Sociale- en gezondheidspsychologie Examennummer: 77496 Datum: 17 november 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt:
- 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heb je minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heb je een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - geen
Wij wensen je veel succes!
S_77496.ex_v1
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. Emoties zijn over het algemeen positief of negatief. Waartoe zetten negatieve emoties zoals angst en afgrijzen aan? a. Naderen b. Negeren c. Vermijden 2. Annet heeft net tijdens de lunchpauze in een tijdschrift gelezen dat er veel agressie is op de werkplek. Ze ziet vervolgens twee collega’s naar elkaar roepen en denkt: Wat zijn die agressief naar elkaar! Hoe wordt deze vorm van gedrag bij Annet genoemd? a. Automatisch gedrag b. Gewoontegedrag c. Priming 3. Wat is een van de kritiekpunten op DSM en haar opstellers? a. De dimensionale indeling van psychiatrische ziektebeelden maakt het moeilijk werkbaar. b. De grote mate van onafhankelijkheid van de opstellers zorgt voor een kloof met de farmaceutische industrie. c. Veel begrippen zijn sterk gerelateerd aan sociaal-culturele waarden en hun veranderingen. 4. Een emotioneel systeem werkt op een bewust of onbewust niveau. Wat is een kenmerk van emoties op bewust niveau?
S_77496.ex_v1
a. De verwerking gaat langzaam, maar grondig en doelbewust. b. Dit zijn reële emoties, er is sprake van daadwerkelijke dreiging. c. Ze zijn makkelijk aan te leren, maar moeilijk af te leren.
NCOI Opleidingsgroep
1
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
5. Emoties zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ieder onderdeel heeft een andere soort respons. Van welk onderdeel is de respons ‘iemand de schuld geven’ een voorbeeld? a. Cognitieve interpretatie b. Sociale reactie c. Subjectieve gevoelens 6. Welk hormoon speelt een rol bij depressieve emoties? a. Epinefrine b. Norepinefrine c. Serotonine 7. Een van de effectiefste stressmoderatoren is weerbaarheid. Weerbaarheid is opgebouwd uit drie factoren. Wat is een van de factoren van weerbaarheid? a. Challenge b. Change c. Choice 8. Petra is iemand met een interne locus of control. Ze is net begonnen met een nieuwe baan en wil graag dat ze positief beoordeeld wordt door haar manager. Op welke wijze zal zij proberen dit te realiseren? a. Door de beoordelingscriteria na te gaan op eerlijkheid b. Door in de smaak te vallen bij haar baas c. Door hard te werken en goede resultaten te halen. 9. Binnen welke groep speelt het grootste risico op compassion fatigue? a. Artsen b. Docenten c. Werklozen 10. Nora heeft een optimistische denkstijl. Nu is zij op haar werk negatief beoordeeld door haar manager. Wat is voor haar denkstijl een logische reactie hierop?
S_77496.ex_v1
a. Deze functie is ver boven mijn niveau. b. Ik heb mijn laatste project niet goed gedraaid. c. Ik kan dit beeld niet meer herstellen.
NCOI Opleidingsgroep
2
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
11. Tamara is zenuwachtig voor de presentatie die ze volgende week op haar werk moet geven. Welke methode is geschikt voor Tamara om deze vorm van stress aan te pakken? a. Afleiding zoeken b. Emotiegerichte coping c. Probleemgerichte coping 12. Wat wordt verstaan onder een ‘stressoren’? a. De fysieke reacties die je ervaart in stressvolle situaties b. De persoonskenmerken die je gevoelig maken voor stress. c. De situaties, personen of factoren die tot stress leiden 13. Jenna bevindt zich in een stressvolle situatie. Haar lichaam raakt in verhoogde staat van paraatheid. Haar spierspanning neemt toe, de pupillen verwijden zich, ze begint te zweten en haar ademhaling versnelt. In welke fase van het stressproces bevindt ze zich? a. De alarmfase b. De uitputtingsfase c. De weerstandsfase 14. Volgens Friedman en Roseman is er sprake van twee soorten mensen: type A- en type B-mensen. Wat is een van de kenmerken van type B-mensen? a. Onzeker over status b. Ontspannen c. Prestatiedrang 15. Binnen de Rationeel Emotieve Therapie (RET) wordt gebruik gemaakt van het ABC-schema, waarbij C staat voor de consequentie. Wat is volgens RET de oorzaak van C? a. De gebeurtenis die vooraf gaat aan de consequentie b. De manier waarop je tegen gebeurtenissen aankijkt c. Hoe je je voelt over de gebeurtenis die heeft plaatsgevonden. 16. Welk deel van onze persoonlijkheid is biologisch bepaald?
S_77496.ex_v1
a. De mate van extraversie b. Displacement van agressie c. Het gebruik van humor
3
NCOI Opleidingsgroep
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
17. Waar ligt de nadruk op bij de psychodynamische persoonlijkheidstheorie? a. Op de beïnvloeding van onze persoonlijkheid door leren, perceptie en sociale interactie. b. Op het bewuste en de huidige, subjectieve realiteit en de manier waarop we onszelf zien in relatie tot anderen. c. Op motivatie en de blijvende invloed van ervaringen uit de vroegste jeugd op onze geestelijke gezondheid. 18. Welk deel van de persoonlijkheid is volgens de theorie van Freud het primitieve, onbewuste deel dat streeft naar directe bevrediging ongeacht de consequenties? a. Ego b. Superego c. Id 19. In welke cultuur komt de fundamentele attributiefout sneller voor? a. Aziatische cultuur b. Europese cultuur c. Latijns-Amerikaanse cultuur 20. Psychische problemen kunnen door drie typen factoren veroorzaakt worden. Wat behoort tot de psychosociale factoren? a. Hormonen b. Temperament c. Traumatische ervaringen 21. Lisa heeft besloten in therapie te gaan om haar problemen aan te pakken. Ze kiest voor een therapievorm die ervan uitgaat dat iemands gedachten van invloed zijn op de gevoelens en gedragingen. Negatieve gedachten zorgen bij Lisa voor psychische problemen. Ze spreekt met haar therapeut af dat ze gaan onderzoeken welke gedachten Lisa over zichzelf heeft en in hoeverre deze kloppen. Ze zal vervolgens meer positieve gedachten aanleren. Welke vorm van therapie ondergaat Lisa?
S_77496.ex_v1
a. Cognitieve gedragstherapie b. Gedragstherapie c. Gesprekstherapie
NCOI Opleidingsgroep
4
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
22. Amelie is vijf dagen geleden slachtoffer geworden van een verkrachting. Sindsdien zit de schrik er nog goed in. Ze is erg geïrriteerd en gespannen en heeft last van hartkloppingen. Ze voelt zich een beetje afgestompt. Welke psychische stoornis is Amelie mogelijk aan het ontwikkelen? a. Paniekstoornis b. PTSS c. Sociale fobie 23. Charlie heeft last van hallucinaties en wanen, de laatste tijd is hij niet echt te porren voor de dingen waar hij normaal altijd zo enthousiast over was. Hij lijkt zich een beetje af te zonderen en sociaal contact te vermijden. Zijn gedrag is wat chaotisch en zijn gedachtegang lijkt wat onsamenhangend te zijn. Van welke stoornis is bij Charlie sprake? a. Bipolaire stoornis b. Borderline c. Schizofrenie 24. Mensen zijn geneigd hun gedrag aan te passen aan de groep. Hierbij letten ze op de gedragingen in de groep. Dit kan op verschillende manieren. Waar kijkt men naar bij het aanpassen aan de groep? a. De negatieve consequenties van overtreding van de norm. b. Of de gedragingen in strijd zijn met de eigen normen en waarden. c. Wie de leider van de groep is en welk gedragingen hij/zij vertoont. 25. De effecten van sociale druk zijn zichtbaar op verschillende gebieden, zoals de manier van kleden van mensen, het taalgebruik en de vrijetijdsbesteding. Hierin komt de neiging die mensen hebben om gedrag van anderen te imiteren naar voren. Hoe heet deze neiging om te imiteren? a. Kameleoneffect b. Kuddegedrag c. Papegaaien 26. Silvia gaat met haar afdeling een hapje eten. Ze eten als hoofdgerecht allemaal de biefstuk, die Silvia taai en smakeloos vindt. Al haar collega’s zijn erg enthousiast en stuk voor stuk roepen ze dat het heerlijk is. Op het moment dat Silvia gevraagd wordt wat ze er van vond, zegt ze: “heerlijk!” Van welk effect is in deze situatie sprake?
S_77496.ex_v1
a. Ash-effect b. Situationeel effect c. Stresseffect
5
NCOI Opleidingsgroep
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
27. Er is een studiedag georganiseerd voor de afdeling. Halverwege de dag wordt het vele luisteren afgewisseld met een quiz om de opgedane kennis te testen. De quiz doen ze met de hele groep. Ze moeten allemaal een bordje omhoog houden met wat volgens hen het juiste antwoord is. Alle deelnemers doen mee, maar er wordt erg op elkaar gelet bij het beantwoorden van de vragen. Wanneer zullen de deelnemers extra geneigd zijn zich in bij de beantwoording van de vragen te conformeren aan de groep? a. Als de antwoorden openlijk gegeven worden b. Als de beoordelingstaak (de quizvraag) makkelijk is. c. Als de mening van de groep duidelijk verdeeld is over twee opties. 28. Waardoor wordt groepsdenken bevorderd? a. Een sterke cohesie in de groep. b. Gebrek aan een specifieke leider in de groep. c. Heterogeniteit in de sociale achtergronden van de groep. 29. Mensen geven meestal de voorkeur aan belonende relaties. Sociaal psychologen onderscheiden vier belonende factoren die als voorspeller van aantrekkingskracht van mensen kunnen fungeren. Wat is een van deze factoren? a. Beschikbare tijd b. Betrouwbaarheid c. Nabijheid 30. Omdat mensen vooral voor belonende relaties gaan, zijn we geneigd energie te steken in zo aantrekkelijk mogelijke mensen. Welke mensen hebben deze neiging niet of in mindere mate? a. Mensen die gemakzuchtig zijn b. Mensen die sensatie of spanning zoeken c. Mensen met een negatief zelfbeeld 31. Karlijn heeft een mooie presentatie voorbereid voor haar collega’s. Ze heeft het goed opgebouwd, het verhaal goed geoefend en is er helemaal klaar voor. Wanneer ze haar presentatie echter aan haar collega’s moet geven, komt ze niet uit haar woorden en komt haar hele verhaal niet uit de verf. Hoe heet deze invloed van de aanwezigheid van de groep op Karlijns prestatie?
S_77496.ex_v1
a. Sociale interferentie b. Sociale facilitatie c. Social loafing
NCOI Opleidingsgroep
6
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
32. Er worden drie typen symptomen van groepsdenken onderscheiden. Van welk type symptoom is een (negatieve) stereotype visie op de leiders van de tegenpartij een voorbeeld? a. Type 1: overschatting van de groep b. Type 2: gesloten denkwijze binnen de groep c. Type 3: druk in de richting van uniformiteit 33. Wat is de derde fase van het fasemodel voor het besluitvormingsproces van groepen zoals door Van Oudenhoven en Giebels weergegeven? a. Bekrachtigingsfase b. Conflictfase c. Oplossingsfase 34. Marjet is een manager die veel aandacht heeft voor zowel de mensen die voor haar werken als de taken die volbracht moeten worden. Haar stijl zorgt ervoor dat mensen betrokken zijn en dat levert resultaat. Welk type manager is Marjet volgens de leiderschapsstijlen van Blake en Mouton? a. De integratiegerichte manager b. De gulden middenweg-manager c. De seperatiegerichte manager 35. Wat houdt een delegerende leiderschapsstijl in volgens Hersey en Blanchard? a. Hoge taakgerichtheid, hoge relatiegerichtheid b. Hoge taakgerichtheid, lage relatiegerichtheid c. Lage taakgerichtheid, lage relatiegerichtheid 36. Mensen die vanuit een ander land en een andere cultuur naar Nederland immigreren kunnen volgens de indeling van Berry tot vier groepen behoren. Iedere groep gaat op zijn eigen manier om met de eigen en de vreemde cultuur en dat uit zich in het gedrag. Welke omgang met de eigen en andere cultuur is volgens Berry voorwaarde voor integratie?
S_77496.ex_v1
a. Een sterke identificatie met de eigen cultuur en de vreemde cultuur b. Weinig identificatie met de eigen cultuur en veel met de vreemde cultuur. c. Weinig identificatie met zowel de eigen als de vreemde cultuur
7
NCOI Opleidingsgroep
Sociale- en gezondheidspsychologie - Examennummer 77496 - 17 november 2012
37. Nederland staat bekend om zijn tolerantie tegenover homoseksualiteit, het gedogen van softdrugs en uitgebreide sociale voorzieningen. Van welke dimensie, volgens de theorie van Hofstede, zijn deze kenmerken een uiting? a. Collectivisme b. Femininiteit c. Onzekerheidsvermijding 38. Wat is de kern van het behavioristisch perspectief binnen de psychologie? a. De wetenschappelijke methode kan gebruikt worden om de geest te bestuderen. b. Mensen veranderen als gevolg van een interactie tussen erfelijke eigenschappen en de omgeving. c. Psychologie moet de wetenschap van observeerbaar gedrag zijn, niet van mentale processen. 39. Welk van de perspectieven binnen de psychologie gaat uit van het principe dat persoonlijkheid en geestelijke stoornissen voortkomen uit processen in het onbewuste? a. Humanistische psychologie b. Psychodynamische psychologie c. Psychologie van karaktertrekken en temperament 40. Tessa haalt koffie voor haar manager. Onderweg stoot ze tegen iemand aan en ze krijgt de koffie over haar jurk. Ze schrikt want het is haar nieuwe jurk en ze wilde er juist leuk uitzien. “Dit is vreselijk en afschuwelijk”, denkt Tessa. Ze voelt zich ellendig en begint zacht te huilen. Wat is in deze situatie de B uit het ABC-schema van RET?
S_77496.ex_v1
a. Ze schrikt, want het is haar nieuwe jurk en ze wilde er juist leuk uitzien b. Ze stoot tegen iemand aan en krijgt koffie over haar jurk c. Ze voelt zich ellendig en begint zacht te huilen
NCOI Opleidingsgroep
8