Management en organisatie Examennummer: 71532 Datum: 14 april 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen Geen
Wij wensen u veel succes!
1386 71532.ex_v1
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt
1. Verzekeringsbedrijf Jansen BV is een organisatie die prioriteit geeft aan het individu. Een manager bij Jansen BV is gelijk aan de medewerker. Hoe wordt dit cultuurtype volgens de theorie van Handy genoemd? a. Personencultuur b. Rollencultuur c. Taakcultuur 2. Welke beroepscultuur lijkt op de personencultuur volgens de typologie van Handy? a. Bureaucratische cultuur b. Commerciële cultuur c. Professionele cultuur 3. Koos wordt gevraagd zijn nieuwe collega Jim te begeleiden. Door het werken met Koos leert Jim de cultuuruitingen van de organisatie kennen. Hoe wordt dit genoemd? a. Ceremonies en rituelen b. Socialisatie c. Symboliek 4. Organisatiekunde kent verschillende aspecten. Hoe wordt het advies genoemd gericht op de handelswijze die gevolgd moet worden en de organisatierichtingen?
1386 71532.ex_v1
a. Ascriptief aspect b. Descriptief aspect c. Prescriptief aspect
NCOI Opleidingsgroep
1
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
5. Van wie is de theorie achter Scientific Management? a. Adam Smith b. Frederick Taylor c. Niccolò Machiavelli 6. Van welk denkmodel is Max Weber de bedenker? a. Besturing b. Bureaucratie c. Kwaliteitscontrole 7. Wat is volgens Elton Mayo de belangrijkste factor die invloed heeft op de resultaten van een bedrijf? a. Bij een groep horen b. Een marktconforme beloning c. Inspirerend management 8. Hanna werkt erg hard als receptioniste in een hotel. Ze vindt het belangrijk dat ze succesvol is in haar baan. Ze geniet van haar werk als ze complimenten van hotelgasten krijgt voor het goede werk dat ze heeft afgeleverd. Van welke behoefte van Maslow is dit een voorbeeld? a. Acceptatie b. Erkenning c. Prestatiedrang 9. Als aan Henk wordt gevraagd welk type manager hij is, dan kan hij daarop geen antwoord geven. “Als ik met Ingrid werk, dan stel ik me coachend op en als ik met Karina werk, dan ben ik meer een sturende leidinggevende. Dus het antwoord hangt af van de personen of situatie.” Welke theorie past hierbij? a. Contingentiebenadering b. Linking pin-structuur c. Totaal kwaliteitsmanagement 10. Er bestaan vijf vormen van economische integratie die voor een steeds verdergaande integratie zorgen. Welke vorm volgt na het creëren van een gemeenschappelijke markt?
1386 71532.ex_v1
a. Douane-unie b. Economische unie c. Politieke unie
NCOI Opleidingsgroep
2
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
11. Voordat er sprake is van een vrijhandelszone, moeten er een aantal belemmeringen worden opgeheven. Deze belemmeringen zijn van verschillende aard. Onder welke belemmering vallen douanecontroles tussen landen? a. Technische belemmeringen b. Fiscale belemmeringen c. Fysieke belemmeringen 12. Bij welke omgevingsfactor hoort het principe van ‘People, Planet, Profit’? a. Demografische factor b. Maatschappelijke factor c. Politieke factor 13. Uit welke twee elementen bestaat de organisatievisie? a. Missie en doelstellingen b. Missie en principes c. Missie en strategie 14. Waaraan staat het instrument ‘Significante waarde’ van het 7S-model van McKinsey gelijk? a. Missie b. Strategie c. Visie 15. Onderneming Cookie heeft onlangs ook een chocoladekoekje op de markt geïntroduceerd. Door de hoge concurrentie in de markt is het relatieve marktaandeel in deze periode 0,2 geweest. De markt is met 11% gegroeid ten opzichte van het jaar ervoor. Welk plaats in de BCG-matrix neemt het product van Cookie in?
1386 71532.ex_v1
a. Cashcow b. Dog c. Question mark
3
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
16. Het Japanse automerk Yomo is sinds januari 2012 met één type auto, in benzine- en in dieseluitvoeringen, op de Nederlandse markt actief. De komende twee jaren staat de introductie van twee nieuwe modellen (benzine en diesel) op de planning. Na afloop van een managementvergadering van de Nederlandse auto-importeur van Yomo staan deze vijf kreten op een flip-overvel: 1. 2. 3. 4. 5.
Weinig eigen dealers in Noord-Nederland. Groei autoverkopen NL in oktober 2012. Slecht veiligheidsimago Chinese auto’s. Groot marketingbudget. Toename populariteit elektrische auto’s.
Welk van onderstaande beweringen is juist? a. 1 en 5 zijn zwaktes; 3 is een bedreiging. b. 2 en 4 zijn kansen; 5 is een bedreiging. c. 3 en 5 zijn bedreigingen; 1 is een zwakte. 17. Onderneming Jojo is marktleider. Ondernemer Opol is uitdager in deze markt. De strategie die Opol volgt is via korte aanvallen op verschillende punten onderneming Jojo uit het evenwicht te brengen. Bijvoorbeeld door prijskortingen of intensieve promotionele acties. Welke strategie volgt Opol? a. Guerrillastrategie b. Frontaal aanval strategie c. Omcirkelstrategie 18. Een organisatie kan voor verschillende mogelijkheden kiezen om met turbulente omgevingen om te gaan. Hoe wordt de strategie genoemd waarbij de onderneming zich zo organiseert dat deze niet vatbaar is voor dergelijke turbulenties? a. Adaptatie b. Desinfictatie c. Immunificatie 19. Een bouwonderneming heeft in Nederland bekendheid vergaard door het bouwen van woningen voor particulieren. De onderneming wil haar activiteiten uitbreiden naar het buitenland. Ze denkt erover om in België voor de zakelijke markt te gaan bouwen. Gedacht wordt aan kantoorpanden of ruimtes voor zorginstellingen. Hoe wordt de groeistrategie van de bouwonderneming genoemd volgens het model van Ansoff?
1386 71532.ex_v1
a. Diversificatie b. Marktontwikkeling c. Marktpenetratie
NCOI Opleidingsgroep
4
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
20. Strategievorming is een proces in een organisatie. Tot welk type proces behoort dit? a. Bestuurlijk proces b. Primair proces c. Tactisch proces 21. Porter heeft de waardeketen ontwikkeld, waarin hij onderscheid maakt tussen primaire activiteiten en secundaire activiteiten. Wat behoort volgens de waardeketen tot de primaire activiteiten? a. Infrastructuur b. Service c. Technologieontwikkeling 22. Functiewaardering kan via verschillende methodes plaatsvinden. Hoe heet de methode waarbij een aantal sleutelfuncties wordt omgeschreven? Hierbij worden die functies opgenomen waarvan het salaris als aanvaardbaar wordt beschouwd ten opzichte van soortelijke functies in andere organisaties. a. Classificatiemethode b. Factorvergelijkingsmethode c. Rangschikkingsmethode 23. In een organisatie zijn de functies zo verdeeld dat er een goed toezicht op de uitvoering van de verschillende taken mogelijk is. Hoe wordt dit motief van het verdelen van arbeid genoemd? a. Bestuursmotief b. Kostenmotief c. Sociaal motief 24. Wat is een nadeel van interne differentiatie? a. Geen grote vaardigheid te bereiken b. Problemen met coördinatie c. Slechte mogelijkheden tot automatisering 25. Volgens Mintzberg heeft een manager drie rollen. Welke rol vervult een manager wanneer hij als waarnemer optreedt?
1386 71532.ex_v1
a. Besluitvormende rol b. Informationele rol c. Interpersoonlijke rol
5
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
26. Paul heeft als manager veel charisma. Mensen luisteren graag naar zijn speeches. Paul kan mensen beïnvloeden op basis van prestige. Over welke machtsbron beschikt Paul? a. Expertisemacht b. Legitieme macht c. Referentiemacht 27. Met welke leiderschapsstijl valt de X-theorie het best te vergelijken? a. Autoritair leiderschap b. Democratisch leiderschap c. Participerend leiderschap 28. Frits is geliefd als manager bij zijn team. Hij heeft veel aandacht voor het welzijn van zijn medewerkers. Hij heeft hierbij nauwelijks aandacht voor de productie. Welke leiderschapsstijl volgens Blake en Mouton heeft Frits? a. Country club management b. Democratisch management c. Gulden middenweg 29. Sofia stemt haar werk af op het werk van andere managers. Ze maakt minder gebruik van haar macht en meer van allerlei motivatietechnieken. Welke basisleiderschapsstijl van Blake en Mouton heeft Sofia? a. Integratiestijl b. Relatiestijl c. Toewijdingsstijl 30. Philip heeft een team van zes verkopers. Ze zijn heel ervaren in hun vak en weten heel goed wat van hen verwacht wordt. Ze vinden het echter lastig om nieuwe producten te promoten bij klanten of nieuwe technieken aan te leren. Welke stijl van leiderschap volgens Hersey en Blanchard kan Philip het best toepassen? a. Instrueren b. Overleggen c. Overtuigen 31. De behoeftepiramide van een leidinggevende kent vijf lagen. Hoe wordt de bovenste laag genoemd?
1386 71532.ex_v1
a. Creativiteit b. Loyaliteit c. Verantwoordelijkheid
NCOI Opleidingsgroep
6
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
32. Er moeten soms ethische beslissingen worden genomen in een organisatie. Op basis waarvan wordt een beslissing genomen als men de utilitaristische visie hanteert? a. Afweging belang van relatie b. Afweging kosten en baten c. Afweging van effect op strategie 33. Een aanbieder van mobiele telefoons heeft een model ontwikkeld dat erg licht is. Het lichtste in zijn soort. De mobiele telefoon trekt de aandacht van jongeren en zakenmensen die het fijn vinden om met dit type mobiele telefoon te werken. Welke concurrentiestrategie heeft de aanbieder gekozen volgens Porter? a. Differentiatiestrategie b. Focusstrategie c. Laagstekostprijsstrategie 34. Wat wordt met relatieve kwaliteit bedoeld? a. De kwaliteit van een product hangt af van de processen die een organisatie weet te beheersen. b. De kwaliteit van een product wordt afgemeten aan de kwaliteit van vergelijkbare producten in het bedrijf. c. De kwaliteit van een product wordt bepaald door de mate waarin de behoeften van de doelgroep worden bevredigd. 35. Welke organisatievorm volgens Mintzberg kenmerkt een christelijke zendingsorganisatie? a. Amorfe massa b. Divisie-unit c. Religieuze organisatie 36. Een oliemaatschappij bestaat uit relatief veel losse onderdelen, zoals afdelingen, divisies en businessunits. Hoe wordt deze manier van organiseren genoemd? a. Atomisme b. Bureaucratie c. Coalitie 37. Wat kan het best gedaan worden met werkzaamheden die niet urgent zijn, maar wel belangrijk?
1386 71532.ex_v1
a. Delegeren b. Op actielijst zetten c. Tijd reserveren
7
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 71532 - 14 april 2012
38. Een ziekenhuis wil risico’s voor zijn eigen organisatie in kaart brengen. Onder welk risico valt het risico op brand? a. Dynamisch risico b. Speculatief risico c. Statisch risico 39. Wat is een andere benaming voor ‘span of control’? a. Spandiepte b. Spanhoogte c. Spanwijdte 40. Welk coördinatiemechanisme past bij een professionele organisatie?
1386 71532.ex_v1
a. Decentralisatie van kennis en vaardigheden b. Standaardisatie van kennis en vaardigheden c. Onderlinge afstemming van kennis en vaardigheden
NCOI Opleidingsgroep
8