Media en communicatie Examennummer: 73138 Datum: 23 november 2013 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen - Niet-programmeerbare rekenmachine
Wij wensen u veel succes!
73138.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. De Telegraaf Media Groep is naast alle betaalde dagbladen ook uitgever van de gratis dagbladen Metro en Spits. Van welke vorm van persconcentratie is hier sprake? a. Aanbiedersconcentratie b. Publieksconcentratie c. Redactionele concentratie 2. Met welk soort dagblad zijn jongeren goed te bereiken? a. Gratis dagblad b. Landelijk dagblad c. Regionaal dagblad 3. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Een nieuwsblad wordt in een bepaald geografisch gebied gratis verspreid. Stelling 2: Huis-aan-huisbladen verschijnen één à twee maal per week in een beperkt geografisch gebied. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 4. Onder welke categorie valt het tijdschrift dat gericht is op de winkeliers in de speelgoedbranche?
73138.ex_v1
a. Publiekstijdschrift b. Vaktijdschriften c. Wetenschappelijk tijdschrift
NCOI Opleidingsgroep
1
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
5. Tijdschriften kunnen worden ingedeeld op basis van drie criteria. Twee criteria zijn verschijningsinterval en redactionele zelfstandigheid. Wat is het derde criteria waarop tijdschriften kunnen worden ingedeeld? a. Doelgroep b. Formaat c. Wel of niet wetenschappelijk 6. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Bij backward publishing staat de informatie eerst op de website en daarna in het tijdschrift Stelling 2: Een relatietijdschrift is een vorm van een sponsored magazine. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 7. Het Nederlands Uitgeversverbond verstrekt oplagecijfers voorzien van een accountantsverklaring. Voor wie zijn deze oplagecijfers met accountantsverklaring van belang? a. Adverteerders b. Lezers c. Uitgevers 8. Welke ontwikkeling stimuleerde de ontwikkeling van een interdisciplinaire theorie van de media? a. De opkomst van de TV. b. De opkomst van het internet. c. De opkomst van de boekdrukkunst. 9. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw werden boeken met de hand geschreven. Waar werden de boeken in de Middeleeuwen geschreven?
73138.ex_v1
a. Bibliotheken b. Kloosters c. Universiteiten
NCOI Opleidingsgroep
2
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
10. Een adverteerder wil met een advertentie in de tijdschriften Cosmopolitan, Libelle en Nouveau de doelgroep vrouwen bereiken. Daar zit een overlap in van 27%. De omvang van de totale doelgroep is 2.000.000. Maak voor de omvang van de doelgroepen gebruik van onderstaande tabel. Tijdschrift
Doelgroep mannen
Doelgroep vrouwen
Cosmopolitan
2%
8%
Libelle
8%
37%
Nouveau
2%
12%
Wat is de nettodekking? a. 1.140.000 b. 600.000 c. 540.000 11. Van de doelgroep 35-45 jaar luistert 12,8% naar een radioprogramma op Radio 1. Hoe wordt dit percentage van 12,8% genoemd? a. Luisterdichtheid b. Luistertijdaandeel c. Marktaandeel 12. Tijdens een kookitem in een televisieprogramma staat een mand met etenswaren in beeld. Op de producten is de naam van de supermarktketen duidelijk af te lezen. Hoe heet deze vorm van sponsoring? a. Inscript sponsoring b. Item sponsering c. Product placement 13. Hoe wordt het aantal bereikte personen genoemd dat niet tot de voor een bepaald communicatieplan omschreven doelgroep behoort? a. Doublure b. Exclusief bereik c. Waste 14. Wat behoort tot het takenpakket van het Commissariaat voor de Media?
73138.ex_v1
a. Controleren of er niet te veel reclame wordt uitgezonden. b. De provinciale bijdrage aan regionale omroepen vaststellen. c. Uitvoering geven aan de horizontale programmering.
3
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
15. Wat is non-lineair mediagebruik bij televisie? a. Tv-programma’s bekijken op een zelf uitgekozen tijdstippen. b. Tv-programma’s worden gedigitaliseerd. c. Tv-uitzendingen via meerdere kanalen tegelijk bekijken. 16. Hoe worden de publiek omroepen gefinancierd? a. Uit reclameopbrengsten en een bijdrage vanuit het Rijk. b. Uit reclameopbrengsten, een bijdrage vanuit het Rijk en maatschappelijke organisaties. c. Uit reclameopbrengsten. 17. Hoe wordt het online verspreiden van een boodschap richting invloedrijke personen via social-mediakanalen genoemd? a. Activities b. Seeding c. Social sampling 18. Een vaktijdschrift wordt verspreid via controlled circulation. Wat houdt controlled circulation in? a. Het blad wordt verspreid onder abonnees. b. Het blad wordt verspreid onder de leden van een vereniging. c. Het blad wordt verspreid onder een vastgestelde groep. 19. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Televisie is het best renderende medium binnen de reclamebranche. Stelling 2: De vraag naar reclamezendtijd is structureel groter dan het aanbod aan GRP’s. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 20. Welk cijfer geeft de luisterdichtheid aan? a. Het cijfer om luistergedrag te meten. b. Het cijfer om de luisterindex te meten. c. Het cijfer om de luistertijd te meten. 21. Wat is een voorbeeld van web 2.0?
73138.ex_v1
a. Skype b. Uitzending Gemist c. Wikipedia
NCOI Opleidingsgroep
4
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
22. Waardoor is het mogelijk om advertenties op een website af te stemmen op het surfgedrag van de bezoekers? a. Cookies b. Third-party cookies c. Usenet 23. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Hoger opgeleiden maken meer gebruik van internet dan lager opgeleiden. Stelling 2: RSS is een vorm van VOIP. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 24. Tijdens een klusprogramma op de televisie worden aan het einde van het programma de sponsors van het programma in beeld gebracht. Hoe wordt deze vorm van tv-reclame genoemd? a. Billboarding b. In programme branding c. Inscript sponsering 25. Hoe biedt een dagblad een aantrekkelijk umfeld voor de boodschap van de adverteerder? a. Door de vaste redactionele formule vindt de lezer gemakkelijk zijn weg naar de pagina’s die hem of haar interesseren. b. Een dagblad is een gevarieerd product van constante kwaliteit, waardoor het umfeld stabiel is. c. Het umfeld is goed meetbaar dankzij de GRP en biedt meer houvast dan bijvoorbeeld de kijkdichtheid. 26. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Bij radioreclame zijn de absolute kosten belangrijker dan de GRP. Stelling 2: GRP maakt een prijs/prestatie vergelijking tussen de radiozenders mogelijk. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 27. Waarom biedt radio meer mogelijkheden tot segmentatie dan televisie?
73138.ex_v1
a. Door de grotere snelheid, de lagere kosten en doelgerichtheid. b. Door het grote aantal radiozenders. c. Omdat mensen niet al te aandachtig luisteren naar de radio.
5
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
28. Een fabrikant adverteert in een tijdschrift. De advertentie beslaat een hele pagina, heeft een informatief karakter en vertoont in vorm en inhoud grote gelijkenis met de redactionele artikelen in het tijdschrift. Hoe wordt zo’n advertentie genoemd? a. Advertorial b. Classified ad c. Promotiepagina 29. Wat wordt onder interne pacing verstaan? a. Dagbladen en tijdschriften zijn zeer geschikt voor actiereclame. b. De lezer bepaalt zelf tijdstip, volgorde, en tempo van lezen. c. De sterke binding tussen lezer en blad. 30. Elke dagblad heeft z’n eigen doelgroep, maar is het mogelijk om binnen een dagblad te segmenteren naar doelgroepen? a. Ja, omdat het bereik in speciale doelgroepsegmenten wordt vastgesteld. b. Ja, omdat elke dagblad het umfeld inzichtelijk maakt. c. Nee, omdat binnen een dagblad geen doelgroepsegmenten kunnen worden vastgesteld. 31. Door technieken als etsen en lithografie werden prenten ruim beschikbaar, wat zorgde voor ingrijpende veranderingen in visuele communicatie. Welke aspect van de prent heeft bijgedragen aan het toepassen van de prent in communicatie? a. De prent maakte illustraties in boeken mogelijk. b. De prent is gemakkelijk te maken en te vervoeren. c. De prent vereiste geen geletterdheid. 32. Weekblad X heeft een gemiddeld bereik van 260.000. Weekblad Y heeft een gemiddeld bereik van 190.000. Bij X en Y zit een overlapping van 80.000. Wat is het netto bereik? a. 370.000 b. 450.000 c. 530.000 33. Een adverteerder heeft een doelgroep van 2 miljoen vrouwen en wil graag adverteren in een aantal dagbladen. Per gemiddeld nummer wordt een half miljoen vrouwen uit de doelgroep bereikt; dat is 25%. Hoe wordt het getal van 25% genoemd?
73138.ex_v1
a. Cumulatief bereik b. Dekking c. Gemiddeld bereik
NCOI Opleidingsgroep
6
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
34. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Het bereik van radio heet luisterdichtheid. Stelling 2: Met het gecumuleerd bereik wordt het cumulatief bereik van een aantal tijdschriftnummers aangegeven. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 35. Wat is de juiste volgorde van de drie fasen van de mediaplanning? a. Inschakelfrequentie – keuze mediumtype – mediaselectie b. Keuze mediumtype – mediaselectie – inschakelfrequentie c. Mediaselectie – keuze mediumtype – inschakelfrequentie 36. Er worden er regelmatig positieve tweets verspreid over de organisatie. Tot welke groep behoren deze tweets? a. Bought b. Earned c. Owned 37. Welke van de onderstaande stellingen is juist? Stelling 1: Non-spot advertising in niet mogelijk bij radio. Stelling 2: Dankzij social media zijn radiozenders toegankelijker geworden. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Stelling 1 en 2 zijn beide juist. 38. Een ondernemer wil dat zijn website hoog scoort in de natuurlijke zoekresultaten van Google. Welke vorm van zoekmachinemarketing moet hij toepassen? a. Adwords b. SEA c. SEO 39. Wat is het voordeel voor de adverteerder voor Real Time Bidding (RTB)?.
73138.ex_v1
a. Adverteerders kunnen het bieden op hun producten op een internetveiling gelijktijdig volgen. b. Adverteerder kunnen het product uit de advertentie via een internetveiling direct te koop aanbieden. c. Adverteerders kunnen via een veilingsysteem een specifiek persoon op het juiste tijdstip bereiken.
7
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73138 - 23 november 2013
40. Een adverteerder wil op internet adverteren. Het primaire doel van de advertentiecampagne is traffic naar de eigen website te genereren. Wat is in dit geval het beste afrekenmodel?
73138.ex_v1
a. CPC b. CPM c. CPX
NCOI Opleidingsgroep
8