8 m / t 6 p e ro g t e r t r o p t t s o k t e t t l h c e i t z r e e v n e Van g Lees
t h c a r eerk
l e d Voor
Er komen per dag heel veel mensen naar het museum. Sommigen zijn er altijd. Die zijn vastgelegd in verf op doek, bijvoorbeeld Charley Toorop. Door het portret dat zij van zichzelf maakte is ze een beetje onsterfelijk geworden. Soms zijn portretten net echt en zou je iemand op straat vast en zeker herkennen. Andere keren lijken ze minder precies, maar zeggen iets over het karakter van mensen. We bekijken een portret uit onze eigen tijd van Emo Verkerk, die naast olieverf grappige materialen als aluminiumfolie en spijkers gebruikt. Niet te missen is de fel gekleurde, expressieve vrouwenkop van Jawlensky. Al op meters afstand lijkt het alsof haar donker omrande ogen je dwingen om dichterbij te komen. Tijdens deze museumles bekijken we portretten, zelfportretten en figuurstukken in het museum - schilderijen en
s e l m u e
Mus
g
in v j i r h b esc
beelden - en bespreken we de verschillen. Wat valt er allemaal aan je eigen gezicht te ontdekken: van wenkbrauwen, neusvleugels tot oorschel pen. Er zijn uitstekende delen waar het licht op valt en
naar binnen liggende delen waar de schaduw juist in valt.Wat verandert er aan een gezicht als het ouder wordt? Wat maakt een mannengezicht anders dan een vrouwengezicht? Ook wordt er ingegaan op de interpretatie van (zelf-)portretten. Kijkt Edith van Schiele nou juist verlegen of brutaal en hoe laat een schilder in een zelfportret zien dat hij trots is op zijn beroep? In het museumatelier tekenen de kinderen met behulp van een spiegel een zelfportret. Hé, je ogen zitten in het echt veel lager in je gezicht dan je had gedacht! Laat dat dan maar eens zien in je tekening.
Lesdoelen Kerndoelen • De kinderen bekijken en • 54 KUNSTZINNIGE bespreken portretten,
ORÏENTATIE
Praktische tips • Deze lees- en verteltekst • Het is prettig als u de is bedoeld om naar eigen
kinderen alvast zou willen
zelfportretten en figuurstuk-
De leerlingen leren beelden,
inzicht ter voorbereiding
uitleggen dat kunstvoorwer-
ken in het museum (schilde-
taal, muziek, spel en
van de museumles te
pen in een museum niet
rijen, foto’s, tekeningen en/
beweging te gebruiken, om
gebruiken. De inhoud ervan
aangeraakt mogen worden.
of beelden).
er gevoelens n ervaringen
is een aanvulling op de
• De kinderen zien het
mee uit te drukken en om
inhoud van de museumles
• De inrichting van het
verband tussen de manier
er mee te communiceren.
en valt hiermee bewust
onderhevig. Daardoor kan
waarop beeldende midde-
• 55 KUNSTZINNIGE
slechts gedeeltelijk samen.
het voorkomen dat er
ORÏENTATIE
U kunt deze tekst bijvoor-
tijdens de museumles
uitstraling van een portret.
De leerlingen leren op eigen
beeld voorlezen, bespreken
andere kunstwerken
• De kinderen kennen de
werk en dat van anderen te
of als inspiratie gebruiken
worden behandeld dan in
begrippen ‘en profil’,
reflecteren.
voor een andersoortige les.
deze lees- en verteltekst
driekwart en ‘en face’.
• 56 KUNSTZINNIGE
• Ook treft u tot besluit
afgebeeld staan.
schets van een kunstwerk
De leerlingen verwerven
meerdere les(sen) na het
naar beschouwing en
enige kennis over en krijgen
museumbezoek.
voor aanvang van de
tekenen een zelfportret
waardering voor aspecten
museumles arriveert in het
naar beschouwing.
van cultureel erfgoed.
• Het is voor de kinderen fijn om bij hun naam te
museum, dan kunt u de
• 12 NEDERLANDS
worden aangesproken in
Bewaking of de Informatie-
De leerlingen verwerven
het museum. Een naam-
balie in de hal vragen om
een adequate woorden-
bordje op hun kleding werkt
tekenspullen. Zo kan de
schat.
goed.
wachttijd plezierig en zinvol
len worden gebruikt en de
• De kinderen maken een
ORÏENTATIE
suggesties aan voor een of
museum is aan wisselingen
• Mocht het voorkomen
dat u met de kinderen ruim
worden besteed.
e d r Voo
n e g n i leerl Allemaal gezichten Alle mensen hebben een gezicht. We lijken op elkaar en toch weer niet. Ook al heeft iedereen twee oren, twee ogen, een neus en een mond - alle gezichten verschillen van elkaar. Iedereen heeft een uniek gezicht. Er bestaat geen tweede van. Je kunt een ovaal hoofd hebben of juist ronder van vorm. De ene mond is net een streepje, de andere een hartje. Sommige ogen zijn blauw en smal, andere juist bruin en rond. Zwarte haren of blonde haren? Ga zo maar door. Bij ieder mens is een andere combinatie van onderdelen te zien. Het resultaat is uniek. Zelfs bij tweelingen zie je altijd nog kleine verschillen.
Voor de lol Eén leerling komt naar voren. Het mag een andere leerling naar voren halen waarvan het gezicht tenminste één overeenkomst met hem- of haarzelf vertoont. De leerling legt zijn/haar keuze uit. Wat is de overeenkomst? Dezelfde kleur ogen, hetzelfde kapsel of dezelfde appelwangetjes? Het laatst gekozen kind gaat nu verder. Zo door totdat alle leerlingen zijn geweest en er een lange sliert is ontstaan. Er zijn altijd (!) overeenkomsten.
Ouder worden en je gezicht Je wordt geboren met een eigen babygezicht. Dat verandert in jouw peutergezicht, daarna in je kleutergezicht en dat weer in een groep 6- of 8-gezicht. De veranderingen gaan zo langzaam dat je ze niet opmerkt. Je zult ’s ochtends niet verbaasd in de spiegel kijken en zeggen: “Hé, wat ben ik veranderd!” Maar bekijk voor de grap eens een foto waar jij op staat van een jaar of langer geleden. Dan zie je pas dat je er toch anders uitziet. Ook als je eenmaal volwassen bent, gaan de veranderingen door. Het valt misschien minder op dan bij een kind. Maar veranderen doe je wel, al is het maar een beetje. Een rimpeltje erbij, een paar sproeten extra of hier en daar een grijze haar.
Voor thuis: van vroeger tot nu Misschien heeft je vader of moeder, opa of oma thuis wel een doos met oude foto’s. Bekijk ze eens gezellig samen op een zondag. Leg een rij foto’s op tafel uit waarin je je vader, moeder, opa of oma (of jijzelf) steeds iets ouder ziet worden - van vroeger tot nu.
Gevoelens en je gezicht Ook al heb je maar één gezicht, je kunt er zoveel mee doen dat het lijkt alsof je er honderd hebt. Van moment tot moment verandert je gezicht steeds van uitdrukking. Als je verbaasd bent, zul je je wenkbrauwen een beetje optrekken. Als je de slappe lach krijgt, gaan je mondhoeken omhoog en zie je je tanden. Wie iets niet snapt trekt een rimpel in het voorhoofd. Vaak kun je gevoelens van mensen aflezen van hun gezicht.
Drama: inloopspel Twee leerlingen beginnen een spel, waarin een emotie ontstaat (dit spreken ze van te voren af), bijv. de één wordt boos op de ander. Dan komt er een derde speler in het spel. Die zorgt ervoor dat er een andere emotie ontstaat, bijv. die vraagt om hulp of wordt verliefd. De speler die het minst of niets te doen heeft gaat nu af. Enzovoort. Ieder kind springt een keer in en zorgt dat de emotie in het spel verandert. Belangrijk is het om van te voren af te spreken dat de twee spelers het idee van de derde speler die ‘inloopt’ niet blokkeren. Zij gaan mee in hoe de laatste speler de emotie wil veranderen. Je kunt het spel als leerkracht af en toe stoppen om aan de toeschouwers te vragen of er een duidelijke emotie te zien is en zo ja, welke?
Portretten Door de tijden heen hebben kunstenaars altijd gezichten vastgelegd. Het is voor hen een interessant onderwerp om te tekenen, te schilderen, te fotograferen of om er een beeld van te maken. Iedereen vindt het leuk om een portret te hebben. Een portret van iemand van wie je houdt of een portret van jezelf - als herinnering voor later.
Dit portret is met olieverf geschilderd door kunstenaar Carel Willink. Het stelt Wilma voor - dat was zijn vrouw. Ze heeft model gestaan in zijn atelier - stil in één houding. Zo kon Willink rustig naar haar kijken en aan zijn
A.C. Willink, Wilma, 1932
kunstwerk werken. Ook heeft hij tijdens het schilderen naar een foto van Wilma gekeken om het schilderij zo ‘echt’ te krijgen. Je zou haar hierna op straat vast en zeker herkennen!
Andere keren lijken de geschilderde mensen minder precies. De schilder heeft dan kleuren gekozen die anders zijn dan in het echt. Of je kunt de verfstreken heel duidelijk zien. Deze portretten laten dan misschien iets zien van het karakter of gevoel van mensen. Dat zou je kunnen zeggen van Edith. Zij was de vrouw van kunstenaar Egon Schiele. Hij schilderde Egon Schiele, Portret van Edith, 1915
haar zelf. Wat voor soort vrouw is zij, denk je?
Van welke kant? Als schilder kun je kiezen hoe je het gezicht in een vlak plaatst en van welke kant je het ziet. Je kunt het hoofd in verschillende standen afbeelden: ‘en face’ (zeg: ‘an fas’), dat is recht van voren; of ‘en profil’ (zeg: ‘an profiel’), dat is van opzij; of ‘drie-kwart’, dat is schuin opzij.
Waarom is het moeilijk? Heb je wel eens een portret getekend? Hoe vond je dat? Een portret tekenen dat goed lijkt is niet gemakkelijk, maar met wat oefening kom je een eind. Het lastige is dat een hoofd in het echt niet plat is, maar ruimtelijk. Mar als je gaat tekenen moet het terecht moet komen op een blad papier dat wél plat is. Tip: een portret maken begint bij een beetje kennis over de structuur van een gezicht – over hoe je gezicht in elkaar zit.
Waar zit alles? Ieder mensenhoofd heeft eivorm of een (niet perfecte) bolvorm als basis. De ogen zitten ongeveer op de helft van de hoogte. Het puntje van de neus zit ongeveer op de helft tussen de ogen en de kin in. En de mond zit weer net iets boven het midden tussen de kin en het puntje van de neus. De meeste oren zitten op de lijn van de onderkant van de neus. Bekijk het gezicht van een van je klasgenoten maar eens goed. Het helpt om dit te weten. Daarna kijk je goed naar delen van het gezicht die uitsteken. Noem er eens een paar. Hier valt het licht op, dus die teken je in een lichtere kleur. Ook zijn er delen die een kuiltje vormen in je gezicht, bijvoorbeeld je oogkassen. Voel maar eens bij jezelf. Hier valt juist schaduw in. Dus kleur je deze delen een beetje donkerder.
Van jezelf of van een groep Een portret maken van jezelf kan prima. Dan weet je zeker dat het ‘model’ geduld heeft om rustig te blijven zitten. Je hebt dan natuurlijk wel een spiegel nodig! Zo’n portret noem je, heel logisch, een ‘zelfportret’. Er kunnen natuurlijk ook meerdere mensen op het schilderij staan, dat noem je dan een ‘groepsportret’. Daar heb je er vast en zeker zelf één van. Denk maar aan de klassenfoto!
Naar het museum In het museum bekijken we mensen op schilderijen en als beelden. We proberen zoveel mogelijk over hen te bedenken. In het museumatelier ga je een tekening van je eigen gezicht maken met aquarelpotloden. Dat wordt een zelfportret!
t h c a r eerk
l e d Voor
Kinderboeken over beeldende kunst en/of portret • Dada, Kunsttijdschrift voor kinderen, themanummer ‘Het portret’, uitg. Stichting Plint, Eindhoven, 2000-2001,
ISBN 90-76841-67-5
• C. d’Harcourt, Kunst in de kijker, uitg. Lemniscaat, 2001, ISBN 90-5637-375-7 • K. de Jong, Wat een kunst, uitg. Gottmer, 2005, ISBN 90-25732-79-8 • T. van Lieshout, Het papieren museum, uitg. Leopold, 2004, ISBN 90-258-3561-9 • I. Luxbacher, Kunst maak je zelf, uitg. Van Goor/Unieboek 2004, ISBN 90-000-3623-2 • A. le Saux, G. Solotareff (samenst.), Het kleine museum, uitg. Querido, 2004, ISBN-90-45100975
Lessuggesties voor ná de museumles • Tekening veranderen in aquarel
Als de leerlingen er tijdens de museumles niet aan toe zijn gekomen, kunnen zij in de klas hun tekening afmaken. Met niet al te natte penselen kan het getekende werk worden omgetoverd in een aquarel – een waterverftekening!
• Portret van een ander
De leerlingen oefenen met wat ze geleerd en gezien hebben in het museum. Ze tekenen in de klas een portret van de klasgenoot die naast of tegenover hen zit. Herhaal van tevoren nog even hoe een gezicht schematisch in elkaar zit, o.a. ogen op driekwart van het gezicht (niet hoog in het voorhoofd!), het midden van de oren meestal op dezelfde hoogte als het puntje van de neus). De verhoudingen in een portret krijg je goed door met je potlood te ‘meten’. Strek je arm naar voren uit met een potlood in de hand. Meet op je potlood af hoe veel afstand er tussen bijv. je ogen is. Herhaal dit voor alle onderdelen van een gezicht. Geef de tip: Teken wat je ziet en niet wat je denkt dat er is. Alleen door te kijken en dan te tekenen kun je een goed portret maken.
• Als ik stokoud ben
Als vervolg op dit zelfportret zouden de kinderen opnieuw een portret van zichzelf kunnen tekenen, maar dan als stokoude dame of heer. Hoe zou jouw gezicht gaan veranderen in de loop van de tijd? Vooral bewaren voor later (en dus dateren) zo’n tekening! Kun je als je oud bent kijken of je het als kind bij het rechte eind had!
juli 2007 © Gemeentemuseum Den Haag afdeling Educatie Tekst: Jet van Overeem Productiebegeleiding: Arjenne Bouwknegt Vormgeving: Anneke van der Stelt, Rotterdam Deze lees- en verteltekst is ook te downloaden vanaf onze site: www.gemeentemuseum.nl