Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 30 meerkeuzevragen
(maximaal 30 punten)
Heeft u minimaal 21 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen Niet-programmeerbare rekenmachine
Wij wensen u veel succes!
3141 71533.ex.v1
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
Meerkeuzevragen (30 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. In welke van de volgende activiteiten staan planning en beheersing centraal? a. in management accounting b. in boekhouden c. in financial accounting 2. Een handelaar moet de maandelijkse huur vooruitbetalen. Op de vijfde van elke maand wordt de huur van de volgende maand betaald. Elke eerste januari stijgt de maandhuur. Dit jaar stijgt de maandhuur op 1 januari van € 700 naar € 750. Bereken de huurkosten over het nieuwe jaar. a. € 8.950 b. € 9.000 c. € 9.050 3. Een onderneming ontleent aan haar boekhouding de volgende gegevens over dit jaar. Totale ontvangsten van debiteuren zijn € 250.000. Het bedrag dat aan debiteuren op 1 januari openstond, bedroeg € 45.000. Op 31 december had de onderneming nog van klanten een bedrag van € 46.000 te vorderen. De contante verkopen bedroegen € 291.000. Bereken het bedrag dat aan totale opbrengsten op de resultatenrekening over dit jaar zal worden geboekt op grond van bovenstaande gegevens.
3141 71533.ex.v1
a. € 337.000 b. € 496.000 c. € 542.000
NCOI Opleidingsgroep
1
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
4. Wat wordt verstaan onder rechtstreekse vermogensmutaties die niet over de resultatenrekening lopen? a. veranderingen van het eigen vermogen die buiten het resultaat blijven b. veranderingen in het balanstotaal die buiten het resultaat blijven c. veranderingen in het eigen vermogen die via het resultaat lopen 5. Wat wordt verstaan onder de activa van een onderneming? a. de balansposten b. de bezittingen c. de schulden 6. Een onderneming heeft onder andere de volgende gegevens op de balans staan: Eigen vermogen: Debiteuren: Inventaris: Voorraad: Kas: Crediteuren: 5-jarige banklening: Rekening-courantkrediet:
€ 75.000 € 25.000 € 20.000 € 15.000 € 10.000 € 5.000 € 15.000 € 8.000
Hoeveel bedragen de vlottende activa? a. € 70.000. b. € 50.000 c. € 65.000 7. Welk van de onderstaande stelling is juist? I. Afschrijvingen op gebouwen zijn zowel kosten als uitgaven. II. Een toevoeging aan de voorzieningen beïnvloedt het resultaat niet a. Stelling 1 en 2 zijn onjuist b. Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist c. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist 8. Wat wordt verstaan onder tijdvoorkeur in het kader van investeren?
3141 71533.ex.v1
a. Men heeft geïnvesteerd vermogen liever eerder dan later uit een project weer terugontvangen. b. Bij een keuze tussen tijd en geld wordt meestal gekozen voor tijd. c. Men heeft het geld vanwege inflatie liever langer dan korter in een project zitten.
NCOI Opleidingsgroep
2
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
9. Wat wordt verstaan onder de vermogenskostenvoet bij investeringsselectie? a. de gemiddelde rente van het project b. de gemiddelde kostenvoet waartegen vermogen kan worden aangetrokken c. de gemiddelde rente zoals blijkt uit de resultatenrekening 10. Een ondernemer heeft na een paar gesprekken met financiële experts nog steeds niet alles begrepen van de berekeningen bij investeringsselectie. Zo is hem nog niet geheel duidelijk waar het verschil zit tussen de begrippen winst en cashflow. Waarin komen de begrippen winst en cashflow met elkaar overeen? a. in de aftrek van afschrijvingen b. in de aftrek van belasting c. in de aftrek van investeringen 11. Op de balans van een onderneming, komen onder meer de volgende gegevens voor:
Van de statutaire winstverdeling is het volgende bekend: dividend: 4% dividendbelasting: 25% vennootschapsbelasting: 25% Welk deel van de winst kan deze onderneming maximaal reserveren? a. € 480.000 b. € 430.000 c. € 460.000 12. Wat wordt verstaan onder maatschappelijk aandelenkapitaal?
3141 71533.ex.v1
a. de waarde van het maximale aantal aandelen dat de onderneming geplaatst kan hebben b. de waarde van de geplaatste aandelen c. de waarde van het minimale aantal aandelen dat de onderneming geplaatst moet hebben
3
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
13. Welk van de onderstaande stelling is juist? I.
Een reden van uitgifte van een converteerbare obligatie is dat het beursklimaat ongunstig is op het moment van een aandelenemissie. II. Een kenmerkend verschil tussen reserves en voorzieningen is dat reserves tot het vreemd vermogen worden gerekend en voorzieningen tot het eigen vermogen. a. Stelling 1 en stelling 2 zijn beiden onjuist b. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist c. Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist 14. Wat wordt bedoeld met factoring? a. Factoring is de gehele of gedeeltelijke uitbesteding van het debiteurenbeheer. b. Factoring is een methode om het totaal van de vlottende activa te beheersen. c. Factoring is een methode om zelf het debiteurensaldo te beheersen. 15. Hieronder balans en resultatenrekening van een bedrijf over het afgelopen jaar:
De balansposten komen overeen met hun gemiddelden over het hele jaar. De winst ontstond geleidelijk over het boekjaar.
3141 71533.ex.v1
Bereken het aantal voorraaddagen over het afgelopen jaar. a. 88,79 dagen b. 72,22 dagen c. 119,95 dagen
NCOI Opleidingsgroep
4
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
16. Wat wordt verstaan onder de liquiditeit van een onderneming? a. de mate waarin een onderneming kan voldoen aan haar kortlopende betalingsverplichtingen b. de mate waarin een onderneming haar schulden kan afbetalen c. de mate waarin een onderneming in staat is haar activa om te zetten in geld
17. Een onderneming presenteert op 31 december de volgende balans na winstverdeling en resultatenrekening:
Bereken de current ratio aan het eind van het boekjaar. a. De current ratio is 1,88 b. De current ratio is 0,53 c. De current ratio is 12,24 18. Wat wordt verstaan onder het begrip window-dressing? a. het laten plaatsvinden van activiteiten vlak voor de balansdatum, die tot doel hebben de financiële structuur gunstiger voor te stellen dan deze in werkelijkheid is. b. het berekenen van de winst op zodanige wijze dat die hoger lijkt dan deze in werkelijkheid is c. het uitstellen van allerlei betalingen om de financiële structuur beter te laten ogen 19. Wat is het verschil tussen de quick ratio en de current ratio?
3141 71533.ex.v1
a. De quick ratio is eenvoudiger en dus sneller te berekenen b. De quick ratio laat de voorraden buiten beschouwing c. De quick ratio neemt alleen de hele korte schulden mee in de berekening
5
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
20. Welke van de drie hier genoemde uitspraken is niet juist? a. Zowel kosten als opbrengsten worden naar de verlies- en winstrekening gebracht en hebben dus invloed op het resultaat over een periode b. Ontvangsten en uitgaven doen de liquide middelen toenemen, respectievelijk afnemen c. Bij een investering is er wel sprake van kosten, maar niet van een uitgave 21. Productiebedrijf Laagland uit Rotterdam produceert metalen onderdelen voor de elektronische industrie. Het bedrijf heeft momenteel de volgende kostenstructuur.
De leiding van het bedrijf gebruikt de break-evenanalyse als ondersteuning bij bepaalde beleidsbeslissingen, waarbij men zich bewust is van de beperkingen van dit hulpmiddel. De verkoopprijs bedraagt 1 euro per stuk. Bereken de break-even omzet van het productiebedrijf Laagland. a. De break-even omzet is € 3.750.000 b. De break-even omzet is 3.750.000 stuks c. De break-even omzet is 2.500.000 stuks 22. Wat wordt verstaan onder 'operationeel hefboomeffect'? a. een hoger bedrijfsresultaat per product door een verschuiving van variabele naar vaste kosten b. een lager bedrijfsresultaat per product door een verschuiving van variabele naar vaste kosten c. een hoger bedrijfsresultaat per product door een verschuiving van vaste naar variabele kosten 23. De normale productie en afzet van een bepaald product bedraagt 50.000 stuks per jaar. De constante kosten van de normale benodigde rationele capaciteit bedragen € 5.000.000 per jaar. Naast de al eerder genoemde constante kosten bedragen de variabele kosten per product € 150. Voor het komende jaar wordt een productie en afzet van 45.000 stuks verwacht. De verkoopprijs van het product is € 350. Bereken het bedrijfsresultaat dat voor het komende jaar wordt verwacht.
3141 71533.ex.v1
a. Het verwachte bedrijfsresultaat is € 4.500.000 b. Het verwachte bedrijfsresultaat is € 4.000.000 c. Het verwachte bedrijfsresultaat is € 500.000
NCOI Opleidingsgroep
6
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
24. Wat houdt kostprijscalculatie door middel van de opslagmethode in? a. Dit houdt in dat de directe kosten worden verhoogd met een opslag voor indirecte kosten b. Dit houdt in dat de indirecte kosten worden verhoogd met een opslag voor variabele kosten c. Dit houdt in dat de variabele kosten worden verhoogd met een opslag voor vaste kosten 25. Geef aan hoe directe kosten bij de productiecentramethode verbijzonderd worden? a. rechtstreeks naar de kostendragers b. via hulpkostenplaatsen, zelfstandige kostenplaatsen en hoofdkostenplaatsen naar de kostendragers c. het productiebudget 26. Op welk systeem is de term prestatie-indicator van toepassing? a. de balanced scorecard b. de meerjarenbegroting c. het masterbudget 27. Het publiceren (aan derden verstrekken) van de balans en resultatenrekening van een onderneming behoort tot het werkterrein van de: a. bedrijfsadministratie b. management accounting c. financial accounting 28. Een conflict met een werknemer heeft vorig jaar geleid tot diens ontslag. De werknemer vocht het ontslag aan en eiste € 25.000 schadevergoeding. De onderneming trof een voorziening van € 25.000. Na de rechtszaak van dit jaar wijst de rechter een schadeclaim toe van € 10.000. In hoger beroep, ook dit jaar, wordt dit bedrag verhoogd naar € 20.000. Wat is de invloed van het conflict op de winst van vorig jaar en op de winst van dit jaar? a. vorig jaar: een verlies van € 25.000, dit jaar: een extra winst van € 15.000 b. vorig jaar: een verlies van € 25.000, dit jaar: een winst van € 5.000 c. vorig jaar: een verlies van € 10.000, dit jaar: niets 29. Als de productie stijgt, zullen de degressief variabele kosten:
3141 71533.ex.v1
a. per eenheid gelijk blijven b. als totaal stijgen c. als totaal dalen
7
NCOI Opleidingsgroep
Bedrijfseconomische Aspecten - Examennummer 71533 - 14 april 2012
30. Als het tarief van de vennootschapsbelasting wordt verhoogd, dan heeft dat tot gevolg dat:
3141 71533.ex.v1
a. de break-even afzet gelijk blijft b. de break-even omzet stijgt c. de break-even afzet daalt en de break-even omzet stijgt
NCOI Opleidingsgroep
8