Informatiemanagement Examennummer: 62016 Datum: 30 juni 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 6 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 20 meerkeuzevragen - 10 open vragen
(maximaal 40 punten) (maximaal 60 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze motivatie of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - Niet-programmeerbare rekenmachine
Wij wensen u veel succes!
1476 62016.ex_v2
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 2 punten.
1. Een leidinggevende besluit welke activiteiten in welke volgorde moeten worden uitgevoerd. Tot welke soort processen behoort deze activiteit? a. Primaire processen b. Secundaire processen c. Tertiaire processen 2. Op welke wijze levert informatiemanagement een bijdrage aan directe waardetoevoeging? a. Informatiemanagement draagt ertoe bij dat activiteiten inzichtelijk worden gemaakt. b. Informatiemanagement draagt ertoe bij dat medewerkers over de juiste kennis beschikken. c. Informatiemanagement draagt ertoe bij dat processen worden geoptimaliseerd. 3. Waartoe behoort het monitoren van transacties? a. Administratieve organisatie b. Financiële administratie c. Interne communicatie 4. Het management laat zich ondersteunen door een applicatie die op strategisch niveau inzicht geeft in trendmatige marktontwikkelingen op de lange termijn. Welk soort applicatie vervult deze functie?
1476 62016.ex_v2
a. Decision Support System (DSS) b. Enterprise Resource Planning (ERP) c. Executive Information System (EIS)
NCOI Opleidingsgroep
1
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
5. Waarom wordt het voor winkelaanbieders van producten in een Business 2 Consumer (B2C) omgeving steeds moeilijker zich te profileren? a. Door de bredere beschikbaarheid van producten. b. Door de toenemende kennis bij de klant. c. Door het grotere vertrouwen in het product dan in de verkoper. 6. Wat ontstaat door gebruik te maken van de kennis van een grote groep mensen die teksten van hoge kwaliteit leveren? a. Business intelligence b. Collective intelligence c. Contentmanagementsysteem 7. Waardoor wordt binnen een organisatie de inzet van technologie gedicteerd? a. Marktontwikkelingen b. Strategie van de organisatie c. Technologische ontwikkelingen 8. Bij het opstellen van een informatieplan laat een organisatie die gericht is op het in de markt zetten van de nieuwste concepten, zich leiden door een succesvol ontwikkelmodel. Welke werkwijze voor het opstellen van een informatieplan wordt dan toegepast? a. Adaptieve benadering b. Lerende benadering c. Strategisch bedrijfskundige methode 9. Welke ontwerpmethode heeft als doel toepassingen uit verschillende omgevingen te laten samenwerken? a. DSDM b. SCRUM c. SOA 10. Wanneer is er sprake van convergentie? a. Als een organisatie besluit telefonie en dataverkeer in eenzelfde omgeving onder te brengen. b. Als een organisatie Customer Relationship Management gaat toepassen. c. Als een organisatie kiest voor digitale uitwisseling van facturen. 11. Welk niveau wordt gekenmerkt door het grootste gehalte gestructureerde beslissingen?
1476 62016.ex_v2
a. Operationeel b. Strategisch c. Tactisch
NCOI Opleidingsgroep
2
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
12. Bij informatievoorziening komt het voor dat berichtgeving door de ontvanger op verschillende wijze wordt geïnterpreteerd. Naar welk onderdeel van het communicatieproces verwijst dit verschijnsel? a. Boodschap b. Coderen c. Decoderen 13. Tijdens de inrichting van een project verdeelt de projectleider de verschillende taken onder de teamleden en stelt daarbij tegelijkertijd de mijlpaalmomenten vast. Tot welke groep instrumenten behoren deze activiteiten? a. Fasering b. Planning c. Structuur 14. Veel organisatie worstelen met de vraag of bij vernieuwingsprocessen bestaande applicaties een verbetering moeten ondergaan of dat er voor een nieuwe toepassing moet worden gekozen. Tot welk aspect van de businesscase behoort deze vraag? a. Haalbaarheid vanuit veranderkundige invalshoek b. Inzicht in financiële haalbaarheid c. Technische haalbaarheid 15. Onder welk onderdeel binnen ITIL valt de verantwoordelijk voor de procedures die de beschikbaarheid van systemen garanderen? a. Availability management b. Capacity management c. Continuity management 16. Welk van onderstaande systemen behoort tot de ‘algemene informatiesystemen’? a. Elektronische agenda b. Personeelsinformatiesysteem c. Presentatiesoftware 17. Welk van onderstaande antwoorden verwoordt de visie van een organisatie?
1476 62016.ex_v2
a. Onze organisatie levert producten die het bestaan van klanten eenvoudiger maakt. b. Onze organisatie maakt de wereld schoner door de wijze waarop we produceren. c. Onze organisatie zal in ons segment onbetwiste marktleider zijn door keiharde kwaliteitsgaranties.
3
NCOI Opleidingsgroep
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
18. Wat is een kenmerk van een project? a. Een project past goed binnen de bestaande hiërarchisch structuur. b. In een project werken verschillende disciplines doelgericht samen. c. Organiseren en aansturen van een project is de taak van het lijnmanagement. 19. Welk van onderstaande antwoorden is een voorbeeld van een horizontale informatiestroom? a. Een overzicht van aanwezige medewerkers en ziekteverzuim, wat leidt tot inhuur van uitzendkrachten. b. Een verbuiksoverzicht van producten op basis waarvan een afdeling een inkoopactie onderneemt. c. Een weekrapportage op basis waarvan een afdelingschef besluiten neemt. 20. Voor het verklaren van problemen met Business-IT alignment geeft het model van Charles een raamwerk. Welke denkwijze uit dat raamwerk hoort bij de bestuurder?
1476 62016.ex_v2
a. Begrijp ik het? b. Is het goed voor de business? c. Zal het werken?
NCOI Opleidingsgroep
4
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
Open vragen (60 punten)
1. In een database is vastgelegd dat er 30 nieuwe klanten zijn geworven. In de rapportage daarover wordt verder vermeld dat dit een stijging is van 10%. Welke twee treden uit de informatieladder worden hier beschreven? Motiveer uw antwoord. (6 punten) 2. Leg aan de hand van een voorbeeld uit (maximaal 3 regels en ten minste 2 argumenten) waarom informatisering van toegevoegde waarde is voor een organisatie. (5 punten) 3. Een luchtvaartmaatschappij ondersteunt servicemonteurs in zestig landen met professionele onderhoudssoftware. De directie heeft besloten om de software niet als ‘Software as a Service’ (SaaS) aan te bieden. Noem twee SaaS-gerelateerde redenen die dit besluit ondersteunen. (6 punten) 4. Tot de werkzaamheden van een medewerker Financiën behoort het controleren van een factuur. Geef dit weer in een ERD-diagram, waarin de entiteiten en de juiste relaties worden vermeld en toegelicht. (9 punten) 5. Waarom biedt de Wet van Moore mogelijk economische kansen aan bedrijven die afhankelijk zijn van informatienalyse? (6 punten) 6. Veel internetwinkels beloven dat producten binnen 24 uur zullen zijn geleverd en bieden de klanten de mogelijkheid tot ‘buy with one click’, oftewel de mogelijkheid om met een simpele muisklik tot betaling over te gaan. Welke twee aspecten van de Blue Ocean Strategie worden hier beschreven? Motiveer uw antwoord. (6 punten)
1476 62016.ex_v2
7. Een projectleider is zich bewust van de kans dat een project faalt en zal voorafgaand aan het project bekijken welke delen onderhevig zijn aan risico’s. Met welke stap van risicomanagement houdt hij zich bezig? Motiveer uw antwoord. (5 punten)
NCOI Opleidingsgroep
5
Informatiemanagement - Examennummer 62016 - 30 juni 2012
8. Een medewerker beschouwt een informatiesysteem vooral als hulpmiddel om informatie te produceren die geschikt is om beslissingen te nemen over de activiteiten die tot zijn takenpakket behoren. Vanuit welk gezichtspunt beschouwt hij de kwaliteit van het informatiesysteem? Motiveer uw antwoord. (5 punten) 9. Een gemeente bekijkt welke functionaliteit in 2015 op basis van het informatiebeleid moet worden geleverd. Hierbij is belangrijk dat deze past binnen het landelijk beleid van de overheid, maar ook dat er draagvlak onder de burgers bestaat. Verder moet er uiteraard een businesscase zijn waaruit de passendheid binnen de IT-infrastructuur blijkt. Welke drie STOEP-factoren worden hier genoemd? Motiveer uw antwoord. (6 punten)
1476 62016.ex_v2
10. Een ICT-medewerker realiseert zich dat de netwerkcapaciteit niet toereikend is om over twee jaar nog aan de eisen van de organisatie te voldoen. Hij weet echter ook dat er mogelijkheden ontstaan door het toepassen van Cloud-technologie of SaaS-toepassingen, maar dat er aan de zijde van de gebruikers nogal wat bedenkingen bestaan over de beveiliging, privacy en continuïteit van de informatievoorziening. Beschrijf deze situatie op basis van het driedimensionale model zoals beschreven in het artikel Business en ict alignment: afrekenen met de mopperrelatie van Rob Poels. (6 punten)
NCOI Opleidingsgroep
6