Inhoud HOEKENBOX Taal voor leerjaar 3 Onderdeel
Opdracht
Wat?
Luisteren/ spreken 1
Wie zou het zijn?
De leerlingen moeten via vraagstelling te weten komen welke figuur hun medeleerling in zijn handen heeft.
Luisteren/ spreken 2
Kleurendictee.
De leerlingen kleuren prenten in aan de hand van informatie waarover de andere leerling beschikt.
Luisteren/ spreken 3
Ook al meegemaakt?
De leerlingen geven reacties vanuit hun ervaringen en belevingen op foto's die dagelijkse dingen tonen.
Luisteren/ spreken 4
Hier klopt iets niet!
De leerlingen luisteren naar korte tekstjes en zeggen telkens wat er in de tekst logischerwijze niet klopt.
Luisteren/ spreken 5
Waar staat het?
De leerlingen moeten voorwerpen lokaliseren in een omgeving door gericht vragen te stellen.
Luisteren/ spreken 6
Zelf kopieerapparaat worden.
De leerlingen moeten een gedicteerde figuur juist natekenen.
Luisteren/ spreken 7
Er was eens …
De leerlingen vertellen een verhaal aan de hand van suggesties op een vertelkaart.
Luisteren/ spreken 8
Met prenten navertellen.
De leerlingen luisteren naar een verhaal, vertellen het na en leggen de bijbehorende prenten.
Luisteren/ spreken 9
Fietsenquête.
De leerlingen nemen van elkaar een enquête af.
Lezen/ Boeken 1
Hoe eindigt deze mop?
De leerlingen zoeken bij het begin van een mop het juiste einde.
Lezen/ Boeken 2
Boeken verkennen.
De leerlingen leren waarmee ze rekening moeten houden wanneer ze op zoek gaan naar een leuk leesboek.
Lezen/ Boeken 3
Jij wordt voorlezer!
De leerlingen lezen verhalen voor op een aantrekkelijke manier.
Lezen/ Boeken 4
Recepten in elkaar puzzelen.
De leerlingen reconstrueren een tekst door de tekstdelen in de juiste volgorde te leggen.
Lezen/ Boeken 5
Zoveel soorten boeken.
De leerlingen denken na over soorten boeken en leren van een boek te zeggen tot welke soort het behoort.
Lezen/ Boeken 6
Titels bedenken.
De leerlingen bedenken passende titels voor verhalen.
Lezen/ Boeken 7
Naar boeken raden.
De leerlingen leren relevante kenmerken uit boeken op het spoor komen en benoemen.
Lezen/ Boeken 8
Wie of wat hoort bij wie of wat?
De leerlingen lezen een leuke tekst en speuren daarin naar allerlei relaties.
Lezen/ Boeken 9
Tekstsoortenpuzzel.
De leerlingen maken een puzzel over tekstsoorten.
Schrijven 1
Kattebelletjes schrijven.
De leerlingen schrijven kattebelletjes naar bekenden.
Schrijven 2
Gekke krantenberichten schrijven.
De leerlingen schrijven op basis van toevallige gegevens een krantenartikel.
Schrijven 3
Foute reclame.
De leerlingen maken negatieve passages in (reclame) berichten positiever.
Schrijven 4
Voor wie van een andere planeet komt.
De leerlingen beschrijven gewone gebruiksvoorwerpen.
Schrijven 5
Een bericht schrijven voor de schoolkrant.
De leerlingen schrijven vanuit herinneringen of bij schoolfoto's een onderschrift en een artikel.
Schrijven 6
Een reglement schrijven.
De leerlingen schrijven een reglement voor een kinderclub.
Schrijven 7
Wat gebeurt er als …
De leerlingen schrijven verklaringen bij allerlei persoonlijke situaties.
Schrijven 8
Stappenplannen maken.
De leerlingen moeten voor een gekende handleiding een correct en logisch stappenplan uitschrijven.
Schrijven 9
Andersom.
De leerlingen moeten over een gekke situatie een verhaal schrijven.
Taalbeschouwing 1
Wat doe je graag?
De leerlingen maken een lijst van wat ze (niet) graag doen en inventariseren werkwoorden (en bijbehorende voorwerpen die erbij horen).
Taalbeschouwing 2
Namen noemen.
De leerlingen vinden voor gekende personen allerlei soortnamen die bij persoon horen.
Taalbeschouwing 3
Krantenkoppen.
De leerlingen vervolledigen en vergelijken ze met volledige zinnen.
Taalbeschouwing 4
Gekke zinnen bouwen en bekijken.
De leerlingen bouwen met zinsdelen gekke zinnen.
Taalbeschouwing 5
Net het omgekeerde!
De leerlingen gaan op bezoek naar tegengestelde bijvoeglijke naamwoorden.
Taalbeschouwing 6
Kun je daar zwemmen?
De leerlingen zeggen wat ze zien op een foto en wat ze in die omgeveing kunnen doen.
Woorden/ Letters 1
Spelen met spelling.
De leerlingen passen wat zij voor spelling leerden toe in leuke, uitnodigende spellingoefeningen.
Woorden/ Letters 2
De eerste letter is een …
De leerlingen zoeken zo veel mogelijk woorden die met een bepaalde letter beginnen en activeren zo hun woordenschat.
Woorden/ Letters 3
Afbeeldingendomino.
De leerlingen spelen een dominospel waarin ze overeenkomsten zien tussen allerlei afbeeldingen. Die verwoorden ze ook.
Woorden/ Letters 4
De klungelkaart.
De leerlingen spelen met 'waar' of 'niet waar' in teksten.
Woorden/ Letters 5
Smurfteksten vertalen.
De leerlingen verklaren moeilijke woorden door de context te gebruiken.
Woorden/ Letters 6
t Is blauw en 't kan vallen!
De leerlingen zoeken vanuit twee eigenschappen naar voorwerpen die die eigenschappen hebben.
Woorden/ Letters 7
Raad de vraag.
De leerlingen krijgen het antwoord op de vraag en moeten dan de vraag raden.
Inhoud HOEKENBOX WISKUNDE voor leerjaar 3
Onderdeel
Opdracht
Wat?
Metend rekenen 1
Zoek je maat.
De leerlingen plaatsen standaardmaateenheden bij een meting.
Metend rekenen 2
Hoe laat is het?
De leerlingen moeten digitaal en analoog kloklezen tot op 1 minuut nauwkeurig.
Metend rekenen 3
Rondjes lopen.
De leerlingen berekenen de omtrek en duiden hem aan.
Metend rekenen 4
Groene vingers.
De leerlingen passen de termen ‘diepte’ en ‘afstand’ correct toe bij het planten.
Metend rekenen 5
Wegen.
De leerlingen schatten, wegen en vergelijken het gewicht van voorwerpen.
Metend rekenen 6
Dagraadsels.
De leerlingen oefenen inzicht in de jaarkalender.
Metend rekenen 7
Aan de aftrap!
De leerlingen werken met de decimeter.
Metend rekenen 8
Doe mij na.
De leerlingen meten en berekenen de omtrek van vlakke figuren.
Metend rekenen 9
Een dagje uit.
De leerlingen oefenen het inzicht in tijdstip en tijdsduur.
Metend rekenen 10
Kilo-memo.
De leerlingen lezen het gewicht af op een weegschaal.
Metend rekenen 11
Een fluitje van een speelgoedspuitje.
De leerlingen lezen cl en dl af en zetten deze maateenheden om.
Metend rekenen 12
Dagen en maanden.
De leerlingen spelen met dagen, maanden en seizoenen.
Metend rekenen 13
Wie is het grootst?
De leerlingen rangschikken dingen op basis van een kwalitatieve vergelijking.
Getallenkennis 1
Bingo!
De leerlingen lezen kommagetallen.
Getallenkennis 2
Kim-spel.
Getallen tot 1000 lezen en onthouden.
Getallenkennis 3
Schatten en liegen?
De leerlingen leren prijzen afronden en schatten.
Getallenkennis 4
Verdien en verlies euro’s.
De leerlingen tellen met euro’s.
Getallenkennis 5
Eén breuk alleen!
De leerlingen tellen met euro’s.
Getallenkennis 6
De familie Euro.
De leerlingen lezen kommagetallen om geldwaarden in euro te begrijpen.
Getallenkennis 7
Gevonden!
De leerlingen kunnen getallen tot 1000 lezen en splitsen.
Bewerkingen 1
Flippo’s.
De leerlingen vormen een getal door bewerkingen uit te voeren met opgegeven getallen.
Bewerkingen 2
Dobbelen!
De leerlingen bepalen getalwaarden en tellen cijferend op met duizendtallen.
Bewerkingen 3
Driehoekendomino.
De leerlingen vermenigvuldigen met en delen door 10 en door 100.
Bewerkingen 4
Juniper Green.
De leerlingen vermenigvuldigen en delen tot 100.
Bewerkingen 5
Maaltafelkwartet.
De leerlingen oefenen op maal- en deeltafels.
Bewerkingen 6
Tetrisrekenen.
De leerlingen moeten al cijferend natuurlijke getallen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Bewerkingen 7
Maaltafelbingo!
De leerlingen oefenen op de maaltafels.
Bewerkingen 8
Speel ze weg!
De leerlingen nemen een breuk van een hoeveelheid.
Bewerkingen 9
KNIP ze weg!
De leerlingen nemen een breuk van een grootheid.
Bewerkingen 10
Reken ze weg!
De leerlingen nemen een breuk van een getal.
Bewerkingen 11
1, 2, 3 … Doorgeven!
De leerlingen splitsen getallen om te delen en te vermenigvuldigen.
Bewerkingen 12
Vakjesrekenen.
De leerlingen oefenen hoofdrekenen en benoemen de delen van de bewerking.
Bewerkingen 13
Flits!
De leerlingen oefenen op het handig rekenen.
Meetkunde 1
Tekendroom.
De leerlingen duiden meetkundige begrippen aan in een zelfgemaakte tekening.
Meetkunde 2
Memo.
De leerlingen associëren meetkundige begrippen met hun voorstelling.
Meetkunde 3
Wie zoekt, die vindt!
De leerlingen oriënteren zich in de ruimte.
Meetkunde 4
Volgen.
De leerlingen vergelijken en classificeren vlakke figuren volgens zelfgekozen kenmerken.
Meetkunde 5
Wat is het?
De leerlingen herkennen meetkundige begrippen en vlakke figuren.
Toepassingen 1
Sim.
De leerlingen verbinden punten strategisch zodat er géén driehoek ontstaat.
Toepassingen 2
Duim omhoog!
De leerlingen lossen enkelvoudige vraagstukken op.
Inhoud HOEKENBOX WO voor leerjaar 3 Onderdeel
Opdracht
Wat?
Thema 1 / 1
Kleur: Wie zoekt, die vindt!
De leerlingen leren verdedigingswijzen van bepaalde dieren kennen zoals vluchten, vechten,verstoppen enz.
Thema 1 / 2
Kleur: Wie Kijk naar mij!
De leerlingen sorteren kaartjes en maken zo uit of de dieren hun kleur gebruiken om af te schrikken of te lokken.
Thema 1 / 3
Kleur: Je lichaam in een kleurtje!
De leerlingen leren lichaamstekeningen uit de hele wereld kennen. Ze mogen er zelf één ontwerpen.
Thema 1 / 4
Kleur: De natuur in zijn kleurtje!
De leerlingen kleden een persoon aan in gepaste kleuren volgens de verschillende seizoenen.
Thema 1 / 5
Kleur: Orde in het museum!
De leerlingen maken kennis met Vlaamse schilders en hun schilderijen.
Thema 1 / 6
Kleur: Schatteneiland.
De leerlingen ontwerpen een plattegrond van een eiland en maken daarbij een legende.
Thema 1 / 7
Kleur: Weet jij welke kleur?
De leerlingen sorteren culturele gebruiken naar kleur.
Thema 1 / 8
Kleur: Kleur op het bord.
De leerlingen ontwerpen een zelfgekozen verkeersbord, rekening houdend met de verplichte kleur en vorm.
Thema 1 / 9
Kleur: Ben ik al bruin genoeg?
De leerlingen zoeken naar tips voor bescherming tegen de zon en presenteren die.
Thema 1 / 10
Kleur: Alle kleuren van de regenboog.
De leerlingen voeren een proefje uit om na te gaan waar de kleuren van de regenboog vandaan komen.
Thema 2 / 1
Gaatjes: De ogen van een knoop.
De leerlingen gebruiken naald en draad om een knoop aan een lapje stof te naaien.
Thema 2 / 2
Gaatjes: Zoektocht op school.
De leerlingen zoeken aan de hand van foto's een heleboel 'gaten' op school.
Thema 2 / 3
Gaatjes: Dieren in gaten.
De leerlingen leren enkele woonplaatsen van dieren kennen, zowel onder als boven de grond.
Thema 2 / 4
Gaatjes: Zoek het gaatje!
De leerlingen herkennen zo snel mogelijk allerlei voorwerpen met gaten.
Thema 2 / 5
Gaatjes: Maak je eigen huisdier.
De leerlingen fantaseren een eigen huisdier aan de hand van echte eigenschappen van oren, neuzen en bekken.
Thema 2 / 6
Gaatjes: De dierenschool.
De leerlingen maken een dierenpuzzel en plaatsen weetjes bij de juiste dieren.
Thema 2 / 7
Gaatjes: Help! Ik heb
De leerlingen maken een reclamefolder met
gaatjes!
tips voor tandzorg.
Thema 2 / 8
Gaatjes: Gatenlotto.
De leerlingen komen in contact met gaten op straat, in huis en bij dieren. Ze spelen er een lotto rond.
Thema 2 / 9
Gaatjes: Scoor je gatenkaart!
De leerlingen noteren alle mogelijke voorwerpen met gaatjes die in bepaalde kamers van het huis voorkomen.
Thema 2 / 10
Gaatjes: Grote gaten, kleine gaten.
De leerlingen ontdekken een diversiteit aan gaten en ordenen ze volgens een aantal criteria.
Thema 3 / 1
Verzamelen: Alle familieleden bijeen.
De leerlingen kunnen een stamboom van 2 generaties maken.
Thema 3 / 2
Verzamelen: Vier belangrijke momenten.
De leerlingen duiden op een jaarfries enkele belangrijke dagen en noteren tevens de datum en de gebeurtenis.
Thema 3 / 3
Verzamelen: Heel veel verschillende beroepen.
De leerlingen zoeken overeenkomsten bij verschillende beroepen en benoemen ze.
Thema 3 / 4
Verzamelen: verzamelingen in dozen.
De leerlingen rubriceren verschillende voorwerpen in verschillende verzamelingen.
Thema 3 / 5
Verzamelen: Wat een bende dieren.
De leerlingen kunnen door gerichte vraagstelling de ontbrekende informatie over dieren vervolledigen.
Thema 3 / 6
Verzamelen: Kinderen wereldwijd.
De leerlingen kunnen aan de hand van een tekst een woordspin over kinderen uit verschillende landen opstellen.
Thema 3 / 7
Verzamelen: Woordverzameleningen.
De leerlingen kunnen aan de hand van een hoofdonderwerp verschillende voorwerpen, dingen, plaatsen enz. noteren.
Thema 3 / 8
Verzamelen: Vakantieherinneringen.
De leerlingen verzamelen zo veel mogelijk gegevens uit een afbeelding.
Thema 3 / 9
Verzamelen: verzamelen jezelf in een doosje.
De leerlingen kiezen kaartjes met eigenschappen die bij hen passen of kaartjes die iets zeggen over wat ze graag doen.
Thema 3 / 10
Verzamelaars: Gekke verzamelaars.
De leerlingen bekijken foto's van verzamelenaars en sorteren verzamelingen in 'dingen van vroeger', 'uit de natuur'.
ICT 1
Een kwartetspel maken
De leerlingen maken zelf een kwartetspel over sporten.
ICT 2
Een idoolcollage
De leerlingen maken met de computer een collage van één van hun idolen.
ICT 3
Waar woon jij?
De leerlingen maken een virtuele wandeling in de buurt waar ze wonen.
ICT 4
Wie krijgt een diploma?
De leerlingen maken met de computer een diploma voor een uitzonderlijke prestatie van iemand.
ICT 5
Maak een quiz.
De leerlingen gebruiken de computer om gericht opzoekingen te doen op hun niveau.
ICT 6
Zoeken met de computer.
De leerlingen gebruiken de computer om gericht opzoekingen te doen op hun niveau.
ICT 7
Oefenen met de computer.
De leerlingen gebruiken de computer om leerzame oefeningen te maken.
ICT 8
Knutselen met de computer.
De leerlingen gaan met de computer op zoek naar knutselideeën.
ICT 9
Een woordenposter maken met de computer.
De leerlingen zoeken bij een woord of begrip naar allerlei betekenisrelaties. Die noteren ze in een tabel (in een tekstverwerkingsprogramma).
ICT 10
Prenten zoeken met de computer.
De leerlingen gebruiken de computer om gevarieerd beeldmateriaal te vinden.
Inhoud HOEKENBOX Muziek voor leerjaar 3 Onderdeel
Opdracht
Wat?
Beeld 1
Stoelen.
De leerlingen ontwerpen een stoel voor een figuur uit een sprookje.
Beeld 2
Geluid en tekenen.
De leerlingen tekenen bij een tekstballon met geluid een passend fragment van een strip.
Beeld 3
Een huis voor een muis.
De leerlingen maken het interieur van een huis voor een muis.
Beeld 4
Gek haar.
De leerlingen maken een supergek kapsel op een vergrote kopie van hun pasfoto.
Beeld 5
Matisse.
De leerlingen maken abstractie van een foto door een collage te maken met gekleurd papier.
Beeld 6
Onder de loep.
De leerlingen leggen een klein voorwerp of insect onder de loep, bekijken het grondig en boetseren het in klei.
Beeld 7
Grappig servies.
De leerlingen maken van een oud, saai servies een nieuw, grappig servies.
Beeld 8
Een echte held kan vliegen
De leerlingen maken hun eigen vlieger.
Beeld 9
Water is niet blauw.
De leerlingen schilderen een waterlandschap zonder de kleur blauw te gebruiken.
Beeld 10
Rond.
De leerlingen tekenen allemaal ronde dingen, vertrekkende vanuit cirkels.
Beeld 11
Kunstige droedels.
De leerlingen maken een compositie van lijnen met verfspatten en krabbels.
Beeld 12
Een swingende stad.
De leerlingen experimenteren met huizenvormen.
Drama 1
De verhalenkoffer.
De leerlingen verzinnen een gek verhaal en vertellen beeldend.
Drama 2
Tableau vivant met Keith Haring.
De leerlingen leven zich in een personage in en het beelden het uit.
Drama 3
Het voorwerpentheater.
De leerlingen maken een sketch met voorwerpen.
Drama 4
Reclamemakers.
De leerlingen maken een reclamefilmpje.
Drama 5
Dierenstemmen.
De leerlingen bouwen een dramatisch spel op waarbij ze standbeeld worden.
Drama 6
Gekke bekken trekken.
De leerlingen spelen met stem en mimiek.
Drama 7
In het ziekenhuis.
De leerlingen improviseren met stem en lichaam.
Drama 8
Komisch krantenbericht
De leerlingen maken komische krantenberichten.
Muziek 1
Liedprentenmedley.
De leerlingen beluisteren twee medleys en leggen de liedprenten in de juiste volgorde.
Muziek 2
Teken wat je wilt!
De leerlingen maken een vrije tekening, vertrekkend van een muziekstuk.
Muziek 3
Maak je eigen muziekstuk.
De leerlingen maken aan de hand van instrumentenkaarten en klanktekeningen een eigen muziekstuk.
Muziek 4
Deze muziek hoort bij …
De leerlingen beluisteren enkele muziekstukken en geven ze een functie.
Muziek 5
Verander dat lied!
De leerlingen veranderen een aantal bekende kinderliedjes zo ingrijpend mogelijk.
Muziek 6
Wat hoort er niet bij?
De leerlingen beluisteren drie buitenopnames en zoeken uit welke geluiden er niet bij de geluidsomgeving passen.
Muziek 7
Bestekorkest.
De leerlingen luisteren naar bestekmuziek en ontwerpen zelf een stukje.
Muziek 8
Slaap jij nog?
De leerlingen beluisteren enkele versies van ‘Broeder Jacob’ en maken een eigen versie.
Muziek 9
Liedjestekst voorspellen.
De leerlingen voorspellen de tekst van liedjes en vullen hem aan.
Muziek 10
Gekke geluiden.
De leerlingen beluisteren enkele gekke geluiden en proberen ze thuis te brengen in de opnames van vier gekende liedjes.
Muziek 11
In twee stemmen.
De leerlingen verwerken een eenvoudige tekst tot een tweestemmig geheel van woorden en klanken.
Muziek 12
Ik hoor, ik denk aan, ik vind.
De leerlingen reageren op enkele muziekfragmenten. Ze beschrijven ze en geven hun indrukken weer.
Poëzie 1
Ben jij wel eens bang?
De leerlingen denken aan situaties en vullen op basis daarvan een gedicht aan.
Poëzie 2
Waar houden ze van?
De leerlingen schrijven een opsommend gedicht, waarbij de kracht zit in de herhaling en de nieuwe informatie.
Poëzie 3
Ochtendcollage.
De leerlingen maken een snel-klaargedicht aan de hand van impressies bij het opstaan.
Poëzie 4
Tekenen bij gedichten.
De leerlingen beleven een gedicht persoonlijk door het te illustreren met lijnen en kleuren.
Poëzie 5
Een net-als-gedicht schrijven.
De leerlingen schrijven een afgeleide versie van een gedicht door de vorm te behouden, maar de inhoud te wijzigen.
Poëzie 6
3 keer 3 dingen.
De leerlingen schrijven een gedicht gebaseerd op scherpe waarneming.
Poëzie 7
Liedjesjury.
De leerlingen kiezen hun favoriete liedjestekst.
Poëzie 8
Dansen is …
De leerlingen denken aan situaties en vullen op basis daarvan een gedicht aan, waardoor ze een eigen versie creëren.