ICT-strategie Examennummer: 63255 Datum: 30 juni 2012 Tijd: 10:00 uur -11:30 uur
Dit examen bestaat uit 5 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 20 meerkeuzevragen - 10 open vragen
(maximaal 60 punten) (maximaal 40 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze motivatie of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - Geen
Wij wensen u veel succes!
18457 63255.ex_v1
ICT-strategie - Examennummer 63255 - 30 juni 2012
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Voor een correct antwoord: 2 punten.
1. De strategieagenda heeft een categorie businessdiscussie. Welk deelonderwerp bevat deze categorie? a. De aansluiting van de ICT-strategie op de bedrijfsstrategie. b. De besluitvorming en besturing binnen de ICT-functie. c. De toegevoegde waarde van ICT voor de onderneming. 2. Een bedrijf wordt procesgericht georganiseerd. Wat wordt de rol van de manager? a. Coach b. Proceseigenaar c. Supervisor 3. Wat is het doel van Business process redesign? a. De focus op een traditioneel proces omzetten naar e-business. b. Het invoeren van e-business op de processen. c. Het verbeteren van de totale presentatie voor de klant. 4. Waar geeft de BSP-methode weinig aandacht aan? a. Aan de businessdiscussie b. Aan de ICT-architectuur c. Aan het stellen van prioriteiten 5. Wat is de driver bij de ICT-strategieaanpak ?knelpuntgerichte methode‘?
18457 63255.ex_v1
a. De problemen b. De relevantie c. De voorsprong
NCOI Opleidingsgroep
1
ICT-strategie - Examennummer 63255 - 30 juni 2012
6. Wat is het gevolg van de ICT-strategie? a. Een BPM b. Gedrag c. Keuzes 7. De tweede basisstrategie volgens Porter is differentiatie. Wanneer past een bedrijf dit toe? a. Als het bedrijf kostenleider is in zijn marktsegment. b. Als het bedrijf onderscheidende diensten heeft die echt anders zijn. c. Als het bedrijf zijn strategie focust op verschillende marktsegmenten. 8. Om een helder beeld te hebben van de gewenste positie zal de onderneming een antwoord moeten formuleren op de kernvragen. Waar wordt de gewenste positie door bepaald? a. Door de strategie b. Door de strategische zetten c. Door het waardeleverende systeem 9. Wat liet Mintzberg zien ten aanzien van de leiding van ondernemingen? a. De leiding stuurt de onderneming op feiten en analyses. b. De leiding stuurt meer op intuïtie dan op analyses. c. De leiding stuurt op het krijgen van marktleiderschap. 10. Wat is de reden om een strategieraamwerk op te stellen? a. Het geeft een overzicht van de onderdelen van het businessmodel. b. Het geeft een overzicht van de strategische zetten van de onderneming. c. Het geeft met beschikbare instrumenten een overzicht van het geheel. 11. Het besteedbaar inkomen is in vijf jaar met 10% gestegen. Op welk gebied is dit een omgevingsfactor? a. Op economisch gebied b. Op politiek gebied c. Op sociaal gebied 12. De felheid van de concurrentie wordt mede bepaald door productdifferentiatie. Wanneer is deze felheid laag?
18457 63255.ex_v1
a. Bij een grote productdifferentiatie: de producten verschillen meer van elkaar. b. Bij een grote productdifferentiatie: er is overcapaciteit en een grote marktvraag. c. Bij een grote productdifferentiatie: de winstgevendheid is lager.
NCOI Opleidingsgroep
2
ICT-strategie - Examennummer 63255 - 30 juni 2012
13. Een onderneming heeft een matige waardepropositie en een sterk waardeleverend systeem. Wat is het resultaat voor de klanten? a. Deze is goed, zij worden redelijk bediend. b. Deze is goed, zij worden optimaal bediend. c. Deze is slecht, zij worden slecht bediend. 14. Een strategische zet van een onderneming richt zich op de prestaties van het waardeleverend systeem. Welke strategische zet heeft de onderneming gemaakt? a. Een concurrentieverminderende zet b. Een operatieverbeterende zet c. Een positieverbeterende zet 15. Waar moet de onderneming op letten bij het selecteren van een pakket van strategische zetten? a. Of de zetten onderling consistent en uitvoerbaar zijn. b. Of het pakket van zetten consistent is met een ander business-segment. c. Of het pakket van zetten focust op het strategieraamwerk. 16. In een business met een hoge concentratiegraad is de felheid van concurrentie lager. Hoe komt dit? a. De ondernemingen hebben een hogere waardepropositie. b. De ondernemingen hebben geen strategische toetredingsdrempel. c. De ondernemingen zijn strategisch afhankelijk van elkaar. 17. Een artikel is meer waard voor een klant dan dat het hem kost. Welke van de onderstaande beweringen is juist? a. Het artikel heeft een concurrentienadeel. b. Het artikel heeft een inferieure waarde. c. Het artikel heeft een superieure waarde. 18. Wat is de berekening van de relatieve winstverbetering? a. De operationele winst gedeeld door de winstverbetering in procenten. b. De prijsverhoging gedeeld door de operationele winst in procenten. c. De winstverbetering gedeeld door de operationele winst in procenten.
18457 63255.ex_v1
19. Een onderneming verhoogt de prijs van een artikel. Wanneer is dit interessant? a. Als de klanten de propositie van de onderneming als superieur beschouwen. b. Als de onderneming een stabiel marktaandeel in het business-segment heeft. c. Als het de waardepropositie verbetert naar nieuwe klanten.
3
NCOI Opleidingsgroep
ICT-strategie - Examennummer 63255 - 30 juni 2012
20. Wanneer is expansie naar een aangrenzend segment een goede zet?
18457 63255.ex_v1
a. Als de visie en de strategische zetten niet aangepast hoeven te worden. b. Als het huidige segment nog geen dominante positie heeft in het aangrenzende segment. c. Als het nieuwe businesssegment aangrenzend is aan het huidige segment.
NCOI Opleidingsgroep
4
ICT-strategie - Examennummer 63255 - 30 juni 2012
Open vragen (60 punten)
1. Process Quality Management bestaat uit een aantal stappen. Noem de eerste twee stappen van PQM en beschrijf elke stap. (6 punten) 2. Beschrijf drie belangrijke functies van WFM. (6 punten) 3. Procesinnovaties met ICT hebben een klimaat nodig dat stimulerend werkt. Beschrijf twee elementen die het gedrag van mensen stimuleren, maar waar geen geld of middelen mee gemoeid zijn. (6 punten) 4. In het proces van strategievorming wordt een aantal stappen onderscheiden. Welke stappen zijn dit? (6 punten) 5. De kortcyclische strategieaanpak heeft vier stappen. Welke stappen zijn dit? Noem er drie. (6 punten) 6. Wat is het centrale onderwerp in het werk van Dr. Michael Porter? (2 punten) Waar draait het bij dit onderwerp om? Beschrijf twee items. (4 punten) 7. Beschrijf de MABA-analyse in drie stappen. (6 punten) 8. Wat is volgens De Wit & Meyer een markt en een industrie? (6 punten) 9. Businesssegmenten moeten hun eigen concurrentiesysteem kennen. Welke condities gelden hiervoor? Beschrijf er twee. (6 punten)
18457 63255.ex_v1
10. Beschrijf drie soorten concurrentie volgens Porter. (6 punten)
NCOI Opleidingsgroep
5