extremistischislamitische organisaties aanwezig (Van der Linden & Santing, 2012). Zowel het militaire conflict met de Koerden als de aanwezigheid van de extremistische islamieten bevonden zich in het zuidoostelijke gebied van Turkije. Dat baarde de Turkse christenen zorgen; ze voelden zich bedreigd en onveilig. Daarom besloten ze om naar het buitenland te emigreren. De Turkse christenen emigreerden niet alleen naar Nederland, maar ook naar Duitsland en in het bijzonder naar Zweden (Vijfeeuwenmigratie, 2014c). In Nederland vroegen ze asiel aan, maar de asielaanvragen werden uit vrees voor werkloosheid onder de Nederlandse bevolking afgekeurd door de Nederlandse overheid. Ondanks dat kregen de Turkse christenen na lange onderhandelingen een humanitaire status en konden in Nederland blijven. Een aanzienlijke rol speelde daarbij de Nederlandse kerk waarvan de Turkse christenen steun in de Nederlandse maatschappij kregen (idem).
11
De christenen in Turkije bestaan uit een kleine groep katholieke en protestantse christenen en uit vier grotere groepen, namelijk de Grieks-orthodoxen, Syrisch-orthodoxen, Armeniërs en Nestorianen (Van der Linden & Santing, 2012). 12 In de literatuur wordt in plaats van de term Syrisch-orthodoxe Turken en Armeniërs vaak het begrip Turkse christenen gebruikt.
24
Tot op de dag van vandaag vormen de Turkse christenen een opmerkelijke groep in Nederland. De meerderheid van Turkse christenen woont in Twente, maar ook in Amsterdam (Van der Linden & Santing, 2012). In Twente13 woonden de Turkse christenen al vroeger, nog vóór de komst van hun geloofsgenoten in de jaren zeventig en tachtig. Hun migratiemotief was niet religieus, maar economisch; ze kwamen in het kader van het wervingsverdrag dat in de jaren zestig werd gesloten (cf. 3.1.1).
3.2 Marokkaanse migranten 3.2.1 Economische migratiemotieven In Marokko speelden economische migratiemotieven een aanzienlijke rol. Een relatief snelle bevolkingstoename en langzame economische ontwikkeling leidden vooral in bepaalde gebieden tot migratie naar het buitenland (Jennissen, 2013). De meerderheid van de Marokkaanse migranten kwam uit de Rif, een noordelijk berggebied vlakbij de Middellandse Zee (Obdeijn & Schrover, 2008), waar al sinds heel lang armoede en overbevolking heersten. Andere emigratiegebieden waren de Souss en het Atlasgebergte (Van der Valk, 2009). De eerste Marokkaanse migranten kwamen nog vóór de sluiting van het officiële wervingsverdrag naar Nederland (Jennissen, 2013). In vergelijking met de Turkse migranten was de officiële werving immers niet van groot belang; slechts vierduizend Marokkaanse
migranten
kwamen
via
deze
officiële
weg
naar
Nederland
(Vijfeeuwenmigratie, 2014d). De eerste Marokkanen kwamen al aan het begin van de jaren zestig. Overwegend emigreerden ze uit Frankrijk of uit België waar ze hun eerste buitenlandse werkervaring opdeden. Hun migratiemotieven waren vooral economisch. In de Nederlands-Limburgse mijnen konden ze meer geld verdienen en ook de werkomstandigheden waren beter. Daarom verlieten ze de Franse en Belgische mijnen en gingen ze werk zoeken in Nederland (idem). Net als in Turkije, werkten de Nederlandse werkgevers ook in Marokko met lokale bureaus samen (cf. 3.1.1). Dat veranderde in 1969 toen het officiële wervingsverdrag
13
De Twentse textielindustrie had net als de Limburgse mijnen veel arbeidskrachten nodig (Obdeijn & Schrover, 2008).
25
tussen Marokko en Nederland werd gesloten. Vanaf dit moment moest de verwing verlopen volgens de regels die in het wervingsverdrag werden vastgelegd (Obdeijn & Schrover, 2008). In Marokko werden arbeidsbureaus opgericht waarbij Marokkanen zich konden inschrijven als ze in Nederland wilden gaan werken. In de praktijk kwam van
deze
overeenkomsten
niet
veel
terecht.
Corruptie
en
verkoop
van
arbeidsvergunningen leidden tot “spontane migraties”. Veel Marokkaanse migranten kwamen naar Nederland met de hulp van familieleden of dorpsgenoten die al eerder naar Nederland kwamen en niet via de officiële weg (Obdeijn, 2005). Door de verslechterde economische situatie in Nederland en de oliecrisis die in de eerste helft van de jaren zeventig uitbrak, werd de werving van de Marokkaanse arbeiders in 1973 stopgezet (Vijfeeuwenmigratie, 2014d). Zoals al aangegeven speelde de officiële werving een kleine rol en het merendeel van de Marokkaanse migranten kwamen al eerder op eigen gelegenheid naar Nederland om er een beter leven te beginnen.14
3.2.2 Politieke migratiemotieven Het noordelijke berggebied, de Rif, was niet alleen op economisch, maar ook op politiek vlak instabiel (Van der Valk, 2009). De bewoners van de Rif werden als opstandelingen beschouwd die zich vaak tegen de bezetters en regimes verzetten. Dat blijkt uit een aantal historische gebeurtenissen. Bijvoorbeeld aan het begin van de tweede helft van de 19de eeuw kwamen ze in conflict met Spanjaarden die de stad Ceuta bezetten (Jongerius, 2013). Het gevolg daarvan was de Spaans-Marokkaanse Oorlog. Een andere gebeurtenis vond in de eerste helft van de 20ste eeuw plaats toen ze in opstand tegen de Spaanse overheersing kwamen (Lampers, 2013). Kort gezegd werd dit gebied als een opstandige streek bestempeld en de opstandelingen waren ongewenst.15 Dit feit leidde waarschijnlijk tot het volgende besluit van de Marokkaanse overheid: in het wervingsverdrag van 1969 werd vastgelegd dat de voorselectie van de Marokkaanse 14
Tot 1967 was het makkelijk om buiten de officiële wervingsprocedure een verblijfs- en werkvergunning in Nederland te krijgen (cf. 3.1.1). Na de economische recessie in 1967 werden de maatregelen verscherpt. Als iemand een tijdelijke verblijfsvergunning wilde krijgen, moest hij eerst met een Nederlandse werkgever de mogelijke werkvergunning bespreken. Pas daarna kon hij een tijdelijke verblijfsvergunning bij een Nederlands consulaat aanvragen (Van der Valk, 2009). 15 In 1952 brak een opstand in de Marokkaanse stad Casablanca uit en de Marokkaanse sultan werd vervolgens tot ballingschap veroordeeld (Van Elten, 2011). Deze gebeurtenis verduidelijkt de houding van de sultan tegenover de opstandelingen.
26
“gastarbeiders” onder toezicht van de Marokkaanse overheid moest staan (Jennissen, 2013). Voorrang kregen vooral mensen die uit de probleemgebieden kwamen, voornamelijk uit de Rif. Het doel van deze strategie was duidelijk. De Marokkaanse overheid wilde de opstandeligen de mogelijkheid bieden om naar het buitenland te emigreren en daardoor de problemen in het instabiele gebied oplossen. Men ging ervan uit dat in de loop der tijd ook de families zouden emigreren (idem). Een ander politiek geörienteerd migratiemotief en verklaring voor de emigratie naar Nederland hangt eveneens met de politieke situatie in Marokko vóór het uitroepen van de onafhankelijkheid samen. Marokko was tot 1956 een protectoraat van Frankrijk en Spanje (cf. 2.2.2). Het grootste deel van Marokko was Frans, maar drie Marokkaanse gebieden waren Spaans, namelijk een gebied langs de kust van de Middellandse Zee, een zuidelijk gebied langs de grens met de Westelijke Sahara en een klein zuidelijk gebied rond de stad Sidi Ifni (Jennissen, 2013). In deze gebieden was het Frans geen dominante taal zoals in andere Marokkaanse gebieden. Daarom waren Nederland en andere niet-Franstalige landen zoals Duitsland een even aantrekkelijke bestemming.
3.2.3 Migratietraditie Naast economische en politieke migratiemotieven speelde ook de lange migratietraditie een belangrijke rol. Hoewel dit niet als een echt migratiemotief kan worden beschouwd, kunnen we het belang van deze traditie niet onvermeld laten. Vooral de binnenlandse migratie die met de Marokkaanse klimatologische omstandigheden samenhing, kende een lange traditie en was typisch voor het leven van Marokkanen (Nederlands Instituut Marokko, 2014). In tijden van droogte en navolgend voedseltekort werd veel naar de steden geëmigreerd. Maar ook buitenlandse migratie was van belang. Die begon ongeveer vanaf de tweede helft van de 19de eeuw tijdens de Franse kolonisatie van het Marokkaanse buurland Algerije (1830 – 1962). In deze periode kwamen de Marokkaanse migranten regelmatig naar Algerije waar ze als seizoenarbeiders werkten (Vijfeeuwenmigratie, 2014a). Dat
27
duurde tot het jaar 1956 toen de grens met Algerije werd gesloten en de migratie naar Algerije niet meer mogelijk was (Obdeijn & Schrover, 2008).16 Na de sluiting van de Algerijnse grens vestigden de Marokkaanse migranten hun aandacht op West-Europese landen, in eerste instantie op Frankrijk. De migratie van Marokkanen naar Frankrijk begon al tijdens de Eerste Wereldoorlog (Jennissen, 2013). Marokko was in die tijd een Frans protectoraat (cf. 2.2.2) en daarom was migratie mogelijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog dienden veel Marokkanen in het Franse leger en vochten aan de kant van de geallieerden mee. Gedurende de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog werden de Algerijnse arbeiders in Frankrijk door Marokkanen en Tuniesiërs vervangen. In Frankrijk werkten de Marokkaanse migranten vooral in de mijnen en de industrie (Vijfeeuwenmigratie, 2014a). Omdat de werkomstandigheden in de Franse mijnen zwaar waren, vertrokken ze in de loop van de jaren zestig naar België, Duitsland en later ook naar Nederland (cf. 3.2.1). In Nederland werkten ze in de mijnbouw, later kregen ze werk in de textielindustrie en tuinbouw (Obdeijn & Schrover, 2008).
3.3 Turkse en Marokkaanse migranten 3.3.1 Gezinsmigratie Gezinsmigratie kan in twee subtypes worden verdeeld, namelijk gezinshereniging en gezinsvorming (Jennissen, 2011). Onder gezinshereniging wordt het verschijnsel verstaan wanneer iemand zijn familie naar het land laat overkomen waarnaar hij is geëmigreerd en waarin hij woont. Als iemand in het huwelijk treedt met een persoon die in het buitenland woont en deze persoon vervolgens emigreert, is er sprake van gezinsvorming. Zowel gezinshereniging als gezinsvorming kwamen bij de Turkse en Marokkaanse migranten voor. In 1973 kwam een einde aan de werving van nieuwe arbeidskrachten van het buitenland. Omdat het vanaf dit moment moeilijker was om een arbeidsvergunning te krijgen, bleven veel Turken en Marokkanen in Nederland (Obdeijn & Schrover, 2008). 16
De grens tussen Marokko en Algerije werd gesloten omdat de onafhankelijkheidsoorlog in Algerije uitbrak (Jennissen, 2013).
28
Familieproblemen wegens de afwezigheid van de vaderfiguur in het land van herkomst en betere medische en sociale omstandigheden in Nederland waren redenen om familieleden over te laten komen naar Nederland. Aan het begin werden alleen kinderloze gezinnen herenigd, pas later kwamen ook hele gezinnen met kinderen naar Nederland.17 De migratie naar Nederland werd steeds moeilijker; er werd een visumplicht voor de Turken en Marokkanen ingevoerd en ook de vestigingseisen werden strenger (Obdeijn & Schrover, 2008). De vrouwen kregen alleen een verblijfsvergunning op voorwaarde dat hun man een jaar legaal in Nederland werkte en minstens voor nog een ander jaar een contract had. Verder moest hun man minstens 1447 gulden netto per maand verdienen en moest over een geschikte woning beschikken (idem). Een zelfstandige verblijfsvergunning kregen de vrouwen pas na drie jaar op voorwaarde dat ze gedurende die tijd met hun man samenwoonden. In 1983 werden de voorwaarden voor het krijgen van een verblijfsvergunning veranderd; het koppel moest minstens drie jaar getrouwd zijn en de vrouw moest minstens een jaar in Nederland wonen om een verblijfsvergunning te krijgen (Obdeijn & Schrover, 2008). Ondanks dat gezinsmigratie een ingewikkelde procedure met zich meebracht, werd die in de loop van de daaropvolgende jaren bijna de enige mogelijkheid om naar Nederland te emigreren.
17
In het kader van gezinsmigratie emigreerden vooral vrouwen met kinderen, maar bijna geen mannen. Dat betekent niet dat er geen vrouwen als werknemers uit het buitenland werden geworven. Ook de vrouwen werkten in Nederland, bijvoorbeeld in de textielindustrie of als verpleegsters, maar in vergelijking met mannen in mindere mate (Obdeijn & Schrover, 2008).
29
4 Vergelijking van migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten De migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten die in het vorige hoofdstuk werden behandeld, worden in dit hoofdstuk met elkaar vergeleken. In de meeste gevallen zijn er tussen de migratiemotieven kleine verschillen. Maar zoals al aangegeven in het vorige hoofdstuk zijn er migratiemotieven die alleen in één land voorkomen. Ook deze migratiemotieven worden besproken; er wordt namelijk een mogelijke verklaring voor de afwezigheid van het bepaalde migratiemotief besproken. In elke paragraaf worden verder statistische gegevens over het aantal Turken en Marokkanen in Nederland in bepaalde perioden besproken. Helaas bestaan er geen officiële gegevens waarin Turkse en Marokkaanse migranten per migratiemotief worden gegroepeerd. Bovendien is het ook moeilijk te onderzoeken omdat er vaak verschillende motieven ten grondslag liggen aan de keuze om te migreren. Ondanks dat is het mogelijk om een ruwe schatting te maken met behulp van gegevens van het CBS (2014). Vooral bij de Turkse migranten is de schatting nauwkeurig omdat de chronologische ordening van migratiemotieven bij deze bevolkingsgroep mogelijk is. Deze ordening ontbreekt meestal bij de migratiemotieven van Marokkaanse migranten, maar desondanks zijn er een paar tendensen te vinden.
4.1 Economische migratiemotieven Zowel bij de Turkse als de Marokkaanse migranten waren de economische migratiemotieven van groot belang. In beide landen heersten al lang armoede en overbevolking. Daarnaast brak in Turkije in de jaren zestig nog een economische crisis uit. Vanaf de jaren zestig begonnen de Turkse migranten naar het buitenland te emigreren, in het bijzonder naar West-Europese landen. De bestemming van de Turkse migranten was in eerste instantie Duitsland en België, maar later emigreerden ze ook naar Nederland, vooral na de sluiting van het wervingsverdrag in 1964. Voor de Marokkaanse migranten was Frankrijk al lang een land dat veel werkgelegenheid bood. Tijdens de Franse kolonisatie van Algerije werkten ze als seizoenarbeiders in Algerije, later gingen ze ook werk in Frankrijk zoeken. Maar 30
langzamerhand werden ook andere landen aantrekkelijk. Via België kwamen de Marokkaanse migranten vanaf de jaren zestig naar Nederland waar ze meer konden verdienen dan in Frankrijk en waar het werk minder zwaar was. Het wervingsverdrag dat aan het eind van de jaren zestig, in 1969, werd gesloten, speelde een geringe rol. De Marokkaanse migranten gaven de voorkeur aan “spontane migratie”. De economisch georiënteerde migratie komt zowel bij Turkse als Marokkaanse migranten in de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw voor. Tussen 1960 en 1973 kwamen ongeveer 65.000 Turkse migranten naar Nederland (Vijfeeuwenmigratie, 2014e). Het aantal Marokkaanse migranten die in de jaren zestig en zeventig naar Nederland kwamen wordt ongeveer op 40.000 mensen geschat (Vijfeeuwenmigratie, 2014a). Zoals blijkt uit de grafiek (cf. Bijlage 1) was het aantal Turken en Marokkanen in 1960 niet opvallend. Ondanks dat vertoont de grafiek een stijgende tendens. In 1960 vormden Turken en Marokkanen in totaal slechts 0,18 procent van de inwoners van nietNederlandse nationaliteit (cf. Bijlage 2). In 1970 is het aantal Turken en Marokkanen gestegen, respectievelijk naar 11 en 8 procent. In 1970 vormden Turken en Marokkanen in totaal 19 procent van de inwoners van niet-Nederlandse nationaliteit. De werving van arbeidskrachten uit het buitenland werd in 1973 stopgezet en aan de economisch georiënteerde migratie kwam een eind. Het aantal Turkse en Marokkaanse migranten in 1980 is gedeeltelijk nog het gevolg van economisch, maar tegelijkertijd ook van religieus en politiek georiënteerde migratie. Om die reden is het moeilijk vast te stellen hoeveel migranten met economische migratiemoteiven in de jaren tachtig naar Nederland kwamen. Uit de cijfers en aantallen nieuwkomers in de daaropvolgende jaren kan men afleiden dat de economische migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten waarschijnlijk niet de belangrijkste waren.
4.2 Politieke migratiemotieven Politieke migratiemotieven speelden net als economische migratiemotieven een aanzienlijke rol voor Turkse en Marokkaanse migranten. In Marokko waren de politieke migratiemotieven een ingewikkeld probleem dat met de historische ontwikkeling in de
31
Rif samenhing (cf. 3.2.2). Marokko werd aan het begin van de 20ste eeuw een Frans en Spaans protectoraat. De gebieden die Spaans protectoraat werden, onder andere ook de Rif, waren in de eerste plaats economisch zwak, in de tweede plaats ook politiek instabiel. Omdat de bevolking nauwelijks Frans sprak, waren landen zoals Duitsland of Nederland even aantrekkelijk als Frankrijk. De taal was niet de enige politieke factor. In het wervingsverdrag van 1969 werden bepalingen opgenomen dat de selectie van Marokkaanse arbeiders door de Marokkaanse overheid werd gecontroleerd (cf. 3.2.2). Deze stap zou de instabiele politieke situatie in de Rif oplossen. In Turkije begon de politiek georiënteerde migratie al in de jaren zestig, maar pas vanaf het begin van de jaren tachtig werden de politieke migratiemotieven een opmerkelijk verschijnsel. Politiek georiënteerde migratie werd door verschillende politieke gebeurtenissen beïnvloed. De eerste gebeurtenis was de staatsgreep in 1980 die leidde tot emigratie van links georiënteerde politieke vluchtelingen. De tweede gebeurtenis was het conflict tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en het Turkse leger in de vorm van een guerillaoorlog. Dit conflict leidde tot emigratie van Koerden naar het buitenland, waaronder ook naar Nederland waar hun familieleden, vrienden en dorpsgenoten woonden die via het wervingsverdrag al eerder naar Nederland waren gekomen. Tussen 1970 en 1980 nam het aantal Turken en Marokkanen snel toe (cf. Bijlage 1). Terwijl in 1970 het aantal Turken en Marokkanen ten opzichte van bevolking van nietNederlandse nationaliteit op 19 procent werd geschat, vormden Turken in 1980 reeds 25 procent en Marokkanen 15 procent van de inwoners van niet-Nederlandse nationaliteit, in totaal dus 40 procent (cf. Bijlage 2). Een mogelijke verklaring voor deze stijging zijn de
politieke
migratiemotieven
van
Turkse
migranten,
maar
ook
andere
migratiemotieven moeten in overweging genomen worden, in het bijzonder de religieuze migratiemotieven en de gezinsmigratie die na het jaar 1973 op gang kwam (cf. 4.3 & 4.5). Bij de Marokkaanse migranten kan het begin van politieke migratiemotieven niet worden gedateerd omdat die het gevolg van lange politieke ontwikkelingen in Marokko waren. Verder werden de politieke migratiemotieven van Marokkaanse migranten met de economische migratiemotieven verbonden. Uit de statistische gegevens is het dus
32
onmogelijk om een conclusie te trekken over het aantal Marokkaanse migranten met politieke migratiemotieven.
4.3 Religieuze migratiemotiven Religieuze migratiemotieven waren naast economische redenen een van de belangrijkste migratiemotieven van Turkse migranten (Akgündüz, 2000). Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, emigreerde een groot aantal christenen naar het buitenland. Na het uitroepen van de republiek emigreerden in eerste instantie de Grieks-orthodoxe christenen.18 Vervolgens emigreerden andere groepen niet-mosliminwoners, in het bijzonder Armeniërs, Joden en christenen (idem). De emigratie van de Syrischorthodoxe Turken in de jaren tachtig was een combinatie van twee factoren: de guerillaoorlog tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en het Turske leger aan de ene kant en de aanwezigheid van een extremistisch-islamitische organisatie aan de andere kant. Waarom
hadden
de
Marokkaanse
migranten
geen
religieus
georiënteerde
migratiemotieven? Deze vraag is in het geheel niet makkelijk te beantwoorden. Marokko was net als Turkije een islamitisch land, maar ook in Marokko woonden christelijke en joodse minderheden (Zuijdgeest, 2005). De joodse geschiedenis in Marokko begon nog voor de islamisering van de Berbers19 en duurt tot op de dag van vandaag. Hoewel de houding tegenover Joden niet altijd positief was, had de relatie tussen Marokkanen en Joden een bijzonder karakter. Vooral vanaf de 17de eeuw vervulden Joden hoge functies en hun positie in Marokko was van groot belang (idem). De speciale band tussen de twee verschillende godsdiensten is een mogelijke verklaring voor de absentie van religieuze migratiemotieven bij Marokkaanse migranten.20
18
De migratie van de groep Grieks-orthodoxen hangt met de beëindiging van de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog en de sluiting van het Vredesverdrag van Lausanne samen. Turkije kwam met Griekenland overeen dat de Turkse bevolkingsgroepen in Griekenland met de Griekse bevolkingsgroepen in Turkije werden uitgewisseld en andersom (Akgündüz, 2000). 19 De Berbers zijn de oorspronkelijke bewoners van Marokko die werden gearabiseerd en geïslamiseerd. 20 In de tweede helft van de 20ste eeuw emigreerde een groot aantal Joden uit Marokko. Hun migratiemotief was religieus georiënteerd, maar hun bestemming was Israël en niet Nederland (Zuijdgeest, 2005). Daarom werden de religieuze migratiemotieven van de Marokkaanse Joden niet in deze scriptie besproken.
33
Zoals al aangegeven ging het aantal Turken en Marokkanen in de periode van 1970 tot 1980 sterk omhoog (cf. 4.2). De Turkse migranten die in deze periode naar Nederland kwamen hadden naast politieke migratiemotieven ook religieuze motieven. Het aantal Turkse christenen die tussen 1976 en 1983 naar Nederland emigreerden en die asiel aanvroegen was naar schatting drieduizend mensen (Vijfeeuwenmigratie, 2014c). In vergelijking met het totale aantal inwoners met Turkse nationaliteit in deze periode lijkt het aantal Turkse migranten met religieus georiënteerd migratiemotief onbeduidend. Ondanks dat zijn de Turkse christenen nog steeds een opmerkelijke minderheid in Nederland (cf. 3.1.3).
4.4 Migratietraditie Marokko kent een lange migratiegeschiedenis die door klimatologische omstandigheden en de economische situatie werd beïnvloed. Het wisselende klimaat en het gebrek aan werkgelegenheid in bepaalde gebieden leidden in eerste instantie tot periodieke migratie binnen Marokko, maar later ook tot buitenlandse migratie. De eerste buitenlandse werkervaring deden de Marokkaanse migranten als seizoenarbeiders in Algerije op. Vanaf de 20ste eeuw emigreerden ze ook naar Europa. De migratie en met name arbeidsmigratie vormde een onderdeel van het leven van Marokkanen (Nederlands Instituut Marokko, 2014). Migratiemotieven die met de migratietraditie van de Marokkaanse migranten samenhangen, waren net zo belangrijk als de economische of politieke motieven. Dat de migratietraditie als een migratiemotief bij de Turken niet voorkomt, betekent niet dat er geen migratiegeschiedenis in Turkije was. Ook Turkije kent zowel binnen- als buitenlandse migratie, maar in vergelijking met Marokkanen was de migratie van Turken niet regelmatig en had een andere karakter; de migratiemotieven waren vooral politiek, religieus of etnisch van aard (Akgündüz, 2000). Maar ook economische motieven kwamen soms voor zoals aan het eind van de 19de eeuw en aan het begin van de 20ste eeuw toen een aantal Turken naar de Verenigde Staten emigreerde (idem). Ondanks dat speelde de migratiegeschiedenis een geringe rol in de migratiemotieven van de Turkse migranten.
34
Omdat de migratietraditie niet kan worden gedateerd, is de schatting van het aantal Marokkaanse migranten met dit migratiemotief onmogelijk. Hoogstwaarschijnlijk maakten deze migranten deel uit van de migranten met politiek of economisch georiënteerde migratiemotieven.
4.5 Gezinsmigratie Gezinsmigratie komt zowel bij de Turkse als Marokkaanse migranten in allebei de types voor en is in hoge mate vergelijkbaar. Het proces van gezinshereniging van de Turken begon nog vóór het jaar 1973 toen de werving van nieuwe arbeidskrachten definitief was gestopt (Akgündüz, 2000). Ondanks dat kwamen de meeste Turkse gezinnen en families in de jaren 1974 en 1975 naar Nederland. De gezinshereniging van Marokkaanse gezinnen volgde iets later, met name vanaf het begin van de jaren tachtig (Van der Valk, 2009). De visumplicht werd voor Turken in 1980 ingevoerd, voor Marokkanen drie jaar later in 1983 (Obdeijn & Schrover, 2008). De voorwaarden voor gezinshereniging en gezinsvorming waren dezelfde zowel voor de Turkse als de Marokkaanse migranten. Zoals blijkt uit de grafiek (cf. Bijlage 1) speelde gezinsmigratie de belangrijkste rol in de migratie van Turkse en Marokkaanse migranten naar Nederland. Vanaf de jaren zeventig kwam de gezinsmigratie op gang. Nadat de politiek en religieus georiënteerde migratie tot een einde kwam, werd de gezinsmigratie bijna de enige mogelijkheid om legaal naar Nederland te emigreren. Zoals al aangegeven in subhoofdstuk 4.2, vormden de Turkse en Marokkaanse migranten in 1980 samen 40 procent van de inwoners van niet-Nederlandse nationaliteit. In 1990 was dat al 53 procent (cf. Bijlage 2), waaronder 30 procent van de inwoners met Turkse en 23 procent met Marokkaanse nationaliteit. Turken en Marokkanen werden in de loop van veertig jaar de grootste groep inwoners van niet-Nederlandse herkomst die in Nederland wonen.
35
Conclusie In deze scriptie heb ik de migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten van de eerste generatie besproken en vervolgens een vergelijking daarvan gemaakt. In het eerste hoofdstuk verantwoorde ik mijn keuze voor de term migrant. In het tweede hoofdstuk werd de aandacht op de Turks- en Marokkaans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen gericht van de 17de eeuw, toen de eerste banden werden aangeknoopt, tot het begin van de tweede helft van de 20ste eeuw. Op diplomatiek vlak waren vooral in de 17de en 18de eeuw grote gelijkenissen in de Nederlandse samenwerking met beide landen te zien. De 19de eeuw bracht de eerste veranderingen met zich mee en in de eerste helft van de 20ste eeuw waren de betrekkingen niet meer vergelijkbaar. Dat veranderde pas in de tweede helft van de 20ste eeuw na de sluiting van de wervingsverdragen. In het derde hoofdstuk nam ik de migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten onder de loep. Uit het overzicht en de beschrijving van de migratiemotieven in dit hoofdstuk blijkt dat er verschillende motieven waren om naar het buitenland te emigreren. Terwijl in de populariserende literatuur en media overwegend economische migratiemotieven centraal staan, blijken er ook andere redenen voor migratie te bestaan, zoals politieke en religieuze motieven en de migratietraditie. Het laatste migratiemotief, de gezinsmigratie, werd in de media dikwijls als een natuurlijk gevolg van de economisch georiënteerde migratie in de vorige jaren beschouwd. De migratiemotieven beschreven in het derde hoofdstuk werden in het vierde hoofdstuk met elkaar vergeleken. Verder werden in dit hoofdstuk ook statistische gegevens besproken in verband met het aantal Turken en Marokkanen in Nederland in bepaalde perioden. Deze gegevens werden in een grafiek en vier taartdiagrammen verwerkt. Het resultaat van deze vergelijking kan in twee tendensen worden samengevat. Ten eerste kwam ik tot de slotsom dat gezinsmigratie het opvallendste migratiemotief is. Zoals al aangegeven worden de economische migratiemotieven in de populariserende literatuur als de belangrijkste motieven beschouwd. Ondanks dat vormden Turken en Marokkanen die in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland kwamen, de grootste groep.
36
Ondanks dat het merendeel van migratiemotieven van Turkse en Marokkaanse migranten vergelijkbaar is, is er een essentieel verschil. Terwijl de migratiemotieven van Turkse migranten min of meer apart van elkaar staan, vullen de migratiemotieven van Marokkaanse migranten elkaar aan. In zekere zin waren bij alle Marokkaanse migranten alle migratiemotieven van belang; een migrant had meestal niet alleen één migratiemotief, maar werd door meerdere motieven beïnvloed. Dat kwam soms ook bij Turkse migranten voor, maar in veel mindere mate.
37
Bibliografie Akgündüz, 2000: Akgündüz, A. “Turkije en internationale migratie sinds 1923”. Justitiële verkenningen, jrg. 26, nr. 8, p. 110-125. CBS, 2013a: Centraal Bureau voor de Statistiek. Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en herkomstgroepering, 1 januari. 2013. Geraadpleegd op 5 januari 2013 via http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37325&D1=0&D 2=a&D3=0&D4=0&D5=2-4,11,38,46,9596,137,152,178,182,199,220,237&D6=0,4,8,12,16-17&HD=1306131224&HDR=T,G2,G3,G5&STB=G1,G4 CBS, 2013b: Centraal Bureau voor de Statistiek. Begrippen: Allochtoon. 2013. Geraadpleegd op 5 januari 2013 via http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=37 CBS, 2013c: Centraal Bureau voor de Statistiek. Begrippen: Niet-westerse allochtoon. 2013. Geraadpleegd op 5 januari 2013 via http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1013 CBS, 2014: Centraal Bureau voor de Statistiek. Bevolking, huishoudens en bevolkingsontwikkeling; vanaf 1899. 2014. Geraadpleegd op 26 april 2014 via http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37556&D1=044&D2=1,11,21,31,41,51,61,71,81,91,101,111,l&HD=1306050926&HDR=G1&STB=T Duitslandweb, 2004: Duitslandweb. Turk, Duitser of Europeaan? – Kroniek: Jaren zestig. 2004. Geraadpleegd op 11 februari 2014 via http://www.duitslandweb.nl/dossiers/archief/Turkse+gemeenschap/Kroniek/Jaren+zesti g.html Van Elten, 2011: Van Elten, E. Dag van de Revolutie in Marokko. 2011. Geraadpleegd op 18 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/nu/dag_van_de_revolutie_in_marokko/#more-2895 Entoen.nu, 2014a: Entoen.nu. Suriname en de Nederlandse Antillen vanaf 1945. Dekolonisatie van de West. 2014. Geraadpleegd op 7 april 2014 via http://entoen.nu/surinameantillen Entoen.nu, 2014b: Entoen.nu. De Republiek 1588 – 1795. Een staatkundig unicum. 2014. Geraadpleegd op 14 april 2014 via http://entoen.nu/republiek Gemeente Amsterdam, 2013: Gemeente Amsterdam. We praten niet meer over autochtoon/allochtoon. 2013. Geraadpleegd op 11 januari 2013 via http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatiediensten/dmo/burgerschap/nieuws/artikel/
38
Het Genootschap Onze Taal, 2013: Het Genootschap Onze Taal. Allochtonen. 2013. Geraadpleegd op 11 januari 2013 via https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/allochtonen Geschiedenis 24, 2005: Geschiedenis 24. Betrekkingen tussen Nederland en Marokko 400 jaar. Fragment OVT, 9 januari 2005. Geraadpleegd op 18 februari via http://www.geschiedenis24.nl/ovt/afleveringen/2005/Ovt-09-01-2005/Betrekkingentussen-Nederland-en-Marokko-400-jaar.html Hendriks, 1999: Hendriks, B. Geschiedenis Marokko. 1999. Geraadpleegd op 16 februari 2014 via http://www.absolutefacts.nl/geschiedenis/data/marokko.htm HoornInfo, 2014: HoornInfo. Het ontstaan van de V.O.C. 2014. Geraadpleegd op 18 februari 2014 via http://www.hoorninfo.nl/ontstaan-van-de-voc Jennissen, 2011: Jennissen, R.P.W. De Nederlandse migratiekaart. Achtergronden en ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen. Meppel: Boom Juridische uitgevers, 2011. Jennissen, 2013: Jennissen, R.P.W. “De instroom van buitenlandse arbeiders en de migratiegeschiedenis van Nederland na 1945”. Justitiële verkenningen, jrg. 39, nr. 6, p. 9-31. Jongerius, 2013: Jongerius, S. Spanje verklaart de oorlog aan Marokko. 2013. Geraadpleegd op 18 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/toen/oktober/spanje-verklaart-de-oorlog-aanmarokko/#more-57420 Lampers, 2013: Lampers, S. Marokkaanse Aloui-dynastie. 2013. Geraadpleegd op 18 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/buitenland/marokkaanse-alaouidynastie/#more-53600 Van der Linden & Santing, 2012: Van der Linden, H. & Santing, F. Nederland en Turkije 400 jaar vriendschap en verbondenheid. Utrecht: FORUM, 2012. Nederlands Instituut Marokko, 2014: Nederlands Instituut Marokko. Informatie over Marokko. Migratie. 2014. Geraadpleegd op 3 april 2014 via http://www.ru.nl/nimar/nederlands/informatie-marokko/migratie/ Obdeijn, 2005: Obdeijn, H. 400 jaar Marokkaans-Nederlandse betrekkingen. Een waardevol bondgenootschap. 2005. Geraadpleegd op 21 februari via http://media.leidenuniv.nl/legacy/lezing%20MarokkoTekst%20Obdeijn%20400%20jaar%20relaties.pdf Obdeijn & Schrover, 2008: Obdeijn, H. & Schrover, M. Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2008. Olgun & Akel, 2010: Olgun, A., Akel, I. Vermijd de woorden allochtoon en autochtoon in officiële publicaties van gemeente Amsterdam. 2010. Het PDF-bestand 39
“Initiatiefvoorstel” mogelijk te downloaden via http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatiediensten/dmo/burgerschap/nieuws/artikel/ De Ridder, Bosman & Jansen, 2008: De Ridder, H., Bosman, H., Jansen, O. Koerden. Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt. Nijmegen: Centrum voor Mondiaal Onderwijs, 2008. Sprangers, 2012a: Sprangers, R. Geschiedenis van 400 jaar Nederlands-Turkse betrekkingen. 2012. Geraadpleegd op 11 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/geschiedenis-van-400-jaar-nederlands-turksebetrekkingen/ Sprangers, 2012b: Sprangers, R. Aftreden van Mehmet VI: laatste Sultan van het Ottomaanse Rijk. 2012. Geraadpleegd op 8 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/aftreden-van-mehmet-vi-laatste-sultan-van-hetottomaanse-rijk/ Sprangers, 2012c: Sprangers, R. Kenan Evren en de Turkse staatsgreep van 1980. 2012. Geraadpleegd op 11 februari 2014 via http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/kenanevren-en-de-turkse-staatsgreep-van-1980/ Turkije Insituut, 2014a: Turkije Instituut. Geschiedenis. Het Osmaanse Rijk. 2014. Geraadpleegd op 3 februari 2014 via http://turkije-instituut.nl/page/het-vroegeosmaanse-rijk en http://turkije-instituut.nl/page/het-pre-moderne-osmaanse-rijk en http://turkije-instituut.nl/page/het-late-osmaanse-rijk Turkije Instituut, 2014b: Turkije Instituut. Gechiedenis. Atatürk. 2014. Geraadpleegd op 6 februari 2014 via http://turkije-instituut.nl/page/mustafa-kemal-atatrk-1880-1938 Turkije Instituut, 2014c: Turkije Insituut. Geschiedenis. De Coups. 2014. Geraadpleegd op 11 februari 2014 via http://turkije-instituut.nl/page/de-coups-1960-1980 Van der Valk, 2009: Van der Valk, I. Harde werkers. Migranten van het eerste uur langs Rijn & Lek 1945-1985. Zutphen: Stichting Meander, p/a Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, 2009. Verhaeghe, 2010: Verhaeghe, P.P. De discursieve kracht van het begrip “allochtoon”. 2010. Geraadpleegd op 18 mei 2014 via http://www.kifkif.be/actua/de-discursievekracht-van-het-begrip-allochtoon%C2%80 Vijfeeuwenmigratie, 2014a: Vijfeeuwenmigratie. Marokko (volledige tekst). 2014. Geraadpleegd op 3 april 2014 via http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/land/Marokko/volledige-tekst Vijfeeuwenmigratie, 2014b: Vijfeeuwenmigratie. Koerden uit Turkije. 2014. Geraadpleegd op 28 april 2014 via http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/term/Koerden%20uit%20Turkije#5019-inhetkort 40
Vijfeeuwenmigratie, 2014c: Vijfeeuwenmigratie. Turkse christenen. 2014. Geraadpleegd op 28 april 2014 via http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/term/Turkse%20christenen#5020-inhetkort Vijfeeuwenmigratie, 2014d: Vijfeeuwenmigratie. Gastarbeiders uit Marokko. 2014. Geraadpleegd op 3 april 2014 via http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/gastarbeiders-uitmarokko Vijfeeuwenmigratie, 2014e: Vijfeeuwenmigratie. Gastarbeiders uit Turkije. 2014. Geraadpleegd op 4 mei 2014 via http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/land/Turkije#631def Zuijdgeest, 2005: Zuijdgeest, N. “Joden in Marokko”. Historisch Nieuwblad, 2005, nr. 1. Geraadpleegd op 14 april 2014 via http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6506/joden-in-marokko.html
41
Bijlagen Bijlage 1: Aantal Nederlandse inwoners met Turkse en Marokkaanse nationaliteit in de jaren 1960 – 1990
Aantal Nederlandse inwoners met Turkse en Marokkaanse nationaliteit in de jaren 1960 - 1990 250000
Aantal inwoners
200000 150000 100000 50000 0 1960
1970 Turken
1980
1990
Marokkanen
Verwerkt volgens de gegevens van het CBS (2014).
42
Bijlage 2: Aantal Nederlandse inwoners met Turkse en Marokkaanse nationaliteit ten opzichte van niet-Nederlandse inwoners in de jaren 1960 – 1990
Marokkanen 0,09%
Turken 0,09%
1960
Andere nationaliteiten 99,82%
Marokkanen 8%
1970
Turken 11%
Andere nationaliteiten 81%
43
Marokkanen 15%
1980
Turken 25%
Andere nationaliteiten 60%
Marokkanen 23%
Turken 30%
1990
Andere nationaliteiten 47%
Verwerkt volgens de gegevens van het CBS (2014).
44