Seizoener
29
Inhoud
V O O R W O O R D
31 Nieuw op het Michaël college
Dit speciale winternummer van de Seizoener
32 Portret oud-leerling Jesse Klaver
wordt u aangeboden door het Michaël college.
34 Een dag op het Michaël college
Het Michaël college verzorgt voortgezet
36 Op weg naar jezelf
vrijeschoolonderwijs in Breda Prinsenbeek en
38 Ontdek het in de middenbouw
is de enige aanbieder van dit soort onderwijs
39 We maken een gieter
in West-Brabant.
40 Samen aan het werk 43 De Plusklas begint met Chinees 44 Natuurkunde: kracht en beweging 46 De Meesterproef: het Eindwerkstuk 48 Over 25 jaar 48 Agenda
Als deze Seizoener voor u een eerste kennismaking met de vrijeschool is, leest u dan vooral ook deze katern. Hierin wordt de praktijk van het onderwijs op het Michaël college in enkele grote streken geschilderd. Daarbij willen we vooral duidelijk maken
Colofon
dat in het vrijschoolonderwijs de ontwikkeling van de leerling centraal staat. Ontwikkeling
Redactie
naar hoofd, hart en handen; ontplooiing in
Klaas van der Heide (eindredactie),
de ware zin van het woord.
Henny Luijten Rob van der Meijden Fotografie Diana Goudswaard
Wij zijn er trots op dat we een breed aanbod aan vakken en activiteiten weten te combineren met uitstekende examenresultaten.
Jos Verwijs en anderen
Leest u over de praktische en kunstzinnige Redactieadres Michaël college
vakken, de werkweken en de eindwerkstukken,
Vijverstraat 1
maar ook over de plusklas en de exacte vakken.
4841 AT Prinsenbeek
Als u er enthousiast van wordt, of wanneer
076 543 18 88
[email protected]
het vragen oproept, schroomt u dan niet
www.michaelcollege.nl
contact met ons op te nemen.
Rob van der Meijden, locatiedirecteur Michaël college
30
SEIZOENER
Nieuw op het Michaël college Sinds september zijn er vier nieuwe docenten gestart op het Michaël college: Rudy Pijfers, Mariëlle Camps, Anke Bakker en Renske Schipper. Sommige hebben ervaring
Docenten op vrijescholen zijn idealistisch, vindt zij. “Het kind in al zijn facetten zien, oprecht het beste in een kind naar boven willen halen, dat is een sterk bindende factor op de vrijeschool. Een leerling op een vrijeschool heeft een andere manier van werken dan een leerling uit het “gewone” voortgezet onderwijs, maar dat geldt ook voor een Dalton- of Montessorileerling”, aldus Renske.
met het vrijeschoolonderwijs, andere juist Anke Bakker
weer niet. Alle vier zijn ze bevlogen om met jonge mensen werken.
Mariëlle Camps Mariëlle Camps is de nieuwe scheikunde lerares van het Michaël college. Periodeonderwijs is een nieuwe ervaring voor haar. “Periodeonderwijs vraagt een andere voorbereiding met veel meer structuur voor jezelf en de leerlingen. Omdat je niet gebonden bent aan een methode ben je wel veel vrijer in je keuze en kun je beter aansluiten bij de actualiteit en de belevingswereld van de leerlingen. Een voordeel is dat ik negen jaar aan scheikundemethoden heb meegeschreven als auteur en eindredacteur”. In de korte periode dat zij op het Michaël college werkt valt haar de gemoedelijke sfeer op. Ook de mogelijkheid om met collega’s en leerlingen over onderwijs na te denken en erover te praten bevalt haar goed. Haar interesse ligt ook op het vlak van de biologie. Op een gegeven moment koos ze voor de studie scheikunde. “Inmiddels zijn er ontzettend veel mogelijkheden op het grensvlak van chemie en biologie”.
Renske Schipper Renske kwam met antroposofie en het vrijeschoolonderwijs in aanraking toen ze ging studeren op de Vrije Hogeschool in Driebergen. Veel medestudenten hadden ook op een middelbare vrijeschool gezeten. “Na de lerarenopleiding heb ik bewust een open sollicitatie gestuurd naar de vrijeschool in Maastricht, de Bernard Lievegoedschool. Het beviel zo goed dat ik na een verhuizing op een vrijeschool in Rotterdam solliciteerde en zo kwam ik terecht op het Rudolf Steiner College”. Renske heeft altijd iets met talen gehad. Haar keuze voor de Duitse taal komt doordat ze een jaar als au-pair in Wenen werkte.
Voor Anke Bakker is dit de eerste keer op een vrijeschool. Communicatie, jezelf uitdrukken via taal is erg belangrijk voor de lerares Nederlands. Ze hoopt dat haar leerlingen leren hoe ze zichzelf goed kunnen uitdrukken. “De verschillen met lesgeven op een “reguliere” middelbare school zijn niet enorm groot, maar wat wel opvalt is de hogere ouderbetrokkenheid, de socialere leerlingen en uiteraard de andere manier van lesgeven (periodeonderwijs) en van met name beoordelen. We geven niet alleen cijfers maar beoordelen de gehele ontwikkeling”. Wat haar ook enorm aanspreekt is dat het onderwijs niet alleen gericht is op kennisoverdracht, maar ook op de ontwikkeling van de wil en het gevoel. “Er wordt op het Michaël college ook op die wijze nagedacht over het leerplan: wat bieden we de leerlingen aan en wanneer, zodat we zo goed mogelijk aansluiten bij de ontwikkeling van de leerling. Het Michaël college is een kleine school, waardoor je al snel iedereen kent. De collega’s zijn behulpzaam, er heerst een fijne, gemoedelijke sfeer. Kortom: een sociale, gezellige school met veel aandacht voor iedereen”.
Rudy Pijfers Rudy Pijfers ervaart dat de kleinschaligheid op het Michaël college het gemakkelijker maakt om de hele school te “omvatten”. Hij vindt het belangrijk dat er tijd en aandacht is om expliciet na te denken over hoe je individuele leerlingen in verschillende leeftijden benadert. Hij ziet dat zijn huidige leerlingen meer ontspannen zijn. Of dat door de vrijeschool komt weet hij niet, maar een school als het Michaël college voorkomt dat het een leerfabriek wordt. Rudy geeft wiskunde en is in de avonduren ook koordirigent. Hij geniet net zo van een vijfstemmig koorwerk als van het oplossen van een complex rekenvraagstuk. “Ik vind het een genoegen om anderen te helpen om datzelfde plezier te (leren) beleven”. TEKST: MARIËLLE HEESTERS-VAN GREMBERGHE
SEIZOENER
31
Portret oud-leerling
Jesse Klaver Tweede Kamerlid Jesse Klaver is een oud-leerling van het Michael college. We interviewden hem voor de Seizoener. Dat was niet altijd even makkelijk. Stemmingen, vergaderingen en andere verplichtingen gooiden iedere keer roet in het eten. Op de valreep van de inleverdatum konden we eindelijk het interview afronden. Jesse Klaver vertelt over zijn schooltijd.
32
SEIZOENER
Wie is Jesse Klaver? “Ik ben Jesse Klaver. Ik ben 24 jaar en geboren in Roosendaal. In Roosendaal heb ik op de lagere school gezeten, de onderbouw van de vrijeschool. Na de lagere schooltijd in Roosendaal heb ik in Prinsenbeek op het Michael college mijn middelbare schooltijd doorgebracht. Dat was van 1999 tot en met 2004. Vervolgens ben ik in Den Bosch op de Avans Hogeschool Social Work gaan studeren. Die studie heb ik in 2008 afgerond. Na mijn afstuderen ben ik aan de Universiteit in Amsterdam Europese politiek gaan studeren. Tijdens mijn studie aan de Avans Hogeschool kwam alles in een stroomversnelling. Ik werd stagiair bij de Tweede Kamerfractie van Groenlinks. Ik werd voorzitter van de jongerenorganisatie van Groenlinks. Ik werd voorzitter van de CNV jongerenvakbond en ik werd het jongste lid van de Sociaal Economische Raad (SER) ooit. Dit alles nam zoveel tijd en energie in beslag dat ik besloot (even) te stoppen met mijn studie aan de Universiteit in Amsterdam. Voordat ik mijn studie weer kon oppakken werd ik Tweede Kamerlid.” Je bent nu lid van de Tweede Kamer en woordvoerder van Groenlinks voor de portefeuilles Sociale Zaken, Onderwijs en Sport. Kun je daar iets over vertellen? Vanwaar de interesse in de politiek, de keuze voor Groenlinks en de verantwoordelijkheid voor de betreffende portefeuilles? “Als we naar die portefeuilles kijken en we beginnen met Sport dan is dat heel simpel. Ik heb altijd graag gesport en doe dat nog steeds en ik denk ook dat sport heel erg belangrijk is in onze samenleving. Mijn hoofdportefeuille is Sociale Zaken, want ik denk dat daar de grootste uitdagingen voor de komende jaren liggen. Naast het zakelijke argument, dertig procent van de totale begroting van 200 miljard euro gaat naar Sociale Zaken, heb ik ook een idealistische doelstelling: emancipatie. Ons hele welvaartsstelsel is gebaseerd op groei van de beroepsbevolking. Vanwege de vergrijzing van die beroepsbevolking liggen er grote uitdagingen in het verschiet om dit model betaalbaar te houden. Daarbij komt ook nog eens dat de gehele samenleving is veranderd. Hiermee zijn we bij het idealistische element aangeland. De wereld waarin we leven is veranderd. Vroeger hadden we een kostwinnersmodel. Man werkte en de vrouw zat thuis. Iedereen had een vast contract en mensen werkten vaak hun hele leven voor dezelfde baas. Dit model is volledig achterhaald, terwijl onze sociale zekerheid op dit model is gebaseerd. Van dit systeem gaat geen emanciperende werking uit. Dat willen we wel. Dus dat vraagt om modernisering.” Je vergeet de portefeuille Onderwijs. Is deze minder belangrijk? “Nee, integendeel. Onderwijs is een van de pijlers van onze beschaving. Ik heb zelf ervaren hoe belangrijk en vormend onderwijs is en ik constateer dat in het hedendaagse Nederlandse onderwijs nog veel kan worden verbeterd.
Zo denk ik dat we te weinig geld voor het onderwijs beschikbaar stellen. Daarnaast bekijken we het onderwijs nog te veel door een cognitieve bril. De verschillende talenten van jongeren worden onvoldoende ontwikkeld door de zware nadruk op de cognitieve vaardigheden en door de vroege selectie en keuze. De profielkeuze moet worden gemaakt terwijl de leerling nog niet eens weet wat zijn talenten zijn. Ben je daarenboven minder cognitief ingesteld dan mis je de boot al bij voorbaat, omdat je niet in het plaatje past van ons onderwijssysteem. Ik vind dat heel erg en wil dat graag veranderen, zodat talenten beter tot ontwikkeling kunnen komen.” Je doet dit met de pet op van Groenlinks. Vanwaar de keuze voor deze partij? “Het is leuk dat je dit vraagt. In de voorbereiding naar dit interview ben ik in gedachten even teruggegaan in de tijd en heb proberen te reconstrueren hoe dat is gegaan. Hoe ik tot de keuze van Groenlinks ben gekomen en of er een relatie is met mijn vrijeschooltijd. De keuze voor Groenlinks is simpel en gebaseerd op twee dingen: Groen en Links. Linkse politiek staat voor eerlijk delen. Op de vrijeschool hebben we het ook altijd gehad over eerlijk delen van vrijheid. Vrijheid waarbij je een onderscheid kunt maken tussen een negatief en een positief vrijheidsbegrip. Een negatief vrijheidsbegrip betekent dat je vrij van overheidsbemoeienis wilt zijn. Een positief vrijheidsheidsbegrip betekent dat je de mogelijkheden hebt om vrij te zijn, maar dat er ook een taak voor de overheid is. In dat laatste geloof ik en dat zag ik al in op het Michaël college. Groen is nog makkelijker. Groen staat voor respect voor mens, dier en aarde en een ontwikkelingsrichting die we duurzaam noemen. We hebben maar één wereld en daar moeten we zuinig mee omgaan.” Je kunt deze maatschappelijk geëngageerdheid op verschillende manieren inzetten. Jij kiest voor de politiek. Vanwaar die keuze? “Ik denk dat daar mijn talent ligt en als je zaken wilt veranderen dan kan dat in de politiek. In de politiek kun je veranderingen in de maatschappij vormgeven, waarmee je met relatief kleine aanpassingen in wetgeving het leven van mens en individu kunt verbeteren.” De vrijeschool heeft een deel van je ontwikkeling mogen begeleiden. Kun je aangeven wat dat vrijeschoolonderwijs heeft bijgedragen aan de persoon die jij nu bent? “Als ik er één ding uit mag halen. Ik vind dat er op de vrijeschool goed naar talenten wordt gekeken. Voor mijn werk bezoek ik veel scholen en die zijn allemaal op zoek naar een manier om alle talenten van de leerlingen te benutten. Die zoektocht is niet nodig op de vrijeschool. Het ontdekken en ontwikkelen van talenten is het vertrekpunt. Ik heb daar de ruimte gekregen mijn talenten te ontdekken en dat is heel belangrijk voor mij geweest.”
SEIZOENER
33
Is de vrijeschool hier uniek in? “Ik kom steeds meer onderwijsinitiatieven tegen die dat ook willen, maar bij de vrijeschool is het een van de pijlers van de onderwijsfilosofie.” Kun je nog meer zaken van je tijd op de vrijeschool noemen waar je met plezier op terugkijkt? “De stages vond ik heel bijzonder. Op de bovenbouw heb je ieder jaar twee weken een maatschappelijke stage waardoor je kennis kunt maken met verschillende praktijksituaties in de samenleving. Je leert hierdoor op een geheel andere manier naar dingen kijken. Zo heb ik stage gelopen in een fabriek. Toen ik daar naar toe ging vroeg ik mij af hoe je gelukkig kunt zijn als je in een fabriek werkt?’ Je verricht dezelfde handelingen, er is weinig daglicht op de werkplek, kortom het kan toch niet zo zijn dat mensen dat dag in dag uit leuk blijven vinden. Echter, ik merkte al snel dat het niet zozeer om het werk gaat, maar veeleer om de sociale contacten. Ik sprak er met iemand en die zei: ‘ik heb een fantastische baan hier. Ik heb prima werk. Ik heb leuke collega’s. Ik heb een caravan en een auto en een seizoenskaart van de voetbalclub hier RBC. Wat wil ik nou nog meer?‘ Die ervaring neem ik als woordvoerder Sociale Zaken nog steeds met mij mee. Werk is meer dan een economische noodzaak, de sociale contacten zijn minstens zo belangrijk. Daarnaast vond ik de eindpresentaties op de vrijeschool bijzonder. Je werkt als klas op de vrijeschool intensief samen en als afsluiting van de schoolperiode zie je in de eindpresentaties van al je klasgenoten wat je onderscheidt van elkaar. Dat vond ik een indrukwekkend moment. Je kijkt terug hoe een ieder binnenkomt in de school en hoe die persoon zich heeft ontwikkeld tot een uniek individu. Dat is prachtig om te zien.” Welke tip heb je voor de leerlingen van het Michaël college? “Het belangrijkste voor de leerlingen is dat zij hun hart volgen. Ik heb op de vrijeschool ook momenten gehad waarbij ik het gevoel had dat niet iedereen vertrouwen had in mijn capaciteiten. Op die momenten moet je blijven geloven in je eigen dromen. Volg je hart en ga er volledig voor. Dan komt het uiteindelijk allemaal goed.” Ter afsluiting van het interview wil Jesse nog even iets kwijt over de sfeer die hij op de vrijeschool heeft aangetroffen. “Wat ik heel bijzonder vond aan de vrijeschool, is de tolerante sfeer die er heerst. Verschillen worden niet weggepoetst, maar worden gezien. Ik hoop dat de leerlingen, docenten en ouders van vrijescholen nog actiever willen bijdragen om in onze samenleving een soortgelijke sfeer te krijgen. Ik denk dat we daar als samenleving enorm bij gebaat zouden zijn.” INTERVIEW: HENNY LUIJTEN
34
SEIZOENER
Vaak begint het met een vraag, een mooie vraag zoals: ‘Ik heb er natuurlijk wel eens over gehoord, maar… wat is dat nou precies, dat vrijeschoolonderwijs?’ Wat zijn nu eigenlijk de achtergronden van het ‘Steineronderwijs’, waarom heet het ‘vrije’-school, wordt er wel genoeg geleerd en hoe moet het dan later als de leerlingen in de maatschappij komen?
V
rijeschool en vrijeschoolonderwijs. Die woorden roepen vragen op. Sommige vragen zijn niet eenvoudig of kort te beantwoorden, andere vragen zijn eigenlijk vragen naar de bekende weg. Een antwoord op de meeste vragen krijg je als je gewoon een bezoek brengt aan de school. Wat valt op als je het Michaël college binnengaat? Het eerste dat opvalt als je de school binnenloopt is de rust en de ruimte. Het Michaël college is namelijk een kleine school in een groot gebouw. Er zijn momenteel 230 leerlingen in tien klassen. Er is wel groei, maar beperkt. Binnen 3 jaar zal de duurzame nieuwbouw aan de Emerweg in Breda ongeveer 350 leerlingen tellen in 14 klassen. Uitgangspunt blijft de ‘menselijke maat’. Op deze school kan iedereen zich gezien en ‘gekend’ weten. Maar in de lokalen en soms ook op de gangen, gonst het van activiteit.
Periodeonderwijs In de ochtenden zijn leerlingen actief op veel manieren. De eerste twee lesuren wordt periodeonderwijs (zie kader) gegeven. Dat is een soort projectonderwijs. Je kunt leerlingen bezig zien met natuurkundeproeven in het trappenhuis, anderen
Een dag op het Michaël college maken een krant voor de periode Nederlands, groepjes zoeken informatie over medische technologie in het ICT-lokaal en anderen bereiden een presentatie voor in de aula. Maar in een klaslokaal kan ook een groep bijna een uur lang doodstil luisteren naar een bloedstollend verhaal over Middeleeuwse martelingen, want leraren die goed kunnen vertellen doen dat ook graag en veel.
Vaklessen… Vanaf het derde lesuur worden alle lessen aangeboden die op elke school gegeven worden. Maar ook veel kunst- en praktijkvakken. Een lesdag op het Michaël college ‘ademt’. Er is een gezonde afwisseling tussen het werken met het hoofd (alle theorievakken) en het werken met hart en handen (de kunst- en praktijkvakken). Daardoor blijft leren op het Michaël college aantrekkelijk. In de theoretische lessen zijn er natuurlijk boeken, huiswerk, proefwerken en ‘programma’s van toetsing en afsluiting’ net als op alle scholen. Opvallend is hier dat het uitermate rustig is bij de leervakken en dat leerlingen ingespannen aan het werk zijn. Soms hoor je een van de koren zingen, of dringen de geluiden van het koperslaan en beeldhouwen door in de theorielokalen, maar dat is eigenlijk wel prettig af en toe.
leerjaar elk jaar twee weken stage (in de winkel, de zorg en in grote bedrijven) en elk jaar zijn er werkweken. En dan zie je ze natuurlijk even niet op school. In de pauzes wordt in de kantine gezonde en verse voeding aangeboden. De voeding (o.a. dagelijks soep) is vers bereid en van biologische kwaliteit. Ook bijzonder op het Michael college is dat we een Middenbouw hebben. Als je in de brugklas zit (de klassen 7 en 8; de dubbele brugklas) heb je een mentor van wie je bijna elke dag wel les hebt. Jouw eigen mentor geeft veel periodelessen en vaklessen. Er is een mentoruur en een studieuur, ook die worden door je eigen mentor gegeven. De mentoren van de 7e en 8e klassen samen vormen een team, we noemen dat het Middenbouwteam. Op die manier leren de leerlingen en mentoren elkaar goed kennen en dat draagt bij aan een veilige en stimulerende leeromgeving.
En dan nog dit Niet opvallend, maar wel heel bijzonder: in de periodelessen zitten alle leerlingen van vwo, havo en vmbo bij elkaar in de klas. We noemen dat heterogene groepen (zie kader blz. 43). Leerlingen met heel verschillende vaardigheden en vermogens. In de lessen geeft dat een grote meerwaarde. Het Michaël college, een vrijeschool en een fijne school. Die graag antwoord geeft op alle vragen die u nog mocht hebben.
...en nog veel meer Leerlingen zijn actief in de leerlingenraad, zetten hun eigen bedrijf op in de economie lessen en lopen vanaf het derde
TEKST: ROB VAN DER MEIJDEN
Periodeonderwijs
Vaklessen en kunst- en praktijklessen
In de ochtenden is er ‘periodeonderwijs’. De lesstof wordt hierin
Alle examenvakken worden aangeboden. De moderne vreemde
thematisch aangeboden. De leerlingen werken drie weken achter-
talen, de exacte vakken en de zaakvakken. Voor kunstvakken is
een, elke dag twee lesuren, aan een thema. Elk thema wordt dus
meer ruimte ingeruimd. Niet alleen om bij de kinderen de kunst-
in 30 lesuren uitgewerkt (met daarnaast nog huiswerktijd). De the-
zinnige vaardigheden te vergroten, maar ook om de vormende
ma’s sluiten aan bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van de leerlin-
werking die kunst heeft. Door kunst leren we onszelf en ons
gen. Voorbeelden: ‘ontdekkingsreizen’ in klas 7, ‘het skelet’ in klas
gevoelsleven beter kennen. Tekenen, schilderen, keramiek, beeld-
8, ‘geologie’ en ‘revoluties’ in klas 9, ‘projectieve meetkunde’ in
houwen, muziek, koor en drama/toneel. Daarnaast wordt ook het
klas 10 en ‘Parcifal’ of ‘Faust’ (over de zoektocht van elke indivi-
examenvak Culturele en Kunstzinnige vorming (CKV) aangeboden.
duele mens) in klas 11. Elke klas heeft elk jaar 13 periodes. In het
In de praktische vakken leren we naast de praktische vaardigden,
periodeonderwijs worden geen boeken (methoden) gebruikt, elke
plannen, doorzetten, afmaken en samenwerken. Dat leren we in
les is anders en de leerlingen maken van elke periode (drie
de vakken fietsenmaken, koken, koperslaan, smeden, schoenma-
weken) een eigen boek.
ken en kledingmaken.
SEIZOENER
35
Op weg naar jezelf Een van de uitgangspunten van het vrijeschool onderwijs is, dat de ontwikkeling van het individu in min of meer gelijke fasen verloopt als de ontwikkeling van de mensheid in het algemeen. Ik wil dit illustreren aan de
Klas 10: Middeleeuwen In de periode middeleeuwen staat de overgang van de voorhoofse (Germaanse) levensvisie naar de hoofse centraal. Zoals in elke periode gaat het erom bij de leerlingen een diepe beleving van het onderwerp teweeg te brengen. Het is een weg van kennis naar gevoel en omgekeerd. Ik ben begonnen te refereren aan de werkweken in de negende en de tiende klas. We hebben ons bewust gemaakt van de verschillen. In de negende klas was er de survivaltocht in de Ardennen.
hand van drie perioden die ik in de eerste maanden van dit jaar gegeven heb: middeleeuwen aan de tiende klas, retorica aan de elfde klas en Faust aan klas 12.
Groep versus individu Het ging om het verkennen van de eigen fysieke grenzen, maar vooral ook om de verantwoordelijkheid van het individu jegens de groep. De leerlingen wisten nog goed hoe je moest omgaan met bijvoorbeeld de verschil in kracht en uithoudingsvermogen. De groep legde je als individu beperkingen op. Als iemand niet meer kon, ging je niet in je eentje verder lopen. Collectieve verantwoordelijkheid was ook iets wat bij de Germanen een grote rol speelde. Niet jij, maar de sippe, de familie, was het centrale punt waar alles om draaide. Nu kwam, voor zover we kunnen nagaan, bij geen enkele Germaan de gedachte op dat hij zelf ook nog wat zou willen, zoals wij in de eenentwintigste eeuw dat kennen. Een huwelijk was een familiezaak. Dat levert, als je daarover vertelt, meteen stof tot gesprek op. “Liep zo’n meisje dan niet weg” of “Ik zou dat niet pikken”. Dan kan ik zeggen: “Jij kunt dit zeggen, omdat je nu leeft en jouw denken het resultaat is van een ontwikkeling van ruim duizend jaar.” Toch, hoe herkenbaar, als je eraan denkt hoe de groep, de klas, je vrienden ook jou kunnen bepalen: in wat je doet, je kleding, je normen. “Ik ben geen maten-naaier” komt natuurlijk uit eenzelfde groepsmoraal voort als de Germanen hadden en zowel voor hen, als voor onze vijftien/zestien-jarigen kan het heel bedreigend zijn om je te onderscheiden van de groep. Ik heb het verhaal rond de Nibelungen verteld: Siegfried bleef een vreemde eend in de bijt van de Bourgondiërs en hij heeft dat met de dood moeten bekopen. De levenslange wens tot wraak van zijn weduwe Kriemhilde markeerde een nieuwe fase in de geschiedenis van de mensheid. Maar haar strijd om individuele genoegdoening is gedrenkt in het bloed van haar familieleden.
Hoofse periode De Germaanse moraal gaat in de loop van de middeleeuwen langzamerhand (in de hogere kringen althans) over naar een meer individueel gerichte denkwijze: in de literatuurgeschiedenis de hoofse periode genoemd. Niet langer zijn het recht van de sterkste, de fysieke kracht en het dictaat van de groep toonaangevend, maar het individu met zijn gevoelens,
36
SEIZOENER
zijn wensen en zijn manier van oplossen van problemen. De relatie tussen mensen wordt meer en meer gekleurd door individuele gevoelens en gedachten.
Werkweek in Polen De werkweek van de tiende klas past daar dan prachtig bij: in Polen werken in een tehuis voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte mensen. De Germaan zou ze in het bos hebben achtergelaten ten prooi aan de wolven, omdat ze de veiligheid van de groep ondermijnden. Diepgaande verschillen zien en beleven. Voor een tiendeklasser een werkweek om stil van te worden. Je eigen gevoelens dringen zich dan op. Je ontdekt de subtiliteit van compassie als je een jongen van 15 ziet, die qua bewustzijn en lichamelijke ontwikkeling gelijk is aan een baby van een paar weken. En hij wordt door een verzorgster dag na dag gestreeld en gemasseerd. Je ziet niet, maar “ergens” voel je, dat hij dankbaar is. Dat is een andere wereld dan die van het recht van de sterkste. De hoofse periode leverde Floris ende Blanchefloer op: Floris, de moslim die helemaal gaat voor zijn geliefde Blanchefloer, een Christin. Hij trotseert zelfs de dood voor haar.
ten belangrijk geworden als vak dat nuttig was voor politici en reclamemensen. In een tijd dat mensen steeds bewuster werden en zich niet al te gemakkelijk knollen voor citroenen lieten verkopen, kwam de retorica om de hoek om toch die knollen aan de man te brengen. Daarom is het goed dat onze leerlingen de technieken leren doorzien, opdat ze kritische burgers worden die gaan voor de citroenen.
Klas 12: Faust Tenslotte komt de fase in de geschiedenis van de mensheid waarin alle heilige huisjes zijn omgegooid en de mens in het leven staat als een vreemdeling: onze tijd. Geen ouders die zeggen hoe het moet, geen familie die ik maar hoef te volgen, geen kerk, geen ideologie. Je staat er alleen voor. De twaalfdeklasser staat tegenover de wereld en hem wordt gevraagd: wat ga jij daar doen? In de periode Faust maken we kennis met een mens van deze tijd, Faust. Hij wil wat van zijn leven maken. Hij wil authentiek zijn. Hij heeft grootse idealen. Maar hij ontdekt dat alles wat hij geleerd heeft hem niet verder brengt. Hij sluit een pact met de duivel, Mefistofeles.
Vuile handen Klas 11: Retorica In de elfde klas heb ik een periode retorica, welsprekendheid, gegeven. De periode levert meteen een cijfer op voor het havo/vwo examenonderdeel spreekvaardigheid. De retorica stamt uit het oude Athene en is hecht verbonden met de ontwikkeling van de democratie. Ontwikkeling is niet lineair en constant. Retorica was in de middeleeuwen in WestEuropa weliswaar een van de zeven vrije kunsten, maar zeker niet verbonden met democratie. Die bestond toen niet (meer). Pas de achttiende eeuw en de Franse revolutie gaven, zij het schoksgewijs, een eerste aanzet. In de loop van de negentiende eeuw kwamen de eerste echte democratieën. Dan ontstaan ook partijen en ideologieën die zichzelf willen profileren. De elfde klasser is ook bezig zichzelf te profileren in zijn verhouding tot de wereld. Hij wil ook graag gelijk hebben c.q. krijgen. De lessen retorica helpen hem om zijn overtuigingskracht te vergroten. Inhoud en Presentatie De opbouw van een betoog wordt besproken en de verschillende soorten argumenten. Er wordt letterlijk rondgekeken in de wereld: wat vind ik van wat er in de wereld gebeurt. Waar word ik enthousiast van, waar erger ik me aan. En waarom? Oordeelsvorming. Inhoud is een onderdeel. Presentatie een ander en die is voor de meesten het moeilijkste. Als je dan voor de klas moet komen en vijf minuten (maar vijf minuten, om te beginnen) moet spreken en iedereen kijkt naar je en je weet niet dat je de hele tijd aan je haren zit te plukken, dan voel je je bekeken. Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan: hoe sta je; wat doe je met je handen, met je voeten, je armen; hoe kijk je. Kortom: draagt je lichaam(-staal) bij aan je overtuigingskracht of ondermijnt die jouw goed gekozen woorden. In de zeventiger jaren is retorica op de universitei-
Geen mens ontkomt aan het kwaad, hoe graag we het ook zouden willen. Iedereen maakt het in zijn leven mee dat je iemand pijn doet, dat je compromissen moet sluiten, dat (zoals Macchiavelli zei) het doel de middelen maar moet heiligen. Jean Paul Sartre maakte het ons duidelijk: iedereen maakt vuile handen. Er is echter één troost. In de Faust lezen we: “Ein guter Mensch in seinem dunklen Drange ist sich des rechten Weges wohl bewusst”. Uiteindelijk komt het goed, hoezeer wij ook tasten in het duister, het leven heeft het goede met ons voor. De twaalfde-klasser staat voor een belangrijke drempel die hij over moet. Bewustzijn met betrekking tot de grote vragen des levens, die hij in essays onder woorden moet brengen, kan hem helpen die drempel te overschrijden. De Faustperiode wil hier een steentje aan bijdragen.
Tot besluit Van verschillende kanten (o.a. de vereniging van vrijescholen) wordt erop aangedrongen de identiteit van de vrijeschool te formuleren. Je zou misschien denken dat die zit in de inhoud die ik hier geschetst heb. Niet is echter minder waar. Want het voornaamste heb ik nog niet verteld. Dat heeft te maken met de dynamiek in de klas met betrekking tot die inhoud. Die dynamiek is niet te beschrijven. Die is niet vast te leggen. Die moet elke dag opnieuw veroverd worden. Die is ook elke dag anders. Die vastleggen is naar de woorden van de Faust: “Als ik het moment wil vastleggen, dan mag de duivel me halen”. Ik ben blij dat ik in die soms onvoorspelbare dynamiek mijn werk mag doen. Want dan weet ik zeker dat het om het Leven gaat: Vrijeschool-Levensschool. TEKST: HENK SPIJKER
SEIZOENER
37
Ontdek het in de Middenbouw Op het Michaël college hebben we rondom de eerste twee jaren een structuur ingericht die we Middenbouw noemen. De leeftijdsfase van 12 tot 14 jaar wordt hierin nadrukkelijk als een eenheid beschouwd. Een team van 4 mentoren draagt zorg voor een samenhangend pedagogisch klimaat, waarin de leerlingen hun ontdekkingsreis naar de puberteit op een duidelijke en veilige wijze kunnen maken.
F
asten your seatbelts! De landing wordt ingezet. Wanneer het vliegtuig stilstaat mogen de veiligheidsgordels worden geopend. Jaarlijks verwelkomen we op Het Michaëlcollege zo’n zestig leerlingen in onze zevende klassen. Zij komen van verschillende vrijescholen in de regio: onderbouwen in Breda, Oosterhout en Roosendaal en van zo’n twintig reguliere basisscholen. Allemaal op weg naar de puberteit en de pubertijd, op weg om een zelfstandig aardeburger te worden. Wat hebben die leerlingen nu gemeen, op grond waarvan wij een middenbouw - de eerste tweejaren van het voortgezet onderwijs - inrichten? En wat biedt dan onze middenbouw?
Ontdekkingsdrift Het meest duidelijk is de ontdekkingsdrift, het enthousiasme, de wil om de wereld in te trekken. Sommigen nog bedeesd, de kat uit de boom kijkend. Anderen als jonge, speelse honden, elkaar uitdagend. De eerste paar dagen is alles nieuw: roosters, dikke tassen met boeken, zoveel leraren…. en nieuwe klasgenootjes. Het aloude beeld van de ontdekkingsreiziger is weer actueel. In de tweede schoolweek gaan we op werkweek naar een (biologische) boerderij. Daar werken we en spelen we, we leren elkaar kennen. Een eenheid wordt gesmeed. Aan het einde van de week komen we “als klas” terug. De eerste verkenningen liggen achter ons. We zijn de loopplank over, aan boord, een nieuwe reis is begonnen. In de volgende twee jaren wordt er hard gewerkt aan basiskennis en –vaardigheden. In klasseverband ervaren we elkaars vermogens en onvermogens. We leren die te accepteren. Dat geeft (zelf)vertrouwen. De leeftijdsfase van 12 tot 14 jaar is als een eenheid te beschouwen. Leerlingen in deze fase hebben nog een omhulling en een heldere structuur nodig. De overgang naar de puberteit, de aarderijpheid, met de kracht die daarbij hoort vindt plaats aan het einde van klas 8. De “late rijpers” genieten een langere periode van vertrouwen. Een inbedding in een gespecialiseerd team, dat in rust kan werken aan een goed klimaat en gemeenschapsgevoel als basis voor de volgende leerjaren
38
SEIZOENER
en dat alle ins en outs kent biedt voordelen en schept voorwaarden om deze overgang soepel te laten verlopen.
Structuur Onze middenbouwstructuur maakt het mogelijk dat een klein team van mentoren de meeste lessen in de zevende en achtste klassen verzorgt. Daardoor ontstaat een samenhangend pedagogisch klimaat. Dit kenmerkt zich door duidelijkheid, een eenduidige aanpak. De leeromgeving is voorspelbaar, een sterke basis. Dat biedt de leerlingen veiligheid. Ze voelen zich gezien en gehoord. In de organisatie zijn de lijnen kort. Er kan snel bijgestuurd worden, bakens kunnen worden verzet, de koers kan worden gewijzigd. Het opzetten van gezamenlijke activiteiten wordt vereenvoudigd en regelmatige pedagogische uitwisseling binnen het middenbouwteam zorgt ervoor dat expertise gemakkelijk is op te bouwen. Collegiale ondersteuning en intervisie is eenvoudig te realiseren. Ons middenbouwteam bestaat uit twee leraren die lange tijd in de onderbouw hebben gewerkt en twee bovenbouwleraren. Dat biedt een breed kader. Naast alle leer- en doevakken wordt er in de middenbouw aandacht besteed aan leren leren. In een regelmatig terugkomend studie-uur werken we aan studievaardigheden en aan het ontdekken en ontwikkelen van leerstrategieën. Sinds enkele jaren staat ook bijna wekelijks een nieuw vak op het rooster: relatiekunde. Op een zeer uitgebreide wijze komen veel onderwerpen aan de orde rondom het de vraag ‘Hoe bouw ik een gezonde relatie op met de mij omringende wereld?’ Immers, er zijn voldoende kansen en uitdagingen. Maar ook liggen gevaren op de loer. Dit schooljaar wordt in de klassen 7 en 8 een begin gemaakt met een ‘plusklas’. Leerlingen, die hiervoor in aanmerking komen worden uitgenodigd kennis te maken met de Chinese taal en cultuur. En wanneer dan na twee jaar het schip van onze jonge ontdekkingsreizigers aan wal komt, dan stappen zij goed voorbereid met een scala aan vaardigheden en ervaringen de nieuwe wereld in. TEKST: HENK HINDRIKS
We maken een gieter Koperslaan is een vak dat doorzettingsvermogen vergt. Het valt niet mee om uit een paar rechthoekige stuken koperplaat een gieter te laten verschijnen. Maar in klas 9 lukt het toch iedereen om zo’n prestatie binnen de beschikbare tijd te leveren.
W
elke natuurkundige principes zijn waar te nemen bij het koper drijven in de 9e klas? Ik ben als leerkracht in de gelukkige omstandigheid dat ik zowel koper drijven als de periode natuurkunde mag geven. Een belangrijk thema in die periode is de werking van warmte. Bij het koper drijven gebruiken we de warmte voor een heel specifiek doel: het koper uit te gloeien. Een ander thema dat in de natuurkunde van de 9e een rol speelt en nauw verband houdt met warmte is verdichten en verijlen. Het werkstuk dat bij koper drijven gemaakt wordt is alleen mogelijk als we het koper zowel dunner als dikker maken.
Een gieter Het werkstuk dat we bij het koper drijven maken is een gieter. Deze bestaat uit twee delen, een boven- en onderkant, beide vervaardigd uit een vlakke plaat koper van één millimeter dik. Daarnaast hebben we nog twee kleinere stukken nodig voor de tuit en het handvat. De crux van dit werkstuk zit hem in het onderste deel van de gieter. Dit is het grootste stuk koper waar we mee aan de slag gaan. We willen een zo diep mogelijke vorm maken.
Drijven en stuiken… We starten met het koper te drijven. Aan het drijven, dunner maken (verijlen) zit een beperking. En hier komt de techniek van het stuiken om de hoek kijken. Met het stuiken, kunnen we de randen van de reeds ontstane vorm hoger maken doordat we het materiaal dikker maken (verdichten). Stuiken kan echter alleen met hulp van warmte gerealiseerd worden. Koper is een relatief zacht metaal. Door er op te slaan wordt het steeds harder. Het wordt weerbarstiger, geeft een hoger geluid als je er tegen slaat en het risico van scheuren wordt steeds groter door de spanning die zich in het metaal opbouwt. Het laat zich uiteindelijk met geen mogelijkheid meer bewerken. Dit zou tot gevolg hebben dat we het koper maar één keer zouden kunnen stuiken. En dat is niet genoeg voor de vorm die we willen bereiken. Om het koper weer te laten ontspannen hebben we de werking van warmte nodig. We gloeien het koper uit door
het te verhitten tot een temperatuur van ongeveer 650 graden, het koper gloeit dan donkerrood. Het gevolg is dat het koper zich weer ontspant, de warmte heeft alle spanning weg genomen! Vertaal dat eens naar spanning tussen mensen en bedenk dan wat warmte daarin kan betekenen.
…en weer drijven en stuiken Na het koper gekoeld te hebben kan het met groot gemak zelfs met de hand gebogen worden. De procesgang van plooien maken, er weer uit slaan en uitgloeien kan eindeloos herhaald worden. In deze fase gebeurt het vaak dat het werkstuk er onooglijk uitziet, soms zo erg dat de leerling het het liefst weg zou gooien. En dan toch volhouden en doorzetten om uiteindelijk te ervaren dat het wel lukt de vorm te krijgen die je hebben wilt. Dat is vormend! Als deze strijd eenmaal gestreden is kunnen de andere onderdelen gemaakt en alles in elkaar gezet worden. Daar is vaak evenveel of minder tijd voor nodig dan voor het maken van de onderkant. Wanneer dit werkstuk klaar is heb ik nog andere werkstukken waar ze uit kunnen kiezen of ze komen zelf met een uitvoerbaar idee. En daar is dan ook ruimte voor. Wat zit hetons leerplan toch mooi in elkaar hè? TEKST: ROB HOEK
SEIZOENER
39
Samen aan het werk Onze leerlingen gaan ieder jaar klassikaal op werkweek in de tweede week van het nieuwe schooljaar. Leerlingen leren elkaar dan onder verschillende omstandigheden kennen en waarderen. Er is daarnaast ruim voldoende aanleiding en tijd voor een terloops en ongedwongen gesprek, tijdens of na de activiteiten, tussen de leerlingen zelf en ook met de begeleiders. Maar er wordt ook echt gewerkt.
O
nze leerlingen gaan ieder jaar klassikaal op werkweek in de tweede week van het nieuwe schooljaar. Deze werkweken hebben een tweetal doelstellingen. De eerste voor de hand liggende is de sociale verdieping van de klas, de versterking van de sociale samenhang waar we het lopende schooljaar plezier van zullen hebben. Leerlingen leren elkaar onder verschillende omstandigheden kennen en waarderen, de gezamenlijke activiteiten zijn hierbij een drempelverlagend middel. Er is naast het werken ruim voldoende aanleiding en tijd voor een terloops en ongedwongen gesprek, tijdens of na de activiteiten, tussen de leerlingen zelf en ook met de begeleiders. Ik ben regelmatig hartverwarmend geraakt door de openhartige wijze waarop deze opgroeiende leerlingen over anderen en zichzelf denken en
40
SEIZOENER
praten: was ik op die leeftijd ook al zo bewust? De tweede doelstelling is een meer ontwikkelingsgerichte. Het thema van elke werkweek verwijst naar de ontwikkelingsdoelen van de betreffende klas: welke activiteiten hebben een intrinsieke meerwaarde, passend bij deze leeftijdsfase?
Klas 7: Biologische boerderij In de 7e klas gaan de leerlingen werken op een biologische tuinbouw boerderij, op fietsafstand in de regio. Ze nemen hun bagage zelf mee. Ze slapen in eigen tenten en in een centrale ruimte wordt gekookt en gegeten. Ze gaan werken in de tuinbouw: oogsten van landbouwproducten, onkruid verwijderen, bemesten en diverse onderhoudswerkzaamheden rond de boerderij. De eerste dag duurt het toch even
voor ze vuile handen durven of willen maken. Bij wat natter weer wordt het regenpak hartstikke vies en des te lekkerder smaakt dan in de pauze de warme thee met koek. Langzaam wennen ze aan het handwerk en kunnen ze met voldoening op gedane arbeid terug kijken. Een grote, wat meer afwisselende klus was het snoeien van enkele bomen van de houtwal. Werkzaamheden worden afgewisseld met wat meer speelsere activiteiten als paardrijden en pijl en boog schieten. Na het avondeten gezellig rond het vuur, rozig van de vermoeidheid. Leerlingen leren zich uiteen te zetten met de wereld om hen heen via fysieke activiteiten. Middels de beleving en waarneming komen ze tot ervaringen en kennis.
Klas 8: Bosbouw In de achtste klas gaan de leerlingen werken in een bos. We zijn met bepakking langs de Mark gefietst richting Ulicoten naar de camping. ‘s-Morgens op de fiets met de doorgewinterde boswachter Geert naar het nabijgelegen private bos. Groepen leerlingen werken aan het vrij maken van poelen en lanen, het verwijderen van vliegdennen en kleine berkjes op reeds geoogste percelen. De werkzaamheden worden regelmatig onderbroken door een korte wandeling door het bos waarbij Geert de leerlingen op allerlei bomen, zoogdieren en vogels wijst. Er was zelfs een arendsnest, een horst! ‘s-Avonds natuurlijk nachtspelen in een stukje productiebos. En op warme dagen mochten we zwemmen in het ven (eh, meester, er ligt zand op de bodem!). Bij regenachtig weer schuilden we in het jachthuis waar Geert de open haard flink stookte. Leerlingen leren zich uiteen te zetten met de reële wereld om hen heen, ontwikkelen de fijne motoriek, trainen de wil om het (soms zware en lastige) werk tot een goed einde te brengen en dat allemaal in groepsverband!
Klas 9: Ardennen In de 9e klas gaan we met de bus naar de Ardennen. Beide klassen worden op maandagochtend in groepjes op verschillende plaatsen uit de bus gezet met kaart en routebeschrijving en bepakking, onder de terughoudende begeleiding van
een volwassene. Ze zijn tijdens mentor-uren goed voorbereid op deze werkweek: wat neem je mee, hoeveel kan je dragen, welke kleding heb je beslist nodig en hoe lees je kaart. Per groepje wordt één leerling aangewezen als leider met de kans om zich als persoon wat meer te profileren. Hoe ga je als groep met je leider om? Ze kopen van een beperkt budget onderweg eten voor de groep en koken zelf ’s-avonds op de camping, inclusief afwassen. Vijf dagen lang. De derde is meestal de lastigste: moe, pijnlijke schouders en voeten, geen zin meer… Hoe ga je met jezelf en elkaar verder? Ze lopen tegen fysieke en psychische grenzen aan en leren daardoor zichzelf (en elkaar) verder kennen. De laatste dag is bijna een feest, het lopen gaat goed en de euforie van ”we zijn er” laat zich gelden. In de bus terug is het stil! Leerlingen zoeken een weg in allerlei emoties en gevoelens en leren daar keuzes in te maken, te meer omdat ze direct met de gevolgen van hun handelen worden geconfronteerd.
Klas 10: Reis naar Polen In de 10e klas stappen we op zaterdagnacht in de bus om naar Polen te rijden waar de ene 10e klas in een dagbehandelingscentrum voor geestelijk en lichamelijk beperkten verblijft in de grote stad Wroclaw en de andere klas doorrijdt naar Kozmin op het platteland waar we in een soortgelijk internaat te gast zullen zijn. Het kost even wat tijd voor de leerlingen een houding hebben gevonden tegenover de gehandicapten maar dan ontstaan er ook contacten over en weer. De Poolse taal maakt verbaal contact lastig waardoor je het met mimiek en lichaamshouding moet doen. En blijkbaar is deze taal universeel en slecht de taalbarrière snel mogelijke vooroordelen. We werken daar in de tuin en
SEIZOENER
41
klussen in en rond het gebouw. Activiteiten als een gezamenlijke voetbalwedstrijd, samen op excursie en naar het zwembad versterken het contact verder. Mede door de beperkingen van de bewoners die uitnodigen tot bewust handelen, ontstaat er een warm contact. Vrijdagavond valt het afscheid zwaar! Leerlingen ervaren dat je echt iets voor een ander kunt betekenen en dus ook andersom! Ze worden zich daardoor bewust van hun eigen innerlijk en leren daarmee om te gaan.
Klas 11: Ze moeten het zelf doen In de 11e klas spreken we de leerlingen aan op hun eigen verantwoordelijkheid en fietsen zij in groepjes zonder begeleiding de 80 kilometer naar een camping aan het Veerse meer, bij Wolphaartsdijk, waar we verblijven in een groeps-accomodatie. De leerlingen nemen zelf hun bagage mee en plannen zelf hun route. Dat is al een (groeps-)gebeurtenis op zichzelf: hoe doe je dat en hoe lopen dan de beslissingen? Vorig jaar stond er veel (tegen)-wind: een groepje fietste binnendoor en bij de fietspont bleek deze niet te varen. Via een lange omweg kwamen de overgebleven doorzetters bij invallende duisternis aan, tot mijn verbazing enigszins ontevreden over de geleverde prestatie! Aan de andere kant
was er een groepje dat bijtijds binnen was maar halverwege de dag de trein had gepakt! Natuurlijk is er onderling hierover doorgepraat! De volgende dagen keken we elke ochtend naar een of andere redelijk aangrijpende film en verwerkten ze hun emoties via kunstzinnig en schriftelijk werk en deelden we kort met elkaar wat ze daarbij beleefden. Een zoektocht hoe de individuele leerling getroffen wordt door specifieke gebeurtenissen in de film en wat dat dan met hem of haar doet en wat dat dan van hem of haar duidelijk maakt. Dat verdiept natuurlijk het beeld van de leerling naar zichzelf maar ook naar elkaar.
Klas 12: Barcelona In de 12e klas staat er een kunstreis naar Barcelona op het programma. De reis is uitgebreid voorbereid door een periode “kunst en cultuur van de 20e en 21e eeuw”. De 20e eeuw staat in het teken van “verbanden” en de 21e eeuw in die van het “ik-bewustzijn”. Naast een onderdeel van het CKV-examen is deze reis ook een voorbereiding op het kunstzinnige deel van het eindwerkstuk en levert het inspiratie voor de eindpresentatie. De leerlingen reizen er met vliegtuig of bus naar toe en verblijven in een jeugdherberg aan de rand van de stad. Zij bezoeken vele musea en andere cultuurplaatsen en middels wandelingen door de stad wordt er kennis genomen van de architectuur van Gaudi. Na het avondeten zijn er theorielessen en wordt er gewerkt in de ateliers middels schilderen, ruimtelijke vormgeving en fotografie. De leerlingen krijgen kijk- en doe-opdrachten mee en lunchen ook in de stad. Je merkt dat als je hele dagen met kunst omgaat (kijken en scheppen) dat je in diepere lagen van je bewustzijn komt, wat je normaal op school niet bereikt. Nieuwe vragen komen bij je op van eenvoudige tot die naar de zin van het leven. De kunst raakt je soms in je ziel maar omdat je je ervaringen ook moet verwoorden en uitdrukken ontstaat ook op dit gebied vaak een dieper inzicht. Een heel intensieve werkweek dus! TEKST: ROELAND MULDER
42
SEIZOENER
RUBRIEK
De Plusklas begint met Chinees In het merendeel van de vakken (met name het periodeonderwijs) blijven leerlingen van alle niveaus als klas bij elkaar. Dat geldt in ieder geval voor de eerste drie leerjaren. Bij sommige vakken is het echter wenselijk in een vroeger stadium ‘op niveau’ te werken.
O
p het Michaël college zijn er vanaf klas 8 (het tweede leerjaar) niveaugroepen voor wiskunde en de Moderne Vreemde Talen (Engels, Duits en Frans). Daarnaast start in januari 2011 het Plusprogramma. Dit is een speciaal uitdagend programma voor leerlingen van de klassen 7 en 8. Deelname is mogelijk als er uitstekende resultaten zijn behaald voor alle leervakken. De plusklas-uren vinden plaats binnen het normale dagrooster.
Wat is een Plusklas Als je in het eerste halfjaar op het Michael college (in klas 7) hebt laten zien dat je de aangeboden leerstof goed aankan, mag je je opgeven voor de Plusklas. In de Plusklas leer je andere dingen dan in de gewone lessen. Je leert in de Plusklas ook vaak “op een andere manier”. Het eerste blok, dat in januari 2011 start, is een kennismaking met de Chinese taal en cultuur. Het programma is speciaal voor onze school geschreven door twee Chinese docenten die al enige jaren in Nederland wonen. Zij geven de lessen ook, in samenwerking met onze eigen docenten. Deze eerste module heet: “Chinese taal en cultuur I, kennismaking”.
schrift vermeld. De lessen worden soms gegeven door onze eigen docenten en soms door gastdocenten. In de Plusklas maak je ook kennis met de natuurwetenschappen en de sociale wetenschappen. De aanpak bij die modules is vraag-gestuurd (of probleem-gestuurd). Samen met je docent (begeleider) kom je tot een vraag (of een probleem); bijvoorbeeld “hoe werkt een kerncentrale” of “hoe kan het afval van een kerncentrale worden verwerkt”. Daarna ga je deze vraag samen onderzoeken. Je vindt niet alleen antwoorden, maar, heel belangrijk, je leert ook hoe je iets kunt onderzoeken. TEKST: ROB VAN DER MEIJDEN
Heterogene groepen en niveaugroepen Vrijescholen werken met heterogene groepen. Dat is een bewuste keuze. Als leerlingen van verschillende niveaus (vwo, havo, vmbo) bij elkaar in de klas zitten benadert dat de situatie in onze samen-
Extra vakken
leving waar mensen van verschillende niveaus samenleven en
In de Plusklas krijg je elk jaar een aantal extra vakken. Dit gebeurt “modulair”, dat betekent in “blokken”. Elk blok duurt tien weken en dan heb je elke week twee of drie uur les. Er wordt afgesloten met een proefwerk en/of een schriftelijk werkstuk. De resultaten worden op je rapport en in je getuig-
samen moeten werken. In heterogene groepen ontdek je verschillende stijlen van leren en werken en leer je de aanpak van anderen te waarderen. De klas wordt zo een sociaal-cognitieve oefenplaats, een plaats waar je kunt “leren voor het leven”.
SEIZOENER
43
Natuurkunde:
kracht en beweging Een paar fragmenten…Het is maandagochtend, de leerlingen van de zevende klas wachten in het lokaal naast het natuurkundelokaal. Ik sta op de gang. In groepjes van twee roep ik ze op de gang en laat ze met hun ogen dicht het lokaal binnen gaan. Sommige leerlingen willen als eerste naar binnen om te ervaren wat daar is, anderen wachten liever af.
P
as als de deur weer dicht is mogen ze hun ogen openen. Dan blijkt dat ze in een helemaal donker lokaal staan waar ze geen hand voor ogen kunnen zien. Wat nu? Ruim twee weken later klinken de stemmen van de zevende klassers op de gang. In het trappenhuis hangt een leerling op zo’n meter of vier boven de grond, zittend op een klein schommelplankje. Hij heeft zichzelf met behulp van een takel zo hoog opgetrokken. En ik mag de proef niet afronden voordat iedereen aan de beurt is geweest!
44
SEIZOENER
Natuurkunde in klas 7… Natuurkunde in de zevende klas is vooral veel beleven en je verbazen over onverwachte fenomenen. En ook de eerste stappen maken om dat met je denken te doorgronden. Wetmatigheden ontdekken, formuleren en toepassen. Aan bod komen licht en schaduw en mechanica. Hefbomen, katrollen, stabiliteit… In klas 7 wordt de verwondering gevoed, maar ook de denkkracht al aangesproken. Het lichaam van de 13 jarige is volop in de groei. Daar moet
je een (nieuwe) verhouding toe krijgen. De wetten van de mechanica leren we als baby en peuter al snel vanuit de praktijk. Nu op deze leeftijd is dat lastiger. Het leren kennen en toepassen van die wetten kan daarbij ondersteunend werken.
belangrijkste van deze periodes. Belangrijker is het een verhouding te krijgen tot de wereld en de natuur om je heen. En daar waar je samenhangen begrijpt en op jezelf kunt toepassen ontstaat verbinding.
Klas 10: kracht en beweging ...en in klas 12 Natuurkunde periode in klas 12. Weer zitten we in een donker lokaal. De leraar laat nog een keer zien hoe kleuren kunnen ontstaan als je een prisma in een lichtbundel houdt. Maar nu proberen we te kijken vanuit verschillende wereldbeelden. Newton ’s opvatting over de kleuren is een wel heel andere dan die van Goethe. Kun je begrijpen hoe zij denken, kijken? Kun je hun standpunt innemen en zo de verschillende fenomenen op verschillende manieren duiden? Wat voor gevolgen heeft dat andere standpunt innemen? Tot hoever reiken de conclusies die daar uit voortkomen. Welk standpunt neem jij in? En hoe onderbouw je dat? Zo wordt het vak Natuurkunde ook een manier om zicht te krijgen op jezelf.
Warmte in klas 9 In de natuurkundeperiodes worden steeds onderwerpen behandeld die passen bij de leeftijdsfase van de leerling. In de negende klas kan het er verhit aan toe gaan. De 9e klasser leeft in uitersten, het leven kent pieken en dalen. De eigen gevoelens worden als bijzonder ervaren: “Jullie weten niet wat ik voel”. Ook sociaal zijn er uitersten: de neiging om in radicale oordelen te schieten is groot, aan de rechtvaardigheidsgevoelens moet worden beantwoord en de leerling zoekt zijn eigen positie in de groep. In het denken wordt het mogelijk kennisproblemen, waarbij verschillende factoren gelijktijdig een rol spelen, te ordenen en op te lossen. Er ontstaat oog voor alternatieven, voor keuzes. Onder meer hieraan wordt het redeneervermogen verder ontwikkeld. Het belangrijkste onderwerp van deze periode is de warmte. Wat is warmte? Kun je het meten? We proberen de warmte te leren kennen door te kijken hoe hij werkt in verschillende situaties. De wetmatigheden bij bijvoorbeeld het uitzetten van gassen en vaste stoffen laten de leerling beleven dat wiskunde het gedrag van de materie kan verduidelijken. De materie reageert niet willekeurig op het ingrijpen van de warmte. Uitzetting, warmteopname, smelt- en verdampingswarmte, kook- en vriespunten zijn specifieke getalwaarden die bij specifieke stoffen horen. De verbazing van de leerlingen over dergelijke natuurverschijnselen is op deze leeftijd bijzonder belangrijk en vruchtbaar. Zo is water, de stof die op aarde het meeste voorkomt, een uitzondering bij het uitzetten door verwarming. Het feit dat het zijn grootste dichtheid heeft bij vier graden Celsius, maakt dat een meer alleen van boven bevriest en daardoor het leven door kan gaan. Daarnaast kunnen we apparaten zoals bijvoorbeeld de koelkast begrijpen als we weten hoe de warmte werkt in verschillende omstandigheden. Hoewel er gerekend wordt is dat niet het
Mechanica, krachten en bewegingen zijn het onderwerp in klas 10. Nu worden deze wetten met de wiskunde beschreven. Berekeningen gemaakt over valtijden, versnellingen en remwegen. En de leerling kan beleven dat het denken van de mens in staat is de wetmatigheden van de natuur te doorgronden. Ik kan de baan van een bal die ik weggooi helemaal met mijn denken berekenen. Daar heb ik geen experiment voor nodig. De natuur en mijn gedachten hebben een samenhang. Het is het thema voor de tiende klasser: het verbinden van de wereld in mij met de wereld buiten mij. En dit kan dus naast bijvoorbeeld een periode poëzie ook in de natuurkunde worden ervaren.
Polariteiten in klas 11 In de 11e klas staan elektriciteit, magnetisme en radioactiviteit op het programma. De 17-jarige is nu in staat om in zijn eigen innerlijk meer zicht te krijgen. Elektriciteit is niet direct zichtbaar. Alleen de uitwerkingen ervan. We proberen het wezen van de elektriciteit te begrijpen. Gasontladingen in ruimten met verdunde lucht en met kathode stralen werken we de ene wijze van beschouwen uit: elektriciteit, dat zijn elektronen, deeltjes in beweging. Via elektriciteit en magnetisme komen we tot een andere voorstelling: elektrische energie beweegt zich als een golf (elektromagnetische straling) door de ruimte. We ontdekken dat de vraag: wat is elektriciteit minder oplevert dan: hoe ontstaat elektriciteit en wat doet elektriciteit? In deze periode komen we overal polariteiten tegen. Elektriciteit uit zich nooit eenzijdig. Deeltje en golf treden op als polariteit. Magnetisme en elektriciteit werken polair in de trillingskring waardoor wij bij radio, tv en draadloos internet de wereld verbinden. Het wezen van elektriciteit is veelzijdig en diepgaand. Elektriciteit is onzichtbaar, ze vergaat op het moment van ontstaan en verandert in warmte en kracht. We hebben er geen zintuig voor. Hierbij komt ook de dualiteit fenomeen tegenover model ter sprake. Het is belangrijk dat de leerling onderscheid kan maken tussen proeven die een deel van de zintuiglijke wereld voorstellen en beelden die onze voorstellingen, ideeën , hypothesen en modellen weergeven. In leerboeken en berichtgeving in kranten of andere artikelen worden vaak experimenten en voorstellingen door elkaar gehaald. We leren zorgvuldig onderscheid maken tussen waargenomen werkelijkheid en theorie. En deze vaardigheid is tevens van belang om jezelf te leren kennen. TEKST: RENÉ ROVERS
SEIZOENER
45
De Meesterproef:
Het eindwerkstuk In het laatste jaar van het vrijeschoolonderwijs werken de leerlingen gedurende een heel schooljaar aan een eigen individueel afsluitingstraject: het eindwerkstuk. De keuze van het onderwerp is persoonlijk. (Uit: Ontdek het Michaël college, 2010)
D
e geschiedenis van het eindwerkstuk begint in 1970 als dr. H.W von Sassen in het tijdschrift voor Vrije Opvoedkunst een theoretische verhandeling wijdt aan beoordelingsvormen. Met als gevolg dat een aantal leraren van bovenbouwen op zoek gaat naar een voor een vrijeschool adequate manier van afsluiten of examineren. In een nummer uit 1986 beschrijft een leraar aan de Haarlemse vrijeschool, hoe die afsluiting er op een aantal scholen uit is gaan zien. Hij onderscheidt drie onderdelen die van belang zijn bij elke vorm van afsluiting: 1) de verwerkte kennis, 2) de leercapaciteiten, de in kiem aanwezige vermogens en 3) de ontwikkelingsgang van de leerling gedurende zijn hele schooltijd. Verder onderscheidt hij twee andere aspecten: het persoon-
46
SEIZOENER
lijke of innerlijke en het maatschappelijke of uiterlijke. Het eindwerkstuk werd in de loop van de daaropvolgende jaren steeds meer gezien als kroon van het vrijeschoolonderwijs: Als kroon op het werk kan de twaalfde klasser in het eindwerkstuk laten zien waartoe hij in staat is, wat zijn potenties zijn en met welk perspectief hij de wereld in kan gaan (VOK 2000). Oef, dat is nogal wat.
Heden En toch is er in de intentie van ons docententeam anno 2010 nog niet veel veranderd. Wel is het aspect van examineren bij ons nooit aan de orde geweest. Op dit moment zien we het maken van een eindwerkstuk als een schriftelijke weergave van een onderwerp, de vraagstelling(en) daarover,
het onderzoek (het innerlijke en het uiterlijke) en het proces dat leidde tot het resultaat. Tijdens het presenteren van het eindwerkstuk wordt zichtbaar hoe de leerling zijn onderwerp onderzocht heeft , hoe hij zijn thema innerlijk heeft verwerkt en wat hij tot zijn beschikking heeft om dit te presenteren. Om dit te kunnen bereiken is een zorgvuldige, gestructureerde en ondersteunende begeleiding van de leerling nodig.
Opstartweek Deze begeleiding begint met een opstartweek. Aan het begin van het schooljaar, als alle andere klassen op werkweek zijn, gaan de leerlingen gedurende anderhalve week op zoek naar een onderwerp. De begeleider van deze week is al jaren dezelfde persoon. Dit om de specialisatie van het begeleiden van deze week te bevorderen. Het doel van deze week is drieledig: 1) komen tot een onderwerp waarmee de leerling zich verbonden voelt, 2) kennis maken met mogelijke en passende onderzoeksmethoden en 3) het houden van een minipresentatie voor de leerkrachten die de kunstzinnige lessen in het zogenaamde atelier verzorgen.
Kiezen is moeilijk Om contact te kunnen maken met een mogelijk onderwerp vraagt van de begeleider Fingerspitzengefühl en een duidelijke structuur. Het een omdat het voor de leerlingen kwetsbaar is om een persoonlijk thema naar boven te laten komen, het ander omdat de leerlingen geen idee hebben hoe ze tot een onderwerp kunnen komen. Allereerst verbreden we de horizon van de leerling. We kijken naar interesses, idealen, wat de leerling op dit moment bezig houdt, welke vragen hij heeft, we maken associatiebomen. Dit alles gebeurt in telkens andere drie of viertallen en plenair zodat de feed-back zo verschillend en verrijkend mogelijk kan worden. Mijn ervaring is dat de feed-back van de leerlingen vaak ingrijpend is en het proces enorm bevordert. Maar ook het delen in de grote groep heeft veel impact. Herkenning en Erkenning stimuleren het proces.
Afsluiting opstartweek Ter afsluiting van de week houden de leerlingen een minipresentatie voor de leerkrachten van het atelier. Deze leerkrachten gaan immers op een kunstzinnige manier verder met de onderwerpen van de leerlingen. Tevens schrijven de leerlingen een verslag waarin ze over het proces en het resultaat
Mijmeringen omtrent de opstartweek Als begeleider van deze week ben ik elke keer weer geraakt door de openheid waarmee de leerlingen alle oefeningen en werkzaam-
Een richting wordt zichtbaar
heden aangaan en de kwetsbaarheid die ze durven laten zien door
In de daaropvolgende dagen verdiepen we de mogelijke onderwerpen door creatieve middelen te gebruiken, te reflecteren en te stoeien met wat er naar boven gekomen is. Door het ordenen en selecteren van de mogelijkheden wordt een richting zichtbaar. Vaak begint zich dit al op de derde ochtend af te tekenen. De energie wordt bij de leerling gevoeld om met dit specifieke thema aan de slag te gaan. De volgende stap is de moeilijkste. Het nagaan of dit onderwerp concreet genoeg is, of het te onderzoeken valt en dan ook nog op welke manier. We hebben daarom dit schooljaar voor het eerst twee ochtenden met het thema onderzoeksmethoden aangeboden. Mede doordat de onderwerpen vaak heel persoonlijk zijn is het extra moeilijk om in de buitenwereld te kijken. Het ligt immers zo voor de hand om naar binnen te kijken.
te delen wat hen werkelijk bezig houdt. Ik ervaar ook dankbaarheid voor de intimiteit die in de groep mag ontstaan. Onderwerpen zoals ‘rouwverwerking’, ‘zelfvertrouwen’, ‘chaos en rust’, ‘hoe kan ik mijn grenzen beter bepalen’ zijn uiteraard zeer persoonlijk en lijken op het eerste gezicht moeilijk te onderzoeken in de buitenwereld. Maar het kan wel. Er zijn talloze onderzoeken gedaan op de verschillende gebieden, legio boeken die over deze onderwerpen gaan en nog veel meer mensen die dit bij zichzelf onderzocht hebben. Ik merk elk jaar meer, dat de leerlingen van deze tijd in het hier en nu zijn, veel minder toekomstgericht. Dat de leerling bezig is met wat wil ik nu en wat wil ik niet meer. Alhoewel ik denk dat het wel degelijk met de toekomst te maken heeft als we in het hier en nu kunnen zijn. Soms moet een thema in ons leven ook eerst afgerond worden om verder te kunnen. In het hier en nu ligt de kiem voor de toekomst.
SEIZOENER
47
van de opstartweek reflecteren en mogelijke suggesties aan de begeleider geven ter verbetering.
A G E N D A
Individuele begeleiding
18.00 - 21.30 uur
Januari di 25 & wo 26 Centrale Voorlichting VO, Florijn College,
Na de opstartweek vormen de leerlingen tweetallen. Elk tweetal krijgt een individuele begeleider uit het team. Deze begeleidt de leerlingen drie-wekelijks in hun proces, geeft adviezen, doet suggesties voor het onderzoek, biedt structuur en stimuleert de samenwerking tussen de twee leerlingen. Zo ontstaat geleidelijk aan de inhoud van het eindwerkstuk. Ook wordt de presentatie minimaal een keer geoefend.
Klassikale begeleiding
Wilhelminasingel 33, 4817 JX Breda
Februari zo 13 10.30 - 14.30 uur Open Dag, Michaël college Vijverstraat 1, 4841 AT Prinsenbeek
wo 16 & wo 23
De leerkrachten van het atelier ondersteunen in hun lessen de leerlingen in het proces door kunstzinnig bezig te zijn met hun thema. Na de opstartweek wordt de klassikale begeleiding overgedragen aan de mentor. Deze zorgt ervoor dat in de mentoruren de voortgang van het proces voor alle leerlingen beleefd en gestimuleerd kan worden. En dan, op 10 en 11 juni 2011 is het weer zover. De leerlingen staan op het toneel om voor een publiek van ca. 250 ouders, opa’s, oma’s en docenten hun kennis, ervaringen, worstelingen en conclusies op allerlei manieren te berde te brengen. Kom kijken en luisteren! TEKST: ALEXANDRA HOEK
Inloopmiddag voor nieuwe leerlingen
Maart di 22 & wo 23 17.00 - 20.30 uur Centrale aanmelding voor leerlingen van klas 6 (groep 8)
April di 26
Over 25 jaar
20.00 uur Bovenbouw kooruitvoering, RK Kerk, Markt 34, 4841 AC Prinsenbeek
‘Over 25 jaar’ is een programma over de toekomst van het onderwijs. In schooljaar 2010-2011 is er elke tweede maand een activiteit. Wij ontvangen onder andere sprekers uit de gezondheidszorg, de politiek, het bankwezen en de voedingssector. Deze inleiders spreken over de toekomst binnen het betreffende maatschappelijke veld en kijken daarbij ook naar de mogelijke effecten hiervan op het onderwijs. Een deel van de avond is interactief; alle deelnemers krijgen de gelegenheid een inbreng te geven. Hiervoor worden steeds wisselende werk- en gespreks- vormen gebruikt. Over 25 jaar wordt georganiseerd door het Michaël college in samenwerking met de ouderverenging VOBW (Vereniging Ouders Bovenbouw West-Brabant).
48
SEIZOENER
Juni vr 10 & za 11 Eindpresentaties klas 12