Nederlands tijdschrift voor
ICF en AVP Een kindermond snel gevuld!? Groepstherapie bij afasie
april 2016
04
Sinds wanneer werk je als logopedist?
Ik heb mijn opleiding tot logopedist in 1988 in Eindhoven afgerond. Daarna werkte ik als dienstplichtig logopedist voor de Koninklijke Landmacht en in een Revalidatiekliniek in Bad Driburg (Duitsland). In 1990 ben ik vervolgens geneeskunde gaan studeren in Maastricht, om daarna de opleiding tot KNO-arts te gaan volgen. Sinds 2003 werk ik in VUmc.
Waarom ben je naast logopedist ook KNO-arts geworden?
Tijdens mijn opleiding tot logopedist werd ik geboeid door de complexiteit van de stemgeving. Hoewel ik merkte dat logopedisten positief effect kunnen hebben op klachten van patiënten, ervoer ik ook dat er veel stempatiënten waren waar echt een KNO-arts voor nodig is.
Wat vind je fijn aan je huidige werkplek? Ik heb in VUmc alle ruimte om me bezig te houden met dat wat me het meeste boeit: het strottenhoofd, en alle problemen die daarmee samenhangen; slikken, ademhalen en stem.
RICO RINKEL FUNCTIE KNO-ARTS WERKSETTING KNO VUMC REGIO AMSTERDAM
Wat verwacht je voor de toekomst? In de komende jaren zal de patiënt steeds centraler komen te staan. We moeten meer oog hebben voor kwaliteit van leven aspecten. Dat maakt de noodzaak om ‘evidence’ te hebben voor de effectiviteit van behandeling des te duidelijker. Heb je een boodschap voor de lezers van het Nederlands tijdschrift voor Logopedie? Zorg voor goed contact met je verwijzend KNO-arts. Zorg dat je lkaar beter leert kennen dan alleen maar een contact per mail of brief. Dat maakt het e werken een stuk makkelijker.
v/d redactie Beethoven of Mozart JANNEKE DE WAAL-BOGERS
Onlangs woonde ik een lezing bij voor taalliefhebbers. De spreker vertelde dat er mensen zijn die schrijven zoals Beethoven en zoals Mozart. Ik zal deze prachtige metafoor toelichten. Aan de manuscripten van Beethoven is duidelijk te zien dat hij zijn compositie ter plekke creëerde. Hij bedacht melodieën en schaafde die bij tot in perfectie. Hij sneed weg, herschreef en schaafde bij tot hij tevreden was. Zijn manuscripten staan vol met strepen en correcties.
HOOFDREDACTEUR
Mozart bedacht een compositie in zijn hoofd. Het is niet te achterhalen of hij dit in een avondje deed of dagenlang voor zich uitstaarde, maar als hij eenmaal zijn compositie op papier zette deed hij dit in één keer. Zijn manuscripten zijn vlekkeloos, zonder correcties. Bijna niet voor te stellen. Tijdens het luisteren naar de spreker ging ik na of ik sprekers ken die spreken als Mozart of als Beethoven. Een spreker die spreekt zoals Mozart schreef kan zijn verhaal vlotter verwoorden en overbrengen. Een ‘Beethovenspreker’ heeft veel meer oefening en voorbereiding nodig. Waardoor zou dit dan komen? Is de ‘Mozartspreker’ van nature een meer begaafd spreker? Welke blokkades ervaart de Beethovenspreker? Veel Beethovensprekers zouden graag Mozartsprekers willen zijn, dit snap ik best. Het p roces lijkt voor een Mozartspreker zoveel makkelijker. Maar laten we eerlijk zijn, beide componisten zijn meesters, het eindproduct van beiden is de moeite waard om te beluisteren.
02
LOGOPEDIE JAARGANG 88
april 2016
Berichten
4
ICF en AVP
6
Van zingen naar zeggen
16
Boeken en Materialen
18
Een kindermond snel gevuld!?
20
Column Marjolein Coppens
25
Hoe is het nu met
27
Groepstherapie bij afasie: spreken we dezelfde taal?
28
Praatpaaltjes
33
Xtra
35
Cursus & Congresinfo
38
Colofon
39
NUMMER 4, april 2016
Inhoud
03
Tweede cochleair implantaat helpt bij lokaliseren geluid Cochleaire implantaten aan beide oren verbeteren het gehoor in eenvoudige situaties evenveel als een implantaat aan één oor. Wanneer het geluid echter van meerdere kanten komt, zijn bilaterale cochleaire implantaten superieur (JAMA Otolaryngol Head Neck Surg. 2016; online 21 januari). Omdat Nederlandse zorgverzekeraars een tweede cochleair implantaat bij volwassenen niet vergoeden wegens gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit, besloten Yvette Smulders (UMC Utrecht) en haar collega’s een gedegen onderzoek uit te voeren. In de academische ziekenhuizen van Utrecht, Maastricht, Nijmegen, Leiden en Groningen selecteerden zij 38 volwassenen met postlinguaal gehoorverlies – dus ontstaan nadat zij al hadden leren spreken – bij wie hoortoestellen nauwelijks verbetering gaven. Na gestandaardiseerde gehoortests en vragenlijsten kreeg de helft van de patiënten 1 cochleair implantaat, terwijl bij de andere helft ook een tweede werd geïmplanteerd, betaald door de leverancier. Een jaar na de operatie herhaalden de onderzoekers de gehoortests. Beide groepen scoorden een stuk beter dan vóór de operatie en ook subjectief verbeterde het gehoor in beide groepen significant. Patiënten met twee cochleaire implantaten deden de meeste tests niet beter dan degenen die slechts één implantaat hadden gekregen. Alleen op de lokalisatietests en de proeven waarbij het geluid in het slechtste oor werd aangeboden, deden de patiënten met bilaterale implantaten het significant beter. Aangezien geluid in het dagelijks leven meestal van meerdere kanten komt, concluderen Smulders et al. dat patiënten wel degelijk profijt hebben van een tweede cochleair implantaat. Overigens betreft de onderzochte populatie een geselecteerde groep: 470 van de 512 patiënten die in 3 jaar tijd in aanmerking kwamen voor een cochleair implantaat voldeden niet aan de inclusiecriteria. Het blijft dus de vraag of en voor wie zorgverzekeraars bilaterale cochleaire implantaten in de toekomst zullen vergoeden. Bron: https://www.ntvg.nl/artikelen/nieuws/tweede-cochleair-implantaat-helptbij-lokaliseren-geluid Lees de abstract van het onderzoek op de site van JAMA Otolaryngol Head Neck Surgery: http://archotol.jamanetwork.com/article.aspx?articleid=2481217
04 4
TAALONTWIKKELING GOED VOOR BURGERSCHAPS ONTWIKKELING Inzetten op taal is goed voor de ontwikkeling van burgerschap bij leerlingen. Dat concludeert Bram Eidhof in zijn promotieonderzoek dat hij dinsdag 15 maart aan de Universiteit van Amsterdam verdedigde. Er wordt vaak gedacht dat extra investeren in taal en rekenen ten koste gaat van burgerschapsontwikkeling van scholieren en vice versa. Scholen kunnen tijd en middelen nu eenmaal maar een keer inzetten. Deze veronderstelde trade-off bestaat echter niet op individueel niveau, aldus Eidhof. Taalontwikkeling versterkt de ontwikkeling van onder andere burgerschapskennis en –houdingen, zo blijkt uit het promotieonderzoek. Taal hangt in het bijzonder samen met burgerschapshoudingen en -kennis. Burgerschapscompetenties hangen niet of zwak samen met andere cognitieve vaardigheden, zoals intelligentie of wiskundig vermogen.
INSPECTIE GEBRUIKT ONDERZOEKSRESULTATEN BIJ B EVORDERING KWALITEIT Bram Eidhof deed zijn onderzoek in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs, die meer wilde weten over de factoren die een rol spelen bij de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs. De inspectie constateert al een aantal jaren dat de ontwikkeling van burgerschapsonderwijs in Nederland stagneert, en gebruikt de onderzoeksresultaten bij de bevordering van de brede kwaliteit van scholen. Bron: www.onderwijsinspectie.nl Meer informatie over het onderzoek vindt u hier: www.uva.nl
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Tweetalige baby’s sociaal gezien iets beter Vorig jaar werd uit een onderzoek bekend dat twee- en meer talige kinderen (maar ook kinderen die enkel een tweede taal horen en niet spreken) betere communicatievaardigheden hebben dan de eentaligen, in die zin dat ze zich beter in de ander kunnen verplaatsen. Volgens de onderzoekers heeft dit te maken met het feit dat je om een tweede taal goed te leren je ook moet inleven in de sprekers van die tweede taal. Vervolgonderzoek laat zien dat hetzelfde geldt voor baby's van 14-16 maanden, die zelf nog nauwelijks spreken. Bron: www.onzetaal.nl Dit bericht is een samenvatting van het bericht ‘The Superior So cial Skills of Bilinguals’ uit The NewYork Times: www.nytimes.com
Wikipedia gaat artikelen voorlezen Wikipedia, de bekende online encyclopedie, stelt een nieuwe manier voor waarop gebruikers artikels zullen kunnen raadplegen in de toekomst. Met zijn nieuwe tekst-naar-spraak-motor zal je op een zonnige dag achterover kunnen leunen in je hangmat terwijl er informatie vanuit de Wikipedia-artikels wordt voorgelezen.
ZWEEDS, ENGELS EN ARABISCH
SMS-BERICHT VERHOOGT THERAPIETROUW Het versturen van herinnerings-sms’jes kan de therapietrouw bij chronisch zieke patiënten verhogen. Normaal gesproken slikt ongeveer 50% van de patiënten hun voorgeschreven medicijnen, maar met sms-berichten kan dit oplopen tot 68%. Dit blijkt uit een meta-analyse van studies naar deze vorm van communicatie, die werd uitgevoerd door Jay Thakkar en Australische collega’s. De auteurs waarschuwen wel dat de geïncludeerde studies meestal slechts een paar maanden duurden en veelal berustten op zelfrapportage. Zij vonden 16 studies, waarin verschillende sms-frequenties werden gebruikt. De meeste studies waren van redelijke tot hoge kwaliteit; sommige werden in ziekenhuizen uitgevoerd, andere bij thuiswonende patiënten. De meeste patiënten (31-64 jaar, 50% vrouw) waren tevreden over de dienstverlening. Een voordeel vonden zij de discrete aard van de berichten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld piepers. De auteurs noemen de resultaten ‘veelbelovend’, en pleiten voor groter en langduriger onderzoek met objectievere uitkomstmaten. Bron: https://www.ntvg.nl/artikelen/nieuws/sms-bericht-verhoogttherapietrouw De abstract van het oorspronkelijke onderzoek leest u hier: http:// www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26831740
NUMMER 4, april 2016
De populaire website ging een samenwerking aan met de Koninklijke Technische Hogeschool van Stockholm (KTH). Daar ontwikkelden ze de spraak-engine die speciaal voor Wikipedia zal worden geoptimaliseerd. ‘In de eerste plaats is het de bedoeling om te focussen op de Zweedse taal’, aldus professor Gustafson van KTH. ‘Daarna willen we ook een Engelse stem toevoegen, wat vrij eenvoudig zou moeten zijn gezien de grote hoeveelheid open source bronnen die daarvoor beschikbaar zijn. Ten slotte zullen we nog werken aan een Arabische stem, al zal dat eerder een soort van concept worden.’
CROWDSOURCING Volgens de Zweedse afdeling van Wikimedia was er een grote vraag naar voorgelezen content voor de encyclopedie. Niet alleen zal de tool een geweldig hulpmiddel kunnen worden voor blinden en slechtzienden, maar liefst 25 procent van Wikipedia’s maandelijkse gebruikers, zo’n 125 miljoen mensen, zou bovendien de voorkeur geven aan gesproken tekst boven geschreven. Wikipedia maakt duidelijk dat zijn nieuwe spraak-engine een open source-project is. Naast de ondersteuning voor de drie talen die het in samenwerking met KTH zal ontwikkelen, is het volgens de website de bedoeling dat uiteindelijk alle 280 talen ondersteund zullen worden. Geheel volgens de gebruikelijke Wikipedia-stijl wordt daarbij een beroep gedaan op de gebruikers zelf om een bijdrage te leveren aan de nieuwe functionaliteit. Volgens Wikipedia zal de nieuwe engine voor het eerst verschijnen rond september 2017. Bron: www.zdnet.be
05 5
ICF en AVP Klinisch redeneren rondom problemen in de auditieve verwerking
auteurs
karin neijenhuis LOGOPEDIST, SPRAAK-TAALPATHOLOOG, HOOFDDOCENT HOGESCHOOL ROTTERDAM
johan dekelver LOGOPEDIST, SPRAAK-TAALPATHOLOOG ADELANTE, AUDIOLOGIE & COMMUNICATIE, DOCENT HOGESCHOOL ZUYD
Problemen met luisteren en verstaan in alledaagse luistersituaties kunnen bij een normale gehoordrempel benoemd worden als auditieve verwerkingsproblemen. Kinderen met dergelijke problemen kunnen verwezen worden naar een audiologisch centrum, waar via een diagnostische procedure de sterke en zwakke auditieve en overige vaardigheden in kaart worden gebracht, om een eventuele diagnose en vervolgens een remediëringsplan te kunnen opstellen en uitvoeren.
De vele onduidelijkheden rondom auditieve verwerkingsproblematiek zorgen voor diversiteit in het handelen van professionals. Nadat in het eerste decennium van deze eeuw de Nederlandse audiologische centra beschikking hadden gekregen over diverse mogelijkheden om auditieve vaardigheden in kaart te brengen (zie Neijenhuis & van Herel-de Frel, 2010 voor een overzicht) ontstond onder de professionals geleidelijk de volgende vraag: Wat is nu, op basis van de huidige kennis en ervaring, de beste werkwijze? Verdient deze groep (nog steeds) aparte aandacht met specifieke diagnostische procedures? Dit artikel bespreekt de huidige werkwijze van verschillende Nederlandse audiologische centra. Deze werkwijzen zijn verzameld
jessica van herel-de frel LOGOPEDIST, SPRAAK-TAALPATHOLOOG, PROMOVENDUS KONINKLIJKE AURIS GROEP EN UNIVERSITEIT UTRECHT (UIL OTS)
via de deelnemers aan de FENAC studiedag ‘Diagnostiek van auditieve verwerkingsproblemen’ op 21 mei 2014 (zie ook Drullman et al., 2014). Vervolgens is het ICF-model toegepast om de luisterproblemen in kaart te brengen, waarmee een bredere kijk op de problematiek verkregen wordt.
Inleiding
Reeds meer dan 30 jaar bestaat er, zowel nationaal als internationaal, discussie rondom een aantal fundamentele kwesties bij auditieve verwerkingsproblemen (AVP; internationaal (Central) Auditory Processing Disorders, afgekort tot (C)APD): wat is de definitie? Hoe ontwikkel en valideer je tests? Hoe stel je een differentiaaldiagnose? Is AVP wel een onafhankelijke stoornis? (Moore et al., 2013).
Timo is bekend bij het audiologisch centrum met wisselende gehoorverliezen ten gevolge van middenoorproblemen. Bij een recente controle werd er beiderzijds een voldoende gehoor gemeten. Toch blijkt hij problemen te hebben met verstaan in moeilijke luistersituaties. Op school (groep 3) worden verstaansproblemen opgemerkt door de leerkracht: op de CHAPS-vragenlijst, een vragenlijst voor leerkrachten met betrekking tot voor luistervaardigheden van kinderen, worden diverse risicoscores behaald. Ook thuis valt op dat Timo moeite heeft met verstaan in rumoerige situaties, terwijl hij in éénop-één situaties goed kan verstaan. Zijn concentratie is geen sterk punt. In de klas kan hij afwisselend rustig en druk zijn. Hij komt soms afwezig en dromerig over. Binnen het Audiologisch Centrum rijzen de volgende vragen: - Hoe is de auditieve verwerking van Timo? - In hoeverre worden de luisterproblemen beïnvloed door problemen in de aandacht, het taalbegrip of andere cognitieve aspecten? KADER 1. Casus Timo.
06
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Auditieve verwerkingstests werden aanvankelijk ontwikkeld voor volwassen patiënten met neurologische problemen in het verstaan van spraak, ondanks een normale gehoordrempel (Bocca en Calearo, 1963). Bij kinderen met ontwikkelingsproblemen en soortgelijke klachten bleek hetzelfde principe van testen bruikbaar. Hierdoor kwamen ook steeds meer disciplines in aanraking met deze doelgroep. Echter, internationaal gezien zijn het nog steeds vooral de audiologen die betrokken zijn bij de diagnose en verdere begeleiding van personen met auditieve verwerkingsproblemen. Dit is te lezen in de diverse beschikbare consensusdocumenten (AAA, 2010; ASHA, 2005; BSA, 2011a en 2011b).
Definitie en diagnose De meest bruikbare definitie van auditieve verwerkingsproblemen blijkt nog steeds een definitie op basis van uitsluiting te zijn: ‘Problemen met het horen en verstaan, ondanks een normaal perifeer gehoor op basis van toon- en spraakaudiometrische gegevens. Deze problemen zijn specifiek voor de auditieve modaliteit en (relatief) onafhankelijk van mentale vaardigheden’ (Neijenhuis, 2003). Daarbij is er geen duidelijk wetenschappelijk bewijs voor een onderliggende stoornis of oorzaak, maar is het wel duidelijk dat er associaties zijn met andere vaardigheden, zoals geheugen en aandacht. Een dergelijke definitie is echter niet bruikbaar voor
IN HET KORT Er bestaat nog steeds veel onduidelijkheid rondom definitie en diagnostisering van auditieve verwerkingsproblemen. Dit artikel bespreekt de werkwijzen van negen Nederlandse audiologische centra aan de hand van casusbeschrijvingen. Deze werkwijzen blijken overeenkomsten te vertonen wat betreft multidisciplinaire benadering en de uiteindelijke advisering. Er zijn echter verschillen in de inrichting van het diagnostisch proces en de keuze van de diagnostische tests. Deze verschillen weerspiegelen een gebrek aan eenduidigheid bij de benadering van hulpvragen op het gebied van luistervaardigheid. Daarnaast wordt het ICF-model gepresenteerd als hulpmiddel bij het in kaart brengen van het functioneren van kinderen met klachten op het gebied van auditieve verwerking. Dit model is bruikbaar om het klinisch redeneren rondom deze problematiek te ondersteunen en hiermee een onderbouwd behandelplan op te kunnen stellen. Tenslotte worden drie onderzoeksprojecten beschreven, die momenteel uitgevoerd worden om een goed onderbouwd Position Statement te kunnen ontwikkelen (kader 2).
het stellen van een officiële diagnose. Alhoewel een eenduidige diagnose behulpzaam kan zijn voor het opstellen van een behandelplan, en bijvoorbeeld voor indicatiestelling voor extra hulp(middelen), is er nog steeds onvoldoende bewijs dat AVP als een aparte diagnostische categorie benoemd kan worden (DeBonis, 2015). Als het gaat om een diagnosestelling op basis van symptomen, dan blijkt bij bovenstaande problemen telkens een ander spectrum aan symptomen naar voren te komen; er bestaat geen lijst met kernsymptomen voor personen met AVP. Ook bestaat er geen eenduidige richtlijn voor de interpreta-
tie van testscores; afhankelijk van de samenstelling van de testbatterij en de daarbij gehanteerde criteria en afbreeknormen kunnen er bij eenzelfde cliënt verschillende conclusies naar voren komen. In de documenten van de American Speech-Language-Hearing Association (ASHA, 2005) en de American Association for Audiology (AAA, 2010) zijn een aantal bruikbare testprincipes te vinden, die een redelijke afspiegeling zijn van de internationale consensus rond diagnostiek bij personen met (vermoedelijke) auditieve verwerkingsproblemen. Hieronder vallen het inbedden van auditieve tests in multidisciplinaire diagnostiek, het gebruik van meerdere typen auditieve tests, bijvoor-
GEZONDHEIDTOESTAND aandoeningen, ziekten
functies en anatomische eigenschappen
EXTERNE FACTOREN
activiteiten
participatie
PERSOONLIJKE FACTOREN
FIGUUR 1. ICF-model. De wisselwerking tussen de verschillende aspecten van de gezondheidstoestand en de persoonlijke en externe factoren (RIVM, 2002, p. 19).
NUMMER 4, april 2016
07
casus nr.
leeftijd (jr;mnd)
Groep op school
verwijzer/ initiatiefnemer
Logopedie?
Diagnostische procedure
Audiometrie
AV-tests
Logopedisch onderzoek
psychologisch onderzoek (IQ)
neuro psychologisch onderzoek (aandacht)
2
-
-
0
-
1
8;3
4
logopedist
ja
1
3
2
6;9
3
KNO-arts
nee
1
2
3
-
2
extern psycholoog
ja
1
2
0
0
-
4
7;7
3
ergotherapeut
nee
1
4
3
2
-
5
7;0
2
school en logopedist
ja
1
3
2
-
-
6
6;4
3
school
nee
1
2*
3*
3*
2*
7
9;8
6
schoolarts
nee
1
4
2
3
-
8
7;3
3
logopedist
nee; wel in verleden
1
2
0
3
-
9
6;9
3
huisarts
nee; wel in verleden
1
2
-
3
2
beeld onderscheid non-verbaal versus verbaal, en het rekening houden met cliëntgerelateerde aspecten bij het interpreteren van de testscores, zoals ontwikkelingsleeftijd, aandacht en/of geheugen, vermoeidheid, taalvaardigheid.
Functioneren in kaart brengen zonder diagnose Is het eigenlijk wel nodig om een duidelijke definitie, een set kernsymptomen en een voorgeschreven criterium voor auditieve testscores te hebben om tot een diagnose te
komen, die bruikbaar is voor het opstellen van een behandelplan? Gezien de relaties die er worden gevonden met andere ontwikkelingsproblemen (spraaken/of taalontwikkelingsstoornissen, aandachtsstoornissen, leesproblemen) ligt multidisciplinaire diagnostiek voor de hand. Ook bij andere hulpvragen wordt de diagnose niet gesteld volgens de definitie van een stoornis, maar wordt er eerder een beschrijving gegeven van de diverse factoren die bij de betreffende cliënt meespelen in de problematiek.
EN DAN Door de hier beschreven analyse wordt duidelijk welke aspecten de professionals van de betreffende audiologische centra beschrijven bij casuïstiek van auditieve verwerkings problemen. Voor professionals, die werken met deze doelgroep, zou het ICF-schema een handvat kunnen vormen bij het diagnostisch proces. De professional kan hiermee controleren of de gegevens compleet zijn, maar ook bekijken op welke vlakken de advisering kan plaatsvinden en hoe deze de andere domeinen mogelijk kan beïnvloeden. Op deze manier kan het ICF-kader ingezet worden in het proces van klinisch redeneren; de professional kan hiermee de onderliggende argumenten voor de diverse klinische beslissingen onderbouwen.
8
Zo kunnen auditieve problemen meer of minder op de voorgrond komen te staan, afhankelijk van de overige meespelende factoren. Een diagnose is hiermee een oordeel van een professional over het gezondheidsprofiel van de cliënt, die als basis dient voor het op te stellen behandelplan (NVLF, 2013). Het in de gezondheidszorg veel gebruikte ICF-model (‘International Classification of Functioning, Disability and Health’; RIVM, 2002) blijkt handvatten te kunnen geven bij de diagnostiek en advisering van cliënten met luisterproblemen. Dit model brengt het functioneren van de cliënt in kaart op verschillende gebieden, die relevant zijn voor de context waarin de cliënt dagelijks verkeert. Met name gezien de complexiteit (comorbiditeit, vage hulpvraag) van de problematiek van kinderen met luisterproblemen, lijkt het ICF erg bruikbaar (Baas, 2011). In termen van het ICF-model kunnen de (mogelijke onderliggende) stoornissen zoals een verminderde verwerking van auditieve signalen door het auditieve zenuwstelsel apart gedefinieerd worden ten opzichte van
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Gehoor
IQ
welke AV-tests?
aanvullende vragenlijsten
normaal
-
ETB en CELF subtests cijferreeksen, fonologisch bewustzijn
observatielijst ouders, CHAPS
Rechts licht verlies ≤ 25 dB
verbaal > performaal
ETB
Keith, CHAPS
normaal
verbaal < performaal
ETB en CELF subtest cijferreeksen
CHAPS
normaal
Gemiddeld
ETB
SP, CHAPS, observatielijst ouders
normaal
-
ETB
CHAPS, gedragsvragenlijsten
normaal
-
ETB: subtest woorden in ruis
CHAPS, gedragsvragenlijsten
normaal
gemiddeld
NTB
normaal
gemiddeld
ETB
CHAPS
normaal
verbaal > performaal
ETB (gedeeltelijk) + TEACH screening
schoolformulier, CHAPS
de symptomen/gedragingen (activiteiten) en van de daarop volgende luisterproblemen in het dagelijks functioneren (participatie). Verder kan duidelijk gemaakt worden dat de wisselwerking tussen de klachten (de ‘gezondheidstoestand’) en daaronder liggende stoornissen beïnvloed wordt door factoren buiten en binnen de cliënt (externe en persoonlijke factoren) (zie figuur 1).
Onderzoeksvragen In dit artikel staan de volgende vragen centraal: 1. Wat is de huidige werkwijze van de Nederlandse audiologische centra betreffende kinderen met (vermoedelijke) auditieve verwerkingsproblemen? 2. Is het ICF behulpzaam om de problematiek bij deze doelgroep in kaart te brengen?
Methode
Om een beeld te krijgen van de huidige werkwijze is casuïstiek gebruikt uit de dagelijkse praktijk van de Nederlandse audiologische centra. Ten behoeve van een intervisiebijeenkomst op de studiedag ‘diagnostiek van auditieve verwerkingsproblemen’ (mei 2014) zijn
NUMMER 4, april 2016
negen casusbeschrijvingen verkregen, elk van een ander audiologisch centrum. De oproep aan de audiologische centra luidde als volgt: ‘Dien per centrum één interessante casus in. Hiervoor hebben we (geanonimiseerde) gegevens nodig betreffende anamnese, hulpvraag/ reden AV-onderzoek, gegevens van andere onderzoeken (logopedisch, psychologisch, …..), audiometrische gegevens, uitslagen vragenlijsten (CHAPS etc.), uitslagen auditieve verwerkingstests, beschrijving gedrag tijdens testafname en je eigen interpretatie. In veel gevallen zal het standaard onderzoeksverslag misschien alle informatie al bevatten’. Deze casussen zijn geanalyseerd op overeenkomsten en verschillen in diagnostische procedures, gebruikte testinstrumenten, formulering van de diagnose in het verslag en gegeven adviezen. Tot slot is er in samenwerking met studenten van de opleiding logopedie aan de Hogeschool Rotterdam bekeken of er per casus een ICF-schema kon worden ingevuld, met als doel inzicht te verkrijgen in het functioneren van kinderen met luisterproblemen op de verschillende domeinen van het ICF.
TABEL 1. Overzicht van de casusbeschrijvingen betreffende leeftijd, verwijzer en diagnostische procedure. Bij de onderdelen van de diagnostische procedure geven cijfers de volgorde aan. Een 0 betekent dat een onderzoek elders is uitgevoerd, Een - betekent: niet uitgevoerd, of gegevens niet beschikbaar. De afkortingen voor de gebruikte AV-tests zijn: ETB=de Eindhovense test voor basisschoolkinderen (Simkens & Verhoeven, 2000), NTB=de Nijmeegse testbatterij (Neijenhuis, 2003). De TEA-Ch betreft de Test for Everyday Attention-Children (Manly et al., 2004), de Keith-lijst is een checklist en de CHAPS (Children’s Auditory Performance Scale) is een vragenlijst voor leerkrachten, beiden zijn vertaald vanuit het Engels (Neijenhuis & Nijland, 2005). In één geval wordt de Sensory Profile gebruikt (SP; Dunn & Rietman, 2013). Overige (observatie-, school- en gedrags-)vragenlijsten werden niet gespecificeerd.
*: Genoemde onderzoeken waren screenend, waardoor b ijvoo rbeeld geen IQ-maat kon worden berekend.
Resultaten Beschrijving van de casuïstiek Alle ingediende casusbeschrijvingen beschreven de gevraagde informatie. De uitgebreidheid varieerde van een korte opsomming van informatie op 1-2 pagina’s tot uitgebreide onderzoeksverslagen, met ingevulde scoreformulieren/vragenlijsten als bijlagen. De negen casusbeschrijvingen betroffen allen kinderen die de basisschool (groep 2 tot en met 6) bezochten. Vijf van de negen kinderen bezochten groep 3. Alle kinderen beschikten over een normale gehoordrempel volgens toonaudiometrie. In twee gevallen werd opgemerkt dat er een matig spraakverstaan in stilte werd gemeten bij spraakaudiometrie. Wat betreft de intelligentie werd er twee keer geschreven over een gemiddelde intelligentie en vier keer over een disharmonisch intelligentieprofiel ten gunste van het performaal IQ. In drie gevallen werd er geen intelligentie onderzoek uitgevoerd of werd er geen informatie gegeven hierover. Bij drie kinderen was reeds logopedische behandeling ingezet vanwege een taal-
9
• Aanmelding • Informatie verzamelen • Anamnesegesprek
Verkenningsfase
Audiometrie Onderzoeksfase
Auditieve verwerking Aandacht Spraak-taal Intelligentie
• Probleem zelf • Ruime context • Andere disciplines • Observatie en gesprek
• Afwegen • Overleg • Interpretatie • Diagnose • Verslaggeving • Adviesgesprek ouders • Verwijzing • Tips voor begeleiding
Verwerkingsfase
FIGUUR 2. Het ‘piramide-model’, dat gevonden werd bij zes casusbeschrijvingen: vanuit aanvankelijk ‘smalle’ a udiologische diagnostiek wordt vervolgens breder gekeken naar de ontwikkeling. (Gebaseerd op Timmerman et al, 2005; figuur 2.1).
• Aanmelding • Informatie verzamelen • Anamnesegesprek
Verkenningsfase
Audiometrie Onderzoeksfase
Spraak-taal Intelligentie Auditieve verwerking
Verwerkingsfase
• Probleem zelf • Ruime context • Andere disciplines • Observatie en gesprek
• Afwegen • Overleg • Interpretatie • Diagnose • Verslaggeving • Adviesgesprek ouders • Verwijzing • Tips voor begeleiding
FIGUUR 3. Het ‘trechter-model’, dat gevonden werd bij drie casusbeschrijvingen: Aanvankelijk vindt de diagnostiek vanuit een breder kader plaats, op het eind wordt verder gefocust op auditieve verwerking. (Gebaseerd op T immerman et al, 2005; figuur 2.1).
10
LOGOPEDIE JAARGANG 88
casus nr.
Beschrijving diagnose (samengevat)
advies
1
Op basis van de gevonden testresultaten concluderen wij dat X met het verstaan van spraak in verschillende luistersituaties (deelaspect auditieve verwerking) meer moeite heeft dan leeftijdsgenoten. De resultaten van deze test bevestigen de genoemde problemen met het verstaan in diverse luisteromstandigheden.
adviezen ouders, solo, LINC bij logopedie, lezen/ spellen volgen
2
Diagnose AVP, maar met kanttekening: aandacht mogelijk probleem.
solo, adviezen aan ouders en school
3
Forse zwakte op het gebied van de auditieve verwerking, op de onderdelen spraak in ruis en gefilterde spraak. Het waarnemen van laag-redundante spraak kost X aanmerkelijk meer moeite. Ook is het auditief geheugen zwak. De auditieve verwerkingsproblemen zijn op school en thuis ook duidelijk merkbaar.
solo, adviezen leerkracht, PAB, adviezen thuis, auditieve training en LINC bij logopedie
4
Uit het onderzoek naar de auditieve verwerkingsvaardigheden komt naar voren dat X op de onderdelen auditieve decodering en auditieve integratie en separatie onvoldoende scoort. Maar op het onderdeel fonologisch bewustzijn scoort X voldoende.
solo, adviezen leerkracht, PAB
5
Slechte werkhouding, uitval op de auditieve verwerkingstest, onbetrouwbaar resultaat
herhaling test na half jaar
6
Samenvattend wordt gesteld dat X vooral moeite heeft met het verstaan van spraak wanneer er storende achtergrondgeluiden zijn. Aandacht en geheugen op het gebied van auditieve informatie zijn dan extra belangrijk, maar bij X juist aan de zwakkere kant. Er worden geen signalen gezien voor een lagere intelligentie of taalniveau. X komt visueel sterk over. De mogelijkheid bestaat dat de luisterproblemen het leren negatief kunnen beïnvloeden.
solo, adviezen leerkracht
7
Er is sprake van een normale/ gemiddelde ontwikkeling op het gebied van gehoor, spraak-taalvaardigheden, de intelligentie en de auditieve verwerking. De concentratie en de informatieverwerking maken een wisselende indruk. Er lijkt een probleem te zijn in het maken van een 'vertaalslag': informatie opnemen en omzetten in handelen [......] zowel leerkracht als moeder geven bijzonderheden aan die passen bij een 'sluggish cognitive tempo'.
nader onderzoek naar aandacht/ concentratie en sociaal emotioneel functioneren
8
De cognitieve capaciteiten zijn op een gemiddeld niveau, resultaten van het onderzoek naar auditieve verwerking laten een wat wisselend beeld zien. X behaalt voor het onderdeel woorden in ruis een onvoldoende score. [….] De uitval op de auditieve verwerking kan niet verklaard worden door verminderde cognitieve capaciteiten
solo, coaching zelfvertrouwen, adviezen leerkracht, lezen/ spellen volgen
9
Omdat hieruit blijkt dat X problemen heeft met het verwerken van auditieve informatie, is besloten dat hij in aanmerking komt voor een proef met solo apparatuur […. ] We kunnen spreken van geïsoleerde auditieve verwerkingsproblematiek.
solo, adviezen leerkracht, adviezen thuis, lezen/ spellen volgen
TABEL 2. Overzicht van de beschreven diagnoses en adviezen. Voor een beknopt en toch zo volledig mogelijk overzicht is niet overal de gehele tekst uit de casusbeschrijving overgenomen (te zien aan […]).
gopedie volgden, waren op initiatief van hun logopedist verwezen (zie ook tabel 1).
ontwikkelingsstoornis. Bij twee kinderen heeft deze behandeling in het verleden plaatsgevonden en wordt er nu gesproken van een normale spraak-taalontwikkeling.
Diagnostisch proces
De verwijzers waren zeer divers, variërend van ergotherapeut, (extern) psycholoog tot huisarts en KNO-arts. In twee gevallen was de leerkracht duidelijk de initiatiefnemer van de verwijzing. De drie kinderen, die reeds lo-
Het diagnostisch proces van alle casussen verloopt multidisciplinair en volgens de drie gebruikelijke fasen (Timmermans et al., 2005): een verkenningsfase waarin reeds bekende gegevens worden verzameld, een onderzoeksfase waarin nieuwe gegevens
NUMMER 4, april 2016
worden verzameld middels diverse testprocedures en tenslotte een verwerkingsfase waarin alle gegevens worden geïnterpreteerd om tot een conclusie en een advies te komen. Het is opvallend dat de verschillende audiologische centra in de onderzoeksfase de meest verschillende keuzes laten zien. Zo wordt er bijvoorbeeld gevarieerd in de volgorde van de diagnostiek. Er lijken twee benaderingen te verschijnen. De eerste bena-
11
ZIEKTE/AANDOENING
FUNCTIES EN ANATOMISCHE EIGENSCHAPPEN
ACTIVITEITEN
PARTICIPATIE
Anatomische eigenschappen van middenoor (trommelvlies, buis van Eustachius, gehoorbeentjes) Uitslag tympanometrie (normaal, open buisje, onderdruk)
Leren en toepassen van kennis:
Opleiding Beschrijving van observaties mbt naar school gaan, samenwerken, aanwijzingen opvolgen, organiseren, studeren, voltooien van opgedragen taken. Uitslag CHAPS
Sensorische functies en pijn: Pijngewaarwording in oor Gevoeligheid voor harde geluiden Hoorfuncties Normale detectie van geluid, matig tot goed onderscheiden van spraak Beschrijving van hoorfuncties dmv testuitslagen auditieve tests: • Auditieve discriminatie • Onderscheiden van spraak (in ruis) • auditief geheugen auditieve aandacht Mentale functies Beschrijving van mentale functies dmv testuitslagen psychologische, logopedische tests: • geheugen (korte termijn, lange termijn, oproepen en v erwerken van informatie uit geheugen) • aandacht (vasthouden, veranderen aandachtsgebied, verdelen) • perceptie -> auditieve perceptie (onderscheiden van duur, hoogte en volume van geluiden, klanken tonen en andere akoestische stimuli) • Basale en hogere cognitieve functies (harmonisch intelligentieprofiel, of disharmonisch ten nadele van verbale intelligentie) • Gerelateerd aan taalreceptie en expressie gesproken en geschreven taal (normale taalvaardigheid of t aalachterstand)
- richten van aandacht (doelbewust focussen), concentreren Mate van alertheid Behoefte aan herhaling van gesproken informatie - basaal leren Verloop van het leren lezen - doelbewust gebruiken van zintuigen: luisteren Misverstaan, discrepantie verstaan in rumoer vs. verstaan in stilte
Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven: recreatie en vrije tijd Verschil gedrag thuis/ op school Contact met andere kinderen Uitslag Keith checklist
Conversatie en gebruik van communicatie apparatuur en technieken Vaardigheid in converseren en bespreken met meerdere personen Communiceren (begrijpen/ zich uiten) Vaardigheid in begrijpen van gesproken boodschappen, spreken
EXTERNE FACTOREN
PERSOONLIJKE FACTOREN
Ondersteunende produkten en technologie voor communicatiedoeleinden: hulpmiddelen voor horen solo aparatuur
Sociodemografische gegevens/algemene persoonsgegevens Geslacht, Leeftijd 6-11 jr, wel/ geen tweeling
Ondersteuning en relaties Mate van ondersteuning door ouders, school, ambulant begeleider, logopedist Natuurlijke omgeving en door de mens aangebrachte veranderingen daarin Visuele ondersteuning bij gesproken boodschappen Persoonlijke attitudes van naaste familieleden Herkenning van problematiek vanuit voorgeschiedenis ouders
Aan ziekte gerelateerde persoonlijke factoren Comorbiditeit en risicofactoren uit voorgeschiedenis: • Voorgeschiedenis van gehoorproblemen • Voorgeschiedenis van spraak-taalproblemen • Gehoorproblemen komen voor in de familie • Mate van taalstimulering ‘Mentale’ persoonlijke factoren Onzekerheid/Impulsiviteit/Onrustig gedrag/Werkhouding Motivatie/Zich gehoord voelen
FIGUUR 4. ICF-model, ingevuld naar aanleiding van de gegevens uit de negen casusbeschrijvingen van de audiologische centra.
12
LOGOPEDIE JAARGANG 88
dering (piramide-model, zie figuur 2) is te vinden bij zes casusbeschrijvingen. Men start vanuit audiologisch onderzoek, waarbij naarmate de diagnostiek vordert steeds breder wordt gekeken naar de ontwikkeling. Onderzoek naar AVP, dat wil zeggen afname van een testbatterij met auditieve verwerkingstests, vindt hier direct plaats na de audiometrie. Slechts in één van de zes centra bleef het daarbij. Een ander centrum had daarvoor al gegevens over de intelligentie en kon daarna ook afronden met een conclusie. Bij de overige vier volgden er óf een spraak-taalonderzoek, óf een intelligentie onderzoek, of beide. Bij twee centra werd hierbij ook onderzoek naar de aandacht gedaan, als uitbreiding van onderzoek naar auditieve verwerking of van het intelligentie-onderzoek. De tweede benadering, te vinden bij de overige drie casusbeschrijvingen (het trechtermodel, zie figuur 3), laat een aanvankelijk breed gericht onderzoek zien; afname van auditieve verwerkingstests vindt pas in de laatste fase van de diagnostiek plaats. De gedachtegang bij het piramidemodel is dat bij een specifieke hulpvraag over luistervaardigheid het uitvoeren van een onderzoek naar auditieve functies hier logischerwijs op volgt. Om vervolgens de auditieve scores in een breder kader te kunnen plaatsen, worden daarna overige onderzoeken gedaan. Ongeacht de uitslag van het AVonderzoek zullen de overige onderzoeken meer duidelijkheid kunnen geven. De gedachtegang bij het trechtermodel is dat je, mogelijk in het voortraject, bij het in kaart brengen van de bredere ontwikkeling al antwoorden vindt op de hulpvraag en het onderzoek naar de AV alleen uitvoert wanneer er een specifiek vermoeden overblijft.
Testinstrumenten De grote diversiteit in de onderzoeksfase drukt zich, naast verschillen in de volgorde van diagnostische onderzoeken, ook uit in de keuze van de auditieve tests. Vanwege de leeftijd van de cliënten is er acht keer gekozen voor één of meerdere subtests uit de ‘Eindhovense testbatterij’, oftewel de auditieve tests voor basisschoolkinderen (Simkens & Verhoeven, 2000), en één keer voor de Nijmeegse testbatterij (Neijenhuis, 2003). Alhoewel geen van de handleidin-
NUMMER 4, april 2016
Problemen met luisteren en verstaan in alledaagse luistersituaties kunnen bij een normale gehoordrempel b enoemd worden als auditieve verwerkingsproblemen. gen aanwijzingen geeft dat een gedeeltelijke afname van de testbatterij volstaat, is er in enkele gevallen wel voor gekozen; er werd bijvoorbeeld een beperkte batterij samengesteld, of slechts één enkele subtest, woorden in ruis, werd afgenomen. Naast de auditieve verwerkingstests werd er ook gebruik gemaakt van diverse vragenlijsten voor ouders (gedragsvragenlijst, Sensory Profile (Dunn & Rietman, 2013) en de leerkracht (CHAPS; Neijenhuis & Nijland, 2005).
Formulering van de diagnose/conclusie In zes gevallen is de diagnose/conclusie breed geformuleerd (zie tabel 2; casus 1, 3, 4, 6, 7, 8). Dat wil zeggen dat de scores op de auditieve verwerkingstests, samen met de bijbehorende klachten/symptomen worden afgezet tegen resultaten op andere diagnostische onderzoeken in een soort sterktezwakteanalyse. Op basis van deze beschrijving wordt al redenerend toegewerkt naar een advies.
BEHOEFTE AAN CONSENSUS Zoals uit de hier beschreven werkwijzen van audiologische centra blijkt, heerst er diversiteit, maar ook onduidelijkheid wat betreft de optimale werkwijze bij kinderen met hulpvragen betreffende luistervaardigheid, die mogelijk op auditieve verwerkingsproblemen kunnen duiden. Deze diversiteit en onduidelijkheid heerst niet alleen in Nederland, maar wordt ook weerspiegeld in de internationale literatuur (bijvoorbeeld Moore et al., 2013). Het is dus van belang dat er meer onderzoek gedaan wordt om meer uniformiteit in werkwijzen te verkrijgen. DeBonis geeft in zijn heldere tutorial (2015) hiervoor alvast een suggestie: schaf het gebruik van routinematige AVP-protocollen af en hanteer een brede kijk op luisterproblematiek in het algemeen. Of dit ook past bij de ervaringen en behoeften van de professionals in Nederland, wordt op dit moment bekeken. Sinds het voorjaar van 2014 werken onderzoekers van Hanzehogeschool Groningen (Margreet Luinge en Ellen de Wit) en Hogeschool Rotterdam (Karin Neijenhuis) samen om een ‘Dutch Position Statement luisterproblemen’ te ontwikkelen. Hiervoor zijn drie deelprojecten geformuleerd: 1. Systematische literatuurstudie naar de definitie, symptomatologie en comorbiditeit van auditieve verwerkingsproblemen (promovendus Ellen de Wit, zie ook www.taalexpert.nl) 2. Focusgroepenonderzoek (met als participanten de deelnemers van de FENAC-studiedag in mei 2014) naar huidige ervaringen, kennis en knelpunten (Karin Neijenhuis) 3. Delphi onderzoek naar consensus van experts ten aanzien van problemen in de auditieve verwerking (lector Margreet Luinge) De literatuurstudie is inmiddels klaar, het focusgroepenonderzoek en het Delphi-onderzoek zijn in de afrondende fase. Op een studiedag in juni 2016 zullen de onderzoeksresultaten besproken worden met de professionals van audiologische centra, om vervolgens verwerkt te worden in een Position Statement. KADER 2
13
Voor professionals, die werken met deze doelgroep, zou het ICF-schema een handvat kunnen vormen bij het diagnostisch proces.
In drie gevallen wordt in de diagnose/conclusie enkel een samenvatting gegeven van de scores op de auditieve verwerkingstests, met een relatie tot de hulpvraag. Uiteindelijk vielen acht van de negen cliënten uit op één of meerdere auditieve verwerkingstests, waarbij er twee keer werd getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de uitslag vanwege aandachtsproblemen of een slechte werkhouding.
Advisering Ondanks de grote diversiteit in testkeuze en formulering van de diagnose/conclusie zijn er opvallend veel overeenkomsten in de advisering. De volgende adviezen werden gegeven: - Proefperiode met solo-apparatuur (6x) - Adviezen voor thuis/school (7x) - Logopedie, gericht op luistervaardigheden (3x) - Consult door ambulant begeleider op school (2x) - Blijven volgen van lezen/spellen vanwege risico op dyslexie (3x)
Toepassing ICF Voor elke casusbeschrijving is achteraf, in samenwerking met studenten logopedie, een ICF-schema ingevuld, waardoor relaties tussen de klachten, het functioneren in diverse situaties en factoren binnen en buiten de cliënt met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Het is opvallend dat er bij elke casus relatief veel beschreven is op het domein van de functies. Dit is het resultaat van de veelal uitgebreide diagnostiek die heeft plaatsgevonden. De relatie tussen het functie-domein en vervolgens de eventuele beperkingen in activiteiten en participatie is erg complex. Meespelende externe en persoonlijke factoren zijn zeer divers. Uiteindelijk zijn de meeste adviezen gericht op externe factoren, zoals bijvoorbeeld de proef met solo-apparatuur, en advisering van ouders/leerkracht, waarmee wordt gepoogd op indirecte wijze verbetering aan te brengen op andere domeinen, bijvoorbeeld de participatie op school.
14
Vanuit de negen resulterende ICF-schema’s, van elke casus één, is een samenvoeging gemaakt; de overlap tussen elementen is eruit gehaald door de herhaaldelijk genoemde elementen, zoals bijvoorbeeld een normaal gehoor of een gemiddeld IQ slechts één keer te benoemen. Hiermee verscheen een diversiteit aan symptomen/kenmerken die in deze casuïstiek aan bod kwam. Het samengevoegde schema heeft vervolgens nog een laatste vertaalslag gekregen door de formulering aan te passen aan het ICFlogopedie (NVLF, 2009). Figuur 4 laat het overzicht zien van de ICF-elementen die in de negen casusbeschrijvingen aan bod komen en hiermee een aantal gezondheidsaspecten beschrijft, die mogelijk kenmerkend zijn voor de doelgroep ‘kinderen met (vermoedelijke) problemen in de auditieve verwerking’.
Conclusie en discussie
Betreffende de huidige werkwijze van de audiologische centra (onderzoeksvraag 1) laten de hierboven besproken negen casusbeschrijvingen overeenkomsten zien op het gebied van de leeftijd van cliënten (voornamelijk groep 2 en 3 basisschool), de betrokken disciplines in het diagnostisch proces en de advisering, gericht op het aanpassen van de omgeving. Verschillen worden gezien in de inrichting van het diagnostisch proces (piramide versus trechter-model), de keuze van de auditieve tests (gehele versus gedeeltelijke testbatterij) en de formulering van de diagnose (sterkte/zwakte analyse versus samenvatting testscores).
De tweede onderzoeksvraag betrof de behulpzaamheid van het ICF-schema. Het invullen van het schema bood bij elke casus inzicht in relaties tussen verschillende domeinen. Echter, mede doordat bij de oproep om casusbeschrijvingen niet expliciet gevraagd werd naar een beschrijving van alle ICF-domeinen, ontbraken in veel gevallen gegevens. Het resulterende schema (zie figuur 4) geeft weer welke gezondheidsaspecten in de negen casusbeschrijvingen voorkwamen. Een belangrijk discussiepunt in dit kader is de representativiteit van deze negen casusbeschrijvingen. Aangezien de casusbeschrijvingen als doel hadden om ‘kenmerkende gevallen voor AVP’ te verzamelen, hebben we hier mogelijk niet een representatief beeld van de doelgroep. Mogelijk geeft de casuïstiek ook geen goed beeld van de gebruikelijke werkwijze van het betreffende audiologisch centrum; sommige centra laten hiermee slechts één van de vele mogelijke procedures zien, andere centra schetsen in de casus wél hun gebruikelijke (standaard) procedure. Wat betreft advisering over behandeling zijn er vanuit de wetenschap nog te weinig bewijzen voor effectiviteit van auditieve training en lijkt advisering op breder gebied (‘top-down approach’) een verstandige keuze (Fey et al., 2011; Kamhi, 2011; DeBonis, 2015). In de huidige casuïstiek blijkt dit ook te worden toegepast: bij elke casus worden minimaal adviezen gegeven op het vlak van de externe factoren; door middel van gebruik van hulpmiddelen (solo apparatuur), aanpassing van akoestiek of aangepast gedrag van de omgeving wordt de beperking in participatie positief beïnvloed. Dit kan ook een positieve invloed hebben op de activiteiten (beter kunnen verstaan in groepen, gemakkelijker kunnen verwerken van de leerstof). Er wordt in de advisering wel gesproken over het trainen van functies (auditieve training, training luisterstrategieën). Een verbetering in functies zou een positieve in-
Op het gebied van auditieve vaardigheden is er nog geen bewezen effectieve interventie beschikbaar waarbij deze transfer plaatsvindt en ook op lange termijn houdbaar blijkt. LOGOPEDIE JAARGANG 88
vloed kunnen hebben op andere domeinen. Echter, op het gebied van auditieve vaardigheden is er, voor zover bij de auteurs bekend, nog geen bewezen effectieve interventie beschikbaar waarbij deze transfer plaatsvindt en ook op lange termijn houdbaar blijkt.
Auteurs
Dr. Karin Neijenhuis is logopedist en spraak- taalpatholoog en werkt als hoofd docent ‘evidence-based logopedie’ bij Hogeschool Rotterdam. Ze is daar verbonden aan zowel Kenniscentrum Zorginnovatie als de opleiding logopedie. Haar voornaamste taak is het koppelen van relevant onderzoek binnen het kenniscentrum aan het curriculum van de opleiding logopedie. De behoefte van professionals aan duidelijkheid rondom het thema ‘auditieve verwerking’ geeft haar inspiratie om een koppeling te leggen met het bevorderen van evidence-based werken van professionals in onder andere de logopedie en audiologie. Drs. Johan Dekelver is logopedist en spraak-taalpatholoog en werkt bij Adelante audiologie & communicatie te Hoensbroek. Zijn voornaamste taak bestaat uit deelname aan interdisciplinaire diagnostiek bij kinderen met (vermoedelijke) auditieve verwerkingsproblemen, lees- en spellingproblemen en dyslexie. Daarnaast is hij verbonden aan Hogeschool Zuyd (opleiding Logopedie te Heerlen) als docent binnen een aantal minors en als coach van een afstudeerkring. Drs. Jessica van Herel-de Frel is logo pedist en spraak-taalpatholoog en werkt momenteel als promovendus binnen de Koninklijke Auris Groep en Universiteit Utrecht (Uil OTS). Haar onderzoek richt zich op de ontwikkeling van metalinguïstisch bewustzijn/vaardigheden op het gebied van (morfo)syntax en metalinguïstische interventies gericht op (morfo)syntax bij jonge kinderen met TOS in de basisschoolleeftijd (6-10 jaar). Voorheen was Jessica onder andere werkzaam als logopedist/spraak-taalpatholoog binnen de audiologische centra van de Koninklijke Auris Groep.
Dankwoord
We bedanken de medewerkers van de betreffende audiologische centra, die de hier
NUMMER 4, april 2016
besproken casuïstiek hebben ingebracht. Ook bedanken we Rafaella Apai en Manon de Ronde, studenten logopedie aan de Hogeschool Rotterdam, voor hun bijdrage aan de analyse van de casuïstiek.
Er bestaat nog steeds veel onduidelijkheid rondom definitie en diagnostisering van auditieve verwerkingsproblemen.
LITERATUURLIJST > American Academy of Audiology (2010). Diagnosis, Treatment and Management of Children and Adults with Central Auditory Processing Disorder. Verkrijgbaar via http://www.audiology.org/resources/documentlibrary/ documents/capd%20guidelines%208-2010.pdf > American Speech- Language Hearing Association (2005). (Central) auditory processing disorders; technical report. Verkrijgbaar via http://www.asha.org/policy/TR2005-00043/ > Baas (2011). Educational Audiology: Methodology for auditory processing disorders. Journal of Hearing Science, 1 (3), 1-2. > British Society of Audiology (2011a). Position Statement Auditory Processing Disorder. Verkrijgbaar via http:// www.thebsa.org.uk/docs/docsfromold/BSA_APD_PositionPaper_31March11_FINAL.pdf > British Society of Audiology (2011b). APD management guidance document. Verkrijgbaar via http://www. thebsa.org.uk/docs/docsfromold/BSA_APD_Management_1Aug11_FINAL_amended17Oct11.pdf > Bocca, E. & Calearo, C.. 1963. Central hearing processes. In: Jerger, J., ed. Modern developments in audiology. New York: Academic Press, pp. 337-370. > DeBonis, D. (2015). It’s time to rethink Central Auditory Processing Disorder protocols for school-age children. American Journal of Audiology, 24, 124-136. > Drullman, R., Van Herel-de Frel, J., Dekelver, J. & Neijenhuis, K. 2014. Studiedag diagnostiek van auditieve verwerkingsproblemen. Van Horen Zeggen, 55: 22. > Dunn, W. & Rietman, A. (2013) Sensory Profile-NL-herziene editie. Amsterdam: Pearson. > Fey, M. E., Richard, G., Geffner, D., Kamhi, A. G., Medwetsky, L., Paul, D, Schooling, T. (2011). Auditory Processing Disorders and Auditory/Language Interventions: An Evidence-Based Systematic Review. Language, Speech, and Hearing Services in Schools, 42, 246-264. > Kamhi, A. G. (2011). What speech-language pathologists need to know about auditory processing disorder. Lang Speech Hear Serv Sch, 42(3), 265-272. > Manly, T., Robertson, I.H., Anderson, V., & Nimmo-Smith, I. (2004).Test of Everyday Attention For Children, Nederlandse vertaling. Amsterdam: Pearson. > Moore, D. R., Rosen, S., Bamiou, D. E., Campbell, N. G. & Sirimanna, T.. 2013. Evolving concepts of developmental auditory processing disorder (APD): a British Society of Audiology APD special interest group 'white paper'. International Journal of Audiology, 52: 3-13. doi: 10.3109/14992027.2012.723143. > Neijenhuis, K.. 2003. Handleiding ‘Nijmeegse testbatterij voor auditieve verwerkingsproblemen’. Nijmegen: UMC St. Radboud, afd. KNO/audiologisch centrum. > Neijenhuis, K. & Van Herel-de Frel, J. (2010). Diagnostiek van auditieve verwerkingsproblemen op het audiologisch centrum; evaluatie van een procedure. Van Horen Zeggen, 51: 10-18. > Neijenhuis, K. & Nijland, L. (2005). Signalering van auditieve verwerkingsproblemen. Van Horen Zeggen, 46: 12-19. > NVLF (2009). ICF voor de logopedie. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie / Nederlands Paramedisch Instituut: Interne publicatie. > NVLF (2013). Beroepsprofiel logopedist. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. Verkrijgbaar via http://nvlf.logopedie.nl/site/beroepscode_en_beroepsprofiel > RIVM (2002) Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health. Houten: Bohn, Stafleu van Loghum. Verkrijgbaar via http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf > Simkens, H. & Verhoeven, L. (2000). Auditieve tests voor basisschoolkinderen. Eindhoven: Kentalis (voorheen: Instituut Sint Marie), interne publicatie > Timmerman, K., Ceyssens, M., Litière, M. (2005). Diagnostiek in 3D; multidisciplinaire diagnostiek gericht op handelen en begeleiden. Leuven: Acco.
15
o d o b
Via zingen naar zeggen AUTEUR INEKE VAN DER MEULEN
Mensen met afasie kunnen soms beter zingen dan spreken; Melodic Intonation Therapy maakt gebruik van dat gegeven. Een Nederlandstalige handleiding bij deze boeiende therapievorm was echter niet meer beschikbaar. Behandelaars van Rijndam Revalidatie deden er iets aan.
Het is al lang bekend dat sommige mensen met afasie - een stoornis in het spreken en/of begrijpen van taal na hersenletsel - beter kunnen zingen dan spreken. In de loop der tijd zijn daarom verschillende methoden ontwikkeld waarin muziek werd gebruikt om taal te verbeteren. Eén van de internationaal meest bekende methoden is Melodic Intonation Therapy (MIT), een methode die begin zeventiger jaren in Amerika werd ontwikkeld. Hierbij wordt het produceren van korte zinnen - zoals ‘ik wil koffie’ - getraind door de zinnen eerst te zingen. De logopedist gebruikt bij elke oefenzin een melodiepatroon dat overeenkomt met de natuurlijke toonhoogteverschillen in die zin. De logopedist en de afasiepatiënt zingen deze zin een aantal keer gezamenlijk, terwijl ze met de hand het ritme volgen. Stapsgewijs gaat de logopedist daarna met de revalidant van zingen over naar spreken. MIT is alleen geschikt voor mensen met een ernstige niet-vloeiende afasie, die niet of nauwelijks kunnen spreken maar taal wel redelijk goed begrijpen.
Het is al lang bekend dat sommige mensen met a fasie beter kunnen zingen dan spreken. Meer vooruitgang
Omdat onderzoek naar de effectiviteit van MIT in de revalidatiefase ontbrak, deed Rijndam Revalidatie in 2009 een onderzoek onder 27 revalidanten. De ene groep kreeg zes weken lang vijf uur in de week MIT; de andere groep kreeg de gebruikelijke therapie, zoals het trainen van andere communicatievormen en begripsoefeningen. Om de deelname aan het onderzoek te bevorderen, kregen deze deelnemers na de onderzoeksperiode ook MIT. Uit het onderzoek bleek dat de revalidanten die MIT hadden gekregen significant meer vooruit waren gegaan in het nazeggen van getrainde en niet-getrainde zin-
16
nen. Ook waren er sterke aanwijzingen dat MIT het spreken in het dagelijks leven verbeterde.
Beschroomd
Als onderdeel van het onderzoek werden logopedisten van achttien revalidatiecentra getraind in het toepassen van MIT. Aanvankelijk waren ze vaak beschroomd omdat ze moesten zingen, maar als ze merkten hoeveel revalidanten eraan hadden raakten ze enthousiast. Die revalidanten zelf waren ook heel enthousiast. De onderzoekers kregen regelmatig de vraag of ze een nieuwe Nederlandstalige handleiding en oefenmateriaal wilden maken en besloten dit te doen. Daarbij ontwikkelden ze ook een digitaal oefenprogramma, e-MIT. In filmpjes wordt het mondbeeld getoond dat hoort bij de verschillende oefenzinnen; een extra ondersteuning voor de revalidant tijdens therapie. Er is eveneens een versie waarmee mensen thuis zelf kunnen oefenen, eMIT Thuis. Beide versies geven naast vaste voorbeeldzinnen ook de mogelijkheid om zelf oefenzinnen toe te voegen. Zo kan iedereen die zinnen oefenen die hij of zij graag wil oefenen.
Vaste plaats
De handleiding en het oefenprogramma zijn nu beschikbaar voor logopedisten en voor mensen met afasie. Desgewenst kunnen logopedisten ook een eendaagse training volgen. Gezien de positieve resultaten en de positieve reacties van revalidanten én logopedisten is te hopen dat MIT een vaste plaats zal krijgen in het therapiepakket dat beschikbaar is voor mensen met afasie.
Auteur
Ineke van der Meulen, klinisch linguïst Rijndam Revalidatie. Melodic Intonation Therapy’ is uitgegeven door Bohn Stafleu van Loghum, en is beschikbaar als boek en digitaal. Meer informatie staat op www.revalidatiemagazine.nl.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Revalidatie Magazine, jaargang 21, nummer 4, december 2015.
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Het contact houden Communicatie is een belangrijk onderdeel van het dagelijkse leven. Voor sommige mensen wordt praten moeilijk of zelfs onmogelijk door bijvoorbeeld ziekte of een ongeval. Commap biedt communicatieapparatuur waardoor ’’praten’’ weer mogelijk wordt.
Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs START 15E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2016 25-28 mei Support 2016 in de jaarbeurs Utrecht Bezoek ons in hal 7, stand D046 Communicatiehulpmiddelen Communicatieapparatuur is er in diverse uitvoeringen. Denk hierbij aan apparaten waarop u tekst kunt intypen of apparaten die werken met afbeeldingen of pictogrammen. Bij een beperkte motoriek zijn er aanpassingen zodat de computer toch bediend kan worden.
Commap Communicatie apparatuur BV Postbus 490 5400 AL Uden T. E. I. KvK
(0413) 28 70 52
[email protected] www.commap.nl Eindhoven 320 499 38
Commap zoekt naar een oplossing op maat! Wilt u meer informatie ontvangen? Bel ons of stuur een e-mail.
“Als praten moeilijker wordt...”
Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen
Bridging healthcare and science ■ ■ ■ ■
een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC
Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:
www.amc.nl/masterebp
De eerste werkgeheugentest met Nederlandse normen Maak kennis met de AWMA-2-NL, een geheel digitaal af te nemen test, dat zowel het visueel-ruimtelijke als het fonologische werkgeheugen en kortetermijngeheugen in kaart brengt bij kinderen en jongeren van 9 t/m 17 jaar.
Zeer breed in te zetten, van jeugd met concentratieproblemen, leer- en motorische problemen en werkgeheugenproblemen tot jeugdigen in een revalidatietraject of die vastlopen op school. Andere voordelen van de AWMA-2-NL zijn: 1 Met de screener kan, door bijvoorbeeld een leraar, in 10 minuten bepaald worden of er mogelijk sprake is van werkgeheugenproblematiek.
2 Uitgebreid onderzoek kan gedaan worden door psychologen, orthopedagogen, remedial teachers, intern begeleiders en logopedisten. 3 Geschikt als ROM-instrument, voor en na een (Cogmed)werkgeheugentraining kan het effect worden gemeten.
Meer informatie over de AWMA-2-NL vindt u op www.pearsonclinical.nl/awma
BOEKEN&
MATERIALEN VERHALEN OEFENBOEK LOES VAN DEN BERK-DAEMEN EN LAURA LANGENS, 2015, € 14,99. TE BESTELLEN VIA WWW.VERHALENOEFENBOEK.NL Het Verhalen oefenboek is een klein formaat prentenboek dat gebruikt kan worden voor de ontwikkeling van de narratieve vaardigheden. Met name kinderen die zich in groep 2 en 3 van het regulier onderwijs bevinden zullen de verhaaltjes over de aap en de schildpad leuk vinden om te 'lezen'. Ouders, logopedisten en leerkrachten kunnen de gestructureerde verhalen samen met de kinderen lezen waarbij de wijze worm vragen stelt, uitleg geeft of opdrachten laat uitvoeren. Er worden tips gegeven zodat ouders thuis ook gemakkelijk aan de slag kunnen. Het boekje bevat zes verhalen. Elk verhaaltje heeft een duidelijk begin, midden- en eindstuk, zodat kinderen leren dat een verhaal in een bepaalde volgorde is opgebouwd en een bepaalde structuur heeft. Aap en schildpad hebben ook een duidelijk karakter dat ertoe kan leiden dat je gevoelens bespreekt. Verder zet het boek aan tot de mogelijkheid om meer vertelvaardigheden te trainen. Ook
oriëntatie van persoon, plaats en tijd zorgt ervoor dat een kind een verhaal beter kan (na)vertellen. De herhaling van de werkwijze bij ieder verhaal geeft herkenning en kinderen begrijpen dan ook vaak vlot hoe het volgende verhaal is opgebouwd. In maart 2015 stond er een artikel in dit tijdschrift over een studie naar het effect van het werken met het Verhalen oefenboek (Van den Berk-Daemen, Langens, De Beer & Diepeveen, Nederlands tijdschrift voor Logopedie, jaargang 87, 2015). De proefpersonen waren afkomstig uit het Speciaal Basisonderwijs. Om de vooruitgang te meten zijn de kinderen op verschillende momenten getest met de Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT). Er is gewerkt met een controlegroep. Uit de resultaten komt naar voren dat er een significante vooruitgang is gemeten bij de kinderen die behandeld zijn met het Verhalen oefenboek in vergelijking met de controlegroep. Het prentenboekje vind ik zeker een aanvulling in de logopedische praktijk. Het is tevens van meerwaarde als er meer verhalen beschikbaar komen. Het doornemen van de 6 verhalen gaat vrij vlug, wellicht omdat het de kinderen zeker aanspreekt. Esther van der Does, Logopedist
SAMENSTELLING: ESTHER VAN DER DOES, MAAIKE DE KLEIJN
TRANSPARANT XL F. BODDÉ, T. MOHR-ANDRÉ DE LA PORTE, K. MULLER & K. VAN NETTEN, 2015, BAERT NV, € 295,00 Transparant XL is de opvolger van het oefenprogramma Transparant, een programma om grammaticale structuren aan te leren bij kinderen met een taalontwikkelingsniveau van 15 maanden tot 4 jaar. Het programma maakt gebruik van het herhalingsprincipe om grammaticale structuren aan te leren en biedt kopieerbare werkbladen om te oefenen. Transparant XL bestaat uit drie grote mappen in een kartonnen cassette met daarin 232 bladen met oefenvormen. De eerste map bevat verschillende overzichten die de gebruiker helpen bij de keuze van een grammaticale structuur en de bijpassende werkbladen. Daarnaast is er een overzicht van voorleesboeken die gebruikt kunnen worden bij de betreffende structuur en biedt het programma boekenleggers om samen met het voorleesboek aan ouders mee te geven zodat ouders thuis kunnen oefenen. Tot slot biedt Transparant een themalijst zodat de woordenschat thematisch uitgebreid kan worden. Het programma wordt geleverd met een opbergdoos gevuld met diverse materialen voor de verschillende spel- en oefenvormen zoals bijvoorbeeld afdekplaatjes, pionnen, dobbelstenen en whiteboard stiften. De gebruiker krijgt ook de mogelijkheid om de Transparant XL App te downloaden waarbinnen 49 werkbladen beschikbaar zijn om te oefenen. Op het eerste gezicht ziet het programma er niet heel vernieuwend uit. De werkbladen bestaan nog steeds uit de zwart-witte lijntekeningen, waarbij er wel een aantal nieuwe tekeningen is toegevoegd zoals tablets, mobiele telefoons en flatscreens. De meer gedateerde afbeeldingen (transistor
18
LOGOPEDIE JAARGANG 88
radio, draaitelefoon) zijn verwijderd. Verder valt op dat de kinderen op de werkbladen wat meer een afspiegeling zijn van de samenleving, zo zijn er bijvoorbeeld kinderen afgebeeld met een Aziatisch uiterlijk of een hoofddoek. Ook is er iets meer contrast aangebracht in de afbeeldingen waardoor ze visueel sterker zijn. Wat ook nieuw is ten opzichte van de eerdere versie is dat er nu per structuur twee werkbladen zijn om eenzelfde uiting te oefenen. Dit biedt dus iets meer variatie voor de logopedist, je kunt bijvoorbeeld het ene werkblad tijdens de behandeling oefenen en het andere werkblad meegeven aan ouders. Wat ik persoonlijk van echt toegevoegde waarde vind is het boekenoverzicht. Zo raden de auteurs bijvoorbeeld bij de grammaticale structuur Bijvoeglijk naamwoord +zelfstandig naamwoord de voorbeelduiting ‘stoute hond’ aan en geven ze als voorleessuggestie het boek Stoute Hond! van Chris Haughton. Op deze manier kunnen ouders ook buiten het ‘huiswerkmoment’ om met het kind oefenen en nog belangrijker: ze kunnen ervaring opdoen in het gebruiken van de oefenstructuren met andere materialen en op andere momenten. Ik ben benieuwd of er op termijn updates komen van deze overzichten om up-to-date te blijven. De app vind ik tegenvallen. Voor mij persoonlijk bevat de app te weinig toegevoegde waarde op de werkbladen en bijbehorende spelsuggesties. De app is erg sober en ik had graag gezien dat deze meer dynamisch was vormgegeven qua kleurgebruik en interactiviteit. Ook in de praktijk merk ik niet dat kinderen heel enthousiast zijn bij het gebruik van de app. Ik kies dan eerder voor een andere aansprekende app waar ik zelf de grammaticale structuren bij toepas. Samenvattend is mijn conclusie dat Transparant XL een mooie update is van de eerdere versie, maar dat het programma verder (te) weinig vernieuwend is. De grootste voordelen van de XL versie zijn dat het materiaal er fris uitziet en dat de afbeeldingen wat gemoderniseerd zijn en daarnaast het extra oefenblad per structuur. Dit laatste en bijvoorbeeld het boekenoverzicht zijn manieren waarop logopedisten en ouders meer en gevarieerder kunnen oefenen. Maar tegelijkertijd is dat ook iets wat de meeste logopedisten in
NUMMER 4, april 2016
de dagelijkse praktijk al met ander materiaal bewerkstelligen. De app vind ik tegenvallen. Ik zie Transparant XL dan ook vooral als een herziene uitgave, maar niet als een absolute must have. Wanneer je het programma nog niet in de kast hebt staan of wanneer je huidige exemplaar aan vervanging toe is, dan zou ik het zeker aanschaffen maar anders kun je daar gerust nog even mee wachten. Maaike de Kleijn, logopedist
SPRAAKTAAL KIDS, MATERIAAL VOOR KINDEREN EN JONGEREN MET EEN TOS J. ISARIN, 2015, UITGEVERIJ PICA, €135, 632 PAGINA’S, ISBN 9789491806643
Spraaktaal Kids is bedoeld voor kinderen en jongeren met een TOS (taalontwikkelingsstoornis) en kan samen met een ouder, leerkracht, logopedist of andere professional gebruikt worden. Het is een methode voor psycho-educatie bij kinderen en jongeren met een TOS, zonder dat de TOS voortdurend op de voorgrond staat. Het materiaal bestaat uit drie mappen voor verschillende leeftijdsgroepen: 4-7 jaar, 7-10 jaar en 10-14 jaar. De drie mappen kunnen als set of los van elkaar aangeschaft worden. De mappen en de werkbladen zijn gemaakt van stevig materiaal waarbij achterin elke map stickervellen zitten die bij veel oefeningen gebruikt kunnen worden. Per map zijn er losse onderdelen die als een apart werkboek uit de map gehaald kunnen worden. Eén deel is ter informatie voor de ouders en professionals, één deel bevat uitleg
voor het kind of de jongere zelf, en de overige acht delen zijn ‘samen-deeltjes’ met thema’s zoals ‘Mijn lijf’, ‘Ik ben ik’ en ‘Mijn spraaktaal’. In de samen-deeltjes wordt er taal uitgelokt, maar zijn er ook teken-, knutsel- en andere opdrachten. De thema’s van deze delen komen in alle drie de mappen op een ander leeftijdsniveau terug. Deze mappen zijn ontwikkeld omdat er meer behoefte was aan concreet materiaal voor kinderen en jongeren met een TOS. Het balletje is in oorsprong gaan rollen door de bijeenkomsten van SpraakSaam (zie ook www.spraaksaam.nl) waaruit ook ‘Spraaksaam the movie’ en het boek ‘Spraaksaam, gids voor jongeren met een taalstoornis’ zijn voortgekomen. Beiden zijn opgezet en ontwikkeld door Jet Isarin. De taal in de mappen is afgestemd op de TOS-problematiek en op de leeftijd van het kind of de jongere met een TOS. De illustraties en vormgeving zien er strak uit, al is het konijn dat op de voorkant staat voor jongeren boven de 12 jaar misschien wat minder aansprekend. De mappen zijn echt bedoeld om individueel met een kind of jongere te bespreken, in te vullen en te maken. Door de inhoud van de mappen wordt de lezer aangezet om over bijvoorbeeld de toekomst na te denken, of te bespreken wat het betekent om een TOS te hebben. De nadruk ligt in een paar samen-deeltjes op de TOS, maar vaak ligt de nadruk op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind of de jongere. Bij veel oefeningen wordt gebruik gemaakt van de stickervellen achter in de map. Aan de ene kant is dit een voordeel omdat er veel ideeën gegeven worden bij bepaalde vraagstellingen, aan de andere kant is het materiaal hierdoor niet geschikt om meerdere keren, bij verschillende kinderen of jongeren te gebruiken. Zeker voor iemand die de map als professional wil gebruiken is dit onhandig. De mappen zijn per stuk vrij prijzig om per kind of jongere aan te schaffen. Het zou fijn zijn als de stickervellen bijvoorbeeld ook los te bestellen zouden zijn. Conclusie: Om gesprekken mee te beginnen en allerlei onderwerpen rondom TOS aan bod te laten komen is het materiaal zeker geschikt, maar voor professionals zijn de mappen erg prijzig om per kind aan te schaffen. Tamara Wakkee-Boudewijn, logopedist op het VSO cluster 2 Auris College Rotterdam
19
Een kindermond snel gevuld!? Zicht op zuigen, kauwen en slikken AUTEUR ANKE BULSINK
De afdeling revalidatie logopedie van het Radboud UMC (Nijmegen) organiseerde op 19 november 2015 dit symposium in samenwerking met het Erasmus MC – Sophia kinderziekenhuis, afdeling KNO – Gehoor en Spraak Centrum (Rotterdam), de werkgroep Logopedie NMA-kinderen, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en de Sint Maartenskliniek (Nijmegen). Gedurende de dag werden er elf korte presentaties gegeven. Dit verslag is een impressie van dit symposium.
De opkomst was groot; het symposium werd bezocht door ongeveer 300 logopedisten. Prof. dr. M. Willemsen, kinderneuroloog van het Radboud UMC, opende het symposium en heette de aanwezigen van harte welkom. De dagvoorzitter Bert de Swart, logopedist en spraak/taalpatholoog, nam het woord over en kondigde de verschillende sprekers aan. Het symposium gaf een goed beeld van de laatste ontwikkelingen op het gebied van eten en slikken bij kinderen. Tijdens de hele dag heerste er een open en ongedwongen sfeer, de informatie was soms vrij specialistisch maar werd aangevuld met casuïstiek, voorbeelden en filmpjes. De terugkoppeling naar de praktijk was erg prettig. Er was voldoende ruimte om vragen te stellen.
leren is het verwerven van een vaardigheid als het resultaat van een oefening (Humbert, 2013). Het is een geleidelijk proces gebaseerd op de vermindering van fouten en de ontwikkeling van precieze bewegingen. Daarbij is taakspecifieke training van belang: de te oefenen taak moet dicht bij de vaardigheid liggen die geleerd moet worden (Sheppard, 2008). Het kind, de omgeving en de taak zijn belangrijke factoren bij de behandeling van kinderen met problemen bij het eten en slikken. De begeleiding moet precies zijn, afgestemd op de bevindingen na goede diagnostiek en op het individuele kind. Het kind leert het meest van motoriek die goed wordt uitgevoerd. Ouders moeten in dit gehele proces meegenomen worden. Veilig slikken en positieve ervaringen opdoen zijn belangrijk. Bij functionele training zijn tijd en herhaling een must, oftewel 'meters maken'!
Zicht op motorisch leren en functioneel oefenen
Zicht op veilig drinken bij zuigelingen
Dr. Lenie van den Engel-Hoek, logopedist en onderzoeker
Sandra de Groot, logopedist & Drs. Leenke van Haaften, logopedist en onderzoeker
Hierna was het woord aan Lenie van den Engel-Hoek. Ze gaf aan dat sinds 2007 door ASHA (the American Speech-Language-Hearing Association) de term 'feeding and swallowing disorders' wordt gebruikt bij kinderen met dysfagie, vertraging, en/of stoornissen in de ontwikkeling bij eten en drinken. Deze term is overkoepelend en wordt nu ook steeds meer gebruikt in Nederland. Ze vertelde dat de slikrevalidatie bij kinderen gericht is op het aanleren van een geheel nieuwe vaardigheid, dit in tegenstelling tot de slikrevalidatie bij volwassenen. Motorisch leren en motorische controle zijn essentiële componenten in de ontwikkeling van eten en slikken bij kinderen. Sensorische informatie wordt verkregen gedurende de planning en uitvoering van de activiteit. Deze informatie wordt gebruikt om via feedback en feedforward de motorische activiteit aan te passen en te verfijnen. Motorisch
Leenke van Haaften en Sandra de Groot bespraken de ontwikkeling en het gebruik van de Checklist Oral Feeding (COF). Drinken en slikken is voor prematuren een complexe vaardigheid die geleerd moet worden. Orale voeding kan alleen aangeboden worden als een kind de juiste voorwaarden laat zien. Individuele aanpak is noodzakelijk en er moet goed gelet worden op de signalen die het kind laat zien: 'de cuebased feeding approach' (Shaker, 2010, Jadcheria, 2012, Gabler, 2013). Om de voorwaarden goed in kaart te brengen is de Checklist Oral Feeding (COF) ontwikkeld, gebaseerd op EFS (Thoyre, S.M., et al., 2005 The Early Feeding Skills Assessment for Preterm Infants). De COF kan door logopedisten en verpleegkundigen gebruikt worden. Er is in samenwerking met de HAN een onderzoek gestart naar de betrouwbaarheid van de COF. Uit het onderzoek bleek dat de COF een
20
LOGOPEDIE JAARGANG 88
betrouwbare lijst is om de veiligheid en de voorwaarden van orale voeding te evalueren. In 2016 zal de publicatie van de COF plaats vinden.
op een vierpuntschaal voor de vaardigheid ‘kauwen’. (zie Logopedie, maart 2015).
Sandra de Groot gaf aan dat de afstemming en uniformiteit rondom het aanbieden van orale voeding tussen de verschillende betrokkenen (verpleegkundigen, artsen, ouders, logopedisten en ook lactatiedeskundigen) erg belangrijk is. Goede logopedische interventie is nodig om adviezen op maat te geven bij prematuren met ‘speciale zorg’.
In een vervolgonderzoek heeft ze met verschillende technieken zoals electromyografie (EMG) en ultrasound gekeken naar de voor- en achterwaartse kaakbeweging van kinderen met CP en controlekinderen bij twee texturen (koek en brood). Daaruit bleek dat de kauwtijd en de duur van de kauwcyclus de meest onderscheidende kenmerken zijn tussen controle kinderen en kinderen met CP. Kinderen met CP hebben meer tijd nodig voor het verwerken van vast voedsel. Controle kinderen passen hun kauwbewegingen beter aan de textuur van het voedsel aan.
Ze ging verder nog in op de vraag of het veilig is om orale voeding aan te bieden gedurende de periode dat een kind nog volledig afhankelijk is van NCPAP (Nasal Continuous Positive Airway Pressure). De literatuur (M. Hanin et al., 2014) laat zien dat het mogelijk is, maar meer onderzoek is nodig.
Kauwen objectief bekeken
Dr. Lenie van den Engel-Hoek, logopedist en onderzoeker & Marjo van Gerven, logopedist Kinderen met kauwproblemen zijn een gevarieerde doelgroep. Er liggen verschillende oorzaken ten grondslag aan deze problemen. Een klinische observatie geeft een algemeen beeld, maar geen kwantitatieve informatie. Evidence based practice vraagt wel om kwantitatieve informatie. Lenie van den Engel-Hoek en Marjo van Gerven gaven aan dat dit aanleiding was voor verder onderzoek. Naast metingen als echografie van de spieren en de maximale bijtkracht, gaven de sprekers aan dat er behoefte was aan een kwantitatieve observatie van het kauwen. De 'Test of Mastication and Swallowing Solids', TOMASS (MaggieLee Huckabee, 2014) is een test voor volwassenen en test de effectiviteit van het kauwen. TOMASS-C voor kinderen is in ontwikkeling (Radboudumc, 2014 en 2015). Om het uithoudingsvermogen van de kauwspieren te testen is de 6-minuten kauwtest ontwikkeld (Radboudumc, 2014- 2015). Voor beide testen zijn normaalwaardes verzameld bij kinderen. De publicatie, en daarmee de mogelijkheid om deze testen te gebruiken, zal volgen in 2016.
Voedingsproblematiek bij verminderde mobiliteit en doorgankelijkheid oesophagus Cindy Navis, logopedist
Tijdens de presentatie werd ingegaan op de congenitale afwijking oesophagusatresie, waarbij de oesophagus niet of abnormaal is aangelegd. Aan de hand van een casus werd de voedingsproblematiek besproken die voor kan komen bij kinderen met een oesophagusatresie. Mobiliteitsproblemen, zoals een vernauwing van de oesophagus (stenose), werden genoemd. Het kan zorgen voor een moeizame passage van voedsel naar de maag. Er werd ingegaan op de opbouw van de voeding en de ontwikkeling van het kauwen. Vaak wordt er later gestart met de opbouw van vaste voeding, met kokhalzen en weigeren als gevolg (Arvedson, 2002). De ervaringen moeten positief en veilig zijn. Het functioneel oefenen van het kauwen en het aanbieden van veel herhaling is hierbij belangrijk. De stappen moeten klein zijn en er dient tijd genomen te worden. Tot slot werden er algemene adviezen gegeven, waaronder het nut van zwaartekracht (rechtop zitten), en er werd aangeraden ouders een EHBO-cursus te laten volgen gericht op wat te doen bij 'verslikincidenten'.
Logopedisch meetinstrument bij NMA bij kinderen LINMA-k Suzanne Franssen, logopedist
Hoe kauwen kinderen met cerebrale parese? Drs. Lianne Remijn, logopedist, onderzoeker en hoofd van de opleiding logopedie HAN.
Lianne Remijn besprak het kauwen bij kinderen met een CP. Het observatie-instrument KauwObservatie en Evaluatie (KOE) (Remijn et al.) is in 2013 ontwikkeld. De KOE bestaat uit 8 items, te scoren
Deze presentatie werd gehouden namens de werkgroep 'Logopedie bij kinderen met NMA'. Bij kinderen met neuromusculaire aandoeningen (NMA) is er sprake van een afname van spierkracht van de orale, faciale en thorocale spieren, wat problemen met slikken en ademhalen kan veroorzaken (Sjögreen, 2011). De interventie is gericht op het verbeteren van een veilige en efficiënte slik, advisering van de optimale uitgangshouding, advisering betreft communicatie
Cervicale auscultatie is een methode om met versterking te luisteren naar geluiden van het slikken tijdens de faryngeale fase van het slikken met als doel te screenen op dysfagie. NUMMER 4, april 2016
21
Kwijlen wordt niet veroorzaakt door te veel speeksel, maar door te weinig slikken. en verstaanbaarheid en zo nodig preventieve advisering en bewustwording bij ouders en verzorgers. In 2010 is de werkgroep 'Logopedie bij kinderen met NMA' opgericht, waarbij het eerste doel was om een logopedisch onderzoeksinstrument te ontwikkelen bij kinderen met NMA. Recentelijk is het Logopedisch Instrument NeuroMusculaire Aandoeningen-kinderen (LINMA-k) tot stand gekomen (publicatie in Logopedie, juli 2015). De LINMA-k is bruikbaar voor alle logopedisten die met de doelgroep (2 – 18 jarigen) werken in Nederland en Vlaanderen en bestaat uit vier onderdelen: de signaleringslijst voor de revalidatiearts, vragenlijst voor ouders/verzorgers van kinderen met NMA, logopedische screening en logopedisch onderzoek. Tot slot besprak Suzanne Franssen twee interessante casussen, waarbij het onderzoek verder werd toegelicht.
Normale speekselcontrole zichtbaar gemaakt
viduele profielen van de DRIPs-curven. De DRIPs kan een bruikbaar instrument worden voor logopedisten en artsen. In 2016 zal er een workshop DRIPs worden gegeven. Aanvullend op dit onderzoek, wordt er een longitudinaal onderzoek bij kinderen > 4 jaar gestart en er wordt gekeken naar de effecten van logopedische therapie.
FEES versus VFSS
Drs. Jet de Gier, KNO-arts en laryngoloog & Ilon Moor- van Nugteren, logopedist Tijdens deze presentatie is er ingegaan op het verschil tussen FEES en VFSS (slikvideo), de indicaties en contra-indicaties en de voor- en nadelen van beide manieren van onderzoek. Voorafgaand aan een onderzoek wordt er een uitgebreide (voedings-)anamnese, een algehele observatie en een observatie van de orale intake met cervicale auscultatie bij het kind gedaan en er volgt een KNO-onderzoek. Daarna volgt het FEES/VFSS onderzoek en de conclusie. Dit wordt met ouders en behandelaars besproken, waarbij de opname altijd gebruikt wordt om nader uitleg te geven. Zowel FEES als VFSS blijken in de literatuur en in de praktijk betrouwbare informatie te geven over de slik en kunnen elkaar aanvullen bij diagnostisch onderzoek bij klachten van dysfagie bij kinderen. De sprekers gaven aan dat de keuze voor FEES of VFSS afhankelijk is van de hulpvraag, de leeftijd en het gedrag van het kind, en de indicatie.
Drs. Karin van Hulst, logopedist en onderzoeker
Karin van Hulst gaf aan dat er in het RadboudUMC de laatste jaren onderzoek gedaan is naar de ontwikkeling van speekselcontrole bij kinderen tussen 0 en 4 jaar. De vragenlijst DRIPs (Drooling Infants and Preschoolers survey) is zo tot stand gekomen, waarbij de ernst en de frequentie van het kwijlen in verschillende situaties bij kinderen tussen 0 en 4 jaar in kaart gebracht kan worden. Kwijlen is onvrijwillig verlies van speeksel uit de mond. Kwijlen wordt in principe niet veroorzaakt door teveel speeksel, maar door te weinig slikken (Erasmus CE, van Hulst K, et al., 2009). Kwijlen is normaal in de ontwikkeling van een opgroeiend kind. Er zijn geen screeningtests bij consultatiebureaus die aandacht besteden aan speekselcontrole-ontwikkeling. Hierdoor is er geen evidence based besluitvorming mogelijk. Wanneer moeten kinderen, die schijnbaar vertraagd zijn in de ontwikkeling van speekselcontrole, doorgestuurd worden naar een professional? Dit was een vraag die frequent gesteld werd tijdens het symposium. Aan de hand van 'kwijlcurven' kan men nu een profiel opstellen van het speekselverlies van een kind en zien hoe dit kwijlen zich verhoudt tot andere kinderen van dezelfde leeftijd. Kind-specifieke therapeutische adviezen kunnen gegeven worden op basis van de indi-
Betrouwbaarheid van cervicale auscultatie bij kinderen
Drs. Marloes Streppel, logopedist en spraak- en taalpatholoog Cervicale auscultatie (CA) is een methode om met versterking te luisteren naar geluiden van het slikken tijdens de faryngeale fase van het slikken met als doel te screenen op dysfagie. Vanuit het Erasmus MC is onderzoek gedaan naar CA, waarbij gekeken werd of CA een goede voorspeller kan zijn voor penetratie/aspiratie tijdens FEES bij beoordeling van verschillende consistenties (dun- en dik vloeibaar). Er is een retrospectief onderzoek gedaan naar de validiteit en betrouwbaarheid van CA bij 68 kinderen (0-18 jaar). Kinderen die aangemeld werden voor FEES kregen een gecombineerd spreekuur met de KNO-arts/ foniater en de preverbaal logopedist. Voorafgaand aan de FEES werd er een observatie gedaan met behulp van CA met verschillende consistenties. Het blijkt dat CA een goede voorspeller is van penetratie/ aspiratie van FEES bij verschillende consistenties. De conclusie was dat CA een nuttig hulpmiddel bij de beoordeling van dysfagiepatiënten kan zijn, maar dat FEES en VFSS de gouden standaard blijven.
Betekent niet slikken, nooit slikken?
Dr. Corrie Erasmus, kinderneuroloog & Drs. Karen van Hulst, logopedist en onderzoeker
Bij functionele training zijn tijd en herhaling een must, oftewel ‘meters maken’!
22
Corrie Erasmus en Karin van Hulst presenteerden een casus: een jongen van 7;8 jaar met een complex neurologisch beeld (congenitaal perisylvian syndroom), waarvan de ouders bij dit symposium aanwezig waren.
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Goede logopedische interventie is nodig om adviezen op maat te geven bij p rematuren met ‘speciale zorg’.
(Malandraki et al, 2011): de hersenen worden actief door therapie, goede coördinatie kun je dus trainen.
Het zien van ouders
Marjo van Gerven, logopedist
Aan de hand van deze casus werd vooral aandacht besteed aan de neurologische onderbouwing van de slikrevalidatie. Corrie Erasmus ging in op de neurologische achtergrond van de jongen. Er was na de geboorte sprake van een piramidebaanleasie, die invloed heeft op de reflexen benodigd voor de slik. Er viel pas weer een verandering in functioneren te verwachten na uitrijping van de piramidebaan. Karin van Hulst gaf aan dat het therapiedoel tot die tijd gericht was op het veilig stellen van de luchtwegen. Vanaf tweejarige leeftijd werd in de therapie gericht aandacht besteed aan motorische controle en motorisch leren. Vanaf zes jaar werd er meer taakgericht geoefend met de jongen, een meer cognitieve benadering werd ingezet. Het doel was (centi)meters maken en het verfijnen van de slik. Heel veel herhalen en variëren.
Bij diagnostiek, behandeling en advisering is het aansluiten bij ouders, kind en gezin een item dat steeds aandacht behoeft. De coaching van ouders bij eet-, drink- en slikproblemen van hun kind is niet altijd even makkelijk. Marjo van Gerven liet weten dat het als eerste belangrijk is om de hulpvraag helder te krijgen en te achterhalen of dit ook wel echt de hulpvraag van de ouders is. Wanneer er adviezen gegeven worden, is het doel om verbetering te verzorgen op participatieniveau, dan ontstaat er tevredenheid. Soms is er sprake van weerstand, klagen, shoppen of welwillendheid maar zonder verandering. Echtheid, congruentie en empathie zorgen voor een goede hulpverlening. Soms worden ouders niet op alle interventieniveaus bereikt. Belangrijk is het om als counseler op te treden (Logopedist als counseler, Eelco de Geus, Lo&Fo 2002), waarbij aangesloten wordt op het niveau van ouders, kind en de omgeving.
Corrie Erasmus gaf aan dat er wetenschappelijk bewijs is voor motorisch leren bij slikproblematiek vanuit de literatuur bij volwassenen
Marjo van Gerven sloot de dag af met de mooie woorden: 'De rol van de therapeut is: soms doen, soms laten, soms zijn.'
Complete en flexibele software, dus meer tijd voor mijn patiënt
■ ■ ■ ■
Voldoet aan richtlijnen NVLF Kwaliteitstoets-controle SMS- en E-mail-Service & Patiëntenportaal Met unieke app (Apple & Android)
Vraag een live demo aan op www.incura-logo.nl
KIES VOOR EFFICIËNTIE MET INCURA LOGO: AGENDA, EPD, MEETINSTRUMENTEN ÉN BOEKHOUDING
NUMMER 4, april 2016
23
Aangepaste consistentie ALS OPLOSSING BIJ DYSFAGIE
Maakt veilig en eenvoudig verdikken haalbaar Resource® ThickenUp Clear is verkrijgbaar in: 900 g en 125 g blikken en portieverpakkingen van 1,2 g (verpakt per 24 stuks). Resource® ThickenUp Clear is: amylase-resistent, veilig1 en dikt niet na lost helder op Leonard R, Pryor J, White C, McRay M, McKenzie S, Mehdizadeh OB, Belafsky PC. Nestlé HealthCare Nutrition 2011 data on file. Clinical Trial Report for the 09.18.CLI Study.
1
Nestlé Health Science, Hoevestein 36G, 4903 SC Oosterhout Tel. : 020 569 95 88 • www.NestleHealthScience.nl Dieetvoeding voor medisch gebruik - Gebruiken onder medisch toezicht. Dit document is uitsluitend voorbehouden aan de health care professional.
klontert niet En makkelijk mee te nemen!
geur- en smaakloos eenvoudig te doseren: 1,2,3,… nectar, honing, pudding. Altijd de juiste consistentie
COLUMN Marjolein Coppens
Intercity Marjolein Coppens is logopedist, docent Nederlands en NT2 en logopediewetenschapper. In 2013 promoveerde zij aan de Radboud Universiteit Nijmegen met een onderzoek naar mogelijkheden voor verbeteren van spraak, taal en gehoor bij mensen met verstandelijke beperkingen. Naast jarenlange werkervaring als logopedist in verschillende soorten speciaal onderwijs en verpleeghuizen, heeft Marjolein ook veel ervaring als hbo, post-hbo en universitair docent. Zij heeft er veel plezier in om logopedie overal positief onder de aandacht te brengen en om kennisgebieden als ethiek, onderwijskunde en psychologie te verbinden met logopedie. Momenteel heeft zij een eigen bedrijf in kennistransfer: zij ontwikkelt onderwijs en opleidingen, schrijft teksten en geeft lessen en cursussen door het hele land.
Het is lente. We voelen na een grijze winterperiode met een overvolle agenda een nieuwe vonk bij het de deur uitgaan. We ruiken de frisse ochtendlucht waar een ondertoon in zit. Het ruikt anders buiten. We horen een merel, merken dat het heerlijk is na het avondeten een rondje te gaan wandelen. Het volgt als vanzelf…de drang om wat vrije dagen te gaan genieten van de buitenlucht. Omdat het kan. Maar ook omdat het moet.
“Omdat het kan. Maar vooral…omdat het moet.”
Nieuwsgierig deed ik onlangs een klein vragenonderzoekje bij dertig logopedisten. Ik vroeg wat voor hen de reden was om binnenkort hun vrije dagen door te brengen in de buitenlucht. De antwoorden waren verrassend unaniem: ‘we willen naar een plek met stilte, met minder mensen.’ Het gezin gaat mee, het ging vooral om minder te moeten in de dagen in het bos of wandelend door weilanden vol bloemen. Op mijn vraag wat zij dan precies zoeken, was steevast het antwoord: geen dagelijks geregel, geen druk ervaren en even ‘niets hoeven’. Geen zorgen hebben over lastige verwijzingen. Niet piekeren over cliënten die achteruitgang laten zien, een berg administratie die wacht of twijfel over de juist gekozen behandeling. Geen onzekerheid over het aantal behandelingen of te declareren tijd bij afgenomen onderzoek. Geen teleurstellingen over niet-vergoede overlegmomenten. We willen wakker worden met verse eitjes en het geluid van rondscharrelende kippen. Wandelen langs weilanden waar we vogels kunnen fotograferen. We willen op onze hurken zitten kijken naar
NUMMER 4, april 2016
wolken kikkervisjes in de sloten, lammetjes met gekke sprongen in de wei zien genieten van het gras. We willen fruitbomen hun bloesems zien verliezen met zoveel wit-roze blaadjes tegelijk, dat het lijkt of het sneeuwt. We willen vergeten onze mobiel aan te zetten en kleuren, lezen, ontdekken, proeven, muziek ervaren, voelen. Sensorisch bezig zijn. Omdat dit in de knel komt in de maanden dat er keihard doorgewerkt wordt. De trein dendert voort als je werkt. Alle energie wordt gegeven aan onze cliënten, patiënten, onze gezinnen en familieleden. We volgen scholingen omdat we punten moeten halen. We volgen de ontwikkelingen in ons vak om zoveel mogelijk evidence-based te werken en proberen voortdurend overzicht te houden. We zijn aanwezig bij de bijeenkomsten van de kwaliteitskring, werken transparant en met beleid. Maar we houden stand en sluiten intussen ongemerkt ons eigen beleven af in de grijze beginmaanden van een nieuw jaar. We komen sensorisch tekort. Het is lente. Zomaar ineens is er in die grijze periode met die volle agenda een nieuwe vonk bij het ’s morgens vroeg de deur uitgaan. We horen een merel. Voelen dat het niet meer zo kil is als we vroeg de deur uitgaan. Even blijven we staan, even bewust in- en uitademen en de ochtendregen ruiken. We zien kleurige tulpen en blauwe druifjes in onze voortuinen. Het volgt vanzelf…de drang om wat vrije dagen te gaan genieten van de buitenlucht, om sensorisch bij te tanken. Omdat het kan. Maar vooral…omdat het moet.
25
‘LOGOPEDIE EN TANDHEELKUNDE: MFT’ De mond is meer dan een rij tanden...
OMFT-1, de Basiscursus* 35 PE punten 20 - 21 mei 2016 3 - 4 juni 2016 30/9 en 1/10 2016 21 - 22 okt. 2016 18 - 19 nov. 2016
Regio Hilversum Regio Zwolle Regio Eindhoven Regio Hilversum Regio Breda
Liset Maas-Houtekamer
Berry Verlinden
OMFT-2, 1e Verdiepingscursus** Accreditatie aangevraagd Alle cursussen worden op vrijdagen en zaterdagen gegeven en zijn een eerste stap op weg naar het Kwaliteitsregister-OMFT.
4 - 5 nov 2016
Regio Hilversum
* € 495,00; incl. Starterspakket OMFT of een waardebon van € 100,00 in de webshop. ** € 495,00; incl. € 250,00 korting op Myoscanner of een waardebon van € 100,00 in de webshop. Alle details op www.OMFT.info
www.omft.info
[email protected] voor therapie
voor therapie
Master Logopediewetenschap Wil jij de logopedische zorg van de toekomst verbeteren en vormgeven door wetenschap? Er is voortdurend behoefte aan nieuwe kennis en innovatie op het gebied van diagnostiek en behandeling van stem-, spraak-, taal-, gehoor-, en slikstoornissen. Wil jij de verbinding maken tussen onderzoek en de praktijk? En wil je werk en studie combineren? Dan is het deeltijd masterprogramma Logopediewetenschap van Universiteit Utrecht iets voor jou! Tijdens dit tweejarig deeltijd masterprogramma leiden we je op tot een academische professional die in staat is bij te dragen aan de ontwikkeling van logopedische zorg vanuit zorg- of taalwetenschappelijk perspectief.
www.uu.nl/masters/logopediewetenschap
na therapie
Voor wie? Ambitieuze en nieuwsgierige hbo-ers of wo-ers met een afgeronde bachelor (bijv. hbo logopedie) en aantoonbare belangstellling voor en kennis van de gezondheidszorg, logopedie in het bijzonder. Opleiding in het kort Duur programma: 2 jaar (60 EC) Vorm: Deeltijd Onderwijsdag: vrijdag Startdatum: 1 september Aangeboden door: Faculteit Geneeskunde, Universiteit Utrecht, masteropleiding Klinische Gezondheidswetenschappen
Hoe is het nu met? Naam Gidi de Wit Werksetting Zorgcentra Pantein Functie Logopedist Regio Mill-Wanroij-St.Anthonis Wanneer stond u op de cover Juni 2013
In deze rubriek kijken we terug met een logopedist die op de cover van het blad heeft gestaan. Wat is er de afgelopen jaren veranderd?
Hoe is het met u sinds u op de cover heeft gestaan? Eigenlijk gaat alles prima! Er zijn geen grote veranderingen geweest ten opzichte van een aantal jaren geleden. Ik ben gelukkig met mijn gezin en we zijn allemaal gezond! Dat is uiteindelijk toch het belangrijkste.
Werkt u nog op dezelfde werkplek en welke veranderingen ziet u daar sinds u op de cover heeft gestaan? Ik ben nog steeds werkzaam binnen Zorgcentra Pantein en ik heb het hier nog steeds ontzettend naar mijn zin. Geen enkele dag is hetzelfde en door de verschillende locaties en regio’s krijg ik voldoende afwisseling. Ook de combinatie met het werken binnen een zorgsetting en de behandelingen binnen de 1ste lijn bevallen mij uitstekend.
Welke veranderingen ziet u in het werkveld, welke constante factoren ziet u? Als gevolg van de rijksbezuinigingen zijn op al onze locaties bedden geschrapt. Dit heeft uiteraard grote consequenties voor onze bewoners en het personeel. De komende jaren moeten gebruikt worden om met minder mensen toch goede zorg te kunnen blijven leveren. Momenteel zitten we in de overgang naar het werken vanuit kleine teams. Je merkt dat de samenwerking met mantelzorgers en vrijwilligers in de toekomst steeds belangrijker wordt. Het is een grote uitdaging om in een dergelijke periode de kwaliteit van onze zorg hoog te houden en om hier met een positieve instelling aan te blijven werken.
In 2013 gaf u aan dat logopediste door de huidige ontwikkelingen genoodzaakt zijn zich beter te profileren. Is uw boodschap voor de lezers veranderd sinds u op de cover heeft gestaan? Eigenlijk niet. Onze zorg blijft nu eenmaal onderhevig aan veranderingen. Ik blijf mee manoeuvreren met deze ontwikkelingen. Prioriteit moet ten allen tijden blijven liggen bij de cliënt en zijn/haar omgeving. Dat is soms lastig met de toename van alle administratieve handelingen.
NUMMER 4, april 2016
27
Groepstherapie bij afasie: spreken we dezelfde taal? Uiteenzetting van geldende kaders auteurs
evelijn raven-takken MSC NEUROREVALIDATIE EN INNOVATIE, LOGOPEDIST, DOCENT HOGESCHOOL UTRECHT, OPLEIDING LOGOPEDIE.
marloes veldkamp LOGOPEDIST, LINGUÏST, DOCENT HOGESCHOOL UTRECHT, OPLEIDING LOGOPEDIE.
lizet van ewijk LOGOPEDIST, KLINISCH LINGUÏST, HOOFDDOCENT HOGESCHOOL UTRECHT, LECTORAAT LOGOPEDIE.
28
Communicatie is een fundamenteel onderdeel van ons dagelijks leven en essentieel voor de vorming en handhaving van sociale relaties (Parr, Byng, Gilpin & Ireland, 1997). Een beroerte of andere vorm van Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) kan een abrupte en ingrijpende beperking in taal en communicatie tot gevolg hebben: afasie. Zoals omschreven in Lanyon, Rose & Worrall (2013) heeft een afasie verstrekkende gevolgen voor niet alleen de dagelijkse communicatie van het individu, maar ook voor zijn/haar sociale relaties. Wanneer (verbale) communicatie verstoord is, is het contact zoeken met anderen en het sluiten of handhaven van vriendschappen lastig. Afasie blijkt dan ook een belangrijke oorzaak van sociaal isolement (Parr, Byng & Gilpin, 2007) en is één van de belangrijkste negatieve voorspellers voor herintreding op de arbeidsmarkt (Ross Graham, Pereira en Teasell, 2011). Tevens ervaren mensen met een afasie na beroerte een lagere kwaliteit van leven dan mensen met een beroerte zonder afasie (Hilari, 2011). Dit geldt in de eerste periode na de beroerte, maar juist ook op lange termijn. Afasie is een chronische aandoening en ook lang na de start van de afasie, zelfs bij een relatief lichte ernst, geven patiënten aan dat hun communicatie levenslang veranderd is (Elman & Bernstein-Ellis, 1995).
Het optimaliseren van de kwaliteit van leven en het (her)vinden van een sociale rol in het dagelijks leven van de persoon met afasie is het uiteindelijke doel van elke afasiebehandeling (NVAT, 2012). Dit doel past in de veranderde zorgomgeving waarin logopedisten werken en patiënten steeds meer regie (moeten) nemen over hun eigen zorgtraject (Kaljouw, 2015). Centraal staat het functioneren van het individu, waarbij zowel maximaal herstel als het leren omgaan met een chronische beperking onderdeel zijn van de logopedische interventie. Vergelijkbare bewegingen zijn internationaal te zien, zoals de Life-Participation Approach to Aphasia (Chapey et al., 2000) waarin ‘reallife goals’ gesteld worden en waarin de
atiënt een essentiële rol heeft in de klinip sche besluitvorming. Deze overwegingen, alsmede meer economisch gedreven overwegingen, hebben groepstherapie steeds populairder gemaakt (Elman, 2007). De aanname is dat therapie in groepsverband, meer dan individuele therapie, een natuurlijke communicatieve omgeving biedt en meer gelegenheid geeft voor het ontwikkelen van pragmatische vaardigheden en het opbouwen van sociale relaties. Elman (2007) zet deze voordelen op een rijtje: - Groepstherapie bevordert interactie tussen leden, wat leidt tot meer initiatief en beurtwisseling;
LOGOPEDIE JAARGANG 88
- Groepstherapie biedt variatie in de communicatiepartners, en meer natuurlijke gesprekssituaties, waardoor transfer eenvoudiger wordt; - In groepstherapie is meer ruimte voor improvisatie tijdens de communicatie, wat ook in natuurlijke communicatie belangrijk is; - Het trainen in een groep kan een positieve invloed hebben op het psychosociale functioneren van de deelnemers; - Het ontmoeten van lotgenoten kan positieve gevolgen hebben; - Groepstherapie kan bijdragen aan de ontwikkeling van een nieuwe en positieve identiteit van de deelnemers; - Groepstherapie is kosten-effectief. Uit de Cochrane meta-analyse van 2012 (Brady, Kelly, Godwin, & Enderby, 2012) blijkt dat groepstherapie in ieder geval net zo effectief is als individuele therapie op de uitkomstmaten functionele communicatie, auditief begrip, en verbale productie. Lanyon, Rose & Worrall (2013) onderzochten in een systematic review of bovengenoemde positieve effecten inderdaad gevonden worden in de onderzoeksliteratuur. Zij vonden 29 studies die geschikt en van voldoende methodologische kwaliteit waren voor analyse. De analyses laten zien dat de studies naar groepstherapie positieve effecten laten zien in alle domeinen van het ICF. Wel maken de auteurs de kanttekening dat de evidentie voor een verbeterde participatie van de patiënten met afasie nog beperkt is. De meeste studies gebruiken stoornisgerichte diagnostiek, en/of uitkomstmaten op activiteitenniveau.
IN HET KORT Binnen de logopedische behandeling voor mensen met afasie is groepstherapie een belangrijk onderdeel. Er is echter een grote variatie binnen deze groepen, wat betreft doelen, werkwijze, duur, samenstelling van de groep etc. Er is daarom een literatuurstudie gedaan naar de geldende kaders voor afasiegroepen. In dit artikel wordt een raamwerk geschetst voor de diverse groepen en worden factoren beschreven, die bepalend zijn voor de keuzes binnen de groepstherapie. De auteurs breken een lans voor het registreren en rapporteren in eenduidige terminologie.
Minstens zo belangrijk als de conclusie dat groepstherapie effectief kan zijn voor mensen met een afasie, is de bevinding dat de gevonden studies een enorme diversiteit laten zien in het type therapie dat in groepsverband gegeven wordt. De auteurs roepen op om meer uniformiteit in terminologie te creëren, zodat we dezelfde taal spreken wanneer we over interventiemogelijkheden in groepsverband spreken. Alleen op deze wijze kan de effectiviteit van groepstherapie uiteindelijk echt goed in kaart gebracht worden. In dit artikel komen we tegemoet aan deze oproep om dezelfde terminologie te gebruiken, en schetsen een kader voor de Nederlandse situatie waarbinnen verschillende vormen en doelen van logopedische groepstherapie geplaatst worden. Dit biedt de logopedist handvatten bij het opzetten, uitvoeren en evalueren van groepstherapie voor mensen met een afasie.
Soorten groepen
Groepstherapie kent vele vormen. In dit artikel gebruiken we de indeling zoals geschetst in Kearns & Elman (2008), bestaande uit de
directe groep, de indirecte groep, de socio linguïstische groep, de transitiegroep en de onderhoudsgroep. Een overzicht van de diverse groepen met hun voornaamste doel en voorbeelden van werkvormen staat in tabel 1. Bij directe therapie in groepsverband is de rol van de therapeut groot. Oefeningen voor een specifiek doel of specifieke structuur worden door de therapeut opgesteld en uitgelokt. Er wordt gewerkt aan bepaalde linguïstische vaardigheden of modaliteiten, zoals woordvinding en spreken. De oefeningen zijn daarom zeer gestructureerd en specifiek. De hulpvraag van cliënten is in dit soort groepen gericht op het herstel van de functie. Een voorbeeld van een methode voor een directe groep is Constraint-induced Aphasia/Language Therapy (CIAT of CILT) (Difrancesco, Pulvermüller, & Mohr, 2012). CILT blijkt effectief in het verbeteren van taalfuncties in zowel de revalidatiefase als de chronische fase (o.a. Sickert, Anders, Münte, Sailer, 2014) (Zie kader 1). Bij indirecte taaltherapie-groepen worden diverse communicatieve interacties met elkaar geoefend, zoals begroeten, adviseren,
Groep
Doel
Werkvormen
Directe Taal Therapie
Het verbeteren van specifieke taalvaardigheden, zoals woordvinding of auditief taalbegrip.
Oefeningen zoals categoriseren of benoemen CILT
Indirecte Taal Therapie
Het verbeteren van de taalvaardigheden in de interacties.
Groepsgesprekken, rollenspellen, PACE, er gezamenlijk op uit gaan
Sociolinguïstisch
Het stimuleren van emotionele en psychologische aanpassing aan de afasie staat centraal.
Groepsgesprekken, rollenspellen, PACE, er gezamenlijk op uit gaan, psycho-educatie
Transitie
Het vinden van de ‘nieuwe rol’ in de s amenleving.
Het bespreken van situaties en rollenspellen, het vinden van nieuwe dagbesteding
Onderhoud
Het voorkomen van achteruitgang door te participeren in de samenleving.
Ondernemen van diverse sociale activiteiten
TABEL 1. Soort groep met doel en werkvorm.
NUMMER 4, april 2016
29
CILT Bij CILT spelen de deelnemers een kaartspel, dat lijkt op memory of kwartet. Door middel van schermen op tafel worden de deelnemers gedwongen sprekend met elkaar te communiceren. Doel van het spel is het verzamelen van paren kaarten, door deze kaarten aan elkaar te vragen. Er worden eisen gesteld aan de vorm van de vraag en het antwoord. De doeluitingen worden steeds complexer, en ook het materiaal wordt moeilijker door een opbouw in bijvoorbeeld woordfrequentie. De therapie wordt gegeven gedurende 2 weken, 5 dagen per week, 3 uur per dag. (Van den Berg et al, 2012) KADER 1.
discussiëren, vertellen, beredeneren, complimenteren en het voeren van een informeel gesprek. De werkvorm is veel minder gestructureerd en minder strak geleid door de therapeut dan bij directe therapie. Specifieke werkvormen voor deze groepen zijn in de literatuur nog nauwelijks omschreven. De effectiviteit is daarom lastig in kaart te brengen en evidentie voor deze vorm van groepstherapie, op een tweetal oude studies na (Wertz et al., 1981; Porch, 1967) ontbreekt, voor zover bij ons bekend. De activiteiten in de indirecte taalgroep, en de sociolinguïstische groep kunnen grotendeels hetzelfde zijn. Bij de indirecte groep is het doel meer gericht op het ontwikkelen van linguïstische vaardigheden of modaliteiten, terwijl bij de sociolinguïstische groep de acceptatie van en het omgaan met de afasie de hoofddoelen zijn. In de indirecte groep oefent de persoon met afasie met lotgenoten bepaalde vaardigheden, zoals het voeren van een telefoongesprek, het vragen van de weg, of het bestellen van een gerecht in een restaurant. In de sociolinguïstische groep ligt de nadruk meer op acceptatie van de afasie (Kearns & Elman, 2008). Naast steun van lotgenoten kan ook psycho-educatie een belangrijk onderdeel zijn in deze groep. PACE (Promoting Aphasic’s Communicative Effectiveness) is een therapievorm die gebruikt kan worden om aspecten als beurtnemen, overbrengen van nieuwe informatie en feedback geven te oefenen (Edelman, 1993), maar ook om meer linguïstische aspecten te oefenen, zoals benoemen (Li, Kitselman, Dusatko & Spinelli, 1988) (Zie kader 2). Bij de indirecte, en dan met name de sociolinguïstische groep is de rol van de therapeut veel beperkter dan bij directe groepen. Bernstein-Ellis & Elman (2007) beschrijven bijvoorbeeld dat binnen een sociolinguïstische groep de rol van de therapeut beter kan worden omschreven als hulpbron dan als expert. De interacties bin-
30
Het optimaliseren van de kwaliteit van leven en het (her)vinden van een sociale rol in het dagelijks leven van de persoon met a fasie is het u iteindelijke doel van elke afasiebehandeling. nen de groep staan centraal en de focus van de werkvorm verschuift van gestructureerde (opgelegde) oefeningen, naar meer complexe interacties tussen groepsleden als basis voor de therapeutische interventie. De gespreksonderwerpen en patronen in de groep benaderen alledaagse gesprekssituaties. Simmons-Mackie, Elman, Holland, & Damico (2007) identificeren met behulp van een gespreksanalyse van verschillende sociolinguïstische groepen een aantal elementen dat door therapeuten ingezet wordt binnen dit type groepstherapie: het bewerk-
stelligen van gelijkheid, de focus op alledaagse situaties, het stimuleren van de inzet van multimodale communicatie, het bemiddelen in de interactie binnen de groep, het reageren op elkaars fouten door groepsleden, en het begeleiden van beurtwisselingen. De auteurs concluderen dat op deze wijze de groepsgesprekken een zeer natuurlijke aard hadden, ondanks de (zeer subtiele) aansturing van de therapeut. Naar de effectiviteit van de sociolinguïstische groepen is iets meer onderzoek gedaan dan naar de indirecte taaltherapie groepen. Elman & Bernstein-Ellis (1999a, 1999b) laten bijvoorbeeld zien in een randomised control trial dat deelnemers van communicatiegroepen significant meer vooruit gingen op zowel communicatie als linguïstische vaardigheden dan een controlegroep. Lanyon, Rose & Worrall (2013) plaatsen wel een aantal kanttekeningen bij de methodologische kwaliteit van deze studie. De transitiegroep is bedoeld om de persoon met afasie te begeleiden en handvatten te bieden, wanneer zij hun plek in de samenleving weer moeten vinden. Voorbeelden van activiteiten in dit soort groepen zijn het gezamenlijk lezen van de krant, het voorbereiden van gesprekken, bijvoorbeeld met een arts, of het maken van een planning en het bijhouden van een agenda. Kearns & Elman (2008) noemen het vinden van nieuwe bezigheden en hobby’s een belangrijk doel. In Nederland is dit één van de typen groepen die in afasiecentra aangeboden wordt. De persoon met afasie kan hier bijvoorbeeld werken aan het vergroten van de zelfstandigheid (www.afasiecentrum.nl). In de onderhoudsgroep staan het gezamenlijk ondernemen van activiteiten en het participeren in de samenleving centraal. Voorbeelden van dit soort groepen zijn een afasiekoor, een
PACE In PACE is het de bedoeling dat er nieuwe informatie overgedragen wordt, waarbij deel nemers gelijkwaardig participeren, de keus van het communicatiekanaal vrij is, en er op een natuurlijke wijze feedback gegeven wordt. De deelnemers zijn elkaars voorbeeld (het zogenaamde ‘modeling’). Tussen de deelnemers in ligt een stapel kaarten met de informatie die moet worden overgedragen. Dit kan zeer divers zijn: een afbeelding, een krantenartikel, etc. Een deelnemer maakt duidelijk wat er op de kaart staat. De anderen reageren hierop door duidelijk te maken wat er wel en niet begrepen is, verder te vragen, etcetera. KADER 2.
LOGOPEDIE JAARGANG 88
fotogroep of kookgroep. Veel van deze groepen worden begeleid door vrijwilligers of door mensen met afasie in de vorm van een afasiesoos (www.hersenletsel.nl).
Bepalende factoren bij het inzetten van groepstherapie Fase van herstel Welke invulling gegeven wordt aan de afasietherapie hangt samen met de fase van herstel na een beroerte waarin de persoon met afasie verkeert. In alle fasen na een beroerte kan groepstherapie gegeven worden, al dan niet in combinatie met individuele therapie. Wel kan de fase van herstel mede bepalend zijn voor het type interventie dat gekozen wordt. In de revalidatiefase zal in de meeste gevallen meer gewerkt worden aan het herstel van de functie (stoornisgerichte therapie), terwijl in de chronische fase de nadruk zal liggen op het zo goed mogelijk aanpassen aan de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt, zoals in het ICF beschreven (WHO, 2001).
Intensiteit Er is voldoende aangetoond dat stoornis gerichte therapie bij afasie intensief dient te zijn. De richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN) geeft een minimum van 2 uur per week aan, maar adviseert tegelijkertijd de intensiteit te verhogen tot 1 uur per dag (NVN, 2008). Het geven van therapie in een directe groep kan, naast de individuele therapie, een bijdrage leveren aan de verhoging van de therapie-intensiteit. Hierbij is het van belang dat de directe groepstherapie zodanig vormgegeven wordt dat alle groepsleden voortdurend profiteren van de oefeningen. Het moet niet zo zijn, dat men “om de beurt” aan het oefenen is (Kearns & Elman, 2008).
EN DAN Met dit artikel bieden de auteurs een kader om groepstherapie eenduidig te beschrijven. Er is echter weinig literatuur over de daadwerkelijke invulling van deze groepen. Binnen de opleiding Logopedie van Hogeschool Utrecht zal hier de komende jaren aandacht aan worden besteed. De geschetste indeling van verschillende vormen van groepstherapie en de daarbij passende interventietechnieken biedt wellicht ook anderen een aanknopingspunt om geprotocolleerde interventies te ontwikkelen en uit te wisselen. Dit maakt het mogelijk in de toekomst evidentie te verzamelen over de effectiviteit van groepstherapie bij afasie.
Rol van de therapeut De rol en daarbij behorende taken en houding van de therapeut zijn afhankelijk van het type groep dat met voor ogen heeft. Waar de therapeut bij directe groepen leidend is, en werkt met een door haar opgesteld gestructureerd programma van oefeningen, ligt haar rol bij de indirecte en sociolinguïstische groep veel meer op de achtergrond. Zij is hier een facilitator die de complexe interactie tussen de groepsleden begeleidt en subtiel stuurt. Ondanks dat de therapeut minder op de voorgrond treedt, is haar waarborging van de groepsdynamiek van essentieel belang voor het succes van de groepsbehandeling. Zoals SimmonsMackie en collega’s (2007) het omschrijven: ‘De sleutel voor de sociale groepstherapie lijkt de vaardigheid te zijn om te “manoeuvreren binnen de gesprekken” tussen volledig spontane en onbelemmerde sociale interactie en een rigide gestructureerde, autoritaire interactie. Met andere woorden: de therapeutische doelen zijn op natuurlijke wijze ingebed in de interacties in de groep.’ Enkel onder deze omstandigheden kunnen deelnemers in een groep elkaar goed ondersteunen en helpen bij de verwerking en acceptatie van de afasie. Meerwaarde van groepstherapie boven individuele begelei-
De aanname is dat therapie in g roepsverband, meer dan individuele t herapie, een natuurlijke communicatieve omgeving biedt en meer gelegenheid geeft voor het ontwikkelen van pragmatische vaardigheden en het opbouwen van sociale relaties. NUMMER 4, april 2016
ding ligt in het herkennen van de problemen bij lotgenoten, het durven delen van ervaringen en het gevoel van acceptatie binnen de groep. Dit draagt bij aan een groter gevoel van eigenwaarde. Groepsleden kunnen van elkaar leren door elkaar te observeren en te zien hoe een ander vergelijkbare problemen heeft opgelost (Cuijpers & Reesink, 1993, Adair Ewing, 2007). Verwerking van en aanpassing aan de gevolgen van het hersenletsel, en daarmee de afasie, is juist ook door het hersenletsel complex. Veranderingen in cognitie, emotie en gedrag, die het gevolg zijn van het hersenletsel, beïnvloeden de wijze waarop men omgaat met deze gevolgen van het hersenletsel (Farenhorst & Vrancken, 2010). Een multidisciplinaire samenwerking met bijvoorbeeld een psycholoog of maatschappelijk werker biedt daarin onmisbare ondersteuning in de begeleiding van de groep.
Stellen van doelen Voor aanvang van groepstherapie dient vastgesteld te worden wat de functie van de groep is. Doelen voor een groep (ten opzichte van een individu) zijn logischerwijs vaak algemener en minder meetbaar. Het wordt lastiger om het moment om de groep te beëindigen te kiezen. Het is van belang om voor iedere deelnemer aan een groep vooraf heldere, individuele doelen te stellen, en een termijn en werkwijze af te spreken waarin de doelen behaald dienen te worden. Vanzelfsprekend is het evalueren van deze doelen na de afgesproken termijn noodzakelijk. De onderhoudsgroep kan hierop de uitzondering zijn: waar het doel is gezamenlijk een ontspannen activiteit te ondernemen, is evaluatie zelden noodzakelijk. Begeleiding van een dergelijk groep door een logopedist is, behalve bij aanvang, niet nodig. Activiteitenbegeleiders of mogelijk vrijwilligers lijken
31
hiervoor aangewezen, als begeleiding al noodzakelijk blijft. Het scholen van deze groepsbegeleiders op het gebied van communicatie met mensen met afasie en het omgaan met groepen is wel een duidelijke taak van professionals, zoals de logopedist, maatschappelijk werker en psycholoog.
Bepalende factoren bij het samenstellen van een groep
Bij de opzet van afasiegroepen spelen naast bovenbeschreven punten nog een aantal overwegingen met betrekking tot de samenstelling van de groep.
Open of gesloten? Een groep kan open of gesloten zijn. Een groep is open als deelnemers op ieder moment kunnen starten of stoppen. Voordelen hiervan zijn dat de deelnemer niet hoeft te wachten, maar kan instromen als hij daar aan toe is, en kan stoppen als zijn persoonlijke doelen behaald zijn. Nadeel kan zijn dat er steeds nieuwe mensen in de groep komen, waardoor de groep minder veilig en vertrouwd kan voelen (Adair Ewing, 2007).
Homogeen of heterogeen? Een groep kan homogeen of heterogeen samengesteld worden. Men kan kiezen voor patiënten met een vergelijkbare afasie, qua aard en ernst, of juist voor grote verschillen. Welk doel bij de groepstherapie nagestreefd wordt, zal bij deze keus van belang zijn (Kearns & Elman, 2008). Zo kan men zich voorstellen dat het eenvoudiger is gezamenlijk oefeningen te doen in een directe groep, als de deelnemers een afasie hebben van een vergelijkbare ernst. Als het doel van de groep bijvoorbeeld gericht is op het gezamenlijk ondernemen van activiteiten, is niet de aard en ernst van de afasie bepalend, maar zal er meer op overeenkomsten in belangstelling gelet worden.
Hoe groot moet de groep zijn? Ook de grootte van de groep is een discus-
Welke invulling gegeven wordt aan de afasietherapie hangt samen met de fase van herstel na een beroerte waarin de persoon met afasie verkeert.
siepunt. Lanyon et al (2013) merken op dat bij directe groepen er vaak wordt gewerkt met weinig deelnemers. De groepsgrootte is vaak 2 tot 3 deelnemers en soms 4 of 5. Bijvoorbeeld bij CILT wordt er gewerkt in een groep van 2 of 3 personen met afasie. Bij andere soorten groepen is het niet duidelijk wat het ideale aantal deelnemers is. Kearns & Elman (2008) geven voorbeelden van diverse groepen met 2 tot 12 deelnemers. De grootte van de groep zal in hoge mate afhangen van het soort groep en de doelen. In de directe en indirecte groep, waar de nadruk ligt op het oefenen van taalvaardigheden heeft een kleine groep de voorkeur. De logopedist kan dit makkelijker ‘managen’ (Kearns & Elman, 2008; Lanyon, 2013). Bij groepen waarbij het samen activiteiten ondernemen en socialiseren doel zijn, kunnen meer deelnemers participeren.
Conclusie
Groepstherapie kan een belangrijk onderdeel vormen van de revalidatie van personen met een afasie. Bij de keuze voor een groep is de fase van herstel, verwerking en acceptatie van de afasie door de patiënt van belang. Het doel van de patiënt en zijn of haar hulpvraag moeten passen bij de gekozen groepstherapievorm. Verschillende vormen van groepstherapie voor mensen met een afasie zijn in dit artikel beschreven. Door de hier beschreven indeling van verschillende vormen van groepstherapie wordt het mogelijk een eenduidige terminologie te gebruiken en groepen beter te classificeren. Dit bevordert onderlinge communicatie tussen logo-
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat groepstherapie net zo effectief kan zijn als individuele therapie.
32
pedisten over groepstherapie. Ook voor onderzoek naar effectiviteit van groepstherapie is een eenduidige terminologie wenselijk. Daarnaast biedt de indeling en beschrijving van de verschillende vormen van groepstherapie de logopedist handvatten om bewuste keuzes te maken bij het opzetten van een eventuele groepstherapie voor mensen met een afasie. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat groepstherapie net zo effectief kan zijn als individuele therapie. Over de concrete invulling van de diverse vormen van groepstherapie is nog weinig literatuur beschikbaar. Binnen de opleiding Logopedie van Hogeschool Utrecht zal hier de komende jaren aandacht aan worden besteed. De geschetste indeling van verschillende vormen van groepstherapie en de daarbij passende interventietechnieken bieden wellicht ook anderen een aanknopingspunt om geprotocolleerde interventies te ontwikkelen en uit te wisselen.
Auteurs
Evelijn Raven-Takken is MSc Neurorevalidatie en innovatie en logopedist. Zij werkt als docent aan de opleiding Logopedie van Hogeschool Utrecht. Daarnaast is zij logopedist bij Revalidatiecentrum De Trappenberg, onderdeel van Merem Behandelcentra. Drs. Marloes Veldkamp is logopedist en linguïst. Zij is momenteel werkzaam als hogeschooldocent aan de opleiding Logopedie van Hogeschool Utrecht. Dr. Lizet van Ewijk is logopedist en klinisch linguïst en sinds 2014 werkzaam als Hogeschoolhoofddocent aan de Hogeschool Utrecht bij de opleiding & lectoraat Logopedie, met als onderzoeksinteressen neurologische slik-, spraak-, en taalstoornissen. Daarnaast is zij betrokken bij het onderwijs aan de masteropleiding Logopediewetenschap aan de Universiteit van Utrecht.
LOGOPEDIE JAARGANG 88
LITERATUURLIJST > Adair Ewing, S.E. (2007). Group Process, Group Dynamics, and Group Techniques with Neurogenic Communication Disorders. In Elman, R.J. (2007) Group Treatment of Neurogenic Communication Disorders, The Experts Clinician’s Approach, (11-24) San Diego: Plural Publishing Inc. > Bernstein-Ellis, E. en Elman, R. (2007). Group communication treatment for individuals with aphasia: The Aphasia Center of California approach. In R. Elman (Ed.). Group treatment for neurogenic communication disorders: The expert clinician’s approach. (2nd ed.) San Diego, CA: Plural Publishing. > Berg, A.M. van den, Reijden, M.J. van der, Verbeek, J.S., Wit, M.A.C. de, Fransen, L., en Veldkamp, M.; (2012) Constraint Induced Aphasia Therapy (CIAT) in de revalidatiefase: een casestudy, Logopedie en Foniatrie, 56-61. > Brady, M.C, Kelly, H., Godwin, J. en Enderby, P. (2012). Speech and language therapy for aphasia following stroke. Cochrane Database of Systematic Reviews, (5). doi: 0.1002/14651858. CD000425.pub3. > Cuijpers, P., en Reesink, H. (1993). De methodiek van de ondersteuningsgroep, Nijkerk: Uitgeverij Intro. > Difrancesco, S., Pulvermüller, F., en Mohr, B. (2012). Intensive language-action therapy (ILAT): The Methods, Aphasiology, 26 (11), 1317-1351. > Edelman, G. (1993). Promoting Aphasics Communicative Effectiveness. Bicester, Winslow Press. > Elman, R.J. (2007) The Importance of Aphasia Treatment for Rebuilding Community and Health, Topics in Language Disorders 27(4), 300-308. > Elman, R. J., en Bernstein-Ellis, E. (1995). What is functional? American Journal of SpeechLanguage Pathology, 4(4), 115–117. > Elman, R.J., en Bernstein-Ellis, E. (1999a). The efficacy of group communication treatment in adults with chronic aphasia. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 42, 411–419. > Elman, R.J., en Bernstein-Ellis, E. (1999b). Psychosocial as- pects of group communication treatment. Seminars in Speech and Language, 20, 65–72. > Farenhorst, N. en Vrancke, P. (2010) Verwerking en aanpassing. In Ponds, R, Heugten, C. van, Fasotti, L., Wekking, E. (redactie) Neuropsychologische behandeling (316- 339). Amsterdam: Boom > Hilari, K. (2011). The impact of stroke: are people with aphasia different to those without? Disability and Rehabilitation, 33(3), 211-218. > Kaljouw, M., en Vliet, K. van, (2015). Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren, Zorginstituut Nederland. > Kearns, K.P., en Elman, R.J. (2008). Group Therapy for Aphasia: Theoretical and Practical Considerations. In Chapey, R. (Ed.) Language Intervention Strategies in Aphasia and Related Neurogenic Communication Disorders (376-400). Baltimore: Lippincott Williams & Wilkins > Lanyon, L.E., Rose, M.L., Worrall, L. (2013). The efficacy of outpatient and community-based aphasia group interventions: A systematic review, International Journal of Speech-Language Pathology, 15(4), 359-374. > Li E.C., Kitselman, K., Dusatko, D., en Spinelli, C. (1988) The efficacy of PACE in the remediation of naming deficits. Journal of Communication Disorders. 21(6), 491-503. > LPAA Project Group (Chapey, R., Duchan, J.E., Elman, R.J., Garcia, L.J., Kagan, A., Lyon, J., en Simmons-Mackie, N.) (2000) Life participation approach to aphasia: A Statement of values for the future, ASHA leader, 5(3), 4-6 > Nederlandse Vereniging voor Neurologie (2008). Richtlijn ‘Diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een beroerte’ Utrecht. > NVAT (2012) Afasie Interventie Schema van de Nederlandse Vereniging van Afasietherapeuten (NAIS). www.afasietherapie.info/NAIS > Parr, S., Byng, S. en Gilpin, S. (1997). Talking about aphasia. Buckingham: Open University Press. > Parr, S. (2007). Living with severe aphasia: Tracking social exclusion. Aphasiology, 21, 98-123. > Porch, B.E., (1967). Porch Index of Communicative Ability. Palo Alto: Consulting Psychologist Press. > Ross Graham, J., Pereira, S., en Teasell, R. (2011). Aphasia and return to work in younger stroke survivors. Aphasiology, 25(8), 952-960. > Sickert, A., Anders, L., Münte, T.F., en Sailer, M. (2014) Constraint-induced aphasia therapy following sub-acute stroke: a single-blind randomised clinical trial of a modified therapy schedule. Journal of neurology, neurosurgery and psychiatry, 85, 51-55 > Simmons-Mackie, N., Elman, R.J., Holland, A.L., Damico, J.S. (2007). Management of Discourse in Group Therapy for Aphasia. Topics in Language Disorders, 27(1), 5–23 > Wertz, R., Collins, M., Weiss, D., Kurtzke, J., Friden, R., Brookshire, R., Pierce, J., Holtzapple, P., Hubbard, D., Porch, B., West, J., Davis, L., Matovitch, V., Morley, G., en Resurreccion, E. (1981). Veterans administration cooperative study on aphasia: A comparison of individual and group treatment. Journal of Speech and Hearing Research, 24, 580–594.
NUMMER 4, april 2016
PRAATPAALTJES
ONDERNEMENDE LOGOPEDIST(E) GEZOCHT MET AFFINITEIT MET KINDEREN Locatie Tilburg Contactinformatie Voor meer informatie bel 06-48350886 of mail naar
[email protected] Voor nieuw op te zetten multidisc. behandelcentrum, gericht op kinderen, zijn wij op zoek naar een ondernemende logopedist(e) of gevestigde logopediepraktijk op zoek naar uitbreiding. Loondienst, ZZP of huren van ruimte is mogelijk. Er is reeds een kinderfysiotherapiepraktijk in het pand gevestigd.
IS DIT JOUW/JULLIE DROOM? Locatie Oegstgeest Contactinformatie
[email protected], http://www.logopedie-oestgeest.nl, 071-5156300 Groepspraktijk voor Logopedie in Oegstgeest zoekt per direct één of twee logopedisten in verband met het vertrek van een collega. Wij hebben een vacature voor 3 tot 5 dagen, de invulling van het aantal uren gebeurt in overleg. In de nabije toekomst zijn er mogelijkheden om toe te treden tot de maatschap. Wij zoeken geregistreerde logopedisten met werkervaring. De informatie over onze praktijk is te vinden op onze website www.logopedieoegstgeest.nl Voor nadere informatie zijn Eveline Leeuwenburg en Astrid Verheule bereikbaar op 071 - 5156300.
33
NVLF-APP
Wij maken het u graag gemakkelijk! Met onze app kunt u heel eenvoudig gebruikmaken van de voordelen die de app u biedt. Zo kunt u alle artikelen uit het Logopedie Magazine op uw tablet of smartphone lezen. Handig ingedeeld per rubriek wanneer u op zoek bent naar een specifiek onderwerp. Fijn voor onderweg! Bovendien is via deze app het laatste nieuws te vinden. Overzichtelijk en up to date. Via de agenda mist u niet één belangrijk seminar of workshop en wordt dit met één druk op de knop direct in uw agenda geplaatst. Laat u overtuigen door onze handige app en download ‘m gratis. Exclusief voor leden. De NVLF-APP wordt gerealiseerd door Performis/next level publishing tevens uitgever van dit magazine.
Meerjarenbeleid 2016-2019: communicatie in perspectief Met het van kracht worden van het meerjarenbeleidsplan Samen voor Kwaliteit staat de NVLF aan het egin van een nieuwe vierjaren-beleidsperiode. In het plan zijn de doelen van de drie beleidsterreinen b kwaliteit, b elangenbehartiging en communicatie uitgewerkt. Over de totstandkoming van de communicatiestrategie en wat daar aan vooraf ging, gaat dit artikel.
Inleiding
Tijdens de afgelopen meerjarenbeleidsperiode heeft de NVLF fors ingezet op zowel de interne als de externe communicatie, te beginnen met het SEO-onderzoek naar de waarde van logopedie in 2012. Met de resultaten van dit onderzoek kreeg de NVLF de onderbouwing in handen waarmee zij het belang van logopedie ten aanzien van spraak- en taalstoornis kon aantonen. In dezelfde periode werd samenwerking met een lobbybureau noodzakelijk gevonden om de contacten met de landelijke politiek te versterken en te intensiveren. Beide gebeurtenissen kenmerken de vlucht die de communicatie van de vereniging sindsdien heeft genomen naar een verdere professionalisering. Niet alleen was er tussen 2012-2015 een toenemende belangstelling voor de externe contacten vanwege de invloed die deze stakeholders hebben op de positie van de logopedie, de omstandigheden waarin de logo-
NUMMER 4, april 2016
pedie kwam te verkeren drukten ook nog eens zwaar, en alsmaar zwaarder, op de praktijkvoering. De politieke lobby werd, als middel om aandacht te vragen voor de economische positie van de beroepsgroep, elk jaar verder opgevoerd. De keren dat er tussen 2012 en 2015 contact met Kamerleden was, oversteeg het aantal in de meerjarenperiode daarvoor ruimschoots.
Tijdens de voorbereidingen vorig jaar op de meerjarenperiode 2016-2019 bleek dat het communicatiebeleid aan herziening toe was.
Als er iets is dat zowel de zorg als het onderwijs gemeen hebben, dan zijn het de bezuinigingen als gevolg van de grote stelselherzieningen die onder Rutte II zijn doorgevoerd. De positie van de logopedist binnen deze stelsels was de afgelopen jaren sterk onderhevig aan de gevolgen van decentralisatie (minder Rijksbemoeienis en minder budget voor gemeenten), ongeacht of het de eerstelijnszorg, het passend onderwijs of de JGZ betrof. Als grond ter onderbouwing van de externe positionering verschenen er verschillende position statements voor meerdere werksettings van de logopedie. Deze publicaties waren (en zijn) bedoeld om het beeld over de logopedie positief te beïnvloeden waarmee wordt bereikt dat de inzet van logopedisten in een veranderende omgeving zo goed mogelijk is gewaarborgd. Wat de beleidsperiode 2012-2015, met als motto Beklemtonen, duidelijk heeft gemaakt is, dat de vakinhoudelijke kwaliteit misschien
35
Uiteindelijk zijn er vier profileringsthema’s naar v oren gekomen, te weten: preventie, ouderen, kwaliteit en talige samenleving. wel de enige factor is waar de beroepsgroep het zelf voor het zeggen heeft. Het werken aan de kwaliteit (scholing) en het ontwikkelen van instrumenten (richtlijnen) geven aan de beroepsgroep zijn status en gezag: condicio sine qua non voor de communicatie. Profileren vanuit een of meerdere kwaliteitsaspecten geeft immers meer zekerheid om qua inhoud aan te sluiten bij wat externe belanghebbenden belangrijk vinden. Investeren in de kwaliteit loont derhalve om meerdere redenen.
Totstandkoming communicatiestrategie
Tijdens de voorbereidingen vorig jaar op de meerjarenperiode 2016-2019 bleek dat het communicatiebeleid aan herziening toe was. Naar een belangrijk onderdeel van de communicatie, namelijk met de leden, was al eerder onderzoek gedaan. Hoewel dit onderzoek uitwees dat er waardering was voor de manier waarop de NVLF met haar leden communiceert, kwamen er ook verbeterpunten aan het licht die te maken hebben met de belangenbehartiging en de externe zichtbaarheid. Deze constatering maakte de weg vrij om de communicatie strategisch opnieuw te kunnen neerzetten: vanuit beroepswaarden die leden gemeen hebben, en met een toekomstvisie op het vak zoals dat extern uitgedragen dient te worden.
36
In 2015 heeft zich een traject voltrokken dat heeft geresulteerd in een communicatiestrategie met heldere uitgangspunten en beargumenteerde thema’s waarmee de positie van de logopedie de komende jaren inhoudelijk terrein moet gaan winnen. In het kort wordt dit traject toegelicht. Alvorens de resultaten uit het genoemde onderzoek onder de leden te kaderen, was het wenselijk om perspectief aan te brengen in de bestaande communicatie-activiteiten. Want hoewel er op het gebied van de interne en externe communicatie veel activiteit was, toch overheerste het idee dat de logopedie op cruciale aspecten niet voldoende wist door te dringen. Niet bij het publiek, niet bij stakeholders, niet bij de media. Om te weten welk perspectief het beste resultaat geeft in externe zichtbaarheid van de beroepsgroep zijn er om te beginnen een stakeholderonderzoek en een publieksonderzoek gehouden naar de bekendheid van logopedie. Gesprekken zijn er gevoerd met GGD GHOR, ministerie VWS, LHV en Zorgverzekeraars Nederland. Het publieksonderzoek heeft plaatsgevonden onder 550 Nederlanders (18 jaar en ouder). Een van de conclusies uit het stakeholderonderzoek is dat de NVLF en de beroepsgroep het vak beter op de kaart moeten zetten. Kansrijke richtingen voor de communicatie zijn het voorkomen van taalachter-
standen bij jongen kinderen en de bijdragen aan de zorg voor ouderen. Om in de communicatie onderscheidend en herkenbaar te zijn adviseerden de stakeholders onder andere om meer samen te werken op gezamenlijke thema’s, de eigen rol te claimen op grond van specifieke deskundigheid en meer te focussen op de maatschappelijke relevantie van de beroepsgroep. Onder het publiek is logopedie vooral bekend om de aandachtsgebieden spraak en stem. Minder bekend is dat logopedisten zich ook met taalproblemen bezig houden. Een verbreding van de bekendheid – en dus de maatschappelijke relevantie van logopedie - neemt toe, door onder andere gehoorproblemen en slikproblemen aandacht te geven.
Inventarisatie sessie met leden
Behalve de uitkomsten uit onderzoek zijn er twee sessies met leden van de NVLF geweest. Deze sessies hadden tot doel om een nadere invulling te geven aan de maatschappelijke relevantie en de vakinhoudelijke expertise van de beroepsgroep. De opbrengst leidde tot een nieuw frame waarmee betekenis wordt gegeven aan de positionering door het kiezen van de juiste thema’s. In één zin luidt het frame: logopedisten dragen bij aan een gezonde samenleving en economische ontwikkeling in Nederland.
LOGOPEDIE JAARGANG 88
Uit de sessie is verder een kernboodschap vastgesteld, welke een belofte bevat die je terugvindt in de communicatie: Logopedisten maken communiceren, eten en drinken vanzelfsprekend en helpen mensen om te gaan met een beperking van deze functies. Dit doen zij door specialistische zorg op maat te bieden. Daardoor doen en tellen jong en oud mee. Dit draagt bij aan een gezonde samenleving en economische ontwikkeling. Uiteindelijk zijn er vier profileringsthema’s naar voren gekomen, te weten: preventie, ouderen, kwaliteit en talige samenleving. Deze thema’s bestaan elk ook weer uit meerdere subthema’s. Verder geeft de strategie de richting aan die de NVLF de komende vier jaar zal inslaan met betrekking tot PR, interne en ledencommunicatie, stakeholdermanagement en Public Affairs/lobby.
Hoe nu verder: eerste resultaten
Na drie maanden kunnen we een voorzichtige balans opmaken ten aanzien van de implementatie van de strategie zoals die in 2015 is uitgedacht. Qua media-aandacht heeft de NVLF de landelijke en regionale pers weten te interesseren voor de thema’s meertaligheid, taalachterstand / taalstoornis, dyspraxie en preventie/preventieve logopedie. Hiermee is een succesvol begin gemaakt met de vernieuwde externe profilering. De volgende stap is om de mediaaandacht om te buigen naar politieke belangstelling en stakeholder-interesse in de logopedie. Maar ook de informatie aan de leden is onderdeel van de communicatiestrategie: bekendheid met de strategie zorgt voor intern draagvlak en steun aan de gekozen positionering en profileringsthema’s. Een open verbinding tussen de leden en de vereniging die tweerichtingsverkeer mogelijk maakt, is onontbeerlijk. Hoe dit precies uitgewerkt zal
NUMMER 4, april 2016
worden, zal nog blijken. De gesprekken met de leden tijdens de districtsbijeenkomsten wijzen wat de communicatie betreft in een richting waar ook ruimte moet zijn voor initi-
atieven die bottom-up ontstaan. Ruud Nannes Beleidsmedewerker communicatie
PROFILERINGSTHEMA’S & DE MEDIA Bij de implementatie van de communicatiestrategie laat de NVLF zich bijstaan door het communicatiebureau IvRM. In samenspraak met de NVLFcommissie PR/Communicatie zijn voor 2016 twee profileringsthema’s uitgekozen: preventie/talige samenleving en ouderen. Samen met de NVLF heeft IvRM als eerste het thema preventie/talige samenleving uitgediept via interviews met inhoudsdeskundigen (logopedisten) die tevens de woordvoering doen richting de media en met beleidsmedewerkers van de NVLF. De op deze wijze verkregen informatie is samengevat tot invalshoeken voor journalisten. Daarbij worden ook actuele ontwikkelingen als input gebruikt zodat de communicatieboodschap aansluit op wat er maatschappelijk speelt. Journalisten worden persoonlijk benaderd met deze zwart op wit opgestelde mediastandpunten. Vanwege dit doel zijn de standpunten dan ook zo opgeschreven dat ze prikkelen en de aandacht trekken. Hoewel de inhoud feitelijk is, doen de woordvoerders daar stellige uitspraken over. Zo bracht de Telegraaf op 13 maart het nieuws Iedereen blind voor taalproblemen kind over het laat ontdekken van TOS. Daarbij wordt gewezen op het probleem dat artsen onvoldoende kennis hebben om signalen die kunnen wijzen op een taalstoornis op te pikken. Namens de NVLF werd Astrid Roest, verbonden aan de vakgroep preventieve logopedisten, geciteerd. Een tweede publicatie kwam tot stand na contact met een journalist van het AD. Hier was taalachterstand onder vluchtelingenkinderen de insteek, waarover Andy van Kollenburg het woord voerde. Dit artikel is door meerdere regionale kranten overgenomen omdat de nieuwswaarde en dus het bereik bij het publiek, bijzonder groot was. Met deze aanpak is de NVLF in staat om de logopedie regelmatig als relevante beroepsgroep te koppelen aan thema’s die al in het nieuws zijn of nieuwswaarde hebben omdat de maatschappelijke aandacht ervoor groot is. Zo krijgt logopedie in de ogen van zowel het publiek als bij stakeholders een positief label. Alle krantenpublicaties staan op de website www.nvlf.nl onder Publicaties / NVLF en de media.
37
CURSUS VOLLEDIGE INFORMATIE STAAT OP WWW.IKBENLOGOPEDIST.NL > CURSUS & CONGRES
20 en 21 april 2016 Stotteren bij kinderen in de basisschoolleeftijd Inlichtingen: zie voor uitgebreide informatie www.stottercentra.nl of mail
[email protected] 1 juni 2016 Taalleren in Interactie in de periferie Inlichtingen: Ciska Heertjes,
[email protected], www.tic4kids.nl 13 en 27 mei 2016 Cursus Acoustic Pioneer Coach Inlichtingen: LerendBrein, info@lerendbrein. nl, 06-44035383, http://lerendbrein.nl/ acoustic-pioneer/
2 en 3 juni 2016 Therapie bij stemstoornissen Inlichtingen: HU: 088-4815214 of www.logopedie.cursussen.hu.nl 3 en 4 juni 2016 Logopedie en Tandheelkunde OMFT 1 - De Basiscursus Inlichtingen: OMFT.info,
[email protected], www.omft.info, 0346-212218 9 en 16 juni 2016 Coachend naar gedragsverande ringen: communicatie met affectie! Inlichtingen: HU: 088-4815214 of www.cps.hu.nl
20 en 21 mei 2016 Logopedie en Tandheelkunde OMFT 1 - De Basiscursus Inlichtingen: OMFT.info,
[email protected], www.omft.info, 0346-212218
15, 16 en 17 juni 2016 Stotteren bij adolescenten en volwassenen Inlichtingen: zie voor uitgebreide informatie www.stottercentra.nl of mail LJ.van.Wijngaarden.nl
23 mei 2016 Thuis in een andere taal Inlichtingen: Medilex Onderwijs, www.medilexonderwijs.nl/meertalig,
[email protected]
1 juli 2016 Wijs met letters! Kleuters en beginnende geletterdheid Inlichtingen: Wijs met letters, www.wijsmetletters.nl,
[email protected]
25, 26 en 27 mei 2016 Geaccrediteerde workshops screening slikstoornissen (o.a. DDS/ DMSS) door Dr. Joan J. Sheppard Inlichtingen: TrainingMetZorg,
[email protected], www.trainingmetzorg.nl, tel 033-4559509
15, 16 september en 3 november 2016 Verdiepingscursus zuigelingen Inlichtingen: Hanzehogeschool Groningen, Vera van der Haar 050 – 595 7788 of Evelien Mooibroek 050 -595 3070, email:
[email protected], Meer informatie en aanmelden via www.hanze.nl/professionals
31 mei en 4 juni 2016 Speech Motor Training (OMAT) Inlichtingen: zie voor uitgebreide informatie www.stottercentra.nl of mail
[email protected]
20 september, 11 oktober, 8 november 2016 Denkstimulerende Gespreks Methodiek (DGM) Inlichtingen: Fontys Paramedische Hogeschool, opleiding voor Logopedie. www.fontys.nl/paramedisch
2 juni en 1 juli 2016 Taalstoornissen bij meertalige kinderen Inlichtingen: HAN VDO, E
[email protected], T 024-353 05 72, I www.han.nl/vdo
38
27 september, 4, 21 november en 13 december 2016 Communicatieve Taaltherapie bij kinderen van 2-6 j Inlichtingen: Fontys Paramedische Hogeschool, opleiding voor Logopedie. www.fontys.nl/paramedisch 29, 30 september en 1 oktober 2016 Therapeutschap Inlichtingen: zie voor uitgebreide informatie www.stottercentra.nl of mail LJ.van.Wijngaarden.nl 30 september en 1 oktober 2016 Logopedie en Tandheelkunde OMFT 1 - De Basiscursus Inlichtingen: OMFT.info,
[email protected], www.omft.info, 0346-212218 21 en 22 oktober 2016 Logopedie en Tandheelkunde OMFT 1 - De Basiscursus Inlichtingen: OMFT.info,
[email protected], www.omft.info, 0346-212218 18 en 19 november 2016 Logopedie en Tandheelkunde OMFT 1 - De Basiscursus Inlichtingen: OMFT.info,
[email protected], www.omft.info, 0346-212218
SAVE THE DATE 1 oktober 2016 Jaarcongres NVLF Programma en inschrijfmogelijkheid volgt
Wilt u uw cursus of congres onder de aandacht brengen van 4500 logopedisten? Dat kost u slechts € 75,-. Op de website van de NVLF wordt uw c ursus of congres nog eens uitgebreid t oegelicht. Meer weten, bel met Jilke Hageman van de NVLF: 0348-457077. Op http://nvlf.logopedie.nl/ site/advertenties vindt u de deadlines voor het aanleveren van kopij en benodigde formulieren. Inzendingen voor het juninummer mailt u voor 9 mei 2016 naar
[email protected].
LOGOPEDIE JAARGANG 88
COLOFON Maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie - opgericht in 1927 Nederlands tijdschrift voor Logopedie is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie en verschijnt 10 keer per jaar. Logopedisch materiaal en boeken ter recensie zenden aan het redactiesecretariaat. Overname van artikelen is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. SECRETARIAAT NVLF EN REDACTIESECRETARIAAT postadres Postbus 75, 3440 AB Woerden telefoon 0348 457070 fax 0348 418290 e-mail
[email protected] websites www.logopedie.nl www.nvlf.nl | www.ikbenlogopedist.nl | www.kindentaal.nl postbank NL85ING0002814400 | KvK Rotterdam 40464115
REDACTIERAAD Mw. dr. C. Blankenstijn | Mw. Drs. M. Blumenthal | Mw. Dr. M. Coppens | Mw. Dr. L. van den Engel-Hoek | Mw. dr. M.Ch. Franken | Mw. Prof. dr. E. Gerrits | Mw. dr. J.G. Kalf | Mw. J. Overbosch | Dhr. dr. M. Stollman | Mw. Dr. K. Wiefferink | Mw. A. van Wijk | Dhr. C. Winkelman | Dhr. Dr. R. Zwitserlood
VERENIGINGSBUREAU NVLF B. de Ridder, vestigingsmanager
UITGEVER Performis BV Postbus 2396 5202 CJ ’s-Hertogenbosch tel. 073-6895889
VERENIGINGSBESTUUR Dhr. T. de Koning, voorzitter | Mw. M.M.H. Drinkenburg-Roosendaal, penningmeester | Mw. A.A.M.M. van Kollenburg | Mw. Drs. M.E. van der List, vice voorzitter | Mw. G. Donkerbroek, secretaris | B. Leijenaar, MDs
FOTOGRAFIE Cover: Nout Steenkamp
ERELEDEN prof. dr. P.H. Damsté | prof. dr. P.H. DeJonckere | drs. J.H.A. Leenders B.J.E. Mondelaers | drs. ing. A.M.A. van Overbeek PUBLICATIERECHT Publicatie van een tekst houdt in dat de auteur zijn volledige rechten over de gepubliceerde tekst afstaat aan de NVLF. REDACTIE Janneke de Waal-Bogers (hoofdredacteur) | Marloes van de Loo-Korthout | Esther van der Does | Lydeke Fransen | Esther van Niel | Maaike de Kleijn | Anneriet Nubé | Nienke Verhoog e-mail:
[email protected]
NUMMER 4, april 2016
VORMGEVING Studio Jorrit van Rijt ADVERTENTIES Performis BV, Geert Janus 073-6895889
[email protected] ABONNEMENTSPRIJZEN 2015 - € 95,- voor instellingen zonder logopedisten in dienst - € 190,- voor instellingen waar (een) logopedist(en) werkzaam zijn (is) - Buitenland € 114,-. Abonnementen kunnen schriftelijk tot 1 maand voor de vervaldatum worden -opgezegd. - Losse nummers voor leden € 5,- en voor niet-leden € 12,50. NVLF, de uitgever en de redactie aanvaarden geen aansprakelijkheid voor -mogelijkegevolgen die kunnen voortvloeien uit het gebruik van de informatie uit het tijdschrift.
39
Kids Spraaktaal Kids is dé denk-, doe- en praatmap voor kinderen van 4 tot 14 jaar met een taalontwikkelingsstoornis (TOS), maar is ook geschikt voor andere kinderen die taal moeilijk vinden! Spraaktaal Kids is een invulboek, een stickerboek en een plakboek: denken door doen! Het reikt beeld en taal aan voor het communiceren over gevoelens, gedachten, opvattingen, wensen en relaties. De werkmappen beslaan respectievelijk de volgende leeftijdscategorieën: 4-7 jaar, 7-10 jaar en 10-14 jaar. Deze kunnen apart worden besteld of samen in een fraaie en voordelige box. Spraaktaal Kids is ontwikkeld door Jet Isarin van de Kentalis Academie, onderdeel van Kentalis; al 225 jaar dé specialist op het gebied van diagnostiek, zorg en onderwijs voor mensen met een beperking in horen of communiceren.
Aan de hand van voor de leeftijd van het kind aangepaste opdrachten en vragen worden er zowel inzichten als woordenschat bijgebracht. Aan deze uitgave geef ik met plezier het predicaat ‘meesterlijk’ mee. Lieven Coppens, Boeketje Onderwijs
De Hulpwaaier TOS is een naslagwerk voor professionals in onderwijs en zorg, en voor gebruik thuis. In overzichtelijke secties wordt informatie gegeven over de kenmerken en signalen van TOS, de gevolgen ervan voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en diagnostiek, behandeling en prognose. ‘Waarom ik het heb, weet ik niet. Maar mijn problemen met taal en praten hebben me gemaakt wie ik ben. Sterker. Gewoon ik.’ Rutger. Puber met TOS
Jet Isarin | stevige waaier | 89 pagina’s | € 14,95
Nieuw!
Voor meer info of bestellen:
www.uitgeverijpica.nl
Jet Isarin | Spraaktaal Kids Compleet 3 uitgebreide werkmappen in een stevige box | totaal 632 pagina’s ISBN 9789491806643 | € 135,00 | losse mappen: € 55,00 per stuk
De WhisperPhone is een akoestische (hoofd- of hand)telefoon, waarmee kinderen van alle leeftijden – maar ook volwassenen – hun eigen stem tot 10 keer beter horen. Dit helpt bijvoorbeeld bij leren lezen, spelling, articulatie en de ontwikkeling van het taalproces. Er zijn verschillende types WhisperPhone verkrijgbaar; je hebt er al een vanaf € 8,10 (WhisperPhone Element Junior) Bekijk het hele assortiment op onze website.
o! eur 5 f3 ) ana rland v g e n d Ne ndi rze nnen e v bi tis Gra Alleen (