3 n e 2 oep r g n e r e d t s n i k k e n t l e e r t u r e e l v K n e Lees
t h c a r eerk
l e d Voor
Dit is een kennismakingsles voor jonge kinderen die misschien wel voor het eerst in een museum komen. Omdat een museum een toverwereld is, worden de kinderen omgetoverd in kleurenkinderen. Allemaal krijgen ze capes om in verschillende tinten. Deze kleuren kunnen ze herkennen in de grote helder gekleurde wandschilderingen van Sol Lewitt en in de schilderijen op zaal. Samen met de museumdocent maken ze een tocht langs schilderijen in de ‘Schatkamers’ en doen kijkspelletjes bij het roze van de danseressen van Kirchner of het lila uit de tuin van Monet. De kinderen benoemen de verschillende kleuren en praten over wat ze zien en daarbij fantaseren. De kleuters leren het verschil tussen hoofd- en mengkleuren. Wat kan een schilder eigenlijk veel vertellen met verf. Hij of zij schildert een boom in tintelend gele tinten zodat je direct aan de herfst denkt, of schildert grote kleurvlakken die niet ‘ergens op lijken’ maar waar je zelf van alles bij kunt bedenken. De toepassing van kleur wordt met kinderen uit groep 3 iets verder uitgediept dan met kleuters. De expressieve mogelijkheden van kleur komen dan aan bod. Er zijn kleuren die je vrolijk maken of misschien een beetje droevig. In het museumatelier is er de altijd magische kleurenproef waarbij de kinderen vanaf de blauwe tribune toekijken hoe de hoofdkleuren in elkaar overlopen en nieuwe kleuren vormen. Een prentenboek over kleur vormt hierop de introductie. De vrolijke zelfgemaakte kleurenschilderingen vormen een tastbare herinnering aan de eerste belevenissen in het museum.
b
s e l m u use
M
g n i v j i r esch
Afbeelding op de voorkant: Ernst-Ludwig Kirchner, Csardasdanseressen, 1907- 1920, olieverf op doek
Lesdoelen • De kinderen kunnen vertellen wat de hoofdkleuren zijn en weten welke mengkleuren je hiermee kunt maken. • De leerlingen kijken gericht naar schilderijen door kijkspelletjes te doen en brengen hun gedachten onder woorden. • De kinderen ervaren dat je kleuren en onderwerpen op schilderijen kunt verbinden wat gevoelens en/of sfeer. • De kinderen maken zelf een schildering in het museumatelier.
Kerndoelen 54 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 55 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 56 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. 12 NEDERLANDS De leerlingen verwerven een adequate woordenschat.
Praktische tips • Deze lees- en verteltekst is bedoeld om naar eigen inzicht ter voorbereiding van de museumles te gebruiken. U kunt deze bijvoorbeeld (gedeeltelijk) voorlezen, navertellen, als basis gebruiken voor een kringgesprek of spelles, of als inspiratie voor een andersoortige les. Ook treft u aan tot besluit suggesties aan voor een vervolgles na het museumbezoek. • Het is voor de kinderen fijn om bij hun naam te worden aangesproken in het museum. Een naambordje op hun kleding werkt goed. • Het is prettig als u de kinderen alvast zou willen uitleggen dat kunstvoorwerpen in een museum niet aangeraakt mogen worden. • Mocht het voorkomen dat u met de kinderen ruim voor aanvang van de museumles arriveert in het museum, dan kunt u de Bewaking of de Informatiebalie in de hal vragen om tekenspullen of prentenboeken. Zo kan de wachttijd plezierig en zinvol worden besteed. • De inrichting van het museum is aan wisselingen onderhevig. Daardoor kan het voorkomen dat er tijdens de museumles andere kunstwerken worden behandeld dan in deze lees- en verteltekst afgebeeld staan. • Het is toegestaan tijdens de museumles foto’s van uw leerlingen te maken – zónder flits/statief. • Deze lees- en verteltekst is ook te downloaden vanaf onze site: www.gemeentemuseum.nl. Ook handig in het geval u in de klas beschikt over een digitaal schoolbord/smartboard.
e d r Voo
n e g n i leerl
Méér en méér - van jou
Misschien zoek jij wel eens schelpen op het strand? Of kastanjes in het park? Je raapt de mooiste op. En je wilt er een heleboel! Meer en meer, totdat je zakken uitpuilen. Bijna alle mensen houden ervan om ‘dingen te hébben’. Daarom is cadeautjes krijgen en weggegeven ook zo fijn. Als je iets leuk vindt, wil je er altijd meer van. Meer stickers, meer autootjes, meer glinsterende steentjes of barbiespullen. Dat heet ‘verzamelen’. Grote mensen verzamelen ook van alles. Ze hebben soms veel boeken of kopen mooie dingen voor in huis. Iedereen spaart wel iets.
Om
ove Wat verza r te pra t mel j ij alle en maal ?
aten r p e t n in ee over Om j wel eens est?
e ? Ho e ji Ben eum gew rk gezien mus kunstwe ens r uit? e e l t e e je w zag h Heb Imi Knoebel, London II, 2003, acrylverf op aluminium
Méér en méér - in het museum
Wie een verzameling heeft, zorgt er goed voor. Schelpen spoel je schoon onder de kraan. Kastanjes poets je totdat ze glimmen. Je legt ze neer op een mooie plaats in je kamer. Zo kun je ze aan je vriendjes laten zien. In ons museum gaat het net zo. Wij bewaren kunstwerken die bijzonder zijn. Alles staat in kasten van glas of hangt aan de wand. Zo kan iedereen er goed naar kijken. Kunst van vroeger maar ook uit onze eigen tijd. Wat is dat - kunst? Misschien denk je dan aan schilderijen. En dat klopt. Daar zijn er een heleboel van in ons museum. Toch is er van ieder schilderij maar eentje op de hele wereld. Daarom zijn we er voorzichtig mee. Dan heeft iedereen er plezier van.
Vincent van Gogh, Tuin te Arles, 1888, olieverf op doek
Zo gaat dat: schilderijen maken Kunstenaars maken schilderijen voor hun beroep. Iedere dag zijn ze er mee bezig. Dan doen ze in hun atelier – een werkplaats of buiten in de natuur. Eerst hebben ze er op een speciale school les in gehad. Hun schilderijen komen als ze klaar zijn bij mensen thuis of in een museum te hangen. Je hebt vast zelf wel eens geschilderd op school. Dus weet je ongeveer hoe het gaat. Op school krijg je meestal papier om op te schilderen. Maar kunstenaars schilderen vaak op een lap stof. Echt waar. Een stuk wit linnen zit dan strak vast op vier houten latjes. De schilder zet het op een schildersezel. Dat is een houten standaard waarop het schilderij kan staan. Dan wordt de verf op een palet gesmeerd. Dat is een plankje om kleuren op te mengen. Als je in ons museum bent, kun je alle spullen in het echt zien. Voor het ene schilderij zijn felle kleuren nodig en voor het andere juist lichte of donkere. Als je kleuren verf met een penseel door elkaar roert, krijg je de kleuren die jij wilt. Dat is mengen.
Charley Toorop, Zelfportret met palet, 1932-33, olieverf op doek
nkeneen e d e te b ullen
Om welke sp eeft om ? dig h et jij
n o We aar n j te make n e t s i kun schilder een
Wee Om te b t jij h oe je edenke n or paar s kun anje, gro e t ma ken? n en
Zo zit dat: kleuren
Drie kleuren zijn het állerbelangrijkst: rood, geel en blauw. Dat zijn de hoofdkleuren. Die kun je niet zelf maken door te mengen. Wat je ook doet - hoeveel paars en oranje je ook vermengt, rood zal het niet worden. Rood, geel, en blauw moet je kopen in flessen of tubes. Bijzonder is het dat je met die drie kleuren alle kleuren van de regenboog kunt maken! Daarom zijn ze zo belangrijk.
n kijke e b te o:
Naar het museum
Binnenkort ga je met je klas naar het Gemeentemuseum. Misschien wel voor de eerste keer. We gaan kijkspelletjes doen bij schilderijen, de Grote Kleurenproef meemaken en ook zelf schilderen in het museumatelier. Het wordt vast een kleurenfeest! Bij feest hoort muziek. Wat dacht je van een lied?
?
Om adselfot n de hand Ra ks aa
wat
e
oor g
rv is hie
Beelddrager Fotoprijs Verbond van Verzekeraars, 2007, foto
Lied van de kleuren Houd jij van kleuren? En ook van zingen? De museumjuffen zijn heel benieuwd of jullie het kleurenlied al kennen! Dan kunnen ze het samen met jullie zingen. Dit is hoe het gaat (op de melodie van ‘Vader Jacob’):
Rood en blauw Rood en blauw Dat wordt paars Dat wordt paars Doe je mee met kleuren? Doe je mee met kleuren? Dat is leuk Reuze leuk! Blauw en geel Blauw en geel Dat wordt groen Dat wordt groen Doe je mee met mengen? Doe je mee met mengen? Wat een pret Reuze pret! Geel en rood Geel en rood Wat wordt dat? Wat wordt dat? Koninklijk oranje Koninklijk oranje O, wat mooi Reuze mooi!
t
h c a r erk
e l e d r o o V Spelletjes rondom kleur
• De kinderen noemen om de beurt namen van kleuren. Breng eventueel een wedstrijdelement in: wie er geen meer weet is af, dan is de volgende aan de beurt enz. • De kinderen noemen om de beurt iets dat bijvoorbeeld ‘groen’ is: gras, olijven, bladeren enz. Breng eventueel een wedstrijdelement in: wie niets meer weet te noemen is af, dan is de volgende aan de beurt enz. • De kinderen maken ordeningen aan de hand van de kleding van kinderen uit de klas. De opdrachten variëren: alle kinderen met rode bovenkleding staan op; alle lichte kleuren en donkere kleuren gaan tegenover elkaar staan; één kind mag kinderen op een rijtje zetten met kleding waarin de tinten blauw oplopen van licht naar donker enz. • Iedereen zingt: “Rood, rood, ‘k heb geen rood, ik moet nog rood gaan zoeken, hier in alle hoeken.” Eén kind gaat vervolgens een voorwerp in de klas zoeken dat rood is en legt het in de kring. Daarna wordt er verder gezongen, waarbij een andere kleur aan bod komt.
Prentenboeken over kleuren, tekenen, het museum en kunst • Q. Blake, Engelkrijt, uitg. De Fontein, 2004, ISBN 90-26130775 • E. Carle, De kakelbonte kameleon, , uitg. Gottmer, 2006, ISBN 90-25736351 • C. Johnson , Paultje en het paarse krijtje, , uitg. Lemniscaat, 2001, ISBN 90-56372890 • G. De Kockere, Eefje donkerblauw, uitg. De Eenhoorn, 2002, ISBN 9789073913042 • L. Lionni, Blauwtje en geeltje, uitg. Ankh-Hermes, 1992, ISBN 90-20202642 • M. Mannig, Gratis toegang. De leukste ideeën voor je eigen museum, uitg. Ploegsma, 1999, ISBN 90-21615223 • B. Minne, C. Cneut, Roodgeelzwart, uitg. De Eenhoorn, 2001, ISBN 978905831064 • W. Pijbes, A is van appel. Een kunst ABC, uitg. Lemniscaat , 2004, ISBN10: 9056375946 | ISBN13: 9789056375942 • V. de Roi, Kaatje Kleur, uitg. Clavis, 2001, ISBN 9789068228649 • A. le Saux, G. Solotareff (samenst.), Het kleine museum, uitg. Querido, 2004, ISBN 9045100975 • M. Velthuijs, De schilder en de vogel, uitg. De Vier Windstreken, 1995, ISBN 9789055791330 • K. Wallace/B. Nascimbeni, Archibald houdt niet van roze, uitg. Luister, 2002, ISBN 9789074892735
Lessuggesties voor ná de museumles • Prentenboek(en) voorlezen en bespreken. • De kinderen maken een collage met transparant vliegerpapier in primaire kleuren. Door overlapping ontstaan de secundaire kleuren. • De kinderen maken een raamschildering met plakkaatverf of gekleurde kneedwas waarbij mengkleuren ontstaan en het invallende zonlicht invloed heeft op de kleuren. • De kinderen werken met spattechniek, waarbij door het spatten met ecoline mengkleuren ontstaan. • De kinderen richten een kleurentafel in. Ze maken een stilleven met dingen die ze ordenen naar kleur: witte veer- tjes bij witte watten en witte schelpjes; een rood potlood naast een rode haarspeld en een rood pannetje uit de poppenhoek enz. • De kinderen gaan bellenblazen in het zonlicht en zien de kleuren van de regenboog in de bellen. Of neem een geslepen kristal mee in de klas. Bij het raam kunnen kinderen zien dat het licht bestaat uit de kleuren van de regenboog. Met een stukje glas kan dit effect ook worden bereikt door het directe zonlicht erin te laten vallen en te ‘projecteren’ op de witte wand. • Doe de ‘omgekeerde kleurenproef’ (de secundaire vallen uiteen in primaire kleuren i.t.t. de kleurenproef in het museum waarbij de primaire kleuren zich vermengen tot secundaire). Kleur met viltstift op een wit koffiefilter net iets onder het midden een smalle liggende rechthoek in een secundaire kleur. Houd daarna de onderkant van het filter in een bodempje water. Het papier zuigt het water op. Wanneer het water de gekleurde rechthoek bereikt, splitst de kleur zich in primaire kleuren (bijv. groen valt uiteen in blauw en geel). • Geef een kleutergym- en/of dramales waarin spelletjes worden gedaan met slingers van gekleurd crêpepapier, bijvoorbeeld het naspelen van het prentenboek ‘Blauwtje en geeltje’ van L. Lionni. • De kinderen tekenen een duidelijk afgebakende vorm (een rechthoek, cirkel etc.) in een heldere tint krijt op ste- vig wit papier/karton. Ze kleuren deze vervolgens stevig in met dezelfde kleur krijt en zetten een zwarte stip in het midden. Op de achterkant wordt uitsluitend een zwarte stip gezet. De kinderen kijken 10 tellen ingespannen naar de helder gekleurde vorm en daarna naar de stip op de achterkant. Hier verschijnt na een paar seconden het nabeeld in de vorm van de complementaire (tegen gestelde) kleur. • Stel kleurendagen in. Op de ‘blauwdag’ draag je als leerkracht blauwe kleren en je vraagt de kinderen dit ook te doen. Er wordt beeldend gewerkt met blauwtinten, er staan blauwe bloemen in een vaas , de klas wordt in het blauw versierd; de kleurentafel staat in het teken van de kleur blauw enz.
© Gemeentemuseum Den Haag, afdeling Educatie tekst: Jet van Overeem productiebegeleiding: Sophie de Ripaisel vormgeving : Anneke van der Stelt, Rotterdam; Ilse Bruêns, afdeling Fotografie & Vormgeving Gemeentemuseum Den Haag maart 2008 Deze lees- en verteltekst is ook te downloaden vanaf onze site: www.gemeentemuseum.nl