Management in de zorg Examennummer: 91911 Datum: 28 juni 2014 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 6 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 10 meerkeuzevragen - 5 open vragen - een case met 5 open vragen
(maximaal 20 punten) (maximaal 40 punten) (maximaal 40 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze motivatie of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - Geen
Wij wensen u veel succes!
91911.ex_v1
Meerkeuzevragen (20 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 2 punten.
1. In ketens voor dementie en palliatieve zorg gaat het om patiënten die door een toenemend zelfzorgtekort steeds meer hulp nodig hebben van een toenemend aantal zorgverleners, die elkaar inschakelen maar ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid opereren. Er is geen verantwoordelijk hoofdbehandelaar in de kluwen, dus regie door bijvoorbeeld een casemanager is geboden. Welk basismodel wordt hier beschreven? a. Dienstenmodel: orkest b. Kluwenmodel: stuurloos c. Transfermodel: estafette 2. Welke analysemethode is geschikt voor de analyse van de meso-omgeving van een organisatie? a. De Destep-rubricering b. De product-marktmatrix van Ansoff c. Het vijfkrachtenmodel van Porter 3. Wie zullen een contract afsluiten met de zorgverzekeraar om de geleverde zorg te financieren?
91911.ex_v1
a. De organisatie voor maatschappelijke (crisis)opvang en de fysiotherapeut b. De tandarts en het Centrum voor Jeugd en Gezin c. Het psychogeriatrisch verpleeghuis en de huisarts
NCOI Opleidingsgroep
1
Management in de zorg - Examennummer 91911 - 28 juni 2014
4. Wat is een doel van samenwerking tussen organisaties? a. Het in overleg vaststellen van de doelstellingen die de komende periode bereikt moeten worden. b. Het krijgen van inzicht van de toekomstige aantrekkelijkheid van de bedrijfstak. c. Het verbeteren van de marktpositie. 5. Welke bases noemt Kotter (1999) voor invloed of macht? a. Afhankelijkheid van de manager en geloof in kundigheid. b. Angst voor de manager en formele positie. c. Gevoel voor verplichting en wens tot verbetering van de eigen positie. 6. De verwachtingstheorie van Vroom over motivatie stelt dat mensen slechts gemotiveerd worden om voor de organisatie belangrijke prestaties te leveren als aan drie voorwaarden is voldaan. Wat is geen voorwaarde van Vroom? a. De medewerker ontvangt leiding. b. De medewerker verwacht dat een bepaalde inspanning leidt tot een prestatie. c. De prestatie die de medewerker levert leidt tot een beloning. 7. Welke stelling(en) is/zijn juist? I.
De Kwaliteitswet verplicht instellingen om jaarlijks een kwaliteitsverslag te publiceren. II. In het kwaliteitsbeleid geeft een instelling onder andere een omschrijving van haar doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit. a. I is juist, II is onjuist b. I is onjuist, I is juist. c. I en II zijn beiden juist. 8. De ontevredenheid met de huidige situatie plus de droom van hoe geweldig het zou kunnen zijn en de kennis om de droom te verwezenlijken moeten groter zijn dan de natuurlijke traagheid van een organisatie, ofwel: ontevredenheid + droom + kennis > inertie. In welke situatie is deze formule van toepassing?
91911.ex_v1
a. In een organisatie waar het hoogste management veranderplannen heeft. b. Op afdelingen binnen een organisatie waar een cultuur van tevredenheid heerst. c. Op ieder niveau in een organisatie waar ruimte voor verbetering is.
NCOI Opleidingsgroep
2
Management in de zorg - Examennummer 91911 - 28 juni 2014
9. Welke van de onderstaande activiteiten uit het budgetteringsproces behoort tot de fase van budgetbewaking? a. Tussentijdse vergelijking van budget en realisatie, analyse van de verschillen. b. Vertaling van eventuele aanpassing van het strategisch plan, ofwel dichtstbijzijnde operationele plan. c. Vertaling van langetermijnprogramma’s in jaarlijkse activiteitenplannen (jaarplan). 10. Vanwege problemen met budgettering zijn verschillende nieuwe aanvullende aanpakken ontwikkeld, bijvoorbeeld met als uitgangspunt de kostendragers en de bedrijfsprocessen die verbeterd moeten worden. Hoe wordt deze manier van budgetteren genoemd?
91911.ex_v1
a. Activity-based budgetteren b. Rollend budgetteren c. Zero-based budgetteren
3
NCOI Opleidingsgroep
Open vragen (40 punten)
1. Om inzicht te krijgen in ontwikkelingen in de meso- en macro-omgeving van organisaties, zijn voorspellingstechnieken ontwikkeld zoals scenario’s. Wat zijn scenario’s en waarvoor worden ze gebruikt? Beschrijf een scenario voor de ontwikkelingen in de thuiszorg en onderbouw uw antwoord. (8 punten) 2. Erik, een man met een lichte verstandelijke beperking en gedragsproblemen, maakt gebruik van de verschillende zorgvoorzieningen. Hij woont in een woonvoorziening met 24-uursbegeleiding. Overdag gaat Erik naar een centrum voor dagbesteding. Hij moet deze week naar de huisarts voor knieklachten, deze verwijst hem naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te laten maken. Op vrijdagmiddag volgt Erik een training die wordt georganiseerd door de organisatie MEE. Benoem van de zorgaanbieders woonvoorziening, centrum voor dagbesteding, huisarts, ziekenhuis en MEE of zij behoren tot cure of care, tot het eerste- of het tweedeechelon-zorgaanbieders en vanuit welke wet(ten) elk van deze zorgaanbieders wordt gefinancierd. (10 punten) 3. Beschrijf de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, de rechtsgevolgen hiervan en de verantwoordelijkheden die deze wet bij de zorgmanager legt. Verwerk in uw antwoord de volgende kernwoorden: artikel 3-beroepen, titelbescherming, artikel 34-beroepen, Kwaliteitsregister en voorbehouden handelingen. (6 punten) 4. Fred Lee (auteur van Als Disney de baas was in uw ziekenhuis) stelt dat cultuur binnen de organisatie (microniveau) belangrijk is. Leg uit hoe cultuur en strategie met elkaar verbonden zijn en gebruik daarbij de termen subjectief, objectief, perceptie en samenwerking. (8 punten)
91911.ex_v1
5. Welke acht taken van de budgethouder noemt Van Lienden (auteur van het boek Werken met een budget, artikel uit de reader)? (8 punten)
NCOI Opleidingsgroep
4
Case: Woon- en zorgcentrum Nieuwe Veste (40 punten)
Woon- en zorgcentrum Nieuwe Veste is een woon- en zorgcentrum en is in 1958 opgericht. In 2005 is het zorgcentrum gerenoveerd om te voldoen aan de moderne woonwensen en wet- en regelgeving. In de maaltijdvoorziening wordt sinds kort gewerkt met producten met het EKO-keurmerk, een keurmerk voor duurzame voeding. Er werken ongeveer 100 medewerkers en er zijn 105 bewoners en buurtbewoners. Ook werkt er een groot aantal vrijwilligers voor Nieuwe Veste. Samen met andere partijen werkt Nieuwe Veste in het samenwerkingsverband ‘Samen in de wijk’. Dit samenwerkingsverband heeft als doel het mogelijk maken dat ouderen langer thuis blijven wonen, door advies over en het geven van informele zorg door vrijwilligers en het bieden van zorg door professionals. Met de nabijgelegen verzorgingshuizen De Kastanjehof en Molenburg werkt Nieuwe Veste samen in het verband dat ‘Drie voor zorg’ heet. In 'Drie voor zorg' zijn onderdelen van de bedrijfsvoering samengevoegd, waaronder het bestuur, de zorgbemiddeling en cliëntenadministratie, personeelszaken en opleidingen, de financiële afdeling, inkoop, ICT en kwaliteit.
91911.ex_v1
Uit de visie van Nieuwe Veste volgt dat zoveel mogelijk zorg op maat geleverd wordt. Daar waar Nieuwe Veste zelf niet (geheel) in een zorgvraag kan voorzien, wordt gezocht naar samenwerking met collega-aanbieders. Nieuwe Veste werkt samen met een ROC om betrokken te zijn bij de opleiding van nieuwe beroepsbeoefenaren en bijscholing van haar medewerkers. Daarnaast vindt Nieuwe Veste het belangrijk samen te werken met organisaties die zich evenals Nieuwe Veste door de antroposofie laten inspireren. Nieuwe Veste is aangesloten bij de brancheorganisatie voor verzorgings- en verpleeghuizen en de thuiszorg.
NCOI Opleidingsgroep
5
Management in de zorg - Examennummer 91911 - 28 juni 2014
Vragen bij de case
1. Analyseer aan de hand van 4 macro-factoren hoe de organisatie interacteert met de macro-omgeving. (8 punten) 2. Plaats de volgende ontwikkelingen in de confrontatiematrix (SWOT-analyse) voor de Nieuwe Veste. Motiveer uw antwoord. • • • • •
decentralisatie van huishoudelijke hulp en ondersteunende begeleiding naar gemeenten; beperking van het intramuraal verplegen van ouderen tot de zwaarst geïndiceerden; toenemende vergrijzing; gebruik social media; sterke vermindering financiering ambulante dagopvang, waar de bezetting toch al slecht was. (8 punten)
3. Het leiderschapsmodel van Quinn kent vier leiderschapsstijlen. Leg uit welke leiderschapsstijl het meest passend is in de Nieuwe Veste. Motiveer uw antwoord. (10 punten) 4. In het stadje waar de zorgcentra van 'Drie voor zorg' gelokaliseerd zijn, is nog een andere grote aanbieder van begeleiding en thuiszorg. Deze heeft 'Drie voor zorg' benaderd om te fuseren. Als daarvoor plannen worden ontwikkeld, zal er toestemming moeten worden gevraagd aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Geef drie argumenten waarom de NZa de toestemming hiervoor zou kunnen weigeren. (6 punten)
91911.ex_v1
5. Fred Lee noemt de vier prioriteiten bij Disney: veiligheid, hoffelijkheid, show en efficiëntie. Geef van elk van deze vier prioriteiten één voorbeeld uit de case en beschrijf welke invloed meer aandacht voor hoffelijkheid kan hebben op de efficiëntie en klantloyaliteit. (8 punten)
NCOI Opleidingsgroep
6