Management en organisatie Examennummer: 91935 Datum: 29 maart 2014 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 10 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen - Geen
Wij wensen u veel succes!
91935.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. “Het organisatiecomité van de Olympische Winterspelen in Sotsji heeft vandaag bekendgemaakt dat 92 procent van de voor gisteren beschikbare tickets verkocht werden.” Bron: www.volkskrant.nl (2014) Het begrip ‘organisatie’ kent verschillende betekenissen. Welke betekenis van ‘organisatie’ is van toepassing in ‘het organisatiecomité’? a. ‘Organisatie’ in de betekenis van de activiteit van het organiseren zelf. b. ‘Organisatie’ in de betekenis van een eenheid van mensen en middelen. c. ‘Organisatie’ in de betekenis van wijze van inrichting. 2. Wat geeft de beslissingsboom weer? a. Uit welke stappen het besluitvormingsproces bestaat. b. Van welke belemmerende en verbeterende krachten er sprake is binnen besluitvormingsproces. c. Welke oplossingsrichtingen bestaan en welke externe omstandigheden van invloed zijn op de uitkomst. 3. Brainstorming is een techniek om creativiteit binnen besluitvormingsprocessen te bevorderen. Wat is een correct uitgangspunt van brainstorming?
91935.ex_v1
a. Het gebruik van analogieën en het noemen van een willekeurig woord om te zien welke nieuwe gedachten dat teweegbrengt. b. Het normale, verticale, denken kan niet leiden tot nieuwe inzichten en oplossingen. c. Het stimuleren van het naar voren brengen van ‘wilde’ ideeën.
NCOI Opleidingsgroep
1
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
4. “Hét hoogtepunt van de herdenkingsplechtigheid voor Nelson Mandela was de toespraak van de Amerikaanse president Barack Obama. Dat de speech een diepe indruk heeft nagelaten, blijkt uit de reacties van toeschouwers in het FNB Stadium van Johannesburg en op sociale media als Twitter en Facebook. Hier sprak de leider van de Verenigde Staten en misschien wel van de hele vrije wereld.” Bron: www.knack.be (bewerkt) Mintzberg onderscheidt drie soorten rollen van de manager. Welke rol van de Amerikaanse president staat in bovenstaande passage centraal? a. Besluitvormende rol b. Informationele rol c. Interpersoonlijke rol 5. Waarin kan met behulp van het vijfkrachtenmodel van Porter inzicht worden verkregen? a. In de kansen én bedreigingen in de macro-omgeving van een onderneming. b. In de mate waarin potentiële en feitelijke synergie wordt behaald door een onderneming. c. In de structurele winstgevendheid en aantrekkelijkheid van een bedrijfstak. 6. Tegenwoordig is het mogelijk om via diensten als Skype te bellen, te ‘videobellen’ en te chatten met andere gebruikers van hetzelfde programma via het internet. Wat voor concurrentiekracht is Skype voor aanbieders van mobiele telefonie, zoals KPN en Vodafone, als we uitgaan van het vijfkrachtenmodel van Porter? a. Bestaande concurrent b. Nieuwe toetreder c. Substituut 7. Welke van de onderstaande ontwikkelingen is een voorbeeld van een demografische ontwikkeling?
91935.ex_v1
a. De groei van het aantal inwoners van China en India. b. De toenemende invloed van organisaties die de belangen van consumenten behartigen. c. De toenemende samenwerking tussen landen, de EU en de NAFTA (North American Free Trade Agreement = Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst).
NCOI Opleidingsgroep
2
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
8. Een groot internationaal actief bouwbedrijf wil komen tot een aantal realistische en goed onderbouwde scenario’s. Uit welk type omgeving is daarvoor informatie noodzakelijk? a. De macro-omgeving b. De meso-omgeving c. Zowel de macro- als de meso-omgeving 9. In 2005 bracht verzekeringsmaatschappij OHRA een commercial uit waarin een vrouw met haar dochtertje naar de balie van een zwembad gaat, omdat haar dochtertje haar paarse opblaaskrokodil de dag daarvoor is vergeten. Het meisje ziet de paarse krokodil achter de man aan de balie tegen de muur staan. In plaats van de krokodil te pakken – waar het even op lijkt – geeft hij de vrouw een formulier dat ze moet invullen en morgenochtend tussen 9 en 10 uur in moet leveren bij de dienst Recreatie. Bron: Wikipedia (lemma: ‘Paarse krokodil’) (bewerkt) Hoe wordt de hierboven beschreven bedrijfscultuur door Handy en Harrison aangeduid? a. Machtsgerichte cultuur b. Rolcultuur c. Taakgerichte cultuur 10. Het 7S-framework van Tom Peters en Robert Waterman maakt onderscheid tussen ‘harde’ en ‘zachte’ elementen van organisaties. Eppink, Melker en Tack onderscheiden drie bouwstenen van management en organisatie, te weten: strategisch management, operationeel management en organisatieontwerp. Welk verband kan er gelegd worden tussen het 7S-framework en de drie bouwstenen?
91935.ex_v1
a. Operationeel management heeft primair betrekking op ‘harde’ elementen uit het 7S-framework. b. Organisatieontwerp heeft primair betrekking op ‘harde’ elementen uit het 7Sframework. c. Strategisch management heeft primair betrekking op ‘zachte’ elementen uit het 7S-framework.
3
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
11. ”Op 21 oktober 2010 heeft de heer J.W. Remkes, commissaris van de Koningin in Noord-Holland een kwaliteitsprijs aan de Kamer van Koophandel Amsterdam uitgereikt. In zijn toespraak memoreerde organisatiekundige Ruud Stassen dat de Kamer van Koophandel Amsterdam de uitdaging is aangegaan om (…) te vertellen welke resultaten zij willen bereiken voor Klanten en Partners, voor Medewerkers, voor hun Financier en de Maatschappelijke Omgeving. En hoe consequent ze hun Leiderschap, Strategie en beleid, Management van Medewerkers, Middelen en Processen hebben ingezet om hun doelen te bereiken. Deze uitdaging hebben zij met glans doorstaan." Bron: www.managementbegrippen.noordhoff.nl (2014) Op welk model is het kwaliteitssysteem van de Kamer van Koophandel Amsterdam, zoals hierboven beschreven, duidelijk gebaseerd? a. Balanced scorecard-model b. INK-managementmodel c. Kaizen-model 12. In de managementliteratuur zijn op meerdere niveaus verschillen tussen culturen in kaart te brengen. Op welk niveau richt het model van Hofstede zich? a. Het niveau van afdelingen b. Het niveau van landen c. Het niveau van organisaties 13. Welk van de onderstaande modellen is geschikt voor het in kaart brengen van de sterkten en zwakten van een organisatie? a. De DESTEP-rubricering b. De product-marktmatrix van Ansoff c. De waardeketen van Porter 14. Welke van de volgende generieke concurrentiestrategieën van Porter komt het meest overeen met de ‘product leadership’-strategie van Treacy en Wiersema? a. Differentiatiestrategie b. Focusstrategie c. Laagstekostenstrategie 15. “Apple is erop gericht studenten, opleiders, creatieve professionals en consumenten de allerbeste digitale ervaring te bieden dankzij haar innovatieve hardware, software en aanbiedingen via internet.” Bron: www.apple.com (bewerkt) Wat wordt hierboven beschreven?
91935.ex_v1
a. De missie van Apple b. De strategie van Apple c. De visie van Apple
NCOI Opleidingsgroep
4
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
16. Wanneer is in de product-marktmatrix van Ansoff sprake van diversificatie? a. Wanneer een bedrijf probeert te groeien via bestaande producten in nieuwe markten. b. Wanneer een bedrijf probeert te groeien via de ontwikkeling van nieuwe producten in nieuwe markten. c. Wanneer een bedrijf probeert te groeien via de ontwikkeling van nieuwe producten voor bestaande markten. 17. “Wij doen zaken in twee werelddelen, respectievelijk via Ahold Europe en Ahold USA. Die staan elk onder leiding van een ‘Chief Operating Officer’ (COO) die rapporteert aan Aholds CEO. Daardoor houden we lokale, continentale en wereldbehoeften in evenwicht. Ook geeft dit onze continentale schaal en talenten een effectieve hefboom”. Bron: www.ahold.com (bewerkt) Van welk type indeling is sprake onder de CEO (Chief Executive Officer) van Ahold in bovenstaande passage? a. G-indeling b. M-indeling c. P-indeling 18. “Topman Bert Groenewegen was jarenlang de alleenheerser bij uitgeversconcern PCM. De Raad van Bestuur werd daarom ook wel de 'Raad van Bert' genoemd. Groenewegen besloot (…) de afzonderlijke kranten veel vrijheid te geven. Maar dit liep mis. Terwijl andere mediabedrijven van bovenaf scherp in de kosten sneden, liepen de kosten bij de zelfstandig opererende onderdelen van PCM op.” Bron: De Telegraaf (bewerkt) Welk organisatieontwerpvraagstuk is dominant in bovenstaande passage? a. Het (de)centralisatievraagstuk b. Het horizontale differentiatievraagstuk c. Het taakverrijkingsvraagstuk 19. Volgens Thompson kunnen de werkzaamheden die in verschillende afdelingen van een organisatie plaatsvinden, op drie manieren samenhangen. Van welke coördinatievoorzieningen zou sprake moeten zijn bij sequentiële of volgtijdelijke samenhang?
91935.ex_v1
a. Elementaire coördinatievoorzieningen. b. Elementaire coördinatievoorzieningen aangevuld met planning. c. Elementaire coördinatievoorzieningen aangevuld met planning en complexe coördinatievoorzieningen.
5
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
20. In het artikel van Marcus en Van Dam (reader M&O) worden de zeven configuraties of organisatievormen van Mintzberg beschreven. Binnen welke van deze configuraties ligt de persoonsgerichte cultuur uit de cultuurtypering van Handy en Harrison het meest voor de hand? a. Machineorganisatie b. Ondernemersorganisatie c. Professionele organisatie 21. Welke van de onderstaande activiteiten wordt in de waardeketen van Porter beschouwd als ondersteunende activiteit? a. Bewerkingen b. Inkoop c. Nazorg 22. Eppink, Melker en Tack onderscheiden dirigerende en constituerende taken van het management. Waarmee worden dergelijke taken in het artikel ‘Wat is processtructuur’ van Nieuwenhuis (reader) aangeduid? a. Besturende processen b. Ketenprocessen c. Ondersteunende processen 23. Wat is de belangrijkste kritiek die Nieuwenhuis levert op de manier waarop de proces- en de organisatiestructuren binnen veel organisaties ontworpen zijn? a. Algemene managementverantwoordelijkheden worden gekoppeld aan meerdere processtructuren. b. De proces- en de organisatiestructuur zijn niet op hetzelfde moment en vaak los van elkaar ontworpen. c. Hiërarchische en procesverantwoordelijkheden worden vaak door elkaar gebruikt en ten onrechte in verband gebracht met de veronderstelde of feitelijke processtructuur. 24. Bij een coöperatieve melkfabriek vinden de volgende activiteiten plaats: het verwerven en aanvoeren van de melk, het verwerken daarvan tot verschillende zuivelproducten en het verkopen en afleveren aan klanten. Bron: De Leeuw (2002). Tot welk proces behoort dit complex van activiteiten?
91935.ex_v1
a. Het ondersteunende proces b. Het primaire proces c. Het secundaire proces
NCOI Opleidingsgroep
6
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
25. Projectbeheersing is het leren omgaan met vijf beheersfactoren. Welke beheersfactoren zijn dat volgens Schenkeveld? a. Geld, informatie, tijd, organisatie en kwaliteit. b. Marges, normen, corrigerende acties, planning en middelen. c. Omgeving, planning, conflicthantering, projectorganisatie en normen. 26. Hieronder staat voor elke activiteit in project Y een tijdsduur aangegeven in dagen. Wat is de duur van het kritieke pad uitgaande van dit relatiediagram?
B
E
2
4
3
A 3 1
4
6
1
D
C
H 2
5
8
1 1
3
1
F
I
7
5
G
a. 7 dagen b. 9 dagen c. 10 dagen 27. In het artikel van Marcus en Van Dam (reader) worden de zeven configuraties of organisatievormen van Mintzberg beschreven. Welke van deze configuraties is bij uitstek geschikt om projectmatig te werken? a. Innovatieve organisatie b. Machineorganisatie c. Zendingsorganisatie 28. Welke uitspraak over projecten is juist? a. Bij projecten staat het eindresultaat nooit van tevoren vast. b. Binnen projecten kan reciproque samenhang tussen mensen, afdelingen of bedrijven ontstaan. c. Een project kent een maximale doorlooptijd van één jaar. 29. Waar gaan managers met een mensbeeld dat is gebaseerd op Theorie X van McGregor vanuit?
91935.ex_v1
a. Dat de gemiddelde mens een aangeboren afkeer heeft van werken en dit zal vermijden als hij dat kan. b. Dat de sterkte van iemands motivatie afhangt van zijn verwachting dat een bepaalde inspanning leidt tot een bepaalde prestatie. c. Dat mensen genoegen willen nemen met minder salaris als ze maar de kans krijgen om zichzelf te ontwikkelen.
7
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
30. “Het bieden van onvoldoende salaris leidt tot ontevredenheid. Als iemand al voldoende salaris heeft, ontstaat een neutrale toestand. Hij wordt dan niet gelukkiger van nog meer salaris.” Bij welke motivatietheorie sluit bovenstaande passage het best aan? a. De motivatie-hygiënebenadering van Herzberg b. De verwachtingstheorie van Vroom c. Maslows behoeftehiërarchie 31. In het artikel van Nieuwenhuis over de zeven eigenschappen van effectief leiderschap volgens Covey wordt gesteld dat de twee ‘trappen’ onafhankelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid worden gecompleteerd door de derde rakettrap. Wat is deze derde rakettrap? a. Afwisselend taakgericht en mensgericht leidinggeven b. Periodiek dirigeren en delegeren c. Permanent leren en inspireren 32. “Als men tv-kijkt, kan men weinig andere dingen doen. Economen spreken in zo’n geval van opofferingskosten. Voor sommige groepen, bejaarden en werklozen, zijn de opofferingskosten laag. Zij kunnen met hun tijd niet veel beters doen. Voor anderen, jeugdigen en mensen met hoge inkomens, zijn de opofferingskosten juist heel hoog. […] Velen van ons hebben last van zelfcontroleproblemen. Een tv is zo aangezet en levert, na wat zappen, onmiddellijk behoeftebevrediging. De kortetermijnkosten zijn laag, de opbrengsten hoog. Mensen zijn slecht in staat een goede afweging tussen het nu en de toekomst te maken. We onderschatten de langetermijnkosten en kijken daarom meer tv dan goed voor ons is.” Bron: Van Damme in het AD, 2005 (bewerkt). Met welk soort motivatietheorieën is de afweging die mensen maken tussen televisiekijken en andere (meer nuttige) dingen het best te bestuderen? a. Inhoudstheorieën b. Prestatietheorieën c. Procestheorieën 33. Blake en Mouton zijn twee onderzoekers die worden gerekend tot het revisionisme. Waarom worden zij tot deze stroming gerekend?
91935.ex_v1
a. Ze integreren de denkbeelden over leidinggeven van het Scientific Management en de Human Relations-beweging met behulp van een matrix (de ‘managerial grid’). b. Ze gaan uit van situatieafhankelijkheid: volgens hen is er geen leiderschapsstijl die in alle gevallen effectief is. c. Ze koppelen de zogenaamde SMART-criteria aan het thema van leidinggeven en motiveren, waarmee het sturen op output en zelfcontrole mogelijk wordt.
NCOI Opleidingsgroep
8
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
34. In een ziekenhuis wordt het volgende gezegd: “Binnen ons ziekenhuis wordt door steeds meer specialisten geklaagd over onduidelijkheid in de aansturing. Ook zijn er klachten over de manier waarop zij worden aangestuurd: ‘We voelen ons te veel op onze vingers gekeken. Met 35 jaar ervaring heb ik daar geen enkele behoefte aan’, aldus een van de ervaren en zeer toegewijde chirurgen.”. Welke leiderschapsstijl is hier duidelijk gewenst als we uitgaan van het leiderschapsmodel van Hersey en Blanchard? a. Delegeren b. Overleggen c. Overtuigen 35. Welke van de volgende uitspraken over enkelvoudige taakopdrachten is juist? a. Bij enkelvoudige taakopdrachten geeft de manager aan hoe het resultaat bereikt moet worden en hoe vaak terugrapportering nodig is. b. Bij enkelvoudige taakopdrachten wordt het eigen initiatief van de medewerker beperkt. c. Enkelvoudige taakopdrachten kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven. 36. Welke van de onderstaande managementtechnieken is alleen toepasbaar wanneer medewerkers een hoog competentieniveau hebben? a. Balanced scorecard b. Hay-methode c. Management by objectives 37. In het groeimodel van Greiner wordt een aantal groeifasen van organisaties met bijbehorende crises gepresenteerd. Welke van de onderstaande crises volgt op de fase ‘groei door coördinatie’? a. Autonomiecrisis b. Beheersingscrisis c. Bureaucratiecrisis 38. De groeimodellen van Scott en Greiner beschrijven een aantal ontwikkelingsfasen en geven aan wat per fase de uitdagingen zijn voor het management. Welke fase uit het groeimodel van Greiner kent de meeste overeenkomsten met de eerste fase uit het groeimodel van Scott?
91935.ex_v1
a. Groei door creativiteit b. Groei door richting geven c. Groei door samenwerking
9
NCOI Opleidingsgroep
Management en organisatie - Examennummer 91935 - 29 maart 2014
39. “De communicatie tussen de ondernemingsleiding, het bedrijfsbureau, de productiehoofden/-medewerkers en het verkoopapparaat is veelal niet optimaal. Hierdoor worden productieresultaten onvoldoende geanalyseerd/beoordeeld, recepturen niet juist/tijdig aangepast, fouten gemaakt en nieuwe orders gemist.” Bron: 33 Cases (2008) Van welke crisis uit het groeimodel van Greiner is sprake in bovenstaande passage? a. Autonomiecrisis b. Beheersingscrisis c. Bureaucratiecrisis 40. Welk type organisatie heeft volgens J. Wessel Ganzevoort “een duidelijke focus, is transparant en open en geeft ruimte aan individuele talenten, binnen het raamwerk van de collectieve bestemming”?
91935.ex_v1
a. De lerende en levende organisatie b. De ondernemende en expanderende organisatie c. De onderzoekende en innoverende organisatie
NCOI Opleidingsgroep
10