Redactioneel Met dit nummer heeft Beelden alweer de negende jaargang vol gemaakt. De trouwe lezers hebben het blad behalve in formaat ook inhoudelijk en in aantal bladzijden zien groeien van twaalf naar tweeëndertig. De ambities voor de komende jaren zijn om nog verder in omvang te groeien. Beelden zou geen opiniërend blad zijn, zoals de Mondriaanstichting eist om voor subsidie in aanmerking te komen, maar is wel een kritisch blad. De tentoonstellingen die de auteurs beschrijven, hebben zij echt bezocht en zij geven daar hun positieve of negatieve mening over. Het draagt derhalve wel bij aan de opinievorming. De kritiek kan gaan over het werk zelf, maar ook over de locatie en de organisatie. Dat veel tentoonstellingen die in Beelden worden gerecenseerd al afgelopen zijn is jammer voor diegenen die dat gemist hebben. Beelden is geen blad om vooraankondigingen te doen, om persberichten over te nemen. Het is ook geen podium van galeries, musea of manifestaties om hun activiteiten onder de aandacht te brengen. Het is en oordeelt onafhankelijk. Bladen en kranten die dit wel doen zijn er genoeg. Onze onafhankelijke kritische ondertoon onderscheid ons van de andere bladen en vergroot de pluriformiteit in kunstbladenland.
Inhoud Kritisch moet er ook gekeken worden naar de plaatsing van kunstwerken in de openbare ruimte. Van een foto of een persbericht kan je niet aflezen of het klopt. Je moet er zelf naar toe gaan en zien of een beeld past in zijn omgeving. Een beeld valt of staat met de juiste maat en schaal. Om die reden was ik ook verbaasd toen ik in Keramiek 5#2006 las dat Pepijn van den Nieuwendijk in het artikel ‘Ik houd ervan mezelf te verrassen’ vertelt over een te realiseren kunstwerk in Rotterdam. Hij schrijft: ‘Hoe hoog het kunstwerk wordt is nog niet bekend. Op het moment is er geld voor zo’n twee meter, maar als er nog een sponsor gevonden kan worden kan de grootte verdubbeld worden.’ Voor mij is dit een verkeerde benadering. Een beeld staat of valt met de juiste maat en schaal. Als de maatvoering niet goed is, kan het wel een goed beeld zijn op tekening of in het atelier, maar niet in de openbare ruimte; daar gelden andere regels. Het valt mij de laatste tijd regelmatig op dat kunstwerken in de openbare ruimte wat maat betreft onevenwichtig resoneren met de omgeving. In deze gevallen zijn zowel kunstenaar als adviescommissies duidelijk te kort geschoten.
4 5 6 7 8 10 11 12
John Blaak
14 15 16 18 20 21 22 23
Richard Deacon, Masters of the universerse, foto Etienne Boileau
Beelden wordt uitgegeven door Stichting Thoe Schwartzenberg en verschijnt vier maal per jaar Hoofdredactie John Blaak Postbus 42621 3006 DC Rotterdam 010-2122857
[email protected] Tekstredactie Ineke Soeterik Vormgeving Henk van Bennekum Druk Van Spijk Grafimedia, Venlo
Abonnementen & Adreswijzigingen Jaarabonnement E 30,- (m.i.v. 1-1-2007) Donatieabonnement min. E 35,Losse nummers E 7,50 S.P. Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen a/d Rijn 0172-476085 (t) 0172-653307 (f)
[email protected] Advertenties Target Planning BV Postbus 75261 1070 AG Amsterdam 020-6442233 (t) 020-6442263 (f)
[email protected]
Personalia Carolien van den Akker, kunsthistorisch onderzoeker, curator Piet Augustijn, tentoonstellingsmaker, freelance journalist Anne Berk, auteur, recensent Ans van Berkum, kunsthistoricus Etienne Boileau, communicatieadviseur, freelance journalist Riet van der Linden, kunsthistoricus Edwin van Onna, kunsthistoricus, publicist Roos van Put, kunsthistoricus Antonie den Ridder, beeldend kunstenaar, publicist Beatrijs Schweitzer, beeldend kunstenaar, kunsthistoricus Astrid Tanis, kunstcriticus, kunsttheoreticus Sya van ’t Vlie, kunsthistoricus, publicist Geraart Westerink, kunsthistoricus ISSN 0921-7916 Beelden 2007#1 verschijnt in week 13; Sluitingsdatum voor advertenties week 7
COLOFON
Vincent Award Anne Berk Maria Roosen Roos van Put follyDOCK Ans van Berkum Henk Visch Edwin van Onna Anne Verhoijsen Riet van der Linden Emile van der Kruk Beatrijs Schweitzer Cor van Dijk Piet Augustijn 65+ Sya van ’t Vlie Henry Moore Carolien van den Akker KIK Geraart Westerink NH3D Astrid Tanis Beeldhouwsymposium Antonie den Ridder Frieze Art Etienne Boileau Saatchi Gallery Roos van Put Fjoezzz Ans van Berkum Boeken Astrid Tanis
Omslag: Maria Roosen, Wortelregen, Watou, 2005, foto Maria Roosen
AL GENERATIES LANG GIETWERK MET STIJL BRONSGIETERIJ FLASSH JOS STIJLAART TEL 0514-605868 WWW.FLASSH.NL
Spiegel voor de kijker, The Vincent in het Stedelijk Museum CS Met de Vincent Award wil The Broere Charitable Foundation kunstenaars in de schijnwerpers plaatsen die nog niet de erkenning kregen die ze verdienen. Deze Europese prijs wordt voor de vierde keer uitgereikt en gaat, tot mijn teleurstelling, naar Wilhelm Sasnal (1972).
uitstekend gevoel voor licht en compositie. Je wilt de prachtige beelden vasthouden maar ze glippen voortdurend door je vingers. Licht valt door een glas op een krantenfoto, maar dan vloeit dit beeld al over in het volgende, hetgeen fascinerende, complexe overlappingen oplevert. De beelden vervluchtigen, onherroepelijk. Volgens de catalogus gaat het bij Evans echter niet om het verlangen de tijd vast te houden. Nee, dit is een reportage van de leefomgeving van de overleden Mexicaanse architect Luis Barragan. Is dat erg? Misschien niet, want de schoonheid blijft en er is een rijkdom aan associaties mogelijk.
In het Stedelijk Museum toont deze Poolse Luc Tuymans ditmaal geen schilderijen, maar een doodsaaie film The River. ‘Sasnal laat zich inspireren door een immens archief van verouderde kaarten, bedrijfsfolders, documentaires, boeken, rock muziek en politieke affiches. Dit alles transformeert hij met succes in werken die ons collectieve bewustzijn aanspreken en tegelijk persoonlijk zijn’, aldus de jury. Dat Sasnal bestaand materiaal herinterpreteert is legitiem in onze gemedialiseerde wereld, maar het is volstrekt onduidelijk wat de bedoeling is van deze film. Wat zijn dit voor amateuristisch gefilmde, moeizame optredens? Sasnal vroeg een aantal rockbands het ‘gedateerde’ gedicht The River van Whalt Whitman op muziek te zetten, zo blijkt. Een ‘lijk’ dat de muzikanten nieuw leven moesten inblazen, waarbij Sasnal anticipeerde op de mislukking. ‘Sasnal wil zich bevrijden van zwaarwichtige metaforen en streeft naar eerherstel van het beeld’, lees ik in de catalogus, maar het beeld slaagt er niet in de aandacht vast te houden. Babylonische spraakverwarring Andere werken zijn visueel interessanter, maar ook daarbij valt het niet mee om de werken zonder kennis van het oeuvre te interpreteren. Zo heeft de Zwitser Urs Fischer (1973) een zaal geannexeerd door er twee grillige, elkaar kruisende, oranjerode lijnen op te hangen. Ze doen vaag denken aan opgestopte worsten en zijn gemaakt van een lichte kunststof. Op het eerste gezicht lijkt het te gaan om het relativeren van de doorgaans letterlijk zwaarwichtige beeldhouwkunst. Ik slaag er niet in een verband te leggen met het figuratieve werk van Fischer, dat het dagelijks leven op losse schroeven zet. De drie totaal verschillende werken van de Brit Cerit Wyn Evans (1958) zijn beeldschoon maar nog moeilijker te duiden. Wat heeft een uiterst decoratieve kroonluchter van Venetiaans glas te maken met morse? De knipperende lampjes verwijzen naar de in onbruik geraakte morsetekens en daarmee naar de beperkingen van taal. Ze illustreren wat mij betreft vooral de Babylonische spraakverwarring die de visuele communicatie teweegbrengt. Prachtig is Evans’ diaserie van interieurs, gebouwen en natuur, waarin de klok is stilgezet in de jaren vijftig. Evans heeft een
Spiegel Kunst is in onze tijd vooral een spiegel voor de kijker, een omkering van rollen die door de Rus Andrei Monastyrski (1949) aan de orde wordt gesteld in Finger (1978). Monastyrski maakte een zwarte doos die van onderen open is, met een gat in de voorkant. Steek je hand erin, wurm je vinger van binnenuit door het gaatje en bekijk je eigen geïsoleerde lichaamsdeel met andere ogen! Simpel vormgegeven, maar met een fundamentele boodschap: de kunstenaar wil niet beleren, maar nodigt de kijker uit naar zichzelf te kijken. Een vondst van het kaliber van Duchamp’s readymade, vindt Monastyrski zelf, die in Rusland beroemd is geworden als voorman van het Moskouse Conceptualisme. Maar dat zullen weinig mensen weten. Oost-Europa was een gebied dat voor de val van de Muur buiten ons gezichtsveld viel. En niet toevallig zijn drie van de vijf genomineerden Oost-Europeanen, die door The Vincent in de schijnwerpers worden geplaatst. Behalve Sasnal en Monastyrski is er de Roemeen Dan Perjovschi (1961) die de muren van het Stedelijk gebruikt om commentaar te geven op de maatschappelijke veranderingen. Zoals de reeks, opeenvolgend in grootte: My home, my car, my creditcard, me. Perjovschi’s werk laat aan duidelijkheid niet te wensen over. Zijn graffiti is doeltreffend, maar mij iets te knullig. Veel spannender vind ik Monastyrski’s Fontein, waarbij de sociaalrealistische kunst letterlijk een andere plek krijgt toebedeeld en van betekenis verandert. Monastyrski fotografeerde een groep geïdealiseerde, gouden vrouwfiguren, elk getooid met de vruchten van het seizoen en de streekdracht van een volk van de USSR. Normaliter staan deze beelden in een cirkel rond een fontein met hun gezicht naar de toeschouwer. Ook in het Stedelijk staan ze als foto in een kring, maar nu keren ze ons de rug toe. Ze sluiten ons buiten en dat maakt me nieuwsgierig. Ik betreed de arena, waarbij ik een voetspoor achterlaat in meel/sneeuw. En wederom zet Monastyrski mij, de toeschouwer, in de hoofdrol. Wat nu? Ik word geconfronteerd met een leegte. Een pregnant beeld over het communisme als vervlogen ideaal. Monastyrski had, in mijn ogen, de prijs verdiend. Anne Berk
4
Wilhelm Sasnal, The River, 2005/2006
The Vincent, t/m 14 januari 2007, Stedelijk Museum CS, Post CS-gebouw, Amsterdam, www.stedelijk.nl
Andrey Monastirsky, Finger, 1978
Het vergrootglas van de verbeelding Maria Roosen is onderscheiden met de Wilhelmina-ring. De oeuvreprijs voor Nederlandse beeldhouwkunst die elke twee jaar wordt uitgereikt. Ze heeft de prijs in Paleis het Loo in ontvangst genomen en ontvangt van de gemeente Apeldoorn E 45.000 voor een nieuw beeld in de stad.
Maria Roosen, Lullenvaas, 2006, foto Maria Roosen Maria Roosen, Jean, Pierre, Claude, 2004
www.wilhelminaring.nl
Maria Roosen is zo’n kunstenaar die precies zou passen binnen het concept van de inmiddels opgeheven Judith Leyster Stichting. Dat was een stichting die zich ten doel stelde iedere twee jaar de Judith Leyster Prijs toe te kennen aan een in Nederland werkzame, vrouwelijke beeldend kunstenaar voor haar hele oeuvre. De prijs bestond uit een aardig geldbedrag en een tentoonstelling in het Frans Hals Museum in Haarlem. Theresia van der Pant bijvoorbeeld ontving deze prijs, zo ook Loes van der Horst. Deze stichting bestaat zoals gezegd al decennia niet meer, maar Maria Roosen zou zonder meer zijn genomineerd omdat zij nu eenmaal een opvallende plek binnen de Nederlandse beeldhouwkunst inneemt, met haar tot de verbeelding sprekende sculpturen. Beelden van glas bijvoorbeeld. Haar oeuvre krijgt nu erkenning met de Wilhelmina-ring, een oeuvreprijs voor Nederlandse beeldhouwkunst, die elke twee jaar wordt uitgereikt. In voorgaande jaren kregen o.a. Carel Visser en Joep van Lieshout deze prijs. Onmiskenbaar is het erotische element in de kunst van Maria Roosen, soms nadrukkelijk aanwezig – zoals in de Lullenvaas met rozige piemels als bloemen geschikt – dan weer subtiel verborgen. Zelfs zonder die ‘dirty mind met die joy forever’ nemen de werken van Roosen je mee naar de wereld van de erotiek. Naar dat domein waar het suggestie troef is, want ook al komen de geslachten pontificaal in beeld, nooit en te nimmer wordt haar werk pornografisch. Ook al liggen voluptueuze borsten te schreeuwen om gestreeld te worden en hangen stijve piemels aan een wand, klaar om bij wijze van spreken geproefd te worden, als ware het lollies. Mooi is het contrast tussen vermeende zinnelijkheid, tussen de opgeroepen tactiele behoefte en de aard van het glas; aai zo’n borst en deze voelt koud en hard aan, in plaats van vlezig en zacht. Watou Niet altijd wordt de toeschouwer geconfronteerd met een frontale seksuele aanval (weliswaar met een knipoog). Zo was er ooit in het Belgische Watou tijdens de poëziezomer waar gedichten en beeldende kunst de dialoog aangaan, een werk van haar te zien in een oude boerenschuur. De oranje wortels van glas, bevestigd aan het plafond met transparante draden, bewogen zachtjes wanneer de deur openging en de bezoeker de serene stilte doorbrak met zijn aanwezigheid. Even, heel even leek het alsof je in de huid was gekropen van Alice, die in Wonderland, of eigenlijk beter, in Spiegelland de wereld heel anders beziet. Je bent door het vergrootglas van de verbeelding gestapt, je bevindt je aan de andere kant van het glas en beziet de nieuwe werkelijkheid met de ogen van degene die totaal is verwonderd. Er zijn genoeg herkenningspunten maar alles heeft een andere gedaante aangenomen, waarin
5
nog genoeg herkenbaar is. Alles is steeds terug te leiden naar die echte wereld, maar hier, achter dat vergrootglas van de verbeelding, zijn lullen in een vaas opeens heel lief en onschuldig. Krijgt het abstracte idee van bloedverwanten ineens vorm in een reusachtige rode, bloederige zonnebloem en is glas aaibaar. Roepen de vormen in dat koude materiaal misschien zelfs wel die diepe oeremotie van begeerte op. Die wereld, die zo is gevuld met verbeeldingskracht, is daarnaast bezield. Verrijkt, maar zeker ook vervormd. De realiteit is hier geïntensiveerd, maar toch keert steeds weer dat heldere realisme terug, waardoor je je realiseert dat alles wat je ziet een oorsprong vindt in die wereld aan de andere kant van dat glas. In die echte wereld die je zo nu en dan wil ontvluchten. En wat helpt daar beter bij dan de kunst van Maria Roosen. Kunst die deuren in je verbeelding opent die voorheen waren gesloten. Kunst die zo rijk is aan associaties dat de beelden als vanzelfsprekend nieuwe beelden in je hoofd oproepen. Ben je eenmaal in die wondere, andere wereld gedoken, heeft Maria Roosen je eenmaal betoverd met haar kunst, dan ben je voorgoed verloren. Roos van Put
follyDOCK Onlangs waren de resultaten van een internationale ontwerpwedstrijd voor follies, georganiseerd voor de Heijplaat in Rotterdam, in het NAi in Rotterdam te zien. Kunstenaars, vormgevers en architecten kregen de vraag voorgelegd een ontwerp te maken voor een avontuurlijk en espressief bouwwerk, dat in staat is een wisselwerking aan te gaan met de omgeving en een ruimtelijke beleving aan de bezoeker. Mijn grote droom is om nog eens een follie te mogen bouwen. Ik zeg ‘mogen’ omdat ik daarvoor eerst een ontwerp moet indienen. En daar zit de bottleneck. Een follie bouwen en het begrip ‘ontwerpen’ gaan voor mij niet helemaal samen, ook al ben ik me er van bewust dat er hele mooie follies zijn die op de millimeter zijn bedacht en uitgetekend, vóór ze werden gerealiseerd. De reeks van Bernard Tschumi voor het Parc de la Vilette bij Parijs bijvoorbeeld. Rode objecten die het midden houden tussen een sculptuur en een bouwwerk. Een enkele keer is er een in gebruik om blikjes te verkopen aan de flanerende passanten, maar eigenlijk dienen ze in functionele zin nergens toe. Hoewel. Ze geven structuur aan het park. Ze staan op regelmatige afstanden en markeren de rasterstructuur die aan het ontwerp van het park ten grondslag ligt. Daar is de follie dus op een nieuwe manier gebruikt. Want oorspronkelijk waren follies bouwwerkjes in landschapsparken die de gedachten van de wandelende eigenaren naar het hogere moesten leiden. Een ruïne op je pad herinnert je er aan dat alles vergaat. Een Chinese pagode in een Engelse tuin vertelt je dat er andere, verdere werelden zijn en jouw plek maar een heel klein stukje is van het universum. De landheren en dames hielden er zichzelf mee voor dat alles ijdelheid is. Ze gingen soms zelfs zo ver met behulp van het bouwwerkje de suggestie te wekken dat het leven compleet kon worden omgekeerd. Koningin Marie Antoinette van Frankrijk, die in haar tijd zeer invloedrijk in de buitenlandse politiek van Frankrijk was, speelde op haar buitenhuis Petit Trianon voor herderin in een landelijk decor waaraan de hele hofhouding deelnam. Een follie was dus een bouwwerkje dat op een plaats stond waar het effect kon hebben op het denken en voelen van mensen. Een decorstuk op het podium van het landschap. Het scheppen van je eigen wereld Tegenwoordig associëren we de follie meer met fantastisch bouwen dan met de luxe gewoonten van de rijken. Zomaar iets bouwen, je eigen wereld scheppen, daar gaat het om. Een reeks van prachtige werken is daaruit voortgekomen. De bekendste zijn natuurlijk het Palais Idéal van de postbode Fernand Cheval en de Rodia Towers, die in Los Angeles staan. Ranke masten, die bekleed zijn met kleurige tegelscherven, reiken midden in een roerige wijk de lucht in. Robert Garcet bouwde een Tour d’Apocalyps in Eben Emaal, vlak bij Maastricht. Kortom, we komen al dichterbij, want ook hier in Nederland is een keur aan kleinere en grotere follies te ontdekken, van zowel de symbolische als de meer fantastische categorie. En dan komt de kunstenaarsfollie in beeld. Wat te denken van de koepeltempeltjes van Dora Dolz. En waar plaatsen we de Carilliontoren van Bernard Heesen, die straks Leidsche Rijn op de kaart gaat zetten? Ja, er zit brood in de meer extreme kunstwerken, die het formaat van het beeld ontstijgen en daarmee een icoon kunnen worden voor een heel gebied. Dat heeft men in Rotterdam ook bedacht, toen het grauwe Heijplaat en het verlaten haventerrein daaromheen aan herontwikkeling toe waren. “Heijplaat moet een begrip worden, een ‘merk’, schrijft Ludo van Halem in de catalogus bij het project follyDOCK, dat uit die gedachte is voortgekomen. Want zouden follies niet als ‘machines à transformer’ kunnen worden opgevat?
Zou een reeks van interessante bouwwerken niet kunnen bewerkstelligen dat men dit verpauperde gebied gaat zien als een plek “waar de verbeelding een vlucht kan nemen en nieuwe schoonheid kan worden geschapen?”. 45 ontwerpen Kortom; een prijsvraag. Vijfenveertig maquettes zijn tentoongesteld in het NAI in Rotterdam, en twintig ontwerpers daarvan krijgen volgend jaar E 5000,- om hun follie ook te bouwen. De Slangentafel van Luc John de Backer kan ik eigenlijk niet in de categorie follie plaatsen. Daar is namelijk het architectonische element geheel verdwenen en lijkt ook een site-specific element een rol te spelen. Een follie staat zowel als Andachtsbild, als persoonlijke expressie, geheel los van de omgeving. Ook de Billyard van Yves Coussement is vanuit de follie-gedachte vlees noch vis. Het bestaat uit strak in het gelid staande billboardlijsten. Mooi, maar waar is de wildheid en de speelsheid? Waar is de architectuur? Sasha en Olga Filimonov ontwierpen een wilde constructie die oprijst uit een platform dat boven een ondergronds paviljoen ligt. Wie daarin het water ziet rijzen in de lage hoek van de kamer, weet zich verzekerd van redding, omdat hij naar boven kan klimmen. Het is allemaal te conceptueel. Björn Nussbächer ontwierp niet echt, maar maakte een ruwe schets. Aan de maquette is te zien dat dit maar even een idee is, dat er in werkelijkheid heel anders uit kan komen te zien. Daar is hoop. Ik ga volgend jaar zeker kijken. Ans van Berkum
6
Björn Nussbächer, Palais, foto Hans Wilschut
follyDOCK-Ontwerpen voor Heijplaat, 24 juni t/m 24 september 2006, Nai, Rotterdam follyDOCK, 45 ontwerpen voor Heijplaat/ Rotterdam. Lowieke Duran, e.a.,Veenman Publishers, ISBN 90-8690 www.follydock.com
In de war van schele meisjes Het vierde seizoen van de NBKS/De Pontlezingen opende met een kunstenaarsgesprek van beeldhouwer Henk Visch. Hij overrompelde zijn gespreksleider met een stuurloze stroom van associaties. Humoristische anecdotes en filosofische bespiegelingen wisselden elkaar af. Het werd een hilarische avond over hoe Visch de omringende wereld ervaart
Henk Visch, Teach me to sit still, 2006
www.depont.nl www.nbks.nl www.henkvisch.nl De lezing vond plaats op 5 oktober, auditorium van stichting De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg
Auditorium van stichting De Pont tijdens het kunstenaarsgesprek
Het is 1974, winter in Toronto (Canada). De achterklep van een smerig transportbusje gaat open. Vier mannen halen een pakket - in lappen gehuld en door touwen bijeen gebonden - uit het laadruim en slepen het door de grauwe sneeuw naar een fabriek. Eenmaal binnen draait de wereld zich om: Hier wacht een smetteloos witte ruimte. Het pakket wordt uitgepakt en er komt een glanzend zwarte piano tevoorschijn. Vervolgens verschijnt pianist Glenn Gould in een kapotte regenjas, een hoedje op zijn hoofd en een stoeltje zonder zitting onder de arm. Hij trekt zijn jas uit en neemt - strak in het pak en met stropdas - plaats op het wankele stoeltje en speelt een prachtige partij van Bach. Met dit stukje film opende Henk Visch de avond. ‘Het transformatiemoment van dit fragment is ongelooflijk bijzonder’, vertelt de kunstenaar. ‘Die overgang van vieze sneeuw naar die heldere binnenruimte. En dan dat pakket dat een fantastisch instrument blijkt te zijn. Er had net zo goed een afgeschoten beer in kunnen zitten.’ Visch selecteerde dit fragment ter illustratie van de kunstenaarspraktijk: ‘Dit kent iedere kunstenaar van zijn ateliersituatie. Je komt je atelier binnen en ervaart de rommeligheid. Maar op gegeven moment drink je koffie en vergeet je alles om je heen. Je treedt in een andere wereld. Maar in het atelier wordt dat transformatiemoment niet zichtbaar, in de film wel.’ Verlost van hoogmoed Gespreksleider Alex de Vries constateert dat de betekenis van Visch’ werk voortdurend verandert. Visch: ‘Ik ontwikkel me in de breedte en verlies me niet meer in de details. Ik ga niet uit van één verdwijnpunt, want dan sta je stil. Ik wil telkens een andere positie kunnen innemen. Ik houd me ook niet bezig met ontwikkeling. Ontwikkeling is gesublimeerd doemdenken.’ Visch vertelt over zijn academietijd in Den Bosch en de periode erna: ‘Alleen op de kunstacademie kun je jouw persoonlijkheid ontwikkelen. Daar krijg je tijd om jezelf te zijn. Het heeft mijn leven gered. Op de HBS was ik mislukt.’ Na zijn afstuderen kon Visch zich niet echt een voorstelling van het kunstenaarsschap maken. ‘Niemand had destijds de ambitie om kunstenaar te worden. Als jongen wilde je een vrouw, kinderen, een boerderij en een moestuin. Ik was ook
7
niet maatschappijbewust, ik wilde er zo min mogelijk mee te maken hebben en zocht eerder dat paradijsachtige.’ Pas na een jaar of tien gaat Visch beelden maken, en met succes. ‘Maar op een gegeven moment voelde ik me te belangrijk worden. Dat zat me dwars. Ik wilde van die hoogmoed af. Toen ben ik naar New York gereisd, want daar kende niemand me. ‘I want to become unimportant’, zei ik tegen mensen, maar dat begrepen ze niet. Toen opperde iemand of ik dan soms een Arabische prins was? Nu heb ik wel Arabische trekken, dus dat kon ik me voorstellen. Maar ik schaamde me dood en was meteen van die hoogmoed verlost.’ Badd Girls Visch heeft net een reis naar Azië achter de rug en toont enthousiast foto’s van opmerkelijke reclames en opschriften uit het straatbeeld. Als dichtend kunstenaar is Visch vanzelfsprekend met taal bezig. De titels van zijn werk hebben ook altijd een poëtische inslag. ‘We worden ontzettend vaak bedrogen’, vertelt Visch verontrust. ‘Taal is volledig vernield en ontdaan van kwaliteit. Dat vind ik schokkend.’ Hij illustreert dit met een foto van een oosters meisje in een T-shirt, waarop in gebrekkig Nederlands valt te lezen: ‘Aangevallen afmetingen is volledig verschillend van gemeenschappelijk met een jager is een reden zoals voor.’ Ook fascinerend is het beeld van een busje met een grote fotoprint van een meisjeshoofd en het opschrift “Shadow Café - Badd Girls” op het zijportier. Visch geeft een zeer humoristische interpretatie van wat we zien: ‘Waarom staat er Badd met dubbele d geschreven? Het staat er fout, het zijn écht slechte meisjes. Maar waarom staat dat daar? Iemand heeft het toch bedacht om succes te hebben. Eerst dacht ik dat het voortkwam uit het idee van Shadow als een schaduwtekst. Maar dan had er ook Girlss moeten staan. Toen zag ik dat het meisje op het busje scheel kijkt. Die heeft natuurlijk die letters geschreven! Het is mogelijk dat dingen zo werken. Iedereen raakt toch in de war van schele meisjes?’ Edwin van Onna
We hebben verhalen nodig om het onverklaarbare verklaarbaar te maken Met Splitzij - een performance waarin keurig uitziende heren aan een tafelkleed borduren - maakte Anne Verhoijsen (Someren, 1951) eind jaren negentig haar debuut in de kunstwereld. Het project was een doorslaggevend succes en werd door de jaren heen geperfectioneerd en vele malen uitgevoerd. De afgelopen jaren trok zij opnieuw wereldwijd aandacht met een spraakmakend project over het paradijsverhaal: Genesis 3.
Haar yogales heeft ze afgezegd. Want naast het interview staat nog een afspraak op haar programma en vanavond is de opening van de jaarlijkse Salon bij Arti et Amicitiae waar ze aan meedoet. ‘Wanneer was je de laatste keer hier?’, vraagt ze. ‘Ik had je wel eerder verwacht. Dat is me eigenlijk een beetje tegengevallen. Volgens mij hebben we heel wat bij te praten. Heb je mijn website bekeken? Nee? Dan laat ik je die eerst even zien.’ Druk pratend zet ze haar gloednieuwe Apple aan. Boven haar werktafel hangt een wereldkaart met tientallen kleurige pins die de plaatsen markeren waar ze de afgelopen jaren heeft gefilmd, gefotografeerd, geïnterviewd en gedoceerd. Anne Verhoijsen heeft niet stil gezeten. Talloze projecten glijden over het beeldscherm voorbij. Een kort filmpje laat twee parallelle portretten zien: van haar moeder die bij zichzelf krulspelden indraait met daarnaast Verhoijsen die haar hoofd inzeept en met een scheermes kaal scheert. ‘Dat filmpje stamt uit een periode dat ik last had van haaruitval. Daar heb ik veel reacties op gehad. Op een goed moment wel 1000 op een dag! Er bleek een vaste link te zijn gemaakt door een site voor haarfetisjisten. Eigenlijk ben ik nog helemaal niet zo lang kunstenaar. Nou ja, kunstenaar ... eigenlijk ben ik ook een soort antropoloog, journalist. Splitzij heeft mijn leven veranderd. Toen ik daarmee begon, wist ik eigenlijk van niets. Ik was yogalerares en psychotherapeute en ik schilderde, maar van wat er in de kunstwereld speelde, had ik geen idee. In 2000, op de Amsterdamse Kunstvlaai, liet ik Splitzij voor het eerst zien. Tijdens de performance zag je vier mannen in een zwart pak, die bij toerbeurt aan hetzelfde kleed zaten te borduren. Zo’n voorgedrukt bloemetjespatroon. Je kent het wel. Ze mochten niet met elkaar spreken behalve om de schaar te vragen. Plotseling stapte er een grote man naar me toe: ‘Mag ik je feliciteren met je project?’ Die man –vertelden mensen mij later - bleek Jos Houweling, directeur van het toen pas opgerichte Sandberg Instituut Amsterdam. Maar ik had toen geen flauw idee wie dat was. Bewust van mijn onwetendheid groeide mijn verlangen om naar de academie te gaan, om te leren hoe je bepaalde zaken aanpakt en om contacten te krijgen binnen de kunstwereld. Ik meldde mij aan bij het Sandberg Instituut en tot mijn verrassing
werd ik aangenomen. Dat werd een keerpunt in mijn bestaan.’ Hoe is het idee voor Splitzij ontstaan? ‘Na een paar zware operaties zag ik op de revalidatieafdeling van het ziekenhuis een vrouw borduren, allemaal kruissteekjes op een voorbedrukt patroon. En omdat ik vroeger graag borduurde, kreeg ik zin om mee te doen. Maar tegelijk besefte ik dat ik niet weer in die wereld moest duiken waarin ik mij als kind zo veilig voelde. Er waren verschillende creativiteitscursussen in het ziekenhuis en in plaats van borduren ging ik beeldhouwen. Veel later werd in Someren (daar kom ik vandaan) de handwerkwinkel opgeheven. Ik kocht de hele voorraad tafelkleden op voor na mijn vijfenzeventigste, “want dan mag het”. Maar ineens wist ik het: ik moet niet gaan borduren, dat moeten mannen doen. Zo is het eigenlijk steeds gegaan met mijn projecten. Ik maak iets mee, stop het diep in mijzelf weg en dan ineens kan ik het gebruiken. Zo is ook het concept voor Genesis 3 ontstaan, genoemd naar het bijbelse verhaal over het paradijs en de zondeval van Adam en Eva. Ik ben rooms-katholiek opgevoed in het Brabant van de jaren vijftig met allerlei verboden en schuldgevoelens. Op een dag, het was in 1997, nam ik mijn vader mee naar het Rijksmuseum. Hij stond stil voor een schilderij en zei: “Kijk, Eva met de appel.” Op dat moment schoot er van mijn voeten tot aan mijn hoofd een felle scheut door mij heen en ik zei: “Maar ik houd nog steeds van appels.” Die heftige fysieke reactie kan ik nog steeds navoelen. Daardoor realiseerde ik mij dat ik weliswaar niet meer gelovig ben maar dat dat verhaal over Eva en de appel in mijn onderbewustzijn nog steeds leeft. Toen Splitzij was afgerond en ik liep na te denken over een nieuw groot project kwam die herinnering aan Eva met de appel weer boven. Ik besloot onderzoek te doen naar het paradijsverhaal en de rol die Eva daarin speelt, zoals dat staat beschreven in de bijbel en zoals het in de hoofden van mensen voortleeft. Ik wilde als vrouw opnieuw de appel uitdelen: kennis, zonder de last van schuld. Pas in een later stadium van het project, toen ik straatinterviews maakte in Sarajevo, ontdekte ik dat het verhaal van de zondeval ook wordt beschreven in de koran. Het paradijsverhaal is dus eigenlijk een universeel verhaal: een metafoor van de strijd tussen goed en kwaad, van de verhouding tussen man en vrouw, verantwoordelijkheid en onmacht. Waar het mij om ging was de juiste vorm te vinden om daarmee om te gaan. Je kunt niet zomaar op de markt gaan staan en appels uitdelen. Net als een boer moest ik eerst de grond goed
8
Anne Verhoijsen, Shaving, video still
Anne Verhoijsen, Splitzij
Anne Verhoijsen, Genesis 3, Museum Bommel Van Dam,Venlo, 2006
voorbereiden. Met Splitzij had ik intensief samengewerkt met mannen. Voor Genesis 3 wilde ik een raad van sterke vrouwen om mij heen organiseren. Maar ik kwam van een koude kermis thuis. Ik kreeg het niet voor elkaar. Zelfs vrouwen die enthousiast waren over Splitzij reageerden afwijzend. Religie bleek zeker onder intellectuelen en kunstenaars een enorm taboe waaraan niemand zich wilde branden.. Dat heeft mij alleen maar gesterkt om door te zetten. Ik heb jarenlang aan de voorbereiding gewerkt en intussen heb ik het project gerealiseerd in Amsterdam, Rome, Istanbul, Hawaï, Rotterdam en Sarajevo. Afgelopen september werd het afgerond in het Museum van Bommel van Dam te Venlo.’ Welke vorm heb je het project gegeven?
In 2007 publiceert het tijdschrift Mister Motley haar nieuwe fotowerk: Beyond Time. www.verhoijsen.com www.genesis3.org
‘Ik ben begonnen met een website www.genesis3.org waar bezoekers ook hun eigen appelverhaal kunnen achterlaten. En met straatinterviews waarin ik mensen drie vragen voorlegde: Wat stelt u zich voor bij het paradijs? Welke rol zou u willen kiezen: Adam, Eva, de slang, de duivel of God? En zou u een hap nemen van de appel? Ik ben daarmee begonnen in Amsterdam, daarna ben ik naar Sarajevo (de hel) en naar Hawaï (het paradijs) gegaan. Dat leverde in totaal tachtig uur filmmateriaal op met heel uiteenlopende reacties. In de tussentijd liet ik een knalgroen paviljoen ontwerpen van 4x4m. De buitenkant was bedrukt met het paradijsverhaal uit zowel de bijbel als de koran in het Nederlands, Engels, Turks en in het Bosnisch, Arabisch en Hebreeuws. In dat paviljoen vonden zogenaamde performances plaats waarin het publiek zelf een rol speelde. Net als bij de interviews werkte ik samen met locale kunstenaars die herkenbaar waren door speciaal ontworpen kostuums. In het paviljoen zat een vrouw, met voor zich een zandloper en een kist appels. Voorbijgangers werden uitgenodigd om onder het oog van de filmcamera in twee minuten tijd hun associatie te geven van het paradijsverhaal en de appel. Aan het einde kregen mensen een appel aangeboden die ze
9
konden aannemen of weigeren. Die symbolische handeling was belangrijk omdat mensen zich zo konden bevrijden van de last van het verhaal door het zelf over te doen. Op dat deel van de performance kwam kritiek uit de kunstwereld. Men vond het jammer dat ik het verhaal niet op een hoger plan tilde. Maar voor mij was die fysieke aanwezigheid van de appel die je kon aannemen of niet, het allerbelangrijkste. Juist door het zo concreet te maken werd het een ervaring die je niet zo maar vergeet. Tijdens de laatste Biënnale van Istanbul stond mijn paviljoen hartje centrum opgesteld. Maar zonder de locale professionele organisatie had ik dat nooit voor elkaar gekregen. In Turkije bestaat een wet die zichtbare religieuze uitingen in het openbaar verbiedt. Pas toen de autoriteiten er van waren overtuigd dat het niet om een religieus- maar om een kunstproject ging, kreeg ik toestemming. Maar er werd wel bewaking aangesteld en af en toe ging een iman met de koran onder zijn arm met mensen in discussie omdat moslims niet geacht worden een eigen interpretatie van het heilige boek te geven’. Hoe sta je eigenlijk zelf tegenover religie? ‘Dat vind ik een goede vraag omdat bijna niemand die stelt. De wereld zit vol verhalen. Mensen hebben verhalen nodig om het onverklaarbare verklaarbaar te maken. Dat geeft rust in het leven. Wie ben ik om daar een oordeel over uit te spreken? Toen ik ziek was dacht ik ook: nu zou het wel handig zijn om in God te kunnen geloven. Maar je kunt er geen waarheid aan ontlenen. Dat is te veel gevraagd van de mensheid.’ Riet van der Linden
Emile van der Kruk, meer dan hout alleen ‘Iedereen wil het herkenbare zien, je wordt vastgepind op het hout!’. Wanneer je als kunstenaar af wil stappen van de beeldtaal waarmee je jaren lang succes hebt gehad, maakt je dat extra kwetsbaar. Emile van der Kruk over de keuze voor onzekerheid. De prikkelende geur van vers hout, zoals die daar indringend hangt op het terrein van de houtzagerij waar Emile van der Kruk (1956) zijn atelier heeft gevestigd, lijkt onlosmakelijk met zijn werk verbonden. Dat blijkt een misverstand. Archetypen In alle verscheidenheid zijn de robuuste houten beelden toch direct herkenbaar. Een grove kettingzaagsnede is gecombineerd met een zorgvuldige figuratie. Mensen en dieren vertolken archetypische gegevens, ondersteund door een sober maar trefzeker gebruik van schilderkunstige effecten, kleur en perspectief. Elk beeld heeft een verstilde psychologische lading die aanleunt tegen het gedachtegoed van Jung. Niet zelden dienen bestaande werken uit de kunstgeschiedenis als inspiratiebron en krijgen thema’s van bijvoorbeeld Munch en Kirchner een eigen draai, terwijl een klassiek verhaal als Leda en de zwaan voor van der Kruk natuurlijk ook niet te versmaden is. Tegengestelde krachten, het mannelijke en het vrouwelijke, vrolijkheid en ernst vormen toch steeds een eenheid. Expressief en ingetogen tegelijk zijn het ronduit aantrekkelijke beelden met een ‘hoge aaibaarheidsfactor’ zoals van der Kruk het zelf uitdrukt . Aan belangstelling dan ook geen gebrek. We hadden afgesproken om het in ieder geval ook over de verkooppraktijk te hebben, maar temidden van die vaak poëtische beelden leek me dat toch haast ongepast. Ik zou mijn aandacht liever richten op de inhoud van het werk. In het bijzonder op het op verrassende wijze terugkerende thema van de piëta, kenmerkend genoeg door Van de Kruk ‘omarmingsbeelden’ genoemd. Ontroerende, maar ook indringende beelden die nauwelijks ruimte laten voor overwegingen over de afzetmogelijkheden. Maar Van der Kruk wil het daar juist wél over hebben. Tegenstellingen ‘Als kunstenaar leven we in een creatieve melaatsenvallei, als het echt te erg wordt gaan we bedelen, maar je staat toch constant op de tocht.’ fulmineert hij. Om er vrijwel meteen aan toe te voegen tegen zielige verhalen te zijn. ‘We hebben het ondertussen wel ontzettend naar onze zin, Je kunt reizen en boeken lezen. We hebben onze vrijheid afgekocht met een sober bestaan.’ Van der Kruk, die zich graag laat inspireren op het vulkanische Sicilië, heeft geen vaste galerie en geeft ook geen werk in consignatie. Hij leeft van zijn beelden en verkoopt ook, zowel aan particulieren als aan bedrijven, rechtstreeks vanuit zijn eigen atelier. Vooral de particuliere kopers hebben zijn waardering. ‘Die kijken echt goed en met hun gevoel, die moet je niet onderschatten.’ Naast de houten beelden zijn er - minder typerend, maar minstens zo verleidelijk - bronzen plastiekjes van zijn hand. Maar nu, na bijna 25 jaar, wil van der Kruk eigenlijk van de zware houten beelden af. Daar zijn praktische, maar zeker ook kunstzinnige redenen voor, ook al realiseert hij zich dat kunststof, dat die natuurlijke esthetiek mist, veel minder goed verkoopbaar is. ‘Iedereen wil het herkenbare zien. Je wordt vastgepind op het hout, maar ik ben helemaal geen houtmens en ook niet geïnteresseerd in de techniek.’ Hij toont me een vrouwelijke torso van blank, glad polyester die een enorme bos donker, vezelig materiaal omarmt dat op het tweede gezicht een hondje blijkt
te zijn, zijn kop genoeglijk op de schaamheuvel gevleid. Ik en mijn schaduwhond, zoals de voorlopige werktitel luidt, gaat niet alleen over het koesteren van ‘de hond in jezelf’, maar ook over de noodzakelijke zorg voor de natuur. Contrasterende materialen versterken de combinatie van tegenstellingen die hem zo intrigeert. Een vis van bot zwemt dwars door een voet van rode keramiek, een bronzen hondje ligt er lekker bij op een oud stofblik. We kunnen er onze eigen gedachten over hebben, maar steeds ervaren we een nieuwe eenheid van een hoger plan dan de som der afzonderlijke delen, vrijkomende symboolkracht. Voor een wijk in Amersfoort waar veel allochtonen wonen maakte van der Kruk een enorme vis van polyester, gevangen in een levende boom, de levensboom. De vis staat voor de bewoners die een nieuw stuk van hun biografie beginnen op een vreemde plaats. Geen vis in het water dus, maar de boom met zijn zijtakken impliceert ook keuzemogelijkheden. Bij een recente expositie met grote werken in het WTC, hield van der Kruk een lezing over Serendipity, het vermogen om waarden te kunnen zien in toevalligheden; voor hem ook: ‘zomaar’ ergens een beeld in kunnen zien. Processen die doorgaan, beelden die zich opdringen en gemaakt moeten worden. En dan maar hopen daarmee niet nog extra diep in de melaatsenvallei terecht te komen. Beatrijs Schweitzer
10
Emile van der Kruk, Vis in Boom, foto: Emile van der Kruk
www.emilevanderkruk.nl
Catalogus: Emile van der Kruk, Christine Elkhuizen, IAC Gallery, 2002.
Cor van Dijk 30 jaar in staal Cor van Dijk In staal 1976 - 2006. Een simpele aankondiging van een tentoonstelling in Galerie Nouvelles Images in Den Haag. Beeldend kunstenaar Cor van Dijk vierde met de tentoonstelling en een gelijknamig boek zijn 30-jarig kunstenaarschap. Een ijkmoment. Cor van Dijk, ZT, (voor- & achterkant), foto's Marcel van Straten
De tentoonstelling Cor van Dijk In staal (1976-2006) was van 11 november tot en met 13 december 2006 te zien in Galerie Nouvelles Images. Galerie Nouvelles Images, Westeinde22, 2512 HD Den Haag, www. nouvellesimages.nl Cor van Dijk In staal 1976-2006, Erik Bos e.a., Veenman Publishers, 2006, ISBN 9086900518
De stalen beelden van Cor van Dijk (Pernis, 1952) ogen uiterst simpel en helder. Het zijn ordeningen van geometrische elementen, waarin de massa van het beeld in perfecte balans is met de ruimte eromheen en de restruimten in en tussen de afzonderlijke elementen. In aanvang waren zijn beelden plat en werden de delen in verschillende combinaties gerangschikt. Door de jaren heen ging zijn werk de hoogte in en kregen de beelden hun spanning door subtiele ingrepen als verspringen, verschuiven of verdubbelen. Hoewel beeldhouwkunstige aspecten als rangschikken, ordenen, stapelen, groeperen en balanceren de uitgangspunten zijn voor zijn werk, waarin orde, rust en harmonie het resultaat bepalen, komt Van Dijk steeds weer tot sculpturen die hun spanning blijven behouden. De perfecte afwerking ondersteunt daarbij de heldere strengheid van het werk. De beelden van Cor van Dijk refereren zowel aan de architectuur als de natuur, waarin ordening, maat en maatverhoudingen een rol spelen. Maar vooral de alledaagse omgeving is een belangrijke inspiratiebron. Hij kan al gefascineerd raken door de perfecte eenvoud van een scharnier of katrol, maar ook in de buizenstelsels van de olieraffinaderijen in zijn geboorte- en vroegere woonplaats Pernis ziet hij de schoonheid van maten en verhoudingen. Vanuit de beeldende kunst hebben kunstenaars als Ad Dekkers, Carel Visser, Carl André, Sol LeWitt en anderen hun sporen nagelaten. Niet letterlijk, maar vooral wat betreft mentaliteit. Van Dijk had al op de academie in Rotterdam (1971-1976) gekozen voor staal en in die keuze is hij blijven volharden. De vraag is of je na 30 jaar niet bent uitgekeken op de gekozen vormentaal en het materiaal. Of je niet dogmatisch blijft vasthouden aan een beeldtaal die niet meer van deze tijd lijkt. ‘Er zijn veel constanten in het werk van Cor van Dijk, regels waarvan hij zelden afwijkt. Er is natuurlijk het staal, maar er zijn ook de heldere geometrische basiselementen, staven of stroken, vierkante of rechthoekige blokken die hij op een bepaalde manier last of ordent tot een evenwichtig beeld’, schrijft Ankie de Jongh-Vermeulen in de catalogus. ‘Daarbij heeft hij te maken met lengte, breedte, dikte, massa, volume, ruimte, verhoudingen. Met minimale ingrepen kunnen oneindig veel variaties worden bereikt. In zijn streven naar perfectie benut Van Dijk de uitdrukkingskracht van het staal optimaal. Hij weet het harde staal tot een puur en poëtisch beeld te bewerken’.
11
Streng en helder Cor van Dijk beaamt dat zijn beelden streng en helder zijn. Hij rekent zich echter niet tot de geometrische abstractie, omdat hij in die richting teveel dogmatisme tegenkomt. ‘Natuurlijk moeten mijn beelden kloppen. Een fractie van een millimeter teveel of te weinig geeft al een vertekend beeld. Ik werk met honderdsten van millimeters en nog zie ik soms dingen die niet kloppen. Maar de contrasten tussen ruwe (roestige) en chemisch gezwarte huid, met name in de huid waar de walsafdrukken zichtbaar zijn, geven de beelden toch iets luchtigs, iets waar ik niet de hand in heb. Voordat ik aan een beeld begin heb ik dat in tientallen tekeningen op papier staan. Ik zoek het staal uit, ben bij het snijden en frezen en doe de afwerking in mijn eigen atelier. De verhoudingen tussen de afzonderlijke delen, de plaatsing van openingen in het vlak en het standpunt van de beschouwer bepalen de totaalbeleving. Het beeld zelf schrijft voor wat je moet doen, in vrijwel ieder beeld zie ik het volgende al voor me. Ik heb de asymmetrie toegelaten, benut de ruwheid van de huid om voor- of achterkant te laten zien en werk met ongelijke elementen in één beeld. Dat zijn voor mij al enorme stappen. Ik kan nog jaren vooruit en heb af en toe het idee dat ik pas tien jaar bezig ben’. Dogmatisch? Hoewel de beelden van Cor van Dijk simpel ogen, zijn ze complex van samenstelling. De wijze van stapelen en kantelen, de verhouding tussen open en gesloten, de negatieve en positieve vorm, ruimte en restruimte, de begrenzing door de walshuid. Al die factoren zijn niet direct zichtbaar en geven zich pas prijs na grondig bestuderen. Ondanks de zwaarte van het materiaal, het aardse van de massieve vormen en de kilheid van het gebruikte staal stralen de beelden warmte, standvastigheid en natuurlijk aanwezigheid uit. Maar ook aantrekking, vooral door de verweerde structuur van de huid. Alsof de tijd bezit heeft genomen van het beeld. Dogmatisch vasthouden aan een beeldtaal? Vasthouden wel, maar dogmatisch worden de beelden van Cor van Dijk niet. Daarvoor legt hij er teveel van zichzelf in. Piet Augustijn
65+ en nog steeds actief als beeldhouwer Of je nu hakt, modelleert of construeert, beeldhouwen is een zwaar vak. Kunnen beeldhouwers dat vak tot op hoge leeftijd blijven uitoefenen? ‘Ja’, is het antwoord van de twaalf deelnemers aan Tijd van Oogsten, een beeldenexpositie in het park van Slot Akerendam te Beverwijk. Alle twaalf zijn ze de 65 gepasseerd, maar ze borrelen nog steeds van ideeën die om uitvoering vragen.
Jan van Munster, Batterij voor vijf vingers, foto Willem Sluyterman van Loo
Sympathiek initiatief in empatische verpakking Initiatiefnemer van de expositie was de Beverwijkse Stichting Sluyterman van Loo, die zich met tal van projecten inzet voor het welbevinden van ouderen in Nederland. De stichting vierde haar negentigjarig bestaan met deze expositie in de tuin rondom het slot dat de stichtster, mejuffrouw H.F. Sluyterman van Loo had bestemd voor de huisvesting van ‘bejaarde ongehuwde protestantse dames’ die een werkzaam leven achter de rug hadden. Ouderen van alle gezindten, niet alleen dames maar ook heren, hebben inmiddels onderdak gekregen in het langs de rand van het park verrezen complex van serviceappartementen. De invalshoek waarvoor de organisatoren hebben gekozen is sympathiek omdat ouderen nu eens niet als het grijze probleem van onze maatschappij worden neergezet, maar als oogsters die de vruchten plukken van hun jarenlange ervaring. Maar ook de bezoekers kunnen zich te goed doen aan hun oogst. De deelnemende exposanten waren Marinus Boezem (1934), Dora Dolz (1941), Loes van der Horst (1919), Carel Kneulman (1915), Nel van Lith (1932), Herman Makkink (1937), Jan van Munster (1939), Pearl Perlmuter (1915), Cornelius Rogge (1932), Shinkichi Tajiri (1923), Carel Visser (1928) en Auke de Vries (1937). Curator was Robert de Haas. Samen stonden curator en exposanten garant voor een bovenmiddelmatige beeldenexpositie, met enkele toppers op een toplocatie, een paar beelden met een spannend of ontroerend verhaal en een
intrigerende installatie van Marinus Boezem. Een fantastische aanvulling op de expositie vormden de interviews die cabaretier Paul van Vliet met deelnemers had en die hij uitwerkte in het boek ‘Tijd van Oogsten’ dat bij de tentoonstelling verscheen. Zes van deze interviews werden vastgelegd op video en waren op de tentoonstellingslocatie te zien. Ze getuigen van een groot empatisch vermogen. Inmiddels zelf een zeventiger kon Van Vliet zich goed inleven in de levensfase waarin de door hem geïnterviewde beeldhouwers zich bevinden. Door de beeldhouwers af en toe deelgenoot te maken van zijn eigen creativiteitsproces wist hij hun zeer intieme ontboezemingen tot ontlokken. Zijn belangrijkste ontdekking was waarschijnlijk dat deze twaalf beeldhouwers verklaarden voor zichzelf en niet voor hun publiek te werken, terwijl dat publiek voor hemzelf zo essentieel is. De video-interviews werden in de zomer op de televisie uitgezonden door de AVRO en zijn op moment van schrijven nog steeds te zien op Internet. Een aanrader! Voor de locatie geschikt of gemaakt Een paar beelden leken wel gemaakt voor hun plek. Zo ook de blikvanger van de expositie Batterij voor vijf vingers (1995) van Jan van Munster. Voor Van Munster is energie zowel thema als materiaal. Zijn materialen zijn door energie gevormd, en vaak wekt hij met zijn werk daadwerkelijk warmte, koude of licht op. De Batterij voor vijf vingers is een enorme glad gepolijste bol van
12
www.uitzendinggemist.nl
Marinus Boezem, Zonder titel, foto Sya van ’t Vlie
Tijd van Oogsten, 30 augustus t/m 29 oktober 2006 in het park van de buitenplaats Akerendam in Beverwijk. www.tijdvanoogsten.nl Tijd van Oogsten, Paul van Vliet (e.a.), Walburg Pers, ISBN 90.5730.458.9
zwart graniet. De opstelling ervan midden voor de achtergevel van het slot maakte dat hij voortdurend de blik van de rond de vijver lopende kijker naar zich toe trok. De bol heeft vijf kleine vingergaten. De titel van Van Munster’s bol duidt aan dat de kijker die zijn vingers erin steekt zich aan de bol kan opladen of vice versa. Zo komt hij in contact met de energie van bezoekers die hem voorgingen. Van Munster verklapt in het video-interview waaraan die bol zijn aantrekkingskracht dankt. De bol is 2 cm breder dan hoog, 1.72 m bij 1.70 m. Door de spanning die dit niet helemaal rond zijn oproept, lijkt de bol te ademen. In dat verband past Van Munster’s keuze voor 1.72 m, zijn eigen lichaamslengte. Prachtig opgesteld in de tuin bij de Oranjerie en eigenlijk alleen boeiend door hun verhaal waren de 20 torsen van Cornelius Rogge. Alle 20 gaan ze terug op dezelfde etalagepop, die Rogge als jongetje van twaalf in 1944 zag in de Kinkerstraat. De pop was onderdeel van een familie aangeklede poppen. Toen hij er aan het eind van de hongerwinter nog eens langskwam waren de kleren verdwenen en stonden ze naakt in de winterkou. In een van de poppen herkende hij zichzelf. Zestig jaar later vond hij hem terug bij een antiquair in de Haarlemmerstraat. Hij kocht hem en liet hem in twintigvoud afgieten in brons. Op die bronzen torsen heeft hij ingrijpende gebeurtenissen uit zijn eigen leven verdisconteerd. Hij heeft ze aangekleed met de fasen die de ontwikkeling tot de man die hij nu is, markeren. Door de locatie ingegeven en speciaal daarvoor gemaakt was Attentie bomen van Loes van der Horst. Deze beeldhouwer begon haar carrière met werken van textiel, kreeg daardoor oog voor de vormbaarheid van het materiaal textiel, waardoor het ophangen in de ruimte een logische stap was, niet alleen van textiele maar vooral van kunststof vormen. Ze was een van de eerste die in kunststof werkte, wat destijds werd beschouwd als ‘not done’. Een mooi voorbeeld van dergelijke in de ruimte hangende kunststof ‘lappen’ is de verbinding die ze in 1997/98 maakte tussen beide appartementsgebouwen van het verzorgings- en verpleeghuis Flevohuis in Amsterdam. Als uitzondering op de regel probeerde ze zich toen wel voor te stellen hoe het voor de bewoners was om vanachter de ramen uit te kijken op dit kunstwerk van een leeftijdgenoot. Voor Tijd van oogsten maakte ze Attentie bomen. Twee dikke beuken die op vijf meter van elkaar stonden en waartussen een paadje liep, brachten haar op het idee voor dit werk. Ze besloot het paadje af te sluiten met een witte lus. Zo attendeerde ze de bezoekers op die prachtige beuken. Wie door wilde lopen moest gebukt onder de witte afbakening door.
13
De spiegels van Boezem Het meest intrigerende werk op de expositie was de installatie Zonder titel (1992) van Marinus Boezem. In Kunstbeeld 9/94 wijdde Anne Berk een artikel aan dit werk en nu stond het hier opgesteld in een klein tuinhuisje in een uithoek van het park. Binnen stond tussen twee wigvormig geplaatste spiegels een stoel met hoge rugleuning waarover een zadel hing dat rijkelijk was voorzien van zilverbeslag. In het interview met Anne Berk vertelt Boezem dat het een Argentijns paradezadel is. Hij had het beeld al lang voor ogen, maar het duurde twee jaar tot hij het juiste zadel vond. Het zadel verwijst naar de theorie van De Sitter, een professor uit Franeker, die net als Le Maitre ontdekte dat het heelal niet bolvormig was zoals Einstein had aangenomen, maar de vorm had van een zadel. Binnen in het tuinhuisje ziet de kijker staand tussen de twee spiegels zichzelf en het zadel tot in het oneindige weerspiegeld. Berk noemt het terecht een uitgekiend beeld. Door hun wigvormige opstelling suggereren de spiegels een perspectivische vertekening waarbij het verdwijnpunt zich tussen de stijgbeugels bevindt. Het zilverbeslag op het zadel verwijst naar het zilver van de spiegel. In 1979 speelde de spiegel al een belangrijke rol in L’huomo volante, een performance waarin Boezem zijn wil om te vliegen koppelde aan het thema verschijnen/verdwijnen. Gekleed in ruimtepak sleepte hij een spiegel achter zich aan waarin hij werd weerspiegeld. Toen de spiegel brak was ook zijn beeltenis verdwenen. Opgestegen of neergestort? Spiegels intrigeerden hem toen omdat ‘je niet echt bent wat je ziet en het toch bent’. Nu heeft hij er andere ideeën over, die gebaseerd zijn op wat een spiegel allemaal heeft gezien, het geheugen en de herinneringen van de spiegel. In zijn interview met Paul van Vliet vertelt Boezem Van Vliet over een kunstwerk waarin spiegels een rol spelen. ‘Ik denk aan twee spiegels van twee of drie meter hoog. Die zet ik met hun spiegelende beeld als een tent tegen elkaar. Daardoor ontstaat een oneindige ruimte, die eigenlijk geen ruimte is maar alleen in jouw hoofd bestaat. Dus creëer ik een kunstwerk van het niets, over het niets, over de oneindigheid van twee spiegels tegenover elkaar. Je kunt niet tussen en niet ín die spiegels kijken. Je ziet alleen de achterkant. Ik heb je nu dat beeld verteld en jij hoeft daar niet meer naar toe. Als je straks naar huis rijdt kan je het beeld vullen met je eigen fantasie. Het kunstwerk zit in je hoofd’. En dat is precies wat gebeurde. ‘Op weg naar huis denk ik aan de spiegels’, schrijft Van Vliet. ‘Er komt van alles voorbij in mijn hoofd. De spiegels praten met elkaar en wisselen herinneringen uit.’ In L’uomo volante was Boezem zelf in de spiegel te zien om er uit te verdwijnen. In de installatie met het zadel heeft hij plaatsgemaakt voor de kijker, die bij binnenkomst in beeld verschijnt en er bij het verlaten van het tuinhuisje weer uit verdwijnt. Voor elke kijker zag het beeld er visueel anders uit, maar werd de installatie wat de ruimtebeleving betreft steeds als even verwarrend ervaren. De kijkers waren onderdeel en medemaker tegelijk, maar Boezem behield wel de regie over de ervaring. In het vertelde kunstwerk tenslotte is niets in de spiegels te zien. Het is een uitnodiging van Marinus Boezem aan zijn luisteraar Paul van Vliet om aan dat niets een eigen invulling te geven. Van niets iets te maken, waarbij hij de regie uit handen geeft. Sya van ‘t Vlie
Henry Moore - sculptuur en architectuur ‘Ik zie nog liever een sculptuur in een landschap geplaatst, bijna elk landschap voldoet, dan in of op het mooiste gebouw dat ik ken.’ Deze woorden van beeldhouwer Henry Moore laten er geen twijfel over bestaan: met architectuur had hij weinig op. Toch wijdt de Kunsthal nu een tentoonstelling aan de relatie tussen Moore’s sculpturen en de bebouwde omgeving. Autonoom versus locatiespecifiek Wint een werk of een project in de buitenruimte aan kwaliteit als het speciaal voor deze locatie is ontworpen? Veel kunstenaars die in opdracht werken zullen deze vraag bevestigend beantwoorden. Sterker nog, de eerste reflex van een kunstenaar die een opdracht wil binnenhalen voor een werk in de buitenruimte, is de weg naar het NS-station. Erop af. De locatie dient aan een grondig onderzoek te worden onderworpen. Henry Moore moest hier weinig van hebben. Zelfs toen de directeur van de National Gallery in Washington D.C. hem in de vroege jaren zeventig benaderde om een sculptuur te ontwerpen voor de ingang van de nieuwe East Wing –een prestigieuze opdracht- adviseerde de beeldhouwer hem een keuze te maken uit de reeds bestaande ontwerpen in zijn atelier. In overleg met de architect I.M. Pei viel de keus op Mirror Knife Edge (1977), een ontwerp dat Moore jaren daarvoor had gemaakt. Een prima keus. Sculptuur en gebouw doen elkaar goed. Mirror Knife Edge laat zien hoezeer maatvoering een kritische succesfactor is bij kunst in een architecturale omgeving. Dat het ontwerp niet speciaal gemaakt is voor deze locatie, daar heeft niemand last van. Het gaat ook wel eens fout. Ook dat laat de tentoonstelling in de Kunsthal zien. Op foto’s kunnen we zien dat Reclining Figure (1957-58), een marmeren sculptuur die Moore voor het Unescogebouw in Parijs maakte, niet is opgewassen tegen het imposante bouwwerk erachter. Saillant detail is dat Moore bij het ontwerpen van Reclining Figure nu juist wél rekening had gehouden met de gebouwde omgeving. Geenszins een garantie voor succes dus. Moore’s Wall Relief in Rotterdam Een sectie van de tentoonstelling is gewijd aan Wall Relief (1955), een bakstenen muur die Moore ontwierp voor het Bouwcentrum aan het Rotterdamse Weena, een gebouw van architect J.W.C. Boks. Dit project is één van de schaarse voorbeelden van een intensieve samenwerking tussen de beeldhouwer Moore en een architect. De getoonde documentatie van tekeningen, foto’s, briefwisselingen en schaalmodellen vormen het bewijs. Zes kleine bronzen maquettes die Moore maakte voor het reliëf, vormen de juweeltjes van de tentoonstelling. Sommige maquettes bestaan uit overwegend organische vormen, terwijl in andere maquettes geometrische structuren overheersen. Voor het uiteindelijke ontwerp kozen architect en kunstenaar voor een combinatie van beiden: ronde vormen lijken uit de muur op te zwellen, als opgeblazen kauwgombellen. Ze worden omkaderd door een patroon van parallelle lijnen, rasters en rechthoekige vlakken. Architectuur en beeldhouwkunst zijn hier volledig geïntegreerd.
Large Four Piece Reclining Figure (1972-1973) De tentoonstellingsmakers hebben zich niet in het keurslijf laten dwingen van de gekozen thematiek. Gelukkig maar. De Kunsthal heeft de gelegenheid aangegrepen om eens flink uit te pakken en een aantal imposante sculpturen van Moore te tonen. Een werk in de grote zaal springt eruit: Large Four Piece Reclining Figure (1972-1973), een recente aanwinst uit de Caldic Collectie. Het is Moore ten voeten uit. Vele jaren heeft de beeldhouwer zich beziggehouden met de liggende figuur. Soms zijn lichaamsdelen figuratief, dan weer zijn ze teruggebracht tot abstracte elementen. Zo ook hier. De vier losse volumes, te herleiden tot onder meer een stevig dijbeen en een omhoog stekende knie, werken op elkaar in. De sculptuur neemt de ruimte in. Alles klopt aan de installatie van het werk in de Kunsthal. Sculptuur en architectuur gaan hier volmaakt samen. Maatvoering is wederom doorslaggevend.
Henry Moore, Large Four Piece Reclining Figure, 1972-1973 Henry Moore. Sculptuur en architectuur, 14 oktober 2006 t/m 28 januari 2007, Kunsthal Rotterdam.
Carolien van den Akker
Henry Moore, Model voor muurreliëf, Bouwcentrum Rotterdam, 1955
14
Reis door mijn kamer Strategisch tussen de vette graslanden rond Meppel ligt de zuivelfabriek van Nijveen. Dit eens zo hectische middelpunt van melk- en kaasproductie kwam jaren geleden leeg te staan als slachtoffer van de onstuitbare schaalvergroting. Het forse gebouw, opgetrokken in een utilitaire stijl met fraaie verhoudingen en doeltreffende details, zou onherroepelijk ten onder zijn gegaan als niet een groep kunstenaars zich er over had ontfermd.
Seet van Hout, The art of memory, foto Ruud Pols
Stichting KIK In een deel van de zuivelfabriek kwam geschikte en betaalbare woon- en werkruimte die elders in de omgeving ontbrak. Veel andere ruimtes waren door hun schaal, indeling of karakter moeilijker om te vormen, maar prikkelden wel de fantasie. Ze leken bij uitstek geschikt als podium voor locatiegebonden kunst. Om hier vorm aan te geven werd in 2005 de Stichting KIK opgericht, met als doel regelmatig artist-in-residence programma’s te organiseren, waarbij kunstenaars tijdens een verblijf van enkele maanden hun ideeën kunnen uitwerken en presenteren. Als uitvloeisel hiervan was van 16 september tot 29 oktober dit jaar de expositie Reis door mijn kamer te zien.
Reis door mijn kamer, 16 september tot 29 oktober 2006 www.kik.site.nl Reis door mijn kamer, Kees ‘t Hart en Erik Luermans, 2006, ISBN 10-90 78393 02 5
Thema Uitgangspunt voor de expositie en begeleidende catalogus was het boek Reis door mijn kamer van Xavier de Maistre, die gedwongen door een huisarrest van 6 weken een imaginaire reis door zijn hoofd maakt en van de daardoor opgeroepen herinneringen een verslag in 46 hoofdstukken schrijft. Het door de organisatoren gekozen thema, dat richting geeft en daardoor vrijblijvendheid voorkomt, maar toch voldoende interpretatieruimte laat en prikkelt blijkt een goede keuze te zijn geweest. De 16 projecten zijn verspreid over de voormalige kaas- en pekelhallen, de doolhofachtige kelders, en twee plekken daarbuiten. Het betreft onder meer installaties, tekeningen, computermanipulaties, audiovisuele media, of combinaties daarvan. Een flink aantal balanceert op de rand van twee en drie dimensies. Dat is onder meer het geval bij enkele videoproducties, een medium waarbij je wel vaker de - in wezen irrelevante - vraag kunt stellen of het ruimtelijk of plat is.
Expositie Een van de meest opvallende bijdragen is de monumentale video van Robbie Cornelissen. Een weergave van een aaneenschakeling van getekende “hersen”ruimtes met een architectonisch karakter vol voorwerpen en structuren, die soms eindeloos lijken, maar even vaak leeg en beklemmend zijn waardoor de kijker zwevend zijn weg zoekt. Even simpel als doeltreffend is het werk van Peter Vink, een stramien van lampen die reageren op bewegingssensoren, waardoor je gang door de ruimte met licht wordt gemarkeerd. De video van Marten Winters in dezelfde hal, toont een vreemde volière van personages, scherp of diffuus in beeld gebracht, die om beurten levenswijsheden en -inzichten te berde brengen, meestal van quasi-diepzinnige aard. Krijn de Koning heeft in een kelder met oude verweerde melkbakken een tegendraadse struktuur van vlekkeloos afgewerkte muren gebouwd. Ook Ronald de Ceuster gebruikt de architectuur van het gebouw als uitgangspunt. Hij accentueert de voegen van (een gedeelte van) het metselwerk met geel foam. Lambert Kamps heeft als enige de buitenruimte benut. Tijdens de opening liet hij zijn kunstmaan met een doorsnede van 15 meter op, een proefproject voor een nog te realiseren exemplaar met een doorsnede van een kilometer. Wat achterbleef is een informatiebord met teksten, foto’s en tekeningen. Heden en verleden Het werk dat het het gebouw - letterlijk en figuurlijk - het meest op de huid zit is de video-installatie Fluisteren van de muren van Loes Heebink. En dat is niet verwonderlijk. Zij is één van de organisatoren en de enige exposant die permanent in het complex woont en werkt en vanaf het begin betrokken is geweest bij de metamorfose van het gebouw. In een lange donkere gang heeft zij een steiger geplaatst - symbool van de verbouwactiviteiten - die op speelse wijze een hoogteverschil overbrugt. Op regelmatige afstand van elkaar hangen beeldschermpjes aan de muur waarop oud-werknemers van de fabriek hun vaak schrijnende en indringende herinneringen ophalen, zoals het verhaal van de verongelukte kaasmaker of de staking die het personeel ooit in twee kampen verdeelde. Hun echo’s uit het verleden weergalmen weemoedig in de kale ruimtes en slaan zo een respectvolle brug naar het heden. Het geheel overziend is duidelijk dat de schilderachtige locatie, het gelukkige thema, het inspirerende gebouw en de geslaagde kunstenaarsselectie hebben geleid tot een gevarieerde expositie van hoog niveau die nieuwsgierig maakt naar toekomstige projecten. Geraart Westerink
15
NH3D Van 2 september tot 8 oktober 2006 was er de Noord-Holland Biënnale NH3D. 3D verwijst naar de ruimtelijke kunst die in deze editie aandacht kreeg.Vijf ruimtelijk werkende kunstenaars uit NoordHolland (Georges Hanna, Jos Kruit, Henk van Gerner, Andrew March en Joost van den Toorn) kregen de opdracht om elk een deeltentoonstelling samen te stellen die gelijktijdig in Bergen, Hoorn, Purmerend, Haarlem en Schermerhorn te zien was.
De Noord-Holland Biënnale is inmiddels ruim 20 jaar oud. Dat lijkt heel wat, maar dat valt behoorlijk tegen. De eerste twee edities in 1985 en 1987 verliepen volgens plan met twee jaar tussentijd. Daarna gebeurde er jaren niets meer. Totdat in 2004 drie regionale tentoonstellingsorganisaties, het KCB in Bergen, de Boterhal in Hoorn en het Museum Waterland in Purmerend het initiatief namen om de Noord-Holland Biënnale nieuw leven in te blazen met de tentoonstelling Lang Leve de Schilderskunst Actualiteit Mijn partner in ik trekken er vroeg op uit om de vijf tentoonstellingen in één dag te kunnen zien. Erg handig is het niet als je de kunst verspreid over de hele provincie moet zoeken. Gelukkig hebben we een auto en een TomTommetje die ons met een beleefde stem de weg wijst. Met mijn belabberde gevoel voor richting zou deze tentoonstelling anders voor mij niet in een dag te zien zijn. Voor mensen die afhankelijk van het openbaar vervoer zijn, moet de drang om deze tentoonstelling te zien wel erg groot zijn. Daarbij is het zaak je route nauwkeurig af te stemmen op de openingstijden. Anders loop je kans voor een dichte deur te staan. Volgens de krant die als catalogus dienst doet, gaat het hier om een thematische tentoonstelling, omdat ruimtelijke kunst centraal staat. Hieruit zou een breed en actueel beeld ontstaan van hedendaagse beeldende kunst. Breed wil ik de tentoonstelling wel noemen. Misschien zelfs wel iets te breed. De termen thematisch en actueel zijn wat mij betreft op deze tentoonstelling niet van toepassing. Kunstenaars als Adam Colten, Emo Verkerk, Sjoerd Buisman en Carel Visser hebben hun sporen in de kunstwereld onmiskenbaar verdiend, maar actueel wil ik ze niet noemen. Rudi van der Wint (Den Helder, 1942-2006) heeft de actualiteit dit jaar in lijfelijke zin achter zich gelaten, daarvoor was hij al uit de actualiteit gestapt om in relatieve stilte aan zijn ‘Nollenproject’ te werken waaraan hij in 1980 begon. Het ‘Nollenproject’ is een schilderkunstig experiment in het oude binnenduingebied De Nollen bij Den Helder. Dit project groeide uiteindelijk uit tot een totaalkunstwerk van schilderingen, sculpturen en bouwsels. Het werk van Van der Wint hoorde eigenlijk niet tot de tentoonstelling NH3D, maar is er door de actualiteit, zijn overlijden, aan toegevoegd. Overigens hebben wij dit project vanwege de tijd niet meegenomen.
Geliefd Emo Verkerk, Koekoek, foto Astrid Tanis Emo Verkerk blijkt geliefd te zijn onder de tentoonstellingsmakers van NH3D. Maar liefst drie van hen selecteerden een werk van hem. Je vindt zijn werk in het KCB in Bergen, in Museum Waterland in Purmerend en in de Grote Kerk in Schermerhorn. Verkerk is geboren in Amsterdam en woont nu in Den Helder. In de jaren tachtig kreeg hij bekendheid met zijn portretten van zichzelf, van anderen en van beroemdheden waarmee hij zich verbonden voelde. Deze portretten kan ik me nog goed herinneren. Ze hadden iets bijzonders, een persoonlijk kunstenaarshandschrift dat je uit duizenden kon herkennen; een Emo Verkerk haalde je er zo uit. Met zijn driedimensionale werk is dat beduidend minder. Het zijn een soort collages uit afvalmateriaal die je bij meer kunstenaars ziet. Alleen het vogeltje is een beeldteken dat je voornamelijk bij hem ziet; maar zoiets is eerder een thema dan een persoonlijk handschrift. Dat is eerder een steeds terugkerend thema. Verkerk is niet iemand van het grote gebaar. De werken zijn bescheiden en niet erg monumentaal. Hierdoor dreigt het tussen het werk van andere kunstenaars verloren te gaan. Als je daarentegen veel van zijn beelden en schilderijen bij elkaar ziet is het effect veel groter. De werken versterken elkaar en geven elkaar betekenis. Sommige kunstenaars zijn in staat hermetische monumentale werken te André van de Wijdeven, Measure for Pleasure, foto maken die volledig op zichzelf kunnen staan. Dat geldt niet voor Astrid Tanis
16
de werken van Verkerk. Verkerk is meer een oeuvrekunstenaar. Het is daarom jammer dat zijn werk op drie locaties te zien is en dat hij niet gewoon ergens een zaaltje voor zichzelf kreeg.
Henk van Gerner, Z.T., foto Astrid Tanis
Botstructuren Ook Adam Colten verdiende zijn sporen in de vorige eeuw. Zijn werk is op twee locaties te zien, in Purmerend en in Haarlem. In Haarlem toont hij zijn sterk uitvergrote botstructuren. Er staan een paar van zijn beelden bij elkaar en dat is mooi. De beelden zijn imposant en aaibaar. Natuurlijk heeft dat aaibare geen functie; de zachte romige kleur van het kunststof materiaal is snel door vieze vingers aangetast. In Purmerend hangt een aluminium sculptuur er een beetje verloren bij. Dit werk heeft iets organisch, alhoewel de vorm zeker niet naar botten verwijst. Door de uitstulpingen en instulpingen doet het denken aan onzichtbare lichamelijke processen als ongebreidelde celgroei of deling, zoals bij poliepvorming. Het glanzende oppervlak maakt het echter weer erg kunstmatig. Het lijkt een beeldende ode aan duistere lichaamsprocessen, terwijl de botten meer iets archeologisch uitstralen. Ook bij hem is de keuze om het werk op twee locaties te tonen een verzwakking. Met name voor het poliepbeeld. Keuze Ik vraag me af of de vijf kunstenaars die de keuze mochten bepalen met elkaar overleg hadden, en of er enigszins afstemming is geweest. Gezien de uitvoering van de Biënnale en het gebrek aan evenwicht vrees ik van niet. Ondanks dat er hier en daar echt mooie beelden tussen staan, overheerst bij mij het totaalbeeld van een bij elkaar geraapt zootje. Vooral in de Grote Kerk in Schermerhorn is de tentoonstelling mislukt. Niet vanwege de kwaliteit van de kunstwerken die er staan, maar de locatie is ongeschikt. De kerk is te vol met onder andere de inboedel waardoor de kunstwerken verloren dreigen te gaan. De kunstwerken verdienen een rustigere achtergrond. Het kleisculptuur van Arjanne van der Spek lijkt in deze omgeving een mislukt academiewerk. Het werk van André van de Wijdeven doet het hier eigenlijk nog het beste. Het is groot, absurdistisch en helder wit zodat het een contrast vormt met de donkere omgeving.
Noord-Holland Biënnale NH3D van 2 september tot 8 oktober 2006 www.nh3d.nl
Verassend Een veel betere locatie voor kunst is de Boterhal in Hoorn, de omgeving is hier rustig en de werken komen hier goed tot hun recht. Verrassend vind ik het werk van Henk van Gerner op de benedenverdieping. Hij installeerde op de vloer een enorm wit kruis van porseleinen schaaltjes. Een kruis heeft een groot referentiekader. Het speelt een rol in religies waar het hoop geeft, maar het is ook een afwijzingsteken; je kan ergens een kruis doorzetten als je het afkeurt. Daarnaast is het een plusteken en op zijn kant een vermenigvuldigingsteken. Doordat het kruis is opgebouwd uit schaaltjes heeft het iets uitnodigends, alsof ze wachten om gevuld te worden met soep of een dessert voor een groot banket. Het beeld is minimalistisch van vorm en maximalistisch wat betreft betekenisgeving.
17
Balans Aan het einde van de dag maken we de balans op. Was het de rit waard? Helemaal tevreden zijn we niet. Het is teveel chaos met hier en daar een mooi werkje ertussen. Toen de kunst het museale circuit in de vorige eeuw verliet was ik daarvan, zoals zo velen, gecharmeerd. Het leek een nieuwe uitdaging. Nu vraag ik me af of deze uitdaging inmiddels niet voldoende is uitgekauwd en herkauwd. Nog steeds denk ik met een warm gevoel terug aan Chambres d’Amis en Sonsbeek buiten de perken. Maar de huidige geografische uitgebreidheid gaat mij iets te veel buiten de perken. Ik merk dat ik hou van beloopbare tentoonstellingen. Het liefst tentoonstellingen waar voldoende geld in gepompt wordt, zodat er prestigieuze werken gemaakt kunnen worden. Bij de vorige geografisch uitgebreide tentoonstelling langs de kust van België, Beaufort 2006, die ik beschreef in het vorige nummer van Beelden, waren we twee dagen kwijt en nog hadden we niet alles gezien. De diverse gemeenten daar hadden kosten nog moeite gespaard en een paar imposante beelden neergezet. De kwaliteit van beelden maakte veel goed. Bij NH3D is dat niet het geval. Ik krijg zelfs heimwee naar de overzichtelijke museale opstellingen van de vorige eeuw. Ze zijn er soms nog wel, maar niet meer zo als in de hoogtijdagen van de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw. Heerlijk lijkt het me om al deze kunst nog eens bij elkaar te zien in een schone witte ruimte met slechts een plattegrond in mijn hand en de auto veilig op een long stay-parkeerplaats. En dan liefst de werken niet teveel door elkaar maar gegroepeerd vanuit echte thema’s. Misschien mogen het zelfs wat minder kunstenaars zijn met veel meer werken; zodat werken en kunstenaars echt tot hun recht kunnen komen en we daadwerkelijk over thema’s, verbanden en oeuvre’s kunnen spreken. Astrid Tanis
Drie weken baklava en marmergruis Kan het nog aantrekkelijker? Aangeboden: een betaald verblijf in Antalya, Turkije, met de opdracht om als tegenprestatie voor een riant honorarium een beeld te vervaardigen uit een groot brok marmer. Een beeld dat ook nog eens opgenomen wordt in de basiscollectie van een nieuw en ambitieus museum. De zon- en schaduwzijde van het eerste beeldhouwsymposium van het Dokuma Modern Art Museum.
Het leek een lot uit de loterij en de inschrijving was open. De verleidelijke voorwaarden bleven over het beeldscherm dansen om daarna te blijven spoken door de geest van de lezer. Op de voet gevolgd door de hardnekkige schim van het wantrouwen. Het klonk te mooi om waar te zijn. Anderzijds, wat viel er te verliezen met de verzending van een aanvraagformulier? Om het later volkomen te vergeten en een beetje geschokt te vernemen, dat je geacht wordt over drie weken af te reizen naar Turkije. Dan wordt ook de procedure duidelijk. Het door mij voorgestelde project moet het afleggen tegen een eerder gemaakt beeld, dat op mijn website te zien was. “Kun je dit beeld uitvoeren in een blok marmer van 2,5 kubieke meter?”. Maar natuurlijk is dat geen probleem, want de voorwaarden dansen immers nog steeds benevelend als verleidelijke sirenen door de geest. Die buigt gedienstig mee en fluistert me in, dat het snelle jongens betreft, die van wanten weten. Een visioen van een hightech symposium schiet me door het hoofd. Met ervaren assistenten, geavanceerde machines en een kraan, die op afroep beschikbaar is. Op basis van een stuk steen van zeven ton maak ik snel nieuwe ontwerptekeningen. Fase na fase in detail uitgewerkt, opdat mijn assistent zo snel inzicht kan krijgen
in de vormgeving van het ontwerp. Zo bevind ik me een paar weken later in Antalya, alwaar ik kennis maak met de andere uitverkorenen: Emanuelle Camacci uit Rome, Vasilis Vassilis uit Athene, Maria Seborova uit Praag en Andreas Theurer uit Berlijn. De selectieprocedure richtte zich zeker op de grote steden. Daria Bokareva uit Moskou, Yunus Tonkus uit Istanbul en Georgiy Kudryavchenko uit Kiev. Alleen Vratsa in Bulgarije, waar Milen Vassili vandaan komt en het Franse plaatsje Iguerande, waar Jean-Paul Chablais vandaan komt, moet ik opzoeken. Verder maak ik kennis met Cayan Yilmas van de Marmara Universiteit, die zich in de komende weken zal ontpoppen als een uiterst waardevolle assistent. Haarscheurtjes Tot op dit moment leek het symposium perfect georganiseerd te zijn. Maar op de eerste bijeenkomst op de werkvloer werden er toch enige haarscheurtjes zichtbaar in het pantser van de organisatie. Natuurlijk waren de deelnemers evenzeer geïntimideerd door de klaarliggende brokken steen als door de aanwezigheid van een heel peloton beveiligingsbeambten met honden. In het echt is een stuk marmer altijd groter, dan de benevelde verbeelding je voortovert. En recente bomaanslagen in de kustplaatsen van Turkije maakten ook de massale beveiliging tot een begrijpelijke maatregel. Maar behoorde het groepje beminnelijk glimlachende jongedames nu werkelijk tot de, aan ons toegewezen assistentengroep? Al snel bleek, dat de assistentenkeuze eerder ingegeven was door ideologische dan door praktische argumenten. Men wilde juist meisjes uit de meer behoudende streken van Turkije in het project betrekken. En zo wisselden deze meisjes hun hoofddoek in voor een overall en hadden ze zo te zien de tijd van hun leven. De deelnemende kunstenaars waren echter niet altijd even gelukkig met deze
18
Werkimpressie Dokuma Art Museum 1e symposium Andreas Theurer (op de achtergrond de oude textielfabriek, waarin Dokuma Museum gehuisvest gaat worden).
Werkimpressie Dokuma Art Museum 1e symposium
onervaren assistenten. Verontrustender nog is de ceremonie van het verdelen van machines en gereedschappen. Zeven haakse slijpers voor tien kunstenaars, die staan te popelen om aan de slag te gaan, lijkt niet echt een rationele keuze. Daarbij blijkt het witte marmer, oogverblindend in de septemberzon, bijna de hardheid van graniet te hebben. Zodat de verstrekte doorslijpschijven traag door het materiaal ploegen, terwijl de machines oververhit raken. Nieuwe schijven worden ingevlogen vanuit Istanbul en extra machines gekocht in Antalya. Maar door dit alles wordt de werkperiode beknot met drie dagen. De zenuwen slaan toe bij sommige collegae en de werksfeer wordt grimmiger. Mijn eigen fantasietje van een hightech beeldhouwsymposium krijgt nachtmerrie-achtige trekjes. Het comfortabele werkschema met werkdagen van tien tot zes uur transformeert al snel tot dagen van acht tot acht uur. Weerspannig leggen de geplaagde kunstenaars zich neer bij het intensieve culturele programma, dat als een wurgslang de werkperiodes insnoert. beschouwen als een opdracht in een snelkookpansituatie?” zo verwoordt Jean-Paul Chablais het dilemma. De paneldiscussie ‘Sculpture in the Urban Life’ slaat dood door een zelfde tegenstrijdigheid in verwachtingen. Ondanks de aanwezigheid van tolken en een flitsende inzet van computerbeelden is de respons vanuit de kunstenaars gering. ‘Quarks of tranen’? hamert de presentator door. ‘Moet de kunst zich mengen in wetenschappelijke vooruitgang of ziet zij haar functie in het bundelen van emoties’? De deelnemers aan het symposium voelen zich bedreigd door die aanpak en zwijgen. Ze zijn hier om een beeld te maken, niet om de degens te kruisen met adepten van de nieuwe media.
Oplevering van vervaardigde sculpturen (voorgrond beeld Antonie den Ridder)
www.dokumamodern.com
Rebellie De ingevlogen slijpschijven bieden echter uitkomst. Wanneer we een week later met een bus vol beeldhouwers en assistenten de haag van beveiligingsmensen passeren en het werkterrein oprijden, staan er geen ruwe marmeren blokken meer, maar beginnen zich zowaar vormen af te tekenen, hetgeen een bemoedigend gezicht is. Maar een drietal deelnemers vraagt zich met stijgende wanhoop af of ze de oorspronkelijke ontwerpen niet ingrijpend aan moeten passen. Halverwege het symposium is de sfeer tussen deelnemers en organisatie zo verslechterd, dat er openlijke rebellie dreigt. De opmerkingen tijdens gezamenlijke lunches worden insinuerend. Als het op de werkvloer niet deugt, zijn de financiën dan wel goed geregeld? En zal dit symposium niet een façade blijken te zijn met een museum, dat nimmer afgebouwd gaat worden? Hoe begrijpelijk ook gezien de stress van het moment, levert dit geen verheffend beeld op van de bevlogen kunstenaar. Gelukkig pakt de organisatie na een plenaire vergadering de omstreden zaken voortvarend aan. Aan het eind van de dag beschikken alle deelnemers over een gedetailleerd contract, waarin alle wederzijdse verplichtingen uitvoerig zijn vastgelegd. En geldgever Multi Turkmall toont zich uiterst grootmoedig door de honoraria van de deelnemers tussentijds te verhogen. De crisis is bezworen en er wordt met man en macht gewerkt om aan de verplichtingen van het contract te voldoen. Lichten worden geplaatst op het werkterrein, zodat doorgewerkt kan worden tot tien uur in de avond. Maar uitputting ligt op de loer, want op de heetste dagen stijgt de temperatuur op de werkvloer tot 42 graden. De ambulance, die permanent bij het terrein gestationeerd is, krijgt een veelbetekenende symboolfunctie. “Is dit nog wel te beschouwen als een symposium of moet je het
19
Islam De beelden staan er na drie weken van noeste arbeid. Soms geheel volgens plan uitgevoerd en soms ingrijpend aangepast aan de omstandigheden. Na een prestigieuze slotmanifestatie stapt het merendeel van de deelnemende kunstenaars in het vliegtuig, dat hen naar huis zal brengen. In de verwachting dat ze rond de opening van het nieuwe museum in 2008, terug zullen komen om de beelden definitief te plaatsen. Ondanks de technische problemen op de werkvloer, die voor een groot deel te wijten waren aan onervarenheid bij het organiseren van een eerste symposium, bleek Antalya een gouden kans voor een beeldhouwer. Men was bereid om flink te investeren in het gebeuren, dat als een vliegwiel moet gaan werken in het realisatieproces van het Turkse museum. Een welbestede zes ton, wanneer we het grotere plaatje in kaart brengen. Multi Corporation, zetelend in haar hoofdkwartier in Gouda, houdt zich bezig met stadsontwikkeling in tal van landen. Antalya is als stad in korte tijd volkomen uit haar voegen gegroeid en er moet dringend gereorganiseerd worden. Een museumkwartier in het midden van de stad moet als groen hart en bruisend kunst- en koopcentrum gaan functioneren. Daarbij speelt naar buiten de toelating tot de Europese Unie en naar binnen de machtsstrijd tussen de religieuze en de moderne westers georiënteerde politieke partijen een rol. Binnenkort vinden er landelijke verkiezingen plaats en de media zijn erop gespitst om aan buitenlandse kunstenaars een standpunt te ontlokken. ‘Hoe verhoudt jouw kunstwerk zich tot de islam’? Natuurlijk voel je op zulke momenten, dat je een politiek mijnenveld betreedt en dat diplomatie geboden is. Maar anderzijds is het een geweldige ervaring, dat kunst nu eens niet als een randverschijnsel functioneert, maar als speerpunt in een maatschappelijke discussie. Je kunt daarbij nooit uitsluiten, dat er ideologisch gebruik van je kunstenaarsschap gemaakt wordt. Maar alles lijkt beter dan de zich als neutraal verkopende postmoderne nietszeggendheid, die de Lage Landen kenmerkt. Thuisgekomen overvalt me, wanneer ik onze politieke voormannen en vrouwen op televisie zie debatteren, een acuut heimwee naar de energie en ambitie van de jonge Turken die ik ontmoet heb tijdens het symposium. Antonie den Ridder
Treffende beelden in Regent’s Park tijdens Frieze Art Fair In de maand oktober vond in Londen voor de vierde keer de Frieze Art Fair plaats. Ook dit jaar was er net als vorig jaar een beeldententoonstelling in Regent’s Park, waar de beurs wordt gehouden. Er was werk te zien van internationaal bekende kunstenaars als Kenny Sharf, Sarah Lucas en Richard Deacon. Roman Signer spande ‘als virtuoos van de complexe eenvoud’ de kroon met een absolute voltreffer. Na de opgejaagde zakelijke sfeer in de tent waar de beurs werd gehouden, was het een verademing om door het beeldenpark te kunnen lopen. Prachtige oude bomen als kastanjes, beuken en vleugelnoten, en strak geschoren buxusheggen omringden uitbundige bloemperken en sproeiende fonteinen. Alles geheel in de Engelse tuinen-traditie. Er omheen uitgestrekte, goed onderhouden gazons waar een elftal beelden stond opgesteld, ingezonden door de Frieze deelnemende galeries. Publiekstrekkers Over het geheel was de kwaliteit hoog te noemen, al was er voor deze verzameling sculpturen en installaties geen duidelijk thema of uitgangspunt te ontdekken. Niettemin loonde een bezoek zeker de moeite. Het werk van drie kunstenaars sprong er voor mij echt uit: Neem het beeld van Kenny Sharf. Zodra je het park binnenging, liep je er bijna tegenop. Van Sharf is bekend dat hij in zijn werk graag speelt met de scheiding tussen hoge en lage cultuur, en dat hij zich daarbij laat beïnvloeden door de cultuur van de straat. Op een heuveltje in het park stond een bronzen boom met de titel ‘Madgladtree’; de takken fungeerden als houders voor allerlei loshangende, gekleurde bladeren (ook van brons), en in het midden van de stam had Sharf een groot lachend gezicht geconstrueerd. Een absolute publiekstreffer, maar voor mij toch een te hoog ‘Eftelinggehalte’. Liep je door, dan stond er verderop aan de rechterkant in het gras een oude Leyland truck zonder oplegger. Het bordje erbij gaf aan dat het hier een werk van Sarah Lucas betrof met de titel: ‘The man who sold the world’. De deur van de truck stond open en je zag enkele nieuwsgierigen voorzichtig naar binnen kijken. En inderdaad, in de cabine van de truck speelde zich een door Sarah Lucas gesuggereerde gebeurtenis af: de ramen van de truck waren beplakt met pornotabloids, en de chauffeur was verdwenen. Het enige dat je via een klein mechaniek zag bewegen was een nagemaakte (chauffeurs?)arm. De beweging van de arm riep de suggestie op van mannelijke masturbatie. Zo dachten er meerdere mensen over; een Engels studente aan de Londense Kunstacademie die ik erover sprak, toonde zich geschokt over zoveel platheid. Het bracht nare herinneringen bij haar boven. Van Sarah Lucas is bekend dat zij de Engelsen in haar werk graag een spiegel voorhoudt. Daarbij identificeert zij zich sterk met de Britse working class. Ook voor mij was dit een weinig verheffende, nogal rauwe installatie, waarmee de gemiddelde Britse vrachtwagenchauffeur nogal stereotype wordt neergezet. Je kunt de theorie rondom het werk van Lucas daarom maar beter niet al te letterlijk te nemen.
Gemoffeld aluminium, kiezels en kunststof Van een heel andere orde was het in de zon glanzende werk van Richard Deacon met de titel ‘Masters of the universe’. Het bestond uit een twintigtal gemoffelde, losse aluminium elementen, die de vorm van opgeblazen langwerpige ballonnen hadden. Aan elkaar gekoppeld was er een open geometrische vorm ontstaan, die van een klassieke eenvoud was. Letterlijk maar ook figuurlijk een vrij luchtig beeld doordat de vorm van de op zich vrij zware aluminium delen refereerde aan de gewichtsloosheid van luchtballonnen. Niet voor niets is het werk van Deacon opgenomen in de Tate Collectie en andere belangrijke internationale musea. Een stukje terug in het Park lag het voor mij meest interessante werk van deze groepsexpositie:een installatie van Roman Signer met de fraaie titel ‘Kajak’. Pas als je het heuveltje, waaruit een felrood pijlvormig attribuut stak, van dichtbij benaderde en eromheen liep, ontdekte je dat de rode pijlvorm een kunststof kano was en dat het heuveltje was opgebouwd uit kiezels. Het ronde gat in de grote rode pijl verried de oorspronkelijke functie als kano. Een origineel beeld, met sterke sculpturale kwaliteiten, waarvan je in beginsel vanuit de verte niet kon vermoeden dat het uit dit soort simpele materialen was opgebouwd. Door de plaatsing in het park werd er nog een extra dimensie aan toegevoegd; de opstelling van Signer’s installatie in die natuurlijke omgeving maakte dat de uiteindelijke vormverandering van twee losse, volkomen onsamenhangende delen (een berg kiezels en een kano) naadloos één object konden vormen. Een absolute voltreffer. Etienne Boileau
20
Roman Signer, Kajak, foto Etienne Boileau
Frieze Art Fair van 12-15 oktober 2006 www.friezeartfair.com
Onder een kunstenaarsnaam inloggen Voor je het weet zit je uren en uren achter je computer.Your Gallery, de virtuele galerie van de wereldberoemde Saatchi Gallery biedt eigenlijk alles wat je als kunstliefhebber nodig hebt.Van presentaties van kunstenaars tot verhitte discussies in de chatroom. Minpuntje: de beloofde kunstdebatten blijven uit.
Logo Saathi Gallery
www.saatchi-gallery.co.uk./yourgallery
Het eerste beeld dat je ziet wanneer je de site van Saatchi binnenklikt is dat van een zwarte klodder verf, doorsneden met rode slierten. Een traditionelere opening van zoiets hedendaags als een virtuele galerie kun je bijna niet bedenken. Maar, eenmaal binnen, ben je voorlopig aan je bureaustoel vastgeplakt en is het lastig je los te rukken van deze site. Niet zozeer omdat er alleen maar kwaliteit wordt aangeboden - want elke kunstenaar kan zichzelf in de galerie presenteren – maar vooral door de diversiteit aan informatie. Elke dag wordt bijvoorbeeld het laatste nieuws gepubliceerd, zijn er previews voor nog te openen tentoonstellingen, is er een opsomming van de openingen van deze week (wereldwijd), zijn er essays te lezen zoals bijvoorbeeld over het hedendaagse kunstklimaat in Warschau. Er is werkelijk te veel om op te noemen, voor de kunstverslaafde is het hier goed toeven. Dat deze site uiterst divers is en ontzettend veel informatie geeft, is al na enkele klikken met de muis duidelijk. Het enige wat direct opvalt is dat er nergens een echte selectie is te bespeuren. Het aanbod van kunstenaars die hun werk presenteren is niet altijd om over naar huis te schrijven, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat niet alle 10.000 inzendingen zijn bekeken. Het doel van deze site is overduidelijk de kunstliefhebbers, kunstenaars en kunstcritici zoveel en zo uitgebreid mogelijk te informeren over de huidige stand van zaken op het actuele terrein. En dus is er ook een ‘critics choice’ en een wekelijkse Top 10 van kunstenaars. Hoe verder je doorklikt, hoe boeiender het allemaal wordt. Want sinds kort (augustus 2006) is het ook mogelijk voor kunstenaars om videowerken op de site te plaatsen. Indrukwekkend is de nieuwshoek: want wat te denken van ‘Art news around the world?’ Van ‘The Australian’ tot ‘Washington Post’ tot ‘Oman TV’: wil je weten wat er in de wereld gebeurt, kijk hier. Je hoeft niet bang te zijn dat de informatie oud nieuws is want dit onderdeel van de site wordt elk kwartier geupdate. Zijn er dan helemaal geen minpuntjes aan deze site te ontdekken? Zeker wel. Die tref je eigenlijk al heel snel aan, klik door naar ‘Chat live to other people who like art’ en ontmoet de meest vijandige chatters ooit. De reden hiervoor ontdek je pas als je zelf aan een soort kruisverhoor bent onderworpen door de vaste chatters. Je hoeft, net als bij andere chatboxen je identiteit niet prijs te geven, je kunt inloggen onder bijvoorbeeld ‘Visitor 981’, het nummer staat al klaar, met een simpele klik ben je binnen. Het leuke aan deze chatbox is dat er elke week een kunstenaar onder zijn eigen naam inlogt, om geïnterviewd te worden door de
21
andere chatters. Maar hier is in het recente verleden het één en ander mis gegaan. Dat overkwam Ami Silman. Iemand anders had haar identiteit aangenomen, waardoor er zich een discussie ontspon die verder ging dan simpele beledigingen, aldus het commentaar van Teresa Mills op de site. Een van de chatters attendeerde mij op dit bericht elders op de site (www.saatchigallery-co.uk/blogon/). Miller beveelt het registreren aan, want iedereen kan zich in deze chatbox begeven. Echter, wanneer je niet op de hoogte bent van deze hele voorgeschiedenis en je in de chatbox begeeft onder het mom van ‘ik ben een kunstcriticus uit Nederland en ben heel benieuwd of er in deze chatbox inderdaad boeiende discussies over kunst ontstaan’, kom je van een koude kermis thuis. Het blijkt al snel dat deze chatbox voor sommigen ‘a place is for artists to relax and unwind and have a cadbury caramel moment’. Anderen constateren dat de ‘residents here are a mix of agression and reaction’ en weer anderen gebieden je bijna om je identiteit prijs te geven en wanneer je dat weigert, is een regen aan beledigingen en verdachtmakingen het resultaat. Elke verwoede poging om enige vorm van discours tot stand te brengen, mondt uit in een kruisverhoor van de vaste chatters in deze box. Teresa Mills bevraagt het nut van een wekelijks interview met een kunstenaar, want de zieke humor van deze en genen die zo nodig in de huid van een ander moeten kruipen om beledigingen rond te strooien, is velen in de chatbox een doorn in het oog. Het verklaart in elk geval wel de vijandigheid die er heerst. Hopelijk horen dergelijke incidenten tot de kinderziektes van deze site, wie wil weten of chatten op het net in deze Saatchi Gallery werkelijk enig (kunst)nut heeft, zou deze site wekelijks, zo niet dagelijks moeten bezoeken. En dat is eerlijk gezegd helemaal geen straf. Roos van Put
Fjoezzz Beelden onderzoekt zijn eigen positie in het veld dat door de Nederlandse kunstbladen wordt bestreken. Hebben bladen die niet direct de beeldhouwkunst als focus hebben, daarvoor toch voldoende aandacht om Beelden zelf naar de kroon te dingen? Dit keer bekeken we een aantal nummers van Fjoezzz, het blad van de Nederlandse Vereniging van Vrienden van Modern Glas, dat in 2005 voor het eerst verscheen. De naam Fjoezzz verwijst naar het begrip ‘fusen’, dat ‘verenigen door verhitting’ betekent volgens hoofdredacteur Angela van der Burght in het eerste nummer. ‘Fusion’ is ook een woord dat gebruikt wordt voor het verenigen van allerlei vormgevingsstijlen, zegt zij, en fonetisch verwijst het naar de versmelting van een aantal kleinere bladen over glas; de actie die nodig was om één professionele uitgave te kunnen laten verschijnen, met als doel het belang van de glaskunst voor het voetlicht te brengen. Fjoezzz wil beïnvloeden. De mogelijkheden van glas in de beeldende kunst zijn niet voldoende bekend. Curatoren, recensenten en opinieleiders in de kunst zijn er zich onvoldoende van bewust dat glaskunstenaars zich op een buitengewoon niveau bevinden. Vandaar dat de vakwereld met dit blad haar plek wil versterken. Men richt zich uitdrukkelijk op “excellentie en meerwaarde”. Dat Fjoezzz daarin slaagt is zonneklaar. Het biedt prachtige foto’s, een aangenaam heldere opmaak en in elk blad naast een aantal vaste rubrieken een reeks van onderwerpen waar je je vingers bij aflikt. Natuurlijk is ‘Fjoezzz’ een beetje een gewild vrolijke titel, die aan de zestiger jaren doet denken, toen we alle woorden fonetisch schreven. Het is een beetje overdone. De vitaliteit van het vakgebied bruist van de bladzijden. Dan heb je zo’n titel niet meer nodig, evenmin als de vele uitroeptekens waarmee de teksten gelardeerd worden. De kwaliteit die Fjoezzz laat zien is op zichzelf voldoende. Glas biedt aanknopingspunten bij alle kunstdisciplines die er zijn. Bij vormgeving, bij architectuur en ook bij
Cover Fjoezzz 1#2006
beeldhouwkunst. Fjoezzz gaat er in elk nummer op in. Technieken komen ook aan de orde, historische ontwerpers passeren de revue, opleidingen worden besproken, galeries geïntroduceerd, mensen die in de glaskunst of in besturen een rol spelen worden geportretteerd, er worden tentoonstellingen en evenementen uitgelicht en er is een agenda waarin alles wat er met glas gebeurt bij elkaar staat. Een volledig programma, waaraan niet te tornen valt. Maria Roosen Genoten heb ik van het wulpse werk van Maria Roosen. De foto’s tonen dat de kern van haar beeldtaal is terug te voeren op glazen bollen. Maar Roosen vervormt ze, waardoor het gevoel ontstaat dat ze leven en gebaren maken. Ze liggen, leunen en reiken. Ze plooien zich over de rand van een tafel. Uitgerekte bollen met een slap aandoende tuit leunen broederlijk tegen de rug van een chesterfieldfauteuil, of hangen aan een boomtak in de tuin te glanzen. De erotiek druipt er van af. Je ziet ook bollen die veranderen in organen of in sensueel bewegende amoeben. Een foto toont een bollende vaas, die in een kabeltrui is verpakt. Aan het hoofd van een heiligenbeeld hangt een enorme rozenkrans van oogbollen; een installatie die ze maakte voor de Vleeshal in Middelburg. Daarmee kom je op het tweede aspect van haar werk: het glas dat Roosen gebruikt, functioneert als onderdeel van een beeldende context. De stoel, de boom, het bed en de ruimte zijn even belangrijk als de glazen delen. Roosen is een kunstenaar die verhalen vertelt, vol schoonheid en absurditeit, en een heel eigen plaats inneemt in de hedendaagse kunst. De tekst is louter beschrijvend, niet wegend. De positie van dit werk in het bredere veld van de beeldende kunst, komt niet aan de orde. Als ik het doel van het blad voor ogen neem vraag ik me af of hier geen kans gemist wordt. Gareth Williams Dat gevoel krijg ik ook bij de artikelen over Gareth Williams, Jan van Munster en Pieke Bergmans, allen te zien in het Gorcums Museum. Van Williams herinner ik me een beeldje in een stadstuin. Een figuurtje in een pose die me aan De Denker van Rodin deed denken,
maar dan met beide armen langs het lichaampje hangend. Een trieste, eenzame uitstraling had dat beeld, en ook iets heel ontroerends. In het Gorcums Museum stonden ‘baby’s’ opgesteld in een vitrine, met leren lijven en glazen hoofden in de vorm van een vaas. Een vondst, want op die manier ging de hals als behoeftige mond werken, essentieel bij een baby. Voor mij sprong Williams er toen uit omdat hij vervreemdend werkt, op een zachte manier. Hij verbeeldt de menselijke kwetsbaarheid in optima forma. Hoe de schrijver van dit artikel het werk ervaart en waar hij het plaatst in de kunst geeft hij niet prijs. Aanleiding voor het artikel vormde de toekenning van de Bernardine de Neeveprijs aan Williams.
Gareth Williams, Boast, 2005, foto Ron Zijlstra
Een prijs voor kunstenaars die ook met glas werken. Alle aanleiding dus om het kunstenaarschap van Williams verder uit te lichten. Als ik dan nog even kijk naar het artikel over Pieke Bergmans valt op dat de kunstenares hierin veel aan het woord is. Het is interessant haar stem te horen vertellen over haar plannen en ideeën, maar ik vraag me toch af wat er nog meer te zeggen zou zijn geweest. Kan een blad ook de dialoog aangaan? Het lijkt erop dat Fjoezzz de beoogde ‘excellentie en meerwaarde’ wil creëren door enkel beschrijvend en informerend te zijn. Het is een keuze.
22
Cover Fjoezzz 2#2006
Fjoezzz besteedt veel aandacht aan beeldhouwkunst. Zo besteedde zij o.a. in twee nummers uitgebreid aandacht aan glas in de openbare ruimte. Dat glas in de keuze voor de kunstenaars die voor het voetlicht worden gehaald het leidende principe is, is gerechtvaardigd. Het valt echter op dat vrijwel alle teksten door de eindredacteur Piet Augustijn en de al eerder genoemde hoofdredacteur worden geschreven. Een heel enkele keer kom je nog een andere naam tegen, maar dat mag geen naam hebben, zou ik bijna zeggen. Ook hier kun je je afvragen of de doelen die bij aanvang werden gesteld op deze wijze dichterbij komen en de vakwereld zo het beste wordt bediend. Fjoezzz blijft wel een mooi blad, een aanwinst voor het spectrum dat we in Nederland hebben. Ans van Berkum www.fjoezzz.nl
Boeken Regionale identiteit. Kunst en ruimtelijke planvorming Regionale identiteit gaat over het fenomeen dat beeldende kunstenaars veel vaker ingezet worden bij de doelbewuste verandering van het Nederlandse landschap. Vooral de vraag naar de culturele identiteit van een gebied schijnt hierbij vaak centraal te staan. In het boek worden bepaalde projecten naast elkaar beschreven, zodat de verschillen en overeenkomsten duidelijk worden. Bij de projecten vindt er vaak een samenwerking of nauw overleg plaats tussen planologen, landschapsarchitecten en kunstenaars. Intergratie is een sleutelterm en autonomie staat minder hoog op de lijst. Er lijkt vaker sprake van meer conceptualiteit waardoor de kunsttoevoegingen minder makkelijk visueel te reproduceren zijn. In dit boek is het beeldmateriaal ondergeschikt; teksten domineren. Uit de teksten van de verschillende auteurs blijkt dat (zoals meestal over beeldende kunst) er geen consensus is. Het is een samenraapsel van opvattingen en persoonlijke perspectieven. Ik kan me wel vinden in de gedachte van kunsthistorica Brigitte van der Zande. Zij weet heel goed te verwoorden wat de rol van de kunstenaar is in deze megaprojecten, het blijft toch vaak supplementair. Kunstenaars die binnen dit geheel weten vast te houden aan hun eigen autonomie en zichzelf beschouwen als opdrachtgever van hun eigen werk, springen eruit. Ze formuleren hun eigen opdracht en werken hun eigen mythe uit. Er blijft overleg nodig natuurlijk en een lange adem om de anderen te overtuigen dat jouw concept een meerwaarde geeft. Er is een simulacra van samenwerking waarin echte en schijnbare compromissen worden gesloten. Als je dit spel niet beheerst raak je als kunstenaar ondergesneeuwd door de verschillende belangen van je medespelers. Van der Zande noemt Jeanne van Heeswijk en Sjaak Langeberg als goede spelers van het spel. Ze blijven autonoom in wat ze doen terwijl ze het werkveld of gebied niet buiten beschouwing laten; wat ze tegenkomen is hun materiaal. Bij het boek is een CD geleverd met een hoorspel van Paul Roncken. Dit is een van de projecten. Het gaat over culturele en historische identiteit in een dierenbos. Het is leuk en grappig om te horen en het legt toch eigenlijk een beetje het opgeblazen vocabulaire bloot dat kunstenaars en kunsthistorici graag bezigen. Als er weer een ‘nieuw’ kunstconcept de wereld ingeblazen wordt dan zijn er maar weinigen die zich daarvan weten te distantiëren. Al gauw zijn er volgelingen die te pas en te
Birthe Leemeijer, l’Essence de Mastenbroek, foto Ben Vulkers
onpas meeblaten met semi-interessant geblaaskaak. In werkelijkheid is ook in de kunstwereld maar weinig echt origineel. De meeste participanten bekijken als een goed strateeg wat hot is en sluiten daar bij aan; momenteel is dat culturele identiteit. Het hoorspel is grappig en relativeert de intellectuele concepten die in het boek staan. Ik raad de mensen aan om eerst de CD te beluisteren en pas daarna de bijdragen van kunstenaars en kunsthistorici te gaan lezen. Het wordt er allemaal iets leuker en minder serieus door. Onmetelijk optimisme. Kunstenaars en hun bemiddelaars in de jaren 1945-1970 Onmetelijk optimisme is een boek over kunstenaars en kunstminnaars die na de Tweede Wereldoorlog geloofden in een betere toekomst. Het gaat over kunstenaars en hun bemiddelaars tussen 1945 en 1970. Voor de kunstwereld was dit een ongeëvenaarde periode waarbinnen vernieuwing en nieuwe kansen tot op de bodem werden uitgezocht. Stromingen volgden elkaar op. Niet alle vernieuwende kunst werd breed en goed ontvangen, maar er waren altijd wel bevlogen bemiddelaars die de nieuw verworven creatieve vrijheid een steuntje in de rug wilde geven.
Onmetelijk Optimisme
Op de voorkant van het boek staat Willem Sandberg. Sandberg heeft de museumwereld van Nederland en Europa veranderd. Onder zijn leiding werd het stedelijk Museum Amsterdam het meest vooruitstrevende van Europa. Het Stedelijk Museum ontwikkelde zich na de oorlog onder leiding van Sandberg in hoog tempo tot een internationaal centrum voor moderne kunst. Met Sandbergs steun ontwikkelde de toch al internationaal georiënteerde Cobra-beweging zich tot de meest invloedrijke stroming in de naoorlogse Nederlandse kunst. Met het Museum of Modern Art in New York, dat een voorbeeldfunctie voor Sandberg vervulde, besteedde hij opvallend veel aandacht aan abstractie en experiment. Sandberg was een jood die de oorlog had overleefd. Mogelijkerwijs had dit hem de kracht en motivatie gegeven om zijn nek voor de vrijheid van de kunst uit te steken. Natuurlijk kreeg hij tegenstanders, maar hij had iets waarin hij geloofde, de moderne kunst. Sandberg was misschien wel de meest vooruitstrevende museumdirecteur van zijn tijd, maar er waren veel meer kunsthandelaren, galeries en startende verzamelaars die de kunstwereld op kleinere schaal vleugels gaven. Het boek beschrijft deze
23
pioniers, laat ze aan het woord en geeft ze een plek. Een boeiend boek, dat bij mij het gevoel achterlaat dat de kunstwereld door de jaren heen gezapiger is geworden. Zo’n grenzeloos vertrouwen in de kunst en haar mogelijkheden heb je nu niet. Soms heb ik het idee dat kunsthandelaren, critici en verzamelaars niet meer hun hart volgen zoals in de naoorlogse tijd, maar hun verstand. Ze meten de potentie van een kunstenaar af aan hun CV en hoe anderen over hen oordelen. Na de oorlog had je de periode van de autodidacten, van kunstenaars die tijdens de oorlog niet konden studeren en na de oorlog hun vrijheid vierden met extreme veranderingen. Dat bracht de Cobra voort, de Nieuwe Haagse school, de Nulgroep en de Blauwe Hand. Allemaal kunstenaars die zich min of meer verzetten tegen het establishment. Boven aan het interview met de kunstenaar Franck Gribling (1933) staat de titel ‘Het waren bevlogen en enthousiaste mensen in die tijd’. Waar zie je dat heden ten dage nog in de kunst. Sawah Belande. Een boek als monument Op 30 augustus werd in Park Sacre Coeur, schuin tegenover museum Bronbeek aan de Velperweg 158, Sawah Belanda, het gezamenlijke monument van Joyce Bloem (beeldend kunstenaar) en Marion Bloem (schrijfster en beeldend kunstenaar) onthuld. Joyce ontwierp een sawa; een Indisch rijstveld in Nederland en Marion leverde teksten met herinneringen die verschenen op 7 granieten platen. Ter gelegenheid van de oplevering van het monument verscheen tevens het boek Sawah Belanda, een boek als monument. Aan dit boek werkten mee, Bert Paasman, Esther Captain, Eugène Terwindt, Joyce Bloem, Ivan Wollfers en Piet Augustijn. Het idee voor het monument en het boek is ontleend aan een brief die Marion vanuit Vietnam aan Joyce schreef over zeventienhonderd manshoge marmeren tekstbladen die vlakbij een pagode in Mandalay te Birma staan. Het gaat om originele boedistische teksten en commentaren. ‘Waarheid is een ervaring’, proclameerde de filosoof Michael Foucault veelvuldig. Voor mij is deze uitspraak een waarheidservaring die ik ook in het boek Sawa Belande ervaar. Het boek is een interpretatie van de Nederlands-Indische geschiedenis en bevat een diversiteit aan herinneringen en interpretaties. Wat mij betreft is een beleefde en doorleefde geschiedenis meerzeggender dan een door historici gereconstrueerde geschiedenis. Dat is de waarde van dit boek. Het gaat over belevingen, herinneringen en interpretaties; sommigen geschreven en anderen via beeldende middelen.
Marion Bloem, Sawah Belanda, plaatsing granieten boekdelen
Water en Vuur V. Gedichten bij beelden in Amsterdam Water en Vuur V is de vijfde bundel in deze reeks. Nederlandse en Vlaamse dichters kregen in deze editie de uitnodiging een gedicht te schrijven over een beeldhouwwerk in Amsterdam. Het boek wordt uitgegeven tijdens de uitreiking van de Wilhelmina-ring, de tweejaarlijkse oeuvreprijs voor beeldhouwkunst. Via de gedichten krijgen de beelden extra aandacht. In deze uitgave zijn enkele gedichten opgenomen die in eerdere bundels staan. Dit is gedaan omdat er veel vraag zou zijn naar de oude bundels die inmiddels uitverkocht zijn. Misschien zou een heruitgave handiger zijn maar wellicht was dit budgettair niet haalbaar. In het voorwoord schrijft de burgemeester van Amsterdam Job Cohen ‘Kunst, in de openbare ruimte en poëzie, het is de mooiste manier om een stad te eren’. Wat mij betreft is het boeiend om een kunstwerk ‘te lezen’ door de ogen van een dichter. Sommige werken waar je anders zo aan voorbij zou lopen, krijgen hierdoor meer zichtbaarheid. Je kijkt er met andere ogen naar. Je stelt de vraag ‘wat betekent het voor mij’ en ‘wat zou het voor een ander kunnen betekenen’. Dat geeft meerwaarde aan het werk. Brons Op het Oudekerksplein in het plaveisel een bronzen vrouwenborst, met hand verwijzend naar de wallen: je loopt er overheen. Een hand in het plaveisel, een bronzen hand elders een voet die omhoogkomt of wegzinkt zoals Paula Davidson uit de Sophienstrasse van wie nu een kleine bronzen steen rest tussen de andere, naast het mondstuk van een sigaret: je loopt er overheen. De straat heeft geen schuld.
Daarnaast geeft het een beeld van een diversiteit aan ‘belangrijke’ personen die een mening over een beeld formuleren. Youp van het Hek beschrijft het graf van Annie M.G. Schmidt in een vers. Ik denk dat deze cabaretier en cynicus haar boeken in het verleden verslond en er een blij gevoel van kreeg. Uit het gedicht dat hij over haar graf schreef klinkt liefde, bewondering en blijdschap door. Ik herken deze gevoelens; groeiden we niet allemaal op met haar boeken? Natuurlijk zoek ik eerst in Beelden van Amsterdam naar de mensen die ik bewonder. Charlotte Mutsaers beschrijft de geroeste ijzeren boomstronken van Adriaan Geuze onder de viaducten bij het Carracoplein. Ze noemt het kunst die het glansrijk heeft opgenomen tegen de natuur. Ik vond dit beeld altijd al mooi, maar de manier waarop ze het beschrijft geeft het meerwaarde voor mij. Het fotomateriaal kan ook verrassingen geven. Zo is de foto van de zandbak van Harmen de Hoop verrassend en ook beangstigend. Hij maakte van een deel van een vluchtheuvel een zandbak. Je moet er toch niet aan denken dat een kleuter hierdoor geïnspireerd wordt. Erik Kessels, directeur van Kesselskramer, het reclamebureau dat o.a. de BEN-commercials de ether in bracht, schrijft er een stukje over. Hij is geraakt door het verrassingseffect waarin de werken van deze kunstenaar resulteren. Hij heeft gelijk. Deze zandbak is luguber verrassend en maakt mij ervan bewust hoe gevaarlijk een grote stad is. Wat doet het trouwens met de autobestuurders als ze hier langsrijden. Zijn ze geschokt, letten ze beter op spelende kinderen na deze beeldende kunst ontmoeting? Op mij zou het zeker dit effect hebben. Beelden in Amsterdam heeft als boek helaas een beetje een nietszeggende vormgeving waardoor je er snel aan voorbijgaat, maar de inhoud is zeker de moeite waard. Je kunt er weken met kleine ‘leeshapjes’ van smullen.
Terug naar de voet die je wil volgen dwars door de stad, een spoor van voeten lichaamsdelen, onbekende beelden van een onbekende kunstenaar van wie de verwijzingen blijven. je loopt er overheen nadat hij zelf verdween. Remco Ekkers http://home.planet.nl/~ekkers036
Harmen de Hoop, 1996 (tijdelijk werk), foto Harmen de Hoop
Beeldhouwer onbekend
Beelden van Amsterdam. Amsterdammers vertellen Beelden van Amsterdam is een boek/gids waarin 100 prominente Amsterdammers de kans krijgen hun mening te geven over een beeldhouwwerk in de stad. Niet verwonderlijk natuurlijk dat je dezelfde beelden hier en daar tegenkomt die ook in Water en Vuur V beschreven staan. Het is leuk om de gedichten naast de teksten te leggen en te zien dat interpretaties geheel kunnen verschillen. Het geeft zowel inzicht in wat er zoal staat in de stad en wat en hoe het tot de verbeelding spreekt.
Room With a view. De Bouwfonds Kunstcollectie De bouwfonds Kunstcollectie is het resultaat van 30 jaar verzamelen. Het leverde een mooie collectie op met veel nationale en internationale namen. Dit jaar was in het Haags gemeentemuseum, in de tentoonstelling Room with a view, een selectie te zien van de werken die de laatste tien jaar werden aangeschaft door het Bouwfonds. Daarbij verscheen een gelijknamige catalogus met een bescheiden tekst en een grote hoeveelheid mooie afbeeldingen. Het is derhalve hoofdzakelijk een mooi kijkboek. Zoals meestal in bedrijfscollecties ligt de nadruk op de schilderkunst, maar voor de liefhebber van beeldhouwkunst valt er in de uitgave voldoende te beleven, Heel mooi is de installatie van wit Mosa porselein van Zeger Reyers. Op pagina 94 staat een mooie afbeelding van een figuratief beeld dat een doorgang verspert. Het Bouwfonds blijkt dit beeld echter als foto te hebben aangekocht waardoor het direct als fysieke ervaring minder spectaculair
24
wordt. Als concept blijft het natuurlijk beeldende waarde hebben. Verder heeft het Bouwfonds regelmatig iets van Carel Visser en Tony Gragg aangekocht. Deze namen geven de collectie natuurlijk cachet. Ook werk van Tom Claassen verrijkt de collectie. Ik vind zijn werk altijd iets vertederends hebben terwijl er tegelijkertijd door de logge vormen iets onhandigs vanuit gaat. In de catalogus staat een afbeelding van een kikker van hem. Over het algemeen bezit het Bouwfonds een evenwichtige collectie die de moeite waard is.
William Cobbing, Column, 2000
Beeldbouwwerk. Cor Litjens In de kunstwerken van Cor Litjes zitten deurposten en raamwerken waardoor je de gewaarwording van bouwwerken en ruïnes krijgt. Als je de werken bij elkaar plaatst, vormen ze een installatie die verwijst naar gemeenschappen. Veel van zijn werken zijn van plaatstaal, maar er zijn ook werken van steen waarin de gebouwen meer zijn dan een silhouet. Je ziet een skyline waarin kerken, huizen en molens een rol spelen. Portretten van kleine dorpen of leefgemeenschappen waarbij bewoners uit beeld zijn gebleven. De beelden zijn vreemd en sfeervol, en hebben ondanks het pittoreske aspect dat het in zich heeft, hoge artistieke kwaliteit. Als je al zijn werk in deze catalogus bij elkaar ziet, krijgt het extra kracht. Je ziet hoe precies en gevarieerd deze kunstenaar zijn thema van vele kanten belicht. Het boek heeft veel beeldmateriaal. Er is geen bladzijde teveel. De teksten in het boek zijn kort en krachtig. Beelden als deze hebben niet veel woorden nodig, ze spreken voor zich.
Cor Litjens, Binnenstad, 2004, foto Cor Litjens
John Rädecker. De droom van het levende beeld John Rädecker is een monografie over de beeldhouwer John Rädecker (1885-1956). Je kunt met recht spreken van een kloek kunsthistorisch naslagwerk over een kunstenaar die belangrijk was in de vorige eeuw. Rädecker was het boegbeeld voor een hele generatie kunstenaars. Hij bewoog zich in een cultureel veld van schrijvers, dichters en kunstenaars. Hij verwierf in zijn tijd internationale bekendheid. Hij werkte samen met Adriaan Roland Holst die vanaf 1916 deel uitmaakte van De Nieuwe Kring. Dit was een gezelschap van beeldend kunstenaars en letterkundigen die zich lieten inspireren door neo-religieuze dogma’s. Zij keerden zich af van het eigentijdse vooruitgangsdenken en stonden een levenshouding voor die beruste op zelftucht en bezinning. Zij leefden in het duinlandschap bij Bergen dat toen als kunstenaarskolonie opbloeide. De beelden en houtsnijwerken sloten aan bij het Duits expressionisme zoals dat van Der Blauwe Reiter waar ook de christelijke en mystieke symboliek een rol speelde. Later kreeg de symboliek een meer antieke invulling en zag je verwantschap met het pantheïsme; dat wil zeggen de hogere macht vind je overal in de natuur om ons heen terug. De kunst schrijdt voort, beeldhouwers van nu zijn onvergelijkbaar met iemand als Rädecker. Je bekijkt ze nu als historische representanten van een andere tijd. Vanuit dat perspectief blijven ze boeiend en zie je de kracht die ze hebben. Zijn zelfportretten laten een wat strenge gedisciplineerde man zien. Hij vatte zijn taak als beeldhouwer vast niet licht op.
Pablo Picasso, Grand Pichet aux deux Visages, 1959
Art of Inhabitation. Studio 3005/Proba 0004 Deze catalogus is de weerslag van een tentoonstelling in Galerie Huuti in Helsinki, waaraan 12 Rotterdamse kunstenaars deelnamen. De catalogus bevat een korte tekst en een fotoverantwoording van de kunstwerken. Een boom met een soort hemd aan van Noelle Cuppen moet een ingewikkeld karwei zijn geweest, maar beeldend weet het mij niet te overtuigen. Rolf Engelen die op een foto een kringgesprek lijkt te houden met afgedankte planten, heeft iets ludieks. De beelden van Christine Saalveld zijn compact en mooi. Haar bronzen racecar zal nooit snel kunnen rijden. Haar silk-print van een bus heeft monumentale kwaliteiten; je kan je er zo een monumentaal 3D beeld van voorstellen. Een catalogus is wat overblijft van een tentoonstelling. Tenslotte gaan maar weinigen voor een tentoonstelling van louter Nederlandse kunstenaars naar Helsinki.
John Rädecker, De droom van het levende beeld, Museum voor Moderne kunst, Arnhem, 15 oktober t/m 28 januari 2007
beginnende vormgeversbureaus uit, waarvan zij het werk opvallend vond: DEMAKERSVAN, Meesters & Van der Park en Officeoriginair. Het viel Jongerius op dat jonge ontwerpers steeds vaker in een bureau gaan samenwerken en minder solistisch zijn dan enige jaren geleden. Dat de Nederlandse vormgevers steeds experimenteler worden en flink tegen de kunst aanhangen, maakt het boekje duidelijk. De vormgeving van het boekje is ondoorzichtig met veel mooie groenfoto’s en enkele tekeningen van ontwerpen. Het blijkt dat het hier gaat om de inrichting van de proeftuin waar de vormgevers zich mee bemoeid hebben. Op de foto’s komt dit niet zo duidelijk over. Beelden Maken. Van klei, gips, hout en steen Beelden Maken wordt door de uitgever een onmisbaar boek genoemd voor beginnende en een naslagwerk voor de meer ervaren beeldhouwer. Het toont wel een beetje traditioneel. Zo zijn er geen spectaculaire kunstwerken in te zien. Het gaat over het vervaardigen van beelden van klei, gips hout en steen. Het lijkt toch meer op de amateur gericht die er zijn vrije weekend of lange avonden mee wil vullen. De meeste technieken heb je als kunstenaar geleerd op de academie en inmiddels ver achter je gelaten, of je hebt je verdiept in een of twee technieken en je bent daarin al ver dit boekwerk voorbij. Mocht je een techniek weer willen ophalen, dan is het handig dit boek nog eens open te slaan. Ook als je als bijverdienste cursussen wil gaan geven, kan je er je voordeel mee doen. Alle technieken zijn beschreven in korte zinnen met veel en duidelijk fotomateriaal, waardoor het een zeer toegankelijk boek is.
Christine Saalfeld, Racecar, 2006
Proeftuin 2006
John Rädecker, 1912, foto particuliere collectie
Pablo Picasso. Keramiek Ceramics Pablo Picasso is een bescheiden gebonden boekje waarin een selectie van de keramieke werken van deze kunstenaar staan. Picasso begon pas laat in zijn carriere aan het werken met keramiek, maar het was geen kortstondige flirt. Vanaf 1947 maakte hij ruim duizend stuks. Hij gebruikte de sculpturale kwaliteit van de klei in combinatie met zijn schilderkunstige kwaliteiten. De manier waarop hij het materiaal vormgaf en vervolgens van abstracte figuratie voorzag, toont de virtuositeit van deze fenomenale kunstenaar. Sommige beelden zijn grappig, zoals de vaas Grand Pichet aux deux Visages, waarbij het ‘oor’ de neus wordt van een gezicht, of het beeld La Cavaliere, waar een vaas een ruiter te paard blijkt te zijn. Hij was niet voor niets een van de grootste kunstenaars van de vorige eeuw. Wat voor materiaal deze kunstenaar ook in zijn handen kreeg en hoe simpel hij zijn beeldtaal ook probeerde te maken, alles veranderde in goud. Kunstenaars van zijn kaliber zijn er maar weinig.
Proeftuin 2006 is een tweejaarlijks terugkerende tentoonstelling in de tuin achter het CBK in Dordrecht. De voorgaande jaren werd de selectie altijd gedaan door een kunstenaar die tevens docent is aan een of meerdere academies. In 2000 was dat Sef Peeters, in 2002 Hermann Pitz en 2004 Irene Fortuyn. Dit jaar is het iets anders gegaan, niet beeldende kunst staat centraal, maar vormgeving. De vormgeefster Hella Jongerius, tevens docent aan de Eindhovense Design Academie, nodigde drie
Proeftuin 2006
25
Beelden maken
Astrid Tanis
Regionale identiteit. Kunst en ruimtelijke planvorming, Sjoerd Cusveller en Liesbeth Melis (red.), NAi- uitgevers 2006, ISBN 9056625375 Onmetelijk optimisme. Kunstenaars en hun bemiddelaars in de jaren 1945-1970, Aat van Yperen en René van den Bichelaer (idee en initiatief), Waanders uitgevers, Zwolle, 2006, ISBN 90 400 8187 5 Sawah Belande. Een boek als monument, Marion Bloem, Pictures Publishers, 2006, ISBN 9073 187 532 Water en Vuur V. Gedichten bij beelden in Amsterdam, Samenstelling Karla de Boer-Gilberg, Uitgeverij Phidias, Apeldoorn, 2006, ISBN 109080581143 Beelden van Amsterdam. Amsterdammers vertellen, Merel van Tilburg, Uitgeverij Stichting de Heeren Keyzer, Amsterdam, 2006 Room With a view. De Bouwfonds Kunstcollectie, Veronique Baar, Bouwfonds art collection, Hoevelaken, 2006, ISBN 90-810882-1-1 Beeldbouwwerk. Cor Litjens, Ans van Berkum, Egelpers,Velp, 2006, ISBN 9080873152 John Rädecker. De droom van het levende beeld,Ype Koopmans, Waanders uitgevers, Zwolle, 2006, ISBN 904008261 Pablo Picasso Keramiek Ceramics, Titus M. Eliëns, Uitgeverij Waanders, Zwolle, 2006, ISBN 9040083130 Proeftuin 2006, Hella Jongerius. CBK Dordrecht, 2006, ISBN 90801583-9-9 Art of Inhabitation. Studio 3005/Proba 0004, Maria Russo, ISBN 9078627018 Beelden Maken.Van klei, gips, hout en steen, Karin Hessenberg, Forte Uitgevers, 2006, ISBN 905776115
Fjoezzz is het kwartaalblad van de Nederlandse Vereniging van Vrienden van Modern Glas. Het kwartaalblad van de Nederlandse Vereniging van Vrienden van Modern Glas, Fjoezzz, maakt fonetisch duidelijk dat verschillende organisaties zijn gefuseerd, samengesmolten en staat voor het glasbegrip fusen als algemeen verschijnsel voor het verenigen door verhitting zoals bij het vermengen, samensmelten en versmelten van glas in alle disciplines. Het blad is een focus op excellentie en meerwaarde. Fjoezzz is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van Modern Glas en verschijnt vier keer per jaar. Aanmelding: secretariaat van de Vereniging van Vrienden van Modern Glas: Ruud van Vliet, Van Goltsteinstraat 1, 3862 AX Nijkerk. Tel. 033-2453322
[email protected], www.glassfriends.org
Beelden is een kwartaalblad dat zich richt op diverse aspecten van ruimtelijke kunst en verschijnt vier keer per jaar. Onderwerpen zijn o.a.kunstenaarsportre tten, tentoonstellingen, opdrachten, kunst in de openbare ruimte, symposia, manifestaties en boekbesprekingen. Bent u geïnteresseerd in Beelden, neem dan een abonnement.
Mikhail Dronov
In 2007 verschijnt Beelden volledig in kleur en wordt het uitgebreid met 8 bladzijden. Een abonnement in Nederland kost E 30,- per jaar (vier nummers)
t/m 14 jan´07
G VRAA AG DA VAN G NO EEN EF PRO R ME NUM AAN
Twijfelt u nog, vraag een proefnummer aan voor 2,50
G
N
Galerie Noordeinde
Aanmelden: S.P. Abonneeservice, Postbus 105, 2400 AC Alphen a/d Rijn
Noordeinde 117 2514 GE Den Haag Tel: 070-3606868 www.galerienoordeinde.nl
of mail naar
[email protected]
26
"%"15EOFFNUEFVJUWPFSFOEFBDUJWJUFJUFOPWFSWBO
"BSUT.PEFMNBLFSJK
7PPSEF[FMGEFLXBMJUFJUFOTFSWJDFCFOUVCJKPOTBBOIFUKVJTUF BESFTWPPS1SPNPUJPOFMF 5FDIOJTDIFFO.POVNFOUBMFNPEFMMFO
XXXBEBQUEOM "%"15EJNFOTJPOT %F3VO -/7FMEIPWFO/U G JOGP!BEBQUEOM XXXBEBQUEOM
foto Dries Verstraete, Deweer Art Gallery ontwerp Steven Theunis,
[email protected]
1SPNPUJPOFMF 5FDIOJTDIFFO.POVNFOUBMFNPEFMMFO
19-12-2006 tot en met
26-03-2007 is er werk te zien in de beide nissen van het gemeentelijk stadhuis te Venlo van kunstenaar
THEO LENDERS parterre gemeentelijk stadhuis, Markt 2, Venlo
'JH:JB ::A9:C 66C O::
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
#( &/#/' Dinsdag t/m zondag 11.00-17.00 uur Harteveltstraat 1, Den Haag-Scheveningen T +31 (0)70 358 58 57
[email protected] www.beeldenaanzee.nl
Tahon ADV Beelden.indd 1
27
04-12-2006 13:11:19
Vormgevings materialen voor kunst-, ruimtelijkeen industriële toepassingen - Modelleermaterialen - Afvormmaterialen - Gietmaterialen - Keramische materialen - Gereedschappen - en meer
KNSM-Laan 810 • 1019 LT - Amsterdam Tel. (020) 418 21 05 • Fax: (020) 418 03 85
e-mail:
[email protected] • internet: www.aff-materialen.nl
Object voor videopresentatie: Harold Schouten/ Henk Visser Materiaal: Matrix G gemodificeerde gipscompositie. Locatie: `Stadsdeelkantoor Zuid´
BELLED beelden tuin
Belled
GALERIE BEELDENTUIN
Langbroekerdijk A72, 3947 BK Langbroek (bij Doorn), Tel.0343561991, mob.0612855479, www.belled.nl
OVERZICHTSTENTOONSTELLING GALERIE T/M 4 MAART: Alle kunstenaars van Belled (schilderijen en beelden).
BEELDENTUIN T/M 4 MAART:
Atelier Hans Wollenberg
160 Beelden van 30 kunstenaars uit binnen- en buitenland. Diverse materialen.
Zadelstraat 13 Utrecht
André van der Linden “De Utopist” Graniet/RVS 172 cm
Hans Wollenberg
beelden, schilderijen en sieraden
Marianne Wollenberg-
28
Joris Gaymans “Diagonaal” Brons 80 x 80 x 20 cm
Steeds ca. 250 beelden en ca. 250 schilderijen van ca. 100 kunstenaars te bezichtigen.
tel: 030-2310491
[email protected] www.hanswollenberg.nl
UW PENSIOEN: HEEFT U DÁT AL 'NS UITGETEKEND?
#),42/. "6
Je bent natuurlijk nooit uitgeschilderd of uitgebeeldhouwd. Maar er komt wellicht een moment dat je ’t een beetje rustiger aan wilt doen. Dan is het plezierig dat je ook financieel iets extra’s hebt opgebouwd. Met een lijfrente van Kunst en Cultuur pensioen en verzekering kan dat al vanaf € 35 per maand. Meer weten over deze mogelijkheid speciaal voor mensen in de culturele sector, vaak met een onvolledige of versnipperde pensioenopbouw? Kijk op www.kunst-cultuur.nl of stuur/fax ons de antwoordcoupon retour. Ja, stuur mij meer informatie. Naam:
m/v
Adres: Postcode:
Plaats:
Telefoon:
E-mail:
Geboortedatum:
Antwoordnummer 84228, 2508 WB Den Haag. Of faxen naar: 070 - 358 46 16. Een e-mail sturen kan ook:
[email protected]
BEE
In een envelop zonder postzegel sturen naar: Kunst en Cultuur pensioen en verzekering,
Let op! Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst! Kunst en Cultuur pensioen en verzekering onderschrijft de Code Rendement en Risico. www.kunst-cultuur.nl
Kunst en Cultuur pensioen en verzekering dé verzekeraar voor de culturele sector
29
0IMPELMEES z !8 3OEST z 4 z &