Jaarverslag 2006, Politieacademie Deel 1
2
INHOUD
DEEL I A : ALGEMEEN DEEL JAARVERSLAG
Inleiding ........................................................................................................................ blz. 4 Bestuur en toezicht ......................................................................................................... blz. 5 Hoofdstuk 1: Resultaten uitvoering taakopdracht / marktactiviteiten .............................. blz. 7 Hoofdstuk 2: Partnerschap met de Minister van BZK en de Korpsen. ............................ blz. 21 Hoofdstuk 3: Beheer en bedrijfsvoering . ....................................................................... blz. 28 Hoofdstuk 4: Ontwikkeling in de taakopdracht / marktactiviteiten .................................. blz. 35 Hoofdstuk 5: Kwaliteit van dienstverlening. .................................................................... blz. 44 Hoofdstuk 6: Organisatie-ontwikkeling en personeel.. .................................................... blz. 49 Hoofdstuk 7: Strategie en samenwerking........................................................................ blz. 60
DEEL I A : SPECIFIEK DEEL
Hoofdstuk 1 : Treasury ................................................................................................... blz. 2 Hoofdstuk 2 : Risico’s en Ontwikkelingen ...................................................................... blz. 7 Hoofdstuk 3 : Verantwoording besteding bijzondere Bijdragen ...................................... blz. 11
3
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE INLEIDING
Voor u ligt het jaarverslag 2006 van de Politieacademie, het Onderwijs- en Kenniscentrum voor de Politie. De Politieacademie maakt deel uit van de Nederlandse Politie. De Politieacademie is een zelfstandig bestuursorgaan met een eigen wettelijke taakopdracht. In dit document legt de Politieacademie als zelfstandig bestuursorgaan publieke verantwoording af over haar dienstverlening in 2006. Dit jaarverslag richt zich in eerste instantie tot de kring van direct belanghebbenden bij haar dienstverlening : tot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna : BZK) als opdrachtgever, tot de Regiokorpsen als partners en klanten, en tot de andere ketenpartners in professionalisering op het gebied van veiligheid. Het hiernavolgende document is het officiële jaarverslag, met het totale pakket aan verantwoordingsinformatie : verantwoording over de uitvoering van de diverse wettelijke taken van de Politieacademie, financiële verantwoording, verantwoording als werkgever (sociaal jaarverslag), etc. De integrale tekst van dit jaarverslag is opgenomen op de website van de Politieacademie, zodat het verslag publiek beschikbaar is. In die zin richt dit jaarverslag zich tot de Nederlandse samenleving in het algemeen, want de Politieacademie vervult een publieke taak, grotendeels met inzet van publieke middelen. Daarbij hoort een actieve publieke verantwoording. Tegelijkertijd leert de ervaring dat het volledige document niet toegankelijk is, doordat het alle mogelijke verantwoordingsinformatie bundelt. Daarom brengt de Politieacademie sinds enkele jaren een korte, meer aantrekkelijke, samenvatting van het jaarverslag uit : het “jaarbericht”, een publieksversie van het jaarverslag die wordt verspreid onder de direct belanghebbenden bij de Politieacademie. Specifiek voor de medewerkers van de Politieacademie verschijnt er verder een meer toegankelijke versie van het sociaal jaarverslag. De Politieacademie verantwoordt zich met dit jaarverslag : ze geeft inzicht in de in 2006 geleverde prestaties, in de bewaking van de kwaliteit van haar dienstverlening en in de manier waarop zij met haar diensten inspeelt op actuele ontwikkelingen binnen en buiten de Politie. Verder geeft dit jaarverslag inzicht in de interne bedrijfsvoering van de Politie, in de besteding van middelen en in de inrichting van de organisatie en de inzet van personeel daarbij . De indeling van het jaarverslag is in grote lijnen gelijk gebleven aan die van 2004 en 2005, vanwege de goede algemene ontvangst daarvan en vanwege de positieve reactie van de Algemene Rekenkamer in het bijzonder. De indeling van dit jaarverslag is als volgt : -
bestuur en toezicht van de Politieacademie in 2006 ;
-
de verantwoording over de resultaten van de uitvoering van de taakopdracht en van de marktactiviteiten is te vinden in hoofdstuk 1 ;
-
de betrokkenheid van de directe partners, de Minister van BZK en de Korpsen, bij de uitvoering van de taakopdracht in 2006, komt aan de orde in hoofdstuk 2 ;
-
hoofdstuk 3 beschrijft de bedrijfsvoering in 2006, met daarin onder meer de hoofdlijnen van de jaarrekening 2006. Hoofdstuk 6 vult deze interne blik aan met een schets van de ontwikkeling van de organisatie en van de personele situatie in 2006 ;
-
de ontwikkelingen binnen de dienstverlening door de Politieacademie, als doorvertaling van ontwikkelingen binnen de Politie en de maatschappij, staan beschreven in hoofdstuk 4 ;
-
hoofdstuk 5 geeft inzicht in hoe de Politieacademie in 2006 de kwaliteit van haar dienstverlening heeft bewaakt ;
-
het laatste hoofdstuk, 7, besluit dit jaarverslag met een algemene schets van de door de Politieacademie gevolgde koers in strategie en samenwerking.
4
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
BESTUUR EN TOEZICHT De Politieacademie kent een wettelijk vastgelegde functiescheiding tussen bestuur en toezicht. Het bestuur over de instelling wordt uitgeoefend door een driehoofdig college van bestuur (CvB), met een eindverantwoordelijke voorzitter. Het toezicht wordt uitgeoefend door een Raad van Toezicht (RvT) van zes leden, verankerd in diverse geledingen van de samenleving. De RvT is daarnaast ook adviseur en klankbord van het CvB. De Minister van BZK is de opdrachtgever en bekostiger van de Politieacademie en houdt vanuit die hoedanigheid eveneens toezicht.
1.
College van Bestuur 2006
Op 1 januari 2006 was het CvB als volgt samengesteld voorzitter : mevrouw J. G. Stam plv. voorzitter : de heer D. Hilarides, lid : vacature Op 28 augustus is prof dr. P.Tops bij KB benoemd tot lid van het College van Bestuur. Per 1 oktober 2006 is hij in functie getreden. Prof. Tops blijft voor één dag in de week aangesteld als hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. Het CvB komt als bestuursorgaan wekelijks bijeen en neemt daarbij de aan de orde zijnde besluiten die voor wat betreft de besluiten in 2006 veelal, al dan niet in hun uitwerking, in dit jaarverslag zijn opgenomen. Het CvB houdt periodiek bilateraal werkoverleg met de directeuren van alle organisatieeenheden. Eens in de 6 weken komen CvB en alle directeuren bijeen in het Academie-overleg, om organisatiekoers en richting af te stemmen en te volgen. 2.
Raad van Toezicht 2006
Op 1 januari 2006 bestond de Raad van Toezicht uit : mevrouw ir. J.M. Leemhuis – Stout, voorzitter mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt de heer prof. dr. C.J.C.F Fijnaut de heer mr. E.M. d'Hondt de heer drs. R. Jonkers Bij KB is per 1 mei benoemd als 6e lid van de Raad van Toezicht mevrouw drs. L.V. Jonkers-Kuiper. Tot dan toe bestond de Raad uit 5 leden. De Wet op het Politieonderwijs bepaalt dat de Raad uit ten minste 5 en ten hoogste 7 leden bestaat. Met de verhoging van het aantal van 5 tot 6 kon de maatschappelijke inbedding van de RvT verder worden vergroot. Verder bleek een, relatief geringe, omvang van 5 leden in de praktijk kwetsbaar. Het auditcommittee van de Raad bestond in 2006 uit : de heer Jonkers, voorzitter de heer D’Hondt De Raad kwam in 2006 5 keer bijeen, het auditcommittee 2 keer, steeds in aanwezigheid van het CvB. Tot de jaarlijks terugkerende agendapunten behoren de begroting en de jaarrekening, die beide de instemming van de Raad van Toezicht behoeven. Ook de Boardletter van de accountant kwam in die cyclus als gebruikelijk uitgebreid aan de orde binnen het auditcommitee in aanwezigheid van de accountant. Op de Raad van Toezicht vergaderingen gedurende 2006 waren enkele onderwerpen dominant. Ten eerste de ontwikkelingen binnen het Politiebestel, meer specifiek de positie die de Politieacademie inneemt binnen, dan wel ten opzicht van, die ontwikkelingen. In het verlengde daarvan kwam ook het ontwerp-wetsvoorstel voor de nieuwe Politiewet aan de orde, ook hier weer vanuit het perspectief van de verhouding tot de Wet op het Politieonderwijs, de taakstelling van de Politieacademie en de bestuurlijk-juridische positie van de Academie.
5
Een tweede dominant, terugkerend onderwerp was de profielschets en, in een latere fase, de procedure tot werving en benoeming van het 3e CvB-lid als genoemd, in de tweede helft van 2006 uitmondend in de benoeming van de heer prof. dr. P. Tops. Elke vergadering van de Raad informeerde het CvB de RvT over het verloop van de in opdracht van de Minister (1999) uit te voeren evaluatie van het Politieonderwijs en diende de Raad het CvB van advies daarover. Ook periodiek besprak het CvB met de RvT de voortgang van (de voorbereiding van) het omvangrijke nieuwbouwproject op concernlocatie. In mei 2006 heeft overleg plaatsgevonden tussen de voorzitters van de RvT en het CvB en de Minister van BZK, de opdrachtgever van de Politieacademie. Hierin is onder meer gesproken over een actueel toezichtsregime en over het instroomvolume in het initieel onderwijs. In dit overleg is afgesproken dat de Minister van BZK jaarlijks overlegt met de voorzitter van de RvT en het CvB, naar aanleiding van de jaarrekening / het jaarverslag. Dit overleg zal in 2007 voor de tweede keer plaatsvinden. Deze afspraak is in het nieuwe convenant met de Minister vastgelegd. Net als de Korpsen sloot de Politieacademie een nieuw convenant met de Minister af, dat in de voorbereidingsfase enkele keren aan de orde kwam in de RvT-vergaderingen van de tweede helft van het jaar. Op zijn vergadering van maart heeft de RvT onder meer besloten om een open Europees aanbestedingstraject accountantsdiensten te starten, op basis van een op te stellen programma van eisen / bestek. Het contract met de huidige accountant loopt eind 2006 af. Vervolgens heeft de RvT in september besloten om het auditcommittee te mandateren om het bestek definitief vast te stellen en de selectie van de accountant uit te voeren. In de loop van 2007 zal de RvT aan de hand van een advies van het auditcommittee besluiten over de gunning. Op grond van de Wet op het Politieonderwijs en het LSOP kent de Minister de leden van de Raad van Toezicht van de Politieacademie “een vergoeding toe voor hun werkzaamheden”. in 2006 is dit Ministerieel besluit van kracht geworden (Staatscourant 24 maart). Met het besluit kregen de in 1998 (toen de huidige bestuursstructuur en de Raad van Toezicht als orgaan in werking trad) door de directeur Politie genomen besluiten over de aard en hoogte van de vergoedingen een directe wettelijke basis. In de RvT-vergadering van november 2006 (en in de daaraan voorafgaande bijeenkomst van het auditcommittee) is aan de orde geweest hoe te voorzien in de aanstaande financieringsbehoefte van de Politieacademie, die met name ontstaat door de herhuisvestingsprojecten. Besluitvorming daarover is begin 2007 aan de orde.
6
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 1 : RESULTATEN UITVOERING TAAKOPDRACHT Inleiding De Politieacademie is het Onderwijs- en Kenniscentrum voor de Nederlandse Politie, dat de Politie ondersteunt bij : de personeelsvoorziening, zodat de Politie beschikt over voldoende en goed gekwalificeerde medewerkers ; de professionalisering van de zittende medewerkers van Politie en de Politie-organisatie ; kennismanagement binnen de Politie, zodat de Politie en haar medewerkers beschikken over actuele vakkennis, nodig voor uitoefening van de Politietaak. De Politieacademie ondersteunt de personeelsvoorziening van de Politie door : de landelijke werving van aankomende Politiemedewerkers ; de selectie van aankomende Politiemedewerkers ; initieel onderwijs, dat voorbereidt op de algemene uitoefening van het Politievak ; postinitieel onderwijs, voor de uitoefening van specialismen en leiderschap binnen het Politievak. Daarnaast ondersteunt de Politieacademie het kennismanagement binnen de Politie, door het verlenen van kennisdiensten, om de vakkennis die nodig is voor de uitoefening van de Politietaken te verzamelen, veredelen, verspreiden en evalueren. De Politieacademie draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van het Politievak, ook wel Politiekunde genoemd. Met dit alles beoogt de Politieacademie de Politie-organisatie en haar medewerkers van dienst te zijn bij “een leven lang leren” en bij de ontwikkeling van competenties die de medewerkers van Politie nodig hebben voor de uitoefening van hun beroep. In dit eerste hoofdstuk geeft de Politieacademie inzicht in de (resultaten van) uitvoering van haar wettelijke taken als Politie Onderwijs- en Kenniscentrum : de landelijke werving van aankomende Politiemedewerkers (1.) de selectie van aankomende Politiemedewerkers (2.) initieel onderwijs, voor de algemene uitoefening van het Politievak (3.) postinitieel onderwijs in de uitoefening van specialistische taken (4.) het verzamelen, veredelen, verspreiden en evalueren van Politievakkennis (7.) Speciale aandacht krijgen daarbij : de examinering en EVC-meting, die onafhankelijk van het onderwijs zijn georganiseerd (5.) de ondersteuning van de uitoefening van Politieleiderschap (6.) internationale taken van de Politieacademie (8.)
1.
Resultaten werving
De Politieacademie ondersteunt de landelijke personeelsvoorziening van de Politie, door voldoende belangstellenden en sollicitanten voor een functie bij de Politie te werven. De landelijke wervingssite Politie, de landelijke Banenlijn Politie en landelijke wervingscampagnes worden door de Politieacademie verzorgd. Wervingscampagnes komen voort uit de actuele behoefte van Korpsen. De Politieacademie (i.c. het Bureau Personeelsvoorziening Politie) lanceerde in november 2006 een totaal nieuwe wervingscampagne. De eerste fase van deze campagne bestond uit twee TVcommercials, banners en uit de nieuwe internetsite www.kombijdePolitie.nl. In de eerste campagnefase (november - december) werd de site gemiddeld door ruim 2.600 unieke bezoekers bezocht, tegenover zo’n 2.000 unieke bezoekers daarvoor. Alle Korpsen zijn aangesloten bij de landelijke campagne(s).
7
Naast de nieuwe algemene wervingscampagne is in 2006 veel energie gestoken in een aantal specifieke wervingstrajecten, waarvan “versterking opsporing en vervolging” (= specifieke werving en selectie van rechercheprofessionals) en “werven en binden” (= specifieke werving en selectie voor KLPD-functies zoals persoonsbeveiligers en veiligheidsassistenten) de meest omvangrijke zijn. Er is een nieuw type voorlichtingsbijeenkomst gecreëerd, die meer belevingsgeoriënteerd is : kandidaten krijgen een kijkje in de recherchekeuken door ze onder begeleiding van een expert op concrete casussen te laten reageren. In 2006 maakten 20 Korpsen bij hun wervingscampagnes gebruik van het Bureau Personeelsvoorziening Politie van de Politieacademie en van de applicatie Bluenet.
2.
Resultaten selectie
De Politieacademie selecteert kandidaten / aspirant medewerkers van Politie op hun geschiktheid voor de uitoefening van het Politievak en brengt daarover aan Korpsen (selectie-)adviezen uit, op basis waarvan Korpsen al of niet besluiten tot aanstelling van de betreffende aspirant - die vervolgens bij de Politieacademie als student instroomt. Als gevolg van de verhoogde instroom van cursisten in 2007 deden Korpsen in de tweede helft van 2006 een maximaal beroep op de selectiecapaciteit van de intredeselecties. De selectie van kandidaten gaat gemiddeld genomen 6 tot 9 maanden vooraf aan het moment van indiensttreding.
Korpsen hebben de aangeboden selectiecapaciteit vrijwel volledig benut. De gemiddelde doorlooptijd tot het selectierapport van de Politieacademie aan het Korps bedroeg in 2006 35 kalenderdagen In speciale trajecten (zoals persoonsbeveiligers, recherchekundigen, grensbewakers en arrestantenverzorgers) heeft de Politieacademie in totaal 2038 selecties uitgevoerd.
3. Resultaten initieel Politieonderwijs Initieel Politieonderwijs is het onderwijs dat opleidt voor de algemene uitoefening van het Politievak. Het postinitieel onderwijs leidt op voor de uitoefening van leidinggevende en specialistische Politietaken. Postinitieel onderwijs sluit aan op het initieel onderwijs. Samen vormen ze één samenhangend stelsel van Politieonderwijs, gebaseerd op beroepsprofielen die in 2002 door de Politiepraktijk gevalideerd en door de Minister vastgesteld zijn. De samenhang van het initieel en postinitieel Politieonderwijs komt verder tot uitdrukking in enkele belangrijke gemeenschappelijke kenmerken : het onderwijs is duaal van opzet: de student leert afwisselend op de Politieacademie en in zijn of haar Korps ; het onderwijs is competentiegericht : het gaat uit van op beroepsprofielen gebaseerde kernopgaven, die vervolgens vragen om bepaalde competenties. Het initieel onderwijs bereidt voor op de uitoefening van het Politievak op vijf niveaus, die overeenkomen met de volgende niveaus van opleiding binnen het reguliere beroepsonderwijs (MBO) en het hoger onderwijs (HBO en WO) : assistent Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 2, studieduur 1,5 jaar )
8
Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 3, studieduur 3 jaar) allround Politiemedewerker (MBO-kwalificatieniveau 4, studieduur 4 jaar) Politiekundige bachelor (HBO-kwalificatieniveau 5, studieduur 4 jaar) Politiekundige master (HBO/WO-kwalificatieniveau 6, studieduur 1 jaar na Ba.) Studenten initieel Politieonderwijs aan de Politieacademie zijn beginnende beroepsbeoefenaren, die bij het begin van hun studie reeds in dienst zijn van een Korps. Het aantal op te leiden studenten houdt direct verband met de Politieke sterktedoelstelling voor de Politie (52.128 FTE in 2010). In 2003 is vastgesteld dat er jaarlijks minimaal 2000 studenten in het initieel onderwijs moeten instromen, wil die doelstelling worden gehaald. De opleidingscapaciteit van de Politieacademie is daarom ingericht op een jaarinstroom van 2000 studenten. Onder die 2000 studenten zijn gemiddeld 200 vrijwilligers die in een driejarige deeltijdopleiding tot assistent Politiemedewerker (kwalificatieniveau 2) worden opgeleid. Sinds de invoering van het nieuwe duale stelsel van Politieonderwijs zijn studenten een deel van hun opleidingstijd inzetbaar geworden voor Politiewerk in de Korpsen. Bij de sterktebepaling wordt dit deel meegenomen. Hieronder een overzicht van ten eerste de ontwikkeling van de instroom in het initieel onderwijs in de jaren 2002 - 2006, eerst per opleidingsniveau en vervolgens per opleidingsniveau uitgesplitst naar “herkomst” van de student.
Eind januari 2006 ontvingen maar liefst 37 studenten assistent Politiemedewerker, 100 studenten Politiemedewerker en 112 studenten all-round Politiemedewerker van in totaal 21 Korpsen hun diploma tijdens een grootschalige feestelijke diploma-uitreiking in congrescentrum Orpheus in Apeldoorn. Dit was een feestelijk moment voor hen, maar ook voor het Politieonderwijs, omdat het nieuwe Politieonderwijs de eerste grote lichting afgestudeerden all-round Politiemedewerker (studieduur 4 jaar) voortbracht. Afgezet tegen de oorspronkelijke instroom (in 2002 en 2003) was het beeld van de uitstroom (afgestudeerden) : Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5 Niveau 6 gemiddeld
instr'02 82% 79% 78% 89% 68% 79%
instr'03 86% 78%
81%
Gemiddeld is in 2006 de studentenpopulatie (het aantal studenten “in huis”) met 12% gestegen.
9
Op de locaties Amsterdam en Den Haag was de stijging hoger : ruim 20%. De instroom in het initieel onderwijs zag er, uitgesplitst over de diverse locaties, als volgt uit : Instroom Amsterdam Den Haag Rotterdam Eindhoven Apeldoorn/BaMa Leeuwarden
begr. 746 415 410 326 505 87 2.489
real. 788 361 390 313 554 111 2.517
In opleiding Amsterdam Den Haag Rotterdam Eindhoven Apeldoorn/BaMa Leeuwarden
3-'05 1.474 634 988 641 1.501 332 5.570
Instroom Bekostigd instroom Bekostigd doorstroom Contractonderwijs Losse kernopgven
begr. 2.099 312 78 0 2.489
real. 2.027 217 269 4 2.517
in opleiding FAP Bekostigd instroom Bekostigd doorstroom Contractonderwijs Losse kernopgven Totalen in opleiding
ult-'05 1-'06 2-'06 3-'06 5.236 5.482 5.550 5.561 298 374 434 408 36 54 123 288 0 4 2 5.570 5.910 6.111 6.259
4.
1-'06 1.668 725 1.007 675 1.494 341 5.910
2-'06 1.729 770 1.007 720 1.546 339 6.111
3-'06 tov '05: 1.803 +22% 760 +20% 1.027 +4% 704 +10% 1.620 +8% 345 +4% 6.259 +12%
Resultaten postinitieel onderwijs
Het initieel onderwijs is het fundament voor het postinitieel onderwijs, dat zittende Politiemedewerkers voorbereidt op de uitoefening van leidinggevende en specialistische taken op de vijf domeinen van het Politievak : recherche gevaarsbeheersing verkeer & milieu vreemdelingentoezicht leiderschap (op operationeel, tactisch en strategisch niveau) Het postinitiële onderwijs is, evenals het initiële onderwijs, competentiegericht en duaal opgezet en omvat : één of meer leergangen, met een algemeen deel en een of meer afstudeerrichtingen ; functiegerichte applicaties: onderwijs, specifiek gericht op het verwerven van een bekwaamheid - en bevoegdheid - voor bepaalde bij wet voorbehouden Politiehandelingen. Omdat het postinitieel onderwijs vanaf 2003 is ingevoerd, en leergangen meerdere jaren duren, biedt de Politieacademie tot en met 2006 naast de complete leergangen een tijdelijk implementatieaanbod van 23 losse kernopgaven, om te voldoen aan de actuele professionaliseringsbehoefte van Korpsen op het gebied van recherche, gevaarsbeheersing en verkeer & milieu. De Politieacademie heeft in 2006 het postinitieel onderwijs uitgevoerd, in de hoeveelheid en samenstelling zoals eind 2005 door de Minister vastgesteld, na inventarisatie van de onderwijsvraag voor 2006 van de Regiokorpsen. Een aantal opleidingen (16) vond geen doorgang, soms op het laatste moment, bijvoorbeeld doordat er onvoldoende studenten bleken te zijn met het gewenste instapniveau, door no-show en, in enkele gevallen, door het op dat moment ontbreken van docentcapaciteit. Ook hebben Korpsen In de loop van het jaar opleidingsplaatsen geruild en geannuleerd. Omdat dit inmiddels een bekend fenomeen is, zijn de opleidingsplaatsen in 2006 extra toegedeeld, zodat zo min mogelijk door de Minister bekostigde opleidingscapaciteit onbenut blijft. Het percentage niet-benut loopbaanbudget bedroeg uiteindelijk 8%.
Leiderschap Gevaarsbeheersing Recherche Verkeer & Milieu Vreemdelingentoezicht Totaal
Toedeling 250 1.059 2.090 860 95 4.354
Annulering vóór tekening overeenkomst 6 31 166 84 6 293
10
overname door ander Korps 20 90 138 69 2 319
Annulerings Percentage niet opgevulde Regeling plaatsen geen opvulling 39 13% 98 5% 211 5% 77 17% 17 1% 442 8%
De Masteropleiding Strategisch Leidinggevende Leergang (SLL) is een 2-jarige leergang die deel uitmaakt van het postinitieel Politieonderwijs. De tweede editie (SLL 2) is in november 2006 afgestudeerd. In september 2006 is de vierde editie (SLL 4) gestart met 19 deelnemers.
5.
Resultaten examinering en erkenning van eerder verworven competenties (EVC)
Examinering Studenten leggen, ter afsluiting van onderdelen van het initieel en postinitieel onderwijs, proeven van bekwaamheid, examens, af. De Politieacademie heeft, in het belang van onafhankelijkheid van de examinering, het afnemen van examens onafhankelijk van de uitvoering van het onderwijs georganiseerd, door het onderbrengen in een aparte organisatie-eenheid. Het aantal afgenomen examens (inclusief herexamens) bedroeg 52.530. EVC’s Het stelsel van Politieonderwijs is competentiegericht en houdt dan ook rekening met competenties die de student eerder verworven heeft, door opleiding of werkervaring of anderszins. Erkenning van eerdere verworven competenties leidt tot vrijstellingen van examenonderdelen of proeven van bekwaamheid en leidt tot vermindering van de studiebelasting en soms tot verkorting van de totale studieduur. In 2006 heeft de Academie 866 EVC aanvragen afgehandeld. Het aantal EVC-aanvragen initieel onderwijs was 490, het aantal EVC-aanvragen postinitieel bedroeg 376. In totaal zijn in 2006 18 bezwaren in de zin van de bezwarenregeling-EVC ingediend en behandeld, waarvan 7 initiële bezwaren en 11 postinitiële bezwaren. EVC-aanvragen werden gemiddeld in 4 - 5 weken afgehandeld, met uitzondering van de aanvragen voor leidinggevende leergangen (binnen 6 weken). De doorlooptijden per aanvraag waren als volgt : Initieel niveau 2 t/m 4 Initieel niveau 5 en 6 Niveau 4 postinitieel (OLL, Milieu, Verkeer, Gevaarsbeheersing, Tactische en Technische Recherche) Niveau 5 postinitieel (LL, TLL-R, Recherchekundige)
6.
12,2 dagen 31,9 dagen 26,3 dagen 28,9 dagen
Resultaten ondersteuning Politieleiderschap
Een specifieke doelgroep van de taakopdracht van de Politieacademie bestaat uit de zittende strategisch leidinggevenden binnen de Nederlandse Politie. Die groep omvat circa 700 personen in de loonschalen 13 en hoger : degenen waarop het Landelijk MD-bureau Politie (LMD) zich richt. De School voor Politie Leiderschap (SPL), organisatie-onderdeel van de Politieacademie, bood deze groep ook in 2006 weer het volgende pakket aan leer- en ontwikkelprogramma’s, deels individueel, deels collectief : a. individuele leerprogramma’s op maat ; b. collectieve leerprogramma’s ten behoeve van professionele en persoonlijke ontwikkeling ; c. het Kennisprogramma ‘Politieleiderschap en Maatschappelijke Integriteit’, gericht op de creatie van praktisch toepasbare kennis(productie) over leiderschap in de Politiepraktijk ; d. activiteiten ter ondersteuning van het internationaal functioneren van Politieleiders ; e. uitvoering van de (RHC-) opdracht tot ontwikkeling van een visie op Politieleiderschap. Per onderdeel hieronder de belangrijkste wapenfeiten in 2006. Ad a. : individuele leerprogramma’s op maat Het aantal deelnemers aan individuele trajectbegeleiding is in 2006 met 29 toegenomen tot 157. Vanaf augustus 2006 zijn de individuele en collectieve leerprogramma’s opengesteld voor
11
medewerkers van de Koninklijke Marechaussee. 8 van hen nemen nu deel aan individuele trajectbegeleiding. Ad b. : collectieve leerprogramma’s De inschrijvingen in het tweede helft van het jaar waren lager dan gepland. Dit leidde tot het opschorten van twee geplande programma-activiteiten en het laten vervallen van 2 dagprogramma’s. De collectieve SPL-programma’s telden in 2006 in totaal 1047 deelnemers (2005: 1.096). Van de totale doelgroep heeft in 2006 70% (2005: 69%) deelgenomen aan een of meer SPL-activiteiten. Bij de samenstelling van het programma-aanbod 2007 (eind 2006) zijn de aanbevelingen gevolgd uit de in 2005 uitgevoerde evaluatie en uit het door een extern bureau uitgevoerde oderzoek naar het leren van Politieleiders. Eén van die aanbevelingen was om onderzoek te doen naar de effecten van leeractiviteiten op het praktisch handelen in de dagelijkse praktijk van leiders. Ad c. : kennisprogramma ‘Politieleiderschap en Maatschappelijke Integriteit’ Dit programma heeft in 2006 8 praktijkcases opgeleverd en de uitkomsten van de cases zijn verwerkt in het onderwijs, om te beginnen in de Strategische Leergang Leidinggevenden (SLL), onderdeel van postinitieel onderwijs. De uitkomsten van de eerste 3 cases zijn in boekvorm gepubliceerd. Ad d. : internationaal Om de internationale ontwikkeling van Nederlandse Politieleiders een extra impuls te geven is eind 2005 het Curatorium Internationaal Politie Leiderschap opgericht, door de Politieacademie, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Koninklijke Marechaussee, het bureau Landelijk Management Development Politie en Brandweer, het Openbaar Ministerie en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie. Het Curatorium heeft de Politieacademie opdracht gegeven te zorgen voor een speciaal, internationaal leertraject “Parelvissers”, voor de organisatie van een exclusieve bijeenkomst in Den Haag voor Politieleiders wereldwijd in 2007 en voor een daarbij behorende publicatie. In 2006 is de voorbereiding van die conferentie van start gegaan. Ook vervult de Academie een makelaarsrol ten aanzien van internationale (Politie) leiderschapsopleidingen, door ervoor te zorgen dat Nederlandse Politieleiders aan internationaal gerenommeerde opleidingen deel kunnen nemen. Ad e. : visietraject De Stuurgroep Strategisch Loopbaanbeleid (opererend namens BZK en namens de Raad van Hoofdcommissarissen) heeft de Politieacademie eind 2006 de opdracht verstrekt om een visie op Politieleiderschap (annex referentiekader voor Politieleiderschap) te ontwikkelen met als doel : ondersteuning van de herziening van de kerncompetenties voor Politieleiderschap op strategisch, tactisch en operationeel niveau ; een samenhangende opbouw van leiderschapsleergangen ; houvast te bieden aan Korpsen bij de werving en selectie van Politieleiders, én: langs die weg de samenhang en transparantie in het MD beleid te vergroten ; ondersteuning te geven aan het opsporen en ontwikkelen van leidinggevend talent. Net als voorgaande jaren heeft de Politieacademie een SPL-jaarboek uitgebracht.
7.
Resultaten Kennisdiensten
De Politieacademie heeft een wettelijke taak als Onderwijs- én Kenniscentrum van en voor de Politie. De onderwijs- en kennisfunctie sluiten op elkaar aan ; medewerkers van Politie blijven zich ook na hun opleiding professioneel ontwikkelen en blijven leren. Vandaag de dag veroudert elke vorm van kennis immers snel en een diploma, ook dat van het Politieonderwijs, is vaak niet meer en niet minder dan een beginkwalificatie. Onderwijs en kennis zijn ook nog op een andere manier met elkaar verbonden : om het Politieonderwijs vakinhoudelijk actueel en hoogwaardig te houden is het nodig dat de Politieacademie zelf de actuele kennis en kunde van het Politievak in huis heeft. Het resultaat van kennisontwikkeling kan zodoende direct in het Politieonderwijs zijn plaats krijgen. De taak van Kenniscentrum ván en vóór de Politie is voor de Politieacademie slechts een aantal jaren oud : de Politieacademie is vanaf 2002 begonnen om die taak in te vullen door diverse kennisdiensten aan de Politie te verlenen. In 2005 zijn alle kennisdiensten van de Politieacademie, waaronder de
12
lectoraten, Politie Kennis Net (PKN), diverse (landelijke) expertisecentra en onderzoek, organisatorisch gebundeld binnen één organisatie-eenheid. De kennisfunctie van de Politieacademie kwam in 2006 tot uitdrukking in de volgende taken c.q. diensten : a. lectoraten op de 5 domeinen van het Politievak en een leerstoel b. onderzoek(sgroep) c. kennisadvisering d. kennisbemiddeling (met name door mediatheken) e. kennisveredeling (met name door Politie Kennis Net) f. kenniscentrum Politierecht Hieronder volgt per dienst/taak een overzicht van de belangrijkste resultaten in 2006. Als laatste komt in dit jaarverslag de uitvoering van het programma Politie en Wetenschap (g.) aan de orde, dat sinds 2006 hechter verankerd is binnen de Politieacademie : het is niet langer de Minister van BZK die het jaarlijkse onderzoeksprogramma vaststelt, maar het College van Bestuur van de Politieacademie. Tot slot moet worden genoemd dat sinds 2005 de redactie van het nieuwe Politieblad Blauw ondergebracht bij de Politieacademie. Dit nieuwe lijfblad Blauw voorziet de Nederlandse Politie van actuele (vak)kennis en informatie. a. Lectoraten en leerstoel De doelstelling van de Politieacademie om lectoraten op alle 5 de kennisdomeinen in te stellen werd al in 2005 gerealiseerd. De beoogde kenniskringen rondom die lectoraten zijn gevormd. Aan de kenniskringen nemen niet alleen Korpsen maar ook ketenpartners (het OM b.v.), universiteiten en hogescholen, buitenlandse collega-instellingen, etc. deel. Ze leggen de verbinding tussen de (Politie)praktijk, Politiekundig onderzoek, expertisecentra binnen de Politie, Politie Kennis Net en het Politieonderwijs. In 2006 is de instelling van de lectoraten gemarkeerd met lectorale redes : publieke bijeenkomsten met als doel om deze uitingsvorm van de Kennisfunctie van de Politieacademie meer onder de publieke aandacht te brengen, en de Politieacademie meer als Kenniscentrum te profileren. Op 13 januari hield prof. dr. O.M.J. Adang, lector openbare orde en gevaarsbeheersing van de Academie zijn rede met de titel “met alle geweld leren … over het beste Politiekorps van de wereld”. Centraal daarin staat de noodzakelijke wisselwerking tussen theorie, praktijk en opleiding bij de aanpak van risico-evenementen, zoals demonstraties en voetbalwedstrijden. Op 10 maart hield dr. P. Klerks, lector Criminaliteitsbeheersing en Recherchekunde zijn rede, getiteld “In het belang van het onderzoek !” De derde in de rij was dr. B.H. Ruessink, lector Verkeer & Milieu, die op 9 juni sprak over “Om duurzame naleving - handhavers van Venus en van Mars”. Vierde en laatste in 2006 was prof. dr. G.J.M. van den Brink, lector Gemeenschappelijke Veiligheidskunde, die op 29 september zijn rede hield over “Orde en wanorde : over de betekenis van Politiewerk in de moderne maatschappij”. Hieronder volgen per lectoraat de highlights die 2006 opleverde. Het gaat daarbij vooral om publicaties, presentaties, themadagen, congressen, seminars etc, vaak naar aanleiding van door de lector verricht (toegepast) onderzoek. Publicatie van onderzoek leidde in 2006 tot meer aandacht in media (kranten, radio, TV), die de lectoren van de Academie benaderden voor commentaar op actuele maatsschappelijke gebeurtenissen, achtergrondinformatie en interviews. Verder gaven de lectoren desgevraagd praktijkadviezen. Volledige overzichten van publicaties zijn beschikbaar. De meeste lectoren zijn verder nauw betrokken, als redacteur of lid van de redactieraad, bij de uitgave van nationale en internationale vaktijdschriften. Ook nationale en internationale vakconferenties zijn een platform waarop de lectoren acteren. Belangrijk is tevens dat in 2006 alle lectoren hun bijdrage hebben geleverd aan het Politieonderwijs, bijvoorbeeld door gastcolleges binnen diverse opleidingen en leergangen te verzorgen. Deze verbinding tussen onderzoek en onderwijs is essentieel. Ook spelen de lectoraten intern een steeds belangrijkere rol in het creëren van vakinhoudelijke samenhang (op hun vakgebied) binnen en tussen het initieel en postinitieel onderwijs (“unité de doctrine”) Het Lectoraat Criminaliteitbeheersing & Recherchekunde rondde onderzoek (in opdracht van RHC uitgevoerd) af naar een nieuwe visie op Infiltratie. Het lectoraat werkt bij het onderzoek naar
13
evaluatiemethoden nauw samen met de regio Amsterdam-Amstelland en met de Dienst Nationale Recherche van het KLPD. De ontwikkeling van het handboek IGP is een bundeling van kennis uit diverse Politieregio’s en vanuit de Politieacademie. Het Handboek Zeden bevat bijdragen van experts uit de Politieregio’s en van het programma Moord en Zeden van de Dienst Nationale Recherche Informatie van het KLPD. Het Lectoraat Verkeer & Milieu had in 2006 nog steeds te maken met beperktere belangstelling voor deze beide vakdomeinen op tactisch en strategisch niveau binnen de Korpsen. Het lectoraat is in 2006 begonnen met het “Bejegeningprofiel Verkeershandhaving” op te leveren, dat moet leiden tot een verbetering van de bejegening tijdens de Politie-handhavingstaak in het algemeen en tijdens de verkeershandhaving in het bijzonder. Het Lectoraat Openbare Orde & Gevaarsbeheersing heeft internationaal een naam op het gebied van public order management en deze internationale netwerken zijn in 2006 verder versterkt door deelname aan : . Police Use of Force; een intercontinentaal onderzoek met universiteiten en Politie-instituten naar normering en standaardisering geweldgebruik ; . Crowdmanagement; een Europees onderzoek naar beïnvloedingsmogelijkheden van publiek(sstromen) bij grote evenementen ; . Europees Evaluatieteam; een expertteam uit 6 ervaren EU-landen, die de aanpak van Europese risicowedstrijden en andere evenementen (op aanvraag) doorlicht ; . EU-Prismaproject, waarin diverse EU-landen een beslissingsmodel public order management rond grote evenementen ontwikkelen. Verdere voorbeelden van internationale uitwisseling zijn de presentaties voor het veld van onderzoeksrapporten "Spray met Visie", "Hooligans in Beeld", EK-WK-onderzoeken, “interactie jongeren-Politie”. Daarnaast heeft het lectoraat een adviesfunctie bij grootschalige evenementen (met een concernaanpak) van de Politie, b.v. het jeugd-WK en het WK 2006, Oud/Nieuw, de 4-daagse en de TT-Assen. Het Lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde appelleert aan een bredere doelgroep dan alleen de Politie, met name aan gemeentes. Onderzoek van dit lectoraat had in 2006 onder meer betrekking op de thema’s Burgernet, de “Rellen in Frankrijk”, bestuurlijke handhaving en de bestuurlijke boete en op burgerparticipatie. Het vermelden waard is ook een globale studie van gebiedsgebonden Politie binnen de Europese unie (december 2006). Het lectoraat ondersteunt c.q. adviseert 6 Korpsen bij de implementatie van het referentiekader gebiedsgebonden Politie, zoals door de RHC vastgesteld. Leerstoel Eind 2004 is ingesteld de Bijzondere Leerstoel Vergelijkende Bestuurskunde (in het bijzonder de internationalisering van de Politiefunctie) bij de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit van Amsterdam. De betreffende hoogleraar, in dienst bij de Politieacademie, heeft in 2006 onderwijs verzorgd in de opleidingen Politiekundige Bachelor en Master (of Science of Policing) en het European Diploma of Policing Verder heeft zij een grote reeks (onderzoeks-) publicaties het licht laten zien, universitaire scripties en dissertaties op het gebied van Veiligheid begeleid, symposia (mede) georganiseerd, en redactionele activiteiten verricht voor vooraanstaande nationale en internationale vaktijdschriften op het gebied van veiligheid. Ook hierdoor is de Politieacademie onderdeel geworden van een nationaal en internationaal wetenschappelijk netwerk op het gebied van veiligheid. b. Onderzoek(sgroep) De onderzoeksgroep van de Politieacademie heeft in 2006 de onderzoeksprogramma's van de vijf lectoraten aangevuld, onder andere door de uitvoering van 9 grotere onderzoeksprojecten, al dan niet in het kader van het programma Politie & Wetenschap. Het onderzoeksteam bracht een groot aantal publicaties uit in onder andere de eigen Politieacademie Onderzoeksreeks en in verscheidene nationale en internationale vaktijdschriften of bundels. Ook heeft het team verscheidene presentaties verzorgd op nationale en internationale congressen en symposia. Daarnaast is te noemen de bijdrage aan het (Politie)onderwijs in de vorm van betrokkenheid bij de samenstelling van lesstof, het verzorgen van onderwijs aan studenten en de begeleiding van promovendi en van studenten bij afstudeerprojecten. Voorbeelden zijn Jeugd en Zeden” (2e druk), de uitkomsten van het allochtonenonderzoek en de “digitale vraagbaak Legitimiteit De trend is dat de onderzoeksgroep steeds meer verbinding krijgt met de lectoraten, als een aanvulling op de onderzoekscapaciteit.
14
c. Kennisadvisering Het werk van de diverse expertisecentra, waar de Politieacademie onderdak aan biedt, is te kenschetsen als (kennis)advisering, aan Korpsen en andere ketenpartners. Al eerder, in 2005, zijn de voormalige expertisecentra (zoals het Expertise Centrum Conflict en Crisisbeheersing en het Landelijk Expertisecentrum Opsporing en Vervolging) geïntegreerd in de organisatie-eenheid Kennisnetwerk (als onderdeel “kennisadvisering”), waarbij ook hier weer de 5 Politiedomeinen de herkenbare ordening vormen. De eenheid adviseert en ondersteunt Korpsen bij de uitvoering van hun taak, op diverse gebieden en actuele vraagstukken binnen de Politietaak. Adviseurs voeren b.v. op verzoek van Korpsen analyses of evaluaties uit van het functioneren. De daarbij opgedane kennis wordt daarna zo mogelijk breder binnen de Politie verspreid en benut. d. Kennisbemiddeling De mediatheken op de diverse locaties van de Politieacademie “bemiddelen” kennis aan studenten en docenten en ondersteunen daarmee vooral het Politieonderwijs. Sinds 2005 maakten ook alle mediatheken deel uit van één organisatie-eenheid, Kennisnetwerk, waardoor ze min of meer zijn gefuseerd. In dat licht zijn de werkprocedures van mediatheken gestandaardiseerd, is de inrichting van open leer centra gestandaardiseerd en is één kwaliteitszorgsysteem ingevoerd. De nieuwe thesaurus (in mei 2006 in zijn geheel opgeleverd) is nu in gebruik voor het ontsluiten van titels in de catalogus en van de internetbronnenlijst. Het collectioneren van beeldmateriaal is in 2006 een reguliere activiteit van de mediatheek geworden : beeldmateriaal wordt via streaming-video aangeboden. e. Kennisveredeling PKN, de actuele kennisbank voor de Politie, is de oudste kennisdienst van de Politieacademie. PKN is een site op Politie Intra Net, die alle medewerkers van Politie de mogelijkheid biedt om relevante Politievakkennis on-line te raadplegen. Die kennis is geordend volgens het Politie Kennis Model. Daarbij gaat het niet om louter gedocumenteerde kennis, maar vooral ook om (gevalideerde) kennis uit de dagelijks Politiepraktijk. Ook kunnen medewerkers van Politie via PKN hun kennis onderling uitwisselen. In 2006 “bezochten” gemiddeld 63.300 medewerkers van Politie per maand PKN (2005 : 52.800 p/mnd). De stijging van bezoekersaantallen van de afgelopen jaren zet dus nog steeds door. Ten opzichte van 2005 werd in het totale kalenderjaar 2006 een stijging gerealiseerd van 23%, met 180.000 meer bezoeken. In 2005 en 2006 zijn ook KMAR en AIVD aangesloten op PKN. In 2004 had de SIOD al toegang gekregen. Naast PKN is er ook een Politie Discussie (PDN) met daarin ruim 100 discussieplatformen, waaronder subconferenties hangen. Duizenden PKN-gebruikers maken ook hier gebruik van. Ook hierbij geldt weer dat de indeling in de 5 Politievakdomeinen leidend is voor de inrichting van het werk c.q. de diensten : er zijn kennismakelaars en PKN-redacteuren per domein, die kennis “makelen”. De kennismakelaars zijn daartoe ook weer gekoppeld aan de 5 lectoraten waardoor de beoogde uitwisseling op basis van “compare en contrast” meer vorm krijgt. f. Kenniscentrum Politierecht Zoals het woord al zegt, is hier het specifieke aspect van de kennis van het Politierecht, binnen alle Politievakdomeinen, geborgd. Dat komt tot uiting in de volgende diensten : Juras Backbone, binnen, en in aanvulling, op het initieel onderwijs materiaal in het kader van GPS (Grensoverschrijdende Politiesamenwerking) een maandelijks juridisch katern binnen het nieuwe Politietijdschrift Blauw over nieuwe regelgeving en jurisprudentie. g. programma Politie en Wetenschap (P & W) Het programma is sinds 2006 hechter verankerd is binnen de Politieacademie : het is niet langer de Minister van BZK die het jaarlijkse onderzoeksprogramma vaststelt, maar het College van Bestuur van de Politieacademie. Daarmee is enerzijds de positie van de Minister van BZK een meer afstandelijke geworden, terwijl anderzijds de betrokkenheid van de Politieacademie is vergroot. Wat vooral hiermee wordt beoogd, is een betere afstemming van de verschillende onderdelen die zich richten op (wetenschappelijke) kennisontwikkeling en overdracht. Gezamenlijk geven zij invulling aan de kennisfunctie van de Politieacademie en aan haar missie als kenniscentrum van en voor de Politie.
15
De hechtere verankering binnen de Politieacademie heeft in beginsel geen gevolg voor de eigen missie van het programma P&W. Wel vraagt de opdracht tot wetenschappelijke kennisontwikkeling om waarborgen voor de noodzakelijke onafhankelijkheid en integriteit van onderzoek. Deze zijn gecreëerd door randvoorwaarden op het gebied van sturing en verantwoording, financiering en openbaarheid van onderzoekspublicaties. De formele eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van P&W ligt bij het College van Bestuur, maar materieel is de rol van de Commissie Politie en Wetenschap onveranderd : ze beoordeelt de onderzoeksprojecten in het kader van het onderzoeksprogramma en besteedt die aan. In de commissie P & W hebben nu nog alleen leden zitting die geen directe verbondenheid hebben met enig onderzoeksinstituut die mee kan dingen naar de projectfinanciering, waaronder de Politieacademie zelf. In het voorjaar van 2006 is zoals gebruikelijk een nieuwe Call uitgebracht, opgebouwd rond een aantal onderzoeksthema’s. In afwijking van vorige jaren zijn publicatiedatum en inschrijvingstermijn verschoven naar respectievelijk begin juni en eind-augustus. Daarmee is tegemoetgekomen aan de wens van onderzoeksinstituten om meer tijd voor het formuleren van onderzoeksvoorstellen. Gehonoreerde onderzoeksvoorstellen uit de opbrengst van de Call 2006 hebben een plaats gekregen in het geactualiseerde onderzoeksprogramma voor 2007 dat eind 2007 aan het CvB van de Politieacademie is aangeboden. De commissie heeft een uitgebreider jaarverslag uitgebracht, met een korte omschrijving en toelichting op de hiervoor reeds in hoofdlijnen aangestipte activiteiten, investeringen én opbrengsten van het Programma Politie en Wetenschap in 2006.
8.
Internationale activiteiten
Europa De Politieacademie heeft sinds jaar en dag een groot en actief aandeel in CEPOL, de voorloper van een Europese Politieacademie. Op verschillende gebieden van CEPOL heeft Politieacademie een bijdrage geleverd: ze fungeert als backoffice voor EPLN, vervult het co-voorzitterschap van de werkgroep ‘on Learning’ die het inmiddels vastgestelde trainersprofiel heeft aangeleverd, neemt deel ‘Research’, organiseerde 2 CEPOL cursussen, ondersteunt het secretariaat van de Governing-Boardvergaderingen en heeft zitting in begeleidingsgroepen van uitwisselingsprogramma’s. De eerste opleiding voor het European Diplom of Policing (EDP) ging in 2005 na een uitgebreide voorbereiding van de betrokken onderwijsinstellingen (uit vier Europese landen) van start. EDP is een Engelstalige post-graduate studie die uiteindelijk leidt tot een Master of Science graad in Comparative European Policing. In juli volgde een internationaal gezelschap van senior police officers de EDPkeuzemodule “working in partnerschip” bij de Politieacademie. De diverse modules worden gegeven in Nederland, in Estland en het Verenigd Koninkrijk. In september organiseerde de Academie in Warnsveld de jaarlijkse European Senior Police Officers Course (ESPOC) in samenwerking met Duitse en Franse partners. Het onderwerp was “Managing Diversity within a Police Service”. De 2006 European Heads of Training conference vond in oktober plaats in Boekarest. Het thema was dit jaar “Focussing on Trainers”. Voor het eerst organiseerde de Politieacademie, naast de bestaande “Meeting the Police below Sealevel”, in oktober een oriëntatieweek “Meeting the Police Education below sealevel”georganiseerd voor 15 deelnemers afkomstig uit 8 Europese nationale opleidingsinstituten. Mede op basis van de positieve evaluatie zal deze oriëntatie op het Nederlandse Politieonderwijs in 2007 opnieuw plaatsvinden. In september werd op een slotconferentie het eindrapport van het vierjarige Stability Pact trainingsprogramma voor Zuid-Oost Europa door de AEPC projectmanager gepresenteerd op de slotconferentie in Zagreb. Bijna alle landen uit de regio waren aanwezig alsmede vertegenwoordigers van een aantal donorlanden en internationale organisaties, die gezamenlijke een positieve evaluatie vaststelden, op basis van de resultaten van het programma.
16
Na consultatie van de EU missie in Skopje tekende de Academie in oktober een contract voor een tweede project ten behoeve van het Macedonische Politieonderwijs. Ook met Estland zijn nauwe banden op het gebied van onderwijsontwikkeling : in mei bezocht een onderwijsdelegatie uit Estland de Academie in het kader van de onderlinge samenwerking bij competentiegericht Politieonderwijs. In het kader van een uitwisselingsprogramma met de Franse Politieacademie bracht een Nederlandse delegatie een werkbezoek gebracht aan de Ecole Nationale Superieure de la Police (ENSP) bij Lyon. Dit keer bestond de delegatie uit functionarissen uit de Korpsen en 8 studenten van de Politiekundige Bachelor en Master opleidingen. Omgekeerde leidde de Politieacademie een delegatie Franse Politiestudenten rond door “Politie Nederland”. Een groep docenten van een Duitse Politieschool (Nedersaksen) bracht een studiebezoek, i.c. aan de locatie Apeldoorn.; De Politieacademie heeft opleidingsmodules ontwikkeld en verzorgt om de Politie bekend te maken met de nieuwe samenwerkingsverdragen tussen Nederland en België en Nederland en Duitsland, Overig In november heeft de Academie voor de 4e keer een opleidingsprogramma voor Irakese rechters, Politie officieren en gevangenisdirecteuren uitgevoerd, met hulp van collega-instellingen in België en Luxemburg. Docenten van de Academie verzorgden trainingsprogramma voor Cambodjaanse Politie en Justitie t.b.v. de aanpak van kindersextoerisme. De Politieacademie is sinds 2001 betrokken een verbeteringsprogramma voor de Politie in Argentinië, met de Anne Frank Stichting als partner. Dit programma is in 2006 zodanig afgerond, dat er sprake is van duurzame verbeteringen. In april heeft een delegatie van de Politieacademie, het departement van BZK en de KLPD in Indonesië overleg gehad met de Nationale Politie van Indonesië over de invulling van het eerder gesloten Memorandum of Understanding : over opleidingen en trainingen t.a.v. verkeer, preventie en bestrijding van terrorisme. Later dat jaar kwam een delegatie van 11 personen van de Nationale Politie van Indonesië naar Nederland, als uitdrukking van de lang bestaande banden tussen de Indonesië en Nederland op het gebied van Politie en Veiligheid. In oktober en november begon de Academie met cursussen voor de Indonesische Politie, op basis van een daartoe gesloten convenant. De ene werd op het gebied van synthetische drugs verzorgd door het domein Recherche en de ander door het domein Verkeer en had met name verkeersongevallen registratie tot onderwerp. Verder werkt de Academie mee aan het Jakarta Centre for Law Enforcement Cooperation (JCLEC), dat begin 2007 start. De Politieacademie levert een projectcoördinator voor JCLEC in. In maart bezocht de Hong Kong Police Force de Academie om kennis te nemen van de manier waarop het Politieonderwijs hier is opgezet. Partijen ondertekenen een Memorandum of Understanding, gericht op professionele uitwisseling van medewerkers en leidinggevenden. De Politieacademie heeft zichzelf tot taak gesteld bij te dragen aan een actievere rol van Nederland in het internationale professionele debat over criminele ontwikkelingen en over de daarbij passende politiële strategieën. Vanaf het voorjaar van 2006 is in dat kader een speciaal leertraject voor toppolitiemensen opgezet, genaamd Parelvissers, waarin met elkaar gezocht wordt naar wereldwijde succesvolle en innovatieve politionele strategieën en ideeën. Verder wordt in juni 2007in Den Haag een conferentie ‘Pearls in Policing’ georganiseerd voor een selecte groep van circa 35 mondiale top Politiechefs en een viertal academische zwaargewichten op dit terrein. Het CvB heeft besloten om voorafgaand aan de ‘Pearls in Policing’ conferentie ook een pre-conference te houden met een beperkt aantal (max. 10) internationaal vooraanstaande academici en collega’s van Politie kennis- en onderwijsinstellingen.
17
RESULTATEN UITVOERING MARKTACTIVITEITEN Inleiding Het samenhangend stelsel van Politieonderwijs gaat ervan uit dat Politiemedewerkers hun arbeidsleven lang blijven leren, ook ná voltooiing van een initiële of post-initiële opleiding. Het samenhangend stelsel voorziet in twee fasen van de leerbehoefte van medewerkers van Politie : bij de start van hun loopbaan én als zij een carrièresprong willen maken naar een specialistische of een leidinggevende functie. Marktactiviteiten, bij de Politieacademie beter bekend onder de naam “Maatwerk”, is er voor het opfrissen of verdiepen van hun competenties, ter voorbereiding op initiële of postinitiële leergangen, voor training en voor coaching. Daarnaast levert Maatwerk een bijdrage aan de organisatie-ontwikkeling van Korpsen, door middel van advies en innovatieve trajecten. De Politieacademie voert maatwerk uit in betaalde opdracht van Korpsen of relevante derden. Het maatwerk van de Politieacademie bestaat uit professionalisering door opleiding, training, advisering, coaching, congressen en seminars, etc. van Korpsen en hun medewerkers op de volgende elementen : - vakmatig : op een specifiek domein of taak (recherche, gevaarsbeheersing, leiderschap) : - organisatorisch : op het gebied van organisatievraagstukken en organisatieontwikkeling ; - persoonlijk : door ondersteuning van persoonlijke ontwikkeling. Maatwerk wordt gestuurd door de vraag van Korpsen en van andere partners in de Veiligheidsketen Dit betekent onder andere dat een opleiding of training die niet voldoet aan de wensen van de klant, op maat wordt aangepast en dat specifieke trainingen op verzoek voor een bepaalde groep worden ontwikkeld. Alle marktactiviteiten van de Politieacademie worden, als gezegd, sinds 2005 “maatwerk” genoemd en zijn grotendeels in een afzonderlijke organisatie-eenheid Maatwerk gebundeld, wat voor de klanten duidelijker is. De Politieacademie voert marktactiviteiten uit tegen kostendekkende prijzen en heeft met de uitvoering ervan geen winstoogmerk. In de onderstaande tabel wordt de omzet 2006 per domein weergegeven
Domein Vreemdelingenzorg Gevaarsbeheersing Leiderschap Recherche Verkeer en milieu Gemeensch veiligheid Overig Congresbureau Totaal
veel gevraagd 76.210 2.759.192 2.085.998 4.046.868 1.898.683 2.283.972 1.121.632 14.272.555
maatwerk 109.340 8.473.942 1.148.315 1.521.703 709.915 1.482.317 1.244.949 2.109.883 16.800.364
In het domein gevaarsbeheersing zijn de producten met de meeste omzet bij “veel gevraagd” maatwerk: Officier van Dienst – Politie, de Voortgezette opleiding ME, de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing voor BOA’, de Basisopleiding VAG en de Vuurwapen Instructeur Specialist. In hetzelfde domein zijn de maatwerkproducten met de meeste omzet de opleiding t.b.v. beveiligers voor de DKDB,opleidingen t.b.v de ArrestatieTeams, AOE, TORI. Binnen domein leiderschap zijn de veel gevraagde producten met de meeste omzet: Persoonlijk Leiderschap, Praktijkcoach, effectief beïnvloeden, persoonlijke effectiviteit en impact en Coachen. Echte maatwerkproducten binnen het domein zijn de leiderschapsopleiding op Hogeschool Windesheim, Opleidingsgericht Personeels Beleid en de competentietraining intern. In het domein Recherche zijn de veel gevraagde maatwerk producten met de meeste omzet de de cursussen algemene recherche en Hulpofficier van Justitie, uitlezen GSM’s, BMVC en
18
rechtbanktraining. Maatwerkproducten met de meeste omzet zijn Digitalisering in de opsporingspraktijk, Digitaal Rechercheren en Strategic Intelligence Course. Binnen het domein Verkeer & Milieu zijn de veel gevraagde producten met de meeste omzet de Specialistische rijopleiding auto, de aanvullende rijopleiding auto, de applicatie specialistische rijopleiding, de motor opleiding AT en de onderhoud rijveiligheid auto. In het domein Gemeenschappelijke Veiligheidszorg zijn de veel gevraagde producten met de meeste omzet Politie Vakmanschap, Grensoverschrijdende Politie Samenwerking Duitsland, Senior Politiezorg, Grensoverschrijdende Politie Samenwerking Benelux en Bestuur, Beleid en Veiligheid. Maatwerkproducten met de hoogste omzet zijn de Leergang Buurtregisseurs en Huisverbod Binnen de overige opleidingen zijn veel gevraagde producten de Training Interventie Medewerkers, Persoonlijk Profileren en Overtuigend Presenteren, de BOA en Operational Auditing. Maatwerkproducten met de meeste omzet waren het schakeltraject in Amsterdam, de opleiding van 40-tal inspecteurs van Amsterdam en de Integraal controleur
19
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 2 : HET PARTNERSCHAP MET DE KORPSEN EN DE MINISTER VAN BZK
Inleiding : opdrachtnemer van de Minister van BZK & partner van Korpsen ; De Politieacademie is nauw verbonden met de beroepspraktijk van de Politie, zij het vanuit een eigenstandige positie binnen het Politiebestel en met de Minister van BZK als opdrachtgever. Los van deze bestuurlijke positie is de wederzijdse afhankelijkheid tussen Korpsen, Ministerie(s) en Politieacademie groot, onder andere door het duaal vormgegeven onderwijs. Als Politie Kenniscentrum vormt de Politieacademie daarnaast een schakel in de kenniswaardeketen binnen de Politie, dat is de keten van het verzamelen, veredelen en verspreiden van toepassingsgerichte kennis. Zowel ten aanzien van onderwijs als ten aanzien van kennisdiensten zijn de Korpsen, de Minister en de Politieacademie onderling van elkaar afhankelijk onder het motto : “professionalisering in partnerschap”. Dit hoofdstuk beschrijft hoe in 2006 dit partnerschap is uitgeoefend, bezien vanuit het perspectief van de Politieacademie.
1.
De relatie Politieacademie met de Minister van BZK in 2006
Convenant 2007 - 2008 Net als de Korpsen heeft de Politieacademie eind 2006 een nieuw convenant afgesloten. Eind 2003 sloten Minister en Politieacademie hun eerste meerjarenconvenant af, waarvan vrijwel alle afspraken inmiddels zijn uitgevoerd. In het vorige convenant namen bijvoorbeeld de afspraken over de (frictie)kosten, ontstaan door de plotselinge, drastische daling van de instroom - en dus van de benodigde opleidingscapaciteit – een belangrijke plaats in. Net als in de eerste convenantsronde Minister - Korpsen gaf het algemene landelijk kader ook nu weer weinig houvast voor het maken van de eigensoortige afspraken tussen Minister en Politieacademie. Met name de prestatie-indicatoren voor de resultaten van de diverse onderdelen van het Politiewerk, zijn voor het convenant van de Politieacademie niet van belang. Het convenant bevat, na een algemene pre-ambule over de context van het convenant en de positie van de Academie, afspraken rond vier thema’s : governance (I) taakuitvoering Politieacademie (II), bekostiging (III) en personeel (IV). In het ambtelijk overleg tussen het departement en de Politieacademie zijn in 2006 een set van prestatieafspraken opgesteld, waarvan het merendeel nieuw is. De indicatoren, inclusief de genoemde streefwaarde, vormen onderdeel van het nieuwe convenant. Informatiestatuut BZK - Politieacademie Minister en Korpsen zijn in 2005 een Informatiestatuut overeengekomen. Dat statuut bestaat o.a. uit een informatiekalender, met een overzicht van (bestaande) informatiestromen tussen Rijk en Korpsen. Dit statuut geldt niet voor de Politieacademie, vandaar dat er een apart, specifiek informatiestatuut BZK - Politieacademie is opgemaakt en in 2006 vastgesteld. De informatiestroom is gekanaliseerd in (de begroting en) vooral de jaarrekening & het jaarverslag van de Politieacademie. Het gaat om personele informatie, financiële informatie, productiegegevens, (student)populatiekenmerken en satisfactiegegevens (dit laatste afkomstig uit de periodieke kwaliteitsonderzoeken van de Politieacademie (STEM, KTO, etc.). Evaluatie Politieonderwijs In september 1999 heeft de Politieacademie van de Ministers de opdracht gekregen tot het ingrijpend vernieuwen van het Politieonderwijs. Deze opdracht liep van 1999 tot en met 2006. Een evaluatie van het nieuw ingevoerde onderwijs, binnen de context van de hele Politie, in 2006 maakte ook deel uit van die opdracht. Op voorstel van de Politieacademie heeft BZK besloten om al vroeg, in 2005, met de evaluatie te beginnen. Het grote voordeel daarvan is dat het mogelijk wordt om “ontwerpend te evalueren”, dat wil zeggen dat er geen sprake is van evaluatie achteraf, maar tijdens, zodat de uitkomsten van evaluatie zonodig direct vertaald kunnen worden in voorstellen voor bijstelling of actualisering van het onderwijsstelsel.
20
In 2005 is inderdaad het programma “evaluatie en ijking” van start gegaan, met een uitgebreide interne en externe oriëntatie. Deze oriëntatiefase heeft geresulteerd in een plan van aanpak voor het onderzoek op basis waarvan eind 2005 een Europese aanbestedingsprocedure is gehouden om een onderzoekspartner te contracteren. In december 2005 is het onderzoek gegund aan Twijnstra en Gudde i.s.m. het Ivlos (Universiteit Utrecht). In 2006 is het onderzoek gehouden : vragenlijsten zijn bij studenten en (medewerkers en leidinggevenden van) Korpsen en de Politieacademie uitgezet. Eind 2006 was de evaluatie van het Politieonderwijs in een fase terecht gekomen, waarin de vele gegevens konden worden verwerkt, geanalyseerd en in rapportages worden vervat. Het samenvattend eindrapport van de evaluatie wordt rond 1 april 2007 verwacht. Onderzoek Algemene Rekenkamer Eind 2005 streek de Algemene Rekenkamer (AR) neer op de concernlocatie van de Politieacademie in het kader van zijn meerjarig Rijksbreed onderzoek naar verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), waaronder de Korpsen en de Politieacademie. Het meerjarig onderzoeksprogramma is gericht op het verkrijgen van inzicht in hoe de Minister toezicht houden op RWT’s en omgekeerd : hoe RWT’s verantwoording afleggen over de door hen bestede publieke gelden, hun bedrijfsvoering en de geleverde prestaties . Het onderzoek bij de Politieacademie was tevens een zogeheten verdiepend onderzoek met naast verantwoording en toezicht speciale aandacht voor bedrijfsvoering en De belangrijkste aanbeveling is het in meer toesnijden van verantwoordingsinformatie op de diverse stakeholders c.q. doelgroepen : de Minister van BZK als opdrachtgever, Korpsen en studenten als directe afnemers van de diensten en de maatschappelijk belanghebbenden meer in het algemeen. De algemene conclusies t.a.v. de Politie-academie zijn positief. De verantwoording over prestaties wordt rijksbreed zelfs als best-practice gezien.
2.
Verdeelvraagstuk 2007 : samenspel Minister – Korpsen - Politieacademie
Eind 2003 heeft de Minister de meerjarige budgettaire kaders voor het Politieonderwijs vastgesteld. Vanaf 2004 geldt binnen het totale budget voor Politieonderwijs een onderscheid tussen het sterktebudget en het loopbaanbudget voor professionalisering van de Politie, dat houdt in : • het sterktebudget is bestemd voor de opleiding van nieuw Politiepersoneel, met als doel uitbreiding en vervanging bij de Politie. Het sterktebudget heeft de vorm van een “produktieafspraak” van de Minister met de Korpsen en de Politieacademie en is gebaseerd op een jaarlijkse instroom van 2.000 aspiranten ; • het loopbaanbudget is bestemd voor de ontwikkeling van zittend Politiepersoneel, dat jaarlijks (virtueel) wordt verdeeld over de Korpsen volgens de BVS+-systematiek. Als Korpsen een specialistische opleidingsvraag hebben, die hun (virtuele) aandeel in het loopbaanbudget te boven gaat, dan voorziet de Politieacademie desgewenst in datzelfde onderwijs, maar dan op contractbasis tegen betaling van de integrale kostprijs. De werkwijze om dit budget van de Minister, de vraag van Korpsen en de opleidingscapaciteit van de Politieacademie op elkaar af te stemmen is sinds een aantal jaren dezelfde. Op basis van het advies van de Politieonderwijsraad stelt de Politieacademie een intekenlijst voor het onderwijs in daaropvolgende kalenderjaar op en verzendt die in april aan alle Korpsen. De intekenlijst bevat de door de Minister vastgestelde opleidingen, leergangen, kernopgaven en functiegerichte applicaties (incl. bijbehorende kostprijzen en duur van de leergang), met een eerste globale planning van hun uitvoering in 2006. In de periode april - juni inventariseren de Korpsen intern de vraag en dienen die in via die intekenlijsten. De Politieacademie sloot deze periode van inventarisatie af rond 15 juni 2005, waarna ze totaalvraag in kaart bracht en daarover rapporteerde aan de Korpsen en het departement. De Minister deelt, op advies van de Politieonderwijsraad, in het najaar de opleidingsplaatsen toe en de cyclus wordt aan het eind van het kalenderjaar afgesloten met overeenkomsten tussen de Korpsen en de Politieacademie. De voorziene instroom initieel onderwijs 2007 is erg groot : ruim 3100 studenten, waarvan een kleine 2600 te bekostigen uit het sterkte-budget (dus o.a. exclusief de Vrijwillige Politie). Binnen het postinitieel onderwijs is, zoals verwacht, voor het tweede achtereenvolgende jaar de vraag naar recherche-onderwijs sterk gestegen. De in 2007 benodigde opleidingscapaciteit binnen het domein
21
Recherche kan alleen worden gerealiseerd met hulp van de Korpsen zelf, in de vorm van de inzet van (vaak specialistische) docenten uit de Korpsen. Bij de planning en toewijzing van het sterktebudget 2007 is, net als in het jaar daarvoor, de volgende volgorde aangehouden : 1. Aspiranten en zij-instromers (inclusief 200 vrijwilligers) 2. ATH – personeel 3. Executieve doorstromers 4. Vrijwilligers (indien inschrijving van meer dan 200)
3.
Politiebestel & de Politieacademie
Positie Politieacademie in Politiebestel : algemeen Op de valreep van 2005, op 22 december, gaven CvB en Raad van Toezicht in een gezamenlijke brief aan de Ministers van BZK en Justitie en aan de Politieberaden (RHC en KBB) op verzoek hun opvatting over de rol en positie van de Politieonderwijs- en kennisfunctie, binnen de ontwikkeling van het Politiebestel. De kern van de ingebrachte opvatting is dat de verdere professionalisering van de Politie, de doorontwikkeling van het Politievak en de landelijke samenhang binnen de Politie het meest gediend zijn met een Politieacademie die, net als nu, nauw verbonden is met de beroepspraktijk van de Politie, vanuit een eigenstandige positie. In de brief gaf de Politieacademie een nadere onderbouwing en uitwerking van die opvatting. Eerder, medio 2005, was het rapport van de Stuurgroep Evaluatie Politieorganisatie uitgekomen, waarin de Politieacademie met zoveel woorden uitgesloten was van de stuurgroepopdracht. Positie Politieacademie in Politiebestel : specifieke ontwikkelingen De positionering van de Politieacademie binnen het Politiebestel kreeg in de loop van 2006 concrete betekenis bij diverse ontwikkelingen, zoals : a. de vorming van shared services binnen de Politie, in 2005 omarmd als bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse Politie tot één concern. De RHC richt zich vooralsnog op shared services op het gebied van HRM, intake en facility management ; b. de oprichting van de Voorziening tot Samenwerking “Politie Nederland” Per 1 juli 2006 is de Voorziening tot Samenwerking Politie (de VtS) Nederland opgericht, een publiekrechtelijk samenwerkingsverband van de Korpsen. De VtS is in eerste instantie een nieuw bestuurlijk dak boven een aantal bestaande instellingen en (beheers)diensten : het CIP en ISC (de landelijke ICT-organisaties) en het Nederlands Politie Instituut (NPI) ; c. het HRM-programma Politie Het landelijke HRM-beleidsplan Politie beoogt op landelijk niveau richting en gezamenlijkheid te geven aan het HRM-beleid van Korpsen. Een meer uitgewerkt HRM-programma, bestaande uit in totaal 11 projecten, geeft dat beleidsplan handen en voeten. Ad a. Shared Services & de Politieacademie Korpsen dragen op jaarbasis voor ongeveer 1 miljoen euro bij aan Politie Kennis Net en zien daarom PKN als een vorm van (shared) service c.q. dienstverlening. De RHC heeft in december 2006 de onderlinge dienstverleningsovereenkomst Politie Kennis Net (PKN) vastgesteld, samen met de financiële en inhoudelijke verantwoording van de besteding van de bijdrage van Korpsen aan de kosten van PKN. Aan beide ligt de benadering van PKN als vorm van dienstverlening ten grondslag. Ad b. Voorziening tot samenwerking & de Politieacademie De VtS en Politieacademie verschillen enerzijds qua bestuurlijke aansturing en inbedding hemelsbreed van elkaar. Aan de andere kant hebben beide gemeenschappelijk dat ze het Politiewerk en de Korpsen in bepaalde opzichten ondersteunen, de één (de VtS) meer in beheersmatige zin, de andere (de Politieacademie) in professioneel opzicht. Om het beeld van de organisatie van de landelijke ondersteuning van Politiewerk rond te maken, kan daar als derde instantie nog aan toe worden gevoegd de KLPD (in formele zin een Korps), die directe operationele ondersteuning levert. Het lag dan ook voor de hand dat de VtS en de Politieacademie, zeker in de huidige fase van de ontwikkelingen binnen het Politiebestel, bestuurlijk contact met elkaar onderhielden.
22
Dat contact was in 2006 vooral gericht op de inrichting van de onderlinge bestuurlijke relatie en op de afstemming van de taken van beide instellingen, zodat ze elkaar zoveel mogelijk versterken en aanvullen. Het contact is een mogelijke aanloop naar een bestuurlijk convenant tussen de VtS en de Politieacademie. De Politieacademie is geen formeel-juridische deelnemer in de zin van het Instellingsbesluit, maar neemt materieel wel deel aan een aantal taken c.q. neemt een aantal VtS- producten en diensten af. Een concreet voorbeeld is de landelijke inkoop (en aanbesteding) ten aanzien van b.v. Meubilair, voertuigen, Copiers / Printers, C2000, kantoorartikelen, papier, verzekeringen, etc Ad c. HRM-programma Politie & de Politieacademie Bij vele onderdelen van dat programma bestaat, vanzelfsprekend, een directe verbinding met taakopdracht van de Politieacademie. Voorbeelden zijn het (landelijk) loopbaanbeleid bij de Politie, de uitwerking van een “werkgeversvisie”, het tot stand brengen van een landelijke competentietaal en dito functiegebouw. Bij één van de 11 projecten uit HRM-programma Politie, het project “business case werving & selectie”, is de Politieacademie de trekker. Dit project heeft tot doel het totale proces van werving en voorselectie (met name het deel bij de Korpsen) te verbeteren, door het opstellen van standaards en door het creëren van meer samenwerking en samenhang tussen Korpsen op dat punt. De besluitvorming over de business case kon in 2006 net niet worden afgerond. Wetsvoorstel nieuwe Politiewet Het departement van BZK stelde de Politieacademie begin 2006 in de gelegenheid om een reactie op het wetsvoorstel voor een nieuwe Politiewet kenbaar te maken. In april heeft het CvB die reactie gegeven en niet lang erna daarover met het departement overlegd. Het CvB heeft het wetsvoorstel beoordeeld op de aanwezigheid en juridische vormgeving van de volgende thema’s : 1. landelijke professionele eisen, opleidingseisen ; 2. de wettelijke taakopdracht van de Politieacademie ; 3. personele uitwisseling tussen de Politie en de Politieacademie ; 4. de beleidsinhoudelijke en bestuurlijke verbinding tussen de Politie en de Politieacademie. Wat betreft 1. pleitte de Academie voor een sterkere verankering van landelijke professionele eisen in de Politiewet en een duidelijker verbinding met de inhoud van de Wet op het Politieonderwijs. Ten aanzien van 2. was voor de Academie een minimale juridische vorm om in de begripsbepalingen van de Politiewet een verwijzing naar (de inhoud van) de Wet op het Politieonderwijs op te nemen. In het kader van thema 3. vond de Academie de tijd gekomen om de inzet van executieve medewerkers bij de Politieacademie juridisch duidelijk te regelen dan tot nu toe. Ten aanzien van het laatstgenoemde onderdeel (4.) was het CvB-voorstel dat de nieuwe Politiewet regels geeft voor de beleidsinhoudelijke en bestuurlijke verbinding en afstemming tussen Politie Nederland en de Politieacademie. In (de MvT op) het wetsvoorstel nieuwe Politiewet is aangegeven dat de positie van de Politieacademie met haar taken zoals opgenomen in de Wet op het LSOP en het Politieonderwijs ongewijzigd blijft. Het wetvoorstel zal voorlopig niet ingevoerd worden. Dat betekent ook dat de benodigde aanpassing van de “Wet op het LSOP en het Politieonderwijs” op de nieuwe Politiewet. Nog niet hoeft plaats te vinden.
23
4. De relatie van de Politieacademie met de Korpsen in 2005 De voorzitter van het CvB van de Politieacademie maakt als Hoofdcommissaris van Politie deel uit van de RHC en van de uit de RHC gevormde Board Personeel en de Board Internationale Betrekkingen (IB). Periodiek overleg Korpsleiding – CvB Het CvB heeft ook in 2006 weer een ronde gemaakt langs alle 26 Korpsleidingen, net als in voorgaande jaren. De ronde van het CvB langs de Korpsleidingen is belangrijk om het partnerschap met elk Korps gestalte te geven, om te horen wat de ervaringen zijn met het onderwijs en de kennisfunctie en, omgekeerd, om uit te dragen en uiteen te zetten wat het beleid van de Academie is. Een miniconferentie over het Politieonderwijs onderdeel uit van de vergadering van de Raad van Hoofdcommissarissen van 10 mei 2006 : in 5 workshops kwamen de thema’s aan de orde, die de Korpschefs, via een korte enquête, als meest interessant en actueel hadden opgegeven. De relatie CvB - Korpsleiding is tweezijdig : veel Korpschefs zijn namelijk ook direct betrokken bij de Politieacademie, onder ander als voorzitter dan wel lid van de programmaraden op de diverse Politievakdomeinen. Ook aan diverse onderdelen van het programma van de School voor Politieleiderschap leveren Korpschefs een actieve bijdrage. Duaal onderwijs De trainingen voor praktijkcoaches worden sinds 2002 door de Politieacademie uitgevoerd. Korpsen krijgen een training van 6 dagdelen aangeboden die is gebaseerd op landelijk vastgestelde competenties en de kernopgave voor de praktijkcoach. Sinds 2004 zijn daar de trainingen voor traject begeleiders bij Korpsen aan toegevoegd, eveneens op basis van de kernopgaven en bekwaamheden die daarvoor zijn opgesteld. De overgang van de studenten van het instituutskwartiel naar het Korpskwartiel (en vice versa) is sinds vorig jaar verbeterd, door het leerwerkplan van studenten te standaardiseren, inclusief een instrument voor de leerhouding van studenten. Studenten maken het leerwerkplan tijdens het instituutskwartiel. Ze beschrijven daarin hoe ze de gewenste resultaten in het Korpskwartiel denken te gaan behalen, op basis van hun resultaten in het instituutskwartiel. De onderlinge communicatie van Korpsen en Politieacademie over de student verloopt met behulp van dit overdrachtsdocument duidelijker en beter gestructureerd. Het document vormt de basis voor het gesprek tussen de leerprocesbegeleider (van de Politieacademie) en de trajectbegeleider (van het Korps). Spelregels wettelijke taken Omdat de Wet geen duidelijkheid geeft over het concrete samenspel tussen de Korpsen en de Politieacademie bij de uitvoering van de wettelijke taken (selectie, onderwijs, examinering), bestond er van beide kanten behoefte aan duidelijker afspraken. De Politieacademie heeft daarom in 2005 het initiatief genomen om te komen tot een gebundelde set van spelregels voor alle wettelijke taken (dus selectie, initieel onderwijs, postinitieel onderwijs, examinering). De Politie Onderwijs Raad had eerder de Minister geadviseerd om dergelijke spelregels op te nemen in de (voorlopige) afspraken tussen de Korpsen en de Politieacademie over de opleidingsplaatsen 2006 dan wel 2007. In 2006 zijn deze spelregels, na een intensieve consultatieronde langs de Korpsclusters, afgerond en ze zijn in 2007 ingegaan, onder de afspraak dat dit eerste jaar wordt gebruik om te kijken of ze “werken”. Raad voor de Politiekennis De raad voor de Politiekennis die bijdraagt aan onderlinge samenhang tussen onderzoek en kennismanagement is ingesteld en twee keer bijeen geweest. De Raad is adviserend m.b.t. aanvullende wetenschappelijke en beleidsrelevante toetsing van de kwaliteit van het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap en de werkprogramma’s van de Lectoraten. Centraal informatiepunt. De Politieacademie is in 2005 gestart met een centraal informatiepunt voor alle externe relaties, waaronder natuurlijk vooral de Korpsen. Tegelijkertijd is een klachtenprocedure ingericht. In 2006 bleek dat Korpsen inmiddels de weg wisten te vinden naar beide, waarmee de informatievraag en de klachten gekanaliseerd zijn.
24
Task-force personeelsvoorziening Politie Het departement, de Korpsen de Politieacademie staan samen voor de taak om de Politie te voorzien van voldoende, kwalitatief hoogwaardig personeel. Zeker de komende jaren is de uitstroom van Politiepersoneel groot (en dus de vervangingsvraag). Verder is het naast “meer blauw” ook tijd voor “beter blauw” en dat in onderlinge samenhang met elkaar. Op initiatief van de Politieacademie hebben departement, Korpsen en Politieacademie een tijdelijke “task-force” ingesteld voor (evenwichtiger) sturing op de kwantitatieve én kwalitatieve personeelsvoorziening van de Politie. De task-force heeft in de tweede helft van 2006 onder andere de meerjarige capaciteitsanalyse van en voor de Politie nieuw leven ingeblazen, met als uitkomst actuele, gevalideerde informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve personeels- en dus opleidingsbehoefte. Tuin van Bezinning Politie Nederland kreeg in 2006 een monument voor Politiemensen die tijdens het werk zijn omgekomen vanaf 1946 : de “ Tuin van Bezinning bij Huis ’t Velde van de Politieacademie, in Warnsveld. Op 21 maart is de Tuin van Bezinning officieel geopend, waarbij naast ruim 300 nabestaanden onder meer aanwezig waren de beide “Politieministers” en prof mr. P. van Vollenhove. De Tuin van bezinning is een plek waar de namen van de overleden Politiemensen te lezen zijn én een plaats die ruimte biedt voor reflectie op de fundamentele waarden van het Politiewerk. Stichting In-Pact Vanuit het voornemen van In-pact om niet in de huidige organisatievorm te blijven bestaan, heeft het CvB van de Politieacademie in 2006 een aantal malen overleg gehad met het bestuur over de mogelijkheden tot enige vorm van samenwerking van In-pact met de Politieacademie. Daarbij heeft het CvB zichzelf een beeld gevormd van de situatie van In-Pact : van de financiële positie (omzet, resultaat, vermogen), de kostprijssystematiek, de personele situatie (formatie, salarisschalen), de orderportefeuille (omvang, samenstelling) en niet in de laatste plaats de fiscale (BTW) situatie. Doel was te komen tot een standpunt van waaruit verder overleg en evt. vervolgstappen mogelijk zijn. De concernstaf heeft inzicht verschaft in de diverse aspecten. De Politieacademie ziet het belang van het vinden van een oplossing binnen de Politiebranche voor de vraagstukken waarvoor In-pact zich geplaatst ziet. Volledige fusie of overname is daarbij geen optie, wel is er een mogelijkheid om een deel van het In-Pact personeelsbestand in aanmerking te laten komen voor de invulling van vacatures binnen de Politieacademie én voor het in de toekomst uitvoeren van bepaalde diensten van In-pact, die passen binnen de taken en doelen van de Politieacademie. Naast de Politieacademie hebben ook de VtS Politie Nederland en betrokken Korpsen een rol.
5.
het toezicht door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) in 2006
Voor het toezicht op het Politieonderwijs hanteert de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) een toezichtskader. Systematisch toezicht op het Politieonderwijs wordt op twee manieren uitgevoerd: door periodiek kwaliteitsonderzoeken en door jaarlijkse onderzoeken. De IOOV heeft in 2006 onderzoeken binnen het Politieonderwijs verricht en afgerond naar: onderwijs domein Gevaarsbeheersing (de leergangen Onderwijs gevaarsbeheersing, Persoonsbeveiliger, Aanhouding en ondersteuning, Specialistische operaties en de functiegerichte applicatie Optreden als ME-lid) ; de ontwikkeling en actualisering van (postinitieel) onderwijs ;samen met Korpsen ; de accreditatie van de Politiekundige bachelor en p.i.-masters. Het is goed gebruik dat de Politieacademie een reactie schrijft op een rapport van de Inspectie, dat vervolgens integraal wordt opgenomen in het rapport In veel IOOV-rapporten van de laatste jaren komen dezelfde conclusies terug, o.a. over . het ontbreken van een studievolgsysteem ; onvoldoende aansluiting instroom & niveau vooropleiding de rol van het portfolio in onderwijs de dekkendheid van examenopdrachten en proeven de kwaliteit van examinatoren en planning van examens.
25
de “kleine kwaliteit” in het initieel onderwijs (planning, roostering) begeleiding van het zelfsturend vermogen van studenten. Verder is de IOOV in 2006 begonnen met de evaluatie van het toezichtskader, die in 2007 wordt afgerond. Ook heeft de IOOV de 3 NQA-visitatierapporten geanalyseerd (PolitiekundigeBachelor, Master Tactisch Leidinggevende en Master Recherchekundige), aan de hand van het geldende toezichtskader. De IOOV heeft daarom voorgesteld om nadere afspraken te maken over de invulling van de volgende visitaties van Politieopleidingen op het niveau van het hoger onderwijs.
26
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 3 : BEHEER EN BEDRIJFSVOERING 2006
Onder de noemer “beheer en bedrijfsvoering” komen in dit hoofdstuk drie onderwerpen aan de orde : 1. beheer en bedrijfsvoering in het algemeen 2. de hoofdlijnen van de jaarrekening 2006 3. de ontwikkelingen rond de huisvesting van de Politieacademie in 2006.
1.
beheer en bedrijfsvoering in het algemeen
Beheer Produktbeheer De brede waaier van postinitieel onderwijs, met in totaal 180 kernopgaven, die ook nog eens regelmatig worden bijgesteld c.q. geactualiseerd, vraagt om goed produktbeheer. Daarvoor is in 2006 een database in gebruik genomen. Die database is ook van belang voor de jaarlijkse intekening op het onderwijs door Korpsen : die zullen in het voorjaar van 2007 volledig digitaal kunnen intekenen (digitale intekenlijst). Inschrijving / intekening studenten Sinds eind 2006 heeft de Academie voor haar (standaard-)maatwerkaanbod een on-line boekingssysteem, dat in 2007 uitgebreid wordt met alle echte maatwerkproducten. Europese aanbestedingen In 2006 zijn alle producten die Europees aanbesteed moeten worden in kaart gebracht, om de inkoopfunctie te versterken. In 2006 zijn 6 Europese aanbestedingstrajecten volledig afgerond en 5 opgestart. Inkoopproces Centrale coördinatie van inkoop, contractbeheer en leveranciersmanagement vindt nog niet plaats. De inkoopapplicatie is in 2006 op beperkte schaal benut : bij 10% van alle bestellingen. Invorderingsmaatregelen De Academie heeft door interne maatregelen (b.v. door communicatie van administratieve services met controllers) de tijdige invordering verbeterd, zodat facturen niet te lang onbetaald blijven. te verbeteren. Kostprijzen De Politieacademie heeft een beproefd systeem van feitelijke kostprijsberekening. De kostprijzen voor het postinitieel onderwijs in 2007 in 2006 vastgesteld op een niveau dat overall 3 % lager ligt dan in 2006. Eind 2006 was aan 143 kernopgaven (van het totale aanbod van 180 kernopgaven) een actuele, feitelijk berekende kostprijs. Voor de overige kernopgaven wordt nog een benchbedrag aan kostprijs gehanteerd.
27
Bedrijfsvoering Planning & Control Cyclus De interne en externe Planning & Control Cyclus is in 2006 volgens plan verlopen : de jaarrekening 2005 is tijdig ingediend en goedgekeurd door de Minister ; de interne kaderbrief begroting 2007 (mei 2006) is geënt op de nieuwe bekostiging ; de begroting 2007 is tijdig, in november 2006, ingediend bij de Minister ; de interne managementrapportages (MARAP’s) 2006-1, 2006-2 en 2006-3 van de diverse organisatie-eenheden zijn tijdig opgeleverd en aangeboden aan het CvB, dat aan de hand daarvan de managementgesprekken heeft gevoerd met elke directeur ; De tussentijdse bestuurlijke rapportages aan de Minister zijn vervallen, doordat het preventief toezicht in 2006 niet meer bestond. Sinds 2005 maakt strategisch risico-management deel uit van de Planning & Controlcyclus wat inhoudt dat er een risico-inventarisatie uitgevoerd, leidend tot een top 10 van strategische risico’s voor de Politieacademie. (Meerjaren) Begroting Politieacademie 2007 De Minister heeft opdracht gegeven om de opleidingscapaciteit initieel onderwijs in te richten op een instroom van 2626 studenten in 2007. Omdat het sterktebudget slechts was berekend op een instroom van 2000, heeft de Minister over de dekking van de kosten van de extra instroom boven de 2000 besloten 50 % te dekken uit de voorziening. die de Politieacademie in de begroting heeft getroffen voor het risico van niet-bekostiging, en om de andere 50 % te laten dekken door de Korpsen. Aan de jaarbegroting van de Politieacademie is sinds enige jaren een meerjarenbegroting (inclusief meerjarenbalans) gekoppeld. Voor 2007 en verder kreeg de meerjarenbalans extra betekenis, aangezien het CvB met BZK had afgesproken dat het een 10-jaren-investeringsplan / plan van aanpak voorlegt, waarmee de solvabiliteit van de Politieacademie in die periode weer binnen de gestelde normwaarde komt. Voor het bepalen van de investeringen zijn de volgende criteria en uitgangspunten gehanteerd : 1. de investeringen moeten de Politie / de Korpsen direct ten goede komen ; 2. de reguliere bekostiging is niet toereikend voor het doen van deze investeringen ; 3. de bestemming sluit aan bij een bestaande ontwikkelrichting van de Politie(academie) ; 4. de investeringen mogen geen structurele exploitatielasten opleveren. Aan de hand van deze criteria zijn 5 speerpunten bepaald, waar de Politieacademie de komende jaren in wil investeren, samen met de Korpsen en BZK. De speerpunten zijn voorzien van een raming van de daarvoor benodigde budgetten voor de komende tien jaar. I. aandeel bekostiging extra instroom 2007 > 2000 (2600) II. doorontwikkeling Politieonderwijs (periode 2006 – 2016) III. ondersteuning ontwikkeling Veiligheidsregio’s / multidisciplinair oefenen en werken IV. verdere verhoging niveau van dienstverlening Politieacademie V. investering in doorontwikkeling kennisfunctie Vervolg Jaarrekening 2005 : plan van aanpak verantwoording en verslaglegging Naar aanleiding van de constateringen bij de interne controle en bij de accountantscontrole van de jaarrekening 2005 is in 2006 een plan vastgesteld voor het, gedurende het gehele jaar, op orde hebben en houden van de registratie, zodanig dat de periodieke verantwoording betrouwbaar en tijdig is. Ook is het doel dat het proces om de jaarrekening op te stellen volgens planning en met zo min mogelijk correcties verloopt. Eén van de acties uit het plan is professionalisering van degenen die het werk aan de jaarrekening doen, zoals de grootboekadministrateurs en controllers. Die heeft rond de zomer 2006 plaatsgevonden, bijvoorbeeld in de vorm van een trainingsdag over opsteldossiers, in aanwezigheid van de accountant. Ook is een controlstandaard voor de Politieacademie ontwikkeld, die duidelijkheid geeft over de rol en taakopvatting van elke controller bij de Politieacademie. Verder is de kwaliteit van de tweede managementrapportage van 2006, als voorbereiding op de jaarrekening, sterk verbeterd.
28
Boardletter accountant : aanpak uitvoering aanbevelingen De Boardletter van de accountant (november 2006) benoemde ook andere aandachtspunten. Het CvB heeft eind 2006 vastgesteld hoe die aan te pakken. Het inhoudelijke accent zal liggen bij de volledigheid van opbrengsten (ofwel het in beeld hebben van de verkopen), bij de inkoop - inclusief Europees aanbesteden - bij de vaste activa en in geringere mate bij personeelsinformatie en beheer van voorraden (met name van munitie). Voor ieder van de benoemde deelprocessen heeft het CvB een directeur als eigenaar (en dus verantwoordelijke ten opzichte van het CvB) aangewezen, die met een plan van aanpak inclusief een tijdsplanning komt. Iedere verantwoordelijke beantwoordt daarin de vraag wat in dat proces precies moet worden verbeterd, hoe dat moet worden gedaan en wie daar dan verantwoordelijk voor is. Achterliggende gedachte is al met al een andere, directere sturing van de verbeteringen, door het rechtsreeks beleggen van verantwoordelijkheden bij individuele proceseigenaren. In 2005 / 2006 heeft de Politieacademie voor het eerst zelf de interne controle, voorafgaand aan de jaarrekening 2005, uitgevoerd. Dit heeft dit keer in een vroeg stadium onvolkomenheden aan het licht gebracht. In 2006 heeft de Politieacademie, in de aanloop naar de jaarrekening 2006, de afspraken met de accountant over de eisen aan de informatie voor de controlewerkzaamheden nog verder uitgewerkt en heeft de acties die uit de interne controle voortkomen nog meer dan voorheen uitgevoerd vóór aanvang van de controle door de accountant. VIP-project Het VIP-project is ontstaan uit de behoefte om informatie over onder andere de studenten te ‘schonen’. Dit leek in eerste instantie een operationele ‘technische’ klus. Tijdens de uitvoering ervan is vooral in 2006 is gebleken dat de oorzaak van de vervuiling deels gelegen is in gebrekkige uitvoering (onvolledige procedures, gebrekkige afstemming tussen afdelingen, te laag functieniveau van MICROS-gebruikers). Dit deel kon verholpen worden, waardoor de betrouwbaarheid van gegevens sterk is verbeterd. Een groter gedeelte van de data-vervuiling heeft organisatorische oorzaken, met name het ontbreken van op het zogeheten “informatiedomein”. Om de tot nu bereikte resultaten ook te borgen, zullen er, zo is de conclusie eind 2006, organisatorische aanpassingen nodig zijn. Een ander organisatie-aspect is dat de tot nu toe uitgevoerde werkzaamheden een incidenteel karakter hadden, zoals het inhalen van achterstanden, het wegwerken van onvolkomenheden in gegevensbeheer, etc. Geleidelijk worden er onder het vaandel van het VIP-project steeds meer werkzaamheden uitgevoerd die een structureel en blijvend karakter hebben: procesontwikkeling en – beheer, gebruikersondersteuning- en opleiding, etc. Dit heeft geleid tot het inzicht dat langzamerhand de tijd is aangebroken om de VIP-activiteiten in de staande organisatie te verankeren en te beleggen.
2.
de hoofdlijnen van de jaarrekening 2006 (zie deel II van de jaarstukken)
Het boekjaar 2006 wordt afgesloten met een negatief resultaat van € 5,6 miljoen. Dit is € 6,0 miljoen lager dan was begroot. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de oorzaken van dit verschil. Overigens was in de managementrapportage 2 al een negatief resultaat van € 3,9 miljoen geraamd. Voorziening extra cohort 2007 De Politieacademie heeft van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties de (taak)opdracht gekregen om een extra cohort van 557 bovenop de regulier bekostigde instroom van 2000 initiële studenten te verzorgen. Het ministerie heeft bepaald dat 50% van deze kosten zal worden vergoed in de komende vier jaar. Voor de overige 50% is een voorziening gevormd ter hoogte van € 8,1 miljoen. Deze voorziening is als buitengewone last in het jaarresultaat opgenomen. Personele inzet Het jaar 2006 stond in het teken van een toenemende vraag naar producten van de Politieacademie. Daar waar in 2005 nog gekozen is om zoveel mogelijk uitvoering te geven aan de activiteiten met de bestaande bezetting, is er in 2006 gekozen om fors te gaan werven. De formatie eigen personeel is met 187,9 fte gegroeid van 1.315,5 fte aan het begin van 2006 tot 1.503,4 fte per 31-12-2006. Voor een groot gedeelte was dit ook begroot. De kosten voor inhuur zijn met + 30% hoger uitgevallen dan de begroting. Enerzijds werd een deel van het extra onderwijs verzorgd door gastdocenten en
29
anderzijds is tijdelijk personeel ingehuurd om knelpunten in de onderwijsondersteuning en bedrijfsvoering op te lossen. Deze stijging verhoudt zich met de stijging van de omzet. In totaliteit echter stijgen de personele lasten niet in dezelfde mate als de baten. Deels is dit te danken aan een lager ziekteverzuim, maar ook aan hogere productiviteit. Deze verhoogde inzet is in 2006 onder andere ten koste gegaan van de voorgenomen professionaliseringplannen. Grotere omzet De toename van de baten is vooral het gevolg van de toename van de contract- en marktactiviteiten. Dit geldt vooral voor de extra ten aanzien van de Dienst Koninklijke Diplomatieke Beveiliging (DKDB), AT-Nederland, KLPD en het Project Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV). Daarnaast is er aanzienlijke stijging geweest van het aantal kleinere activiteiten. De begroting ging uit van een omzet van € 36,8 miljoen, terwijl de realisatie € 52,7 miljoen is. In het taakgedeelte, met een structurele bekostiging door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, zien we dat vooral in het loopbaanbudget een onderuitputting optreedt. In de loop van het jaar bleek de afname achter te blijven bij de toewijzing Indexatie van de algemene bijdrage De indexatie van de algemene bijdrage is bekend gemaakt in de junicirculaire, terwijl de prijsstijgingen zijn opgevangen binnen de lopende budgetten. Dit levert een voordeel op van € 1,4 miljoen. Incidentele baten en niet bestede budgetten De bijdrage O&O is niet volledig besteed. Een deel van de projecten is later gestart dan gepland. Het niet bestede deel bedraagt € 0,3 miljoen. De prijsindexatie 2005 van het loopbaanbudget als extra budget voor het CvB in 2006 is niet aangewend. Het niet bestede bedrag bedraagt € 0,3 miljoen Een deel van de bijdrage balanssanering, die in latere jaren nodig is voor de dekking van de rentekosten, is aangewend ter dekking van de extra huisvestingslasten vanwege het project Huisvesting Concern Locatie. Het niet bestede deel bedraagt € 1,1 miljoen. De rentebaten betreffen tijdelijke baten, omdat in 2007 en later de liquide middelen gebruikt zullen worden voor de investeringen in de activa. Daarom zijn deze baten alleen gebruikt voor incidentele bestedingen. Per saldo is een positief resultaat op de rente behaald van € 0,8 miljoen. Voorzieningen De voorziening sociaal fonds is volledig vrijgevallen. Doordat per 1 januari 2007 een nieuwe reiskostenregeling ingaat, worden de afgedekte reiskosten al via de nieuwe reiskostenregeling betaald. Dit levert een verbetering van het resultaat op van € 0,7 miljoen. De voorziening periodiek onderhoud had een te hoog niveau na het afstoten van een aantal gebouwen. Hierdoor kon een bedrag van € 0,6 miljoen vrijvallen. De voorziening jubilea is gevormd in verband met een stelselwijziging. De voorziening is berekend op basis van de toekomstige aanspraken op jubileumuitkeringen tegen prijspeil van 2007. Het resultaat is hiermee verslechterd met € 2,3 miljoen. Extra afboekingen vaste activa Naar aanleiding van de jaarlijkse impairmenttest is een aantal activa afgewaardeerd. Deze afwaardering heeft plaatsgevonden op de verbouwing van de tijdelijke concernlocatie en de verbouwing van de technische dienst op de concernlocatie De Weijert. Ook op de locaties in Eindhoven en Leeuwarden hebben afwaarderingen plaatsgevonden. Het resultaat is hiermee met € 0,8 miljoen verslechterd. Overige verschillen Het overige verschil ontstaat door diverse kleinere mee- en tegenvallers.
30
Verschillenanalyse
3.
de ontwikkelingen rond de huisvesting van de Politieacademie in 2006.
In 2000 heeft de Politieacademie een strategisch huisvestingsplan uitgebracht. De uitgangspunten van het plan waren ook in 2006 nog voor het overgrote deel van kracht, te weten : er komt één concernvestiging in Apeldoorn (Arnhemseweg), door nieuwbouw c.q. verbouw ; concentratie van huisvesting op de concernlocatie door verplaatsing van de locatie Kleiberg Apeldoorn en het recherche-onderwijs, locatie Zutphen, naar de concernlocatie Apeldoorn ; gedeconcentreerde huisvesting voor het initieel onderwijs voor de opleidingen assistent Politiemedewerker, Politiemedewerker en allround Politiemedewerker, gezien onder meer de duale vormgeving van het onderwijs. Deze locaties moeten met het OV goed bereikbaar zijn ; de locatie Ossendrecht (onderwijs op het domein Gevaarsbeheersing) blijft gehandhaafd ; verder blijven de locaties Warnsveld (Huis ’t Velde) en Lelystad (oefencircuit verkeer) gehandhaafd ; beide locaties worden deels “vermarkt” en zijn resultaatsverantwoordelijk ; studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen huisvesting ; de Politieacademie verzorgt geen studentenhuisvesting, afgezien van hotelaccommodatie in Ossendrecht ; Voor de functionaliteit van de gebouwen voor initieel en postinitieel onderwijs gelden de programma’s van eisen zoals vastgesteld (incl. de later vastgestelde actualisaties). De programma’s van eisen houden rekening met de bekostigingsnormen / benches voor het onderwijs. Dit beleid leidde de afgelopen jaren tot vervolgacties op twee fronten: a. planvorming / uitvoering van de herhuisvesting op de concernlocatie ; b. planvorming / uitvoering van spreiding en (her)inrichting van locaties initieel onderwijs. Daarnaast stond de situatie op de overige locaties (c.)ook niet stil. Hieronder volgt een overzicht. Ad a.
Herhuisvesting concernlocatie
Na het uitkomen van het strategisch huisvestingsplan is een studie verricht naar de haalbaarheid van concentratie op de concernlocatie in Apeldoorn. Uit deze studie bleek dat het complex de Weijert goed gebruikt kan worden voor de herhuisvesting van de locaties Kleiberg en Zutphen (inclusief de huidige gebruikers). Dat mondde uit in de start van een nieuwbouwproject concernlocatie. Dat project heeft tot en met 2003 achtereenvolgens geleid tot een plan van aanpak, een stappenplan, een programma van eisen en een globaal masterplan (juli 2003) voor de terreinindeling, verkeersontsluiting, parkeervoorziening, het nieuw te bouwen volume en de globale functie-indeling.
31
Dit plan was het uitgangspunt voor de ontwerpfase, die in 2004 inging met het maken van het Voorlopig Ontwerp (VO). In februari is het VO vastgesteld en het startsein voor de definitief ontwerpfase gegeven. Studenten en Korpsen krijgen in Apeldoorn een gebouw, dat voldoet aan de eisen van het nieuwe onderwijs en de kennisfunctie. Verder brengt de nieuwbouw organisatie-onderdelen samen op één plek. In de derde plaats draagt nieuwbouw bij aan een eigentijds imago, waar veel van de huidige gebouwen sterk verouderd zijn. Het CvB heeft begin 2006 de wijzigingen in het DO van de concernlocatie vastgelegd, die sinds de eerste ronde besluitvorming over het DO, van maart 2005, waren opgetreden. Op hoofdlijnen zijn gewijzigd de invulling en benutting van het atrium (waarin nu o.a. de bibliotheek) en het concept van kantoorruimte/werkplekken. Het CvB keurde voortzetting van de werkzaamheden goed, ten behoeve van het spoedig afronden van de bestekfase, onder handhaving van het taakstellend bouwkostenbudget van € 40 miljoen. Intussen verhuisde in de periode november-december de gehele concernlocatie De Weijert naar de tijdelijke concernlocatie aan de nabijgelegen Oude Apeldoornseweg te Apeldoorn, een operatie die soepel verliep, zonder dat de voortgang van de werkzaamheden werd onderbroken.
Ad b.
Ontwikkelingen locaties initieel onderwijs
Noord-Nederland : Leeuwarden wordt Drachten. De locatie Leeuwarden voldeed in een aantal opzichten al enige tijd niet meer. Begin 2006 is in opdracht van het CvB gezocht naar alternatieven. Daaruit kwam naar voren dat nieuwbouw in Drachten de meest logische en op korte termijn haalbare optie was. Het CvB nam in april het principebesluit tot verplaatsing van de huidige “Noord” locatie van Leeuwarden naar Drachten. In september heeft het CvB een plan van aanpak vastgesteld voor de realisatie van de nieuwbouw (IFD-bouw). West-Nederland : Amsterdam Net als Leeuwarden voldeed deze locatie (Sloterweg, A’dam West) in een aantal opzichten niet meer. Bovendien werd ze, met de stijging van studentenaantallen, te klein, waardoor noodmaatregelen noodzakelijk waren. Ook hier is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden tot herhuisvesting in A’dam, binnen de gegeven kaders van plek, bekostiging, etc. Daar is een locatie uitgekomen (dichtbij de huidige locatie Sloterweg), waarbij koop de beste optie bleek. West-Nederland :Den Haag In 2003 was er sprake van een mogelijke sluiting van de locatie Den Haag (Wegastraat), als gevolg van de forse daling van de instroom van studenten. Toen is met de Korpsleiding Haaglanden overeenstemming bereikt over een tijdelijke bijdrage van het Korps Haaglanden aan de instandhouding van deze onderwijslocatie. Intussen heeft het Korps nieuwbouwplannen, waaraan de Politieacademie deelneemt, met behoud van eigen identiteit (b.v. eigen ingang). West-Nederland :Rotterdam Politieacademie huurt een gebouw waarvan de 1e etage verhuurd is aan het Korps Rotterdam Rijnmond. Groot onderhoud is in 2005 uitgevoerd conform het groot onderhoudsplan. De locatie Rotterdam was te klein voor het opleiden van het aantal studenten ; vandaar dat 1.000 m2 is bijgebouwd, via semi-permanente bouw. Zuid-Nederland : Eindhoven De Politieacademie is op de locatie Eindhoven gehuisvest in een gebouw van het ROC Eindhoven. Het ROC gaat dit gebouw verlaten en afstoten. Eerder onderzoek (2004) had al uitgewezen dat de huidige behuizing in meerdere opzichten te wensen overlaat en dat nieuwbouw de beste optie zou zijn. Het CvB heeft vorig jaar, na een fase van verkenning, besloten tot nieuwbouw nabij het gemeentelijke sportcomplex in Eindhoven. Sportzaal en dojo zijn daarom ruimschoots beschikbaar op het sportcomplex. De ontwerpopdracht is dit jaar aanbesteed en gegund.
32
Ad c.
Ontwikkelingen overige locaties
Ossendrecht Ook in Ossendrecht deed zich de noodzaak tot uitbreiding van de faciliteiten (hotel, restaurant, etc.) voor, door de omvangrijke groei van onderwijsactiviteiten. Een andere belangrijke ontwikkeling op de locatie Ossendrecht zijn de plannen voor een multidisciplinair, grootschalig oefencentrum, waar niet alleen de Politie, maar ook Brandweer en Hulpdiensten, samen, kunnen oefenen. De plannen hiervoor zijn in de maak, maar het CvB heeft daarover in 2006 nog geen besluiten genomen Lelystad Het oefencircuit wordt in de eerste plaats gebruikt voor het (verkeers)onderwijs. Ook verhuurt de Politieacademie het – selectief – aan derden. In 2006 was de vraag aan de orde of uitbreiding van het circuit nodig is ten behoeve van het afnemen van de ProfCheck Rijvaardigheid die de Academie voor de Korpsen heeft ontwikkeld. Bezettingsonderzoek In 2006 heeft de Academie de bezettingsgraad van onderwijsruimtes onderzocht. Het bleek dat er een gemiddelde bezetting is van 41%, met andere woorden dat er in principe voldoende “vierkante meters” voorhanden zijn. In de loop van 2007 zal de bezetting opnieuw gemeten worden, om het effect van de hogere studentenaantallen per locatie te meten. In principe vindt er geen uitbreiding van vierkante meters plaats. De druk op alle locaties, inclusief alle faciliteiten als werkplekken, catering, etc. nam in 2006 toe door de forse groei van studenten en medewerkers. Dit blijkt b.v. ook uit de toename van het aantal verhuisbewegingen : in 2006 is minimaal 40% van de medewerkers een keer verhuisd.
33
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE HOOFDSTUK 4 : ONTWIKKELINGEN IN DE TAAKOPDRACHT & IN MARKTACTIVITEITEN
1.
Ontwikkelingen binnen de werving
De Polbis gegevens zijn in 2006 toegevoegd aan de landelijke Monitor Personeelsvoorziening Politie (MPP). Wegens veranderde prioriteiten bij de landelijke ICT-projecten van de Politie (meer focus op de applicaties die de Politietaak heel direct ondersteunen) is vertraging ontstaan in het onderbrengen van het beheer van de MPP bij de VtS. Daarom is in 2006 onderzocht of het beheer van de MPP ondergebracht kan worden bij de Politieacademie. Hiermee samenhangend is de ambitie van de Politieacademie ten aanzien van de Personeelsmonitoring van en voor de Politie opnieuw geformuleerd. Intussen is in 2006 de kwaliteit van de ingevoerde data in het landelijk systeem BlueNet verbeterd, aan de hand van de ervaringen met een pilot in 8 Korpsen.
2.
Ontwikkelingen binnen de selectie
In samenwerking met de Korpsen is een voorstel tot het aanpassen van de competenties van het psychologisch rapport gemaakt, dat in 2006 ter besluitvorming is aangeboden aan de Minister en de Raad van Hoofdcommissarissen. In het najaar is deze belangrijke verbetering in de psychologische rapportage gerealiseerd : de inhoud van de rapporten is aangepast aan de klantwensen. De rapportage is overzichtelijker, concreter en vollediger geworden. In de tweede helft van 2006 zijn enkele grote projecten bij selectieadvisering uitgevoerd. Ten eerste de selectie / instroom van recherchekundigen) voor een verkorte bacheloropleiding in het kader van het landelijke project versterking opsporing en vervolging : bijna 1.000 kandidaten zijn beoordeeld. Verder het project “Werven en Binden” van het KLPD. De nieuwe cognitieve capaciteiten test is nu volledig operationeel. De iteratieve normering voor de diverse instroomniveaus zal in het voorjaar van 2007 ter hand worden genomen. De tweede pilot met de vernieuwde taaltoets is in november afgenomen op de opleidingslocaties in Eindhoven en Amsterdam. Het normeringonderzoek zal in februari 2007 worden afgerond.
3.
Ontwikkelingen binnen het Politieonderwijs als geheel
Diploma-equivalentie Politieonderwijs De kwalificatiestructuur van het Politieonderwijs sluit sinds 2002 aan op die van het reguliere beroepsonderwijs, waardoor uitstroom van studenten uit het reguliere beroepsonderwijs naar het Politieonderwijs mogelijk wordt en vice versa. Een diploma van het Politieonderwijs is in beginsel gelijkwaardig aan andere diploma’s in het beroepsonderwijs en heeft een brede maatschappelijke waarde. Het achterliggend doel hiervan is dat de Politie midden in de maatschappij blijft staan. Drie leergangen postinitieel onderwijs zijn in 2006 geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. Het betreft : Domein Leiderschap Leergang Tactisch Leidinggevende Leergang Tactisch Leidinggeven (afstudeerrichting Recherche) Domein Recherche Leergang Recherchekundige. De opleiding Politiekundige Master is geaccrediteerd door Canterbury Christ Church University. Christchurch University, Dit is na de eerdere NVAO-accreditaties van o.a. de Politiekundige Bachelor een volgende mijlpaal in de diploma-equivalentie van het Politieonderwijs. Deze “validation” , in het Engelse systeem, geeft recht op de titel “Master of Science in Policing”.
34
In 2006 heeft de proefaccreditatie van SLL plaatsgevonden. Er vindt op dit moment overleg plaats met de NVAO over accreditering op executief wetenschappelijk niveau. Bij negatieve uitkomst wordt voor accreditering mogelijk de “Engeland route” gevolgd. De Politieacademie is in 2006 door de Minister van O,C & W formeel aangewezen tot instelling voor hoger beroepsonderwijs : dit betekent dat de Politieacademie voldoet aan alle in de wet genoemde vereisten en voorschriften die op aangewezen hogescholen van toepassing zijn. Het overzicht van BVE- en HBO-diploma’s die toegang geven tot initieel en postinitieel onderwijs of onderdelen daarvan is in 2006 geactualiseerd en verspreid onder ROC’s, hogescholen, etc. Flexibilisering / individuele leertrajecten Het initieel onderwijs omvat 5 opleidingen, op het niveau van het reguliere beroepsonderwijs (MBO) en het hoger onderwijs (HBO en WO). Individuele studenten kunnen vrijstellingen voor delen van de opleidingen krijgen, afhankelijk van de erkenning van hun, door opleiding of werk verworven, competenties. Er zijn daarnaast ook groepen studenten c.q. medewerkers van Korpsen, voor wie de Politieacademie deze 5 opleidingen op een specifieke manier aanbiedt. We noemen de belangrijkste. De Politieacademie heeft de opleiding allround Politiemedewerker specifiek ingericht voor ex-Kmarmedewerkers. De doelgroep bleek vooralsnog minder groot dan Korpsen inschatten. Ook vielen veel aanvankelijk geïnteresseerden af door een te laag opleidingsniveau of bij de selectie. Ook kunnen studenten in 2007 instromen in een verkorte opleiding allround Politiemedewerker. De opzet daarvan is vergelijkbaar met die van de In 2005 gestarte verkorte Bachelor opleiding voor studenten, die al een verwante HBO- en WO-opleiding hebben, met dien verstande dat het bij de allround Politiemedewerker gaat om een verwante MBO-opleiding. Om Korpsen te ondersteunen bij het vinden van een juiste, al dan niet verkorte, leerroute voor hun medewerkers / studenten heeft de Politieacademie een handboek opgesteld, een soort catalogus van mogelijke leerroutes. Er zijn in totaal 32 studenten Recherchekundige master ingestroomd op twee instroommomenten (afspraak was 2 x 40) en voor het traject persoonsbeveiligers / DBDB zijn 26 studenten ingestroomd in twee instroomgroepen (tegen afgesproken 2 x 20). Het stelsel van bekostigd postinitieel onderwijs is uit zichzelf al flexibel van opzet : studenten kunnen losse kernopgaven volgen, hoewel de achterliggende gedachte van het postinitieel onderwijs is en blijft dat de professionalisering van het Politievak het meest gediend is met het volgen van de totale leergangen, met alle kernopgaven die daarbij horen. Niettemin bleef de roep van Korpsen aan “flexibilisering” klinken. Daarom is 2006 precies in kaart gebracht waaruit die resterende behoefte precies bestaat. De halfjaarlijkse onderwijsconferenties, van mei 2006, stond dan ook in het teken van “flexibiliteit in het onderwijs , wens en noodzaak”. Het bleek te gaan om flexibilisering op de inhoud (individuele leerroutes, met een snellere EVC-procedure), op de onderwijsorganisatie (o.a. duaal ritme) en op de bekostiging van het postinitieel onderwijs (mogelijkheden tot ruilen en overdragen van opleidingsplaatsen). In 2007 zal de Politieacademie, bij het in kaart brengen van onderwijsaanbod 2008, de mogelijkheid tot flexibilisering op deze punten realiseren. Leren & ICT / E-campus Sinds 2005 kent de E-campus een digitale stad, Behrloo, waar de studenten digitaal kunnen oefenen met “real-life” problemen uit de dagelijkse Politiepraktijk, variërend van verkeersongevallen tot slachtofferidentificatie tot hennepkweek. De koppeling tussen E-campus en de kennisfunctie van de Politieacademie is versterkt : aan leeropdrachten van het initiële en postinitiële onderwijs zijn kennisobjecten van de PKNkennisbank gekoppeld. Verder is er digitale toegang ontstaan tot de bibliotheek : de collectie is digitaal ontsloten, zodat leren-op-afstand mogelijk is. Een derde ontwikkeling is dat Backbone in 2006 op de E-campus beschikbaar kwam voor studenten initieel onderwijs. In 2006 een begin is gemaakt met diagnostische e-toetsen binnen het initieel onderwijs. Onderwijs door lectoren In 2006 hebben de lectoren en onderzoekers een veel grotere bijdrage geleverd aan het onderwijs. Daarbij gaat het niet alleen om gastcolleges binnen verschillen opleidingen voor zowel initieel,
35
postinitieel op de verschillende niveaus, voor maatwerk en derden : ook leveren de lectoraten een bijdrage geleverd aan de actualisering van leeropdrachten /proeven van bekwaamheid. Zo draagt het lectoraat Openbare orde bij aan de inhoudelijke afstemming en doorontwikkeling van de curricula van de Politiekundige Bachelor en Master, de Master of science, de leidinggevende leergangen, het European Diploma of Policing en diverse CEPOL-courses. Het Lectoraat V&M doet datzelfde voor de Politiekundige Bachelor en Master, bij de kernopgave Aanpak Verkeersveiligheid. De Lector Lectoraat Criminaliteitbeheersing & Recherchekunde is lid van de Commissie Politiekundige Validatie van de Leergangen Recherchekundige, waaronder de algemene afstudeerrichting Criminaliteitsanalyse. Zijn betrokkenheid bestaat verder uit de deelname aan de begeleidingscommissie Recherchemanagement van het domein Leiderschap van de FBPL. Tevens draagt hij bij aan het (permanent)actualiseren van de Leergangen (OLL-R, TLL-R en Recherchekundige). Een studente van de Universiteit Tilburg werkt als afstudeerproject onderzoek naar keuzeprocessen bij plegers van misdrijven. Tevens begeleidt de lector in totaal zeven studenten van de opleidingen TLL-R, Recherchekunde en de opleiding master of policing bij het schrijven van een thesis. Functioneel ontwerp In 2001 is een functioneel ontwerp (FO) opgesteld voor de inrichting van het nieuwe stelsel van Politieonderwijs. Dat was destijds een “tekentafel” ontwerp voor de ontwikkeling en “bouw” van het onderwijs. Later fungeerde het FO als toetssteen c.q. kader voor de inrichting van het onderwijs. Het FO, (van nu af aan daarom “inrichtingskader onderwijs” genoemd) initieel is geactualiseerd met alles wat er sinds 2001 verder is ontwikkeld en veranderd. Dit herziene inrichtingskader is eind 2006 vastgesteld..
4.
Ontwikkeling en borging initieel onderwijs
Aanpassingen / actualisering initieel onderwijs In 2002 is het nieuwe initiële Politieonderwijs van start gegaan. In de jaren daarna is het gloednieuwe onderwijs voortdurend tegen het licht gehouden en waar nodig bijgesteld. Ook daarna zal het Politieonderwijs blijven aansluiten op de beroepspraktijk binnen de Politie. Aan de hand van de in de eerste jaren opgedane ervaringen zijn de leeropdrachten binnen de kernopgaven van het initieel onderwijs overzichtelijker ingedeeld, waardoor meer zicht ontstond op thema’s die in de curricula meer en minder aandacht kregen (zoals gevaarsbeheersing, huiselijk geweld en diversiteit). In 2006 is de ontwikkeling van het onderwijs volgens plan uitgevoerd. Er is zelfs meer bereikt Engels, BTV, Integriteit en Vreemdelingenzorg zijn in het onderwijs geactualiseerd. Ook is de nieuwe onderwijsinhoud voor het onderwerp digitaal opsporen klaar, inclusief de kernopgaven waar het deel van uitmaakt. Belangrijk om dit te melden is het thema alertering en radicalisering (in het kader van terrorismebestrijding) in het initieel onderwijs : daar heeft het een plek omdat “terrorisme ergens woont” : terrorismebestrijding is geen specialistische Politietaak. De leerlijn Integriteit is ontwikkeld, samen met de bureaus BIV van de Korpsen. Invoering basisleersets Eind 2005 zijn in het initieel onderwijs zogenoemde basisleersets ingevoerd, waardoor de roostering beter verloopt, docenten meer houvast hebben bij de inrichting van leeractiviteiten en de verwachting van studenten beter worden gestuurd. Daar bleek behoefte aan. Het doel van de basisleerset is meer structuur aan te brengen in de onderwijsuitvoering, met name op het niveau van de leeractiviteiten. De roostering is verbeterd, onder andere door hantering van een verdere planningshorizon. De basisleersets zijn klaar: alle kwartielen van de opleidingen Assistent Politiemedewerker tot en met All-round Politiemedewerker zijn beschreven op detailniveau. Als inhoudelijke leidraad voor de invulling van het onderwijs blijken ze zeer geschikt; daarom functioneren ze ook als docentenhandleiding. In 2006 is daarnaast een ander nieuw hulpmiddel ingevoerd voor het verhelderen van de onderlinge taak tussen al degenen die een aandeel hebben in het duaal onderwijs : de docent en de leerprocesbegeleider bij de Politieacademie en de praktijkcoach en trajectbegeleider bij het Korps. De behoefte aan een dergelijk hulpmiddel was de jaren daarvoor gebleken.
36
Deconcentratie Bacheloropleiding De Politieacademie heeft in 2005 uitgesproken dat het wil komen tot deconcentratie van de bacheloropleiding. Studenten kunnen die opleiding nu alleen maar in Apeldoorn volgen, anders dan de opleidingen assistent Politiemedewerker, Politiemedewerker en all-round Politiemedewerker. Samenwerking met ROC’s en hogescholen In 2002 is het nieuwe initiële Politieonderwijs van start gegaan en dus ook de samenwerking met ROC’s en hogescholen, die een aandeel aan het (algemeen deel van het ) curriculum leveren. Dat aandeel bedraagt, in studiebelasting van de student, 60 studiebelastingsuren. Medio 2006 hebben de Politieacademie en de 6 betrokken ROC’s op een miniconferentie hun inbreng in het Politie-onderwijs tegen het licht gehouden en hernieuwd. Ook de voorwaarden waaronder de Politieacademie “uitbesteedt” aan ROC’s zijn daarbij betrokken. Ook zijn er inmiddels andere vormen van uitwisseling / samenwerking, zoals scriptiesamenwerking tussen studenten allround Politiemedewerker en studenten van Windesheim. Een ander voorbeeld is dat studenten van de Friese Poort onderricht krijgen in weerbaarheid, dat ROC’s zoeken naar uitwisseling voor hun beveiligingsopleidingen. Deze samenwerking komt onder meer voort uit de contacten die zijn ontstaan in de werkgroepen op de verschillende locaties van het initieel onderwijs, in vervolg op de miniconferentie. Planning De problematiek van de planning van het initieel onderwijs is nog niet helemaal de wereld uit, ook niet na de oplossingen die vooral in 2004 zijn getroffen. De norm is dat studenten minimaal 4 weken tevoren moeten kunnen beschikken over de planning (lees: de roosters) op leeropdrachtniveau. Die norm wordt nog niet overal gehaald. In dat kader is in 2006 verder geanalyseerd : naar hoever tevoren (3 maanden) de voor de planning benodigde harde en concrete informatie over onderwijsuitvoering voorhanden moet zijn. (welke docenten zijn beschikbaar voor welke delen van het onderwijs, etc.)
5.
Ontwikkeling en borging postinitieel onderwijs
De ontwikkeling van het eerder vastgestelde postinitieel onderwijs is in 2006 afgerond : alle kernopgaven, in totaal 180 op alle 5 domeinen, zijn nu klaar. Dat betekent dat in 2007 het hele postinitieel onderwijs, na jaren van ontwikkeling, in uitvoering is. Onderwijsontwikkeling, gevoed door de beroepspraktijk De Politie ziet zich voortdurend geplaatst voor nieuwe veiligheidsvraagstukken en nieuwe taken. Het personeel moet daarvoor bijna zonder uitzondering worden geprofessionaliseerd ; ontwikkelingen in de beroepspraktijk vragen om een vertaling naar met name het specialistisch, postinitieel, onderwijs. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke ontwikkelingen in het postinitieel onderwijs in 2006, om te voorzien in de opleidingsbehoefte uit de praktijk. 1. Programma Versterking Opsporing en Vervolging (VOV); aandeel Politieonderwijs Een belangrijk element in het landelijke programma versterking opsporing en vervolging (VOV), opgesteld naar aanleiding van de Schiedammerparkmoord, is professionalisering, onder meer via het Politieonderwijs. Op opleidingsgebied staat op het programma het opleiden van circa 2000 studenten op HBO- en WO-niveau op het gebied van recherche, bijvoorbeeld via de bestaande opleiding Master Recherchekundige (oftewel “Master of Criminal Investigation”) : een tweejarige opleiding voor mensen met een HBO- of universitaire opleiding. Deze bestaande opleiding leverde in september overigens de eerste 17 afgestudeerde recherchekundigen af, die daarmee hun tweejarige studie afrondden. Verder omvat het programma VOV (op opleidingsgebied) het bijscholen op het gebied van dossiervorming, verhoor en familierecherche en het werven en opleiden van 500 assistent Politiemedewerkers forensische opsporing. Achtergrond is dat het recherchevak steeds complexer wordt, waardoor de vraag naar HBO-opgeleide rechercheurs bij de Politie toeneemt. Het rapport Posthumus onderstreepte die behoefte. In mei 2006 is de Politieacademie gestart met de landelijke werving onder HBO-WO opgeleiden, waarna in augustus 2006 de eerste 14 studenten met deze leergang zijn gestart. In november volgde een tweede groep van 24, nog steeds minder dan de geplande 40. Eind december waren 1232
37
personen in landelijke selectie : 638 mannen (waarvan 37 allochtoon) en 594 vrouwen ( waarvan 31 allochtoon). Eind 2003 waren 103 kandidaten met een positief advies voorgedragen aan de Korpsen, die inmiddels 55 kandidaten hebben aangesteld VOV leidt ook tot aanpassingen in de leiderschapsleergangen c.q. extra accenten op opsporing en vervolging binnen leergangen. Het curriculum van de leergangen Tactisch en Operationeel Leidinggevende - Recherche is in 2006 in die zin aangepast op kernopgaveniveau. In samenwerking met Justitie (SSR) wordt een masterclass ontwikkeld voor leidinggevende op strategisch niveau binnen de Politie. 2. Digitale Opsporing in het Politieonderwijs Dit is een project met het doel om het Politieonderwijs up to date te houden met de ontwikkelingen op het gebied van digitaal opsporten. Daarbij gaat het zowel om initieel onderwijs (op alle 5 niveaus) als om postinitieel onderwijs (Tactisch Recherchemedewerker, Digitaal Technisch. 3. Terrorisme en Intelligence in het Politieonderwijs De Academie heeft de professionaliseringsbehoefte binnen de Politie op dit vlak onderzocht, oorspronkelijk naar aanleiding van de maatschappelijke onrust na de moord op Theo van Gogh. Uit de inventarisatie bleek o.a. dat Korpsen voor het zittende personeel behoefte hadden aan een algemeen bewustwordingsprogramma (workshop) met betrekking tot radicalisering en terrorisme, met een mogelijkheid tot verdieping. In nauwe samenwerking met het Korps Utrecht heeft de Academie een workshopprogramma ontwikkeld, dat in Utrecht is uitgevoerd en later onder meer in het Korps Twente. Deze workshop wordt ook gebruikt voor een thematisch onderdeel in het initieel onderwijs (niveaus 2, 3 en 4). Wat betreft het verdiepingsprogramma : dat heeft de Academie met enkele partners (KLPD, AIVD, enkele Korpsen, Instituut Clingendael en het C.O.T) ontwikkeld. Het programma bestaat uit 5 onderdelen : Radicalisering & Rekrutering, Radicale Islam, Terrorisme, Opsporing / aanpak van Terrorisme en Terrorisme & Intelligence. Al deze onderdelen zijn in 2006 al een keer als pilot uitgevoerd. Door voortschrijdend inzicht zijn inmiddels ook andere onderwerpen voor het verdiepingsprogramma benoemd zoals terrorisme in de virtuele 21e eeuw en suicidebombers. De Politieacademie biedt dit verdiepingsprogramma als maatwerk aan. Ook hadden Korpsen in 2006 extra behoefte aan die bestaande onderdelen van het (bekostigde) Politieonderwijs, die dit thema bestrijken. In het postinitiële onderwijs zijn enkele onderdelen tussentijds aangepast : er is nu een aparte leeropdracht in de leergang Technisch Rechercheur, er is extra aanbod voor rechercheurs belast met de observatie van terrorismeverdachten. Een iets andere invalshoek is Intelligence in het Politieonderwijs. In de beroepspraktijk van de Politie dienen de resultaten van het Abrio-programma (van de RHC) als basis voor de intelligence-organisatie van Korpsen. De Politieacademie is eind 2006 begonnen met een toets of het Politieonderwijs voldoende toerust op intelligence als onderdeel van het Politievak. 4. Grootschalig en Bijzonder Optreden (GBO) in het Politieonderwijs Ook hierbij gaat het, net als bij voorgaande 3 thema’s uit de beroepspraktijk, om de professionalisering op een belangrijk element in de uitoefening van het Politievak, in dit geval het Grootschalig en Bijzonder Optreden (GBO) Het postinitieel onderwijs op het Domein Crisisbeheersing is daarop ingericht. 5. Public Order Management De doelstelling van dit Academiebrede project is om alle kernopgaven en andere onderdelen van het initieel en postinitieel onderwijs (inclusief leidinggevenden) inhoudelijk, via herkenbare universele professionele principes (“de blauwe kern” op dit vakgebied) op elkaar af te stemmen en docenten daartoe te professionaliseren. Onderwijskundige ontwikkeling postinitieel onderwijs Net als voor het initieel onderwijs geldt dat het postinitieel onderwijs in de beginfase onderwijskundig voortdurend tegen het licht gehouden moet worden en waar nodig bijgesteld. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke onderwijskundige ontwikkelingen in 2006, zoals ontwikkelingen in de opbouw of de vormgeving van het onderwijs : - er is een kwaliteitssysteem ingevoerd voor de inzet van externe leerprocesbegeleiders ;
38
-
de samenhang tussen kernopgaven is verbeterd, inclusief de relatie tot de Korpsopdrachten ; meting of de door het onderwijs verworven competenties aansluiten bij de beroepspraktijk.
Validatie De kwaliteit van het stelsel van Politieonderwijs wordt o.a. gewaarborgd, doordat alle opleidingen onderwijskundig en Politiekundig worden gevalideerd. Validatie vindt uiterlijk plaats een half jaar voor eerste uitvoering van het onderwijs. Eind 2006 zijn 107 van de 180 kernopgaven onderwijskundig gevalideerd. De Politiekundige validatie verloopt minder snel dan gepland : eind 2006 zijn in totaal 31 kernopgaven binnen het domein Recherche, waar met de validatie is begonnen, Politiekundig gevalideerd. In de overige domeinen is de voorbereiding van de validatie in 2006 begonnen (in de vorm van werkplannen en plannen van aanpak). Doelstelling voor de overige domeinen is dat de validatie per eind 2007 is afgerond. Contraterrorisme en Intellligence : fellowship met KLPD Dit project startte in 2006 met het opmaken van een “Landkaart” van alle actoren met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden te brengen; met een overzicht stellen hoe dreigingsanalyses tot stand komen bij elk van die actoren en hoe de onderlinge verhouding tussen deze analyses is. Veiligheidsregio’s De ontwikkeling van Veiligheidsregio’s staat nog niet prominent op de agenda van de Politie / Korpsen ; met name de Brandweer & NIBRA hebben tot nu toe meer oog voor de effecten van deze ontwikkeling. De invoering van de Wet op de Veiligheidregio’s kan heel verschillende effecten hebben. Zo moet de Politieacademie zich buigen over de vraag of de vastgestelde beroepsprofielen moeten wijzigen in het licht van deze en andere ontwikkelingen (verhouding specialisme - generalisme, toenemende betekenis niet-direct-executieve taken, VOV c.a.)
6.
Ontwikkelingen binnen de examinering en eerder verworven competenties EVC-meting
Examinering De ontwikkeling van proeven van bekwaamheid gaat gelijk op met de ontwikkeling van het onderwijs : waar nieuw onderwijs ontwikkeld wordt, zijn er ook nieuwe en andere proeven van bekwaamheid. Zo zijn er veel wijzigingen van proeven van bekwaamheid van de opleiding Politiekundige Bachelor en Master, door curriculum wijziging en voortkomend uit de accreditaties. Toetskundige principes, uitgangspunten en procedures zijn in 2006 tegen het licht gehouden. Het resultaat is een (digitaal) “Handboek Examenontwikkeling”; Als ondersteuning van de professionaliteit van examinatoren is een proeve van bekwaamheid voor “Beoordelaar” ontwikkeld, die wordt afgenomen onder de “vaste” examinatoren, en in de loop van 2007 onder alle (freelance) examinatoren. E is een nieuwe teamstructuur ingevoerd, waardoor freelancers zijn toegevoegd aan een team van vaste examinatoren. Doel is nog meer sturing op kwaliteit (eenduidigheid in uitvoering). Er is een standaardprocedure en ingevoerd voor het wijzigingen van een proeve van bekwaamheid naar aanleiding van verandering van kernopgaven, uitvoeringservaringen, uitspraken van de commissie van beroep etc. Doel is een beter beheer. De grote aantallen examens vragen om een vlekkeloze planning en administratie organisatie, zo leert de ervaring van de afgelopen jaren. De planning en het administratieve examenproces zijn daarom in 2006 verbeterd. Deelprocessen zijn geautomatiseerd en opgeschoond. Ook is de invoering van “online aanmelden” (2007) voorbereid. De lange termijn planning heeft het (meer flexibele) karakter van “interactief plannen” gekregen omdat dit in samenwerking met de Korpsen geschiedt. De Politieacademie heeft de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met onderwijsonafhankelijke competentiegerichte examinering en het erkennen van verworven competenties. In 2006 hebben diverse medewerkers van de Politieacademie diverse symposia en andere bijeenkomsten op dit gebied, waar ROC’s en hogescholen met belangstelling kennismaakten met competentiegericht examineren.
39
EVC-procedure De EVC-procedure is versneld en verbeterd, nadat in de jaren daarvoor de EVC-procecure regelmatig door de Korpsen werd genoemd als voor verbetering vatbaar. “EVC-online” is ingevoerd, waarmee een aanvraag digitaal wordt verwerkt en een schriftelijke aanvraag tot het verleden behoort. Verder is de basis van de EVC-beoordeling (welke documenten, welke criteria, welke indicatoren uit het portfolio ?) verder verhelderd. Ook blijkt het van belang dat het EVC bureau van de Politieacademie bij elk afwijkend traject in een vroeg stadium betrokken is, zodat de wederzijdse verwachtingen realistisch blijven. Met ingang van 1 januari 2007 is maximaal 1 aanvulling toe te staan op een eerdere EVC aanvraag, dit ter voorkoming van toeschrijven naar, en het meer dwingen om vooraf beter te bestuderen waaraan een aanvraag moet voldoen.
7.
Ontwikkelingen in de kennisfunctie
De Politieacademie heeft een wettelijke taak als Onderwijs- en Kenniscentrum van en voor de Politie. De Politieacademie ondersteunt het kennismanagement binnen de Politie, door het verlenen van kennisdiensten, om de benodigde vakkennis te verzamelen, veredelen, verspreiden en evalueren. De Politieacademie draagt zo bij aan de verdere ontwikkeling van het Politievak – ook wel genoemd : Politiekunde. De taak van Kenniscentrum van en voor de Politie is voor de Politieacademie relatief nieuw. De Politieacademie is de afgelopen jaren begonnen om die taak in te vullen door diverse kennisdiensten aan de Politie te verlenen. Doorontwikkeling Politie Kennis Net Gebruik makend van de conclusies en aanbevelingen uit evaluatie-onderzoeken heeft de Academie het volgende gedaan om de meerwaarde van PKN verder te vergroten en de PKN-dienstverlening verder te ontwikkelen : -
koppeling van de kennisbank van PKN aan het Politieonderwijs Er zijn meer koppelingen gelegd tussen de kennisobjecten van de kennisbank en de leeropdrachten van het initiële en postinitiële onderwijs.
-
koppeling van de PKN-kennisbank aan (geautomatiseerde) werkprocessen De opzet van de kennisbank wordt zodanig aangepast dat bezoekers kunnen bevragen op basis van zowel kennisdomeinen als de hoofdprocessen van het Referentiekader Bedrijfsprocessen Politie.
-
verdere afstemming van PKN op de intranetten van de Korpsen Om de doublures die de afgelopen jaren zijn ontstaan tussen de intranetten van de Korpsen en PKN tegen te gaan, is in 2006 al veel geïnvesteerd in het project PKN+., bedoeld om die doublures op te heffen, en om de specifieke content van de intranetten van regiokorpsen te koppelen aan de generieke content van PKN.
-
sterkere verankering van PKN op de managementniveaus van de Korpsen De afgelopen jaren heeft de belangrijkste afstemming tussen vraag en aanbod van de PKNdiensten plaatsgevonden in het gebruikersplatform PKN. Nu de dienstverlening van PKN gaandeweg is verbreed tot een omvangrijk aanbod van elkaar aanvullende diensten, is het nodig om ook op strategisch en tactisch niveau te verankeren door o.a. een Kennisberaad met een aantal Korpschefs en op tactisch niveau met een Expertgroep.
2e tranche Lectoraten De Politieacademie is gestart met een 2e tranche lectoraten. Kenmerk van deze tweede tranche is dat het gaat om samenwerkingslectoraten met partners in de veiligheidsketen. In samenwerking met het NIFV (v/h Nibra) is het Lectoraat Crisisbeheersing van start gegaan in 2006. Verder is eind vorig jaar de vacature voor een lector Lerende Politieorganisatie opengesteld. Het lectoraat richt zich, zoals de naam al zegt, niet op een afzonderlijk domein binnen het Politievak of de Politietaak, maar meer op de ontwikkeling van de Politie-organisatie als geheel. Bij dit Lectoraat is Bureau Kessels & Smit, The Learning Company, de samenwerkingspartner..
40
Buurtbeeld De toenemende aandacht voor integrale veiligheid is de reden dat als onderdeel van het Nederlands Veiligheids Net (NVN) het samenwerkingsproject “Buurtbeeld” is opgestart. Een stimuleringsbijdrage van het Ministerie van Justitie over 2005 is ontvangen en met aanvullende financiering van de Korpsen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt voor het geheel dekking gezocht. Met externe partners is afgestemd en vervolgens is het prototype BuurtBeeld in 2006 getest in een aantal pilots. In het kader van SmartMix (een subsidieprogramma van EZ en OCW) is onder de titel “Informatiegestuurde Veiligheidszorg” door een consortium van veiligheidspartners en universiteiten, op initiatief van de Politieacademie, een aanvraag ingediend om deel te nemen aan dit subsidietraject. De subsidie is niet toegekend. Voor 2007 zal een dergelijke aanvraag opnieuw worden ingediend, terwijl bekeken wordt of het programma in afgeslankte vorm niet zonder subsidie kan worden ingezet.. Digitaal ontsloten mediatheek De introductie in 2005 - de doorontwikkeling in 2006 - van een digitaal ontsloten mediatheek geeft op termijn inzicht in de kwantitatieve gegevens van kennisbemiddeling. De collectie digitale rapporten die via doorklikken vanuit de catalogus beschikbaar zijn groeit gestaag. De nieuwe mediatheeksite komt begin 2007 beschikbaar. Via die site zijn alle mediatheekbronnen en verwijzingen naar vrij beschikbare externe bronnen overzichtelijk ontsloten. Landelijke Politiekundige bibliotheek Het plan is om Politiebibliotheken van de Korpsen en die van de Academie met elkaar te verbinden, waardoor een landelijke Politiekundige bibliotheek wordt gevormd. In november heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden van de stuurgroep. Landelijke Deskundigheidsmakelaar Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM)is een initiatief van het Korps Twente, dat door de Politieacademie is vertaald in een concreet project. Een makelaar, i.c. van de Academie, gaat voor Korpsen op zoek naar extern gescreende deskundigen die nodig zijn voor de ondersteuning van een recherche-onderzoek met specifieke kennis of kunde. Door de inzet van de makelaar hoeft het rechercheteam van het Korps zelf geen tijd te verliezen met het zoeken naar de deskundige. Vanaf 1 juli 2006 biedt de Politieacademie LDM als vaste dienst aan (85 bemiddelingen TGO’s, 180 deskundigen). Eind juni kreeg dit project de Politie Innovatie Prijs 2006 van het departement van BZK.
\
41
-
ONTWIKKELINGEN IN MARKTACTIVITEITEN ProfChecks Een ontwikkeling van de laatste paar jaar is de ontwikkeling van Profchecks, waarmee medewerkers van Politie specifieke competenties en vaardigheden periodiek kunnen toetsen en peil kunnen hoiuden, op eigen initiatief dan wel omdat het verplicht is. De Politieacademie onderhoudt en beheert het systeem van ProfChecks, dat uiteindelijk, rond 2010, ingebed moet worden in het samenhangend stelsel van het Politieonderwijs. De Academie bood de Politie in 2006 de volgende ProfChecks aan : . Profcheck Handhaving (voorheen : LexRex) : een toets op kennis van Politieregelgeving ; . Profcheck Opsporing : een toets op kennis van Politieregelgeving op het gebied van opsporing. 7 Korpsen namen deze ProfCheck af. In 2006 is besloten tot de ontwikkeling van de Profcheck HOVJ, hoewel de Profchecks in beginsel slechts op basis van kwalificatieniveaus plaatsvinden, terwijl de HOvJ een functiegericht is. De reden is het bijzondere en belangrijke karakter van deze functie binnen de uitvoering van de Politietaak. In 2006 heeft de Academie de Profcheck “Rijveiligheid” (zowel voor de auto als de motor), die in 2007 van start zal gaan. Aanleiding tot deze ProfCheck is het Preventieplan Verkeer van de RHC en de Brancherichtlijn Nederlandse Politie, beide ingegeven door het relatief grote aantal auto- en motorongelukken tijdens de dienstuitoefening, met als gevolg veel materiële schade, de letselschaden en dodelijke slachtoffers onder medewerkers van Politie. De Profcheck “Rijveiligheid” zal gehouden worden op de baan van het Verkeers Veiligheids Centrum van de Politieacademie te Lelystad, dat voor dat doel aangepast zal worden in de eerste helft van 2007 (qua opzet, indeling, wegdekindeling en – verhouding, hulpmiddelen, optische middelen, voertuigeisen t.b.v. de baan etc.). Een kernteam van docenten van de Politieacademie is in 2006 speciaal getraind voor de afname van de ProfCheck. De ontwikkeling van de ProfCheck is mede tot stand gekomen met inbreng van het Veltheim Driving Center in Zwitserland. Het ontwikkelde programma is getest, zowel voor de auto als de motor, in een pilot in november 2006, waarbij de deelnemers aan de pilot (207 auto, 37 motor) uitgebreid zijn bevraagd op inhoud en uitvoering van het programma. De Profcheck Rijveiligheid is maatwerk, dat wil zeggen dat Korpsen kunnen kiezen om medewerkers al dan niet te laten deelnemen en dat Korpsen daarvoor een prijs per deelnemer betalen. De Politieacademie heeft voorlopige kostprijzen per deelnemer berekend, uitgaande van scenario’s van 10.000 en 20.000 cursisten aan “omzet”. Speciale vermelding verdient nog het Young Professional Programma, bedoeld voor hoogopgeleiden van diverse academische achtergrond die willen bijdragen aan veiligheid en willen werken binnen de Politiebranche. Ze werken gedurende 3 jaar tegen salaris binnen de Politie aan 3 projecten van 1 jaar, binnen verschillende onderdelen van de Politie : een Korps, de academie of bij andere partners. IN die drie jaar volgen ze het opleidingsprogramma Master of Public Safety Management.
42
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 5 : KWALITEIT VAN DIENSTVERLENING 1.
Inleiding
Voor de bewaking van de kwaliteit van haar diensten is de Politieacademie in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. De Academie bewaakt de kwaliteit van het nieuwe stelsel van Politieonderwijs, om het onderwijs waar nodig te verbeteren en aan te passen aan de veranderende vraag en omstandigheden. Ze gebruikt daarvoor, waar het onderwijs betreft, een stelsel en toetsingskader voor kwaliteitszorg, dat inpasbaar is in de voor de Politie voorgeschreven INK-systematiek en dat aansluit bij de recente ontwikkelingen binnen het reguliere onderwijs. De Academie is begonnen aan een herijking van het kwaliteitsinstrumentarium van de Politieacademie (wat moet echt voor de stakeholders / omgeving? Welke indicatoren vloeien direct voort uit de strategische doelen van de Academie?) en van de tot nu toe gehanteerde algehele benadering (i.c. de uitkomsten van de kwaliteitsonderzoeken niet meer elke keer 1 : 1 vertalen in verbeterdoelen, maar periodiek de belangrijkste signalen verzamelen en vertalen naar programmatische verbeteringen). In 2007 zal voor de derde keer een INK-audit plaatsvinden. In de aanloop hiernaar toe is de Academie in 2006 begonnen met de zelfevaluatie. De audit houdt in dat er externe toets plaatsvindt op de organisatieontwikkeling in relatie tot de ambities van de Politieacademie. Deze feedback kan de Politieacademie gebruiken om zich verder te ontwikkelen, te leren en te verbeteren. De audit richt zich vooral op het functioneren van de organisatie c.q. de bedrijfsvoering: welke resultaten worden gehaald, hoe komen die tot stand en welke relatie er is met de door de organisatie gestelde doelen ?
2.
Kwaliteit van het onderwijs ; klanttevredenheidsonderzoeken in 2006
De klanttevredenheid is een belangrijk gegeven voor de Politieacademie. Vandaar dat die aan de hand van een evaluatiekalender regelmatig wordt gemeten. Aan de hand van de resultaten van de kwaliteitsmetingen wordt het onderwijs - en andere primaire processen - zo nodig bijgesteld. Sinds 2004 informeert de Politieacademie de studenten systematisch (o.a. via internet) over de onderzoeksresultaten op het gebied van kwaliteitszorg en over de verbeteracties, die daaruit voortvloeien. Jaarlijks wordt de tevredenheid van studenten gemeten over de inhoud van het curriculum, de onderwijsuitvoering (op de Politieacademie en in het Korps) en de organisatie van het onderwijs. De vragenlijst (STEM) wordt afgenomen bij studenten van de initiële opleidingen en de postinitiële leergangen van het Politieonderwijs. In het voorjaar van 2006 zijn de resultaten over 2005 gepresenteerd. De totaalindruk van de studenten is door middel van een rapportcijfer weergegeven en bedraagt gemiddeld 6,2 voor het initieel en 7,1 voor het postinitieel. Per onderdeel is de waardering als volgt.
Inhoud van het onderwijs Proeven van bekwaamheid Begeleiding op de Politieacademie Begeleiding in het Korps Voorzieningen en dienstverlening op de Politieacademie Kwaliteit van de leerwerkplek Organisatie planning en communicatie Individuele leerroutes Sfeer en persoonlijke benadering
43
Initieel 3,3 3,7 3,4 3,7 3,2 3,7 3,0 2,7 3,7
Postinitieel 3,3 3,7 3,6 3,5 3,5 3,4 3,2 2,6 4,1
Rechtspositie en inspraak Totaalgemiddelde Rapportcijfer totaalindruk
3,1 3,1 6,2
3,2 3,5 7,1
(1=helemaal niet mee eens; 5 = helemaal mee eens) Laatste rij, rapportcijfer van 1-10.
Studenten zijn het meest tevreden over de sfeer en de persoonlijke benadering, zoals het contact met medestudenten, docenten en begeleiders in de praktijk. Ook de proeven van bekwaamheid scoren hoog, evenals de begeleiding op de Politieacademie (postinitieel) en in het Korps (initieel). Het minst tevreden zijn studenten over de mate waarin de Politieacademie er in slaagt om individuele leerroutes te realiseren. Een nieuwe studenttevredenheidsmeting (STEM) is eind 2006 van start gegaan. De resultaten hiervan zullen rond de zomer 2007 beschikbaar komen. Naast de waardering van het onderwijs en de Politieacademie in zijn geheel worden zowel in het initieel als het postinitieel onderwijs stelselmatig kernopgaven geëvalueerd ten behoeve van de directe feedback. Initieel In het initieel onderwijs vindt na elk kwartiel een evaluatie plaats van een aantal kernopgaven (vragenlijst KEII). Ook de kwartielen in het Korps worden in de evaluatie betrokken (vragenlijst LOEP). Na de evaluatie van een kernopgave worden de resultaten mondeling teruggekoppeld. Punten die uit de KEII en de HOEI naar voren komen zijn afhankelijk van en/of bruikbaar voor de betreffende kernopgave. Er moet nog een nadere analyse plaatsvinden om het beeld over kernopgaven heen te kunnen bepalen. Positieve punten die regelmatig genoemd worden zijn o.a. de onderwijsbegeleiding en de mogelijkheden die het Korps biedt om de leeropdrachten uit te voeren. Aandachtpunten zijn het gebruik van het portfolio en Blackboard en de afspraken tussen trajectbegeleider en praktijkcoach. Hoewel het evaluatiesysteem nu volledig is ingevoerd behoeft het op een aantal punten nog bijstelling. Momenteel loopt een traject om meer structuur te brengen in de te evalueren kernopgaven en de vragenlijst te verfijnen. Het doel hiervan is het gebruik van de resultaten te vergroten Postinitieel In 2006 is de eerste jaarrapportage verschenen van de evaluatie van postinitiële kernopgaven (vragenlijst LOEP). Over het algemeen is er tevredenheid over de informatievoorziening, de inhoud van de kernopgaven, afwisseling tussen de verschillende leeractiviteiten en de begeleiding door (gast)docenten. Aandachtspunten zijn de opzet van de kernopgaven, E-campus/Blackboard en portfolio, de aansluiting van de werkvormen bij de manier van leren, de begeleiding in de praktijk en de mogelijkheid om praktijkopdrachten uit te voeren. Net als in het initieel onderwijs wordt in het postinitieel onderwijs op dit moment de opzet en uitvoering van de evaluaties zelf geëvalueerd. Hierbij worden zowel de procedure als de vragenlijst kritisch bekeken. Zo zullen de uitkomsten meer in de vorm van kengetallen worden gepresenteerd en zal er meer aansluiting worden gezocht bij de verantwoordingcyclus. In 2006 is ook de eerste stap gezet naar het ontwikkelen van een instrument voor afgestudeerden. Vanaf 2007 zullen jaarlijks afgestudeerden worden bevraagd om vast te stellen hoe tevreden zijn achteraf zijn over de gevolgde opleiding in relatie tot hun functie. In 2006 was voor het eerst een brede analyse mogelijk van studievoortgangsgegevens en studentkenmerken van de studenten van de opleidingen assistent Politiemedewerker (niveaus 2), Politiemedewerker (niveau 3) en allround Politiemedewerker (niveau 4). Studenten, die voortijdig de opleiding hebben verlaten, is gevraagd een zogenaamde exit-vragenlijst in te vullen alsmede aan een interview mee te werken. Met deze instrumenten is er informatie verkregen over redenen van uitval, die gekoppeld wordt aan specifieke kenmerken van studenten, hun ervaring met het onderwijs en hun studiemotivatie (sinds de start van het vernieuwde Politieonderwijs, van januari 2002 t/m december 2005).
44
Het Korps Tevredenheids Onderzoek (KTO) is een structureel onderzoek dat onderdeel uitmaakt van het kwaliteitsstelsel van de Politieacademie. In 2005 is dat onderzoek Academiebreed bij alle Korpsen uitgevoerd. De uitkomsten daarvan waren uitgebreid te lezen in het jaarverslag 2005. De tevredenheid van Korpsen over de Politieacademie wordt nagegaan op operationeel, tactisch en strategisch niveau. In 2006 is tijdens de Korpsbezoeken van het CvB informatie verzameld over de waardering van de Korpsleiding. Centrale vraag daarbij was: Hoe tevreden bent u over de Politieacademie? Hierop kon worden gescoord tussen de 1 en de 5 (zeer ontevreden tot zeer tevreden). Van 23 Korpsen van de 26 is de score bekend (88%). De gemiddelde score bedraagt 3.8. Verder kwam naar voren dat de Korpsbezoeken door de Korpsen hoog worden gewaardeerd en dat de Politieacademie steeds meer wordt gezien als betrouwbare partner, die goed om gaat met de aandachtspunten die door de Korpsen worden aangedragen.
3.
Kwaliteit selectie, examinering en EVC-meting
De Politieacademie heeft in 2006 de aanbevelingen uit de auditrapportage van het - in het BVE-veld werkzame - Kwaliteits Centrum Examinering vertaald naar verbeteringen en controlemaatregelen. Een vervolgrapportage van het KCE audit, gepland in juni 2007, zal uitwijzen of de verbeterpunten zijn gerealiseerd. Satisfactiemeting In 2006 heeft de Politieacademie een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van Korps met de behandeling van EVC-aanvragen.. De gemiddelde satisfactie van klanten is op een 10 puntsschaal van onvoldoende gestegen naar 6,3., met dien verstande dat de scores per klant nogal verschilden. Het verslag wordt in 2007 afgerond en uitgebracht. 2a
2b
Examinering
Selectie
Aantal beroepschriften Aantal beroepen gegrond Gebruikmaking recht van inzage Korpssatisfactie
< 1% <10% 7 op 10 puntsschaal
Kandidaatssatisfactie
7 op 10 puntsschaal
Korpssatisfactie
7 op 10 puntsschaal 8
Kandidaatssatisfactie
594 47,8% 295 7
7.3
Dit is een in cijfers uitgedrukte vertaling van het laatst gehouden KTO Nieuwe methodiek voor meten van kandidaatstevredenheid geïntroduceerd; Het resultaat van het laatst gehouden eigen onderzoek.
8
De Politieacademie heeft een zogenoemde “10-vragenlijst” gemaakt voor de meting van de tevredenheid van studenten over examens, die in 2006 is ingevoerd. In de evaluatie van initiële en postinitiële kernopgaven zijn vragen opgenomen, waarmee de proeven van bekwaamheid geëvalueerd worden. Uit de evaluaties van het initieel onderwijs blijkt dat de vragen over de examenopdrachten redelijk hoog scoren en dan met name de beschikbare middelen tijdens de examenopdracht en de goede feedback van de examinator. De respons op de vragen met betrekking tot de examinering is tot nu toe nog maar door een gering aantal studenten beantwoord. Dit komt doordat op het moment dat de kernopgaven afgelopen zijn, studenten vaak nog niet de proeve van Bureau Examinering hebben uitgevoerd.. Bij de nieuwe opzet en uitvoering van de evaluatie van kernopgaven zullen de proeven op een later tijdstip geëvalueerd worden (namelijk nadat deze volledig zijn afgerond). Dit levert meer en bruikbaarder informatie op over de beoordeling van de proeven van bekwaamheid. Hiervoor is het noodzakelijk dat alle studenten op hun emailadres kunnen worden benaderd. Een eerste pilot op dit punt is inmiddels uitgevoerd.
45
Commissie van Beroep voor de examens Naar aanleiding van 594 uitspraken van de onafhankelijke Commissie van Beroep voor de examens, in de zin van de wet, heeft de Academie in 284 gevallen een nieuw besluit moeten nemen. In 210 gevallen betrof het een uitspraak waarin het beroep gegrond werd verklaard en in 74 gevallen werd het examen ongeldig verklaard of werd besloten dat een kandidaat om andere reden een herkansing kreeg aangeboden zonder dat er sprake was van een gemiste examenkans. Van 246 van de uitspraken is een uitgebreide rapportage opgemaakt om te gebruiken voor de verbetering van de examens en de examinering. De jurisprudentie wordt via Blackboard gepubliceerd en ter kennis gebracht van de (freelance)examinatoren.
4.
Kwaliteit Maatwerk
De Politieacademie heeft TNO opdracht gegeven het bedrijfsbureau van Maatwerk door te lichten, en heeft daarin de wens tot ISO-certificering betrokken. Op basis van de TNOrapportage zijn de bedrijfsprocessen uitgewerkt tot gestandaardiseerde werkwijzen, vastgelegd in werkinstructies, normen, service level agreements en dergelijke. Tevens is onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden van de frontoffice enerzijds en het backoffice anderzijds. In 2006 is een pilot uitgevoerd om het trainingsaanbod van Maatwerk structureel te evalueren. Met behulp van een digitale vragenlijst, die na afloop van een onderwijsperiode wordt afgenomen, ontstaat inzicht in de kwaliteit van het onderwijsaanbod en de onderwijsuitvoering van Maatwerk.
5.
Kwaliteit kennisfunctie
PKN evaluatie In 2005/2006 zijn er, in opdracht van de Academie, twee grote onderzoeken uitgevoerd door de Universiteit Twente: één naar de opvattingen van stakeholders van PKN en één naar de ervaringen van PKN-gebruikers. De onderzoeken maken deel uit van een meerjarig onderzoeksprogramma van Politie & Wetenschap naar de zogenoemde kenniswaardeketen: naar het verzamelen, veredelen, valideren, verspreiden, gebruiken en evalueren van kennis. Enkele belangrijke uitkomsten van de beide onderzoeken waren : Stakeholdersonderzoek de stakeholders binnen en buiten de Politieorganisatie staan positief tegenover PKN : ze zien PKN als een praktisch hulp- en communicatiemiddel, als naslagwerk en leerinstrument ; vrijwel alle stakeholders noemen als meerwaarde de efficiency die Politie met PKN bereikt : PKN kan voorkomen dat op 26 plaatsen het wiel opnieuw wordt uitgevonden. ze zien PKN als katalysator voor het standaardiseren van het Politiewerk ; de kernfunctie van PKN ziet men vooral in het toegankelijk maken van kennis voor de Politieman op straat.; velen missen nog dat PKN niet via internet te benaderen is ; veel stakeholders hebben behoefte aan een meer vraaggerichte werkwijze van PKN ; PKN wordt gezien als iets positiefs vóór de Nederlandse Politie, maar nog niet beleefd als iets ván de Nederlandse Politie. Eindgebruikersonderzoek het gebruik is vooral taakgericht; 'just in time' kennisvergaring ; specialisten maken er meer gebruik van dan generalisten ; er zijn grote verschillen in gebruik tussen de verschillende kennisdomeinen ; ouderen gebruiken PKN vaker dan jongeren ; medewerkers die al lang bij de Politie werken gebruiken PKN relatief vaker ; hoe hoger de rang/functie van medewerkers, hoe meer gebruik ; kleinere Korpsen gebruiken PKN relatief vaker dan grotere Korpsen ; 10% gebruikt PKN vrijwel nooit, 5 % weet niet dat het bestaat. studenten worden onvoldoende gestimuleerd om PKN in het onderwijs te gebruiken; door de vele informatiebronnen dreigt informatie-overload ;
46
-
Korpsen moedigen PKN-gebruik op de werkvloer niet actief aan ; het dubbel aanbieden van digitale kennis (regionale intranetten en PKN) werkt verwarrend
Lectoraten Elk Lectoraat heeft een zelfevaluatie ten behoeve van de SKO gemaakt en deze laat o.a. de kennistransfer naar PKN en het onderwijs zien. In 2007 zijn vervolgacties aan de orde.
47
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 6 : ORGANISATIE-ONTWIKKELING EN PERSONEEL
Organisatie-ontwikkeling Nadat de Politieacademie in 2004 haar organisatie volledig opnieuw had ingericht en ingedeeld, met . een nieuwe structuur die per 1 januari 2005 inging, was 2006 een jaar van stabilisatie van deze organisatie-opzet. Alleen per organisatie-eenheid deden zich wijzigingen voor, waarvan een groot deel te maken had met de groei in 2006. Door de enorme groei van Maatwerk bijvoorbeeld werd de span of control voor de directie te groot, reden waarom de directie eind 2006 het plan inbracht om een managementlaag tussen de directie en de medewerkers in het primaire proces in te brengen. De faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap breidde zijn de opleidingscapaciteit (in aantallen FTE’s) uit en bracht wijzigingen aan in haar managementstructuur. Het eerste speelde zich vooral af op het domein recherche, met een de toenemende vraag naar zowel bekostigd rechercheonderwijs uit het samenhangend stelsel als contractonderwijs en maatwerkwerkonderwijs. De managementstructuur wijzigde zich in die zin, dat twee teams tot vier teams zijn omgevormd (met dito teamleiders) bij Geweldsbeheersing en van drie naar vier teams bij Recherche. Ook hier maakt het bereiken van de grenzen van de span of control / span of depth maken dat in beide gevallen nodig. Het CID heeft sinds 2005 1 directeur, waaronder managers van de verschillende organisatieonderdelen vallen. De wijziging in 2006 bestond hier uit uitbreiding van de directie met een hoofd. Aanleiding hiertoe is ook hier weer dat het CID groter is geworden (m.n. doordat lokale facilitaire diensten zijn toegevoegd) en in complexiteit is toegenomen. Ook zal het facilitair management de komende tijd zich in snel tempo verder gaan ontwikkelen, zeker op de nieuwe concernlocatie. De Bestuurs- en Concernstaf evalueerde na circa 1 jaar zijn managementstructuur. Daaruit kwam naar voren dat rol van de coördinatoren niet helder was. Ook bleek dat de directeur, mede gelet op haar andere concerntaken en bredere verantwoordelijkheid aan een te grote groep medewerkers direct leiding gaf. De wijziging is de introductie van de (bij de staf tot dan toe ontbrekende) functie van manager bij de concernstaf . Vanaf 1 januari 2007 maakt verder IPO niet alleen functioneel, maar ook organisatorisch deel uit van de Bestuurs- en concernstaf. Het hoofd van IPO is lid van de directie van de concernstaf. Na de diverse ingrijpende veranderingen en vernieuwingen in primaire taakuitoefening, in organisatiestructuur etc. is eind 2006 binnen de Academie ook het besef gegroeid dat de tijd daar is om de processen, die dwars door de organisatie-eenheden lopen moeten worden ingericht, inrichten, vastgelegd en beheerst. Met andere woorden : de organisatie lijkt eind 2006 toe aan een volgende stap : de invoering van procesmanagement.
48
Personeel Groei Voor de Politieacademie was 2006 een jaar van voortgezette groei. De toegenomen vraag en het aanbod van onderwijs, werving & selectie, kennis, onderzoek en advisering leidde tot een groei van het aantal medewerkers van 1387 in 2005 naar 1586 in 2006, een toename van 14%. Deze groei vroeg ook een grote inspanning van de onderdelen bij het inwerken van nieuwe medewerkers. Het aandeel tijdelijke medewerkers ten opzichte van medewerkers met een vast dienstverband is beduidend toegenomen, dit met het oog op een zo flexibel mogelijk personeelsbestand. De Politieke inbedding van de vraag naar Politieonderwijs draagt ertoe bij dat hierin grote fluctuaties optreden, waarop snel adequaat ingespeeld moet worden. De organisatie bereidde zich in 2006 voor op de voortgaande stijging van studentenaantallen in 2007die in de westelijke locaties al heeft ingezet. Eén van de acties is het grootschalige wervings- en selectieproces, waarvoor Randstad GWS is ingehuurd en wat inmiddels al tot resultaten heeft geleid. : via Randstad zijn vierentwintig nieuwe docenten aangesteld.
Mobiliteit / bureau Perspectief Het interne mobiliteitsbureau “Perspectief” is per 1 april 2006 van start gegaan. Het Bureau heeft tot taak vacaturecoördinatie en -begeleiding, loopbaanbegeleiding en de registratie van de van de informatie daarover.. In 2006 zijn er 230 interne- en 146 externe vacatures opengesteld binnen de Politieacademie. Bij 71 vacatures ging het daarbij om vacatures die formatief- en begrotingstechnisch gecontroleerd moesten worden en waarover een advies aan het College van Bestuur uitgebracht is. Bij de openstelling van de vacatures zijn 27 CV’s uit de database van Bureau Perspectief doorgestuurd naar de onderdelen. 7 CV’s kwamen uit de diversiteits groep. Voor de werving van ICT-ers zijn in de maand oktober 42 CV's doorgestuurd naar het onderdeel waarvan er 11 zijn opgenomen in de briefselectie. Begin 2006 zijn eerst de bestaande regelingen en procedures op het gebied van werving en selectiebeleid geïnventariseerd en ongevormd tot een eenduidig organisatie-breed vacaturebeleid, waarin een soepele afhandeling van vacatures en aandacht voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de aanwezige medewerkers voorop staan. Daarmee had het intern bureau ook een duidelijke basis. Er zijn in 2006 2 plaatsingsadviezen uitgebracht. Er is uiteindelijk 1 kandidaat feitelijk geplaatst. In 2006 zijn er 29 loopbaanbegeleidingtrajecten geweest waarvan er 17 afgerond zijn. Hiervan hebben 2 trajecten geleid tot externe plaatsing / detachering. Er zijn 8 medewerkers intern van functie veranderd. De overige medewerkers besloten tot continuering in hun eigen functie.
Formatie en Inrichting Doel dit jaar was vanuit de invoering van competentiemanagement aan te sluiten bij de landelijke ontwikkelingen op het gebied van competentietaal en functiegebouw. In 2006 is de laatste hand gelegd aan de invoering en uitreiking van de functieprofielen. Bij 16 functies heeft er een doorontwikkeling van het activiteitenprofiel plaatsgevonden in 2006. Bij het docentenprofiel is besloten ICT-competenties toe te voegen. De verwachting is dat dit op termijn ook met andere specifieke competenties zoals internationalisering en digitale opsporing zal gebeuren. Op grond van de afspraken om functieonderhoud toe te passen voordat transitie naar het functieprofiel plaatsvindt, is uitvoering gegeven aan 58 verzoeken tot functieonderhoud en functiewaardering binnen de verschillende organisatie-eenheden. Hiermee kan worden vastgesteld dat is voldaan aan het in 2005 geformuleerde uitgangspunt, dat het competentiemanagement niet dient te leiden tot een opwaartse druk van de loonsom. De Politieacademie volgt de ontwikkelingen rond het maken van een landelijk functiegebouw op de voet. De manier waarop de specifieke functies van de Politieacademie worden ingepast in het landelijk functiegebouw is nog niet bepaald.
49
Competentiemanagement 2006 stond in het teken van ervaring op doen met de nieuwe instrumenten in de gesprekkencyclus. Politieacademiebreed is 81,5% van alle leidinggevenden en medewerkers getraind op vooral de startgesprekken. De deelnemers aan trainingen en de gevoerde startgesprekken zijn geregistreerd in PIMS en hierover zijn maandelijks rapportages uitgebracht. Volgend op de startgesprekken voeren medewerkers vervolggesprekken en POP gesprekken met hun leidinggevenden. Niet alle startgesprekken zijn al in 2006 afgerond, zodat de gesprekkencyclus doorloopt in 2007. Er is veel tijd besteed aan een voor medewerkers zorgvuldige voorbereiding van de overgang van de oude functiebeschrijvingen naar de nieuwe functieprofielen. In de eerste helft van 2007 krijgen alle medewerkers formeel hun nieuwe profiel uitgereikt. Vanaf dat moment heeft de Politieacademie in plaats van ruim 300 functiebeschrijvingen nog maar 61 functieprofielen. De ervaringen met de invoering van competentiemanagement werden in 2006 gemonitord en geëvalueerd. De evaluaties van alle gegeven trainingen zijn afgerond. Gedurende het jaar is er voortdurend afstemming geweest met de organisatie onderdelen en is ook het overleg met de personeelsconsulenten geïntensiveerd. Daarnaast zal er begin 2007 een gestructureerde evaluatie van de startgesprekken uitgevoerd worden. In 2006 is er ook deelgenomen aan landelijke ontwikkelingen rondom competentiemanagement zoals de ontwikkelingen voor een Politiebrede competentietaal en een model voor POP gesprekken. Intern zijn er diverse P-instrumenten doorontwikkeld en zijn de instrumenten en regelingen aangepast op de landelijke ontwikkelingen.
Professionalisering Professionalisering docenten De Politieacademie heeft besloten de eisen ten aanzien van docentcompetenties aan te scherpen. Voor alle docentfuncties geldt naast de eerder al vastgestelde noodzaak tot het behalen van de PDA ook een functiegerelateerde HBO diploma eis. Afspraak is dat er Politieacademiebreed een professionaliseringstraject wordt ontwikkeld voor docenten gericht op de HBO kwalificatie. Hierover vindt overleg plaats met de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Dit traject omvat een pedagogisch-didactische minor, die onderdeel kan vormen van een volledige hbo-opleiding. Het traject start in september 2007. De hbo-opleiding betreft een voor het onderwijs, taakveld en de persoonlijke ontwikkeling van de docent relevante opleidingsrichting.. De HBO-diploma-eis biedt kansen voor zittend personeel : inmiddels hebben meer dan 50 docenten initieel onderwijs een POP geschreven met een HBO-traject, en zijn 25 docenten initieel onderwijs feitelijk begonnen met een HBO-opleiding. Van het huidige docentenkorps initieel onderwijs heeft 43% al een HBO-opleiding of hoger achter de rug.
West Zuid Noordoost Totaal
Aantal docenten/LPB 97 77 99 273
docenten/LPB met HBO/WO 44 26 48 118
in % 45% 34% 48% 43%
gestart met HBO/WO 10 9 6 25
118 docenten en leerprocesbegeleiders hebben een afgeronde HBO- of WO-opleiding Pedagogisch Didactische Aantekening (PDA) In 2006 is de PDA verder bijgesteld door de uitgangspunten van het Politieonderwijs beter te integreren o.a. in de vorm van werken met leeropdrachten en inzet van Blackboard als e- learning omgeving voor deelnemers aan het PDA traject. Hierbij is er samengewerkt met docentbegeleiders van de Faculteiten. Ook zal de PDA in de toekomst worden afgesloten met een proeve van bekwaamheid. Bij de verdere ontwikkeling vindt samenwerking met de LOKmar plaats. Zij gaan ook deelnemen aan de PDA. In 2006 hebben 116 docenten deelgenomen aan de PDA en zijn er 49 geslaagd. De trajecten lopen door in 2007. Naast de PDA hebben er in 2006 ook nog andere
50
professionaliseringstrajecten voor docenten gelopen. Dit gaat o.a. om trajecten gericht op ICT deskundigheid of de training ‘de docent als coach‘ (domein verkeer FBPL). Professionalisering Micros VIP Er is in 2006 een start gemaakt met de certificering en professionalisering van de 108 actieve Microsgebruikers. In 2006 hebben 26 medewerkers deelgenomen. Voor het professionaliserings- en certificeringstraject Micros+ is in 2006 een Blackboardsite ontwikkeld. Voor nieuwe medewerkers van de studentenadministraties wordt in samenwerking met het MKT een afzonderlijk programma ontwikkeld dat direct bij de start op de werkplek uitgevoerd kan worden. Instrumenten Professionalisering In 2006 is er een interactieve professionaliseringswebsite ontwikkeld en is het competentiemodel van Schouten en Nelissen binnen Perspectief onderzocht op bruikbaarheid. De professionaliseringssite geeft de medewerker de mogelijkheid zichzelf, via het zoeken naar professionaliseringsmogelijkheden, te ontwikkelen. De site heeft de naam “Ontwikkel jezelf” gekregen en is ontwikkeld door de productgroep P&O in samenwerking met Kennisnetwerk, afdeling Leren & ICT. In november is een organisatiebrede gebruikerstest gehouden waaraan 6 verschillende afdelingen en 11 verschillende functiehouders deelnamen. In 2007 wordt de site zowel technisch als inhoudelijk verbeterd en is de verwachting dat de site “Ontwikkel jezelf” in het tweede kwartaal operationeel wordt.
Arbeidsomstandigheden Ziekteverzuim Het ziekteverzuim liet ondanks de grote inspanning van de organisatie een dalende trend zien en daalde van 6,88% in 2005 naar 5,75% in 2006. De verzuimfrequentie heeft zich van 1,32 in 2005 naar 1,20 in 2006 ontwikkeld. Voor nagenoeg alle onderdelen geldt in 2006dat het verzuimpercentage voor het grootste deel bepaald wordt door het percentage lang verzuim. Ook blijkt dat bij toenemende leeftijd de gemiddelde meldingsfrequentie afneemt. Het verzuimpercentage neemt echter toe bij toenemende leeftijd. Uitzondering hierop is de leeftijdsgroep van 60 tot 65 jaar. Zowel het verzuimpercentage als de meldingsfrequentie van de vrouwen is hoger dan die van de mannelijke medewerkers. Uit de over 2006 verzamelde gegevens blijft dat wanneer een verzuimende medewerker een werkgerelateerde klacht aangeeft, dit vooral klachten op het gebied van de werkhoeveelheid en werkomgeving / klimaat betreffen. De meest voorkomende diagnosegroepen zijn psychische aandoeningen en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Deze aandoeningen worden in 60% van de, door de bedrijfsarts, begeleide verzuimen gesteld. Indien er sprake is van een arbeidsgebonden aandoening ligt de oorzaak in 69% van de gevallen op het mentale en psychosociale gebied. Het betreft hier vooral overbelasting en werkdruk. Pilot Ziekteverzuim Het verlagen van het ziekteverzuim en het aantal meldingen per medewerker was voor 2006 een aandachtspunt. Daarom is er een pilot gestart bij diverse grote organisatie-eenheden. Het doel van de pilot ziekteverzuim is maximaal 6% verzuim in 2007, 5,5 % in 2008 en 5% in 2009. Elk onderdeel heeft daarin zijn eigen accenten, bijvoorbeeld de training van medewerkers en leidinggevenden, v verandering van cultuur, beloning van geen verzuim, inschakeling van een “belverpleegkundige”, etc. Evaluatie van de pilotresultaten vindt plaats in de loop van 2007. Fit & Vitaal Het jaar 2006 stond wat Arbo betreft voor een belangrijk deel in het kader van het project Fit & Vitaal. Binnen de Politieacademie is er voor gekozen dit project vorm te geven door de medewerkers een conditietest aan te bieden. De testen zijn in april en mei verzorgd door het bedrijf Active Living op alle locaties van de Politieacademie. Het project is gepromoot door het uitdelen van Fit & Vitaal T-shirts en, flesjes gezond Fit & Vitaal bronwater. Van de mogelijkheid om op vrijwillige basis gebruik te maken van de testen hebben 908 medewerkers van de Politieacademie gebruik gemaakt. Alle medewerkers hebben na de test een scorekaart ontvangen met gegevens over hun conditie. Deze gegevens vormen de input voor de “herkeuringen” welke gepland staan in 2007. Alle medewerkers die in 2006 aan de test hebben deelgenomen hebben ook een bonus van € 100, - bruto ontvangen. Arbodienstverlening In het voorjaar is het contract met de Arbodienst Achmea Arbo zodanig aangepast dat de bijdrage van de Arbodienst aan het terugdringen van verzuim en het ontwikkelen van beleid nader benoemd is.
51
Tevens zijn een aantal prestatie indicatoren in het contract opgenomen. Ook is er veel werk verricht om de facturering op organisatieniveau te doen plaatsvinden. Aanleiding hiertoe vormde de wens van de consulenten om meer zicht te krijgen op de kosten van Arbozorg. In oktober heeft er een voorlichtingsdag aan OR- en OC-leden plaatsgevonden. Tijdens deze dag is de nieuwe Arbo wetgeving per 1-1-07 toegelicht en was de rol van de Arbodienst in relatie tot de OR onderwerp van gesprek. De dag werd door 30 medezeggenschappers bezocht. Risico Inventarisaties & Evaluaties (RI&E) en Onderzoeken Binnen de locaties Rotterdam en Eindhoven is een RI&E uitgevoerd. Voor de locatie Seminarielaan is er een opzet voor een RI&E gemaakt en op de locatie Ossendrecht zijn Taak Risico Analyses gemaakt, die de risico’s in kaart brengen die verbonden aan de opleidingen die daar gegeven worden. Binnen de meeste locaties zijn werkplekonderzoeken uitgevoerd, meestal op advies van de bedrijfsarts. Arbocommissies Op de meeste locaties functioneren Arbocommissies, te weten in Rotterdam en Eindhoven, Ossendrecht, Amsterdam en op de Seminarielaan. Arbocommissies vormen een belangrijke schakel in de Arbobeleidscyclus. Zij houden de vinger aan pols inzake de uitvoering van het Plan van aanpak dat volgt op de RI&E en vormen het aanspreekpunt voor Arbo knelpunten. Op de locaties Visionpark, Zutphen en Warnsveld, Den Haag, en Lelystad waren in 2006 geen Arbocommissies werkzaam. Keuring IBT docenten In het najaar van 2006 is de keuring van IBT docenten (in 2007) bij Sport Medisch Centrum Papendal voorbereid. Aan deze fysiek zware keuring nemen circa 100 IBT docenten deel. Arbeidsinspectie In oktober heeft de Politieacademie bezoek gehad van de Arbeidsinspectie. Dit bezoek vond plaats in het kader van een inventarisatie naar de arbeidsomstandigheden binnen de (semi)overheid. De inspecteur van de Arbeidsinspectie had opmerkingen over het ontbreken van de RI&E op een aantal locaties en over het ontbreken van registratie van (bijna)ongevallen op sommige locaties. Tevens hechtte hij veel waarde aan het informeren van medewerkers over de gevaren verbonden aan het werk, zoals RSI bij beeldschermwerk. Dit heeft ertoe geleid dat besloten is voor de concernlocatie, waar het meeste beeldschermwerk plaatsvindt, een RI&E uit te voeren in 2007.
Welzijn en omgangsvormen Bedrijfsmaatschappelijk werk In 2006 hebben 4 professionals van het GIMD het bedrijfsmaatschappelijk werk binnen de Politieacademie verzorgd. Hun belangrijkste doel was een actieve bijdrage te leveren aan het reduceren van het ziekteverzuim binnen de Politieacademie. In 2006 zijn er 107 medewerkers begeleidt door het bedrijfsmaatschappelijk werk, dit is 6,5% van de personeelsleden. 34 cliënten zijn aangemeld vanuit het SMT of door de bedrijfsarts, maar een veel grotere groep (73) zoekt op eigen initiatief of op advies van de leidinggevende preventief het gesprek met de bedrijfsmaatschappelijk werkster. Met 22 personeelsleden is een plan van aanpak uitgewerkt ten behoeve van de reïntegratie. Onderwerpen waarvoor leidinggevenden de bedrijfsmaatschappelijk werkster consulteren zijn het omgaan met lastige medewerkers, het omgaan met zieke medewerkers, de valkuilen en knelpunten van een “sandwich-functie”, beleidsontwikkeling en teambuilding. In 2006 heeft dit 11 keer geleid tot een coachings / adviestraject. In 2006 heeft er twee maal een interventie plaatsgevonden ten behoeve van traumaopvang in teamverband. Sociaal Voorzieningenfonds Het Bedrijfsmaatschappelijk werk geeft onafhankelijke adviezen voor het Sociaal Voorzieningenfonds. In 2006 is er 6 keer een advies uitgebracht door het bedrijfsmaatschappelijk werk over aanvragen. In 2006 zijn er 3 leningen aan medewerkers verstrekt die alle drie ook in 2006 weer zijn afgelost. Het totaalbedrag van de uitbetaalde en afgeloste leningen in 2006 bedroeg € 25.000, -. Vertrouwenspersoon De centrale vertrouwenspersoon heeft eind 2006 de Politieacademie verlaten. De laatste periode van 2006 is zij vervangen en er is een vacature opengesteld voor haar opvolging die naar verwachting in
52
maart 2007 ingevuld zal worden. Op 31 december 2006 waren er 18 vertrouwenspersonen actief en waren er 6 vacatures. Het netwerk van vertrouwenspersonen kwam zes keer bij elkaar. Tijdens deze bijeenkomsten werd, behalve het normale werkoverleg, aandacht besteed aan professionalisering en intervisie. Een van deze bijeenkomst is een tweedaagse trainingsbijeenkomst die in het teken stond van teambuilding en een training communicatie en feedback. De centrale vertrouwenspersoon heeft deelgenomen aan de diverse landelijke overleggen van centrale vertrouwenspersonen van de Politie. In 2006 zijn er ongeveer 147 meldingen bij de vertrouwenspersonen binnen gekomen en heeft de klachtencommissie een klacht behandeld die ging over discriminatie. Trainingen gewenste omgangsvormen In 2006 zijn er drie trainingen gegeven voor leidinggevenden gewenste omgangsvormen. Deze trainingen werden verzorgd door het bureau Bezemer en Kuiper en een dagdeel daarvan werd verzorgd door de (waarnemend) centrale vertrouwenspersoon. Er namen ongeveer 351 leidinggevenden deel aan deze drie trainingen. In 2007 zijn er voor de drie groepen nog intervisiebijeenkomsten ingepland.
Arbeidsvoorwaarden & Rechtspositie Arbeidsrechterlijke bezwaar- en beroepzaken In 2006 heeft het College van Bestuur in totaal 17 bezwaarschriften ontvangen van medewerkers die het niet eens waren met het arbeidsrechterlijke besluit dat zij hadden ontvangen. Van deze 17 bezwaren zijn er door bemiddeling van de arbeidsjurist 9 tussentijds opgelost en zijn er 8 ter advies voorgelegd aan de Bezwarenadviescommissie van de Politieacademie. Van de 8 behandelde bezwaarschriften heeft de Bezwarenadviescommissie voor 3 aangegeven dat zij geen grond zien voor heroverweging van het besluit, voor 4 dat er wel grond is voor heroverweging en 1 bezwaar is verdaagd naar 2007. Gedurende het jaar 2006 zijn er 3 rechtszaken geweest bij de bestuursrechter. Digitaal Reiskosten Declaratiesysteem (DRD) In de CAO 2005 – 2007 is afgesproken dat de vele bestaande regelingen en regionale afspraken over vergoedingen voor het woon- werkverkeer per 1 januari 2007 zouden vervallen en worden vervangen door één doorzichtige en landelijk geldende reisregeling. Omdat dit een toevloed aan reisdeclaraties betekent is er samen met Centric in 2006 een digitaal reiskostendeclaratie-systeem ontwikkeld, dat per 1 januari 2007 is ingevoerd. Regionaal georganiseerd overleg (RGO) In 2006 heeft er 3 keer een overleg plaatsgevonden tussen de Politieacademie en de in het RGO vertegenwoordigde vakorganisaties. Centraal daarbij stond de ontwikkeling dat het RGO mogelijk met ingang van 1 januari 2007 buiten werking zou worden gesteld. In het verband hiermee zijn in overleg met het RGO de binnen de Politieacademie geldende rechtspositionele regelingen geïnventariseerd. De opschorting van het RGO was aanleiding voor een herijking van het overleg met de Ondernemingsraad, waartoe een eerste is gemaakt op een themadag Arbeidsvoorwaarden en Rechtspositie voor de OR in december 2006. Stagiaires Er is in 2006 een regeling ingevoerd om binnen de Politieacademie op eenduidige wijze om te gaan met stageverzoeken van onderwijsinstellingen en studenten.
Sociale Zekerheid Wijzigingen in de Pensioenregeling vanaf 1 januari 2006 Op 1 januari 2006 zijn de prepensioenregelingen (de FPU, de AFUP algemeen en de AFUP specifiek) komen te vervallen voor degenen die na 1 januari 1950 zijn geboren. Hiervoor in de plaats is het ABP Keuze Pensioen gekomen. De Levensloopregeling
53
De levensloopregeling is op 1 januari 2006 ingegaan. Bij de Politie kan levensloopregeling gebruikt worden om de prepensioenregeling gedeeltelijk te vervangen. Door deze voorziening kan er geld gespaard worden om voorafgaand aan het ouderdomspensioen een periode van verlof te financieren. Hiervoor ontvangt iedere medewerker een algemene levensloopbijdrage van 0,45%. De executieve medewerker ontvangt tevens andere nieuwe toelages: • De toelage bezwarende functies (TBF) van 1,6% (tot max. 25 dienstjaren en maximaal schaal 11). • De inhaaltoelage bezwarende functies (iTBF) (% is individueel berekend door het ABP). Het aantal werknemers van de Politieacademie dat zich aangemeld heeft voor de levensloopregeling is 278. Hiervan hebben 3 werknemers bij een andere organisatie dan Loyalis de levensloopregeling afgesloten. De 278 medewerkers (17,9%) kunnen onderverdeeld worden in 175 executieven en 103 niet-executieven. Kosten in 2006 van de levensloopregeling: Overzicht 2006 Aantal medewerkers iTBF 357 TBF 166 Algemene levensloopbijdrage 1556
Kosten € 1.092.227,56 € 104.398,98 € 246.050,28
WW / BWW In 2006 zijn er 9 ex-werknemers bijgekomen die een wettelijke werkloosheidsuitkering bij het UWV en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering bij Loyalis aangevraagd hebben. Er zijn in 2006, mede dankzij het inzetten van een reïntegratiebureau, 16 ex-werknemers uit de WW/BWW gestroomd. En van de nieuwe instroom van 9 zijn er inmiddels alweer 5 uitgestroomd. Eind 2006 is het aantal exwerknemers dat een WW/BWW uitkering ontvangt 13. Vanuit de WAO-herschattingsbesluit zijn 2 exwerknemers in de WW ingestroomd. De kosten van de wettelijke- en de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen in 2006 bedroegen € 271.733,68 (in 2005: € 352.420,30). Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) Op 1 januari 2006 is de WAO vervangen door de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de WIA. Bij de WIA gaat het vooral om terugkeer naar werk te stimuleren. Werknemers die na 1 januari 2004 ziek zijn geworden gaan onder de WIA vallen. In 2006 zijn 5 medewerkers van de Politieacademie voor de Wet WIA gekeurd met als resultaat: • < 35 % 1 werknemer Æ geen uitkering • 35 – 80 % 2 werknemers Æ WGA uitkering • > 80 % 2 werknemers Æ WGA uitkering (geen IVA) CZ-Politie Zorgpolis Op 1 januari 2006 is het verschil tussen ziekenfonds- en particuliere verzekering verdwenen. Ook zijn de ziektekostenregelingen voor alle ambtenaren, waaronder ook de DGVP, komen te vervallen. Om te komen tot een collectieve ziektekostenverzekering voor alle Politieambtenaren en hun gezinsleden is er een aanbestedingsprocedure in gang gezet. CZ- Politie Zorgpolis heeft de aanbesteding gegund gekregen. Om alles in goede banen te leiden voor alle medewerkers van de Politieacademie is er een eigen helpdesk opgezet binnen Bestuurs- en Concernstaf. De eerste paar maanden van 2006 is hier zeer veelvuldig gebruik van gemaakt.
54
Kerncijfers 2006 Formatie ontwikkeling in fte 2002 – 2006
Jaar Fte per 31-12 Groei / afname
2002 1286,94 -
2003 1255,69 - 31,25
2004 1242,25 + 13,44
2005 1315,54 + 73,29
Aantal medewerkers per 31-12-2006 Organisatie-eenheid B&C CCM CID FAP FBPL KNW LECD MW SPL Totaal
Man 45 72 113 250 268 81 1 79 4 913
Vrouw 48 133 99 162 100 53 9 62 7 673
Totaal 93 205 212 412 368 134 10 141 11 1586
Verhouding voltijd – deeltijd personeel in aantal medewerkers per 31-12-2006 Organisatie-eenheid Voltijd Deeltijd Totaal B&C 66 26 92 CCM 122 84 206 CID 144 68 212 FAP 293 119 412 FBPL 292 76 368 KNW 104 30 134 LECD 4 6 10 MW 110 31 141 SPL 6 5 11 Totaal 1141 445 1586
Ontwikkeling aantal medewerkers naar functie per 31-12-2005 en 31-12-2006 Organisatie-eenheid B&C CCM CID FAP FBPL KNW LECD MW SPL Totaal
31-12-2005 Docenten Overig 81 172 215 198 173 173 133 4 115 13 29 72 9 404 983
Totaal 81 172 215 371 306 119 13 101 9 1387
55
31-12-2006 Docenten Overig 93 205 212 232 180 214 154 2 132 10 43 98 11 491 1095
Totaal 93 205 212 412 368 134 10 141 11 1586
2006 1503,44 + 187,90
Ontwikkeling tijdelijk personeel in % van het personeelsbestand Organisatie-eenheid B&C CCM CID FAP FBPL KNW LECD MW SPL Totaal
2004 3,8% 11,7% 0,6% 0,7% 0,7% 2,0% 18,2% 4,2% 12,5% 2,9%
2005 7,7% 15,1% 0,9% 1,3% 2,6% 5,0% 15,4% 2,0% 22,2% 4,0%
2006 12,9% 28,3% 3,3% 10,7% 12,0% 14,9% 10,0% 14,2% 27,3% 14,9%
Ontwikkeling leeftijdsopbouw personeel in aantal medewerkers Leeftijd < 30 30-39 40-49 50-59 >=60 Totaal
2004 106 285 485 421 11 1308
2005 117 299 496 453 22 1387
Ontwikkeling salarisschalen in aantal medewerkers Salarisschalen op 31-12-2006 2004 1 t/m 5 225 6 t/m 9 586 10 t/m 12 437 13 t/m 14 39 15 t/m 16 18 17 en hoger 3 Totaal 1308
2006 147 380 501 522 36 1586
2005 234 653 441 37 17 5 1387
2006 273 755 491 44 18 5 1586
Interne en externe vacatures Onderdelen
Intern tot mei
Intern mei
Intern juni
Intern juli
Intern aug.
Intern sept.
Intern okt.
Intern nov.
Intern dec.
Intern jan. - dec. 2006
2 9 4 19 17 0 0 1 3 4 59
3 1 0 4 5 0 0 0 0 3 16
1 7 3 5 5 1 0 0 3 1 26
0 8 3 3 14 1 1 0 4 3 37
1 0 0 5 3 0 0 0 0 0 9
1 1 3 2 2 0 0 0 1 2 12
2 1 2 1 5 0 0 0 2 2 15
6 5 6 3 5 0 0 0 1 5 31
3 3 2 4 2 0 0 0 8 3 25
19 35 23 46 58 2 1 1 22 23 230
Opengestelde Maand B&C CCM CID FAP FBPL SPL LECD IPO MAATWERK KNW Totaal aantal vacatures
De Politieacademie streeft naar 5% allochtone medewerkers in het personeelsbestand en 2 allochtone docenten per docententeam. In 2006 is gestart met het aanleggen van een database voor belangstellenden, ook vanuit de diversiteitsgroepen, die zich willen inschrijven voor een baan bij de Politieacademie. De personele bezetting bestond voor ruim 40% uit vrouwen, van dit percentage vervulde 11% een functie in schaal 10 en hoger. In 2006 is de intervisiegroep voor vrouwen (COIN) voortgezet.
56
Onderdelen
Extern tot mei
Extern mei
Extern juni
Extern juli
Extern aug.
Extern sept.
Extern okt.
Extern nov.
Extern dec.
Extern jan. - dec. 2006
4 8 4 11 15 0 0 0 1 1 44
0 1 2 6 4 0 0 0 0 3 16
0 1 2 2 5 1 0 0 1 2 14
1 1 6 0 12 0 0 0 2 1 23
0 0 0 5 2 0 1 0 2 0 10
0 2 3 1 0 0 0 0 0 1 7
2 0 1 0 5 0 0 0 1 1 10
1 0 4 0 5 0 0 0 0 1 11
0 1 1 3 4 0 0 0 0 2 11
8 14 23 28 52 1 1 0 7 12 146
Opengestelde Maand B&C CCM CID FAP FBPL SPL LECD IPO MAATWERK KNW Totaal aantal vacatures
Ziekteverzuim – verzuimklachten
Moeheid / spanningen 11%
Overig 14% Hoofdpijn 13%
Maag / darm 19%
Luchtwegen / KNO 14%
Koorts 17%
Bewegingsapparaat 11%
Ziekteverzuim – Werkgerelateerde klachten Arbeidssituatie Werkplekinrichting Lawaai / trillingen Werkhoeveelheid Werkomgeving / klimaat Lichamelijke belasting Werktijden Organisatie werk Geestelijke belasting Arbeidsverhoudingen Overig Totaal
Aantal
Percentage
<4 <4 25 18 <4 10 5 13 13 91
27 20
11 5 14 14 100
Percentage Achmea* 7 1 13 17 2 2 13 7 16 22 100
Ontwikkeling ziekteverzuim en frequentie Ziekteverzuim Ziekteverzuim-percentage Frequentie
Man 5,71% 1,06
2005 Vrouw 9,13% 1,74
Totaal 6,88% 1,32
57
Man 5,14% 1,02
2006 Vrouw 6,81% 1,46
Totaal 5,75% 1,2
Medezeggenschap In 2006 was de OR nauw betrokken bij de verdere ontwikkelingen rond de huisvesting. Vooral t.b.v. van de verbouw en nieuwbouw van de Concernlocatie De Weijert werd er veel overleg gevoerd. In verband met het thema Inspirerend Samenwerken werd er op een aantal locaties van andere bedrijven gekeken, om te zien hoe daar aan dit concept bouw- en inrichtingstechnisch gestalte is gegeven. Een ander belangrijk thema was de HBO-diploma eis die bij de werving van nieuwe docenten gehanteerd gaat worden. Ook voor al bij de Politieacademie werkende docenten is er de wens deze naar een HBO-niveau te brengen. Hiervoor is een ambitieus professionaliseringsplan in ontwikkeling. De ondernemingsraad heeft in dit kader aangedrongen op passende en ruimere studiefaciliteiten, die ook niet uitsluitend voor de docenten van toepassing zou moeten zijn. In juni waren er verkiezingen voor de OR en drie (van de zeven) OC’s. Op 6 juli werd de nieuwe OR geïnstalleerd door de voorzitter van het College van Bestuur. De oude OR werd bedankt voor haar bewezen diensten en van haar taken ontheven. Door de verkiezingen werd de raad behoorlijk vernieuwd. Het Dagelijks Bestuur werd uitgebreid van vier naar vijf leden. Hierdoor is een brede vertegenwoordiging van de vakbonden gerealiseerd en een groot draagvlak ontstaan. Acht leden van de oude OR werden opgevolgd door nieuw gekozen OR leden. Zeven OR leden zijn inmiddels aan hun tweede of derde periode van drie jaar begonnen. Van de zeven OC’s is ongeveer de helft van de zittende leden vervangen door nieuwe leden. De nieuwe OR is in augustus van start gegaan. De nieuwe medezeggenschappers werden op een scholingsdag door de “oud” secretaris ingewijd in de geheimen van de medezeggenschap, toegesneden op de omgeving van de Politieacademie. In 2006 zijn er zes OR vergaderingen gehouden en vijf Overlegvergadering met het CvB. Belangrijke thema’s die - vaak meerdere keren - aan de orde waren zijn o.a. de huisvesting in het algemeen en van de Concernlocatie De Weijert in het bijzonder. Ook competentiemanagement kreeg ruim aandacht in de vergaderingen. In verband met vertraging van de trainingen, de startgesprekken en de beschrijving van de functieprofielen is de invoeringsdatum uitgesteld tot 1 juli 2007. De verzuimcijfers van de Politieacademie worden door Achmea aangeleverd. Deze belangrijke P&O aangelegenheid wordt herhaaldelijk besproken en hebben inmiddels geleid tot een aantal pilots om het ziekteverzuim te beheersen. Een belangrijk agendapunt van het overleg tussen het College van Bestuur en de ondernemingsraad was een aantal keren het Werving- en Selectiebeleid van de Politieacademie. Een leidend uitgangspunt van de OR in dit beleid is steeds geweest: loopbaankansen voor eigen medewerkers. Inmiddels is de notitie Werving en Selectiebeleid Politieacademie vastgesteld. Binnen de OR zijn er vier commissies (Personeel &Organisatie, Financien. & Beleid, Kwaliteit-ARBOMilieu en Onderwijs &Kennis) actief. Daarnaast zijn er commissies m.b.t. Diversiteit en Veiligheid waarin de OR vertegenwoordigd is. Voor de professionalisering en de onderlinge verbinding zijn er in 2006 twee scholingsdagen voor de Medezeggenschap georganiseerd.
58
JAARVERSLAG 2006 POLITIEACADEMIE
HOOFDSTUK 7 : STRATEGIE EN SAMENWERKING 1.
Strategie
Strategisch beleidsplan 2006-2010 Het meerjarig beleids- en actieplan is de afgelopen jaren een terugkerend onderdeel van de Planning & Controlcyclus van de Politieacademie. In die jaren is er een steeds sterkere nadruk komen te liggen op sturing op te behalen resultaten. In 2005 heeft het CvB daarom een Strategisch beleidsplan 20062010 vastgesteld, dat volledig bestaat uit een omschrijving van te behalen resultaten, gekoppeld aan 6 strategische doelen. De jaarplannen en begrotingen van de organisatie-eenheden zullen vanaf 2006 jaarlijks de acties beschrijven, die op het bereiken van deze Politieacademiebrede resultaten gericht zijn en wat die kosten. Voorafgaand aan het opstellen van het nieuwe strategisch plan is het Beleids- en Actieplan 2004-2007 geëvalueerd, door na te gaan welke doelen zijn bereikt, welke acties zijn afgerond, welke er nog lopen, wat er inmiddels bijgekomen is en wat verwacht wordt dat er nog bijkomt voor de komende jaren. Het CvB heeft de missie van de Politieacademie, als overkoepelende omschrijving van haar bestaansreden, ge(her)formuleerd.
2.
Samenwerking
De laatste jaren wordt het aantal strategische samenwerkingsrelaties van de Academie (vaak in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst of een intentieverklaring) steeds groter. Dit weerspiegelt de voortgaande verbreding van het veiligheidsdomein en de verdergaande vermaatschappelijking van de Politie. Regulier onderwijs 6 ROC’s en 3 hogescholen bij de uitvoering van het initieel onderwijs. Met de invulling van de kennisfunctie ook de universitaire wereld ; met name de lectoren. Het Lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde met het NIZW, de Universiteit Tilburg, het WRR, het IPIT, de Universiteit Nijmegen, het SMVP, Instituut Clingendael en AEF. Daarnaast is in 2006 samengewerkt met de Universiteit Utrecht, het SGBO, Verdiwel en TNO. Binnen het Lectoraat Openbare Orde & Gevaarbeheersing (OO&G) is er samenwerking met Onderzoek- en adviesgroep Beke Arnhem, Defensieacademie en deelname in de kenniskring van TNO Technische Menskunde en van het Nibra. De lector is lid van de adviescommissie veiligheid van de KNVB. Samenwerking Radboud : 2 dissertaties in 2006 verschenen : van A. Doornbos “workrelated Learning” en van M. de Laat over “Networked Learning””. Veiligheidsplatform kennisinstellingen Op initiatief van Politieacademie, NIBRA en HBO-Raad is in het kader van integrale veiligheidszorg het “Veiligheidsplatform Kennisinstellingen” opgestart. Onder de paraplu van dit bestuurlijk platform zullen de deelnemers afspraken over onderlinge samenwerking maken en uitvoeren, ondersteund door het Nederlands Veiligheids Net (NVN). Het gaat hier over creatie, onderlinge uitwisseling en verspreiding van kennis over veiligheidsvraagstukken. Koninklijke Marechaussee In 2004 hebben Politieacademie en Koninklijke Marechaussee (Kmar) een intentieverklaring tot samenwerking ondertekend. In 2005 heeft dat resultaten gebracht. Medewerkers van de KMar nemen deel aan Politieonderwijs en Politiemedewerkers maken gebruik van onderwijs bij het Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMar (LOKKMar, voorheen OCKMar). Voorbeelden van Politieonderwijs waaraan medewerkers van de KMar deelnemen, zijn opleidingen op het gebied van
59
zeden, vuurwapens, financieel rechercheren, algemene recherche en verdovende middelen. Voorbeelden van KMar-onderwijs waaraan Politiefunctionarissen deelnemen, zijn cursussen op het terrein van documenten, grensbewaking en vreemdelingentoezicht. Doelstelling is om het onderwijs betreffende recherche, drugs en zeden exclusief bij de Politieacademie te laten plaatsvinden en het onderwijs op het gebied van documenten, grensbewaking en vreemdelingenrecht exclusief bij de KMar te beleggen. Ook gevaarsbeheersing is een domein waarop de Academie en Kmar samenwerken : eind vorig jaar is een pilot ME uitgevoerd voor een groep van 40 studenten, waarvan 20 afkomstig van de Kmar. Politieacademie en KMar inventariseren de mogelijkheden tot het over en weer benutten van elkaars infrastructuur. Het gaat dan om medegebruik van bijvoorbeeld de locatie Kleiberg van de Politieacademie te Apeldoorn (ligging in de directe nabijheid van de KMar) en van de locatie Ossendrecht van de Politieacademie, waar faciliteiten als het oefendorp, oefenperron etc. aanwezig zijn. De KMar en de Politieacademie wisselen bestaande kennis uit op het gebied van internationale Politiemissies, terreurbestrijding, grootschalig optreden, opsporing, documenten en explosieven. Dit gebeurt door docentenuitwisseling, gezamenlijke themadagen en conferenties, via PKN, etc. Politieacademie en Kmar werken vooral heel concreet samen bij de uitvoering van onderdelen van het postinitieel onderwijs op de diverse domeinen (recherche, gevaarsbeheersing) Nederlands Forensisch Instituut, Hogeschool en Universiteit van Amsterdam De Politieacademie en deze drie partijen werken op het gebied van Forensische Kennis (en opleidingen) veelal al op billaterale basis samen. Verdergaande samenwerking kan een belangrijke meerwaarde opleveren en een bijdrage leveren aan de opsporing en vervolging, door te voorzien inin de grote vraag naar forensisch-technische specialisten. Partijen zullen in 2007 een convenant aangaan, waarin ze hun intenties tot een dergelijke samenwerking bezegelen.. De intenties zijn o.a. gericht op de totstandkoming van een vooraanstaand expertisecentrum op het gebied van Forensische Wetenschappen. Ook sluiten de opleidingen op elkaar aan : de bacheloropleiding Forensisch Onderzoek (HvA) geeft b.v. toegang tot de Masteropleiding Forensisch Technisch Recherchekundige van de Politieacademie. Civiel-militaire samenwerking met Defensieacademie en NIFV De Ministers van Defensie en BZK hechten aan samenwerking tussen de Nederlandse Defensie Academie (NDA), het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid (NIFV, voorheen NIBRA) en de Politieacademie, vanuit het perspectief van de zogeheten “civiel-militaire samenwerking” op het gebied van Nationale Veiligheid. In dat licht zien de beide Ministers de (reeds bestaande) onderlinge samenwerking tussen de 3 instituten graag structureel geborgd. De bestuurders van de 3 instituten hebben daarover op 20 december overleg gehad. Een samenwerkingsconvenant is nagenoeg afgerond.
60