1 Algemene psychologie Examennummer: Datum: 23 juni 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur Dit examen bestaat uit 8 pagina s. De opbouw van het examen is al...
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen Geen
Wij wensen u veel succes!
1545 61430.ex_v1
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt
1. De lokale omroep doet luisteronderzoek binnen een gemeente. De populatie bestaat uit alle inwoners in de gemeente vanaf dertien jaar. In dit onderzoek wordt gevraagd of mensen weleens naar de lokale omroep luisteren en hoeveel uur per week ze luisteren. Met de antwoorden wordt vervolgens uitgerekend welk percentage mensen in de gemeente weleens naar de omroep luistert en hoeveel uur ze gemiddeld luisteren. Hoe wordt dit soort onderzoek genoemd? a. Experimenteel onderzoek b. Observatieonderzoek c. Surveyonderzoek 2. Welke stroming binnen de psychologie richt zich op de vraag hoe het bewustzijn ons zou kunnen helpen de problemen van alledag te hanteren? a. Behaviorisme b. Functionalisme c. Structuralisme 3. Een psycholoog wil onderzoeken wat het effect is van klassieke muziek op de concentratie op een speeltaak van een groep kinderen in de leeftijd twee tot vier jaar. De onderzoeker maakt gebruik van twee groepen. Eén groep wordt blootgesteld aan klassieke muziek en de andere groep krijgt geen klassieke muziek te horen. Wat is in dit onderzoek de onafhankelijke variabele?
1545 61430.ex_v1
a. Het effect b. Kinderen van twee tot vier jaar c. Klassieke muziek
NCOI Opleidingsgroep
1
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
4. Vanuit welke benadering van de psychologie wordt gedrag bepaald door zelfbeeld, interpersoonlijke relaties en behoefte aan persoonlijke groei? a. Cognitief perspectief b. Humanistisch perspectief c. Psychodynamisch perspectief 5. De wetenschappelijke methode betreft een procedure van vijf stappen. In welke stap wordt er een bewering gedaan over de relatie tussen variabelen in een onderzoek? a. Data verzamelen b. Experiment uitvoeren c. Hypothese ontwikkelen 6. Welk deel van het perifere zenuwstelsel stuurt boodschappen naar inwendige organen en klieren waardoor we reageren op stressvolle situaties en noodgevallen? a. Autonoom zenuwstelsel b. Parasympatisch zenuwstelsel c. Sympathisch zenuwstelsel 7. Onderstaand plaatje is een afbeelding van een neuron. Hoe heet het deel van het neuron dat in het gele kader is aangegeven?
1545 61430.ex_v1
a. Axon b. Soma c. Synaps
NCOI Opleidingsgroep
2
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
8. Welke neurotransmitter reguleert onder andere slaap en dromen? a. Dopamine b. GABA c. Serotonine 9. Bij onderzoek onder split-brainpatiënten wordt de patiënt voor een scherm geplaats. De patiënt focust zich op een stip in het midden van het scherm en op de linkerhelft van het scherm wordt kort een woord getoond. Er wordt gevraagd wat het woord is. Welke mogelijkheden heeft de split-brainpatiënt om het voorwerp te identificeren in termen van taal en tekenen? a. De patiënt kan het voorwerp tekenen en verbaal identificeren. b. De patiënt kan het voorwerp tekenen, maar niet verbaal identificeren. c. De patiënt kan het voorwerp verbaal identificeren. maar niet tekenen. 10. Wat is de naam voor de dunne grijze massa die het cerebrum bedekt en die verantwoordelijk is voor het grootste deel van onze hogere psychische processen, waaronder denken en waarnemen? a. Cerebellum b. Cerebrale cortex c. Corpus callosum 11. Hoe wordt bij de klassieke conditionering extinctie veroorzaakt? a. Door het weglaten van de bekrachtiging b. Door het weglaten van de CR c. Door het weglaten van de UCS 12. Jan is een stevige roker. Zijn vrouw klaagt dat het roken stinkt en de gordijnen vies maakt. Jan besluit te stoppen met roken om van het gezeur af te zijn. Welke vorm van consequentie is dit? a. Negatieve bekrachtiging b. Negatieve straf c. Positieve straf 13. Waarop ligt de focus bij stimulus-respons-leren?
1545 61430.ex_v1
a. Op informatieverwerking b. Op mentale processen c. Op waarneembare gebeurtenissen
3
NCOI Opleidingsgroep
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
14. Kohler (1925) liet in zijn onderzoek zien dat apen net als mensen problemen leren op te lossen door bekende voorwerpen ineens in een andere vorm of context te zien. Hoe wordt deze vorm van leren door psychologen genoemd? a. Ervaringsleren b. Inzichtelijk leren c. Sociaal leren 15. Wat zijn de drie essentiële functies van het geheugen? a. Coderen, opslaan en terughalen b. Coderen, selecteren, interpreteren c. Selecteren, opslaan en terughalen 16. Informatie die voor langere tijd in het geheugen moet worden opgeslagen doorloopt drie stadia. Wat is het eerste stadium of soort geheugen dat wordt aangedaan? a. Procedureel geheugen b. Sensorisch geheugen c. Werkgeheugen 17. Welke psychologische invalshoek zoekt de bron van ons handelen in stimuli vanuit de omgeving? a. Behavioristisch perspectief b. Biologisch perspectief c. Crosscultureel perspectief 18. Mary leest een artikel over stelen op het werk. Ze ziet op de gang een collega met twee gevulde plastictassen lopen. De collega kijkt onrustig om zich heen. Mary vraagt zich af wat hij doet. Als eerste denkt ze: “Zou hij soms ook stelen?” Hoe wordt dit proces – waarbij een net opgedane ervaring het denken over een situatie kort daarna ‘besmet’ – in de psychologie ook wel genoemd? a. Automatisch denken b. Perseveratie-effect c. Priming 19. Het geheugen laat ons soms in de steek. Het lukt bijvoorbeeld maar niet om de precieze formulering van een begrip of naam uit te spreken, terwijl dit onder andere omstandigheden geen probleem vormt. Men heeft de indruk dat het woord op het puntje van de tong ligt, maar het er maar net niet 'uit wil rollen'. Hoe wordt dit in de psychologie genoemd?
1545 61430.ex_v1
a. Blokkades b. Suggestibiliteit c. TOT-fenomeen
NCOI Opleidingsgroep
4
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
20. Welke techniek om het geheugen te verbeteren is gericht op het leggen van verbindingen tussen nieuw materiaal en informatie die al in het langetermijngeheugen ligt opgeslagen? a. Mnemoniek b. Persistentie c. Zelfconsistentie 21. Berend loopt in de late avond over een verlaten straat. In de verte ziet hij een paar vage schimmen staan. Hij vindt het vreemd dat deze mensen ’s avonds laat daar staan. Hij vermoedt dat ze een conflict of gevecht willen uitlokken en hij besluit via een andere weg naar huis te gaan. Hoe wordt de perceptuele verwerking van Berend genoemd? a. Bottom-down b. Bottom-up c. Top-down 22. Welke gestaltwet illustreert de onderstaande afbeelding?
a. Wet van continuering b. Wet van dichtbijheid c. Wet van gelijkenis 23. Sara heeft de muziek hard aan staan. Bert vraagt of de muziek zachter mag. Sara moet de muziek behoorlijk veel zachter draaien voordat Bert merkt dat het zachter staat. Bert heeft wel een goed gehoor, want als Sara de muziek als het stil is heel zacht aanzet, hoort hij het al. Welke wet kan dit verklaren?
1545 61430.ex_v1
a. Wet van de absolute drempel b. Wet van gelijkenis c. Wet van Weber
5
NCOI Opleidingsgroep
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
24. Welke kwabben van de hersenen spelen een belangrijke rol bij beweging en denken? a. Frontaalkwabben b. Parietaalkwabben c. Temporaalkwabben 25. We gebruiken onze hersenen voor onder meer ‘geheugen voor woorden en getallen’; ‘begrip bij spraak en schrijven’; en ‘geheugen voor vormen en muziek’. Bij welk van deze drie onderdelen wordt gebruikgemaakt van de rechter hemisfeer? a. Begrip bij spraak en schrijven b. Geheugen voor vormen en muziek c. Geheugen voor woorden en getallen 26. Wat zijn circadiaanse ritmes? a. Emotionele patronen die zich elke 24 uur herhalen. b. Fysiologische patronen die zich elke 24 uur herhalen. c. Slaappatronen die zich elke 24 uur herhalen. 27. Welke theorie stelt dat dromen twee belangrijke functies hebben, namelijk: het bewaken van de slaap- en wensvervulling? a. Activatie-synthesehypothese b. Hypnotherapie c. Psychoanalytische theorie 28. Wat is de naam van de theorie die dromen ziet als willekeurige hersenactiviteit? a. Activatie-synthesehypothese b. Circadiaanse ritmes c. Freuds dromentheorie 29. Welke opzettelijk veranderde bewustzijnstoestand wordt gekenmerkt door toegenomen beïnvloedbaarheid en diepe ontspanning? a. Hypnose b. Meditatie c. Narcolepsie 30. Binnen welke categorie van psychoactieve middelen valt morfine?
1545 61430.ex_v1
a. Kalmerende middelen b. Opiaten c. Stimulerende middelen
NCOI Opleidingsgroep
6
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
31. Hoe wordt de vertekening of bias genoemd waarbij een foutieve heuristiek optreedt als men een schatting baseert op informatie die niets met het totale probleem te maken heeft? a. Anchoring bias b. Availability bias c. Representativeness bias 32. Sander van vier jaar krijgt een sticker als hij gaat puzzelen. Na een paar maanden is Sander niet meer geïnteresseerd in de sticker en wil niet meer puzzelen. Hoe wordt dit fenomeen in de psychologie genoemd? a. Overrechtvaardiging b. Prestatiemotivatie c. Zelfactualisatie 33. Piet zucht omdat hij geen flesopener bij zich heeft om een kroondop van zijn fles te halen. Joost wijst op een paar munten op tafel. Piet kijkt Joost vragend aan: “Wat bedoel je daarmee?” Joost laat zien dat je met een munt ook een flesje kunt openmaken. Daar had Piet niet aan gedacht. Hoe wordt de gedachtegang van Piet in de psychologie genoemd? a. Confirmation bias b. Functionele gefixeerdheid c. Theory of mind 34. Mary loopt naar haar bureau en ziet een koffievlek op haar tafel. Ze is ervan overtuigd dat Simon dit heeft gedaan en schuldig is. Van welk onderdeel van een emotie is dit een voorbeeld? a. Cognitieve interpretatie b. Sociale/ gedragsmatige reacties c. Subjectieve gevoelens 35. Welke motivatietheorie legt er de nadruk op dat motivatie voortkomt uit onbewuste behoeften?
1545 61430.ex_v1
a. Theorie van Freud b. Theorie van Maslow c. Theorie van Skinner
7
NCOI Opleidingsgroep
Algemene psychologie - Examennummer 61430 - 23 juni 2012
36. Karel is een betrouwbare medewerker en werkt hard. Hij is doelgericht en als hij ergens aan begint, is hij heel vasthoudend. Op welk van de persoonlijkheidsfactoren van de Big Five scoort Karel, afgaande op deze case hoog? a. Agreeableness b. Conscientiousness c. Extraversion 37. Said heeft een heel nare ervaring gehad in zijn pubertijd. Deze situatie kan hij zich niet meer herinneren. Welk afweermechanisme van Freud wordt hier door Said toegepast? a. Ontkenning b. Dissociatie c. Verdringing 38. Welke termen zijn kenmerkend voor zogenaamde ‘dispositionele theorieën’? a. Bewuste, onbewuste en onderbewuste processen b. Emotie, motivatie, perceptie c. Karaktertrekken, temperament en typebenadering 39. Welke persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door instabiliteit, impulsiviteit, onvoorspelbaar gedrag en een lage frustratietolerantie? a. Antisociale persoonlijkheidsstoornis b. Borderline persoonlijkheidsstoornis c. Narcistische persoonlijkheidsstoornis 40. Een begeleider vraagt aan Sara hoe ze aan het verband op haar arm komt. Sara vertelt de begeleider dat ze ‘s ochtends op haar kamer ruzie kreeg met een kamergenoot. Ze voelde zich daarna heel verdrietig en in de steek gelaten en zegt: “Ik dacht bij mezelf, ik moet mezelf pijn doen. Ik ben naar de badkamer gegaan en ik heb mij in mijn bovenarm gesneden. Daarna voelde ik opluchting en ben ik naar een verpleger gegaan. Hij heeft mijn wond verbonden.” Welk onderdeel van deze case hoort in het SORC-schema bij de O?
1545 61430.ex_v1
a. Een begeleider vraagt aan Sara hoe ze aan het verband op haar arm komt. b. “Daarna voelde ik opluchting en ben ik naar een verpleger gegaan. Hij heeft mijn wond verbonden. “ c. Ze voelde zich daarna heel verdrietig en in de steek gelaten en zegt: “Ik dacht bij mezelf, ik moet mezelf pijn doen.“