Redactioneel De eindexamententoonstellingen van de Nederlandse kunstacademies zijn weer achter de rug. Veel studenten hebben na jaren hard werken hun diploma gehaald. Een academie diploma heeft in de kunstwereld maar een beperkte waarde; het is je werk dat het moet doen. Het diploma is alleen wel makkelijk bij het aanvragen van een startstipendium bij het Fonds BKVB. Veel galeriehouders, curatoren en conservatoren van musea bezochten de eindexamenpresentaties om de nieuwe lichting te scouten. Diegenen die er uitgepikt worden, hebben de kans om via tentoonstellingen zich te profileren. Diegenen die niet bij de eerste schifting, want zo noem ik het maar, een kans krijgen, hebben een veel moeilijkere weg af te leggen. Gezien het aantal afstuderenden en het totale aanbod van galeries en kunstenaarsiniatieven kan onmogelijk iedereen zijn werk aan een groot publiek tonen. Het is de vraag hoe lang kunstenaars dat volhouden. In ieder ander vak krijg je na je diploma de kans om je te ontwikkelen en geleidelijk aan een
Inhoud carrière op te bouwen. Bij de beeldende kunst moet je er direct klaar voor zijn; wie kan dat? Gemiddeld is iedereen die een beroepsopleiding begint jong en moet zich nog ontwikkelen. Dus kijk je naar geslaagde collega’s en voorgangers en wat er "nu" in is. Een eigen stijl ontwikkelen gebeurt daardoor zelden op de academie. Dit komt mede doordat docenten kijken vanuit een eigen referentiekader en daardoor te grote eigengereidheid van een talent niet altijd willen of kunnen (h)erkennen. De enkeling die wel zijn eigen weg gaat, loopt de kans de academie voortijdig te moeten verlaten of heeft een moeilijke periode op de academie gehad. Diegenen die langzaam tot een eigen stijl komen, hebben in deze tijd minder kansen daar er een jaar later weer een nieuwe lichting op de stoep staat. Eigenlijk is beeldend kunstenaar zijn momenteel een bijna onmogelijk beroep.
4 5 6 7 8
John Blaak
9 10 12 13 14 15 16 18 19
Marjolijn Dijkman, Plakatieren verboten!, 2005
Beelden wordt uitgegeven door Stichting Thoe Schwartzenberg en verschijnt vier maal per jaar Hoofdredactie John Blaak Tekstredactie Ineke Soeterik Redactieadres Postbus 42621 3006 DC Rotterdam 010-2122857
[email protected] Vormgeving Henk van Bennekum Druk Van Spijk, Venlo ISSN 0921-7916 Beelden 2006#3 verschijnt in week 39; Sluitingsdatum voor advertenties week 34
Abonnementen & Adreswijzigingen Jaarabonnement % 25,Donatieabonnement min. % 35,Losse nummers % 7,50 S.P. Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen a/d Rijn 0172-476085 (t) 0172-653307 (f)
[email protected] Advertenties Target Planning BV Ben Frisch Postbus 75261 1070 AG Amsterdam 020-6442233 (t) 020-6442263 (f)
[email protected]
COLOFON
Personalia CAROLIEN VAN DEN AKKER, kunsthistorisch onderzoeker, curator PIET AUGUSTIJN, tentoonstellingsmaker, freelance journalist ANNE BERK, auteur, recensent ANS VAN BERKUM, kunsthistoricus ETIENNE BOILEAU, communicatieadviseur, freelance journalist RIET VAN DER LINDEN, kunsthistoricus EDWIN VAN ONNA, kunsthistoricus, publicist ROOS VAN PUT, kunsthistoricus ANTONIE DEN RIDDER, beeldend kunstenaar, publicist ASTRID TANIS, kunstcriticus, kunsttheoreticus SYA VAN ’T VLIE, kunsthistoricus, publicist GERAART WESTERINK, kunsthistoricus
20 21 22 23
Buitenkunst Sya van ’t Vlie Storm der beelden Carolien van den Akker Weeshuis voor de kunst Sya van ’t Vlie Anningahof Geraart Westerink Beelden aan de Lingedijk Antonie den Ridder Auke de Vries Roos van Put Job Koelewijn Riet van der Linden Pjotr Müller Etienne Boileau Tom Otterness Roos van Put Urs Fischer Piet Augustijn Helmut Smits Edwin van Onna Marc Quinn Anne Berk Marjan Teeuwen Edwin van Onna Liesje Smolders en Piia Maria Antonie den Ridder Tineke van Veen Ans van Berkum Anton de Kom Piet Augustijn kM Ans van Berkum Boeken Astrid Tanis Omslag Sanja Medic, Chamberscape
AL GENERATIES LANG GIETWERK MET STIJL BRONSGIETERIJ FLASSH JOS STIJLAART TEL 0514-605868 WWW.FLASSH.NL
Beheer en behoud van ‘buitenstaanders’ Op 11 mei 2006 organiseerde het Instituut Collectie Nederland (ICN) een themadag ‘Kunst in de openbare ruimte – Buitenkunst’. Het accent lag op het beleid ten aanzien van beheer en behoud van buitenbeelden en het opnemen daarvan bij het verstrekken van de opdracht aan de kunstenaar. De doelgroep bestond uit gemeenteambtenaren belast met de gemeentelijke buitenbeelden. Theorie Onder de voortreffelijke leiding van dagvoorzitter Frans Grijzenhout, hoogleraar cultureel erfgoed, restauratie en conservering aan de UvA, stipten tien sprekers in elf presentaties van ongeveer vijftien minuten verschillende aspecten van het beheer en onderhoud van collecties buitenbeelden aan. De eerste sprekers brachten het hoe en waarom van het probleem – vandaar deze themadag – in kaart. Rutger Morelissen, adviseur bij het ICN, wees erop dat musea over conservatoren, restauratoren en andere specialisten beschikken om hun collecties op peil te houden, en dat vooral bij gemeenten het beheer en onderhoud van buitencollecties een taak is die een nietspecialist erbij moet doen. Met als gevolg dat die buitencollecties niet de aandacht en verzorging krijgen die nodig is. Arjan Koomen, docent kunstgeschiedenis UvA en voormalig inspecteur Erfgoedinspectie/Collecties, sprak zich uit voor een inhaal Deltaplan voor de buitencollecties van rijksmusea, omdat die in het Deltaplan Cultuurbehoud niet aan bod waren gekomen, en daardoor niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk zijn aan te merken als ‘buitenstaanders’. Praktijk De overige sprekers besteedden vooral aandacht aan onderhoud en restaureren. Allen pleitten voor een planmatige aanpak en het inhuren van deskundigen. Elk materiaal en elke locatie vraagt om een andere aanpak: inventariseren, vastleggen (op schrift en op foto) van de situatie voor en na reiniging, onderhoud of restauratie, de kunstenaar bevragen over zijn bedoelingen, zijn materiaalkeuzen en ideeën over de locatie, die locatie in kaart brengen, uitvoerders zich garant laten stellen voor hun beloften ten aanzien van uitvoering, bijvoorbeeld houdbaarheid of kleurvastheid, al bij het verstrekken van de opdracht inschatten
welk onderhoud nodig is (door wie en voor welke prijs), bij schade niet speculeren over de oorzaak, maar daar grondig onderzoek naar verrichten alvorens aan de eigenlijke restauratie te beginnen. Dat waren de adviezen. Het succesverhaal van Laura Grijns, beleidsadviseur kunst en cultuur van de gemeente Nieuwegein was het bewijs dat het opvolgen ervan werkt. Ze kreeg een goed beleid voor de gemeente van de grond door het inschakelen van Buro DSB van Corrie van de Vendel1, het netwerken met andere afdelingen binnen de gemeente, en door ‘bobo’s ‘ te vragen voor de onthulling om ze zo te verplichten aan het wel en wee van het door hen onthulde beeld. Tjeerd Schiphof, universitair docent Erasmus Universiteit, wees erop dat het hebben van het eigendom voor een gemeente niet betekent dat het ook over de auteursrechten beschikt. Deze bestaan uit exploitatierechten en persoonlijkheidsrechten. De laatste betreffen de reputatie van de kunstenaar en houden ondermeer in dat een eigenaar een kunstenaar tijdig op de hoogte moet stellen van relevante ontwikkelingen als schade en tijdelijke of permanente verwijdering. Depot Het pleidooi dat Frans van Burkom, senior adviseur ICN, in de ochtend deed voor depots voor buitenbeelden, sluit naadloos aan op het ‘Weeshuis voor de Kunst’ van de Kennemer Duincamping Bakkum2. Van Burkom meent dat de relatie tussen beelden in de openbare ruimte en publiek na 14 jaar zijn toppunt heeft bereikt en na 28 jaar zijn dieptepunt. Het beeld voldoet dan niet meer op zijn plek, omwonenden zijn het hoe en waarom vergeten. Zo’n beeld wordt al gauw mikpunt van vandalisme en zou moeten verhuizen naar een andere locatie. Er zijn natuurlijk ook andere redenen voor verwijdering: een stedelijke herindeling, een renovatie of uitbreiding van het gebouw waarvoor het beeld is geplaatst. Als een geschikte plek niet voorhanden is, betekent dat al gauw de gemeentewerf, waar het beeld snel in de vergetelheid raakt. Te verkiezen is een ‘openlucht depot’, waar het beeld in elk geval aandacht (een nieuw publiek) en onderhoud krijgt en indien nodig, wordt gerestaureerd. Dan verkeert het in elk geval in goede staat mocht de maker opnieuw in de belangstelling komen en het beeld weer zou moeten verhuizen, dit keer naar een toplocatie. Om problemen op het gebied van de auteursrechten te voorkomen pleit Van Burkom (en andere sprekers met hem) ervoor om bij de opdrachtverstrekking in het contract met de kunstenaar op te nemen dat het beeld voor 10 jaar wordt geplaatst en dat partijen na het verstrijken daarvan opnieuw bekijken wat er met het beeld gaat gebeuren. Sya van ‘t Vlie www.icn.nl
4
Zaaloverzicht
Kunstenaar onbekend. Beeld uit de beeldentuin in Zaandam, Zaans Museum, foto Rutger Morelissen
1. Over Buro ‘De Blik op Scherp’ van Corrie van Vendel, zie ook Beelden 1-2006 2. Zie het artikel van Sya van ‘t Vlie op pagina 6 van dit nummer.
Rotterdam en de storm der beelden – een debat Naum Gabo, Coop Himmelblau, Henri Moore en Picasso: een greep uit de kunstenaars van de sculpturen die in de afgelopen vijftig jaar het stadsbeeld van Rotterdam mede hebben bepaald. In de meeste gevallen gaat het goed: tijdens een feestelijke bijeenkomst wordt het beeld overgedragen aan de stad. De aankoop van 'Santa Claus' echter, het beeld van de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy, leidde tot groot politiek tumult. Aanleiding tot een debat. ‘Gesleep met sekskabouter’ en ‘Kabouter Butt Plug van Binnenweg geweerd’. De media droegen gretig de munitie aan voor de soap die zich de afgelopen jaren afspeelde in de gelederen van de Rotterdamse gemeentepolitiek. Het dieptepunt werd gevormd door het voorstel van een van de raadsleden om de ‘plug’ van Santa Claus af te zagen en te vervangen door een frikandel of een patatje. Hoewel de Internationale Beelden Commissie, een adviesorgaan van het Rotterdamse College, de aankoop had verricht, bleek datzelfde College niet bij machte een plek in de Rotterdamse openbare ruimte aan te wijzen als locatie. Het voorstel het beeld te plaatsen aan het Binnenwegplein werd afgewezen door de gemeenteraad. Uiteindelijk vond Santa Claus een (tijdelijk) onderkomen op de binnenplaats van Museum Boijmans van Beuningen. Niet midden op straat, maar in de veilige omgeving van het museum. Hier staat het beeld nu. Een kunstwerk tussen andere kunstwerken. De angel is eruit.
Dat draagvlak aandacht verdient bij het realiseren van kunstprojecten in de openbare ruimte, daar waren alle sprekers van de avond het over eens. Maar wat is dat precies, draagvlak voor kunst in de buitenruimte? En vooral ook, bij wie dient dit draagvlak te bestaan? Bekijken we de kunstprojecten die sinds de jaren negentig zijn gerealiseerd, dan zien we dat kunstenaars steeds vaker een werk maken voor een specifieke plek. Een van de sprekers van de avond, beeldend kunstenaar Birthe Leemeijer, werkte voor haar project l’Essence de Mastenbroek bijvoorbeeld nauw samen met de bewoners van Mastenbroek (zie Beelden 32005). Samen met hen maakte ze een parfum waarin de geuren van de Overijsselse polder werden uitgedrukt. Zelf vervulde ze de rol van regisseur; de bewoners waren de acteurs. En beeldend kunstenaar Kamiel Verschuren, de tweede spreker, voerde overleg met de gevangenen van de Bredase penitentiaire inrichting over het kunstproject dat hij voor hun luchtplaats realiseerde.
Draagvlak voor kunst in de buitenruimte Na alle commotie rond de plaatsing van Santa Claus, besliste de Rotterdamse Stadspartij dat het hoog tijd was voor een openbaar debat over kunst in de buitenruimte. In haar ogen diende er met name meer aandacht te komen voor het creëren van draagvlak. Op 28 februari 2006 gaf de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur gehoor aan de motie van de Stadspartij en organiseerde zij over dit onderwerp een debatavond in Zaal de Unie.
Politieke wil Het verzet tegen kunstprojecten komt niet zozeer van de bevolking. Over de plaatsing van McCarthy’s Santa Claus, zo merkte iemand uit de zaal op, was immers ook geen volksopstand uitgebroken. Het is veeleer de politiek die aarzelt om met publiek geld een kunstproject te realiseren dat mogelijk weerstand zou oproepen. Het zijn derhalve de politici die dienen te worden overtuigd. Gespreksleider Pieter Hilhorst ging daar gretig op in en daagde sprekers en publiek uit een statement te maken over kunst in de stad. ‘Spreek de Coolsingel toe’, zo luidde zijn oproep. ‘Er staan hier honderden mensen. Kunst in de openbare ruimte moet want.....’ Arno van Roosmalen, directeur van Stroom in Den Haag, trad naar voren. In zijn visie zijn kunstenaars in staat om kritisch met beelden om te gaan. In een tijd waarin de beeldcultuur ons steeds meer overspoelt, is hier behoefte aan. Een kritische omgang met kunst creëert kritische burgers. Burgers die niet alles voor zoete koek slikken en zich kritisch bezinnen op datgene wat hen wordt voorgehouden. Jan van Adrichem, hoofd Afdeling Documentatie en Onderzoek van het Stedelijk Museum Amsterdam, vond dit wel een erg idealistische visie: ‘Maatschappelijke potentie van de kunst, daar geloof ik helemaal niets van. Kunst is voor mij het ontdekken en zien van dingen die ik tegenkom, dingen die me raken. Het is een soort verdieping.’ Zeker, er moet gesproken worden over kunst en draagvlak. Maar laten we het vooral hebben over wat kunst met ons doet. Carolien van den Akker www.rrkc.nl
Paul McCarthy, Santa Claus, 2002, foto Hans Abelman
5
Kunst op vakantie Mensen gaan een of meerdere keren per jaar met vakantie.Veel vakantiegangers geven dan de voorkeur aan de camping. Op de Kenmerk Duincamping Bakkum kunnen ook beelden op vakantie. Een uitkomst voor hun eigenaar die een (tijdelijk) nieuw onderkomen voor zijn beeld zoekt, een onverwachte verrassing voor de campinggasten die zo behalve van bos, zee en duinen ook van kunst kunnen genieten.
Weeshuis of vakantieoord Initiatiefnemers van dit vakantieoord voor beelden zijn Henk Wegsluis en Mariene de Raat, respectievelijk algemeen manager en beleidsmedewerker externe communicatie van de Kennemer Duincampings. Het idee ontstond toen een laboratorium door verbouwing met een beeld van Frans Hage bleef zitten. Wesselius hoorde daarvan en stelde voor het beeld een plek te geven op de camping Bakkum. De directeur van het laboratorium was positief, maar Frans Hage zag het plan aanvankelijk niet zo zitten. Hij had zijn beeld in opdracht voor een specifieke locatie gemaakt, maar nadat hij de nieuwe bestemming was komen bekijken, raakte hij enthousiast. Terecht, want zijn keramieke Golf past door zijn kleur en golvende beweging prima bij de toegang tot deze in de duinen gelegen camping. Wesselius en De Raat meenden dat de camping over wel meer geschikte plekken voor beelden beschikte. Daarom stapten ze naar de provincie, eigenaar van het duinreservaat, om hun plan voor te leggen. Met Kunst en Vormgeving Noord-Holland van Kunst en Cultuur Noord-Holland werd het plan verder uitgewerkt en kreeg het de naam ‘Weeshuis voor de Kunst’. De bedoeling is dat er in de toekomst zo’n dertig beelden op de camping komen te staan, sommige permanent, andere tijdelijk. Onlangs werd een kunstwerk van Louis Niënhuis geplaatst: Zittingen. De houten beeldengroep staat naast het hoofdgebouw en bestaat uit een hoge rechterszetel, een lagere stoel voor de officier van justitie en een verdachtenbankje. Langs de beelden komt een kunstwandelroute voor de campinggasten, dagjesmensen en wandelaars. Bordjes bij de beelden informeren bezoekers over titel, maker, herkomst en oorspronkelijke bedoeling. Ook een educatief programma gaat deel uitmaken van het project. Het weeshuis is een win-win situatie voor alle betrokkenen. De eigenaar is verlost van zijn probleembeeld. De camping wint aan aantrekkelijkheid met een heuse beeldenroute en een daaraan gekoppeld educatief programma. De beeldhouwer wint aan naamsbekendheid door aandacht op de website en in de digitale nieuwsbrief van Kunst en Vormgeving Noord-Holland en opname van zijn beeld in het toeristische en educatieve aanbod van de gemeente Castricum. En het ‘weeskind’? Dat verdwijnt niet in een of ander duister depot of op de gemeentewerf, maar krijgt een unieke nieuwe plek, het gaat op vakantie. Kortom, het weeshuis is een vakantieoord.
Frans Hage, Golf, foto Sya van ‘t Vlie
Voorwaarden Behalve bedrijven en instellingen, kunnen ook gemeenten te maken krijgen met probleembeelden die om welke reden dan ook (tijdelijk) moeten worden verwijderd. Zelfs beeldhouwers zitten soms met een groot beeld in hun maag vanwege ruimtegebrek. Alle drie kunnen ze in principe terecht bij de camping Bakkum. Aan plaatsing zijn echter wel voorwaarden verbonden. Zo moet een kunstwerk minstens twee campingseizoenen beschikbaar zijn, op het campingterrein moet een passende plek voor het beeld zijn, het aangeboden werk moet voldoen aan de strenge milieunormen van het duinreservaat, en het moet ‘bezoeker- en vooral kinderveilig’, vandaalbestendig en makkelijk te beheren en onderhouden zijn. Verder moet het voldoen aan kwaliteitseisen als: passen binnen de collectie en de route, toegankelijk zijn voor een breed publiek en het hebben van beeldende zeggingskracht. Dit alles ter beoordeling van een selectiecommissie, waarin behalve Wesselius ook deskundigen namens Kunst en Vormgeving Noord-Holland zitting hebben: Peter de Rooden (voorzitter), beeldend kunstenaar Jaap Velserboer (inrichtingsplan, route educatief programma) en restaurator Pier Terwen (onderhoud en samenwerking met Beeldrecht). Sya van ‘t Vlie
6
www.kunstenvormgeving.org
De man van Atlantis en andere verschijnselen: de Anningahof De automobilist die na de stoplichten te veel gas geeft is er zo voorbij, maar als je erop bedacht bent is het bord ‘Beeldenpark’ aan het begin van de provinciale weg Zwolle-Ommen goed zichtbaar. Achter een groene haag bevindt zich daar een particuliere beeldentuin die zich in korte tijd heeft ontwikkeld tot een van de meest opvallende in Nederland.
Anningahof, Hessenweg 9, 8028 PA Zwolle, wo t/m zo 13.00 – 18.00 uur, www.anningahof.nl
Pepijn van den Nieuwendijk, Afterwar Delight, 2006, foto Pepijn van den Nieuwendijk
Het park Na jaren in Amsterdam gewoond en gewerkt te hebben keerde Hib Anninga rond de eeuwwisseling terug naar zijn geboortegrond onder de rook van Zwolle. Daar transformeerde hij het boerenbedrijf van zijn vader tot een beeldenpark dat in 2004 werd opengesteld voor het publiek. Landgoed de Anningahof, zoals het werd genoemd, ligt vlakbij het schilderachtige Vechtdal, maar ook op een steenworp afstand van industrieterrein de Hessenpoort. Bij de ingang van de hof dient een transparant verbouwde hooiberg als receptie, ‘winkel’ en koffiepunt. In de voormalige boerderij wordt gewoond. Twee schuren herbergen kwetsbare binnenbeelden. Vanuit deze bebouwing, in een hoek van het terrein, strekt de tuin zich wijds en uitnodigend uit. Het voormalige weiland is volledig op de schop genomen. Het terrein bestaat uit meerdere delen. Het kleinste is de Boomgaard, een rechthoekig perceel dat het meest recent is aangepakt. Het grootste deel heeft de vorm van een flinke wafel. Het is prozaïsch ingedeeld in Voorin, Midden en Achterin. Verrassing In het park staan ruim 100 beelden van overwegend Nederlandse kunstenaars en een klein aantal Belgen. Er zijn meerdere generaties vertegenwoordigd, maar de jongeren overheersen. Van bijna elke kunstenaar is meer dan 1 werk te zien. Bij de keuze wordt Anninga geadviseerd door voormalig galeriehouder Ben Loerakker, die hij kent uit Amsterdam. Ook komt het steeds vaker voor dat vertegenwoordigde kunstenaars collega’s voorstellen. Elk jaar wordt een kwart van de beelden gewisseld en een ander deel verplaatst. 6 mei werd de nieuwste opstelling gepresenteerd. De Anningahof onderscheidt zich duidelijk van de gemiddelde beeldentuin. Hier geen eindeloze optocht van ambachtelijk bewerkt steen, cortenstaal en niets aan de verbeelding overlatende bronzen, waar je na één rondgang op uitgekeken bent. Wat opvalt is de variatie. Veelkleurigheid, fantasie, humor, en vervreemding maken dat een wandeling door de tuin een avontuur met voortdurende
7
verrassingen is. Er wordt constant een beroep gedaan op de verbeelding, zonder te vervallen in cryptische geheimtaal, al zijn de dubbele bodems legio. Vrolijk uitziend werk blijkt bij nadere beschouwing wrang en verontrustend. Het lieve babyblauw en –roze van Folkert de Jongs Enter the Sandman (2004) bijvoorbeeld bedekt een alarmerende boodschap. Veel werk heeft een monumentaal karakter, wat geen verbazing wekt, omdat de meeste kunstenaars ervaring hebben met opdrachten. Figuratie is bijna altijd het uitgangspunt. Vrijwel alles is te koop. Toch krijg je geen moment de indruk met een commerciële instelling van doen te hebben. Niet de verkoopbaarheid staat voorop, maar de kwaliteit. Bij gevolg staan er ook kwetsbare en vergankelijke beelden. Zo heeft één van Tom Claassen’s Hangende Mannen (2003) net een been verloren. Kleur Door het verlangen naar kleur, dat Hib Anninga duidelijk uitspreekt, zijn er opvallend veel beelden van keramiek of kunststof, zoals de recente aanwinst van Pepijn van den Nieuwendijk, een bizarre, lezende rat met als titel Afterwar Delight (2006). Er staat ook iets ouder werk van Hans van Bentem, Karel Goudsblom en Bastienne Kramer. Veel werk lijkt voor de locatie gemaakt, al is dat slechts zelden het geval. Goudsbloms oranjerode Big Fun 1, een kunststof beeld van een hysterisch lachende man, ligt prachtig tussen het groene gras. Theo Schepens Paard en Wagen (2006) volgt keurig het spoor van één van de klinkerpaadjes en Peter Bruggenhouts What the Fuck (2004), maakt zijn titel waar door spontaan scheef te zakken in de vijver waarin hij neergestort lijkt, waardoor het een sterker beeld oplevert. Die zorgvuldige plaatsing op basis van formaat, kleur, thema en titel wordt vergemakkelijkt door de speelse aanleg van de tuin. Gevarieerde beplanting heeft pleinen, gangen en kabinetten geschapen. Her en der zijn vijvers gegraven en met de overtollige grond zijn er terpen opgeworpen. Klinkerpaden vormen de slingerende hoofdroutes. Soms worden paden gemarkeerd door het gras korter te maaien. Naarmate je verder van de boerderij weg bent, wordt de natuur meer aan zijn lot overgelaten. Wilde planten en bloemen worden opgenomen in het concept en de eigenschappen van het terrein (drassig of droog) blijven deels intact. Zo bieden geschikte locaties zich als vanzelf aan. Door dit alles is de Anningahof een plek geworden waar vooral de Nederlandse beeldhouwkunst van de laatste tien jaar op een wijze en in een compleetheid wordt getoond die elders, musea niet uitgezonderd, zelden wordt geëvenaard. Geraart Westerink
Een reservaat voor dwarse geesten Niet iedere kunstenaar voelt zich op zijn plaats in een keurig aangelegde beeldentuin, waar hij als nijvere kunstondernemer zijn producten tracht te slijten. En niet iedere beeldentuin hanteert financieel gewin als graadmeter voor succes. Land en Beeld organiseert voor de derde maal Beelden aan de Lingedijk in Asperen
De ligging van de parktuin van Ernst Löwensteyn in Asperen noodt de bezoekende kunstliefhebber tot enig zoekwerk. Al is tussentijds verdwalen langs de grillige bochten van de Linge moeilijk als een straf te zien, de parktuin zelf wordt beschouwd als een project in wording. De beplanting moet nog groeien om uiteindelijk verticale accenten aan het land te geven. Gemaaide paden voeren de bezoeker van beeld naar beeld. ‘De tuin moet aansluiten bij de natuurlijke omgeving en het is een agrarisch gebied hier’ licht Löwensteyn toe. ‘De driedimensionale kunst, die ik hier wil tonen moet getuigen van een zekere weerbarstigheid. Een eigenheid, die niet noodzakelijkerwijs gepaard gaat met de verkoopbaarheid ervan’. Het moge duidelijk zijn, dat we ons in het gezelschap van idealisten bevinden. Zowel binnen de organisatie als in de kringen der exposanten. Zo het al mogelijk zou zijn een open deur in te trappen bij een openluchtpresentatie, dan moeten we deze kans niet laten ontgaan. Hier wordt gepleit voor de kunstenaar, die als een zalm tegen de stroom in zwemt. En waar weerbarstigheid en eigenwijsheid als deugden gehuldigd worden in de kunsten dreigt altijd het gevaar dat de, effectief op de werkelijkheid van de dag anticiperende kunstenaar dit gegeven als dubbele bodem in het werk gaat opvoeren. Zo kunnen de conformisten in harmonieuze samenzang hun dwarse eigengereidheid bezingen, terwijl ze zich laven aan stipendia en trendgevoelige kunstaankopen. Begrijpelijk is dat wel want de kunstenaar moet uiteindelijk ook maar zien dat hij aan zijn geld komt in een samenleving waarbinnen het ideaal geldt dat een ieder zich financieel zou moeten kunnen bedruipen. Waarbinnen bovendien succes uitgedrukt wordt in harde valuta. Weerbarstigheid mag dan in de praktijk vaak een dubieus selectiecriterium zijn, Löwensteyn weet haar redelijk zuiver te houden. De exposanten zijn kunstvrienden, die met de organisatie van Land en Beeld hun plezier in het vervaardigen en tonen van driedimensionale kunst veilig willen stellen. ‘Eindelijk weer een galerie zonder de bekende bronsjes’ verzucht Ton Kalle, die zich met een drietal beelden in de tuin laat vertegenwoordigen.
Een stapeling van keukengerei met de titel Gastro sacrale en een weerbarstige, maar oogverblindende variant op Brancusi’s Eindeloze zuil. Gonda van der Zwaag heeft voor de gelegenheid gekozen voor duurzame materialen. Het beeld Vogellijn refereert dan ook minder aan vergankelijkheid van het organische leven dan aan de vitale vreugde. Vogels, die als noten op een notenbalk gerangschikt, de volheid van het bestaan bezingen. Ook dit beeld claimt pontificaal haar plaats in het open veld naast de Vogelverschrikkers van Jack Prins. Poëtisch is de bijdrage van Beatrijs Schweitzer. Een tentconstructie, die op afstand abusievelijk aangezien zou kunnen worden als een ouder werk van Cornelius Rogge, maar waarin het stenen hoofd van Holofernes en dichtregels op de tentzijden de toeschouwer in de richting van de romantiek van de tragische held leiden. Eenduidigheid mogen we niet verwachten van een tentoonstelling die de individuele weerbarstigheid huldigt. Met als gevolg dat de bezoeker geconfronteerd wordt met een groot aantal individuele kunstvisies die onmogelijk onder één noemer onder te brengen zijn. Zij scheppen ook geen betekenissen in onderlinge samenhang. Individualiteit is dus zowel de charme als het zwaktebod van een groepje dwarse geesten. Tegen beter weten in mogen we hopen, dat hen een beter lot wacht dan dat van de laatste der Mohikanen en dat het tij van het marktgerichte denken wordt gekeerd. Ook hierin zal een ruime mate van weerbarstigheid doorslaggevend blijken te zijn. Antonie den Ridder
Mohikanen De bezoeker deelt wellicht niet deze afkeer van luxe tuinornamenten, maar signaleert wel onmiddellijk dat hier de beelden de ruimte krijgen. Ze staan niet visueel geïsoleerd en deftig uitgestald op sokkels als kunstwerk, maar ze gaan verbanden aan met het omringende landschap. De ingesnoerde pompoenen van Sjoerd Buisman liggen onnadrukkelijk uitgestald in een natuurlijke nis van de haag.Ton Kalles’ Boomhanger, een maanvormige steen, hangt bijna verscholen in het groen aan een forse boomtak bij de vijver. We zien hierin de bewuste keuze van de kunstenaar. Want in diezelfde waterpartij torent de zilveren toren van Mels Dees monumentaal op naar de Betuwse hemel.
8
Land en Beeld met Beelden aan de Lingedijk 2006, van 7 mei t/m 15 oktober 2006, Oude Zuiderlingedijk 12, Asperen, za en zo 10.00-16.00 uur en op afspraak
Mels Dees, Gastro sacrale, foto Land en Beeld
Gonda van der Zwaag, Vogellijn, foto Heerenhuys
Hoe afgegraven grond als basis dient voor kunst Architecten en stedenbouwers reageren eerst wat lacherig op de plannen van Auke de Vries, maar in een later stadium weet de kunstenaar hen toch weten te overtuigen.Tijdens de tentoonstelling ‘After The Rain/Slow Speed Paradise’, dit voorjaar te zien bij Stroom in Den Haag, toont Auke de Vries zijn visie op de herinrichting van een Duits landschap. landschap. Natuurlijk is de kunstenaar zich er van bewust dat wát hij bedenkt in de verste verte niet in de realiteit vorm zou krijgen. Dat is uiteindelijk ook niet de bedoeling, veel meer wil hij nieuwe deuren in de verbeelding van betrokkenen openen. Wil hij door middel van een utopisch gedachtegoed het op een andere manier kijken naar en denken over het landschap bevorderen. In dat laatste is hij geslaagd, want waar binnen het scala aan lezingen en debatten over de nieuwe bestemming van Südraum Leipzig eerst wat lacherig wordt gereageerd op de plannen van Auke de Vries, kan hij in een later stadium rekenen op bijval. Zijn waarneming, gepokt en gemazeld binnen de beeldende kunst, blijkt uiteindelijk binnen dit gehavende landschap helemaal nog niet zo gek. After The Rain/Slow Speed Paradise is in verschillende opzichten een verrassende tentoonstelling geweest. Niet alleen omdat de kunstenaar het geheel financiert met het geldbedrag dat hij ontvangt als hij wordt onderscheiden met de Cultuurprijs 2005, maar ook omdat Auke de Vries vooral bekendheid geniet als beeldhouwer (daarnaast ook als docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en als leraar aan de Rijksacademie te Amsterdam). Met deze expositie toont hij zijn andere kant; die van visionair op het terrein van landschapsontwikkeling. Auke de Vries, Zaaloverzicht Stroom, Den Haag
Auke de Vries, Gestolde rookwolken, woningbouw/archief, tekening
Schachten kunnen in de verbeelding van Auke de Vries best worden omgetoverd tot archieven. Meren zou je ook kunnen vergroten, maak daarin drijvende elementen die als basis dienen voor kunst in de openbare ruimte en ziehier de mogelijkheid om het grootst denkbare project in het publieke domein te realiseren. Als het aan deze Haagse kunstenaar ligt, wordt het bruinkoolgebied Südraum Leipzig omgetoverd van een braakliggend terrein, van een open gereten landschap, naar een paradijs voor kunst. Tijdens de tentoonstelling After The Rain/ Slow Speed Paradise toont hij zijn meest wilde dan wel visionaire ideeën voor de herinrichting van dat gebied Südraum Leipzig. Het is een gebied dat voor de winning van bruinkool trapsgewijs wordt afgegraven. In het totaal komen gaten voor die zich vullen met regenwater waardoor weer enorme meren ontstaan. Het is een desolaat gebied, kilometers lang en diep, waar een groepje stedenbouwkundigen en architecten zich buigt over de vraag hoe dit landschap opnieuw in te richten. In dat team van deskundigen zit ook beeldend kunstenaar Auke de Vries. Hij laat zijn ideeën er op los en komt met oplossingen die weliswaar onuitvoerbaar zijn, utopisch in oorsprong, maar die wel degelijk nieuwe deuren in de verbeelding openen van deze stedenbouwkundigen en architecten. Hoe deze ideeën zijn, toont hij onder meer in negen fantasieën. Diverse schetsen die zijn visie voor herstel op wel zeer onorthodoxe wijze laten zien. Utopisch gedachtegoed Het zijn simpele tekeningen die zich direct laten begrijpen. Zo zijn de trapsgewijze afgravingen te zien, waar Auke de Vries dagjesmensen onder parasolletjes laat genieten van het mooie weer en het uitzicht op het meer. En ook wordt duidelijk dat de infrastructuur ondergronds zou moeten zijn. Elke fantasie toont een even originele als onmogelijke vernieuwde indeling en gebruikersfunctie van dat bizar desolate afgegraven sombere
9
Roos van Put After The Rain/Slow Speed Paradise, Stroom, Den Haag, 19 feb. t/m 2 april 2006, www.stroom.nl
It Takes Two To Tango De tentoonstelling van Job Koelewijn (Spakenburg, 1962) wordt ontmanteld, wat leidt tot hectische toestanden. Kruiwagens vol aarde worden naar buiten gereden, er is gebakkelei met de timmerman over de rekening, en galeriehouder Fons Welters staat als een volleerde bouwvakker een houten cabine af te breken. De ster van de voorstelling heeft maar een half uur om met mij te praten want hij was vergeten dat hij zijn zoontje Thomas uit school zou halen. Doorlopende voorstelling In de week die aan het gesprek met Koelewijn voorafging, had ik zijn Doorlopende voorstelling bekeken. Een voorbeeldig ingerichte, evenwichtige tentoonstelling van vier monumentale werken: filosofische bespiegelingen over het verschijnsel tijd, en de relatie tussen kunst en werkelijkheid. Direct achter de toegang tot de galerie hing vlak boven de grond een blokhut, ingericht als klokkenwinkel, die als de slinger van een klok heen en weer pendelde (Zonder Titel, 2003). Om de galerie binnen te komen moest de bezoeker ‘de juiste tijd’ afwachten om er langs te kunnen glippen. Alle klokken in de winkel gaven een andere tijd aan (de tijd als abstract gegeven), terwijl de fysieke confrontatie met de slingerende beweging van de winkel in zijn geheel het verloop van de tijd toch weer concreet voelbaar maakte. Het isoleren van een object uit de werkelijkheid (de klokkenwinkel), en dat vervolgens tonen binnen de context van een galerie of museum is, net als de herhaling, een beproefd modernistisch concept waaraan Koelewijn een eigen filosofische invulling geeft. Hij benadrukt keer op keer hoe, zowel in de kunst als in het leven, het eeuwige en het vluchtige met elkaar samenvallen. Kijk maar naar zijn grote boekenkast in de vorm van een lemniscaat: een wiskundige figuur die oneindigheid symboliseert (Zonder Titel, 2006). De honderden boeken in deze vreemde kast zijn ten dele letterlijk onbereikbaar of zelfs uit het zicht verdwenen, waarmee Koelewijn suggereert dat de meeste boeken na verloop van tijd hun betekenis verliezen, maar dat het geschreven woord op zichzelf steeds opnieuw inhoud krijgt.
De tijd draait door zonder dat er iets wezenlijks verandert. Dat gegeven, dat hij al eerder in de titel van zijn prachtig uitgegeven boek History/Future tot uitdrukking bracht, vindt je terug in het rechthoekige venster in de achterwand van de galerie dat in 24 minuten om zijn as draait (een etmaal in geconcentreerde vorm). Het venster (dat speciaal werd aangebracht) opende het zicht op de tuin van de achterburen die als het ware werd ingelijst (een schilderij van de werkelijkheid). De ronddraaiende lijst (de tijd) veranderde de compositie maar de voorstelling zelf bleef dezelfde. Verrassing De echte verrassing bevond zich achter de deur van een houten keet. De wanden waren bekleed met spiegelglas, waarin een polderlandschap van echt gras en een echte sloot tot in het oneindige werden weerspiegeld (Jump, 2005). De smalle marge tussen illusie en werkelijkheid werd nog benadrukt door de geur van koemest en de mieren die in een colonne de galerie binnen trokken. Job Koelewijn heeft het patent op conceptuele kunst met een nuchtere (oer-Hollandse) inslag: met zijn hoofd in de wolken en zijn voeten stevig aan de grond. De letterlijkheid waarmee hij te werk gaat, herinnert aan Dada, aan een kunstenaar als Wim T. Schippers bijvoorbeeld (de vloer van pindakaas, het dragen van water naar de zee) en aan de Zero-beweging: aan kunstenaars kortom, die overstapten van de illusionistische verbeelding van de werkelijkheid naar de werkelijkheid zelf.
10
Job Koelewijn, Zonder titel, 2006
Job Koelewijn, Zonder titel, 2006
Job Koelewijn. Doorlopende voorstelling, Galerie Fons Welters, Amsterdam, 20 januari t/m 13 mei 2006, www.fonswelters.nl
Doorlopende voorstelling In de week die aan het gesprek met Koelewijn voorafging, had ik zijn Doorlopende voorstelling bekeken. Een voorbeeldig ingerichte, evenwichtige tentoonstelling van vier monumentale werken: filosofische bespiegelingen over het verschijnsel tijd, en de relatie tussen kunst en werkelijkheid. Direct achter de toegang tot de galerie hing vlak boven de grond een blokhut, ingericht als klokkenwinkel, die als de slinger van een klok heen en weer pendelde (Zonder Titel, 2003). Om de galerie binnen te komen moest de bezoeker ‘de juiste tijd’ afwachten om er langs te kunnen glippen. Alle klokken in de winkel gaven een andere tijd aan (de tijd als abstract gegeven), terwijl de fysieke confrontatie met de slingerende beweging van de winkel in zijn geheel het verloop van de tijd toch weer concreet voelbaar maakte. Het isoleren van een object uit de werkelijkheid (de klokkenwinkel), en dat vervolgens tonen binnen de context van een galerie of museum is, net als de herhaling, een beproefd modernistisch concept waaraan Koelewijn een eigen filosofische invulling geeft. Hij benadrukt keer op keer hoe, zowel in de kunst als in het leven, het eeuwige en het vluchtige met elkaar samenvallen. Kijk maar naar zijn grote boekenkast in de vorm van een lemniscaat: een wiskundige figuur die oneindigheid symboliseert (Zonder Titel, 2006). De honderden boeken in deze vreemde kast zijn ten dele letterlijk onbereikbaar of zelfs uit het zicht verdwenen, waarmee Koelewijn suggereert dat de meeste boeken na verloop van tijd hun betekenis verliezen, maar dat het geschreven woord op zichzelf steeds opnieuw inhoud krijgt. De tijd draait door zonder dat er iets wezenlijks verandert. Dat gegeven, dat hij al eerder in de titel van zijn prachtig uitgegeven boek History/Future tot uitdrukking bracht, vindt je terug in het rechthoekige venster in de achterwand van de galerie dat in 24 minuten om zijn as draait (een etmaal in geconcentreerde vorm). Het venster (dat speciaal werd aangebracht) opende het zicht op de tuin van de achterburen die als het ware werd ingelijst (een schilderij van de werkelijkheid). De ronddraaiende lijst (de tijd) veranderde de compositie maar de voorstelling zelf bleef dezelfde. Verrassing De echte verrassing bevond zich achter de deur van een houten keet. De wanden waren bekleed met spiegelglas, waarin een
11
polderlandschap van echt gras en een echte sloot tot in het oneindige werden weerspiegeld (Jump, 2005). De smalle marge tussen illusie en werkelijkheid werd nog benadrukt door de geur van koemest en de mieren die in een colonne de galerie binnen trokken. Job Koelewijn heeft het patent op conceptuele kunst met een nuchtere (oer-Hollandse) inslag: met zijn hoofd in de wolken en zijn voeten stevig aan de grond. De letterlijkheid waarmee hij te werk gaat, herinnert aan Dada, aan een kunstenaar als Wim T. Schippers bijvoorbeeld (de vloer van pindakaas, het dragen van water naar de zee) en aan de Zero-beweging: aan kunstenaars kortom, die overstapten van de illusionistische verbeelding van de werkelijkheid naar de werkelijkheid zelf. Sleutelwerk Achteraf bezien is de (nu legendarische) actie waarmee Koelewijn in 1992 zijn studie aan de Rietveldacademie afsloot een sleutelwerk. Een aantal vrouwelijke familieleden in Spakenburgse klederdracht gaven de gevel van het Rietveldpaviljoen een grote schoonmaakbeurt. Op die manier gaf hij met een verbazingwekkende eenvoud en directheid uitdrukking aan de - in zijn visie - kunstmatige tegenstelling tussen modernisme en traditie, waarbij hij ook zijn eigen traditionele Spakenburgse achtergrond in de strijd wierp. Voor zoiets was in een tijd waarin het globalisme nog geen tegenreactie vond in een herwaardering van locale waarden, moed nodig. Een ambitieuze kunstenaar deed er toentertijd beter aan zijn provinciale wortels te vergeten, zoals hij aan den lijve ondervond. Koelewijn werd door drie vervolgopleidingen ‘als een achterlijke boer’ afgewezen, voordat hij in 1993 werd toegelaten tot het in dat jaar opgerichte Sandberg Instituut in Amsterdam. Dat werd natuurlijk niet met zoveel woorden gezegd maar zo heeft hij dat toen ervaren. Tegenwoordig liggen de zaken anders. Nu moet hij verzoeken om die actie nog eens te herhalen, afwijzen. Zo’n authentiek moment laat zich volgens Koelewijn niet herhalen: ‘het luistert allemaal heel nauw, alles moet kloppen. Net zoals het grasland voor Jump niet uit een tuincentrum, maar uit Spakenburg moest komen.’ Ontmoeting We verlaten de in een bouwput veranderde galerie. Tijd (alweer die tijd) om ergens rustig te gaan zitten is er niet. Midden in het gewoel van de Bloemstraat staan we te praten. Koelewijn houdt de grote klok van de Westertoren nauwkeurig in het oog . ‘Ik heb
‘De droom van Jung’. Hoe Pjotr Müller de wereld in fragmenten hakt Op de afgelopen ArtAmsterdam had Mirjam de Winter van Galerie Phoebus een bijzondere presentatie met een standvullende beeldengroep van Pjotr Müller. Müllers beelden bleken te verwijzen naar de droom als fenomeen, waarin de taal van het onderbewuste wordt gehanteerd; in een verwarrende, gefragmenteerde beeldtaal figureren goden, symbolen en archetypische verschijningen. dat beeld wil ik laten zien dat we onszelf soms tot God verklaren en soms ook ons eigen geloof proberen samen te stellen.’ Een tweede beeld met de titel De hand van de maker, bestaat uit een viertal fragmenten: de torso van een engel, het achterlijf van een paard, de kop van een ram, en een jongetje dat een opgezette fazant op zijn arm heeft. Hoe moet ik dit beeld interpreteren? ‘Hier heb ik enkele archetypische verwijzingen naar religieuze en mythologische boodschappers willen weergeven; je mag het naar eigen believen verder invullen.’ Allegorische stapelingen Hoe kom je tot zo’n vermenging van figuren? ‘Ik photoshop meestal een paar goden bij elkaar op de computer. Daar ga ik dan wat aan sleutelen, ik stapel wat delen op elkaar en ineens is het er dan, zo’n nieuw beeld. Het uiteindelijke resultaat in gips moet natuurlijk ook wel eigentijds zijn.’ De derde beeldengroep Het laatste maal van Diana, bestaat uit een aangeschoten liggend hert bovenop een everzwijn en daarop een stoel en op die stoel het omgekeerde onderlijf van Diana. ‘Dat tafereel van stervende dieren heb ik heel bewust in een cirkelbeweging opgebouwd, het verwijst naar de eindigheid.’ Heb je eerder op deze manier gewerkt? ‘Met dit soort allegorische beelden ben ik in 2003 begonnen. Ik had toen genoeg van het maken van architecturale objecten zoals ik dat eerder in De Pont had gedaan, en presenteerde in dat jaar bij Galerie Phoebus een paard dat was opgebouwd uit stucanette. Dat had ik beplakt met kunstrecensies en subsidieaanvragen; een mooie verwijzing naar het functioneren van de kunstwereld. Die nieuwe weg die ik toen ben ingeslagen, heb ik vastgehouden. En ik geniet er nu ook van om weer te kunnen boetseren en te kunnen werken met gips.’
Müllers beeldengroep van gips bestaat uit drie manshoge beelden en verraadt een niet mis te verstane belangstelling voor de klassieke mythologie. Gipsen fragmenten van godsbeelden en attributen als krukjes, Thonetstoelen, een paraplu, en een opgezette fazant doen dienst als beeldelementen. Gestapeld leveren zij interessante, poly-interpretabele beelden op, die zich slechts met een gedegen kennis van de klassieke mythologie en de psychoanalyse laten ontcijferen. Vandaar ook de uitgebreide toelichting die ik in de stand van Galerie Phoebus kreeg aangereikt met als titel: De droom van Jung. De vragen die na het lezen daarvan nog door mijn hoofd spookten, kon ik tijdens ArtAmsterdam aan Pjotr Müller zelf stellen. Maak je eigen beeld Hoe moet ik naar deze merkwaardige stapeling van beeldfragmenten kijken? Müller: ‘Ik heb eigenlijk een nogal ouderwetse opvatting over beeldhouwkunst. Ik wil dat de toeschouwer er zijn eigen invulling aan kan geven. Natuurlijk is wel te zien dat deze beeldengroep is opgebouwd als een allegorische voorstelling. De hele groep beelden valt in drie delen uiteen.’ Het beeld Maak je eigen God bestaat uit een stierenkop (Minotaurus), een geitenonderlijf (Pan) en een torso van Artemis. En in de kop van de stier is een zwarte paraplu gestoken. ‘Met
De droom van Jung Waarom noem je deze beeldengroep Zolderbeelden C.G. Jung ? ‘Ze zijn gebaseerd op het boek De droom van Jung, dat ik op mijn achttiende las en dat indertijd diepe indruk op me maakte. Deze groep beelden komt in een speciaal gebouw te staan dat ik voor een expositie in Museum Kröller-Müller in september 2007 ga maken. Het gebouw krijgt drie niveaus: er komt een kelder, daar bovenop een verdieping en helemaal bovenin een zolder. Alles volgens het adagium Omne trinium perfectum (elke drievoud is volmaakt). Op de zolder van het gebouw komen deze beelden, vandaar de term zolderbeelden. Verder ga ik ook nog een flink aantal andere beelden maken voor de kelder van het gebouw; daar komt een tableau vivant. Daarmee wil ik de onechtheid van het leven laten zien, de waarheid tonen zoals die is. Ik werk daar niet met herkenbare beelden. Ze worden echt anders en er zal uit af te lezen zijn dat je als mens over verschillende persoonlijkheden beschikt. In 1987 had ik al tekeningen klaar voor een beeldengroep naar het boek van Jung, maar de toenmalig directeur van het Kröller-Müller, Rudi Oxenaar, vond het te riskant. Mooi dat het nu twintig jaar later wel kan.’ Etienne Boileau
12
Pjotr Müller, Maak je eigen God, foto Pjotr Müller ArtAmsterdam/KunstRAI, 3 t/m 7 mei 2006 www.kunstrai.nl, www.phoebus.nl
Sprookjesterras verleidt vele bezoekers Op wat voor dag je er ook langs rijdt, onder welke weersomstandigheden dan ook, vrijwel altijd zijn er mensen te vinden tussen de sculpturen van Tom Otterness. Ze zitten op, onder en tussen de beeldengroep. Dit openbare beeldenterras mag dan het voorportaal van Museum Beelden aan Zee zijn, veel passanten houden het toch liever bij de sprookjesbeelden van deze Amerikaan, laten het museum voor wat het is en genieten ook van het eindeloze uitzicht op zee. discussie leidt? Als het deuren binnen de verbeelding opent? Als al deze vragen bevestigend worden beantwoord in relatie tot de beeldengroep van Tom Otterness, dan is dit werk geslaagd te noemen. Wat de bezoeker hier het meest waardeert is het sprookjesgehalte, de gekke figuurtjes die afkomstig uit een andere wereld in brons ‘tot leven zijn gewekt’.
Tom Otterness, Sprookjesbeelden
www.beeldenaanzee.nl/texts sprookjesbeelden_aan_zee.htm
Dat de bezoekers van de beelden van Tom Otterness vaak niet de weg naar het museum willen vinden is eigenlijk jammer, want de collectie van Museum Beelden aan Zee is natuurlijk – iedereen weet dat inmiddels wel – absoluut de moeite waard. Zo ook de wisselende tentoonstellingen. Daar waar het terras direct verleidt, is de ingang van het museum net even een stap te ver. De vraag die natuurlijk rijst is dan ook waarom de vele dagjesmensen, echte geboren en getogen Scheveningers, strandwandelaars en andersoortige passanten wel tussen, op en onder de beelden van Tom Otterness willen vertoeven – met veel plezier zo blijkt op zonnige (maar net niet) stranddagen. Tom Otterness (1952) is een Amerikaanse beeldhouwer – autodidact - die in het publieke domein in Europa en in zijn geboorteland verschillende beelden heeft staan. Veelal is de aaibaarheidsfactor groot, zijn de werken figuratief en wordt hij door een recensent van de New York Times gezien als ‘de beste beeldhouwer ter wereld voor de openbare ruimte’. De vraag die rijst is vervolgens wat een werk in de openbare ruimte geslaagd maakt? Als er veel mensen op af komen die dat werk dan ook in hoge mate waarderen. Als je tussen sculpturen in de openbare ruimte mensen ziet zitten die er een picknick houden? Als er kinderen op gaan zitten, in klauteren en er tussen door rennen zonder dat de werken meteen worden beschadigd? Als het tot
13
De wereld van de verbeelding Het openbare terras telt tientallen beelden en beeldjes. Variërend van Gepetto en Pinokkio tot Gulliver en Moby Dick. In alle maten en soorten zijn sculpturen te zien. Ook al herken je niet alle personages direct als zodanig, je hebt wel meteen in de gaten dat hier de wereld van de verbeelding aan zet is. Het blijkt dan ook – na een bescheiden rondgang op verschillende dagen bij diverse bezoekers - dat de wereld van het kind, de verbeelding die daar inherent aan is en de rijke fantasiewereld van het universele sprookje bij velen tot vertedering leidt. Het goed overwint het kwaad, ofwel, in tijden dat de wereld elke dag een stukje gruwelijker wordt, vlucht de bezoeker van dit terras het liefst in sprookjes. Daarnaast ervaart de bezoeker het als uitermate prettig dat de beelden aangeraakt mogen worden, dat je er als het ware op kunt gaan zitten zonder dat een suppoost je weg stuurt. Deze beeldengroep wordt dan ook niet gezien als kunst (onbegrijpelijk, elitair) maar als publiek eigendom. Bezit van en voor iedereen, bovendien inzichtelijk voor iedereen. Verhalen ontstaan vanzelf in het hoofd bij de bezoekers, ze kunnen wegdromen in een aangenaam sprookjesachtig decor, waar de eindeloze zee, waar de blik ongehinderd kilometers ver reikt, het totaal nog eens extra verfraait. Deze beeldengroep mag dan op weinig waardering rekenen bij de meer doorgewinterde kunstliefhebber (te anekdotisch, te gemakkelijk, effectbejag, geen maatschappijkritische ondertoon), de gemiddelde bezoeker aan Scheveningen vertoeft er met zichtbaar plezier. En nu nog met z’n allen het er achterliggende museum in. Roos van Put
Urs Fischer: engagement en realiteit In Museum Boijmans Van Beuningen was tot half mei een overzichtstentoonstelling te zien van de Zwitserse kunstenaar Urs Fisher. Een totaalinstallatie van ouder en nieuw werk, gepresenteerd in drie zalen waarvan de wanden bekleed waren met spiegels. Dit gaf niet alleen een theatraal effect maar droeg ook bij aan de raadselachtigheid van de afzonderlijke werken. Als bezoeker was je door meerdere werken tegelijk omgeven en waande je je in een surrealistische omgeving.
Urs Fisher (Zürich, 1973) heeft een reputatie opgebouwd met werken waarin hij de werkelijkheid op een speelse manier manipuleert. Zijn oeuvre is herkenbaar, humoristisch, vol dubbele bodems en associatieve combinaties. Met gebruikmaking van klassieke technieken als tekenen, beeldhouwkunst en schilderen ontstaan werken waarin invloeden van dada en het surrealisme herkenbaar zijn. Het werk Untitled (Branches) uit 2005 bestaat uit zilverkleurige takken waarop brandende kaarsen staan die langzaam ronddraaien, waardoor er twee cirkels van kaarsvet op de grond ontstaan. In de directe omgeving bevinden zich een piepkleine muis met een enorme hamer in zijn staart die zichzelf op z’n kop wil slaan en een eveneens piepklein konijn met een onderbroek in z’n oren. Change of Taste for Miss Cocktail (2005) is de titel van dit werk, waarin zowel de handeling als de schaal van de dieren en attributen wisselend humoristisch en horrorachtig aandoen. De door de spiegels veroorzaakte eindeloze herhaling van de beelden voegt een extra dimensie aan de beleving toe. Brood Het meest indrukwekkend is het sterk geurende Untitled (Bread House; 2006), een vakwerkhuis dat compleet is opgebouwd uit broden. De spanten van het dak, de wanden en de verbindende balken bestaan uit broden en broodjes die verwijzen naar de bouwstoffen die nodig zijn voor het menselijk lichaam. Enerzijds kun je als bewoner je eigen woning opeten, anderzijds denk je onwillekeurig aan het sprookje van Hans en Grietje. Het werk doet echter allerminst sprookjesachtig aan in de setting van de tentoonstelling, waar het werk A thing called Gearbox (2004) de harde werkelijkheid laat zien met een kanon op de rugleuning van een bureaustoel: Sprookje, hongersnood of dood? Het blijft een raadselachtig werk. Het huis blijft echter wel staan, want anders dan in eerdere presentaties zijn er in Museum Boijmans geen parkieten die het brood opeten.
Psychedelische schilderijen Raadselachtig zijn ook de tweedimensionale werken. Geen schilderijen, maar inktjetprints, beschilderd en bespoten met acrylverf, lakstift, vernis en latexverf van een stadsgezicht met auto’s en oude gevels, (A shovel and a Hole; 2005), een stedelijke omgeving met bergen stenen (Dead Pigeon on Beethoven Street; 2005), een ouderwets interieur (A novel and it’s Novelist; 2005), de puinhopen van een gebouw met verlichting erboven (Nürnberg, 1945; 2006) en anderen. Psychedelische schilderijen worden ze genoemd. Werken waarin gedachten en ideeën van de kunstenaar in beeld worden gebracht, gezien door een kronkelende slang die als een poort de voorstelling openbaart. Bepaald niet de meest positieve kanten van het leven, maar eerder een neerslag van waanideeën en zwartgallige zielenroerselen. Die komen het meest banaal tot uitdrukking in Paris, 1919, een recent werk dat bestaat uit een aluminium zuil die is besmeurd met teer waartegen een skelet zich staande probeert te houden. Na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werden in 1919 in Parijs vredesbesprekingen gehouden en werd de wereldkaart opnieuw ingetekend. De gevolgen voor Duitsland waren enorm, maar ook de Fransen waren teleurgesteld, omdat zij Duitsland nog verder wilden verzwakken. De gevolgen van de oorlog en de teleurstelling van de vredesbesprekingen zijn in het beeld samengebracht. Zo is dat ook het geval met het werk Nürnberg, 1945. Opmerkelijk, omdat Fisher geen van beide oorlogen heeft meegemaakt, in het altijd neutrale Zwitserland woont en dus de oorlogsverschrikkingen alleen ‘van horen zeggen’ heeft. Je zou denken dat zijn engagement zich eerder zou richten op recente (Balkan-, Midden-Oosten) oorlogen dan op die uit het verleden. A place called Novosibirsk (2004) tenslotte deed me denken aan een reis naar Albanië in 1989. Er heerste geen werkloosheid, volgens de autoriteiten. Oude vrouwtjes stonden de straten te vegen. Het bijeengeveegde hoopje vuil werd van de ene kant van de straat naar de andere geveegd. Na ongeveer een uur kwam er een ander vrouwtje dat het hoopje weer terugveegde naar de eerste kant van de straat. Het genoemde beeld bestaat uit een bezem die omhoog gehouden wordt door een ballon. Het touwtje is in werkelijkheid betonijzer, dus het is niet zo moeilijk om de bezem in evenwicht te houden. Ook als de ballon wordt doorgeprikt, blijft de bezem staan zoals deze staat: met de steel omhoog. Toen het sprookje in Albanië werd doorgeprikt, was het leed niet te overzien. De metafoor van Urs Fisher is nog steeds actueel, terwijl het werk dichtbij de dingen staat die hij doet en waarover hij denkt. Piet Augustijn
14
Urs Fischer, Bread House, 2006, foto Stefan Altenburger Urs Fisher – Paris 1919, 1 april tot en met 21 mei 2006, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, www.boijmans.nl
Smits’ absurdisme van alledag Gebruiksvoorwerpen krijgen in het werk van Helmut Smits een tweede leven. Zes nieuwe ontwerpen in het Glaspaleis in Heerlen illustreren de kracht van zijn humoristische verbeelding. Ieder vogeltje zingt zijn eigen lied, zo ook het roodborstje en de merel van Smits. Helaas biedt de locatie niet de serene rust om lang bij zijn werk stil te staan.
Helmut Smits, Roodborstje, foto Rick Messemaker Helmut Smits, Liquid, 11 maart t/m 7 mei 2006, Glaspaleis, Heerlen www.glaspaleis.nl www.helmutsmits.nl
De Rotterdamse kunstenaar Helmut Smits (1974) is spitsvondig. Wie zijn tentoonstelling Liquid in het Glaspaleis in Heerlen bezoekt, wordt verwelkomd door een wapperende vlag op het dak van het gebouw. Op het eerste gezicht lijkt er weinig artistieks van af te stralen; de vlag lijkt kapot gewaaid door de wind. Maar omdat rafels in het gescheurde doek ontbreken, gaat er een lichtje op en ontdek je de vondst. De banen van de Nederlandse driekleur zijn losgeknipt tot stroken die afzonderlijk kunnen wapperen. Eenvoudig, maar origineel en geestig. Op de eerste verdieping van het Glaspaleis bevinden zich de vijf andere objecten van Smits, maar voor een goed beeld van zijn werk is deze solotentoonstelling te kleinschalig en te onbestemd van plek. Dat is jammer, want de in 2003 voor de Harrie Tillieprijs genomineerde Smits verstaat zijn vak bijzonder goed. Sprekende voorbeelden uit het verleden zijn Ladder (2001) met sporten van TL-buizen, Voetbalstadion (2002) met tribunes van gevulde fruitkistjes en Streepjesoverhemd (2003) waarvan de strepen met een balpen getrokken zijn. De speelsheid in zijn werk lijkt geïnspireerd op de Pop art. Telkens zoekt Smits de grenzen van de verbeelding op, schommelend tussen beeldende kunst en vormgeving. Niet voor niets werkt hij al enkele jaren voor grote Nederlandse ontwerpbureau’s als Studio Tjep en KesselsKramer aan reclamecampagnes en interieuropdrachten. Zijn vindingrijkheid bracht hem ertoe filmpjes te maken voor het kinderprogramma Villa Achterwerk van de VPRO. Rechtstreekse confrontatie Het Glaspaleis - waar Smits’ expositie wordt gehouden - is een prachtig statig gebouw in het hart van Heerlen dat in de jaren ’30 door architect Peutz werd gebouwd als Modehuis Schunck. In 2003 werd het gebouw gerenoveerd en kreeg het verschillende functies toebedeeld, waaronder een museum en podium voor exposities. Helaas biedt de ruimte op de eerste verdieping naast de bibliotheek niet het beste podium voor de kunstwerken van Smits. De ruime glasgevels en de reeksen witte zuilen die vloeiend overgaan in het plafond, vormen weliswaar een neutrale omgeving; toch ogen de objecten van Smits verloren in de open structuur van het gebouw. De vluchtigheid waarmee mensen het gebouw gebruiken - voor een lezing op de begane grond, voor een bezoek aan de bibliotheek, of voor een muziekuitvoering boven - staat haaks op de rechtstreekse confrontatie waar Smits’s werk om vraagt. Wie de trappen naar boven bestijgt, passeert de grote zwarte vleugel, geen ongebruikelijk object in een openbaar gebouw als het Glaspaleis. Maar dat het object letterlijk naar nieuw evenwicht zoekt, is wel zo verrassend. Smits heeft twee poten met stapels plankjes verhoogd, zodat het logge muziekinstrument schuin op één poot balanceert. Pas bij het zien van het glas water boven op de openstaande klep, begrijp je de ingeving van de kunstenaar: het glas fungeert als waterpas om de klep van de vleugel - die in normale situatie schuin omhoog staat - exact horizontaal te krijgen. Daarmee de functie van het object als muziekinstrument ondermijnend.
Riskant Soms is de betekenis minder eenduidig. Zoals het opgezette roodborstje op het lege Coca - Cola kratje of de donkere mannetjesmerel op een zwartgeblakerd takje. Het is de kleursymboliek die absurde vragen oproept als: waarom zoeken beide vogels een kleurgerelateerd object uit om op te zitten? Uiteraard is hier geen sprake van een natuurlijk verschijnsel dat verklaard dient te worden. Het is de ingreep van Smits die ons op het verkeerde been zet. Het mooie, maar tegelijk riskante van Smits’ werk is dat het de alledaagse situaties zo dicht nadert, dat het zich bijna als vanzelfsprekende werkelijkheid voordoet. Dat geldt bijvoorbeeld voor een zitje van witte tuinmeubelen met lege flessen rum en wijn, wat glaasjes en twee volle asbakken. Wie niet beter weet, loopt er aan voorbij, want het is alleen de schaalverkleining die deze installatie zo opmerkelijk maakt: de flessen zijn halve liters, de glaasjes van borrelgrootte, de asbakjes zijn gevuld met minipeukjes, ernaast een kleine aansteker en ook de hele tuinset is aangepast op peuterniveau. Nu ja, gezien de hoeveelheid drank die aan tafel is genuttigd, lijkt er eerder sprake van een wild kabouterfeest of nachtelijk dwergorgie. Het roept Smits’s minieme drumstel in herinnering uit 2003, samengesteld uit blikjes en ijzerdraad. Het absurdistische en het alledaagse liggen bij Helmut Smits vlak bij elkaar, dat bewijst ook The Real Thing, een soort destilleermachine met meters, buizen, pompen, trechters en vaten. Het apparaat heeft echter een opmerkelijke functie want de installatie zuivert Coca-Cola in schoon drinkwater. Wellicht een antwoord op het slechte voedingsgedrag van de jeugd? Nu is het nog een autonoom kunstwerk, straks misschien een gewild designobject op iedere middelbare school. Edwin van Onna
15
The Complete Marbles Marmeren en bronzen figuren kijken vanaf hun hoge sokkels op ons neer. Ze zijn realistisch weergegeven. Heeft Marc Quinn zich tot traditie bekeerd? Een bonte stoet van geslachte dieren, gehandicapten en een gemankeerd fotomodel wijzen op het tegendeel. Ze werden op een voetstuk gezet. Letterlijk.
futuristische ensceneringen van Yasumasa Morimura etc. In alle gevallen beeldt de kunstenaar het lichaam niet af, maar gebruikt hij het lichaam zélf als materiaal, in de hoop kunst en leven met elkaar te verbinden. Self is ook opgenomen in Das Material der Kunst van Monica Wagner, waarin het materiaalgebruik van de naoorlogse kunst op zijn betekenis wordt onderzocht. Aarde of plastic, vuur of vet, vilt, huid of bloed, het zijn materialen die een authentieke, intense zintuiglijke ervaring oproepen. Een reactie op de vervreemding van onze technologische samenleving, denkt Wagner. Quinn voegde het zijne toe: echte bloemen in een aquarium met siliconenvloeistof, een meisje van een polymeerwas met gedroogd dierenbloed, een afbeelding van zijn zoon gemaakt van placenta en een beeltenis van de uitvinder van het menselijke genoom Sir John Sulston. Een ‘portret’ in een reageerbuisje, in de vorm van een DNAstreng, een onooglijk sliertje, waarin al Stulton’s eigenschappen zijn vervat.
Quinn begon bij zichzelf. Hij heeft zelfportretten gemaakt van lood die zijn worsteling met alcohol lieten zien (Emotional Detox, 1995) en afgestroopte huiden van kunstrubber, maar hij schokte het publiek met Self (1991)1, een replica van zijn eigen hoofd in bloed. Gedurende vijf maanden tapte Quinn zijn eigen bloed af, in totaal 4,5 liter, net zoveel als door het menselijk lichaam stroomt. Hij goot het in een mal en presenteerde het in bevroren toestand in een vitrine met koelelement. Een kwetsbaar beeld, dat afhankelijk is van techniek, zo bleek toen iemand per ongeluk de stekker eruit trok en er niets anders restte dan een plasje bloed. Self was te zien op de tentoonstelling Sensation, samen met de bekende haai op sterk water van Damien Hirst. Beide kunstenaars behoorden tot de Young British Artists, een club die door de reclametycoon Saatchi werd gepromoot. In de NRC van 5 mei 2006 worden de YBA’s als cynische kunstenaars getypeerd, ‘een Wehkampcatalogus van schockeffecten.’ Self is confronterend. Het toont wat anders voor het oog verborgen blijft, dat wat stroomt als het lichaam wordt verwond, maar het is meer dan effectbejag. Het sluit aan bij een ontwikkeling die, hoe weerzinwekkend ze soms is, niet ontkend kan worden. Self is opgenomen in het The Artist’s Body (Phaidon, 2000) waarin de kunstenaar zijn eigen lichaam gebruikt als middel om vragen te stellen over het bestaan. In dit encyclopedische werk wordt dit fenomeen uitputtend in kaart gebracht, van de Japanse Gutai-groep, het orgiën- en mysteriëntheater van Herman Nitsch, de levende kunstwerken Gilbert en George, de sjamaan Joseph Beuys, de performances van Ulay en Abramovic, tot de
Marmer Quinn is een conceptuele kunstenaar. Hij kiest zijn materiaal om zijn symbolische waarde en gebruikt marmer vanwege de associatie met klassieke schoonheid. Daarom is de invalide Alison Lapper in glinsterend marmer afgebeeld. In Groningen troont Lapper op een hoge sokkel. Haar fiere hoofd, omlijst door kort geknipt haar, rust op een lange hals en een wervelkolom als een zuil. Haar kin is geheven en haar blik op de verte gericht. Ze kijkt over ons heen, waardoor je ongehinderd je blik kan laten glijden over haar lichaam. Over haar afgeknotte schouders, haar sponsachtige korte benen die haar gewicht niet kunnen dragen. Over haar welvende billen, bloeiende borsten en bolle buik. Lapper is acht maanden zwanger als Quinn haar vereeuwigt, een wapenfeit waarmee Lapper wereldwijd de aandacht van de media trekt. In de andere zalen zijn portretten te zien van Peter Hull, Alexandra Westmoquette en Tom Yendell, afgewisseld met zittende onthoofde koeien in brons. Mensen en dieren, allen missen zij ledematen, maar desondanks heeft Quinn ze heroïsch weergegeven. Peter Hull lijkt de ruimte te veroveren met dat wat hij aan armen bezit en Tom Yendell die het zonder armen moet stellen, plant zijn voeten krachtig in de aarde. Onwillekeurig komt de Lopende Man van Rodin (1905) voor de geest, die ook geen armen heeft, maar dat was niet omdat het model ze niet bezat. Rodin verzamelde antieke beelden, geschonden door de tand des tijds en werd zich bewust van de expressieve mogelijkheden, zelfs de meerwaarde van het gefragmenteerde beeld. Hij liet de armen weg om de aandacht te vestigen op de energie van het lopen, maar terwijl Rodin de expressie van het incomplete beeld laat zien, toont Quinn de expressie van het incomplete lichaam, die hij nadrukkelijk The Complete Marbles noemt. Quinn is er niet op uit om, zoals Rodin, de energie van het bewegende lichaam te vangen in een beeld. Quinn’s
16
Marc Quinn, Self, 2001
1. Interessant is in dit verband het werk Drink Mijn Bloed van Fleur van den Berg. Zij reproduceerde een afgietsel van haar hoofd en handen in glas dat, ondersteboven gekeerd, dient als wijnkelk. Net als bij Quinn is ook hier de verwijzing naar de levenssappen, maar ook naar de Eucharistie.
fotografische zelfportretten in zwart-wit, die door de lichtwerking een sculpturale uitstraling krijgen. Ze poseert als de Venus van Milo, een lotgenoot die net als zij haar armen moet missen, maar desondanks geldt als het symbool van vrouwelijk schoon. ‘In mijn werk onderzoek ik ideeën over fysieke schoonheid, in een maatschapppij die mij als gedeformeerd beschouwt omdat ik zonder armen werd geboren,’ verklaart Lapper op haar website. Lapper is trots op zichzelf. Dat straalt af van het beeld dat Quinn van haar maakte en dat nu in monumentale proporties het stadshart van Londen domineert. Ze verkeert in het gezelschap van Lord Nelson (die in de strijd tegen de Fransen een arm verloor), Generaal Charles Napier en Koning George de Vierde, die zijn afgebeeld als helden. Hun geïdealiseerde, monumentale portretten illustreren de rol die de beeldhouwkunst van oudsher heeft gespeeld. Verheffen Traditioneel was de beeldhouwkunst spreekbuis van de macht. Wereldlijke en religieuze leiders lieten zich vereeuwigen en keken vanaf hun voetstuk op de massa neer, tot het beeld in de revolutionaire 20ste eeuw van zijn sokkel stapte. Voortaan stond het op de grond. Het vertegenwoordigde niet meer de heersende macht, maar symboliseerde het individualisme, waarbij de kunstenaar op gelijke voet met de kijker verkeert. De Vierde Sokkel op Trafalgar Square, ooit bestemd voor een ruiterstandbeeld maar sinds 1998 een podium voor beeldhouwkunst, is dan ook een steen des aanstoots voor hedendaagse kunstenaars. In 2001 zette Rachel Whiteread er een omgekeerde, transparante sokkel op want helden bestaan niet meer, Bill Woodrow liet hem overwoekeren door de natuur en Marc Quinn verheft datgene waar anderen (letterlijk) op neer kijken en verleent het zo een heldenstatus. Lapper laat het zich welgevallen. ‘Ik beschouw het als een modern eerbetoon aan vrouwelijkheid, invaliditeit en moederschap. Het is zo zelden dat we invaliditeit in het dagelijks leven laten zien, laat staan naakt, zwanger en trots. Het beeld is het ultieme statement over invaliditeit, een even mooi en waardige manier van zijn als elke andere,’ aldus Lapper. Na haar bevalling maakte Quinn een ontroerend portret van Lapper en haar zoontje Paris dat tussen haar benen zit. Lapper’s mondhoeken krullen omhoog in een lach van overwinning en je hoort haar denken: ‘I did it.’ Anne Berk
Marc Quinn, Alison Lapper Pregnant, Trafalgar Square, Londen, 2005
Marc Quinn, recente sculpturen, Groninger Museum, Groningen, 29 april t/m 27 augustus 2006 , di t/m zo 10.00-17.00 uur, 050-3666555, www.groningermuseum.nl
Marc Quinn, Alison Lapper and Parys, 2000
beelden zijn niet bezield. Hij werkt niet naar de waarneming, maar maakt afgietsels van lichamen die hij laat reproduceren in marmer door Italiaanse vaklieden. Het zijn replica’s van mensen, statements over het abjecte (het verachtelijke of verworpene) zoals theoreticus Julia Kristeva het verwoordde: ’dat wat de identiteit, het systeem, de orde verstoort. Het ambigue, dat wat de grenzen, posities en regels niet respecteert.’ Venus ‘Mensen zijn verrast door zijn verschijning,’ schrijft Arthur Japin in De Grote Wereld (2006). ‘Nog geen seconde later dringt tot ze door wat ze eigenlijk zien. Ze schrikken. Meteen hebben ze spijt dat ze naar hem gekeken hebben, maar het is te laat. Hij staat op hun netvlies. Hij zit in hun hoofd. Ze stellen zich voor wat het betekent te zijn zoals hij. Afschuw. Schaamte. Hij leest het van hun gezicht. Ongemakkelijk voelen zij zich. Medelijden! Schuld! Op dat moment willen ze niets liever dan verlost te worden van hun pijnlijke gedachten. Dit gunt hij ze niet zomaar. …..hij trekt een grimas, doet alsof hij ergens over struikelt, een kleinigheid is al genoeg. Ze schieten in de lach. Dit is de uitweg die hij ze biedt…. Als hij zichzelf luchtig neemt, hoeven zij er immers ook niet zwaar aan te tillen.’ Japin beschrijft het leven van de ‘uitzondering.’ De groep bepaalt de norm en wie daarvan afwijkt wordt buitengesloten. De hoofdpersoon, een dwerg, overleeft door mensen aan het lachen te maken, maar wat als je niet grappig bent? Alison Lapper (1965) hanteert haar eigen strategie. Zij is kunstenaar en verandert zo het uitzonderlijke in het bijzondere. Lapper maakt
17
Museum van Bommel van Dam als veilige schuilplaats Het werk van Marjan Teeuwen bestaat uit registraties van volgestapelde kamers. Persoonlijke attributen en afvalmaterialen vullen haar schuilplaatsen tot bijna platte mozaïekachtige composities. Ondanks menselijke afwezigheid dreigt er geen gevaar. De solotentoonstelling in Venlo illustreert ondubbelzinnig de veiligheid van het bestaan. In Museum van Bommel van Dam staan twee monitoren naast elkaar opgesteld. De één toont een stilstaand beeld van een volgepakte atoomschuilkelder onder het museum, de ander zoomt voortdurend in op attributen die her en der liggen uitgestald. De installatie - speciaal door Teeuwen (1953) voor de expositie Schuilplaats gemaakt - neemt ons mee naar een verboden Stasi-archief of de verborgen schatkamer van een ‘nerd’, zo lijkt het. De bewakingscamera’s tonen tafels met geheimzinnige documenten en stapels foto’s, kasten volgepropt met ordners, bedradingen, verbrand hout en piepschuim. Een rommel is het niet, alles lijkt streng gesorteerd. De filmpjes en fotoprints van Teeuwen illustreren geheimzinnige schuilplaatsen ingericht met boeken, computers, tassen, dekens, dozen, video’s, planten en afvalmaterialen. Van boven tot onder en van voor tot achter. Schots en scheef weggezakt, of juist in strakke rijen en stapels geordend. De bewoner of gebruiker zelf is niet in beeld gebracht, alleen aan de hand van de voorwerpen krijgen we inzicht in zijn of haar identiteit. In wiens leven mogen we binnendringen? Wat verklaart die drift tot verzamelen, welke dreiging hangt er boven het hoofd?
Herkenning Dat er gewoond of gewerkt wordt in deze ‘huiskamers’, blijkt uit de permanente aanwezigheid van een stoel, kruk, bank, matras en soms een tafel of bureau. Zonder dit meubilair zou het gevoel van ruimte en perspectief oplossen in een tweedimensionale compositie van kleur, lijn en vorm; een mozaïekpatroon van gekleurde vlakjes. Maar zelfs mét meubilair moet je je voortdurend heroriënteren binnen de ruimte. Wat achter is, kan op een ander moment als diepte worden ervaren. “Ieder voorwerp gaat op in de mêlee, wordt bedolven en raakt ingeklemd door alles wat boven en naast hem is. Hier is het niet het gebrek, maar het teveel aan dingen dat de geschiedenis uitwist, de persoonlijke band verbreekt”, schreef curator Wouter Prins in 2003 als toelichting op Teeuwens werk. Toch ervaart de beschouwer precies het tegenovergestelde, deze voelt zich niet buitengesloten, maar gaat juist op zoek naar persoonlijke aanknopingspunten. Hoe langer je kijkt, hoe meer je herkent:
de oranjebeige schoenendoos van Niké, het zeegroene plastic keukenrekje, de kunsthistorische bijbel van Janson, verpakte rollen wc-papier van de AH, het tasje van het Stedelijk Museum, de stapel schuursponsjes, de catalogus van kunstenaar JCJ Vanderheyden; ze zijn letterlijk terug te vinden in mijn eigen huishouden. Vooral in de serie manshoge inktjetprints op doek worden de attributen bijna tastbaar. De gedetailleerdheid van elk onderdeel maakt het mogelijk dat je de geschreven titels op cassettebandjes kunt lezen, of de nerven van een plantenblad kunt tellen. Nog nooit zijn andermans wereld en die van mezelf elkaar zo dicht genaderd! Mysterie Waar Teeuwen’s schuilplaatsen zich bevinden, blijft onduidelijk: in haar eigen huiskamer, in haar atelier, of in een anonieme garagebox? Zelfs de installatie in de atoomschuilkelder onder het museum roept vragen over de locatie op, omdat je deze niet fysiek mag betreden. Bestaat deze kelder wel echt of zijn de monitorbeelden zo goed geënsceneerd dat we het bestaan als waarheid aannemen? Het werk van Teeuwen krijgt door deze onzekerheden iets ongrijpbaars. Ook omdat we het met registraties van deze overvolle wereld moeten doen. Eigenlijk willen we persoonlijk kennismaken met de attributen, ze van dichtbij bekijken en vasthouden. De neiging om bijvoorbeeld een boek uit de stapel te trekken, is nauwelijks te onderdrukken. Maar stel dat de gefotografeerde werkelijkheid zich fysiek aandient, dan nog zou je als bezoeker niet willen handelen, wetende dat de hele installatie in elkaar zou storten. Zo dicht zijn de voorwerpen op elkaar gestapeld en gepakt, vergroeit tot één geheel. Kromgebogen schappen benadrukken de fragiliteit van het systeem. Iets van het mysterie wordt opgehelderd in twee korte filmpjes - Paternoster en Lopende Band - waarin we zien hoe Teeuwens opslagkamers worden bevoorraad: respectievelijk door een goederenlift en een lopende band. De meest uiteenlopende producten komen voorbij, hoewel het laden en lossen zelf niet in beeld wordt gebracht. De volgepakte omgeving blijft onaangeroerd en identiek van samenstelling. Het spel tussen herkenbaarheid en het ongrijpbare, maakt Teeuwens werk intrigerend. Er spreekt eerder verwondering uit dan de dreiging van een of andere calamiteit. Het gezicht van de bewoner achter de huiskamers krijgen we uiteindelijk niet te zien, we worden telkens teruggeworpen op onze eigen belevingswereld. Hoewel? Wie kijkt naar Huiskamer 2/4 kan een vrouwelijk figuur rustend op een stapel matrassen ontdekken. Weliswaar is ze met het gezicht van ons afgewend, haar aanwezigheid bevestigt de veiligheid van het bestaan. Edwin van Onna
18
Marjan Teeuwen, Huiskamer, foto Lé Giessen
Marjan Teeuwen, Schuilplaats, 24 april t/m 28 mei, Museum van Bommel van Dam,Venlo www.vanbommelvandam.nl
De tragiek en het theater van de huid Waar sculptuur zich mengt met theater ontstaat een tussengebied met vele mogelijkheden. Multimediaal, interactief en neigend naar het realiseren van een totaalervaring. Meeslepend, maar het gevaar voor vervlakking ligt op de loer. Gastconservator Sya van ’t Vlie tekende voor de tentoonstelling 'Onderhuids-Buitenhuids' in Galerie Wit te Wageningen. Sommige tentoonstellingen zetten de toeschouwer aan tot denken. Na afloop van het tentoonstellingsbezoek blijkt de bezoeker al dan niet gewonnen te zijn voor het concept van de kunstenaar. Dat is maar zeer ten dele het geval bij de tentoonstelling Onderhuids-Buitenhuids De getoonde werken van Liesje Smolders en Piia Maria doen eerder een beroep op het invoelend vermogen van de toeschouwer dan op het denken. De focus op het lichamelijke aspect van de menselijke existentie is pregnant aanwezig. Met als nuancering dat de werken van Smolders een vagelijk geruststellende uitwerking op de beschouwer hebben, terwijl Piia Maria eerder referenties zoekt bij de duistere zijde van het gegeven dat we niet enkel een lichaam hebben, maar ook lichaam zijn. Kwetsbaarheid versus geborgenheid, uitlokking van geweld versus tederheid, het passeert allemaal de revue. In gecombineerde performances van beide kunstenaars op de opening van hun expositie, ontwaken Smolders en haar geliefde in hun houten ligbeelden en leggen ze de huid van hout af. Om zodoende in staat te zijn om Piia Maria, die zich verderop in de tuin van de galerie ingesponnen heeft tot een cocon, te ontknopen en haar de bewegingsvrijheid te hergeven. Het nadrukkelijke beroep op de empathie van de toeschouwer in combinatie met de theatrale presentatie levert echter ook het onbedoelde bijeffect op dat de toeschouwer zich lichtelijk gemanipuleerd zou kunnen voelen. Hij wordt verleid figuurlijk in de huid van de ander te kruipen om te ontdekken dat deze haar na de voorstelling aflegt als een masker. Een aanvaarde conventie binnen het theater die wringt waar het de beeldende kunst betreft. Het opereren in het randgebied van de sculptuur, waar sculptuur zich mengt met andere kunstdisciplines, is dus niet zonder risico.
.
Piia Maria, Stream, foto Sya van ‘t Vlie
Buiten de huid Sya van ’t Vlie plaatst de gesignaleerde aandacht voor de beeldhuid in een kunsthistorische context, die via de beschrijving van de beeldhouwopvattingen van Rodin en Brancusi, begrijpelijk maakt dat deze huid niet langer betekenisafhankelijk is van een verklarende innerlijke structuur, waardoor de aandacht zich kan verplaatsen naar ‘het buitenhuidse’. Niet enkel in betrekking tot het beeld zelf, maar tevens tot sculptuur als discipline. Zowel Piia Maria als Liesje Smolders opereren in een grensgebied, maken naast beelden ook installaties. Daarbij is de één tevens choreograaf en danser en de ander betrokken bij het openluchttheater. Daardoor balanceren sommige van hun beelden op de grens van theatergebonden en autonome beelden. Zoals het passeren van grenzen tot spannende ontmoetingen kan leiden, zo leidt dit principe in het kader van de tentoonstelling Onderhuids- Buitenhuids tot aansprekende beelden en installaties. De geluidsinstallatie Stream die Piia Maria vervaardigde in samenwerking met musicus en sonoloog Amos Elmaliah, spreekt tot de verbeelding. Een gipsen hoofd met borstpartij en losse handen hangt in een wirwar van draden boven een tegelvloer die in trilling wordt gebracht door geluid, dat slechts middels koptelefoons te beluisteren is. Hier is het menselijk lichaam geen biologisch bastion, maar een open structuur, waarop de buitenwereld inwerkt.
,
Onderhuids-Buitenhuids, Galerie Wit, Wageningen, 18 maart – 23 april 2006
De jongens Hoe harmoniserend steken daar de objecten van Liesje Smolders bij af. De houten objecten lijken de naakte mens troostend te willen omhelzen en beschutting te willen bieden. En de huid ervan is sensueel, glad en erotisch geladen. Maar ook hier speelt de hang naar het grote theatrale gebaar de tentoonstelling parten. Inhakend op de actualiteit mengt Smolders zich in de discussie rond het nationale monument van Hanshan Roebers. Hypocriet noemt ze de verwikkelingen en als ludiek antwoord toont ze haar ‘jongens’, een serie houten penissen. ‘Weten jullie dan werkelijk niet, hoe een fallus er uitziet?’ Maar de verwikkelingen rond het beoogde monument handelen niet over de esthetische waardering van de vorm van het mannelijke lid. De hypocrisie rond de gang van zaken heeft een ideologische en politieke dimensie die veel meer bepalend is dan een grap over ‘de Paal van Bernhard’. De kunstenares annexeert de gegeven situatie om een eigen stokpaardje te berijden en dat is haar onvervreemdbare recht. Het vormt echter ook een indicatie dat de vermenging van beeldende kunst en theater tot een maskering van de werkelijkheid kan leiden. Sya van ’t Vlie refereert in haar beschouwing bij de tentoonstelling aan installatiemakers die uit zijn op een totaalervaring. Maar wellicht zouden we voorzichtig moeten opperen dat die beoogde ervaring minder totaal is dan ze lijkt, wanneer zij een kritische en afstandelijke analyse in de weg staat. Antonie den Ridder
www.galeriewit.nl
19
Partituur Tineke van Veen maakt dit jaar een installatie voor een kerk onder de titel ‘Partituur’. Ze fotografeerde daarvoor handen van kerkbezoekers en buitenstaanders en mengde die ook met foto’s van handen van mensen die haar dierbaar zijn. Ze drukte ze af op een halftransparante papiersoort, en lijstte ze in, in smalle houten frames.
Van 27 maart tot 17 mei van dit jaar was partituur te zien in de Christus Triumfatorkerk in Den Haag. Een bijzondere plek als het gaat om beeldende kunst. Niet alleen bouwkundig - Tineke van Veen omschrijft het gebouw van buiten als een nare doos maar ook programmatisch. Je hoort niet vaak van praktiserende kerken die met regelmaat tentoonstellingen plannen. Kortenhoef organiseerde in het verleden tentoonstellingen voor blinden. Maar verder ken ik zo direct geen voorbeelden. De Triumfatorkerk is dus redelijk uniek en krijgt zelfs ondersteuning voor de exposities van het Prins Bernhard Cultuurfonds, hetgeen betekent dat het om meer moet gaan dan een gezellig nevenprogramma om iets aardigs te doen voor de mensen. Handen Van Veen vergelijkt handen met portretten. Net als een gezicht laten ze geschiedenis en karakter van een persoon zien. Ringen en horloges, tatoeages en andere versieringen, en vooral ook de manier waarop de nagels behandeld zijn, vertellen al heel veel. Maar meer nog dan dat zijn het de gebaren die de handen sprekend maken. Tineke vroeg de mensen om hun handen zo ontspannen mogelijk neer te leggen voor ze deze fotografeerde. Dat leverde desondanks vaak gespannen vingers op, of handen die stijf naast elkaar lagen. Maar ook paren die elkaar stilletjes en mollig vasthouden, in opperste rust. Alle handen verraden het leven dat ze leidden. Het staat getekend in de lijnen, misschien wel scherper dan in rimpels op het gezicht. Mooi moet dat zijn geweest, om die foto’s zo boven je te zien zweven. Ik belde Tineke op om te vragen hoe ze het project had ervaren, en wat haar invalshoeken waren.
internationaal gezelschap van kunstenaars een zogenaamde art-mobile, en trekt daarmee van plaats naar plaats. Vanuit dit reizende atelier wordt op talloze manieren aansluiting bij de mensen gezocht. Het gaat er telkens om nieuwe vormen van uitwisseling te vinden. Vorig jaar zochten we met een aantal kunstenaars een verlaten plek op en bekeken op experimentele wijze hoe we elkaar konden beïnvloeden en voeden. Maar in de manier waarop het werk in de Triumfatorkerk tot stand kwam ging ik persoonlijk een stap verder. Toen ik de ruimte binnenstapte ging er direct iets door me heen; een gevoel van mystiek. Dat heb ik kunnen behouden door de foto’s aan het plafond te hangen en een patroon dat correspondeerde met de banken er onder. Het ziet er vederlicht uit. Vooral ook de manier waarop de foto’s zijn gemaakt is bijzonder. Dat werkte echt verbindend. Bij de opening kwamen veel meer ‘gewone’ mensen dan normaal, vertelde de organisatie mij. Het ging om mensen die door het project iets met mij, en daardoor ook iets met kunst gekregen hadden. Een andere lijn in mijn werk wordt gevormd door kwetsbaarheid en vergankelijkheid. In de Bergkerk in Deventer maakte ik een beeld met glazen tranen op een grafzerk, waarvan er enkele foto’s van ogen bevatten. Een indringend beeld dat je als het ware een blik gunt in de wereld achter deze, letterlijk andere kant van het graf.” Met Partituur bespeelt Tineke van Veen een aantal tere snaren. Het gaat over ontmoeten, het gaat over identiteit, en het gaat over de sporen die het leven in de huid kerft. Door op deze manier te werken heeft de kunstenaar zich met veel mensen verbonden. En veel mensen verbonden zich met elkaar, met de kunst. Een partituur die het waard is vaker te worden gespeeld.
Tineke van Veen, Handen, foto Tineke van Veen
Tineke van Veen, Partituur,
Ans van Berkum
foto Leo van der Kleij
Mensen “Het werken met mensen loopt als een rode draad door mijn werk” vertelt ze. Zelfs als ik glas laat blazen leg ik er een eer in de uitvoerder een plaats te geven die later in het werk zichtbaar blijft”. Nu is dat wel iets anders dan zo maar met een aantal mensen, dat regelmatig een kerk bezoekt, of juist niet, tot samenwerking te komen. In dat laatste geval is de betrokkenheid veel groter en wordt de uitwisseling die je als kunstenaar met de deelnemers hebt veel bepalender voor het uiteindelijke werk. Ik heb veel geëxperimenteerd met samenwerking. Vooral ook binnen de projecten die ik organiseer voor de stichting Lavalette in de Auvergne. Deze zomer gebruikt een
20
Monument Anton de Kom roept tegenstrijdige reacties op De Surinaamse vrijheidsheld en verzetsstrijder Anton de Kom heeft in Amsterdam-Zuidoost een beeld gekregen. Bij de onthulling op 24 april was er een protest van een groep boze Surinamers. Zij vonden het beeld te bloot en te zeer een stereotype van hoe Nederlanders naar Surinamers kijken. “Een zware belediging voor de waardigheid van de Surinaamse geschiedenis.Weg ermee, daar staat een slaaf.” Volgens de voorstanders straalt het beeld juist kracht uit en accentueert het fierheid en kwetsbaarheid. “Gooi de slaafsheid van je af ”, riep Judith de Kom, Anton’s dochter, tijdens de onthulling. concentratiekampen Sachsenhausen en Neuengamme, waar hij in 1945 overlijdt. Zijn stoffelijke resten worden later gevonden in een massagraf. In 1960 wordt Anton de Kom bijgezet op de erebegraafplaats in Loenen. In november 1990 wordt op het Anton de Komplein in Amsterdam-Zuidoost een plaquette onthuld, op 24 april kwam daar het monument bij.
Jikke van Loon, Anton de Kom, 2006
Het bronzen beeld van de Nederlandse kunstenaar Jikke van Loon is tot stand gekomen na een uitvoerige inspraakprocedure en gekozen door een jury. Die procedure riep al vragen op, omdat het beeld van een Surinaamse held gemaakt werd door een witte Nederlandse. “Een witte persoon beeldt zwarte mensen af als nederige, domme personen.” Het Comité ‘Een waardig standbeeld’ was en is van mening dat de naaktheid van het beeld wordt gezien als een verbeelding van de lijfeigene. Iets wat De Kom nu juist niet was. Hij liep het liefst rond in een mooi pak met hoed. Het comité wijst bovendien op de geprononceerde geslachtsdelen van de man. Een vooroordeel dat negers in een permanente staat van opwinding zouden verkeren. Bovendien is de hand van het beeld een soort klomp; dat aspect wordt gezien als een afgehakte hand, het symbool voor een dief. Volgens de voorstanders komt De Kom voort uit een boom, als teken van waardigheid en oerkracht en past het beeld in de traditie van Afrikaanse beelden van voorouders. Emancipatie Cornelis Gerard Anton de Kom werd in 1898 geboren in Paramaribo. Zijn leven werd gekenmerkt door het voeren van strijd tegen onrecht en onderdrukking. Strijd in Suriname tegen de Nederlandse koloniale macht en strijd in Nederland tegen de Duitse bezetter. Deze strijd voor sociale rechtvaardigheid moest hij met zijn leven bekopen. De Kom was in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw nauw betrokken bij de Surinaamse en Nederlandse arbeidersbeweging. Met zijn sociale en politieke activiteiten en geschriften speelde hij een belangrijke rol bij de emancipatie van het Surinaamse volk ten opzichte van de Nederlandse koloniale macht en de daarbij horende onderdrukking. Dat was aanleiding om hem in 1933 te verbannen naar Nederland. Daar raakt hij tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken bij het verzet tegen de Duitsers. In 1944 wordt hij gearresteerd en gevangen gezet in de
21
Het goede hout Bewoners van Amsterdam-Zuidoost namen in 1999 het initiatief om te komen tot de realisatie van een monument ter herdenking van en nagedachtenis aan vrijheidsstrijder, verzetsheld, banneling, vakbondsman en schrijver Anton de Kom. Stadsdeel Zuidoost stelde samen met de bewoners de inhoudelijke randvoorwaarden voor de kunstopdracht vast. Het moest een figuratief beeld worden dat behalve fysieke gelijkenis óók een verbeelding moest opleveren van het gedachtegoed van De Kom. Vier kunstenaars werden uitgenodigd een schetsontwerp te maken: Jikke van Loon, Henri Renfurn, Henk Visser en Erwin de Vries. Eind 2004 waren de ontwerpen in een tentoonstelling te zien. Publiek en jury kozen uiteindelijk het ontwerp van Jikke van Loon als definitief uit te voeren monument. Volgens de jury was het ontwerp van Van Loon een beeld dat toekomstige generaties nieuwsgierig blijft maken naar de nalatenschap van De Kom, dat mensen van dichtbij en veraf weet te raken en een beeld dat de beste verbeelding geeft van het strijdbare karakter van de hoofdpersoon. Jikke van Loon hakte het oorspronkelijke ontwerp uit een enorme gele kabbes, een boom uit de binnenlanden van Suriname die ze naar Nederland verscheepte. De in het monument afgebeelde man groeit als het ware uit de boom, is uit ‘ het goede hout gesneden’, waarbij het proces van groeien nog in volle gang is. Uitgangspunt voor Van Loon was de beginregel Strijden ga ik! Eerst na d’overwinning kom ik terug…uit het gedicht Vaarwel, Akoeba, Vaarwel van Anton de Kom. De familie De Kom heeft in een reactie op de aantijgingen van het Comité ‘Een waardig standbeeld’ verklaard nauw betrokken te zijn geweest bij de realisatie van het monument. “Het monument is het resultaat van inhoudelijk overleg tussen officiële instanties (Stadsdeel Zuidoost en CBK Zuidoost), familie en bewoners. Het kunstwerk is in onze ogen een waardige verbeelding ter nagedachtenis aan De Kom en datgene waarvoor hij heeft gestreden.” Annet Zondervan, directeur van het CBK Zuidoost noemde het beeld een waardig monument op een waardige plek voor een zeer bijzondere en inspirerende man. Piet Augustijn
kM en de beeldhouwkunst Toen Stichting Kunstenaarsmateriaal in 1989 werd opgericht, en in 1991 het eerste nummer van zijn tijdschrift deed verschijnen, dacht men dat kunstenaars niet meer veel van materialen en technieken wisten. Daarnaast was er een enorme ontwikkeling gaande op dat gebied. Mede door de verscherpte milieueisen veranderde het aanbod voortdurend. Het was nuttig een platform te hebben dat het vakgebied over de nieuwste mogelijkheden zou informeren. Redactionele formule “kM wil niet belerend zijn. Geen voorschriften geven. Het behoort tot de artistieke verantwoordelijkheid van de kunstenaar, wanneer deze met asfalt schildert en vervolgens met bisonkit vernist. Maar, als houdbaarheid een vereiste is, willen wij graag meedenken over een meer verantwoorde materiaalkeuze” aldus het eerste redactioneel. Ik heb de vier nummers van 2005 grondig bekeken en een aantal andere globaal en geconstateerd dat die lijn is waargemaakt. kM werkt met thema’s. Heel handig als je later iets terug wilt zoeken. Alles over patineren in één blad apart, alles over verbindingen, over kneden en gieten, over metaal als materiaal. Daarbij doet het blad stappen in een meer algemene materie. Perceptie was een thema, Kleur, en Continuïteit en Innovatie. Er was zelfs een nummer dat S.M.A.K. op de cover had staan. Daarmee leek het blad naar een algemene beschouwing van een museaal verschijnsel door te steken. Bij nader inzien was het toch anders. Het nummer behandelde de verschillen tussen het Vlaamse en het Nederlandse materiaalgebruik. Het redactioneel van Pieter Keune zegt: “Ons is opgevallen dat men in Vlaanderen minder met het materiaal zelf bezig is, maar meer met de artistieke beslissingen over het gebruik van het materiaal. Zo vertelt Franky D.C. dat hij verf van een bepaald merk gebruikte. Niet omdat deze verf bepaalde eigenschappen heeft die hij kon manipuleren of die een technisch houdbaar resultaat gaf. Nee, hij zocht
kM 55
het ideeëngoed van de kunstenaar. Het artikel behandelt de constructieve keuzen die hij maakte en de wijze waarop het beeld werd opgericht. Zulke artikelen zijn zeer waardevol voor de grote groep kunstenaars die zich bezighoudt met de realisering van beelden in de openbare ruimte. En dat gaat zo door in de volgende nummers. Men heeft het over de restauratie van sculpturen die aan gebouwen bevestigd zijn, of over het behoud van oorspronkelijke patina’s. ‘Wat is patina eigenlijk, wanneer gekeken wordt naar stenen beelden?’, vraagt de auteur Rob Crèvecoeur zich af, terwijl Frank van de Ploeg zich verdiept in algemene onderhoudsvragen ten aanzien
van het oeuvre. Het artikel van Mariëtte Dölle heeft eenzelfde insteek. Het weegt het project Beyond dat in de vinexwijk Leidsche Rijn kunst met architectuur, stedenbouw en landschap verbindt. En dan gaat het zo door met artikelen over de zwarte doos van Bik van der Pol en een sculpturaal gebouwtje van Bertus Mulder en Govert Sponselee.Volgt een artikel over kunst op rotondes van Frank van de Ploeg, dat eveneens ook in een blad met een bredere insteek zou hebben gepast. En tot slot een verhaal over Lara Almarcgui, dat geheel gewijd is aan de artistieke benadering van de kunstenares en niets meer met materiaalgebruik van doen heeft.
kM 56
juist een manier van schilderen die hij niet helemaal onder controle had, met een verf die je niet helemaal kon beheersen. Het soort materiaal deed er minder toe dan het proces waartoe het materiaal aanleiding gaf.” Keune bedoelde waarschijnlijk dat men in Vlaanderen meer met de artistieke mogelijkheden van materialen bezig was, dan met de technische, al onderbouwde hij die mening gebrekkig. Ook de bewering dat dat in Vlaanderen méér zou voorkomen dan in Nederland, hing in de lucht. Maar de meer ‘filosofische’ benadering bleek succesvol voor kM. Het nummer vond gretig aftrek. Eigen terrein De afbakening van kM ten opzichte van een blad als Beelden, lijkt aanvankelijk helder. Áls de beeldhouwkunst aan de orde komt, is dat vanuit het materiaal bezien. In het nummer over Het Penseel komen we alleen een klein berichtje tegen over de plaatsing van een gigantisch betonnen beeld van Ruud Kuijer. Puur technisch verhaal. In nr 53 bekijkt Vivian van Saaze hoe Anna Ramsair op zoek gaat naar het juiste materiaal om haar project Een plek om te zijn uit te voeren. Ze zoekt naar procédés die duurzaamheid garanderen en slaagt daarin, al blijkt niet alles wat ideaal is voor het beeld even vriendelijk voor haar huid. In hetzelfde nummer ook nog een verhaal over Port du Nord van Niko de Wit, dat op een uitzichtheuvel in Rhoon werd geïnstalleerd. Er worden vrijwel geen woorden vuil gemaakt aan het concept en
Krijn de Koning, Werk voor Den Haag Sculptuur, 2005, foto Ernst Moritz
van beelden in de openbare ruimte. Een slecht artikel gaat over een beeld van Carel Visser, dat ernstig is aangetast door de tijd. De kunstenaar zelf interesseert de staat van het beeld geen fluit, zegt de schrijfster, terwijl ze zich afvraagt of je toch niet zou moeten ingrijpen. Een conclusie blijft uit. Zinloos dus. Dan komt nr 56 en wordt het gerichte beeld dat het blad neerzet opeens toch doorbroken. Harald Schole schrijft daarin over Krijn de Koning op een wijze die in geen enkel ander blad over beelden in de openbare ruimte en of beeldend kunst zou misstaan. Hij kijkt uiteindelijk ook naar materiaalgebruik en de wijze waarop de Koning de uitvoeringstaken scheidt van ontwerpvragen, maar behandelt in hoofdzaak toch de inhoudelijke portee
22
Daarmee is de vraag op scherp gesteld: Tot nummer 56 vond het tijdschrift doel en zin in de behandeling van de technische en ambachtelijke kant van het kunstenaarschap. De vraag is nu of de beeldend kunstenaars en restauratoren die kM lezen, de gesignaleerde koerswijziging willen. Hebben zij genoeg van kM zoals het was, en willen zij meer inhoud? Of raak je uiteindelijk toch uitgepraat over kunst en materiaal en ben je, als je het blad fris wilt houden, genoodzaakt tot verdieping? Als dit de oorzaak is van de ontwikkeling, moet kM tenminste overwegen om met deze formule aansluiting bij andere spelers in kunstbladenland te zoeken. Ans van Berkum
Boeken Cees Krijnen In 2006 is het 400 jaar geleden dat Rembrandt in Leiden werd geboren, een mooie gelegenheid voor diverse tentoonstellingen. De Lakenhal organiseert dit jaar drie Rembrandt-tentoonstellingen. De eerste tentoonstelling draagt de titel Cees Krijnen VS Rembrandt. Bij de tentoonstelling verscheen een mooie gelijknamige catalogus.Rembrandt maakte diverse portretten van zijn moeder, vaak als een oude respectvolle vrouw. Enkele van deze portretten staan ook in de catalogus afgebeeld. Respect voor de ouders en de ouderdom is in onze individualistische cultuur allang niet meer zo vanzelfsprekend. Het valt daardoor des te meer op als een kunstenaar zijn moeder letterlijk op een voetstuk plaatst en het middelpunt laat zijn van het totale oeuvre. Het centrale thema van de kunstenaar Cees Krijnen is zijn moeder en dat is op zijn minst opvallend. Het was haar echtscheiding en alle perikelen daaromheen die hem daar aanvankelijk toe bracht. Krijnen benoemde zijn moeder tot ambassadrice van echtscheidingen en reisde met haar zo de wereld rond. Daarnaast doet hij performances met haar en schrijft korte toneelacten die in theaters te zien zijn. Krijnen is de kunstenaar, zijn moeder is de muze, zijn model en zijn inspiratiebron. Sommige mensen spreken van een kunstenaarsduo, maar het blijft onduidelijk wat haar creatieve inbreng is. Het doet er eigenlijk niet toe. De beelden en foto’s zijn boeiend en mooi. Een van de mooiste covers van Beelden is nog steeds één van de foto’s van Krijnen waar zijn moeder op het strand bokje springt over grote blauwe penissen met wolkjes erop. Het zelfde motief zie je in haar jurk terug. In deze catalogus staat deze foto naast andere mooie foto’s. De meer recente foto’s hebben de meeste verbinding met het werk van Rembrandt. Het zijn portretten van zijn moeder zoals ze nu is, met hier en daar een rimpel en wat getekend door de tijd, zonder de glamour die zij eerst kreeg toebedeeld. Krijnen moet wel een bijzondere band met zijn moeder hebben, net als Rembrandt maar dan in een ander tijdsbeeld.
Jan Timmer Jan Timmer Beelden/Sculptures is een catalogus met het werk van een echte beeldhouwer. In vier decennia ontwikkelde hij een overtuigend oeuvre met zeer arbeidsintensieve beelden in diverse soorten steen. Dat het om de beelden gaat in deze catalogus is duidelijk; er is veel beeldmateriaal. Timmer heeft er een voorliefde voor om het harde materiaal van verschillenden structuren te voorzien. Grove steensstructuren wisselt hij af met gladgepolijste delen. Soms vouwt een werk zich open en toont een gladde binnenkant met een rode gloed zoals bij het drieluik van graniet uit 1990. Bij andere beelden groeit uit een schijnbaar onbewerkt stuk steen een gladde vorm van hardsteen zoals bij De Ontsnapping uit 1987. Af en toe verschijnt er een beeld dat geheel gepolijst wordt door de kunstenaar.
Bert van Loo, Opdracht gemeente Amsterdam
Teja van Hoften Een gepast antwoord is een boek van de Zeeuwse kunstenares Teja van Hoften. Het is het vijfde deel uit een reeks waarbij deze kunstenares steeds haar lichaam gebruikt als medespeler in een sculpturale setting. Van Hoften maakt keramieke vormen die zich voegen of een vormenspel aangaan met de vormen van haar lichaam. Door dit te fotograferen en samen te binden ontstaan boeiende boekjes in A4-formaat. Heel jammer bij deze uitgave is dat de foto’s over twee bladzijde lopen. Hierdoor is er in het midden een storende snijlijn. Dat kunnen afbeeldingen van dit kaliber niet hebben. Je wilt de vormen, schaduwen en lichaamslijnen ongestoord kunnen volgen, want op zich zijn het intrigerende foto’s.
Jan Timmer, Drieluik, 1990
Deze catalogus laat zien dat er nog kunstenaars zijn die zich aan één materiaal binden en daar onvermoeibaar nieuwe uitdagingen in vinden. Jan Timmer Beelden/Sculptures, Ton Delemarre en Ernest Van Buynder,Venlo 2006, ISBN 9062166911.
Cees Krijnen, Cover G/Blok Magazine, 2003, foto Albert Blok, 1957
Bert van Loo In de catalogus Bert van Loo, Dwars door de natuur, toont van Loo hoe je glas kunt vormgeven tot boeiende sculpturen. De aanleiding voor deze catalogus was een overzichtstentoonstelling van 1 april tot 24 september 2006 in Fundación Centro Nacional del Vidrio, in Segovia Spanje. Van Loo studeerde in 1973 af op glazen sculpturen. Hij is dit materiaal zijn hele leven lang trouw gebleven. Door de jaren heen bewerkte hij glas op vele manieren, zowel via koude als warme technieken, blazen, gieten, slijpen, zandstralen en polijsten en door glas te kleuren. Later in de jaren tachtig combineert hij glas met andere materialen. In het boek deelt hij zijn oeuvre op in fases waarbij hij in iedere fase een andere uitdaging in het materiaal vindt. Een eigenschap van glas is dat het snel een decoratieve esthetische uitstraling krijgt. Een soort verleidelijkheid. In de derde fase waarin hij verschillende kleuren glas combineert slaat deze esthetiek een beetje door naar pure decoratie. Ook in de zesde fase heeft het werk deze tendens, maar door de meer minimale vormentaal blijft het werk hier boeien. De mooiste werken zijn voor mij de meer recente monumentale werken die in de buitenruimte staan, zoals enkele met steen gecombineerde werken. Zo staat een prachtige ijsberg vorm naast een verticale vorm van steen in Osdorp Amsterdam te schitteren.
Cees Krijnen VS Rembrandt, Doris Wintgens Hötte e.a., Zaandam
Bert van Loo, Dwars Door de natuur, Paloma Pastor Rey de Viñas,
Pijama bv 2005, ISBN 9085460751.
Taller Imagen, Segovia 2006. ISBN: 84-88044-28-3.
23
Teja van Hoften, Een gepast antwoord, foto Marinus van Dijke Teja Van Hoften, Een gepast antwoord, Burgh-Haamstede 2006
Felieke van der Leest Felieke van der Leest maakt sieraden met veel beeldende elementen. Van 24 februari tot 23 april 2006 had zij een tentoonstelling in MIMA (Middlesbrough Institute of Modern Art) in Engeland. Daarbij verscheen de catalogus Felieke van der Leest, Sieradenfabels/ Jewellery fables. De titel Sieradenfabels dekt de lading. Je waant je in een wonderlijke wereld waarin dieren
bewegingen misschien niet het meest ideaal zijn om tot kunst te komen. Het levert een enorme stroom tekstuele en verbale interacties op die vervolgens weer geanalyseerd en in grafiek gezet konden worden. Het is de democratische beweging die dissensus nivelleert tot hanteerbare middelmaat. Het zijn bewegingen die je kan voorspellen maar die toch boeiend zijn om als kunstwerk te ervaren. Het boek staat vol menselijke ideeën evenals kleine en grote irritaties over kunst en de politiek in het algemeen. Door de enorme hoeveelheid informatie en de behoefte volledig te zijn, wordt het boek echter een brij waar je je doorheen moet worstelen. Dat is politieke besluitvorming, een onaflaatbare stroom van meningen van mensen die het laatste woord of een stem willen hebben.
Felieke van der leest, Boomkikker met Pofbroek, 2003
Floor Coolsma, Zonder titel, 2004
en andere herkenbare objecten een rol spelen in een beeldend verhaal. Ze vervallen tot grappige vormen die doen denken aan een wonderlijke sprookjeswereld. Speelgoedbeestjes worden op een absurdistische manier gekleed en kunnen omgehangen worden als sierraad. Een gehaakte bedelarmband met gehaakte bedels is zeer kleurrijk. De wereld van Van der Leest heeft een surrealistische uitstraling en is soms op een prettige subtiele manier kitscherig. Leuk is de groene kikker met de gehaakte prinsenbroek. Sommige van de dieren komen zo uit de speelgoedwinkel, Van der Leest kleedt ze vervolgens aan. Soms staan ze daarna op zichzelf een andere keer worden dieren samengevoegd tot een nieuw object zoals een serie leeuwenwelpjes die een nieuwe armband vormen. Het totale beeld van het werk is er een van speelsheid en creativiteit.
Ook de installatie Countryside Disco Eclipse van Jeroen van de Ven is mooi. In 2002 maakte Van de Ven deze installatie in de Nederlandse Cacaofabriek. In het midden van de ruimte hing een discobol, eromheen zie je allemaal kleine bolletjes die het licht opvangen. De discobol werpt tevens lichte vlekken op de wanden. Dit is een spel van licht gevangen op een foto, heel mooi. De driedimensionale werken halen het in deze uitgave in kwantitatieve zin dan wel niet bij de platte werken, in kwalitatieve zin blijkt dat de beeldhouwkunst het platte vlak zo nu en dan nog steeds kan overtreffen. Met Stip 2006, Lex ter Braak, Stichting Fonds voor Beeldende Kunst,Vormgeving en Bouwkunst, Amsterdam 2006. Martijn Engelbregt, Dienstmedewerker poseert naast deur die toegang gaf tot de bunker van Seyss-Inquart
Felieke van der Leest Sieradenfabels/Jewellery fables, Ward Schrijver en
Dit Is Nederland; de Dienscatalogus, EGBG- Martijn Engelbregt, Martijn
Godfrey Worsdale, MIMA Middlesbrough 2006. ISBN 0860830683
Engelbregt, Pieter Hilhorst, Brigitte van der Sande e.a.,Valiz 2006,
Martijn Engelbregt Martijn Engelbregt kreeg in het kader van de 1%regeling de opdracht een kunstwerk te ontwerpen voor het logement van de Tweede Kamer. Het logement is een uitbreiding van de Tweede Kamergebouwen waarin vergaderruimtes zijn voor parlementaire enquêtes. Vanuit de 1-% regeling kwam er % 160.000,beschikbaar voor een kunsttoepassing. Engelbregt berekende dat dit neerkwam op één eurocent per Nederlandse staatsburger. Dit was voor hem reden genoeg om een democratisch proces te ontwerpen voor de besteding van de kunstgelden. Engelbregt werkt bijna altijd projectmatig en zijn artistieke uitingen bezitten een Kafkaiaanse absurditeit, waarbij bureaucratische processen verheven worden tot conceptuele kunstprojecten. Hij verzamelt data die hij rangschikt en uiteindelijk vormt tot een eindproduct. Het eindproduct is echter het residu van een totaal proces en het proces is de eigenlijke kunst. Voor deze opdracht creëerde hij De Dienst. De Dienst hield zich drie jaar bezig met het stimuleren van kunst door het volk, voor het logement. De centrale vraag hierbij was; ‘Met welke kunst wilt u dagelijks uw volksvertegenwoordiging confronteren’. Elke Nederlander kon voorstellen inzenden voor de Tweede Kamer. Uiteindelijk ontving de dienst 551 voorstellen. De Dienst maakte gebruik van het instrumentarium van de democratie zoals: de volksstemming, de opiniepeiling en de enquête. Uit de forse publicatie Dit is Nederland, dat het eindresultaat is van De Dienst, blijkt dat democratische
ISBN 9078088-02-8
Met Stip Ooit werd er geschreeuwd door de kunstbeschouwers dat de schilderkunst dood zou zijn. Ik geloofde daar niet in. De tweeledige publicatie Met Stip 2006, van het Fonds BKVB bewijst dat de schilderkunst nog steeds springlevend is. In de publicatie staan afbeeldingen van kunstwerken waarvan de makers in 2004 en 2005 een startstipendium kregen. De publicatie bevat hoofdzakelijk tweedimensionaal werk zoals foto’s, tekeningen en schilderijen. Ook zitten er natuurlijk videowerken tussen waarbij ik meer de neiging heb dit onder driedimensionaal te categoriseren. Bewegende beelden geven altijd een gevoel van meer ruimte in het vlak. De meeste driedimensionale werken zijn installaties, losse beelden lijken nog nauwelijks interessant voor subsidiegevers. De losse sculpturen van Floor Coolsma hebben het gehaald en zij heeft het startstipendium gekregen, ik vraag me af op welke grond de adviescommissie deze aanvraag honoreerde. Een diertje van keramiek dat drinkt uit een fles is een beetje onbestemd van vorm. Het kan zowel een lammetje, een hondje of misschien zelf een kalfje voorstellen. Het andere dier waarvan de kop ontbreekt, kan een hertje zijn. Deze werken komen mij nogal amateuristisch voor. In de uitgave staan een paar mooie installaties zoals bijvoorbeeld van Marjolijn Dijkman (zie p. 3) die de ruiten van een pand beplakte met in de stad gevonden materialen en de installatie Chamberscape van Sanja Medic die de cover van deze Beelden siert.
24
De Appel In 2005 bestond De Appel als tentoonstellingsruimte 30 jaar en in haar functie van ‘internationale curatorenopleiding’ 10 jaar. Dit was een mooie gelegenheid om een overzichtsboek van 30 jaar De Appel projecten te maken. De titel van de publicatie is Als muren oren hadden. De Appel is altijd zeer experimenteel geweest van opzet. De kunstenaar en zijn proces stonden centraal. Er werd derhalve geen catalogus vooraf gemaakt, maar altijd achteraf. De kunstenaar maakte het werk veelal ter plekke, of speciaal voor de locatie. Dat levert spannende kunst op met het risico van mislukken. Toch mislukte er weinig en wist De Appel altijd internationaal interessante kunstenaars of kunstenaars die later internationaal doorbraken te strikken. De Appel is een van de weinige experimentele kunstruimten in Nederland die de internationale status al dertig jaar waarmaakt. In Als muren oren hadden vind je dan ook vele grote namen. Niet alle afbeeldingen zijn even duidelijk en de teksten in de uitgave zijn nogal wollig. De tekst van Saskia Bos heeft veel weg van een opsomming van wat er allemaal in dit instituut plaats vond. Waarschijnlijk wil zij graag volledig zijn, zij was tenslotte directeur van 1984 tot 2005. Het is haar vergeven gezien haar prestatie. Het boek doorbladerend geeft het een heel goed beeld van het belang van dit instituut dat de beeldende kunst op de voet wist te volgen. De Appel bracht de laatste 30 jaar een onafgebroken stroom van spannende tentoonstellingen voort. Veel installatiekunst, performances, fotografie en video-installaties, en kunstenaars waar ik persoonlijk ooit door geraakt ben zoals Jenny Holzer met haar tekstuele installaties, Ulay en Abramovich met hun grensverleggende performances, Marlene Dumas en heel veel meer. De Appel is een prima podium voor gedurfde kunstwerken en dit boek is het retrospectieve bewijs hiervan.
in de buitenruimte staan, zoals enkele met steen gecombineerde werken. Zo staat een prachtige ijsberg vorm naast een verticale vorm van steen in Osdorp
Jenny Holzer, Sign on a Truck, 1984
Cees Krijnen In 2006 is het 400 jaar geleden dat Rembrandt in Leiden werd geboren, een mooie gelegenheid voor diverse tentoonstellingen. De Lakenhal organiseert dit jaar drie Rembrandt-tentoonstellingen. De eerste tentoonstelling draagt de titel Cees Krijnen VS Rembrandt. Bij de tentoonstelling verscheen een mooie gelijknamige catalogus.Rembrandt maakte diverse portretten van zijn moeder, vaak als een oude respectvolle vrouw. Enkele van deze portretten staan ook in de catalogus afgebeeld. Respect voor de ouders en de ouderdom is in onze individualistische cultuur allang niet meer zo vanzelfsprekend. Het valt daardoor des te meer op als een kunstenaar zijn moeder letterlijk op een voetstuk plaatst en het middelpunt laat zijn van het totale oeuvre. Het centrale thema van de kunstenaar Cees Krijnen is zijn moeder en dat is op zijn minst opvallend. Het was haar echtscheiding en alle perikelen daaromheen die hem daar aanvankelijk toe bracht. Krijnen benoemde zijn moeder tot ambassadrice van echtscheidingen en reisde met haar zo de wereld rond. Daarnaast doet hij performances met haar en schrijft korte toneelacten die in theaters te zien zijn. Krijnen is de kunstenaar, zijn moeder is de muze, zijn model en zijn inspiratiebron. Sommige mensen spreken van een kunstenaarsduo, maar het blijft onduidelijk wat haar creatieve inbreng is. Het doet er eigenlijk niet toe. De beelden en foto’s zijn boeiend en mooi. Een van de mooiste covers van Beelden is nog steeds één van de foto’s van Krijnen waar zijn moeder op het strand bokje springt over grote blauwe penissen met wolkjes erop. Het zelfde motief zie je in haar jurk terug. In deze catalogus staat
Wanja Tolko, Measuring Point Hoorn, 2005
deze foto naast andere mooie foto’s. De meer recente foto’s hebben de meeste verbinding met het werk van Rembrandt. Het zijn portretten van zijn moeder zoals ze nu is, met hier en daar een rimpel en wat getekend door de tijd, zonder de glamour die zij eerst kreeg toebedeeld. Krijnen moet wel een bijzondere band met zijn moeder hebben, net als Rembrandt maar dan in een ander tijdsbeeld. Cees Krijnen VS Rembrandt, Doris Wintgens Hötte e.a., Zaandam
NOX-architecten (Lars Spuybroek) en Q.S. Serafijn, D-Tower, Doetinchem, foto NOX/Lars Spuybroek
Pijama bv 2005, ISBN 9085460751.
Jan Timmer Jan Timmer Beelden/Sculptures is een catalogus met het werk van een echte beeldhouwer. In vier decennia ontwikkelde hij een overtuigend oeuvre met zeer arbeidsintensieve beelden in diverse soorten steen. Dat het om de beelden gaat in deze catalogus is duidelijk; er is veel beeldmateriaal. Timmer heeft er een voorliefde voor om het harde materiaal van verschillenden structuren te voorzien. Grove steensstructuren wisselt hij af met gladgepolijste delen. Soms vouwt een werk zich open en toont een gladde binnenkant met een rode gloed zoals bij het drieluik van graniet uit 1990. Bij andere beelden groeit uit een schijnbaar onbewerkt stuk steen een gladde vorm van hardsteen zoals bij De Ontsnapping uit 1987. Af en toe verschijnt er een beeld dat geheel gepolijst wordt door de kunstenaar. Deze catalogus laat zien dat er nog kunstenaars zijn die zich aan één materiaal binden en daar onvermoeibaar nieuwe uitdagingen in vinden. Jan Timmer Beelden/Sculptures, Ton Delemarre en Ernest Van Buynder,Venlo 2006, ISBN 9062166911.
Bert van Loo In de catalogus Bert van Loo, Dwars door de natuur, toont van Loo hoe je glas kunt vormgeven tot boeiende sculpturen. De aanleiding voor deze catalogus was een overzichtstentoonstelling van 1 april tot 24 september 2006 in Fundación Centro Nacional del Vidrio, in Segovia Spanje. Van Loo studeerde in 1973 af op glazen sculpturen. Hij is dit materiaal zijn hele leven lang trouw gebleven. Door de jaren heen bewerkte hij glas op vele manieren, zowel via koude als warme technieken, blazen, gieten, slijpen, zandstralen en polijsten en door glas te kleuren. Later in de jaren tachtig combineert hij glas met andere materialen. In het boek deelt hij zijn oeuvre op in fases waarbij hij in iedere fase een andere uitdaging in het materiaal vindt. Een eigenschap van glas is dat het snel een decoratieve esthetische uitstraling krijgt. Een soort verleidelijkheid. In de derde fase waarin hij verschillende kleuren glas combineert slaat deze esthetiek een beetje door naar pure decoratie. Ook in de zesde fase heeft het werk deze tendens, maar door de meer minimale vormentaal blijft het werk hier boeien. De mooiste werken zijn voor mij de meer recente monumentale werken die
25
Amsterdam te schitteren. Bert van Loo, Dwars Door de natuur, Paloma Pastor Rey de Viñas, Taller Imagen, Segovia 2006. ISBN: 84-88044-28-3.
Teja van Hoften Een gepast antwoord is een boek van de Zeeuwse kunstenares Teja van Hoften. Het is het vijfde deel uit een reeks waarbij deze kunstenares steeds haar lichaam gebruikt als medespeler in een sculpturale setting. Van Hoften maakt keramieke vormen die zich voegen of een vormenspel aangaan met de vormen van haar lichaam. Door dit te fotograferen en samen te binden ontstaan boeiende boekjes in A4-formaat. Heel jammer bij deze uitgave is dat de foto’s over twee bladzijde lopen. Hierdoor is er in het midden een storende snijlijn. Dat kunnen afbeeldingen van dit kaliber niet hebben. Je wilt de vormen, schaduwen en lichaamslijnen ongestoord kunnen volgen, want op zich zijn het intrigerende foto’s. Teja Van Hoften, Een gepast antwoord, Burgh-Haamstede 2006
Felieke van der Leest Felieke van der Leest maakt sieraden met veel beeldende elementen. Van 24 februari tot 23 april 2006 had zij een tentoonstelling in MIMA (Middlesbrough Institute of Modern Art) in Engeland. Daarbij verscheen de catalogus Felieke van der Leest, Sieradenfabels/ Jewellery fables. De titel Sieradenfabels dekt de lading. Je waant je in een wonderlijke wereld waarin dieren en andere herkenbare objecten een rol spelen in een
25 Luk van Soom, Madonna van de Nevelen, 2005
Adv Beelden
26-04-2006
09:44
Pagina 1
Onze man in Caracas Cornelis Zitman Our man in Caracas
21.05 t/m 12.11.2006 museum beelden aan zee Harteveltstraat 1 Scheveningen (070) 358 58 57 www.beeldenaanzee.nl Adv. 225x142 mm.
23-05-2006
13:33
Pagina 1
EXCLUSIEVE KUNSTBELEVING Sinds 1989 heeft galerie Sous-Terre zich ontwikkeld tot een gerenommeerde galerie waar kunstliefhebbers en kunstverzamelaars een uitgebreid aanbod kunnen vinden op het gebied van moderne schilderkunst, sculptuur, keramiek en glaskunst. Daardoor hebben vele klanten hun weg naar de galerie weten te vinden. Opening nieuwe beeldentuin De eigenaren van de galerie gaan een nieuw Kunstcentrum creëren op het naastgelegen terrein. De eerste stap daartoe is gezet met de opening van een nieuwe beeldentuin. Een beeldentuin waar concrete en abstracte beeldhouwkunst wordt geëxposeerd van de volgende kunstenaars: Niko de Wit, Roel Teeuwen, Ineke Otte, Anneke Schollaardt, Henk van Bennekum, Luc Ingels, Dries Engelen, Henk Maassen, Tine van de Weyer en Irma Horstman. Heropening bestaande beeldentuin Ook de bestaande beeldentuin van Sous-Tere heeft een ingrijpende verandering ondergaan. Naast nieuw werk van de vaste kunstenaars van de galerie, wordt er ook werk getoond van nieuwe kunstenaars waaronder: Frans Kokshoorn, Thea Houben, Jan Hinfelaar, Ernest Joachim, Daniello Orelio, Kees Verwey en Erik Kierkels. Expositie in Tuinen van Appeltern Tevens wordt u uitgenodigd een bezoekje te brengen aan onze vestiging in Appeltern en wel binnen de welbekende 'Tuinen van Appeltern'. Gedurende de beelden(tuin) exposities is het eveneens mogelijk om kennis te maken met de zeer uitgebreide 'stockcollectie' schilderijen van de galerie. Voor meer informatie over de verschillende exposities en openingstijden kunt u terecht bij: Galerie ‘Sous-Terre’ - Batterijstraat 23a - 5396 NT Lithoijen (bij Oss) - Telefoon 0412 - 482159. www.galerie-sous-terre.nl
26
Niko de Wit - embrasure - 100 cm. hoog
!
$'%!' ! $'%! %%'$" #%
+++""$"
$
! !
! !!
&'
) &' # ! # !
% " !# &' ( #$ % &' # "
!!
!
&' "! &'!
!
" ! ! ! # $(,&%()(%)#-% **'$%&(&'!
Victor Korneev:
´Try to remember´
25/6 tot en met 26/8
Noordeinde 117 2514 GE Den Haag Tel: 070-3606868 www.galerienoordeinde.nl
27
G
N
Galerie Noordeinde
Vormgevings materialen voor kunst-, ruimtelijkeen industriële toepassingen - Modelleermaterialen - Afvormmaterialen - Gietmaterialen - Keramische materialen - Gereedschappen - en meer
KNSM-Laan 810 • 1019 LT - Amsterdam Tel. (020) 418 21 05 • Fax: (020) 418 03 85
e-mail:
[email protected] • internet: www.aff-materialen.nl
Object voor videopresentatie: Harold Schouten/ Henk Visser Materiaal: Matrix G gemodificeerde gipscompositie. Locatie: `Stadsdeelkantoor Zuid´
JOEP STRUYK BEELDHOUWWERKEN
Atelier voor natuursteenbewerking
Atelier Hans Wollenberg v.o.f.
- beeldhouwwerk - ambachtelijk steenhouwwerk - kopie/punteerpassertechniek - vergrotingen - restauratie - inscriptie
is te vinden aan de Zadelstraat in Utrecht. Hier zijn beelden, schilderijen en sieraden van Hans Wollenberg en schilderijen van Marianne Wollenberg-Blok te bezichtigen. De stenen en bronzen beelden van Hans zijn vaak mensfiguren die in relatie tot elkaar een innige verbondenheid uitstralen.
Struyk steenhouwers sinds 1919 Wilhelminalaan 86a Oosterhout
Zadelstraat 13, tel: 030-2310491, open di, wo en vr 10-18 u. do 10-21 u. za 10-17 u.
[email protected] www.hanswollenberg.nl
4905 AX Tel. 0162 461 870
Doorlopende expositie van beelden, schilderijen en sieraden.
28
1 CILTRON B.V.
&#&/4/"4552-*+,/00*45*4(&3$)*-%&2%0'5*4(&&-%)057%""2&2,0.4 7&--*$)4&&/.0.&/4%"4+&:4&&/#&&4+&2534*(&2 ""/7*-4%0&/"/*3 )&41-&9*&2*(%"4+&00,'*/"/$*&&-*&43&842":3)01(9%&4&&/ -*+'2&/4&6"/5/34&/5-45521&/3*0&/&/6&29&,&2*/(,"/%"4"-6"/"' 1&2 .""/% &&2 7&4&/ 06&2 %&9& .0(&-*+,)&*% 31&$*""- 6002 .&/3&/*/%&$5-452&-&3&$4026"",.&4&&/0/60--&%*(&0'6&23/*11&2%&
tot en met
18 SEPTEMBER 2006 is er werk te zien in de beide nissen van het gemeentelijk stadhuis te Venlo van kunstenaar
MARCEL BORS parterre gemeentelijk stadhuis, Markt 2, Venlo
"/47002%$0510/2&4052 ,-..+'#$'+#( )+'-# "".
.6
%2&3 034$0%&
-""43
&-&'00/
."*-
&%"45. /&&/&/6&-0190/%&210349&(&-3452&//""25/34&/5-45521&/3*0&/&/6&29&,&2*/( /47002%/5..&2 !&/""(''"8&//""2 &/&."*-3452&/,"/00,*/'0,5/34$5-4552/-
28 juni 2006
1&/3*0&/01#057 *+, 01 777,5/34$5-4552/- 0' 34552'"8 0/3 %&
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
-)*('(-( .#-"-/+&(#(!(!+(-#/))+-)%)',- .(,-( .&-..+*(,#)((/+0%+#(!)(+,"+#$ - )('(-(#,#) 777,5/34$5-4552/-
Kunst en Cultuur pensioen en verzekering dé verzekeraar voor de culturele sector
29
0IMPELMEES z !8 3OEST z 4 z &