1 Informatiemanagement Examennummer: Datum: 29 juni 2013 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 6 pagina s. De opbouw van het examen is al...
Dit examen bestaat uit 6 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 20 meerkeuzevragen - 10 open vragen
(maximaal 40 punten) (maximaal 60 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze motivatie of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - Geen
Wij wensen u veel succes!
19115 72510.ex_v1
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 2 punten.
1. Welke kennis heeft een manager nodig om het geheel van activiteiten en processen aan te sturen? a. Expliciete en impliciete kennis b. Expertkennis c. Organisatorische kennis 2. Wat geldt voor de volgende beweringen? I.
Informatiemanagement richt zich mede op efficiency, waardoor de kosten worden teruggedrongen. II. Informatiemanagement richt zich mede op cultuurverandering, waardoor ingrepen in de organisatie eerder kunnen plaatsvinden. a. Alleen I is juist. b. Alleen II is juist. c. I en II zijn beide onjuist. 3. Op welke wijze beïnvloedt e-HRM de positie van HRM? a. De HRM-functie kan vervangen worden door e-HRM. b. E-HRM maakt de HRM-functie interactiever en proactiever. c. E-HRM zorgt voor een strategie op het gebied van HRM. 4. Wat is het belangrijkste voordeel van SaaS (Software as a Service)?
19115 72510.ex_v1
a. De beschikbaarheid van internet en het netwerk van de leverancier. b. De veiligheid, aangezien de gegevens door de leverancier worden geback-upt. c. Het beheer, zoals installatie- en onderhoudskosten, wordt door de leverancier uitgevoerd.
NCOI Opleidingsgroep
1
Informatiemanagement - Examennummer 72510 - 29 juni 2013
5. Er zijn verschillende methoden om een informatieplan op te stellen. Bij welke methode hoort de uitspraak “Gebruikers kunnen vaak zinvolle toepassingen van informatietechnologie vervaardigen”. a. Adaptieve methode b. Informaticamethode c. Lerende methode 6. Medewerkers van een organisatie werken aan meer projecten, terwijl de projecten bestaan uit verschillende medewerkers. Welk soort relatie moet afgebeeld worden in een E/R-diagram? a. 1:1 (één-op-éénrelatie) b. 1:N (één-op-veelrelatie) c. N:M (veel-op-veelrelatie) 7. Welke strategie wordt nagestreefd als een bedrijf in staat is om een vraag te creëren en een cultuur heeft gecreëerd waarin innovatie wordt gestimuleerd? a. Customer intimacy b. Operational excellence c. Product leadership 8. Een businesscase is een methode waarmee bepaald wordt in hoeverre het wel of niet verstandig is om te investeren in ICT. Een bedrijf wil in een project verschillende scenario’s uitwerken waarmee het procurementproces door digitale hulpmiddelen kan worden vereenvoudigd. Binnen welk domein valt deze ICT-investering? a. Bedrijfskritisch domein b. High potential-domein c. Strategisch domein 9. Wat voor radicale innovatie voert een bedrijf uit als het op een website een overzicht geeft van aanbieders van mobiele telefonie en een vergoeding ontvangt als een klant gebruikt maakt het aanbod van de provider?
19115 72510.ex_v1
a. Financieel model b. Leveringsmodel c. Waardepropositie
NCOI Opleidingsgroep
2
Informatiemanagement - Examennummer 72510 - 29 juni 2013
10. Een bedrijf wil zijn inkoopproces met de leverancier versnellen. De werknemers fungeren als inkopers die direct online de bestellingen kunnen plaatsen. Waar is dit een voorbeeld van? a. Ketenintegratie waarbij ICT wordt ingezet om de schakels in de keten te beheersen. b. Waardenetwerk waarbij gebruik wordt gemaakt van elkaars informatiebronnen. c. Workflowbesturing waarbij systemen het logistieke proces voor hun rekening nemen 11. Een bedrijf gebruikt customer relationship management (e-CRM) om klanten online aan zich te binden. Na een succesvolle start daalt het aantal klanten. Op welke wijze kan e-CRM de relatie met de klant verbeteren? a. Het promoten van producten door speciale aanbiedingen b. Het verhogen van het aantal interacties en online advertenties c. Segmentatie van de klanten en klanten gerichter benaderen 12. Amerikaanse autoproducenten hebben de trend van kleinere en energiezuinige auto’s volledig gemist. Welke informatie moet een managementinformatiesysteem opleveren zodat managers kunnen sturen op dergelijke ontwikkelingen? a. Het zichtbaar maken van bedrijfsresultaten en planningen op basis waarvan het management beslissingen kan nemen b. Het zichtbaar maken van omgevingsfactoren en patronen, op basis waarvan het management beslissingen kan nemen c. Het zichtbaar maken van prognoses op basis waarvan het management beslissingen kan nemen 13. Wat houdt de tweede wet van Nicholas Negroponte in? a. De introductietijd van nieuwe technologie wordt steeds korter. b. Het aantal transistors in een geïntegreerde schakeling verdubbelt elke anderhalf jaar. c. IT-bedrijfsmiddelen worden een basisvoorziening, net als water, gas en elektriciteit. 14. Een ContentManagementSysteem (CMS) is een voorbeeld van samenwerking in Web 2.0. Wat is de functie van een CMS?
19115 72510.ex_v1
a. Software die het voor gebruikers mogelijk maakt om patronen en relaties te ontdekken in grote hoeveelheden gegevens. b. Software die gebruikmaakt van kennis en intelligentie van een grote groep mensen. c. Software voor het beheer van documenten die toegankelijk zijn via internet
3
NCOI Opleidingsgroep
Informatiemanagement - Examennummer 72510 - 29 juni 2013
15. Welk ondernemingsmodel biedt producten van derden aan en ontvangt commissie indien via de site deze producten worden gekocht? a. Affiliatemodel b. Kortingmodel c. Verkopersmodel 16. Het doel van een project lijkt door omstandigheden gedurende de uitvoering te veranderen. Wat moet de projectmanager doen? a. De projectmanager moet een nieuwe kosten-batenanalyse maken. b. De projectmanager moet het risicomanagement en de projectplanning aanpassen. c. De projectmanager moet met de opdrachtgever overleggen of het doel mag worden gewijzigd. 17. Een bedrijf heeft dezelfde soort gegevens over producten opgeslagen in het inkoopen productiesysteem. In het inkoopsysteem bedraagt de prijs van product Y € 80,- en in het productiesysteem € 89,-. Wat is in deze situatie van toepassing op de ingevoerde gegevens? a. Inconsistent b. Redundant c. Zowel redundant als inconsistent 18. Veel producten als kleding en levensmiddelen worden tegenwoordig voorzien van RFID-tags. Wat is de functie van RFID-tags in de supply chain? a. Het aflezen van voorraden met streepjescodes door gebruik te maken van scantechnologie. b. Het invoeren van informatie van objecten in e-SCM. c. Het koppelen van informatie aan een object, waardoor het object gevolgd kan worden in de supply chain. 19. Bij IT-projecten wordt gebruikgemaakt van softwareontwikkelmethoden. Welke methodiek ontwikkelt software incrementeel en iteratief? a. PRINCE2®-methodiek b. RAD (Rapid Application Development) c. SDM2 (System Development Methodology) 20. Welk ITIL-proces vindt op tactisch niveau plaats?
19115 72510.ex_v1
a. Availability Management b. Change Management c. Releasemanagement
NCOI Opleidingsgroep
4
Open vragen (60 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. 1. Een organisatie heeft als doel waarde creëren voor zijn afnemers. In welk soort proces wordt in eerste plaats waarde gecreëerd? Geef twee voorbeelden van processen waarbij informatietechnologie waarde toevoegt aan de organisatie. Motiveer uw antwoord. (4 punten) 2. Webwinkels of e-shops nemen een steeds grote plaats in op de markt. Geef vier oorzaken waarom deze handelsmarkt is ontstaan. Geef per oorzaak een voorbeeld. (8 punten) 3. Een veilinghuis gaat over op online veilingen via het web. De verkoper bepaalt via de website de regels en de timing en nodigt bieders uit. Binnen een bepaalde periode wordt via de site een steeds hoger bod gedaan. Degene met het hoogste bod, ontvangt het product. Welke twee aspecten van de Blue Ocean-strategie worden hier beschreven? Motiveer uw antwoord. (4 punten) 4. Wat is het hoofddoel van kennismanagement en welke drie stappen moeten gezet worden om dit hoofddoel te realiseren? Geef per stap een voorbeeld van informatietechnologie die kennismanagement ondersteunt. (7 punten)
19115 72510.ex_v1
5. Klant- en marketinganalyses kunnen worden uitgevoerd met datamining tools. Wat houdt datamining in en geef drie voorbeelden waarin datamining wordt gebruikt bij klant- en marktanalyses. Motiveer uw antwoord. (4 punten)
NCOI Opleidingsgroep
5
Informatiemanagement - Examennummer 72510 - 29 juni 2013
6. Een project heeft verschillende technieken en hulpmiddelen van verschillende leveranciers gebruikt. De combinatie van hulpmiddelen blijkt samen niet te functioneren. De leveranciers voelen zich niet verantwoordelijk voor het disfunctioneren. Zij vinden dat de klant verantwoordelijk is voor de integratie van de hulpmiddelen. Welke risico’s heeft men onderschat? Noem twee risico’s. Motiveer uw antwoord. Geef aan op welke onderdelen van de projectdefinitie men tekort is geschoten. Noem twee onderdelen. Welke maatregelen kan men treffen om het tekort op te heffen? Noem twee maatregelen. (6 punten) 7. Door het integreren van een aantal pensioenadministrateurs ontstaat een nieuwe, grote pensioenuitvoerder. Om de integratie van de verschillende systemen van de te integreren bedrijven te begeleiden, wordt er een informatieplan opgesteld. Wat is het doel van het informatieplan? Geef aan wat de samenhang is tussen het informatiebeleid en informatieplan. Geef een globale inhoudsopgave van het informatieplan voor de nieuwe pensioenuitvoerder. Motiveer uw antwoord. (9 punten) 8. Een bedrijf wil BYOD (Bring Your Own Device) invoeren, omdat medewerkers steeds vaker hun eigen smartphone, tablet of laptop gebruiken. De ICT-manager wil gebruik maken van de STOEP-factoren om te analyseren of BYOD haalbaar is voor het bedrijf. Noem de STOEP-factoren en geef een omschrijving wat elke factor inhoudt. Geef per factor een voorbeeld met behulp van BYOD. (9 punten) 9. Een verzekeringsbedrijf besloot een nieuw systeem te ontwikkelen voor zijn schadedivisie. De ontwikkeling van de software werd uitbesteed. Wat zijn de belangrijkste overwegingen om deze ontwikkelwerkzaamheden uit te besteden? Noem twee overwegingen. Bedrijven brengen soms de IT-dienstverlening naar het buitenland, vaak naar landen in andere werelddelen. Dit noemen we offshoring. Wat zijn de nadelen van deze vorm van uitbesteding? Noem twee nadelen. Motiveer uw antwoord. (4 punten)
19115 72510.ex_v1
10. Noem twee oorzaken waarom er sprake is van een mopperrelatie tussen de business en ICT. Op welke wijze kun je afrekenen met deze mopperrelatie? Noem twee maatregelen. Geef aan hoe de rollen verdeeld moeten worden tussen business en ICT zodat er een betere alignment ontstaat. (5 punten)