Media en communicatie Examennummer: 73136 Datum: 29 juni 2013 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen - Rekenmachine
Wij wensen u veel succes!
7367 73136.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. Waarom was de blokdrukkunst-methode beter geschikt voor boeken in China en Japan dan boeken in Europa? a. Omdat de pictogrammen makkelijker en sneller te vervangen waren in het blok. b. Omdat deze methode gebruikmaakt van los zetsel, wat niet toepasbaar was in Europa. c. Omdat in deze landen duizenden pictogrammen worden gebruikt in plaats van een alfabet. 2. In de middeleeuwen werd de manier van preken bewust aan het gehoor aangepast. Zo werden de mogelijkheden van het medium bewust benut door de priesters en broeders. Hoe noemde men in de zestiende eeuw het bewust aan het gehoor aanpassen van de preek? a. Kerkelijke retorica b. Massamedium c. Mondelinge communicatie 3. Waarmee wordt de opkomst van de drukwerkmaatschappij vaak in verband gebracht?
7367 73136.ex_v1
a. De opkomst van de landstalen in Europa. b. De opkomst van de media in Europa. c. De opkomst van gedrukte beelden in Europa.
NCOI Opleidingsgroep
1
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
4. Wat was in de vroegmoderne periode een vorm van multimediale communicatie? a. Lithografie b. Manuale retorica c. Toneelstukken 5. Wat is de juiste uitleg van het begrip iconotext? a. Afbeeldingen die in teksten en berichten gebruikt worden, zoals smileys. b. Een afbeelding die afhankelijk is van tekst voor een goede interpretatie. c. Een boekdrukkunst om afbeeldingen en tekst op een pagina af te drukken. 6. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw werden boeken met de hand geschreven. Waar werden de boeken in de Middeleeuwen geschreven? a. Bibliotheken b. Kloosters c. Universiteiten 7. Wat geldt voor de volgende beweringen? I. Al aan het begin van de boekdrukkunst bestonden er bestsellers. II. In de zestiende eeuw werden al advertenties op de voor- en achterkant van boek geplaatst. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn beide juist. 8. In de eerste fase van een goede mediaplanning wordt het type medium bepaald. Waarop dient u in deze fase van mediaplanning te letten? a. De dekking b. De inschakelfrequentie c. Het bereik 9. Stel, een reclamecampagne moet op korte termijn effect gaan opleveren. Waarom is een dagblad dan een beter medium dan de televisie?
7367 73136.ex_v1
a. Dagbladen bereiken een breed publiek en worden in heel Nederland gelezen door koopkrachtige mensen. b. Het bereik van dagbladen is op alle dagen van de week door het hele jaar heen vrijwel hetzelfde. c. Voor het opbouwen van het bereik heb je maar weinig inschakelingen nodig.
NCOI Opleidingsgroep
2
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
10. Het Telegraaf-concern is onder andere uitgever van het dagblad De Telegraaf. Dit dagblad wordt verspreid onder abonnees en tegen betaling zijn losse nummers verkrijgbaar. Daarnaast is het Telegraaf-concern uitgever van twee gratis dagbladen: Spits en Metro. Het gratis dagblad Metro werd onlangs aangekocht. De redacties van Metro en Spits behouden hun zelfstandigheid. Van welke vorm van persconcentratie is sprake bij deze aankoop? a. Aanbiedersconcentratie b. Publieksconcentratie c. Redactionele concentratie 11. Wat zijn kenmerken van wetenschappelijke tijdschriften? a. Kleine oplage en gespecialiseerde informatie. b. Kleine oplage en grote diversiteit aan informatie. c. Grote oplage en gespecialiseerde informatie. 12. Hoe vaak verschijnt een nieuwsblad? a. Minstens één keer en maximaal vier keer per jaar. b. Minstens één keer en maximaal vier keer per week. c. Minstens vier keer en maximaal zeven keer per week. 13. Een speeltuin wil meer bezoekers trekken en plaatst daarom een advertentie in het regionale dagblad. Hiermee worden 30.000 abonnees bereikt. De totale doelgroep bestaat uit 50.000 mensen uit de regio. Wat is de dekking? a. 20% b. 16,7% c. 60% 14. De prijs van een reclamespot op tv wordt mede bepaald door het aantal kijkers. Maar dit absolute aantal zegt niet alles. Belangrijk is de vraag hoeveel personen uit de doelgroep met de commercial worden bereikt. Waarmee wordt aangeduid hoeveel personen uit de doelgroep naar een tv-commercial kijken?
7367 73136.ex_v1
a. Bereik b. Kijkdichtheid c. Selectiviteitsindex
3
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
15. Hoe heet het gratis verspreiden van vakbladen, onder een door de uitgever vastgestelde groep, waarbij de ontvanger schriftelijk heeft verklaard het blad te willen ontvangen? a. Controlled circulation b. Controlled distribution c. Online-mailing 16. Waarom vinden veel adverteerders die in tijdschriften adverteren het belangrijk dat de tijdschriftuitgever lid is van het HOI? a. Omdat ze dan klachten bij een centrale partij neer kunnen leggen. b. Omdat ze dan meer advertentiekorting krijgen bij kleinere oplagen. c. Omdat ze dan onafhankelijke en betrouwbare oplagecijfers krijgen. 17. Welke boeken worden door de boekenbranche als algemene of publieksboeken bestempeld? a. Boeken voor ontwikkeling b. Boeken voor studie c. Boeken voor vorming 18. Welke brancheorganisatie wijdt zich geheel aan het monitoren van de Wet op de vaste boekenprijs en het opkomen voor de culturele positie van het boek? a. De KVB b. De NBb c. De NUV 19. Wat is een categorale radio zender? a. Een zender met alleen popmuziek. b. Een zender met één soort doelgroep. c. Een zender met één type programma. 20. Waarom hoort de AVRO niet thuis in het rijtje met zuilen zoals de NCRV, VARA en KRO? a. De AVRO staat boven levensbeschouwelijke en politieke stromingen. b. De AVRO had een commerciële insteek ten opzichte van de rest. c. De AVRO was principieel voorstander van één nationale omroep. 21. Wat geeft de luisterdichtheid aan?
7367 73136.ex_v1
a. Het cijfer om luistergedrag te meten. b. Het cijfer om de luisterindex te meten. c. Het cijfer om de luistertijd te meten.
NCOI Opleidingsgroep
4
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
22. Welke instantie verleent zendmachtigingen, controleert of er niet te veel reclame wordt uitgezonden en of omroepen zich houden aan de wet? a. De verantwoordelijke minister b. Het Commissariaat voor de Media c. Het Radio Advies Bureau (RAB) 23. Radiozenders willen steeds meer kennis hebben over hun doelgroep. Hoe proberen zij dit te krijgen? a. Door brandpromotion en programmasponsoring in de programma’s op te nemen. b. Door het toegankelijker worden van dj’s op de social media buiten het programma om. c. Door interactieve sessies te geven over het maken van betere radiocommercials. 24. Wat geldt voor de volgende beweringen? I. Radio luisteren is een secundaire bezigheid. II. Snelheid en doelgerichtheid zijn sterke punten van radio. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. 25. Waarom vermomden Nederlandse commerciële televisiezenders zich eind jaren tachtig als buitenlandse omroep? a. Omdat buitenlandse zenders het meest populair waren. b. Omdat commerciële zenders toen nog verboden waren. c. Omdat het goedkoper was om zo een zender te starten. 26. Wat houdt het volledig programmavoorschrift voor omroepen in? a. Omroepen zijn verplicht een bepaald percentage van hun zendtijd aan specifieke programmasoorten te besteden. b. Omroepen zijn verplicht om hun volledige zendtijd te besteden aan een van tevoren vastgelegde programmasoort. c. Omroepen zijn verplicht programma’s van tevoren te laten zien aan een commissie die goedkeuring moet verlenen. 27. Het publieke bestel wordt sinds 2007 aangeduid als NPO. Waar staat dit voor?
7367 73136.ex_v1
a. Nationale Publieke Omroep b. Nederlandse Publieke Omroep c. Nieuwe Publieke Omroepen
5
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
28. De Publieke Omroep is sinds 2006 overgestapt op het programmeringsmodel. Wie is in dit model verantwoordelijk voor de programmering? a. De netcoördinator b. De programmaraad c. Het commissariaat 29. Wat geldt voor de volgende beweringen? I.
De Publieke Omroep is overgestapt naar het programmeringsmodel door een dalend marktaandeel. II. Het volledige programmavoorschrift is met de nieuwe Mediawet 2008 komen te vervallen. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn juist. 30. Waarom zijn sponsoring en sluikreclame tijdens Olympische spelen zo interessant voor adverteerders? a. De adverteerders weten vooraf precies wat de reclame oplevert. b. De commerciële boodschap maakt deel uit van het programma. c. De tarieven liggen een stuk lager dan bij reguliere programma’s. 31. De verwachting is dat het non-lineaire mediagebruik de komende jaren fors zal toenemen. Wat is non-lineair mediagebruik?
7367 73136.ex_v1
a. Tv-programma’s bekijken op een zelfgekozen tijdstip. b. Tv-programma’s worden gedigitaliseerd. c. Tv-uitzendingen via meerdere kanalen, zoals kabel en internet.
NCOI Opleidingsgroep
6
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
32. Een adverteerder wil met een advertentie in de tijdschriften Cosmopolitan, Libelle en Nouveau de doelgroep vrouwen bereiken. Daar zit een overlap in van 27%. De omvang van de totale doelgroep is 2.000.000. Maak voor de omvang van de doelgroepen gebruik van onderstaande tabel. Tijdschrift
Doelgroep mannen
Doelgroep vrouwen
Cosmopolitan
2%
8%
Libelle
8%
37%
Nouveau
2%
12%
Wat is de nettodekking? a. 1.140.000 b. 600.000 c. 540.000 33. Een adverteerder overweegt te adverteren in 5 opeenvolgende nummers van een tijdschrift. Met deze 5 nummers zullen 570.000 personen ten minste eenmaal met de advertentie worden geconfronteerd. Van wat voor soort bereik is hier sprake? a. Cumulatief bereik b. Gemiddeld bereik c. Totaal bereik 34. Hoe wordt het online verspreiden van een boodschap richting invloedrijke personen via social-mediakanalen genoemd? a. Activities b. Seeding c. Social sampling 35. Wat geldt voor de volgende beweringen? a. Search Engine Optimalisatie (SEO) zorgt voor een goede vindbaarheid in de natuurlijk zoekresultaten. b. Search Engine Advertising garandeert een prominente positie binnen de natuurlijke zoekresultaten.
7367 73136.ex_v1
a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn beide juist.
7
NCOI Opleidingsgroep
Media en communicatie - Examennummer 73136 - 29 juni 2013
36. Waarom is Real Time Bidding (RTB) niet altijd goed voor een adverteerder? a. De adverteerder heeft geen inzicht in de pageviews van de website en weet dus niet hoeveel mensen de advertentie zien. b. De advertentie kan terechtkomen op een site met discutabele content die afbreuk doet aan het merk van de adverteerder. c. Potentiële klanten kunnen zien dat de advertentie via RTB geplaatst is en zo een verkeerde indruk krijgen van het merk. 37. Wat zijn de twee belangrijkste criteria voor het beoordelen van media? a. Dekking en beschikbaarheid b. Dekking en communicatievermogen c. Dekking en kosten 38. De volgende gegevens zijn bekend: - het bereikte aantal doelgroeppersonen is 25 - de totale groep doelgroeppersonen is 100 Wat is de dekking? a. 4% b. 25% c. 75% 39. Hoe wordt het aantal bereikte personen genoemd dat niet tot de voor een bepaald communicatieplan omschreven doelgroep behoort? a. Doublure b. Exclusief bereik c. Waste 40. Van een tijdschrift zijn de volgende gegevens bekend: - Het bereik per gemiddeld nummer is 150.000 - De inschakelingsfrequentie is 8 - Het gecumuleerd bereik van 8 nummers is 400.000 Wat is de gemiddelde MKF (mediumconfrontatiefrequentie)?
7367 73136.ex_v1
a. 0,33 b. 3 c. 100000
NCOI Opleidingsgroep
8