Jaargang: 28 • Nr. 5 • September 2011
nederlands tijdschrift voor anesthesiemedewerkers
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
28e Jaargang, nummer 5 september 2011 Officieel orgaan van de Nederlandse Vereniging van Anesthesie Medewerkers
Inhoud Van de voorzitter
3
Onderwijs in pijnland
4
Oplage: 2700 ex C.C.
Anesthesie bij slikkers van cocaïnebolletjes
5
ISSN nr.: 0169 - 2178
Nederlandse Anesthesie- en OK medewerkers in Sierra Leone
10
Commissie: F.E. Lam V. Meeusen H. Schrover
De bacheloropleiding Medische Hulpverlening
12
Ontwikkeling procedurele Sedatie en/of Analgesie
16
Functionele samenwerking
18
Verschijnt op de eerste vrijdag van de oneven maanden en wordt gratis toegezonden aan alle - leden.
Hoofdredaktie: F.E. Lam E-mail:
[email protected]
Varia 26
Redactie-adres: Postbus 127 6600 AJ Wijchen
Foto voorzijde: Medewerkers van Mercyships, uit het artikel op pagina 10.
Telefoon 024 - 6415814 Fax 024 - 6450737 E-mail:
[email protected]
Afscheid Frank Kwantes Op een geanimeerde en druk bezochte afscheidsreceptie hebben collega’s en vrienden Frank Kwantes uitgezwaaid. Hij gaat genieten van zijn pre-pensioen en gaat zijn aandacht richten op zijn gezin en kleinkinderen. Daarnaast gaat hij zijn grote hobby schilderen meer aandacht geven.
Druk: Drukkerij de Kleijn B.V. Nieuweweg 236 6603 BV Wijchen Telefoon 024 - 6413822 Fax 024 - 6454007 Prijzen (ex BTW 6%): Losse nummers Jaargang (6 nummers)
e 15,e 36,-
© Nederlands Tijdschrift voor Anesthesie-medewerkers - 2011 Overname van artikelen uit dit tijdschrift is zonder schriftelijke toestemming van de redaktie en de auteur niet toegestaan. De redaktie en de uitgever zijn niet aansprakelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikelen,eventuele gevolgen van zetfouten, evenals onjuistheden in de artikelen, alsmede voor de inhoud van de advertenties.
Frank is als oud- bestuurslid en lid van de Beroeps Advies Commissie vele jaren voor de NVAM actief geweest. Hij heeft als lid van de BAC een eerste aanzet gegeven voor het beroepsprofiel en een goede functieomschrijving. Het huidige profiel is hiervan een prachtig resultaat waarvoor de NVAM Frank veel dank is verschuldigd. Frank werd verblijd met een mooie bronzen kunstwerkje.
Frank Kwantes met het bronzen kunstwerkje.
1
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Bezoekadres NVAM (Alléén op afspraak!) Standerdmolen 8, 3995 AA Houten Postadres NVAM / Ambtelijk Secretaris Postbus 127, 6600 AJ Wijchen Telefoon: 024 - 6415814 E-mail:
[email protected], Internet: http://www.nvam.nl Postbanknummer: 265321 (t.n.v. Penningmeester NVAM) De Nederlandse Vereniging van Anesthesie Medewerkers is in 1983 opgericht en heeft als doel (statuten art. 3): • het behartigen van de beroepsbelangen van haar leden in de ruimste zin des woord; • het bevorderen van de ontwikkelingen en toepassingen binnen de anesthesiologie in het belang van de gezondheidszorg. Het lidmaatschap van de NVAM wordt aangegaan voor een kalenderjaar en wordt telkens stilzwijgend één jaar verlengd. Opzegging schriftelijk voor 1 november en dient door de NVAM schriftelijk bevestigd te zijn (zie info Het NVAM lidmaatschap, elders in dit blad). Verenigingsleden ontvangen 6x per jaar gratis het NTVA en genieten kortingen op workshops en congressen voor zover dit staat aangegeven in de betreffende aankondigingen. Bestuur: Het bestuur van de NVAM vergadert de eerste dinsdag van de maand (m.u.v. juli en augustus). Indien u zaken aan het bestuur kenbaar wilt maken, verzoeken wij u dit schriftelijk of telefonisch te doen uiterlijk één week voor de vergadering. Hieronder staan de namen van de bestuursleden van de NVAM met tussen haakjes hun aandachtsgebied. De afgedrukte telefoonnummers zijn privé nummers. U kunt ook contact opnemen met het secretariaat (zie boven).
Jaap Hoekman, lid Tibsterwei 34, 9131 EH Ee tel.: 0519-518633 e-mail:
[email protected] Pim Aerts, voorzitter Kerboschstraat 23, 5913 WJ Venlo tel.: 077-3542507 e-mail:
[email protected]
Hans van den Bosch, lid Nrd. Esweg 186, 7558 HJ Hengelo tel.: 074-2776089 e-mail:
[email protected]
Vera Meeusen, penningmeester A. du Hamelplaats 120, 5622 CW Eindhoven tel.: 040-2112218 e-mail:
[email protected]
Henk Schrover, lid Lithoyensedijk 10, 5396 NE Lithoyen tel.: 041-2623807 e-mail:
[email protected] Domien Govaers, lid Lavendelheide 36, 5953 GA Reuver tel.: 077-4746616 e-mail:
[email protected] Robin Diesbergen, lid Walstro 23, 5803 LS Venray tel.: 0478-516772 e-mail:
[email protected]
2
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Van de voorzitter
Beste leden, Terwijl ik dit artikel schrijf is de zomerperiode alweer bijna voorbij. Ondanks het slechte weer, wat niet bepaald zomers was, hoop ik dat een ieder genoeg energie heeft opgedaan om het werk en andere zaken weer op te pakken. Het Bestuur van de NVAM heeft de afgelopen maand niet stil gezeten en ook staan er voor de komende maanden weer vele activiteiten gepland. Op 1 september van ieder jaar komen er weer enkele tientallen nieuwe gediplomeerde collega’s bij die hun opleiding succesvol hebben afgerond. Graag wil het bestuur van de NVAM, allen feliciteren met hun behaalde diploma en wenst hen allen een mooie loopbaan, waarin zij nog lang het beroep van anesthesie medewerker, met hart en ziel, mogen uitoefenen. Ondanks de grote tekorten aan gekwalificeerde anesthesiemedewerkers, de zakelijke benadering van de zorg, waar geld vaak centraal staat, vraag ik vooral jullie hulp, inzet en aandacht bij het opleiden van nieuw talent, die wij als beroepsvereniging de komende jaren hard nodig hebben. De knelpunten die jullie tijdens de opleiding mogelijk ervaren hebben, neem ze mee en denk er aan als je in de toekomst nieuwe collega’s gaat opleiden. Denk niet dat je al alles weet, maar blijf jezelf ontwikkelen door te leren en het volgen van aanvullende opleidingen of studies. De door jullie geschreven scripties/studies, kunnen jullie aanbieden voor mogelijke publicatie in het NTVA, door deze te sturen naar
[email protected] Een mooi voorbeeld daarvan zijn de twee scripties in dit tijdschrift die zeer de moeite waard zijn om te lezen. Nog nooit werd er aandacht gegeven aan de anesthesie bij slikkers van cocaïne. Daar is nu verandering in gekomen door een overzichtelijk artikel van Linda Pronk. Naast een stukje historie een overzicht van verschijnselen, complicaties en behandelmethoden (medicamenteus).Een ander groot probleem op de werkvloer is vaak de communicatie en met name de
functionele communicatie. Robin Diesbergen neemt de lezer mee in de theorie en stijlen van communicatie en geeft een kijkje in de keuken van zijn ziekenhuis en geeft een aantal oplossingen. Nieuwe/vernieuwde opleidingen in Nederland worden steeds frequenter gelanceerd. De bacheloropleiding is er eentje die dit keer vanuit de Hogeschool Nijmegen wordt toegelicht. Ook de nieuwste ontwikkelingen bij de sedatie en/of analgesie krijgen aandacht in deze uitgave. Dhr. Paul Vaessen voorzitter van de commissie procedurele sedatie analgesie (PSA) vertelt ons over de huidige stand van zaken en de nieuwe ontwikkelingen daarin. Tot slot een praktijkstukje van een collega die bij Mercyships 3 maanden aan boord is geweest Het Hagaziekenhuis in Den Haag heeft als eerste ziekenhuis alle anesthesiemedewerkers en leerlingen collectief lid gemaakt (op individuele basis) van de NVAM. Een blijk van waardering voor de anesthesiemedewerkers in loondienst en voor het borgen van de kwaliteit. Waarvoor hartelijk dank. Op dit moment zijn wij ook met 6 andere ziekenhuizen bezig om dit te realiseren. Indien er in andere ziekenhuizen ook belangstelling hebben, laat ons dat dan weten via onderstaand e-mailadres, dan nemen wij graag contact met u op. Tot slot wil ik u allen bedanken voor uw medewerking aan het kwaliteitsregister van de NVAM. Meer dan 1200 gediplomeerde anesthesiemedewerkers hebben zich al ingeschreven als geregistreerd en gecertificeerd anesthesiemedewerker, een groot succes. Indien er vragen of opmerkingen zijn, laat mij dat dan via e-mail weten
[email protected] Pim Aerts Voorzitter NVAM
De Ereleden van de NVAM Het bestuur wil u trots onderstaande namen van de ereleden van de vereniging tonen: Bil Eckstein (niet alleen erelid, maar ook erevoorzitter) Hubert Wiskerke Floor van Os Fred Lam Ton Werkhoven Nico vanVliet Rick Koorenhof Martine Hoeneveld Fred Lodder Rien Bakkers Hans van den Bosch Wiel van den Goor Bert Polak Puck Westerveld
J. van den Berg Peter van Oort Jan van Goor Jaap Hoekman Ger Visser Okke Devilee Theo Stoel
Henk Norder Aleid Stamer Leden van Verdienste: Prof. Dr. H.E.M.Kerkkamp Prof. Dr. J.T.A. Knape E. de Bruin (†)
Prof. Dr. H.E.M. Kerkkamp
Prof. Dr. J.T.A. Knape
3
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Peter Ruikes
INLEIDING Voor goed functioneren op de werkvloer van professionals is goed onderwijs essentieel. Dit start aan de basis, van de initiële opleiding tot verpleegkundige of anesthesiemedewerker. Zoals u weet wordt er de laatst jaren meer gespecialiseerd. Zo ook in acute en chronische pijnbestrijding. Deze ontwikkelingen ma-
ken goed vervolgonderwijs noodzakelijk. Op het gebied van pijnbehandeling bestond er in Nederland tot nu toe geen volwaardige vervolgopleiding. De Commissie Pijn van onze vereniging, waarin tien anesthesiemedewerkers, twee anesthesiologen (namens de NVA) en meerdere leden van V&VN Pijnverpleegkundigen deelnemen, vond dit zeer onwenselijk.
Onderwijs in Pijnland SITUATIE IN NEDERLAND Op het gebied van pijn bestond in Nederland tot vorig jaar eigenlijk slechts één vervolgcursus. Namelijk de cursus Assistent Pijnbehandeling die de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Deze cursus bestaat alweer meer dan tien jaar en is in nauwe samenwerking met het toenmalige Pijnkenniscentrum van het UMC St Radboud opgezet. Deze cursus duurt vier dagen en behandelt in vogelvlucht de belangrijkste zaken op het domein van de postoperatieve, oncologische en chronische pijn. Echter voor de professionals die zich willen specialiseren in de pijnbestrijding en/of deel willen nemen in een Acute Pijn Service was er geen “complete” vervolgopleiding, althans niet in Nederland. Want in Leuven (België) bestaat sinds tien jaar wel een volwaardige vervolgopleiding tot Vlaams verpleegkundig pijnspecialist. Deze opleiding is bestemd voor verpleegkundigen en duurt twee jaar. Naast een gedegen inhoudelijke kennis wordt de opleiding afgesloten met een onderzoek of een kwaliteitsverbeterproject. Deze opleiding is sinds jaren zeer geliefd bij Nederlandse pijnverpleegkundigen. Zij is echter in Nederland niet geaccrediteerd.
zou teveel tijd in beslag nemen. Er moest een ander traject komen. zoals ook beschreven door V&VN Pijnverpleegkundigen in het onderwijsstuk voor de HBOV’s, thema pijn. De beschreven competenties zouden in een vervolgopleiding aangeboden moeten worden. Een vervolgopleiding met een voldoende hoog niveau moest het resultaat zijn, de studieduur zou anderhalf tot twee jaar worden .
TOEKOMST Nu is het veelal dagelijkse praktijk dat pijnbehandeling voornamelijk uitgevoerd wordt door anesthesiologen, verpleegkundigen en anesthesiemedewerkers. Tevens is de groep nurse practitioners, (verpleegkundig specialisten) en physician assistents die zich met pijnbehandeling bezig houden groeiende. Voor deze laatste twee groepen bestaat reeds een generieke vervolgopleiding op masterniveau. Zodoende zou een volwaardige vervolgopleiding, van voldoende hoog niveau, wenselijk zijn voor verpleegkundigen en anesthesiemedewerkers. Met deze boodschap ging de NVAM het land in. Ook de werkgroep Onderwijs van V&VN Pijnverpleegkundigen stuurde dezelfde boodschap uit. Een boodschap die uiteindelijk bij twee onderwijsinstellingen een bodem vond.
WERKGROEP ONDERWIJS De Commissie pijn besloot dat het tijd werd voor een werkgroep onderwijs. Het doel van deze werkgroep was een visie te ontwikkelen over de plaats en functie van de verpleegkundige en anesthesiemedewerker binnen de pijnbehandeling in het ziekenhuis. Daarnaast moest een onderwijs curriculum samengesteld worden. Deze werkgroep is gestart in januari 2009 en zeer voortvarend te werk gegaan. Een opleidingscurriculum APS medewerker werd samengesteld op inhoudelijke gronden en vervolgens aangeboden aan onderwijsinstellingen voor het formuleren van competenties.. Al gauw werd duidelijk dat de beschreven competenties niet in de initiële beroepsopleidingen zouden passen. Dit
4
onderwijsinstellingen samen te laten werken. Dit heeft op dit moment geresulteerd in een landelijke Stuurgroep waar eindtermen, competenties en profielen gezamenlijk bepaald worden met de onderwijsinstellingen, de coördinatoren van de opleidingen en de beroepsverenigingen NVAM, V&VN Pijnverpleegkundigen en NVA.
INITIATIEVEN Onafhankelijk van elkaar vond er in Nederland, mede door toedoen van leden van de werkgroepen, initiatieven plaats om een vervolgopleiding van de grond te krijgen. Twee onderwijsinstellingen, de Erasmus Zorgacademie en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen, waren onafhankelijk van elkaar bezig een opleiding op te zetten. Dit was natuurlijk uitermate goed nieuws voor de werkgroepen. Al gauw werd duidelijk dat het voor de helderheid, eenduidigheid en continuïteit van het onderwijs niet ideaal is als beide onderwijsinstellingen hun curriculum niet op elkaar af zouden stemmen. Zodoende hebben de beide beroepsverenigingen zich ingezet om beide
Onderwijs op pijngebied heeft nog nooit zo’n grote vlucht genomen als dit jaar. De vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen blijven een vinger aan de pols houden en houden u op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen.
VOOR NU Informatie over de opleiding pijnconsulent aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen: http:// www.han.nl/cursussen-en-trainingen/studiekiezen/resultaten/?branche=zorg&bus_area= 60&search=programmes&x=47&y=7 Informatie over de opleiding pijnconsulent aan Erasmus Zorgacademie: http://www.erasmusmc.nl/cs_opleidingscentrum/2238676/pijn Rianne van Boekel Secretaris V&VN Pijnverpleegkundigen Voorzitter van werkgroep Postoperatieve pijn en werkgroep Onderwijs van V&VN Pijnverpleegkundigen Lid van Commissie Pijn NVAM, lid werkgroep Onderwijs Peter Ruikes Verpleegkundig Specialist Pijnbestrijding Lid van Commissie Pijn NVAM, voorzitter werkgroep Onderwijs Beiden zijn afgevaardigd namens respectievelijk V&VN Pijnverpleegkundigen en NVAM voor deelname in de Landelijke Stuurgroep opleiding pijnconsulent.
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Linda Pronk
De Vrije Universiteit medisch centrum (VUmc) te Amsterdam ligt aan de Ringweg-Zuid en op ongeveer 10 kilometer afstand van Schiphol. Bolletjesslikkers die worden gearresteerd op Schiphol worden naar het detentiecentrum Schiphol-Oost gebracht en daar in bewaring gesteld. Van hen wordt een klein gedeelte met werkelijke of veronderstelde problemen, zoals slecht verpakkingsmateriaal, passagestoornissen, intoxicatieverschijnselen etc. opgenomen in VUmc. Zij staan tijdens hun verblijf in het ziekenhuis onder voortdurende
bewaking. In de periode van 1 jan 2004 tot 31 dec 2009 zijn er 143 bolletjesslikkers in VUmc opgenomen. De meest voorkomende drug die vervoerd wordt door bolletjesslikkers is cocaïne. Bij intoxicatie van cocaïne kan het ‘bodypacking’-syndroom ontstaan. Om als anesthesiemedewerker optimale zorg te kunnen verlenen is het belangrijk kennis te hebben over aanpassingen in het anesthesiebeleid en mogelijke complicaties die pre-, per- en postoperatief op kunnen treden.
Anesthesie bij slikkers van cocaïnebolletjes, een andere aanpak? GESCHIEDENIS EN HERKOMST VAN COCAÏNE Cocaïne wordt geëxtraheerd uit de bladeren van de cocaplant (Erythroxylum coca) welke groeit in Zuid-Amerika. De alkaloïdale vorm van cocaïne wordt gevormd door bewerking met verschillende chemicaliën waarna het vervolgens wordt verdampt. Na de verdamping blijft cocaïne hydrochloride, een wit poeder over. Dit is cocaïne in zijn puurste vorm.
Tegenwoordig is cocaïne de op een na populairste illegale drug in de VS (cannabis op nr. 1) met een straatwaarde van 35 miljard dollar in 2003. Pure cocaïne werd voor het eerst geproduceerd aan het eind van de 19e eeuw en werd vooral gebruikt als een lokaal anestheticum vanwege de anesthetische en vasoconstrictieve eigenschappen.
1855 Cocaïne-alkaloïde wordt voor het eerst geïsoleerd door de Duitse chemicus Friedrich Gaedcke.
TOXICITEIT VAN COCAÏNE Toxische effecten kunnen voorkomen bij een plasmaconcentratie ≥0.50 mg/L. De letale dosis van cocaïne is gemiddeld 1 tot 2 gram.
1858 Albert Niemann ontwerpt en verbetert een zuiveringsproces. Hij noemt het eindproduct alkaloïde cocaïne.
1884 Sigmund Freud schrijft het artikel Über Coca, waarin hij als eerste het lokaal anesthetische effect van cocaïne beschrijft.
1886 Coca Cola wordt uitgevonden, met als hoofdbestanddeel cocaïne.
1903 Cocaïne wordt niet langer als direct ingrediënt gebruikt in Coca Cola (behandelde cocabladeren worden nog altijd wel gebruikt).
1914 Cocaïne wordt verboden in de VS. Aan het eind van de 20ste eeuw werd cocaïne weer populair als drugs.
Een gemiddeld bolletje bevat acht tot tien gram pure cocaïne. Bolletjesslikkers vervoeren gemiddeld 1 kg aan drugs, verdeeld over 50 tot 100 verpakkingen. In de literatuur zijn echter ook patiënten beschreven met meer dan 200 bolletjes in het lichaam. Naast het slikken van bolletjes worden bollen cocaïne ook door bodystuffers/bodypushers vervoerd via de vagina/anus in de vorm van zogenoemde duwersbollen. De hoeveelheid vervoerde cocaïne via duwersbollen varieert van 100 tot 250 gram cocaïne.
(Nelson, 2010) (Cocaine Tooth Drops.PNG sd)
Het slikken van de bolletjes Om al deze bolletjes in te kunnen nemen beginnen bolletjesslikkers twee weken voor het transport al met de voorbereiding. Hierbij oefenen ze met het slikken van o.a. druiven, wortels en stukken banaan. Twee dagen voor het slikken van de bolletjes eten ze licht voedsel.
BOLLETJESSLIKKERS Het smokkelen van drugs via het lichaam is een methode die sinds 1973 wordt beschreven in de medische literatuur. De meest voorkomende drug die vervoerd wordt door bolletjesslikkers is cocaïne. De vorm waarin de cocaïne wordt vervoerd in de bolletjes varieert van los of compacte cocaïne poeder, cocaïne pasta tot vloeibare cocaïne.
Het slikken van de bollen kan veel tijd in beslag nemen, hierbij kan gebruik worden gemaakt van yoghurt, vaseline of olijfolie om het inslikken te vergemakkelijken. Na het inslikken van de bolletjes hebben bolletjesslikkers slechts 36 uur om de bolletjes te vervoeren voordat ze het spijsverteringsstel-
5
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
sel weer verlaten. Hierbij kunnen ze gebruik maken van medicatie die de darmperistaltiek remmen (anti-motiliteitsmedicatie). Als een bolletjesslikker is aangekomen op plaats van bestemming gaat de bolletjesslikker beginnen aan het proces om de bolletjes uit het lichaam te verwijderen. Bij dit proces wordt veelal gebruikt gemaakt van prokinetica. Prokinetica bevorderen de maagontlediging door remming van de dopaminereceptoren in de maag.
FINANCIËLE OPBRENGST De financiële opbrengst van slechts één bolletje is al groot.
Het plasma-choline-esterase metaboliseert meer dan 80% van de cocaïne. Hierbij ontstaan twee inactieve metabolieten: - Ecogonine-methyl-ester en benzoylecgonine. Door oxidatie in de lever wordt 10% van de cocaïne gemetaboliseerd in een actieve metaboliet: - Norcocaïne (vergelijkbare effecten als cocaïne) Type 1-2 verpakking
Bij intoxicatie van cocaïne kan het ‘bodypacking’-syndroom ontstaan. Bij de symptomen van het ‘bodypacking’-syndroom wordt een onderscheid gemaakt tussen abdominale en systemische verschijnselen.
De acht tot tien gram pure cocaïne uit een bolletje wordt drie keer verdund door toevoeging van andere stoffen (zoals paracetamol) ontstaat er een cocaïne mengsel van 30 gram met een straatwaarde variërende van 50 tot 190 euro per gram. Een bolletje kan 1400 tot 5600 euro op leveren.
VERPAKKINGSMATERIAAL Het verpakkingsmateriaal waarin de drugs vervoerd worden is in de laatste jaren veranderd. Variërend van cocaïne gevulde latex handschoenvingers, ballonnen en condooms tot machinaal geproduceerde meerlagige latex verpakking die nauwkeurig zijn afgesloten en die daaromheen een harde waslaag hebben. Daarnaast worden verschillende materialen gebruikt, zoals aluminium en carbonpapier om de radiodensiteit te beïnvloeden en hiermee de detectiekans te verkleinen. Het verpakkingsmateriaal wordt onderverdeeld in 4 typen, variërend van type 1 (bolletjes met los verpakt cocaïnepoeder en een hoge kans op ruptuur) tot type 4 (compacte cocaïne pasta, een lage kans op ruptuur en slecht zichtbaar op een buikoverzichtsfoto).
VERSCHIJNSELEN VAN EEN COCAÏNEINTOXICATIE ‘BODYPACKING’SYNDROOM
ABDOMINALE VERSCHIJNSELEN
Type 4 verpakking
EFFECTEN VAN COCAÏNE De effecten van cocaïne komen primair via drie mechanismen tot uiting. 1 Inhibitie van de heropname van neurotransmittoren (noradrenaline, adrenaline, dopamine en serotonine) 2 Blokkade natriumkanalen (lokaal anesthetisch effect) 3 Stimulatie productie van exciterende aminozuren glutamaat en aspartaat (neurotransmittoren) in de hersenen
METABOLISATIE Cocaïne heeft een halfwaardetijd van 60-90 minuten. Cocaïne wordt gemetaboliseerd door het plasma-choline-esterase en door oxidatie in de lever.
De abdominale verschijnselen van het ‘bodypacking’-syndroom worden veroorzaakt door intestinale obstructie en/of perforatie van de bolletjes. Klinische verschijnselen (+ behandeling) Hoge obstructie - Misselijkheid en braken à anti-emetica Lage obstructie - Ileusbeeld à chirurgische ingreep - Obstipatie à laxeermiddelen
PERFORATIE Perforatie komt veelal voor: - Bij de maaguitgang - Bij de ileocoecale overgang - In de oesophagus In alle gevallen van een perforatie geldt als behandeling een chirurgische ingreep.
SYSTEMISCHE VERSCHIJNSELEN Klinische verschijnselen Behandeling Cardiovasculair Myocardischemie 1. Toedienen O2 + Nitroglycerine + acetylsalicylzuur (CAVE: remming trombocytenaggregatie per-/ postoperatief) Oplaaddosering 500 mg iv 2. Trombolytica (CAVE: stollingsstoornissen) Hypertensie 1. Nitroprusside 0.5-10 μg/kg/min iv zonder oplaaddosis Nitroglycerine 0.2-1 μg/kg/min iv continu, bolus 50-100μg iv 2. Fentolamine (Regitine®) 1-5 mg iv bolus, 1-20 μg/kg/min iv continu 3. Esmolol (Brevibloc®) 0.25-0.5 mg/kg iv, continu 50 µg/kg/min, naar effect titreren Labetalol (Trandate®) 50 mg i.v. in 5 minuten voor direct effect; continu 0.25-2 mg/kg/uur i.v. 4. Benzodiazepines (sedatie) Diazepam (Valium®)(0.1-0.4 mg/kg i.v.) Midazolam (Dormicum®) (0.01-0.1 mg/kg iv)
6
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Palpitaties (hartkloppingen) Supraventriculair Electrocardioversie (indien hemodynamisch instabiel) Ventriculair Electrocardioversie (indien hemodynamisch instabiel) Defibrillatie (indien geen pols) Aritmie Esmolol (Brevibloc®) 0.25-0.5 mg/kg iv, continu 50 μg/kg/min Naar effect titreren Stabiele atriale tachy-aritmie 1. Benzodiazepine Diazepam (Valium®)(0.1-0.4 mg/kg i.v.) Midazolam (Dormicum®) (0.01-0.1 mg/kg iv) 2. Verapamil (Isoptin®) 50-10 mg iv, zn. herhalen na 30 min Ventriculaire aritmie Natriumbicarbonaat 1 mmol/kg iv Respiratoir Tachypnoe Toedienen O2, bij insufficiënte ademhaling intuberen
Ademhalingsdepressie
Intuberen en kunstmatige beademing
Cerebrovasculair Cerebraal infarct Acetylsalicylzuur (CAVE: remming trombocytenaggregatie per-/postoperatief) Oplaaddosering 500 mg iv Thrombolytica (CAVE: stollingsstoornissen) Cerebrovasculair accident Binnen 3 uur na ischemie: bloedverdunner bij bloeding: chirurgische ingreep (CAVE: stollingsstoornissen) Centraal zenuwstelsel Convulsies Intraveneus benzodiazepine Hyperthermie 1. Benzodiazepine en plaatsen in ijswater 2. >42ºC; Dantroleen 1-2 mg/kg iv a 5 min (max 10 mg/kg) Onderhoud afh van klinisch beeld 1-2 mg/kg 3-4 dd Overig Rabdomyolyse Infusie Mannitol 0.25-1 g/kg (streef serumosmolaliteit <320 mosmol/kg en serumnatrium <150 mmol/l) Natriumbicarbonaat 1 mmol/kg iv Nierfalen 1. Hemodialyse 2. Infusie natriumbicarbonaat Metabole acidose Vochttoediening, hyperventilatie of infusie Natriumbicarbonaat
PEROPERATIEF Medicatie bij algehele cocaïnegebruik/-intoxicatie
AANBEVOLEN Anesthetica - Barbituraten - Benzodiazepines - sofluraan - Opiaten
anesthesie
en
Vasodilatantia - β-blokker in combinatie met α-blokker - β-blokker in combinatie van vasodilatatoren - Nitroglycerine - Nitroprusside - Acetylsalicylzuur
CONTRA-INDICATIES Relatief
-
Ketamine (sympathicomimetische eigenschappen) - Vasoconstrictiva (directe en indirect sympathicomimetica) - MAO-remmers - Tricyclische antidepressiva (versterkt werking van cocaïne) - Halothaan (sensibilisatie van myocard voor catecholamines) - β -sympathicolytica (m.u.v. Esmolol)
7
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
- - -
Pancuronium (sympathicusactivatie) Desfluraan (sympathicusactivatie) Naloxon bij acute intoxicatie (versterkt de werking van cocaïne) Theofyline (sympathicomimetische werking) Haldol (kan hyperthermie verergeren)
PLASMACHOLINESTERASEREMMERS
Absoluut - Plasmacholinesterase-remmers - Lokaalanesthetica met toevoeging adrenaline
(Absolute contra-indicatie) Cocaïne wordt voor meer dan 80% gemetaboliseerd door plasmacholinesterase. Het toedienen van een plasmacholinesterase remmer als Neostigmine (Prostigmin®) is daarom gecontra-indiceerd. Door een plasmacholinesterase-remmer toe te dienen wordt de metabolisatie van cocaïne geremd. Hierdoor kunnen de effecten van cocaïne, en daarmee eventuele intoxicatieverschijnselen, langer aanhouden.
ONBEKEND
HYPERTENSIE
- Propofol - Calciumantagonisten - Succinylcholine (CAVE: hyperkaliemie) - Atropine (trigger voor hyperthermie en verergering tachycardie) - Lidocaine (verlaging drempel voor epileptische aanvallen)
Bij patiënten met ernstige hypertensie kan fentolamine (Regitine®) worden gebruikt om het α-adrenerge effect van cocaïne, welke wordt veroorzaakt door het vrijkomen van noradrenaline, tegen te gaan. Fentolamine (Regitine®) is een niet-selectieve alfareceptorantagonist en is geïndiceerd bij acute ernstige hypertensie. De werking berust op blokkade van de α1- en α2- receptoren, waardoor arteriële vasodilatatie ontstaat met afterloadverlaging en afname van de bloeddruk.
- -
TOELICHTING BIJ MEDICATIEOVERZICHT VASOCONSTRICTIVA (Relatieve contra-indicatie) Vasoconstrictieve medicatie kunnen tijdens een cocaïne intoxicatie (vaak gepaard gaande met hypertensie) aanleiding geven tot een hypertensieve crisis, ventriculaire tachycardie, myocardischemie en een myocardinfarct. Er bestaat een relatieve contra-indicatie voor het gebruik van vasoconstrictiva, indien er sprake is van hypotensie zijn vasoconstrictiva namelijk wel geïndiceerd.
ß-SYMPATHICOLYTICA (Relatieve contra-indicatie) β-blokkers worden gebruikt om de hypertensie en tachycardie te verlagen. Esmolol (Brevibloc®) is geschikt om toe te dienen in geval van hypertensie/tachycardie door zijn snelle werking en korte halfwaardetijd. Overige β-blokkers zijn niet geschikt door hun werkingsduur en halfwaardetijd. Bij toediening van niet- selectieve β-blokkers bestaat een kans op ongecontroleerde β-stimulatie.
DOPAMINERGE ANTAGONISTEN OF DEPLETORS (Relatieve contra-indicatie) Het euforische effect van cocaïne kan geblokkeerd worden door butyrofenonen (Haloperidol, Haldol® - Droperidol, Dehydrobenzperidol®) en dopamine-antagonisten (Metoclopramide, Primperan®). Door de aanwezigheid van cocaïne raakt de dopamine voorraad uitgeput; hierdoor treedt een verstoring op in het cholinerge en dopaminerge systeem. Hierdoor kunnen extra piramidale verschijnselen (stoornissen in houding en beweging) optreden. Bij gebruik van dopaminerge antagonisten bij cocaïne intoxicatie kunnen de extra piramidale verschijnselen toenemen.
8
Naast Fentolamine (Regitine®) zijn de volgende medicatie geschikt om de hypertensie te behandelen: - Nitroglycerine - Nitroprusside - Esmolol (Brevibloc®) - Labetalol (Trandate®)
HYPOTENSIE Cocaïne intoxicatie veroorzaakt in de meeste gevallen hypertensie maar kan bij ernstige toxiciteit hypotensie veroorzaken. Dit kan veroorzaakt worden door de blokkade van natriumkanalen, ritmestoornissen en cardiale ischemie. Indien hypotensie aanhoudt na infusie (Ringerlactaat, Voluven, Gelofusine) wordt geadviseerd vasopressoren toe te dienen. Hiervoor kan men gebruik maken van - Noradrenaline - Fenylefrine Bij het behandelen van hypotensie wordt het ECG nauwlettend in de gaten gehouden. Bij het optreden van verbreding van het QRScomplex kan er sprake zijn van blokkade van de natriumkanalen. Dit kan behandeld worden door natriumbicarbonaat toe te dienen.
effect wordt versterkt door α1- vasoconstrictie. Door blokkade van de snelle natriumkanalen kunnen aritmieën sneller optreden. De verhoogde zuurstofvraag en het verminderde zuurstofaanbod kunnen vervolgens leiden tot een myocardinfarct.
RESPIRATOIR Via sympathicomimetische stimulatie van het centraal zenuwstelsel kan cocaïne de ademhalingsfrequentie verhogen. Daarnaast kan respiratoire compensatie van een metabole acidose de ademhalingsspieren uitputten, wat kan leiden tot een respiratoire insufficiëntie. Een dergelijke metabole acidose kan het directe effect zijn van cocaïne, maar kan ook indirect veroorzaakt worden of versterkt zijn door hyperthermie, rhabdomyolyse of nierfunctiestoornissen.
CONVULSIES EN HYPERTHERMIE Door overmatige serotonerge prikkeling van het zenuwstelsel, veroorzaakt door de remming van de serotonineheropname, worden convulsies uitgelokt. Dit komt voor bij 10% van de slikkers met acute intoxicaties. De convulsiedrempel wordt verlaagd door hyperthermie. De hyperthermie wordt veroorzaakt door vasoconstrictie en dysfunctie van de temperatuurregulatie in de hypothalamus. Hyperthermie wordt daarnaast weer versterkt door de spiersamentrekkingen die optreden bij een convulsie.
RHABDOMYOLYSE Rhabdomyolyse wordt veroorzaakt door spierischemie als gevolg van vasoconstrictie en door een direct intrinsiek toxisch effect van cocaïne. Daarnaast dragen de convulsies bij aan de ontwikkeling van rhabdomyolyse door de verhoogde spieractiviteit. Rhabdomyolyse treedt op in 24% bij patiënten met een cocaïne intoxicatie, hiervan ontwikkeld één derder van de patiënten acuut nierfalen.
COMPLICATIES GERELATEERD AAN DE AANWEZIGHEID VAN BOLLETJES: - Oesophagusperforatie - Maagperforatie - Darmperforatie - Persisterende ileus
LIPIDRESCUE™
CARDIOVASCULAIR
Het werkingsmechanisme van LipidRescue™ als antidotum bij een cardiotoxiciteit van lokale anesthetica berust waarschijnlijk op een toename van het lipidengehalte in het bloed. De sterk vetoplosbare eigenschappen van het lokaal anestheticum leidt ertoe dat de binding tussen het myocardiale geleidingssysteem en het lokaal anestheticum verdwijnt.
Cardiovasculaire complicaties worden voornamelijk veroorzaakt door de sympathicomimetische stimulatie als gevolg van remming van de heropname van noradrenaline. Tachycardie, aritmieën en hypertensie zijn het gevolg van ß1-stimulatie. Het hypertensieve
Omdat cocaïne van oorsprong als lokaal anestheticum wordt gebruikt is het mogelijk om LipidRescue™ toe te voegen aan de behandeling van een patiënt met zeer ernstige cocaïne-intoxicatie. In de medische literatuur is
COMPLICATIES GERELATEERD AAN COCAÏNE-INTOXICATIE
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
hier nog geen informatie over te vinden. Om hier meer informatie over te ontvangen heb ik een email gestuurd naar Dr. Guy Weinberg, betrokken bij de ontwikkeling en toepassing van LipidRescue™. Uit een email van Dr. Guy Weinberg, Professor of Anesthesiology, University of Illinois College of Medicine en Jesse Brown VA Medical Center blijkt: “ We have preliminary data in animal and isolated heart indicating that lipid can reverse cocaïne toxicity; however, no clinical reports yet, and our data hasn’t been published yet. Maybe your institution will have the first case!” Het toedienen van LipidRescue™ verdient daarom mijn inziens een plek binnen de behandeling van een cocaïne-intoxicatie.
BRONNEN
-
- Henebiens, M.; Geloven, A.A.W. van; Gouma, D.;. Diagnostiek en behandeling bij ‘body-packer’-syndroom. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 2007 - Kerpel, F. de; Kwalitatief onderzoek naar de profielen en motieven van boletaslikkers. Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, 2009. - McCleave, N.R. Drug smuggling by body packers. The medical journal of Australia, 1993. - Nelson, L. Cocaine: Acute Intoxication. www.UpToDate.com. Mei 2010. - Ruyter, K.M. de; Illegaal cocainegebruik en algehele anesthesie:gevaarlijk? Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiemedewerkers, 2001.
Shaaban, W. Cocaine: levensbedreigend natuurproduct. Pharmaceutisch weekblad, Okt 2005. - Stand van de drugsproblematiek in de Europese Unie en Noorwegen. Jaarverslag 2003. Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, 2003. - Traub, S.J. Internal concealment of drugs of abuse (body packing). Mei 2010. www.UpToDate.com. - Vagts, D.A. Suchtmittel in de AINS.Heidelberg: Springer, 2007. - Zaitch, D. Trafficking cocaine. Colombian drug entrepreneurs in the Netherlands. Kluwer Law international, 2002. - www.wikipedia.nl Linda Pronk, Anesthesiemedewerker VUmc
[email protected]
9
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Aedzer Hellema, Danny Gosewich en Mieke Borst
Aedzer Hellema werkte 3 maanden als anesthesie medewerker in de operatiekamers aan boord van de Africa Mercy van Mercy Ships. Danny Gosewisch en Mieke Borst werkten beide een maand als OK-assistent chirurgie op het schip dat dit jaar in Sierra Leone in de haven van Freetown ligt. Mercy Ships is een internationale christelijke hulpverlenings- en ontwikkelingsorganisa-
tie met hospitaalschip Africa Mercy. De Africa Mercy is ingericht als modern ziekenhuis, met 6 operatiekamers en 4 ziekenzalen en andere ruimten zoals een Intensive Care, een laboratorium en een apotheek. Daarnaast is er in de havenplaats een Dental Clinic en zijn er landbouwprojecten. Mercy Ships biedt gratis operaties en tandheelkundige behandelingen aan de allerarmsten.
Nederlandse Anesthesieen OK medewerkers in actie in Sierra Leone West-Afrika “Na 7 uur vliegen en 2 uur in een gammel bootje op een woelige zee, midden in de nacht, wachtte ons een hartelijk welkom. Vele van de lange termijn vrijwilligers kenden we en het voelde een beetje aan als ‘weer thuis komen’”. Aan het woord is Danny Gosewisch die voor de zesde maal als vrijwilliger meewerkte op de Africa Mercy. Hij was daar samen met zijn vrouw Jos, die als recovery verpleegkundige werkte. “De hut die we kregen
was perfect en voorzien van douche, toilet en een klein aanrechtkeukentje. Dit was geweldig want niet alle hutten zijn zo luxe uitgevoerd. Danny werd ingedeeld bij oogheelkunde. Elke dag werden ongeveer 12 patiënten geholpen. “Ik beschouw het als een voorrecht om als vrijwilliger op dit schip te mogen werken, want het geeft mij de kans om mensen te ontmoeten uit andere landen en samen te leren werken met mensen die een andere taal en
sociaal/culturele achtergrond hebben”, vertelt Danny. “Het is geweldig om te zien en te ervaren dat ondanks de grote verschillen, we ons allemaal kunnen identificeren met Christus en de liefde die Hij ons heeft laten zien, namelijk de liefde die niets terug verwacht. 2000 jaar geleden was het Jezus Christus, die mensen hoop en genezing bracht en dat is wat ik ook terug zie in de missie en het werk dat Mercy Ships hier in West-Afrika doet. Liefde is geloof in actie, dat is ook wat Mercy Ships voor mij zo aantrekkelijk maakt, het is een no nonsens organisatie die doet wat ze zegt en zegt wat ze doet.” Ook voor Mieke Borst is de onderlinge liefde opvallend.”De mensen onder elkaar gaan door dik en dun. Die enorme saamhorigheid spreekt me enorm aan’, vertelt Mieke. “We hebben allemaal het zelfde doel, namelijk de armen en minder bedeelden helpen. Ook de dankbaarheid van de patiënten raakt me. Een klein meisje had een gespleten lip. Na de hersteloperatie pakte ze een klein spiegeltje en kon ze haar ogen niet geloven. Even later zag ik haar weer het spiegeltje pakken. Ze was blij en straalde. Daar word ik heel blij van”, verteld Mieke. “Dat is ook het bijzondere: je ziet bij diverse operaties meteen resultaat. Door de periode aan boord besef ik me dat ik in een land woon waar zoveel mogelijkheden zijn op elk gebied, het werk geeft bezinning en dankbaarheid”, vertelt ze. Mercy Ships biedt hoogstaande medische zorg en ontwikkelingshulp.
10
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Er worden oogoperaties gedaan, grote orthopedische ingrepen en urologische- en algemene chirurgie. “Ik heb grote bewondering voor Dr. Gary Parker, een topspecialist. Hij werkt al jaren bij Mercy Ships”, vertelt Mieke. Aedzer Hellema vertrok 11 maart voor de eerste keer naar de Africa Mercy van Mercy Ships. “Ik had veel goede verhalen over de organisatie ‘Mercy Ships’ gehoord. Veel mensen die terugkwamen zijn jaren nadien nog enthousiast”. Aan het woord is Aedzer die 3 maanden vrijwillig als anesthesie-medewerker op de OK werkte. “Het werken op de OK is een belevenis en eigenlijk het mooiste deel van mijn verblijf op het schip”, vertelt hij. “Iedereen wil er graag een leuke dag van maken en is blij dat je er bent en geïnteresseerd in je. In de periode dat ik op het schip verbleef, werkten we met maxillo-facial, plastische chirurgie, orthopedie, oogheelkunde en algemene chirurgie. In het kort komt het er op neer dat patiënten die op het schip geopereerd worden hun leven terug krijgen. Ik heb verschrikkelijk kromme benen gezien, enorme gezwellen en hele erge contracturen na brandwonden van soms jaren geleden. Mensen die volgens de verhalen binnen werden gehouden of niet werden aangeraakt en soms alleen ’s nachts naar buiten gingen vanwege schaamte”. “Vooraf wordt gevraagd of de patiënt het goed vind dat er met hem gebeden wordt”, verteld Aedzer. “Meestal is dat prima en het geeft een heel andere dimensie aan het werk vergeleken met het ziekenhuis in Nederland. Dat raakte mijn hart”.
Aedzer vertelt dat het werken op de Africa Mercy een beetje Afrikaans en een beetje westers is. “Westers, of eigenlijk Amerikaans omdat op alle OK’s airco aanwezig is. Dat komt het werktempo heel erg ten goede. Hoewel, het werktempo op de OK is niet heel hoog”, vertelt hij. “Wisselingen zouden sneller kunnen. De dagen zijn daardoor soms lang. Maar de mensen die voor onbepaalde tijd op het schip wonen en werken, moeten het kunnen volhouden. Dat is belangrijk”. De OK’s op de Africa Mercy beschikken over moderne beademingsmachines van het merk Penlon. “Ik heb veel gewerkt met Engelse anesthesisten. Zij zijn gewend om te werken met een assistent die alleen klaarzet en aangeeft. Het Nederlandse systeem kennen ze niet maar als men doorkreeg dat ik verstand van de dingen
had die ik deed, mocht ik alles doen. Iedereen is heel flexibel daarin. Ik heb geen awareness meegemaakt en post operatieve infecties komen bijna niet voor”, vertelt Aedzer. “Er wordt gewerkt met Propofol, Isofluraan/ Sevofluraan, tracrium en alles met Fentanyl en Morfine. Middelen als Atropine, efedrine en Zofran waren niet altijd beschikbaar. Wat mij opviel is dat de Afrikaanse patiënten veel gevoeliger voor opiaten zijn. Voor een adequate pijnstilling was veel minder nodig dan ik gewend ben”, vertelt hij. Of kinderen goed geïnstrueerd werden door hun ouders, de verpleegkundige of gewoon flinker zijn dan in Nederland, werd mij nooit helemaal duidelijk. Ik heb nooit gezien dat kinderen zich verzetten als ze met Sevofluraan in slaap werden gemaakt”.
“Het mooie is dat iedereen op het schip op een soort missie is; je inzetten voor mensen die geen mogelijkheid voor medische zorg hebben. Geheel belangeloos, sterker nog, je moet betalen voor je eigen vlucht en kost en inwoning. Mensen die komen werken op het schip zijn erg gemotiveerd heb ik gemerkt. De organisatie is christelijk maar er werken ook mensen die niet gelovig zijn. Het gaat allemaal prima. Niets wordt opgedrongen en iedereen heeft respect voor elkaar”, vertelt hij.
Danny en zijn vrouw Jos koesteren de vriendschappen die ze op het schip gesloten hebben en bidden voor het geweldige werk dat Mercy Ships nu in Sierra Leone doet.
“Al het materiaal dat in een Nederlands ziekenhuis beschikbaar is om narcose te geven is in principe op de Africa Mercy aanwezig, inclusief een kinder- en volwassen fiberoptische scoop. Alleen de logistiek naar het schip is het grote probleem. Het is nooit zeker wanneer er een nieuwe lading materialen aankomt op het schip. Daarom wordt in principe alles wat mogelijk is hergebruikt. Larynxmaskers en tubes worden gesteriliseerd, inclusief zuigslangen mits niet heel erg verontreinigd. Cuff- controle is dus heel belangrijk!,”vertelt Aedzer.
De Africa Mercy blijft nog tot december in Sierra Leone. Het werk wordt mogelijk gemaakt door vrijwilligers zoals Danny, Jos, Mieke en Aedzer en giften van donateurs. “We zijn blij ons steentje te hebben mogen bijdragen,”vertellen Jos en Danny. Mieke vertelt:”Ik ben een gelukkig mens dat ik dit mag doen. Het geeft mij een brok voldoening”. Aedzer:”Ik ga graag weer een keer”.
Voor meer informatie kan u kijken op www.mercyships.nl
11
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Frank Holweg
INLEIDING In september 2010 zijn de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Hogeschool Utrecht begonnen met de nieuwe HBO opleiding ‘Medische Hulpverlening’ (BMH). De BMH leidt onder anderen op tot de functie van anesthesiemedewerker.
Nadat de studenten een 2 jarig gemeenschappelijk onderwijsdeel hebben gevolgd maken ze voor de differentiatie in het derde en vierde jaar een keuze voor de acute hulpverlening (specialisatie SEH of Ambulance) of de anesthesie (specialisatie anesthesie).
De bacheloropleiding Medische Hulpverlening, afstuderen als anesthesiemedewerker PERSONELE TEKORTEN Een belangrijke aanleiding tot deze opleiding is te vinden in de arbeidsmarkt. Recente gegevens van de overheid wijzen op toenemende personeelstekorten in de zorg1. Het percentage van de beroepsbevolking dat in de zorg werkzaam is, zou moeten verdubbelen wil men de toenemende vraag bij gelijkblijvende arbeidsproductiviteit aan kunnen. Die verdubbeling is onhaalbaar: de komende jaren komen er in totaal minder mensen op de arbeidsmarkt bij, dan de zorg aan extra menskracht nodig heeft. Er dreigt dus een groot tekort aan arbeidskrachten. Vooral ook omdat het aantal mensen dat voor een carrière in de zorg kiest intussen juist terugloopt, terwijl de uitstroom bovendien toeneemt. Kortom: terwijl er veel meer mensen nodig zijn, neemt het aantal mensen in de zorg juist af. Dit is behalve aan vergrijzing, ook aan het matige imago van de zorg als werkgever te wijten (uitstraling2, salariëring, carrièreperspectieven). In het verschenen rapport van het Zorginnovatieplatform3 wordt dit voorziene tekort nog eens onderstreept. De BMH hoopt een bijdrage te leveren aan dit probleem. Een tweede motivatie voor anders opleiden is te vinden in het ontstaan van nieuwe organisatievormen en nieuwe samenwerkingsverbanden zoals spoedposten en acute zorgregio’s. Dit betekent per definitie dat gezondheidszorgmedewerkers mee zullen moeten bewegen: functies veranderen, er moet worden samengewerkt en men moet dus over een grote mate van flexibiliteit beschikken. Ook binnen ziekenhuizen zorgt organisatieverandering voor ander functie-indelingen. Een ander voorbeeld is dat men de acute en de geplande (electieve) zorg van elkaar gaat scheiden4. Gevolg hiervan is dat binnen de geplande zorg het verpleegkundige accent versterkt wordt en binnen de acute zorg het behandelaspect benadrukt wordt.
12
De BMH sluit aan bij het advies van de RVZ5 om mensen in eerste instantie ‘breed’ op te leiden: maak in de opleiding onderscheid tussen een vast basisgedeelte en een daarop volgend variabel gedeelte.
DE DIDACTISCHE AS EN WERKVORMEN
DE OPLEIDING
Elk blok bestaat uit meerdere thema’s. Elk thema is didactisch volgens hetzelfde concept uitgewerkt: een zogenaamde ‘didactische as’. Dit concept kent zijn oorspong in het medisch curriculum van het UMC St Radboud. Deze ‘didactische as’ is ook de basis van het onderwijsprogramma van de Masteropleiding Physician Assistant van de HAN. De didactische as kent een vaste volgorde van werkvormen, waarbij een beroepsopdracht het leerproces van studenten aanstuurt.
Het BMH programma duurt 4 jaar. De eerste 2 jaren vormen de basis voor de differentiatie (derde jaar) en specialisatie (vierde jaar).
De beroepsopdrachten zijn feitelijk concrete beroepssituaties die variëren van het afnemen
Werken in de gezondheidszorg zonder dat je een verpleegkundige opleiding moet hebben is voor een deel van de jongeren aantrekkelijk, dat blijkt in ieder geval uit het grote aantal aanmeldingen dat beide hogescholen krijgen.
Het programma hanteert een competentiegericht didactisch concept. Dat betekent in het geval van deze opleiding eerst en vooral dat voor alle onderwijsactiviteiten de beroepspraktijk centraal staat en als uitgangspunt wordt genomen. Het hier beschreven didactische concept is gebaseerd op moderne leertheorieën vanuit de cognitieve psychologie, met name het sociaal constructivisme6. Volgens deze theorie wordt kennis in een sociale context met experts en medestudenten verworven.
van de anamnese van een patiënt tot het overdragen van een patiënt aan een collega-hulpverlener. Het werken aan de beroepsopdracht wordt telkens ondersteund door zelfstudieopdrachten, responsiecolleges, werkgroepen en practica. Hieronder volgt een korte toelichting op elk van deze werkvormen. De zelfstudieopdrachten hebben telkens een actuele praktijkcasus als uitgangspunt en stimuleren studenten om zelfstandig met de vakinhoud aan de slag te gaan.
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
anesthesiemedewerker krijgt hiermee perspectief op een loopbaan met meer mogelijkheden.
De didactische as 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Contextgebonden oriëntatie Beroepsopdracht / Casus Zelfstudieopdracht 1 Werkgroep 1 Responsiecollege 1 Zelfstudieopdracht 2 Zelfstudieopdracht 3 Zelfstudieopdracht 4 Werkgroep 2 Practica Responsiecollege 2
Hoe verhoudt de BMH zich tot de bestaande CZO opleiding? Uitgangspunt is dat de BMH naast de bestaande opleiding zal bestaan. Er zal bestaansrecht blijven voor de CZO opleiding gezien de behoefte van zittende verpleegkundigen om tijdens hun loopbaan van functie te willen veranderen of voor jongen mensen die direct kiezen voor een werkenleren traject.
De responsiecolleges bieden de student gelegenheid om de (via verplichte literatuur bij de zelfstudieopdrachten aangedragen) theoretische concepten met docenten te bespreken (kennisontwikkeling). Elk thema kent twee van dergelijke colleges, aan het begin en aan het einde. Gedurende de werkgroepen maken de studenten een toepassingsopdracht, worden zelfstudieopdrachten nabesproken en formuleren ze aanvullende leervragen voor het afsluitende responsiecollege van het betreffende thema. Bovendien biedt de werkgroep studenten de mogelijkheid om ervaringen vanuit praktijkleerperioden te toetsen aan de concepten die ze zich binnen schools eigen maken. In de practica, ten slotte, oefenen studenten specifieke vaardigheden. Dat kan variëren van medische handelingen tot sociaalcommunicatieve vaardigheden. Oorspronkelijk had deze differentiatie ook de operatieassistent als specialisatie opgenomen. Gesprekken in het werkveld wijzen echter uit dat men hierover verdeeld is: sommigen zien deze functie vooral op MBO niveau anderen geven aan wel degelijk een functiedifferentiatie te zien op de OK waarbij hogere eisen gesteld gaan worden aan een deel van de groep van operatieassistenten. De nabije toekomst zal hierover uitsluitsel geven. Vooralsnog is de anesthesiemedewerker de enige specialisatie. Ook hier is er reden om te veronderstellen dat de organisatie van de anesthesie en dus de rol en competentie van de anesthesiemedewerker aan verandering onderhevig is. Het feit dat de functie als een ‘fuikfunctie’ wordt gezien is een extra argument voor verbreding van de opleiding: de
VORM EN INHOUD VAN DE DIFFERENTIATIE ‘ANESTHESIE’ Om te voorkomen dat het werkveld geconfronteerd wordt met een compleet nieuw programma in relatie tot het in-service onderwijs maakt de HAN gebruik van onderdelen van dit curriculum. De opzet van het BMH programma verschilt echter op een aantal belangrijke punten. Zo is de differentiatie twee jaar ( in-service is een 3- jarig programma). De BMH denkt dit echter te kunnen verantwoorden door in de twee basisjaren al een goed fundament te leggen voor de differentiatie, zodat de student een sneller traject kan lopen. Ook het aandeel praktijkleren is kwantitatief gezien lager. De student zal een belangrijk deel van deze laatste twee jaren, de helft, op stage zijn. De HAN is in samenspraak met het UMC St Radboud bezig om een inhoudelijk sterk simulatieonderwijs programma te maken. Tot slot besteed het BMH programma ruim tijd aan het ontwikkelen van het klinisch redeneren, communicatieve vaardigheden, het evidence based medicine en aan vaardigheidsonderwijs. Om de differentiatie ‘Anesthesie’ vorm en inhoud te geven heeft de HAN een werkgroep ‘Praktijkleren anesthesie’ ingesteld. Hierin zitten vertegenwoordigers van het werkveld.
CONTACT Mocht u naar aanleiding van dit artikel behoefte hebben om in gesprek te komen dan nodig ik u daar van harte voor uit.
LITERATUUR. 1
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2006): Arbeidsmarkt en zorgvraag. Den Haag, 2006; Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2006): Arbeidsmarktbrief 2006. Den Haag 2006; Ministerie van VWS: Niet van later zorg. Den Haag 2007. De achtereenvolgende ministers van VWS besteden in hun beleid de laatste jaren steeds aandacht aan het arbeidsmarktprobleem. Zie daarvoor: Ministerie VWS: Arbeidsmarktbrieven 2007 en 2008. Den Haag. 2 De zorg is geen tot de verbeelding sprekende sector, met name niet voor mannen. Dit is vermoedelijk mede het gevolg van de verdergaande feminisering van de (para)medische en verpleegkundige beroepen. Zie ook VWS Arbeidsmarktbrief 2007, p.2. 3 Zorginnovatieplatvorm (2009): Zorg voor mensen, mensen voor zorg, arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector richting 2025. 4 Paragraaf 4.3 in: ‘Acute Zorg’ Advies uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aan de minister van VWS. Zoetermeer, 2003. 5 Rapport ‘Bekwaam is bevoegd’ van de RVZ, april 2011. 6 De constructivistische theorie gaat er van uit dat het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevolg is van een directe overdracht van kennis door de docent, maar eerder het resultaat van denkactiviteiten van de studenten zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten. Het constructivisme benadrukt daarmee de actieve rol van de student bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis en vaardigheden. Sociale processen spelen hierbij een belangrijke rol. Frank Holweg | Opleidingscoordinator | Opleiding Medische Hulpverlening | Hogeschool van Arnhem en Nijmegen | Bezoekadres: Kapittelweg 33 6525 EN Nijmegen Kamer C3.31 | Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen | T. 024 3530924 |
[email protected] |
Alvast noteren:
28e NVAM congres “Day Dreams” Zaterdag 21 januari 2012 Jaarbeurs, Utrecht 13
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
H.H.B. Vaessen
In Europa - en zo ook in Nederland - is er een enorme toename in diagnostische en therapeutische ingrepen1/ interventies met een beperkt invasief karakter. Een deel van deze procedures veroorzaakt ongemak bij patiënten in de vorm van angst, onrust en eventueel pijn. In de afgelopen decennia is gebleken dat onvoldoende behandeling hiervan gepaard kan gaan met
een toename van morbiditeit en mogelijk zelf mortaliteit2. Sedatie en/of analgesie technieken kunnen worden toegepast om patiënten te helpen deze ingrepen toch op een acceptabele wijze te doorstaan, door het verminderen van angst3, ongemak en mogelijk het verminderen van pijn.
De ontwikkeling van de Procedurele Sedatie en/of Analgesie in Nederland Met Procedurele Sedatie en/of Analgesie (PSA) wordt de toediening bedoeld van een sedativum en/of een analgeticum om een noodzakelijke diagnostische of therapeutische procedure / behandeling voor de patiënt zo comfortabel mogelijk te laten verlopen. Onder “maximaal comfortabel” voor de patiënt wordt verstaan dat tijdens een behandeling en/of onderzoek de pijn, de stress en de angst (m.a.w. patiënt discomfort) zo sterk mogelijk kan worden onderdrukt. De cardiovasculaire en pulmonale functies en de beschermende reflexen van de patiënt blijven hierbij intact. Een operateur of behandelaar wil niets liever dan zich concentreren op de therapeutische of diagnostische ingreep die de patiënt moet ondergaan. Na het toedienen van een sedativum door deze behandelaar is het niet altijd mogelijk zich volledig te concentreren op de ingreep én tegelijkertijd de vitale functies van de patiënt te bewaken. PSA door een Sedation Practitioner kan hier een goede oplossing brengen.
SEDATIE IS NIET NIEUW! In Nederland wordt sedatie veelvuldig als een nieuwe ontwikkeling in vakbladen en tijdens symposia besproken, maar sedatie bestaat al heel lang. Ter illustratie: de Romeinen voegden Alruin (dat bedwelmende eigenschappen heeft) toe in wijn. De tandarts Stanley Jackson (1930) gebruikte lachgas bij tandheelkundige ingrepen. Diazepam kwam in 1962 beschikbaar voor intraveneuze sedatie. Midazolam (gesynthetiseerd in 1976) werd en wordt in de dagelijkse praktijk als sedativum veelvul-
16
dig gebruikt, al of niet in combinatie met een opioïd. Intraveneuze sedatie m.b.v. Propofol (PSA) worden sinds 2006 gecontroleerd toegepast door Sedation Practitioners.
WAT IS SEDATIE ? Binnen de gezondheidszorg wordt verschillend gedacht over de gewenste praktische invulling van het begrip sedatie: 1 sedationisten beogen met sedatie een daling van het bewustzijn te induceren, waarbij communicatie met de patiënt mogelijk blijft. 2 veel behandelaars zien tijdens de sedatie bij voorkeur een patiënt die stil ligt, niet reageert op pijnprikkel en eigenlijk het bewustzijn heeft verloren. Dit zijn de twee uitersten. Beide professionals streven hetzelfde doel na waarbij: - de veiligheid van de patiënt voorop staat - het onderzoek en/of behandeling op een zo efficiënt mogelijke manier verloopt. De American Society of Anesthesiologists (ASA)4 heeft dit samengevat en omschrijft sedatie als een bewustzijn toestand uiteenlopend van minimale bewustzijndaling (anxiolyse) tot net geen algehele anesthesie, m.a.w.: 1 Anxiolyse (lichte sedatie): het doel is het angst- en stressniveau van de patiënt te verlagen waarbij het bewustzijn in principe intact blijft. Er is sprake van een lichte sedatie, met angst demping. De patiënt reageert adequaat en consistent op verbale prikkels en dus blijft verbale communicatie mogelijk. Er wordt een lage dosis
farmaca toegediend (voorbeeld: 10 mg Seresta per os), die geen aanleiding geeft tot belangrijke co-morbiditeit. Er treedt geen verandering in de cardiovasculaire en respiratoire functies op. 2 Matige sedatie (voorheen (Conscious Sedation): een door farmaca (voorbeeld: intraveneuze kortwerkende middelen) veroorzaakte afname van het bewustzijn, waarbij de patiënt nog steeds reageert op aanspreken of lichte tactiele prikkels. In dit stadium zijn geen interventies nodig om de luchtweg vrij te houden, de luchtwegreflexen zijn intact en de ventilatie is adequaat. 3 Diepe sedatie: dit is een door farmaca veroorzaakt bewustzijnsdaling, waarbij de patiënt niet reageert op aanspreken, maar wel reageert op herhaalde tactiele of pijnlijke prikkels. De luchtwegreflexen en de ventilatie kunnen minder adequaat zijn en er kan gemakkelijk een luchtwegobstructie ontstaan. 4 Algehele anesthesie: een door farmaca veroorzaakte status van bewusteloosheid, waarbij de patiënt niet wekbaar is, ook niet tijdens toediening van een pijnprikkel. Het vermogen om de luchtweg vrij te houden is vaak verminderd tot afwezig zijn, en ook treedt een depressie van de ventilatie en de cardiovasculaire functie veelvuldig op, waardoor het noodzakelijk kan zijn beiden te ondersteunen.
DE SITUATIE IN NEDERLAND. Sinds 2006 worden in Nederland door het UMC Utrecht en AMC Amsterdam Sedatie
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Anesthesie Medewerkers (“SAM”) ofwel “Sedation Practitioner” opgeleid. Hiertoe is een speciaal scholingstraject ontwikkeld dat bestemd is voor ervaren anesthesiemedewerkers. De opleiding bestaat uit theoretisch en praktisch onderwijs in de specifieke aspecten van sedatie, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de veilige uitvoering ervan. Daarnaast worden in enkele ziekenhuizen in Nederland anesthesie medewerkers volgens het UMC Utrecht /AMC Amsterdam model opgeleid. De anesthesie medewerkers die voor de opleiding in aanmerking komen zijn klinisch werkzaam als anesthesie medewerker. Hierdoor worden de vereiste vaardigheden en kennis gewaarborgd. Patiënten, met ASA classificatie 1 en 2 zonder ernstige co-morbiditeit en onder speciale voorwaarden met ASA classificatie 3, komen in aanmerking voor sedatie door de Sedation Practitioner. Voor patiënten met significante cardiale en/of pulmonale problematiek (ASA 3-4) wordt de anesthesioloog geraadpleegd en is deze is desgevraagd aanwezig tijdens de sedatie. De veiligheid voor de patiënt wordt gewaarborgd door een strakke protocollering en de beschikbaarheid van een anesthesioloog op afroep. De vraag naar gecontroleerde sedatie wordt alleen maar groter (zie diagram).
Binnen het UMC Utrecht ligt de hulpvraag niet alleen bij de endoscopie patiënten (MaagDarm- en Leverziekten). Ook binnen patiëntencategorieën van de gynaecologie (IVF en curettages), oogheelkunde (netvlies loslating), tandheelkunde (gebitssanering), pijn behandeling (epiduroscopie, Sweet procedures, terminale behandelingen etc.), longziekten (bronchoscopie), cardiologie (echocardiografie, cardioversie, ritme chirurgie), KNO (slaap snurk procedures) Radiodiagnostiek (CT, MRI en interventie radiologie), Eerste Hulp afdelingen (repositie pols en heup) zijn een beperkte greep uit de talloze mogelijkheden.
DE PSA SEDATIE ZORGKETEN. De Sedatie paraplu ofwel de PSA sedatie zorgketen bestaat uit de specifieke zorg die de Sedation Practitioner verleent aan de patiënt. Hierin is hij / zij uitvoerig getraind. Deze specifieke sedatie zorg bestaat uit: 1 Het screenen van de patiënt (gezondheidsvragenlijst) en het geven van een positief sedatie fiat, bij bevonden ge-
schiktheid van de patiënt voordat de PSA sedatie wordt uitgevoerd. Tevens wordt de WGBO5 (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst) met de patiënt besproken. 2 Het verzorgen van de PSA sedatie op maat, met inachtname van de sedatiediepte score “OAAS” (Observer’s Assessment of Alertness/Sedation Scale6) De patiënten worden van te voren besproken met de anesthesioloog. 3 Het vastleggen van ontslag criteria in een Aldrete score7 kaart. 4 De patiënt ontslaan na recovery, waarbij de patiënt leefregels meekrijgt. 5 Nazorg in de vorm van correcte documentatie en het verzorgen van een telefonisch sedatie spreekuur 6 Casuïstiek bespreking
TAAKVERSCHUIVING VAN ANESTHESIOLOOG NAAR PSA SPECIALIST. Goed toegepaste sedatie en/of analgesie technieken kunnen patiënten helpen onaangename procedures op een voor hen acceptabele wijze te ondergaand. Door het tekort aan anesthesiologen8 is het in Nederland en in vele andere landen, niet mogelijk om te voldoen aan de grote vraag naar PSA tijdens dergelijke procedures. Het tekort aan anesthesiologen lijkt alleen maar toe te nemen, terwijl ook de zorgvraag toeneemt. Ter illustratie: 1 Het bevolkingsonderzoek darmkanker9; hierdoor neemt het aantal patiënten dat gefaseerd een coloscopie moeten ondergaan alleen maar toe. (uiteindelijk 80 000 op jaarbasis) 2 Invriezen eicellen (In Vitro Fertilisatie). Het is mogelijk om eicellen in te vriezen t.b.v. patiënten die een chemotherapie of bestraling moeten ondergaan. Mede door deze ontwikkelingen heeft binnen de Anesthesiologie een herschikking van taken plaatsgevonden. Een concept richtlijn “Sedatie en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamer” is hiertoe opgesteld10. Het spreekt vanzelf dat deze herschikking van taken een continue na- en bijscholing van Sedation Practitioners impliceert, waardoor een verantwoorde en professionele uitvoering van PSA door hen wordt gewaarborgd.
PSA BORGING IN NEDERLAND. Er zijn ruim 70 Sedation Practitioners opgeleid in het UMCU / AMC in de afgelopen 6 jaar. In enkele andere ziekenhuizen zijn Sedation Practitioners opgeleid volgens het UMCU / AMC curriculum. Vanaf 2011 is binnen de beroepsvereniging, de Nederlandse Vereniging van Anesthesie Medewerkers (NVAM), een sectie Sedatie ingesteld. Het voornaamste doel van deze sectie is de uitwisseling van informatie over sedatie op landelijk niveau en de registratie van accreditatie punten van de voor de sedatie specifieke bij- en nascholingen. De Sedation Practitioner houdt een eigen
portfolio bij, zorgt voor voldoende jaarlijkse accreditatie punten, is BLS en ALS geschoold en voert minimaal 45 PSA - procedures per jaar uit. Ook wordt deelgenomen aan complicatie bespreking lokaal, regionaal of landelijk. Het registeren van Sedation Practitioners binnen de NVAM start in september 2011. Dit past binnen de doelstelling van het kwaliteitsregister11 binnen de NVAM. Te verwachten is, dat op korte termijn een landelijke begeleidingscommissie PSA wordt ingesteld en dat elk ziekenhuis een locale kwaliteit PSA commissie gaat instellen waarin Sedation Practitioners zeker zitting zullen moeten nemen. De vraag naar PSA sedatie zal in de komende jaren allen maar toenemen. Ook visitaties door beroepsgroepen en beroepsverenigingen zullen worden uitgevoerd om zo een wildgroei van “sedatie specialisten” te beperken en de veiligheid en de kwaliteit van de sedatieve zorg te waarborgen.
LITERATUUR 1
Consensus sedatie en analgesie door artsen-niet-anesthesiologen; J.T.A. Knape /J.J.E. van Everdingen; Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1098-102. 2 J Crit Care. 1993 Jun;8(2):100-8. Stressing the critically ill patient: the cardiopulmonary and metabolic responses to an acute increase in oxygen consumption. Weissman C, Kemper M. 3 Pijnloze endoscopie; C.J. Kalkman c.s.; Medisch Contact; Nr. 24 - 10 juni 2009; Pagina’s 1078-1081. 4 Anesthesiology: February 1996 - Volume 84 - Issue 2 - pp 459-471 - Practice Guidelines. 5 Wijzigingswet Burgerlijk Wetboek, enz. (geneeskundige behandelingsovereenkomst). Geldend op 13-08-2011. 6 Practice Guidelines for Sedation and Analgesia by Non-Anesthesiologists Anesthesiology: April 2002 - Volume 96 - Issue 4 - pp 1004-1017 Special Article. 7 J Perianesth Nurs. 1998 Jun;13(3):14855. Modifications to the postanesthesia score for use in ambulatory surgery.Aldrete JA. 8 64 nr. 41 | 8 oktober 2009 | Medisch Contact bij Nieuws Reflex. Meer anesthesiologen opleiden;Nederland leunt te zwaar op instroom uit andere landen. 9 Uitvoeringstoets bevolkingsonderzoek naar darmkanker Opsporing van darmkanker in praktijk gebracht. RIVM Rapport 225101003/2011. 10 Concept richtlijnensedatie en/of analgesie op locaties buiten de operatiekamers, versie maart 2008. Prof. Dr. J.Th.A. Knape e.a. 11. NVAM brief met kenmerk 11022011/ NVAM/PA/2011/3 – 7 maart 2011. Sedatie opleiding en training H.H.B. (Paul) Vaessen UMC Utrecht Heidelberglaan 100 HP: F02.811, 3584 CX Utrecht
17
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Robin Diesbergen
Samenwerking is essentieel voor het leveren van kwaliteit van zorg, binnen welke tak van de gezondheidszorg je ook werkt. Elke patiënt die in aanraking komt met het ziekenhuis en hulpbehoevend is, is afhankelijk van verschillende zorgdisciplines die met elkaar samenwerken. Kwalitatief goede zorg lever je niet alleen, maar gezamenlijk. De samenwerking tussen de anesthesioloog en de (student) anesthesiemedewerker is intensief en een goede samenwerking is essentieel voor een goede patiëntenzorg. Daarbij is het meest essentiële onderdeel communicatie. Hiermee valt en
staat het gehele proces. In die samenwerking schort het nog wel eens. Een reden voor een onderzoek. In dit artikel wordt nader ingegaan op de theorie van communicatie en wordt er aan de hand van een praktijkvoorbeeld ( in dit geval de praktijk in het VieCurie MC, alwaar de schrijver werkzaam is) gekeken hoe de communicatie is en hoe deze voor eventuele verbetering vatbaar is. Om inzicht te krijgen is de diverse vraagstellingen is een enquête onder de betrokkenen verricht, waarvan de samenvatting in een aantal tabellen wordt gepubliceerd.
De functionele samenwerkingsrelatie tussen de student anesthesiemedewerker en de anesthesioloog INLEIDING Naast de student anesthesiemedewerker (AM) en de anesthesioloog geven onder andere de gediplomeerde AM, de praktijkcoördinator en de teamleider een samenwerkingsrelatie inhoud. De opleiding tot AM wordt per ziekenhuis geaccrediteerd door het College Zorg Opleidingen (CZO). De belangrijkste doelstelling van dit college is de kwaliteit en continuïteit van de medisch specialistische opleidingen binnen ziekenhuizen bewaken. Het CZO bewaakt de kwaliteit van de ziekenhuisopleidingen door op aanvraag van een ziekenhuis de interne zorgopleiding te accrediteren. Momenteel is de inservice opleiding tot AM de enige door het CZO gecertificeerde erkende opleiding. Het CZO bepaald binnen de inservice opleidingen de eindtermen in overleg met de ziekenhuizen en de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM). Wanneer een student AM de opleiding succesvol afrondt bij een ziekenhuis met een CZO erkenning voor de opleiding tot AM, ontvangt de student een CZO erkend diploma anesthesiemedewerker. De NVAM heeft twee jaar geleden een onderzoek gedaan aan de hand van hun ledengegevens. Uit de geboortedata van de 1650 aangesloten anesthesiemedewerkers bleek
18
de gemiddelde leeftijd 48-49 jaar oud te zijn. Door deze hoge gemiddelde leeftijd van de AM en de daarmee samenhangende toenemende vraag aan anesthesiemedewerkers op de arbeidsmarkt, is er een aanzienlijk tekort ontstaan. Niet alleen de hoge gemiddelde leeftijd heeft tot een toenemende vraag aan anesthesiemedewerkers geleid, de werkzaamheden buiten het OKC zijn de afgelopen jaren diffuus toegenomen. De AM heeft naast taken zoals participatie in het traumateam, er ook taken bij gekregen zoals sedatie anesthesiemedewerker (SAM) en postoperatieve pijnservice (PPS). Daarnaast worden er vanuit de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg (NIAZ) steeds scherpere kwaliteitseisen gesteld rondom de gezondheidszorg, dit geldt ook voor de perioperatieve zorg. Door het tekort aan anesthesiemedewerkers en veranderingen binnen de perioperatieve zorg, waaronder aangescherpte kwaliteitseisen en verbreding van het werkveld van de AM, is er in de afgelopen jaren een toenemende vraag gekomen naar CZO gekwalificeerde anesthesiemedewerkers. Inspelend op deze toenemende vraag wordt er landelijk geprobeerd om meer anesthesiemedewerkers op te leiden op verschillende opleidingsinstituten, d.m.v. verschillende opleidingen. Er vindt een verschuiving plaats ten aanzien van de oplei-
dingen tot AM. Waar de AM vroeger alleen opgeleid kon worden door middel van een inservice opleiding, zijn er hedendaags verschillende opleidingen. De klassieke inservice opleiding is een opleiding waarin de student AM een opleidingsplaats moet zoeken binnen een CZO geaccrediteerd ziekenhuis en vervolgens op basis van een leer- en arbeidsovereenkomst de opleiding gaat volgen. De student AM zal gaan studeren aan een Hogeschool aangesloten bij het ziekenhuis waar de student een opleidingsplaats heeft bemachtigd. Sinds een aantal jaren wordt er door verschillende opleidingsinstituten in het hele land nieuwe opleidingen geïnitieerd. De gezamenlijke insteek van deze opleidingen is dat het beroepsprofiel opgesteld door de NVAM dragend is voor het curriculum van deze opleidingen. De meeste nieuwe opleidingen hebben een breder curriculum en een langere opleidingsduur, waardoor een bachelor status bereikt wordt. Deze nieuwe opleidingen worden momenteel nog niet door het CZO erkend. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft aangegeven dat er per vier gediplomeerde anesthesiemedewerkers één anesthesiemedewerker dient te worden opgeleid. Doordat er in toenemende mate nieuwe anesthesiemedewerkers opgeleid worden, is de balans van gediplomeerde anes-
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
thesiemedewerkers en studenten verschoven. Door deze verandering in de balans van gediplomeerde anesthesiemedewerkers en studenten binnen een OKC, is accurate begeleiding van de student AM steeds moeilijker te realiseren. Hierdoor wordt de functionele samenwerkings relatie (FSR) tussen de student AM en de anesthesioloog steeds belangrijker.
PROBLEEMOMSCHRIJVING Binnen de Nederlandse ziekenhuizen wordt, uitgezonderd op de academische ziekenhuizen, een twee kamer systeem gehanteerd, waarbij de anesthesioloog de verantwoordelijkheid heeft over de anesthesiologische zorg op twee operatiekamers. De huidige FSR tussen de student AM bestaat voornamelijk uit de samenwerking gericht op de anesthesiologische zorg die aan de patiënt geleverd wordt. Hierin werkt de student samen met de anesthesioloog, wel of niet onder begeleiding van een gediplomeerde AM, afhankelijk van het stadium van de opleiding waarin de student zich bevindt en hoe de student zich ontwikkelt. Iedere student heeft één gediplomeerde AM als vaste werkbegeleider, deze is samen met de student primair verantwoordelijk voor de praktijkopleiding van de student en fungeert als aanspreekpunt voor de student wanneer zij toewerkt naar zelfstandig werken. Daarnaast hebben alle gediplomeerde anesthesiemedewerkers een functie in de werkbegeleiding van de student AM, wanneer de vaste werkbegeleider niet aanwezig is. Naast de vaste werkbegeleider van de student, heeft de anesthesioloog secundair een taak in het opleidingsproces van de student. Voornamelijk wanneer de student begint met zelfstandig functioneren in zijn functie als AM en de werkbegeleider op afstand begeleidt, is de ondersteuning van de anesthesioloog in de opleiding van de student essentieel. In deze periode creëert de student AM een fundamentele beroepshouding, waarop de student uiteindelijk volledig zelfstandig gaat functioneren en na zijn diplomeren zich verder gaat ontwikkelen als AM. Het is daarom belangrijk dat de FSR tussen de student AM en de anesthesioloog mogelijk wordt geoptimaliseerd. Als deze FSR niet optimaal is, dan kan dit nadelig zijn voor de student AM. Dit betekent dat de begeleiding aan de student mogelijk tekortschiet en het leerproces van de student vertraging op loopt of zelfs onderbroken wordt.
DE FUNCTIONELE SAMENWERKINGSRELATIE Wat is nu eigenlijk een functionele samenwerkingsrelatie? Onder de FSR tussen de student AM en de anesthesioloog verstaan we een samenwerkingsrelatie waarbij de student en de anesthesioloog technische en communicatieve vaardigheden toepassen en elkaar hierin on-
dersteunen. Wanneer we de FSR gaan uitsplitsen komen we tot de volgende definities: - Functioneel: een bepaalde functie hebben. - Samenwerking: met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat niet onmiddellijk van persoonlijk belang is. - Relatie: Een relatie wil zeggen, de betrekking waarin personen, zaken, begrippen tot elkaar staan. Met de wetenschap van de bovenstaande definities kunnen we de FSR als volgt beschrijven: De (student)-AM en de anesthesioloog zijn sterk betrokken met elkaar in hun functie en leveren een bijdrage aan een gezamenlijk resultaat, te weten kwaliteit van de anesthesiologische zorg aan de patiënt. De FSR wordt mede inhoud gegeven door diverse wetten en richtlijnen, enkele hiervan staan hieronder beschreven.
HIËRARCHIE De student AM heeft in de dagelijkse praktijk te maken met diverse disciplines, te weten: de anesthesioloog, praktijkcoördinator, teamleider en unithoofd. De directe leidinggevend (“baas”) van de student AM is dan ook de teamleider en daaropvolgend het unithoofd. - De teamleider: functioneert als leidinggevende en is onder andere aanspreekpunt voor primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. - De anesthesioloog: is in de FSR de leidinggevende en is eindverantwoordelijk voor het uitgezette anesthesiologische beleid en dient in de FSR als aanspreekpunt voor de student AM. - De praktijkcoördinator: de student AM dient ten aanzien van opleiding inhoudelijke zaken verantwoording af te leggen aan de praktijkcoördinator. De praktijkcoördinator fungeert als aanspreekpunt voor de student AM ten aanzien van opleidingzaken.
DE CONTEXT VAN DE ANESTHESIOLOGISCHE ZORGVERLENING De anesthesiologische zorgverlening neemt in de Nederlandse gezondheidszorg een bijzondere plaats in. In Nederland wordt anesthesie gezien als een prestatie van een team waarin minstens een anesthesioloog en een AM complementair met elkaar samenwerken. De AM is bevoegd en bekwaam tot het bewaken en zo nodig het onderhouden van de anesthesie en tot de bewaking van de vitale functies van de patiënt. Hierdoor kan de anesthesioloog zijn diensten aan meerdere patiënten gelijktijdig inzetten en wordt zijn expertise ten volle benut. In de samenwerking tussen de
anesthesioloog en de AM is sprake van groot wederzijds vertrouwen tussen beiden, wat als zodanig uniek te noemen is. Het vertrouwen is gebaseerd op wederzijds respect, de vakbekwaamheid, zelfstandig en het verantwoordelijkheidsbesef van de AM. De anesthesioloog moet ervan op aan kunnen dat de AM hem onmiddellijk in kennis stelt van op handen zijnde calamiteiten of waargenomen onverwachte veranderingen. De AM kan er van zijn kant op rekenen dat de anesthesioloog onmiddellijk reageert bij een melding van hem. Centraal in de huidige visie van de AM staat het werken in een anesthesiologisch team waarin samenwerking en communicatie tussen anesthesioloog en AM essentieel is zodat de doelstellingen van het totale anesthesiologische beleid gerealiseerd kunnen worden.
COMMUNICATIETHEORIEËN & COMMUNICATIESTIJLEN 1. Communicatie op het operatiekamercomplex Het OKC is een werkomgeving waarin communicatie erg belangrijk is. Communicatie speelt ook een belangrijke rol in de FSR tussen de student AM en de anesthesioloog op het OKC. Iedere medewerker binnen het OKC is bewust en onbewust de hele dag bezig met verbale en non-verbale communicatie. Het OKC is een werkomgeving waarin uiteraard kwalitatieve zorg voorop staat, maar waar ook steeds meer de kwantiteit van operatieve zorg een rol gaat spelen. Ziekenhuisorganisaties streven ernaar om kwalitatieve zorg te bieden aan een zo groot mogelijke patiëntengroep. In de opleiding tot AM wordt er steeds minder op alleen de kennis en kunde rondom een vaardigheid beoordeeld en steeds meer competentiegericht opgeleid. Een belangrijk aspect van een vaardigheid is de attitude van de student AM. Het competentiegericht opleiden gaat een steeds belangrijkere rol spelen bij medisch specialistische opleidingen. Attitude is naast de kennis en kunde ten behoeve van een vaardigheid een belangrijk onderdeel. Een competentie is de kennis, kunde en attitude rondom een vaardigheid. Bijvoorbeeld: een student AM kan de kennis en kunde bezitten om een patiënt onder supervisie van de anesthesioloog endotracheaal te intuberen, is de student dan competent in het endotracheaal intuberen? Nee, want wanneer de attitude van de student onvoldoende wordt beoordeeld door de anesthesioloog of werkbegeleider, dan is de student niet competent in het endotracheaal intuberen. Een belangrijk onderdeel van de attitude is communicatie. Communicatie staat daarom centraal in het verwerven van competenties.
19
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
2. Communicatie Op het OKC wordt er veel gecommuniceerd. Is veel communiceren goed? Of gaat het voornamelijk om hoe we communiceren en wanneer we dat wel of niet doen? Een sterke definitie van communicatie wordt gehanteerd door de Groningse hoogleraar communicatie Gisela Redeker: “Communicatie is het scheppen van gemeenschappelijke betekenis.” Het Latijnse woord ‘communis’ maakt deel uit van het woord ‘communicatie’. Het betekent gemeenschappelijk. Het Latijnse werkwoord ‘communicare’ betekent letterlijk gemeenschappelijk delen. Deze definitie gaat niet over het sturen van een boodschap naar een ontvanger, maar over het maken van gemeenschappelijke betekenis. De anesthesioloog die opdracht geeft aan de AM om een bepaald medicament toe te dienen, de AM voert de opdracht uit. Wat we delen, waar we het over eens denken te zijn, het medicament moet toegediend worden, dat is de gemeenschappelijke betekenis, ontstaan door de opdracht van de anesthesioloog. Ik geef de anesthesioloog feedback door het medicament op te trekken en toe te dienen en vervolgens te bevestigen dat ik het medicament heb toegediend. Zo zijn we continu bezig met communiceren, oftewel het delen van gemeenschappelijke betekenissen.
BASISBEGRIPPEN COMMUNICATIE Wanneer we de term ‘communicatie’ onder de loep nemen, onderscheiden we een aantal belangrijke basisbegrippen. Waarnemen, observeren en interpreteren zijn een aantal van deze basisbegrippen. De eerstejaarsstudent AM, maar ook de zeer ervaren anesthesioloog zijn continu actief met een eigen invulling te geven aan deze basisbegrippen. Waarnemen doet namelijk iedereen met dezelfde zintuigen, maar wel op zijn eigen manier. In het leerproces van de student AM zijn waarnemen en observeren twee belangrijke processen. Er valt namelijk enorm veel waar te nemen en te observeren binnen het OKC, voornamelijk in het begin van het leerproces van de student AM. Wanneer een student AM voor het eerst de operatiekamer betreedt, staan alle zintuigen van de student open. De student neemt enorm veel waar en observeert wat er gebeurt, echter weet de student nog niet zo goed hoe al deze informatie te interpreteren. Hier komt direct de werkbegeleider en de anesthesioloog om de hoek kijken, om deze waargenomen informatie te verkleinen tot informatie die interpreteerbaar is voor de eerstejaarsstudent. Naarmate de student AM verder in zijn opleiding komt, zal het vermogen om dingen waar te nemen en te observeren steeds groter worden en wordt de interpretatie hiervan steeds doelgerichter en beter toepasbaar in de praktijk. De anesthesioloog zal
20
naarmate de zelfstandigheid van de student AM toeneemt een centrale rol gaan spelen in de communicatie van de student. Communicatie in dit driejarige leerproces staat centraal. Enkele essentiële basisbegrippen staan hieronder beschreven.
WAARNEMEN Wil zeggen dat je naar iets kijkt of luistert zonder dat je daar een oordeel over uitspreekt. Ook neem je niet iets specifieks waar. Je ‘bekijkt’ alles wat er is en staat open voor alle informatie. Het woord ‘bekijkt’ staat hier tussen aanhalingstekens. Waarnemen doe je namelijk met al je zintuigen. Je kijkt, luistert, voelt, ruikt en proeft. Deze zintuigen staan niet allemaal ‘aan’. Je hebt een persoonlijke voorkeur voor een of twee zintuigen waar je het meest mee waarneemt. Deze vangen de meeste informatie op.
OBSERVEREN Is gericht kijken of luisteren en heel gericht voelen, ruiken of proeven. Je kunt heel gericht observeren hoe iemand een handeling uitvoert op de operatiekamer. Of je kunt voelen hoe koud je stoel aanvoelt als je gaat zitten, hoe je eerste slok koffie smaakt en ruikt. Je kunt luisteren welke woorden mensen gebruiken om hun boodschap over te brengen. Je kunt op deze manier veel informatie verzamelen over een bepaald onderwerp. Je kunt dan ook voor jezelf bepalen welke reactie je gaat geven op deze situatie. De stoel kan wel heel erg koud zijn, waardoor je opspringt. De koffie smaakt heerlijk en je zakt lekker onderuit. Je snapt niet wat iemand zegt en stelt een vraag. De reactie op situaties is voor iedereen anders. Dat komt doordat je na het observeren onmiddellijk gaat interpreteren. Je velt een oordeel over wat je hebt geobserveerd. Is het fout of goed, is het mooi of lelijk, is het prettig of vervelend? De stoel is te koud en daarom spring je op. De koffie is heerlijk en daarom kun je onderuit zakken. De informatie is te onduidelijk en daarom stel je een vraag.
GESPREKSVAARDIGHEDEN Bij communicatie is er altijd sprake van een boodschap, die door een zender via een bepaald communicatiekanaal, bijvoorbeeld gesproken of geschreven taal, aanraking of gelaatsuitdrukking wordt verstuurd naar de ontvanger. Als de ontvanger geen reactie teruggeeft of kan geven, heet dit eenzijdige communicatie. Deze tekst is bijvoorbeeld een vorm van eenzijdige communicatie. Meestal vertaalt de ontvanger de boodschap door deze te interpreteren. De ontvanger wordt hierna de zender als hij een reactie geeft. Dit heet tweezijdige communicatie.
VERBALE EN NON-VERBALE COMMUNICATIE Een boodschap die door een persoon wordt overgebracht, bevat verbale en non-verbale elementen. Verbale elementen zijn de woorden die iemand gebruikt. Non-verbale elementen ondersteunen die woorden: de uitdrukking van een gezicht, gebaren, de houding van het lichaam, de zogenoemde lichaamstaal, en de intonatie van de stem.
COMMUNICATIE OP INHOUD- & BETREKKINGSNIVEAU Als communicatie puur tot doel heeft de inhoud van de boodschap over te brengen, heet dat communicatie op inhoudniveau. Geschreven tekst valt hieronder, bijvoorbeeld de notulen van een werkbespreking. We kunnen echter moeilijk de boodschap alleen op inhoud bekijken. Vaak speelt de relatie die je met de zender hebt een grote rol. De nonverbale indrukken en je eigen interpretatie zijn dan van belang tijdens de communicatie. Als belangrijker is hoe iemand iets zegt dan wat hij zegt, heet dit communicatie op betrekkingof relatieniveau. Je kunt zeggen dat het communiceren over de inhoud vooral gaat over wat er wordt gezegd en dat communiceren op betrekkingsniveau vooral gaat over hoe iets wordt gezegd.
COMMUNICATIESTOORNISSEN INTERPRETEREN Is een persoonlijk oordeel vormen over een geobserveerde situatie. Hoe deze interpretatie uitpakt, hangt af van een aantal factoren. Je hebt een bepaald beeld van jezelf, je collega’s, je beroepsuitoefening, de maatschappij. Daar heb je normen en waarden voor geformuleerd. Deze kunnen je bril aardig kleuren bij het observeren. Je ziet niet meer wat er werkelijk gebeurt, maar je kijkt door een bril waarin de normen en waarden je sturen. Ook je humeur, je stemming kan van invloed zijn op je observatie. Wil je goed leren observeren, dan is het van belang je bewust te worden van deze gekleurde bril. Bij communicatie spelen interpretaties een belangrijke rol. Je reageert vaak niet op wat er werkelijk is, maar op de interpretatie die jij hebt gemaakt van de werkelijkheid. Dit kan veel onduidelijkheden veroorzaken. Was dat wat je zag, ook daadwerkelijk aan de hand?
In de menselijke communicatie kunnen gemakkelijk storingen optreden. Die zijn niet effectief voor de samenwerking. Deze kunnen zelfs de samenwerking ernstig verstoren. Enkele voorbeelden van communicatiestoornissen zijn: - Defensieve houding: mensen beschikken over afweermechanismen die hen verhinderen boodschappen te ontvangen waar ze bang voor zijn. Alle mensen zijn wel ergens onzeker over en hebben bepaalde dingen die zij liever niet willen weten. - Slecht formuleren: communicatieproblemen kunnen ontstaan doordat de zender van de boodschap moeite heeft met het onder woorden brengen van ideeën. Als de ontvanger dat niet weet, kunnen verkeerde indrukken ontstaan, die vervolgens leiden tot misverstanden. - Verborgen agenda’s: soms hebben men-
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
-
-
-
sen motieven en belangen die ze liever niet prijsgeven. Deze verborgen agenda’s zorgen ervoor dat de communicatie wordt verstoord en er gebrek aan vertrouwen en samenwerking ontstaat. Status: communicatie wordt vaak verstoord door de manier waarop mensen tegen elkaar aankijken. Om een goede indruk te maken bij mensen in een hoge positie, vervormt de zender soms de boodschap. Hogergeplaatste zijn in hun communicatie met ondergeschikten vaak onnodig koel of ongevoelig voor de behoeftes van de persoon die ze tegenover zich hebben, wat er weer toe kan leiden dat deze ontvanger de boodschap afwijst of vervormt. Omgeving: de fysieke ruimte kan van invloed zijn op de communicatie. Bepaalde ruimtes kunnen ongeschikt zijn voor bepaalde boodschappen, een zeer informele ruimte kan ongeschikt zijn voor het geven van een formele boodschap en andersom. Vijandigheid: als de ontvanger boos is op degene die de boodschap verstuurt en alle ‘goodwill’ ontbreekt, worden meestal alle boodschappen op een negatieve manier uitgelegd. Vijandigheid maakt het moeilijk correcte informatie te zenden en te ontvangen. Als er geen of weinig vertrouwen tussen mensen is, worden boodschappen meestal verdraaid, onafhankelijk van wat de zender feitelijk meedeelt.
Iedereen herkent vast wel een aantal van bovenstaande communicatiestoornissen vanuit de dagelijkse praktijk. Wil je communicatiestoornissen voorkomen, dan is het belangrijk het betrekkingsniveau van een gesprek te blijven observeren en eventueel te benoemen.
COMMUNICATIESTIJLEN Nu we inzicht gekregen hebben in communicatietheorieën en welke stoornissen er binnen communicatie kunnen optreden, is het belangrijk om te kijken naar de verschillende communicatiestijlen. Verschillen in persoonlijkheid zijn boeiend en frustrerend tegelijk. Dat geldt voornamelijk tijdens het werk op het OKC, waar het draait om teamwork en motivatie. Een sleutel om die anderen te begrijpen, is inzicht in de verschillende communicatiestijlen te krijgen. Door dit inzicht ontstaat wederzijds begrip. Iedereen heeft zijn eigen stijl van communiceren, toch vormen de meeste stijlen duidelijk overeenkomsten. Het OKC is een multidisciplinaire omgeving, dit brengt ook diverse communicatiestijlen met zich mee. Aan de ene kant is dit natuurlijk goed, aan de andere kant zorgt het voor een kloof. In de FSR tussen de student AM en de anesthesioloog, is het belangrijk dat beiden rekening houden met elkaars communicatiestijl. De vier communicatiestijlen zijn herkenbaar aan gedragskenmerken. Het gedrag wordt
gestuurd door intenties. Waar komt het gedrag uit voort? Dit is voor elke stijl anders. De volgende vier communicatiestijlen worden gehanteerd in het model van Alessandra & O’connor: 1. De regisseur Deze communicatiestijl kenmerkt zich door een duidelijke leidersrol. Het zijn dominante persoonlijkheden, op zoek naar een uitdaging worden zij gedreven door een innerlijke behoefte aan leiding geven. De regisseur is niet verlegen of bescheiden, maar gaat veelal op een soms botte manier recht op zijn doel af. We kennen allemaal regisseurs en bewonderen hen, soms boezemen zij zelfs ontzag in. Regisseurs lopen doelbewust, met ferme pas. Ze zijn efficiënt in tijd, bewegingen en woordkeuze. Ze geven je kort en krachtig een hand. Ze spreken luid en snel. De regisseur is niet bang om mensen uit te dagen of regels aan zijn laars te lappen als die niet uitkomen. Regisseurs zijn onafhankelijk, houden van competitie en eisen resultaten en behalen die meestal ook. De regisseur delegeert gemakkelijk, maar alleen aan mensen die resultaten laten zien, niet aan ‘praters’. Regisseurs zijn snel gefrustreerd als andere niet kunnen wat zij kunnen of niet zo gemotiveerd zijn als zij. En dat kunnen ze niet goed verbergen. Dan geven ze anderen snel het gevoel dom te zijn. Het is niet een kwestie of de regisseur de zaken overneemt, maar wanneer. Zelfs aan een ronde tafel bestaat er geen twijfel over wie er aan het hoofd zit. Regisseurs zijn niet scheutig met complimenten. 2. De motivator Expressief, optimistisch en gezelligheid zijn kernwoorden voor de motivator. Het zijn entertainers, altijd op zoek naar plezier en goed gezelschap. De motivator stort zichzelf graag in projecten, zijn projecten volgen elkaar op als golven in de zee. Elke golf duurt niet zo lang, maar erop surfen doet de motivator graag, speciaal als hij wordt toegefloten vanaf het strand. De motivator komt meestal vrolijk over, is snel, energiek en extravert. Het motto van de motivator is: “Als je me aardig vindt, dan zijn we maatjes.” De motivator is bedreven in non-verbale communicatie en is gericht op het kweken van saamhorigheid. In de ogen van de motivator moet werken leuk zijn, anders hebben ze er geen zin in. Ze jongleren met ideeën en willen graag dat anderen naar hen luisteren. Als het om concentratie gaat, lijken de motivators wel knipperlichten, vooral wanneer ze onder druk staan. Ze hebben de neiging eerst te spreken en dan pas te denken. Motivators verlangen meer naar erkenning dan naar resultaten. Ze zijn veel emotioneler en meer relatiegericht bij het nemen van beslissingen. 3. De zorger Vriendelijk, rustig en harmonieus zijn kernwoorden voor de zorger. Zorgers zijn vriende-
lijke personen, die door bijna iedereen aardig worden gevonden. Hun gebaren zijn rustig en ze laten zelden emotionele uitbarstingen zien, positief of negatief. Deze mensen zijn gemakkelijk in omgang omdat ze geneigd zijn zich naar jou te plooien. De zorger staat niet graag in de belangstelling en is niet expressief in zijn mimiek. Het verlangen is naar rust en stabiliteit. Ze hebben in hun leven één grote beslissing genomen: zo veel mogelijk grote beslissingen vermijden. Zorgers werken goed samen in een team en hebben een sterke behoefte bij ‘de club’ te horen. Ze houden niet van plotselinge veranderingen en zijn er alleen voor te porren als ze lang hebben kunnen nadenken over de effecten van een verandering. Omdat ze loyale medewerkers en partners zijn, doen ze zonder morren wat wordt gevraagd, ook al zijn ze het er niet mee eens. Ze oordelen niet snel, ze accepteren mensen zoals ze zijn. Gevoelens, van henzelf of van anderen, vinden ze cruciaal. Omdat ze niet zo extravert zijn als de motivator, zullen ze hun gevoelens niet snel laten merken. 4. De analyticus Overwogen, serieus en efficiënt zijn kernwoorden voor de analyticus. Logica gaat boven alles en accuraatheid is een ‘must’. Ze verlangen naar duidelijk omschreven prioriteiten en willen niet achter hun vodden worden gezeten. Hun levensmotto is: “Langzaam aan, dan breekt het lijntje niet.” Analytici bewegen weinig, met korte, kleine gebaren. Ze spreken zacht en monotoon en schuwen non-verbale communicatie. De taakgerichte analytici zijn precies. Ze willen in detail weten hoe iets werkt, zodat ze omzichtig ieder probleem kunnen ontrafelen en objectief kunnen beoordelen. Analytici doen alles om fouten te voorkomen, anders krijgen ze het gevoel af te gaan. Ze gedragen zich nogal gereserveerd, tenzij ze te maken hebben met goede vrienden. Hun gevoel voor discipline en hun aandacht voor details en logica maken hen tot gewaardeerde medewerkers. Accuraat, betrouwbaar, onafhankelijk, gedegen en goed georganiseerd: in feite is organiseren net zo’n levensbehoefte voor de analyticus als zuurstof. Analytici kunnen enorm perfectionistisch zijn. Slechts enkelingen, inclusief mensen met dezelfde stijl, kunnen voldoen aan hun hoge eisen. Ze willen duidelijkheid en orde.
DE PRAKTIJK IN HET VIECURI MC VieCuri is een stichting en wordt bestuurd door een tweehoofdige Raad van Bestuur (RvB). De zorgverlening vindt plaats op de locaties Venlo en Venray. De RvB stuurt vijf zorgsectoren aan, de sector Diagnostiek en vier ondersteunende diensten (Facilitair Bedrijf, PO&O, Stafdiensten, Raad van Bestuur). De zorgsectoren en de zorgondersteunende sector Diagnostiek staan onder duale leiding van een manager bedrijfsvoering en een medisch manager. De zorg voor opleidingen is ondergebracht bij
21
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
het leerhuis. Binnen deze duale structuur, die hoort bij het geïntegreerd medisch-specialistisch bedrijf, wordt nauw samengewerkt met de medisch specialisten, georganiseerd in de Vereniging Medische Staf (VMS). Om de trajecten van overleg en besluitvorming onderling goed af te stemmen, vindt tweewekelijks overleg plaats tussen RvB en het stafbestuur van de VMS. Daarnaast zijn er regelmatig kernstafvergaderingen en algemene ledenvergaderingen van de Medische Staf, die worden bijgewoond door de RvB. De Raad van Toezicht ziet toe op het beleid van de RvB. De organisatie beschikt conform de wettelijke eisen van de Wet op Ondernemingsraden (WOR) en de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) over een Ondernemingsraad en een Cliëntenraad. Met beide organen vindt op vaste momenten overleg plaats. In aanvulling daarop is de RvB op afroep beschikbaar voor tussentijds overleg.
OPERATIEKAMERCOMPLEX VIECURI MC Onder het OK hoofd vallen vier sectoren, drie van die vier sectoren hebben een teamleider. Het OKC is onderverdeeld in vier sectoren: centrale sterilisatie afdeling, chirurgie, anesthesie en praktijk begeleiding. Het OKC valt binnen zorgsector 1. Zorgsector 1 staat onder leiding van de manager bedrijfsvoering. Deze fungeert als schakel tussen het OKC en de RvB.
VIECURI MC EEN STZ ZIEKENHUIS VieCuri MC is één van de zevenentwintig samenwerkende topklinische ziekenhuizen (STZ). Kern van het samenwerkingsverband van deze ‘teaching hospitals’ vormen de medisch specialistische opleidingen. VieCuri MC tracht een ziekenhuis te zijn met verstand van zaken en gevoel voor mensen. Niet alleen goede medische zorg verlenen, maar ook de bejegening van de patiënt staat hoog in het vaandel. Daarnaast levert VieCuri MC een belangrijke bijdrage ten aanzien van opleidingen.
DE KERNWAARDEN VAN VIECURI MC Binnen VieCuri MC zijn er vier gemeenschappelijke kernwaarden geformuleerd. De kernwaarden: verantwoordelijk, samen, vraaggericht en zin, geven weer hoe VieCuri MC gezien wil worden. Deze kernwaarden zijn essentieel op het OKC en binnen de FSR tussen de student AM en de anesthesioloog. Om iedereen binnen VieCuri MC dezelfde taal te laten spreken, zijn er vier gemeenschappelijke waarden geformuleerd, die aangeven hoe VieCuri graag gezien wil worden. VieCuri MC wil dat de medewerkers zich verantwoordelijk voelen voor het goed functioneren van het ziekenhuis. Daarbij werken wij in deze organisatie samen met anderen. Samen met collega’s, maar ook samen met de patiënt, de familie, of de huisarts. Onze derde waarde, vraaggericht, gaat ervan uit dat niet wij bepalen hoe
22
we ons werk doen, maar dat we ons afvragen wat anderen vinden hoe we dat moeten doen. Voldoen we aan de verwachtingen van de buitenwereld? Gaan we de dialoog aan met onze klanten en collega’s? Hoe voor de hand deze kernwaarden ook klinken, het zal in de praktijk veel aandacht vragen om ernaar te handelen. Dat kan alleen met gemotiveerde medewerkers. Medewerkers die met passie en bezieling hun werk doen. Die collegiaal zijn en die zich bij VieCuri MC thuis voelen. Maar ook die zinvol bezig willen zijn en iets voor anderen willen betekenen. Kortom, medewerkers die er zin in hebben. Deze vier kernwaarden beschrijven onze gewenste cultuur en identiteit. Als iedereen in VieCuri MC naar deze waarden handelt, dan laten we u zien dat we ‘gewoon beter’ zijn. Want in alles wat we doen, willen we het ‘gewoon beter’ doen dan anderen. Of het nu gaat om de zorg op verpleegafdelingen, de organisatie van het ziekenhuis of de hulpvaardigheid van de medewerker achter de balie.
DE HUIDIGE PARTICIPATIE VAN DE ANESTHESIOLOOG IN HET OPLEIDINGSPROCES VAN DE STUDENT AM Vanuit de maatschap anesthesiologie zijn er enkele richtlijnen ten aanzien van de begeleiding aan studenten anesthesiemedewerkers werkzaam op het OKC van VieCuri MC. In de dagelijkse praktijk mag de student AM de volgende punten van de anesthesioloog verwachten: - Elke student AM kan van de anesthesioloog verwachten dat zij onderwezen wordt binnen het vakgebied, binnen zowel de theorie als de praktijk. - Directe feedback tijdens de handelingen met tips en trucks voor een veilige omgang met dagelijkse, maar ook moeilijke situaties. - Aandacht voor de leersituatie, afhankelijk van het opleidingsniveau. - Respectvolle omgang met elkaar. De anesthesioloog verwacht in de dagelijkse praktijk de volgende punten van de student AM: - De student AM werkt zorgvuldig en is respectvol in de omgang met collega’s. - De student AM is proactief in zijn leerproces en toont verantwoordelijkheid in zijn handelen. - De student AM geeft afhankelijk van het stadium van zijn leerproces duidelijk aan wanneer de aanwezigheid van de anesthesioloog op de kamer wenselijk is, bijvoorbeeld bij probleemsituaties. De student is daarbij proactief in het aandragen van oplossingen. - De student AM komt zijn afspraken na en communiceert adequaat. Er vindt maandelijks een overleg plaats tussen de contactpersonen van de maatschap anesthesiologie en de praktijkcoördinator. De
vooruitgang en de problemen van de studenten worden tijdens de vergaderingen van de maatschap beoordeeld en aandachtspunten worden besproken. Tevens fungeert de praktijkcoördinator als boodschapper, problemen of verbeterpunten vanuit de studenten AM worden door de praktijkcoördinator besproken in deze bijeenkomsten. Wanneer er problemen zijn, worden deze met de student en de praktijkcoördinator besproken.
ONDERZOEK: DE HUIDIGE VISIE OP DE FUNCTIONELE SAMENWERKINGSRELATIE TUSSEN DE STUDENT AM EN ANESTHESIOLOOG BINNEN VIECURI MC DOEL De onderzoeksvraag luidt: hoe kan de huidige FSR tussen de student AM en de anesthesioloog geoptimaliseerd worden? Naar aanleiding van deze vraag is er gekeken hoe dit het beste gemeten kon worden. De uitgangssituatie was dat iedereen de mogelijkheid zou hebben om aan te kunnen geven hoe hij of zij de huidige FSR beschouwt en hoe men aankijkt tegen mogelijke verbeterpunten. Het onderzoek is gehouden onder (studenten) anesthesiemedewerkers en anesthesiologen door middel van de enquête. Zodat vanuit deze mening duidelijke en objectieve verbeterpunten naar voren zouden kunnen komen. Dit onderzoek moet beschouwd worden als nulmeting, er zijn geen verdere onderzoeksgegevens beschikbaar die kunnen dienen als vergelijkingsmateriaal.
WERKWIJZE De enquête bestond uit zeventien vragen waarvan twaalf vragen bestemd waren voor zowel de (studenten) AM als de anesthesioloog en de laatste vijf vragen alleen voor de anesthesioloog. In de enquête is gebruik gemaakt van meerkeuzevragen, waarbij sommige vragen toegelicht konden worden. De belangrijkste diagrammen orden hierna weergegeven.
SAMENVATTING Als meest belangrijke conclusie is uit de enquête naar voren gekomen dat de communicatie tussen de student AM en de anesthesioloog voor verbetering vatbaar is en de betrokkenheid van de anesthesioloog bij bepaalde processen uitgebreid zou kunnen worden.
AANBEVELINGEN Op basis van de hierboven genoemde conclusies kunnen de volgende aanbevelingen worden gedaan: 1. Toewerken naar een FSR waarin de student AM en de anesthesioloog samenwerken en de (student) AM niet voor, maar met de anesthesioloog werkt. 2. Toewerken naar een FSR waarin respect voor elkaar centraal staat. 3. Verbetering van het opleidingsklimaat binnen het OKC, waarin de student AM
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
23
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
de ruimte krijgt om te leren en fouten te maken. 4 Laagdrempeligheid creëren waardoor de student AM en de anesthesioloog makkelijker feedback aan elkaar geven. 5 Het ontwikkelen van een digitaal schema waarin inzichtelijk is voor de anesthesiologen van welke gediplomeerde AM de student AM begeleiding krijgt. 6 Het jaarlijks geven van een klinische les aan de anesthesiologen om de kennis over de opleiding van de student AM up to date te houden. Wellicht beginnend met een basisles over de inhoud van de opleiding. 7 Periodiek overleg tussen gediplomeerde anesthesiemedewerkers, praktijkcoördinator en anesthesiologen over de voortgang van werkbegeleiding.
LITERATUURLIJST 1 Padmos, B. De scriptiesupporter; Een doeltreffende aanpak van je scriptie. Antwerpen/Apeldoorn: Garant; 2006. P. 112 2 Brinkman, J. De vragenlijst. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff; 2000.
24
3 4
Hop, M. Sociale vaardigheden op de OK. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2007 p. 61 t/m 82 NVAM, beroepsprofiel; 2007
WEBSITES 5 Wet BIG. Beschikbaar via: http://www.ziekenverzorgende.nl/zv43/de-wet-big. html#Wet%20op%20de%20Beroepsbeoefening%20in%20de%20Individuele. 6 H.J. Simons, E.M.H. Hirsch Balin. Wet op de beroepen individuele gezondheidszorg. Wet houdende regelen inzake beroepen op het gebied van de individuele gezondheidszorg 11 november 1993. http://www.st-ab.nl/wetten/0645_Wet_ op_de_beroepen_in_de_individuele_gezondheidszorg_Wet_BIG.htm. 7 Handboek paramedisch ondernemen. Kwaliteitswet zorginstellingen. http://www.zzp-mkb.nl/cms/artikelen/8/1/Kwaliteitswet-Zorginstellingen/ Pagina1.html 8 Verenigingstandpunt over preoperatieve anesthesiologische zorg 2004 mei.
http://www.anesthesiologie.nl/verenigin gsstandpunten?wid=169&func=viewSub mission&sid=239&pageId=5. 9 College ziekenhuizen opleidingen (CZO) http://www.ziekenhuisopleidingen. nl/czo/downloads/harmonisatie/Regeling_CZO_Ziekenhuisopleidingen_Deskundigheidsgebieden_en_Eindtermen. pdf#page=11 10 CZO in het kort 2003. http://www. ziekenhuisopleidingen.nl/czo/index. php?c=home. 11 Organogram CZO. http://www.ziekenhuisopleidingen.nl/czo/images/organogram3.jpg. 12 Algemene gegevens VieCuri. http:// www.viecuri.nl/ 13 Communicatietheoriëen. http://www. communicatiemodel.nl/wat_is_communicatie.htm Robin Diesbergen, anesthesiemedewerker VieCurie MC, afdeling OK anesthesie Postbus 1926 5900 BX Venlo
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
25
Jaargang Jaargang 28 /28 nummer / nummer 5 / september 3 / mei 2011 2011
Varia Intraveneuze sedatie binnen de SEH en tandheelkunde EEN REACTIE VAN HET NVAMBESTUUR EN DE COMMISSIE SEDATIE VAN DE NVAM In de laatste maanden komen in de moderne media regelmatig initiatieven in het nieuws over behandelingen binnen de Spoed Eisende Hulp (SEH) en behandelingen in tandheelkundige klinieken onder intraveneuze sedatie, waarbij de indruk wordt gewekt dat alle problemen van angstige mensen voor behandelingen binnen de SEH en tandheelkunde zijn opgelost als sneeuw voor de zon. Binnen de tandheelkunde wordt zelfs geadverteerd dat deze behandeling die door de tandarts zelf wordt uitgevoerd volkomen veilig zijn en dat er dus niets aan de hand is1. Deze reclamecampagnes voorzien in een behoefte. Toch stellen professionele medische en paramedische organisaties van beroepsbeoefenaren die zich dagelijks bezighouden met patiënten bij wie het bewustzijn kunstmatig is verlaagd zoals de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM) en de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) zich terughouden op. Zoals ook beschreven in de notitie van 14 juli 2011 (standpunt NVA ‘roesje” op de SEH) door de voorzitter van de NVA. Dat is terecht!!
tijen die betrokken zijn bij het onderwerp van sedatie, waaronder de NVAM, hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een praktische richtlijn die eind 2010 is afgerond. Alle betrokken partijen hebben de richtlijn goedgekeurd, helaas nog met uitzondering van de twee opdrachtgevers voor de richtlijn: de NVA en NVK (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde). De verwachting is dat deze twee verenigingen de richtlijn dit najaar zullen autoriseren. Dan kan de richtlijn formeel geïmplementeerd worden en dan kunnen formeel bijvoorbeeld de opleidingen worden gestart conform de richtlijn. In de tussentijd komen er allerlei initiatieven als paddenstoelen uit de grond die beweren veilig sedatie te verzorgen voor allerlei toepassingen, zoals binnen de SEH, de tandheelkunde enz. Het is nu onmogelijk om deze praktijken te toetsen aan de richtlijn zolang deze niet definitief is vastgesteld. Het zal zeker zo zijn dat bepaalde sedatiepraktijken volledig volgens de aanstaande richtlijn werken, mar er is op dit moment geen landelijk toetsingsorgaan die dit kan controleren, zoals in de richtlijn is voorgesteld. Er zullen zeker ook praktijken zijn die sedatie toepassen om andere motieven dan kwaliteit en veiligheid.
tijken zoals nu dreigt te gebeuren, is het laatste waar onze patiënten op staan te wachten. Bestuur NVAM, Pim Aerts, voorzitter. Commissie Sedatie NVAM, Paul Vaessen, voorzitter.
Telegraaf: ‘Ook pijnbestrijding door verloskundigen’ (28-07-2011) Verloskundigen bekijken of het mogelijk is om lachgas weer in te voeren als pijnbestrijding bij de bevalling. Er zijn al verschillende experimenten mee uitgevoerd en die zijn tot nu toe goed verlopen. Dat zei onlangs een woordvoerder van de KNOV in De Telegraaf. Nu is het nog zo dat veel vrouwen kiezen voor een ziekenhuisbevalling omdat ze dan een ruggenprik kunnen krijgen. Die kan alleen door een anesthesist worden toegepast. Lachgas kan gewoon door de verloskundige worden toegediend.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft een groot belang bij veilige sedatiepraktijken en staat dan ook te popelen om kwaliteitsbeleid te gaan toetsen.
Vroeger werd lachgas ook gebruikt bij de bevalling, maar omdat zwangere verloskundigen en ziekenhuispersoneel daar hinder van ondervonden, is men daarmee gestopt.
Op meerdere terreinen in de geneeskunde is de behoefte aan sedatie in de afgelopen jaren enorm toegenomen en duidelijk geworden. Veel diagnostische en therapeutische ingrepen zijn niet leuk om te ondergaan en procedurele sedatie en/of analgesie (procedureel: in samenhang met een medische of tandheelkundige procedure: PSA) kan daarvoor een uitkomst zijn.
De Commissie Sedatie van de NVAM heeft een groot belang bij de invoering van de richtlijn omdat zij van mening is dat PSA getrainde anesthesiemedewerkers een groot deel van de sedaties in Nederland op een kwalitatief hoogwaardige en veilige manier zullen moeten gaanuitvoeren. Het is te hopen dat nu vaart wordt gemaakt met de autorisatie van de richtlijn door eerder genoemde twee wetenschappelijke verenigingen.
De proeven die zijn gedaan, waren in geboortecentra waar goede afzuigmogelijkheden zijn voor het gas, zodat de omstanders er zo min mogelijk last van hebben.
Veel wetenschappelijke verenigingen en par-
Ongecontroleerde wildgroei van sedatieprak-
26
In geboortecentra kunnen vrouwen onder begeleiding van verloskundigen bevallen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Ministerie van VWS kijken nu naar de herinvoering van lachgas als pijnstilling. Zorgverzekeraars staan er positief tegenover, aldus de KNOV.
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Donderdag werd bekend dat ziekenhuizen extra kraamkamers bouwen om het toenemende aantal ziekenhuisbevallingen aan te kunnen. De KNOV denkt dat vrouwen in de toekomst wellicht eerder geneigd zijn om onder leiding van een verloskundige te bevallen, bijvoorbeeld in een geboortecentrum, als ze daar ook pijnbestrijding kunnen krijgen.
Diplomering Heerlen Aan de Hogeschool Zuyd (Heerlen) slaagden recent de laatste groep anesthesiemedewerkers volgens de inservice-opleiding. Tijdens een goed bezochte diploma-uitreiking kon Harrie Driessen 11 nieuwe collega’s verwelkomen. Voor Harrie was dit ook een laatste officiële daad: hij gaat de opleidings wegens pensionering verlaten. Harrie heeft de NVAM altijd een zeer warm hart toegedragen en heeft niet alleen de opleiding, maar ook het vak anesthesiemedewerker steeds met verve weten uit te dragen. Voor zijn inspanningen had de voorzitter van de NVAM (Pim Aerts) niet alleen lovende woorden, maar ook een mooie blijvende herinnering in de vorm van een beeldje.
Boven: De 11 geslaagden van de Hogeschool Zuyd.
Rechts: Harrie Driessen met het beeldje, dat hij uit handen van Pim Aerts heeft ontvangen.
Geslaagden LUMC Diplomering Hogeschool Arnhem-Nijmegen Hieronder de geslaagden van de HAN in Nijmegen. Alle van harte gefeliciteerd.
van links naar rechts: Anja Kamphuis, Annerijke de Bruijn, Eefje Pattyn, Marloes Augustin, Tom van Beijsterveld, Annerieke van Beek.
27
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
28
Jaargang 28 / nummer 5 / september 2011
Contributie De leden zijn verplicht de contributie binnen vier weken na ontvangst van de factuur te voldoen. Bij betalingsherinneringen worden administratiekosten in rekening gebracht. Wordt men in de loop van het verenigingsjaar lid, dan is men slechts het betreffende jaardeel aan contributie verschuldigd.
lid : 85 leerling/gepensioneerd lid : 65 (Bij automatische incasso krijgt u een korting van 5,-) Als extra service biedt de NVAM leden woonachtig en werkzaam in het buitenland het lidmaatschap voor dezelfde kosten als het reguliere lidmaatschap: graag uitdrukkelijk onze IBAN en BIC codes op de betalingsoverschrijving vermelden!!
Beëindiging lidmaatschap Opzegging dient schriftelijk te geschieden vóór 1 november en dient door de NVAM schriftelijk bevestigd te zijn. Stuur uw opzegging naar de: Ledenadministratie NVAM Kerboschstraat 23 5913 WJ Venlo of e-mail:
[email protected]
Attentie Wilt u elke verandering in uw persoonlijke gegevens (verhuizing, verandering van werkgever, diplomering) zo spoedig mogelijk doorgeven aan de Ledenadministratie, zie bovenstaande gegevens.
Het NVAM lidmaatschap
Het lidmaatschap wordt aangegaan voor één kalenderjaar en wordt telkens stilzwijgend één jaar verlengd. Verenigingsleden ontvangen 6 keer per jaar gratis het NTVA en genieten kortingen op workshops en congressen voor zover dit staat aangegeven in de betreffende aankondigingen.
29