WAT JE DROOMT BEN JE ZELF LEES- EN VERTELTEKST GROEP 3 & 4
VOOR DE LEERKRACHT MUSEUMLESBESCHRIJVING Als de mens geen verbeeldingskracht bezat, was er geen kunst. Maar ook alledaagse gebruiksvoorwerpen, zoals een stoel of een pen, zijn ooit door iemand bedacht. Voor jonge kinderen is verbeelding net zo vanzelfsprekend als ademen. Het fantaseren gaat vanzelf. Deze les speelt daarop in en maakt kinderen tegelijk bewust van de rol die dromen en fantasie kunnen spelen bij het ontstaan van kunst. Tijdens de museumles maken de kinderen een speelse ontdekkingstocht door het museum. Ze staan stil bij tot de verbeelding sprekende kunstwerken en maken kennis met kunstenaars die hun fantasie de vrije loop gaven en hun dromen verbeeldden. Dit vormt de aanleiding voor gesprekken over dromen en fantasie en
plaatje voorkant: Constant, Klein Labyr, 1959
Claude Monet, Blauwe Regen, 1920
prikkelt de kinderen om verder te fantaseren. In creatieve opdrachten ontdekken de kinderen de kracht van hun eigen verbeelding. Deze museumles is onderdeel van de doorlopende leerlijn met als thema ‘Identiteit’. De les volgt op de deelopdrachten ‘Oud, nieuw en droomspul’ en ‘Mijn droomvoertuig’, die op school worden uitgevoerd en waarin kinderen hun eigen droomspeelgoed en droomvoertuigen ontwerpen. In het museum worden de kinderen verwelkomd door twee museumdocenten. De groep wordt gesplitst, waarna iedere groep met een eigen museumdocent de les volgt. Beide groepen volgen een andere route, maar de lesinhoud is hetzelfde.
LESDOELEN
KERNDOELEN
De leerlingen bekijken en beschouwen verschil lende werken van profes sionele kunstenaars waarbij het thema fantasie centraal staat (installaties, beelden, schilderijen, sculpturen en maquettes) en brengen hun gedachten onder woorden.
1 NEDERLANDS MONDELING TAALONDERWIJS De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die infor matie, mondeling of schriftelijk, gestructu reerd weer te geven.
12 NEDERLANDS De leerlingen zijn in staat hun verbeeldings kracht, die geprikkeld wordt via spelopdrach ten en door te filoso feren, zowel verbaal als beeldend te uiten. De leerlingen kunnen begrippen als ‘schetsen’ en ‘fantaseren’ uitleggen en toepassen. De leerlingen weten wat de betekenis van het woord ‘fantasie’ is en begrijpen het verband tussen fantasie en beel dende kunst.
Deze lees- en verteltekst is ook
TAALBESCHOUWING, W.O STRATEGIEËN De leerlingen verwerven een adequate woorden schat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woor denschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
54 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoe lens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
PRAKTISCHE TIPS 55 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
56 KUNSTZINNIGE ORÏENTATIE De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
Deze lees- en vertel tekst is bedoeld om naar eigen inzicht ter voorbe reiding van de museumles te gebruiken. De inhoud ervan is een aanvulling op de inhoud van de muse umles en valt hiermee bewust slechts gedeelte lijk samen. U kunt deze tekst bijvoorbeeld voorle zen, bespreken of als inspiratie gebruiken voor een andersoortige les. Ook treft u tot besluit suggesties aan voor een of meerdere les(sen) na het museumbezoek. Het is voor de kinderen fijn om bij hun naam te worden aangesproken in het museum. Een naam bordje op hun kleding werkt goed. Het is prettig als u de kinderen alvast zou willen uitleggen dat kunstvoor werpen in een museum niet aangeraakt mogen worden. Mocht het voorkomen dat u met de kinderen ruim voor aanvang van de museumles arriveert in het museum, dan kunt u de Bewaking of de Infor matiebalie in de hal vragen om tekenspullen. Zo kan de wachttijd plezierig en zinvol worden besteed.
te downloaden vanaf onze site: gemeentemuseum.nl Ook handig in het geval u in de klas beschikt over een digitaal schoolbord/smartboard.
Het is toegestaan om tijdens de museumles foto’s van uw leerlingen te maken – zónder flits/ statief.
VOOR DE LEERLING OM TE WETEN Wat betekent het woord ‘fantasie’?
OM OVER TE VERTELLEN Wat voor gekke of bijzondere droom heb jij weleens gehad?
OM OVER TE FILOSOFEREN Denk je dat dieren ook dromen? Odilon Redon, Oannès, 1914
DROMEN Heb jij weleens een gekke of bijzondere droom? Bijvoorbeeld dat je kunt vliegen, of dat je zomaar op straat ineens heel veel geld en juwelen vindt? Als je dan wakker wordt, ben je soms teleurgesteld. Hè jammer, je had het maar gedroomd, het was niet echt. Wat is dat eigenlijk, dromen? Dromen gebeurt in je hoofd. Het zijn je eigen gedachten die daar ronddwalen. Gedachten heb je de hele
dag door. ’s Nachts als je slaapt is je lichaam aan het rusten, maar je gedachten leven zich dan helemaal uit. Ze gaan hun eigen gang, je hoofd is vrij aan het fantaseren. Zo komt het dat er in je dromen dingen gebeuren die je in het echt nog nooit hebt meegemaakt. Of dat je dingen ziet, die in het echt niet bestaan. Dromen is dus een soort fantaseren.
Ook overdag gaan je gedachten wel eens hun eigen gang, zonder dat je het wilt. Terwijl de juf in de klas een rekensom uitlegt, ben jij met je gedachten heel ergens anders. Je denkt bijvoorbeeld aan de vakantie die nog gaat komen en stelt je voor hoe het zou zijn om zandkastelen te bouwen op het strand. Dat heet dagdromen.
FANTASIE Maar dromen doe je vaak ook expres, omdat je het wilt. Zo kun je bedenken wat je later graag wilt worden. Misschien droom jij er wel van om boswachter te worden, of balletdanseres. Je ziet jezelf al door de bossen lopen of op een podium dansen. Je verzint hoe het later zou kunnen zijn. Daar heb je fantasie voor nodig, want het is nog niet echt gebeurd. Het leuke van fantaseren is dat alles dan kan. En fantaseren kun je gewoon doen als je er zin in hebt. Alle dingen die door mensen zijn gemaakt, zijn ook door mensen bedacht. Stel je nu eens voor dat de mensen geen fantasie hadden. En dat ze niets konden verzinnen wat nog niet bestaat. Dan was nooit iemand op het idee gekomen om een stoel te maken om op te zitten, of een pen om mee te schrijven. Hoe zou de wereld om je heen er dan uitzien? Fantasie is dus niet alleen leuk, het heeft ook nut.
Peter Vos, Heptamerone deel 3, 1967
OM OVER NA TE DENKEN Waarom fantaseren mensen?
OM TE SPELEN Kijk om je heen en de klas. Welke dingen zijn allemaal door mensen gemaakt. Je mag om de beurt iets noemen.
BEROEPSDROMERS Sommige mensen hebben van dromen en fantaseren hun beroep gemaakt. De kunstenaar Henri van Herreweghe is zo’n beroepsdromer. Hij droomt veel over vliegen en verzint allerlei manieren om te vliegen. Daar maakt hij kunst werken over. Hij vond dat hij als kunstenaar een fantasienaam moest hebben die daarmee te maken heeft. De vliegtuigmaatschappij Panamerican Airlines bracht hem op een idee. Zijn kunstenaarsnaam werd Panamarenko. Dat klinkt nog leuk ook.
OM TE VERZINNEN Wat is jouw grote droom? Wat zou je graag willen worden of doen? Verzin net als Panamarenko een fantasienaam voor jezelf. Een naam die bij jou en je droom past.
Panamarenko, Klapperschroef-rugzak-met-Vliegenier (Batopillo) 2005
OM IN TE VULLEN Zien doe je met je Horen doe je met je
FANTASIE EN WERKELIJKHEID Soms komen dromen uit, en een fantasie kan werkelijkheid worden. Dan bestaat het niet meer alleen in je gedachten, maar kun je het echt zien, horen, ruiken, voelen of proeven.
Ruiken doe je met je Voelen doe je met je
Een van de kunstwerken van Panamarenko heet Klapperschroef-rugzak-met-Vliegenier. Je ziet het op de foto. Eerst bestond de vliegenier alleen in Panamarenko’s hoofd, in zijn gedachten.
OM NAAR TE LUISTEREN Honderden jaren geleden droomden mensen er al van om te kunnen vliegen. Dat weten we, omdat Ovidius er toen al een verhaal over schreef. Het gaat zo:
Toen maakte hij er een echt kunstwerk van, dat iedereen kan zien. Maar wat denk je, kan Panamarenko’s vliegenier ook echt vliegen? En als hij niet echt kan vliegen, is het kunstwerk dan mislukt? Panamarenko vindt van niet. Want je kunt wel verzinnen dat hij kan vliegen. Zo fantaseer je met Panamarenko mee. Soms is ergens over fantaseren zelfs leuker dan wanneer het werkelijkheid wordt. Luister maar naar het verhaal van Icarus (klemtoon op de ‘I’). Over je fantasie ben jij de baas. Je kunt het precies zo verzinnen als je zelf wilt. In de werkelijkheid is dat anders. Dan gaat het niet altijd zoals je wilt.
NAAR HET MUSEUM Binnenkort ga je met je klas naar het Gemeentemuseum, misschien wel voor de eerste keer. In het museum ga je kijken naar kunstwerken van Panamarenko en andere beroepsdromers. Bij die kunstwerken kun je goed fantaseren. In je fantasie kan alles, maar hoe laat je aan anderen zien wat je hebt verzonnen? Door er een tekening van te maken bijvoorbeeld. Het museum bewaart kunstwerken en andere bijzondere dingen. Omdat iedereen zijn eigen gedachten heeft, zijn alle kunstwerken in het museum anders. Het is zelfs zo dat er van al die kunstwerken vaak maar één op de hele wereld is. Het museum moet op al die bijzondere dingen passen en er goed voor zorgen. Daarom mag je de kunstwerken niet aanraken. Zo kunnen later jouw kinderen er ook nog van genieten en er lekker bij fantaseren.
Icarus en zijn vader Daidalos worden door de koning gevangen gehouden op een eiland. Maar Daidalos, die erg slim is, verzint een plan om te kunnen ontsnappen. Hij verzamelt veren van de vogels van het eiland, en was van de bijen. Daarmee maakt hij enorme vleugels waarmee ze van het eiland weg kunnen vliegen. Als Daidalos de vleugels bij Icarus aandoet, geeft hij zijn zoon een waarschuwing: ´Luister jongen´, zegt hij. ´Deze vleugels zijn je enige kans om van het eiland weg te komen, maar je moet ze wel goed gebruiken. Let op dat je niet te hoog vliegt, want dan kom je te dicht bij de zon. Vergeet niet dat je vleugels van was zijn gemaakt. Als de was te warm wordt, gaat deze smelten en vallen je vleugels uit elkaar. Maar je moet ook weer niet te laag over zee vliegen, want dan kunnen je vleugels nat worden. Dan worden ze te zwaar en val je naar beneden. ´Ja, ja´, zegt Icarus ongeduldig. Hij kan niet wachten om als een vogel door de lucht te zweven. Hij neemt een aanloop, wappert wat met zijn vleugels en ja hoor, hij vliegt! Het gaat veel makkelijker dan hij had gedacht. Al snel is hij de waarschuwing van zijn vader vergeten. Hij vliegt hoger en hoger en komt steeds dichter bij de zon. Langzaam begint de was van zijn vleugels te smelten. Een paar veren laten al los, maar Icarus heeft niets in de gaten. Nog hoger vliegt hij. En dan ineens vallen zijn vleugels helemaal uit elkaar. Icarus tolt naar beneden en met een grote plons valt hij in zee…
OM TE VERTELLEN Als Icarus niet echt had gevlogen, maar alleen in zijn fantasie, hoe zou het verhaal dan zijn afgelopen?
VOOR DE LEERKRACHT ACTIVITEITEN VOOR NA DE MUSEUMLES Maak een droomboom Laat de kinderen een wolk knippen uit wit papier. Op deze droomwolk schrijven of tekenen ze hun droom. Iets wat ze heel graag zouden willen. Maak met takken een droomboom en laat de kinderen hun droomwolken erin hangen. Maak een droomdoos Laat de kinderen een gekke of bijzondere droom tekenen of opschrijven. De droom bewaren ze in een droomdoosje dat ze maken door een doosje te beschilderen en/of te beplakken met papier, kralen, glitters of textiel. Krastekeningen afmaken Op een wit vel papier zetten kinderen een snelle kras of krul. Daarna geven ze hun papier met kras/ krul aan het kind naast hen. Waar doet de kras/ krul het kind aan denken? Aan een fantasiedier, een bloem, een gek gebouw of een mensfiguurtje? Het kind maakt van de kras/krul een tekeningetje. Fantasie-collage Laat de kinderen in collagetechniek een fantasiedier maken (van onderdelen van verschillende dieren) of een apparaat dat nog niet bestaat. Laat ze vertellen hoe het dier / apparaat heet en waarom het heel bijzonder is.
Het cadeau Zet de stoelen in een kring. Laat de kinderen in de kring door elkaar lopen en vertel dat ze een cadeau in hun handen hebben. Het cadeau is nog ingepakt en alleen zij zelf weten wat erin zit. Laat ze uitbeelden of het een groot of klein cadeau is en of het zwaar of licht is. Laat ze vervolgens op hun stoel gaan zitten en het cadeau voor zich neerzetten. Eén voor één mogen ze het cadeau zogenaamd uitpakken en ermee gaan spelen. Kunnen de andere kinderen het cadeau raden? De wonderbril Zet een koffer in het midden van de klas. Vertel niet waar de koffer vandaan komt of van wie hij is. Vertel dat de kinderen hun (denkbeeldige) wonderbril op mogen zetten. Met die bril kun je door dingen heen kijken. Zien ze nu wat er in de koffer zit? Laat ze het een voor een vertellen of laat ze het tekenen.
DIGITALE NIEUWSBRIEF EDUCATIE Wilt u op de hoogte blijven van al onze educatie activiteiten, inspiratieworkshops voor leerkrachten, kinderkunstboeken en nog veel meer? Abonneer u dan op onze gratis digitale nieuwsbrief Educatie via www.gemeentemuseum.nl bij ‘voor bezoekers’.
Juli 2015 © Gemeentemuseum Den Haag afdeling Educatie Tekst: Karin van Hoof Productiebegeleiding: Joep Overtoom Vormgeving: Afdeling Foto&Vorm Gemeentemuseum Den Haag
Deze lees- en verteltekst is ook te downloaden vanaf onze site: www.gemeentemuseum.nl