Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon E.J. Teunissen
Informatiekamer
T +31 6 46 84 90 25
[email protected] Onze referentie 553973
Vergaderdatum en -tijd Vergaderplaats Aanwezig
04 oktober 2013, 13.15 uur Barcelonazaal (Hoftoren) Hans van der Vlist (OCW, SG, voorzitter), Dirck van Bennekom (VO-raad), Gerard Oud (AOC-raad), Simone Walvisch (PO-raad), Walther Tibosch (MBO-raad), Jet de Ranitz (Vereniging Hogescholen), Cees Brouwer (VSNU), Ron van der Meer (OCW, vervangt DGHBWE Hans Schutte), Frank van Loon (DUO, vervangt Rob Kerstens), Bert Bulder (IvhO), Annette Roeters (IvhO), René Bagchus (OCW, D.PO, vervangt André de Jong), Annemarie Sipkes (OCW, D.kennis), Ronald Slomp (OCW, Kennis - secretaris).
Datum 07 oktober 2013 Nummer 553973 Bijlagen 5
Afwezig
1. Opening, Agenda, Verslag & Mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. Het verslag van de Informatiekamer van 7 juni 2013 wordt zonder wijzigingen vastgesteld. Vanwege technische problemen wordt besloten om de agendapunten 2 en 3 te ruilen. Mededelingen Mevrouw Roeters informeert de Informatiekamer over de gesprekken die de Inspectie en het veld voeren over het punt informatievoorziening i.h.k.v. gedifferentieerd toezicht. Inzet is meer gemeenschappelijk gebruik van informatie. Gesproken wordt niet alleen over de noodzaak, maar ook over hoe dit kan worden vormgegeven. Deze gesprekken verlopen positief en constructief. De noodzaak wordt ook gevoeld in het veld. Bij punt 5 (relatie bestuur – Inspectie) kan hier nog nader op ingegaan worden.
2. Voortgang SION Tussenresultaten SION De heer Plas, programmamanager SION, presenteert de stand van zaken in SION en geeft daarbij enkele voorbeelden van concrete voorzieningen en toepassingen
Pagina 1 van 6
die binnen SION zijn ontwikkeld door data, afkomstig uit diverse bronnen, te (her)gebruiken. Referentie Architectuur Onderwijs De heer Plas schetst het complexe speelveld binnen de Referentie Architectuur Onderwijs. Extra dynamiek volgt uit het feit dat er steeds meer tweerichtingverkeer van informatie plaatsvindt (voorheen ging vooral informatie van instellingen naar DUO, nu gaat het beide kanten op). Binnen SION is gekozen voor een praktische insteek: concrete vraagstukken uit projecten vertalen naar generieke oplossingen in de architectuur. De scope van SION betreft de informatie en technische architectuur. De wijze waarop instellingen informatie verwerken en voorzieningen gebruiken (business architectuur) valt daarbuiten.
Kennis Datum 07 oktober 2013
De Informatiekamer neemt met belangstelling kennis van beide presentaties. De volgende vragen en opmerkingen worden gemaakt: - De heer Van Loon vraagt hoe brede implementatie tot stand komt. Hier zit geen zware centrale regie op. Dat is aan de instellingen zelf, in samenwerking met DUO, leveranciers, en ondersteuning vanuit de sectororganisaties. De heer Brouwer geeft aan dat dé succesfactor de verbinding van de opgeleverde services en de generieke bouwblokken aan de eigen behoefte is. Standaarden helpen daarbij. De daadwerkelijke implementatie van standaarden is dus belangrijk. Hier ligt een rol voor de Informatiekamer. - De heer Van Bennekom vraagt waarom digitale identificatie in het PO en VO on hold is gezet. De heer Plas geeft aan dat hier het probleem speelt dat de relatie ouder-kind niet centraal geregistreerd wordt. Dit onderwerp is ook geadresseerd in de themakamer. Er vindt momenteel onderzoek plaats naar alternatieve scenario’s. - De heer Oud beveelt aan binnen het informatiedomein ook CITO en SLO mee te nemen, in dit complexe veld zijn dat ook belangrijke spelers. - De heer Van der Meer vraagt of digitaal aanmelden zoals hier gepresenteerd, hetzelfde is en werkt als Studielink in het Hoger Onderwijs. De heer Plas schetst het verschil: digitaal aanmelden in het MBO vindt decentraal plaats, op de website van de school. Aan de achterkant is dit wel gebaseerd op dezelfde bouwblokken als Studielink. Presentatie Edustandaard Mevrouw Frijns, voorzitter van de Standaardisatieraad van Edustandaard, presenteert de organisatie en werking van Edustandaard. Ook de afspraken en standaarden die in SION verband ontwikkeld zijn, worden in beheer genomen door Edustandaard. Daarmee zijn ze geborgd. Edustandaard wordt gezien als gezaghebbend onder de kenners, maar in de breedte is het bestaan ervan nog onvoldoende bekend. De voorzitter vraagt of hier een impuls aan gegeven moet worden. Afgesproken wordt dit punt op een later moment te agenderen in de Informatiekamer. Daarbij zijn communicatie richting het onderwijs en vertegenwoordiging van alle ketenpartijen in de standaardisatieraad belangrijke elementen, conform de wijze waarop dit in het Forum en College Standaardisatie is geregeld. De heer Bulder vraagt naar de internationale positie van Nederland. Mevrouw Frijns antwoordt dat we voorop lopen in de ontwikkeling en toepassing van standaarden. We volgen de internationale standaarden die vertaald worden naar de Nederlandse situatie. Pagina 2 van 6
Op diverse domeinen, zoals toetsen of de educatieve contentketen, bestaan goede standaarden. Nieuwe ontwikkeling is dat deze naar elkaar toegroeien, waarmee er – op lange termijn – een dekkend geheel voor het onderwijs gaat ontstaan.
Kennis Datum 07 oktober 2013
3. Vormgeving samenwerking vanaf 2014 Mevrouw Sipkes geeft aan dat het programma SION eind 2013 afloopt. De resultaten zijn positief, en tegelijk is er nog meer te winnen in de komende jaren op het gebied van bovensectoraal informatiebeleid. Er ligt een uitgewerkt programmaplan voor 2014 en 2015. De voorzitter stelt voor stil te staan bij de vraag hoe OCW en sectorraden de samenwerking vorm kunnen geven opdat eigenaarschap gedeeld en door allen gevoeld wordt. Hoe kunnen we gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen, welke business case ligt er onder en hoe delen we dit met elkaar in de keten? In de discussie die hierop volgt, komen de volgende elementen naar voren: - De heer Tibosch ervaart heel duidelijk nut en noodzaak van SION, als samenwerkingsplatform en voor de concrete activiteiten die in het programma plaatsvinden. Om dit in de toekomst vast te houden doet hij de oproep om een gezamenlijke agenda van de Informatiekamer te hanteren. - Mevrouw Roeters onderschrijft dit en oppert hiervoor de naam Nationaal Onderwijs Informatie Beleidsplan. - Mevrouw De Ranitz beaamt dit ook, maar vraagt ook om – naast het onderstrepen van een gezamenlijke ambitie – zaken concreet te houden, mijnpalen te benoemen in SION, zodat SION bij kan dragen aan het bereiken van die gezamenlijke ambitie. - De heer Brouwer geeft aan dat de kennisuitwisseling tussen de sectoren van belang is. Tegelijk wil hij dat dit gekoppeld kan blijven aan het eigen programma, aan de eigen achterban, waarbij Kennisnet en SURF belangrijke ondersteuning bieden. De beleidsmatige elementen op lange termijn moeten op elkaar afgestemd worden. Keuzes maken, wat geef je met elkaar beleidsmatig aandacht. Dat betekent dus ook dat we moeten kiezen wat we geen aandacht geven. - De heer Van der Meer geeft aan dat het goed is om dit inhoudelijk aan te vliegen. Er is duidelijk een gemeenschappelijk belang. Maar, zo roept hij op, laten we wel goed kijken naar het business plan, de kosten en de baten. De baten mogen neerslaan in het veld. Goed om te delen waar de voordelen zitten. Tegelijkertijd geldt: als we met elkaar de commitment aangaan, dan mag dat niet vrijblijvend zijn. - De heer van Bennekom geeft aan dat ook in de evaluatie van de Informatiekamer hier al waardevolle zaken over gezegd zijn. Het is nu van belang te bespreken op welke manier de samenwerking vorm krijgt en hoe de agenda opgesteld wordt. En daarbij rijst de concrete vraag: hoe gaan we het betalen? De VO-raad vindt het erg belangrijk, maar de materie leeft minder in de achterban en de winst is niet eenvoudig concreet te maken. Er bestaan twijfels of de sectoren gevraagd kan worden hiervoor te betalen. - Mevrouw Walvisch onderschrijft dit. Zij geeft daarnaast aan dat de POraad de samenwerking graag voortzet. De meerwaarde is groot en zaken moeten goed geregeld zijn. Het zijn abstracte onderwerpen, die moeilijk alleen te doen zijn.
Pagina 3 van 6
-
-
Mevrouw de Ranitz stelt voor dat ieder verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen deel. Als onderwerpen niet helder toe te delen zijn, dan ligt voor de hand die samen te financieren. Door de heer Tibosch wordt opgemerkt dat deelname niet vrijblijvend mag zijn. Van publieke organisaties die samenwerken op welk terrein dan ook, mag verwacht worden dat zij van elkaar leren en zaken overnemen waar dat kan.
Kennis Datum 07 oktober 2013
De voorzitter concludeert: De samenwerking wordt gewaardeerd en kent een duidelijke meerwaarde. Inhoudelijk is het goed om samen een vervolgagenda op te stellen. Voor SION ligt er een goed plan voor komende twee jaar, waarvan we met elkaar de doorgang moeten kunnen garanderen. OCW neemt de kosten van dit plan voor de komende twee jaar voor haar rekening. De komende jaren moeten naast de kosten ook de opbrengsten voor de sectoren goed in beeld zijn. Zodat afroming van de lumpsum op basis van duidelijke business cases in de toekomst tot de mogelijkheden gaat behoren. Als we bijvoorbeeld €3 miljoen winnen, door €1 miljoen te investeren, dan is dat goed uit te leggen naar ieders achterban. 4. Gegevensuitwisseling onderwijsveld De heer Slomp vat kort de stand van zaken samen over de lopende acties uit de Thema-Informatiekamer (het ‘spoorboekje’). De gegevensuitwisseling binnen het onderwijsveld wordt als zeer belangrijk ervaren, de acties zijn in gang gezet en leiden eind 2013 tot resultaten. Het meest in het oog springend is de op handen zijnde wetswijziging in het kader van de wet “versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs” (BRON-HO) waarmee nu ook geregeld wordt dat in alle sectoren de bekostigingsgerelateerde gegevens op individueel niveau uitgewisseld mogen worden tussen DUO en instellingen. Het CBP heeft hier geen opmerkingen bij geplaatst. De heer Bulder vraagt naar de planning van de aanpassing van de BRIN registratie als onderdeel van het spoorboekje. De heer Slomp antwoordt dat in december bekend is hoe het huidige probleem opgelost zou moeten worden. Indien een nieuw registratiesysteem van de grond af aan opgebouwd moet worden is het niet realistisch te verwachten dat eind dit jaar al een oplossing is gerealiseerd. Mevrouw Zwinkels (directie Kennis) vult aan dat er meerdere uit te splitsen knelpunten binnen dit actiepunt zijn en dat niet al deze onderdelen hoeven te worden opgelost met een nieuwe instellingsregistratie. Het kan ook om aanpassingen en standaardisatie gaan van instellingen onderling of om de wijze waarop in Bron gegevens worden verzameld. Met betrekking tot actiepunt 6 “Inzicht in uitstroom buiten het onderwijsdomein” meldt zij nog dat kort geleden de internetconsultatie van het wetsvoorstel macrodoelmatigheid MBO is afgerond. Interessant hierbij is dat in dit wetsvoorstel is meegenomen dat bij het CBS gegevens per school/onderwijsinstelling gekoppeld (en gepubliceerd) mogen worden aan gegevens over de arbeidsmarkt. Hierdoor krijgen wij allen, voor alle sectoren, gelijke informatie over de uitstroom naar de arbeidsmarkt. Het document ‘Masterplan Doorontwikkelen Bron’ ligt in het verlengde van de werkwijze omtrent BRON HO en het mogelijk hergebruiken van de technische voorzieningen die daar zijn gerealiseerd. Dit stuk is bedoeld als eerste aanzet om Pagina 4 van 6
met de sectoren te komen tot een gezamenlijke verkenning naar de gewenste vervolgacties. Daarmee kan dit plan de leidraad wat betreft de gegevensuitwisseling tussen het onderwijsveld en DUO vormen. DUO is enthousiast. Gesproken wordt over de vraag wat doorontwikkeling van BRON voor de andere sectoren precies betekend en welk probleem opgelost wordt. In de kern gaat het volgens de heer van Capelleveen (OCW, HO&S) – naast het beschikbaar stellen van de bekostigingsgegevens - over een moderne manier van gegevensuitwisseling (sneller, actueler). Deze analyse is onderdeel van de te starten verkenning. De Informatiekamer gaat akkoord met de gevraagde nadere uitwerking en wil de consequenties daarvan op een daarvoor geschikt moment agenderen.
Kennis Datum 07 oktober 2013
5. Ontwikkelingen in de relatie bestuur-inspectie De heer Bulder houdt een presentatie over de relatie tussen schoolbesturen en de Inspectie van het Onderwijs (IvhO). De heer Bulder wil voorbij aan een onvruchtbare tegenstelling: de schoolbesturen en de IvhO staan niet tegenover elkaar, maar streven juist beide naar onderwijskwaliteit. De heer Bulder merkt op dat ketenafspraken echter niet noodzakelijk hoeven gaan over gedeelde doelstellingen, maar ook juist kunnen uitgaan van verschillen. Hij wil graag aansluiten bij en participeren in SION wat standaarden en (keten)afspraken betreft. De heer Bulder licht de veranderende rol van de IvhO toe met de woorden ‘van foto naar film’: de IvhO zal zich meer gaan richten op doorgaande ontwikkeling in plaats van of een school onder of boven de streep zit. Doel is om in de toekomst samen met de school te kijken naar de eigen micro-data en deze te benchmarken met landelijke gegevens (w.o. BRON, maar mogelijk ook door afspraken te maken met de LAS-leveranciers). De informatie over de onderwijskwaliteit op scholen moet helderder worden voor de burgers. Het is een streven dat de IvhO en de schoolbesturen in beide richtingen meer informatie met elkaar gaan delen. De heer Bulder pleit voor open standaarden en open data. De heer Tibosch stelt voor om te starten met het harmoniseren van de instellingsprofielen MBO van de IvhO met MBO Transparant. De heer Bulder is bereid hier stappen te zette. Mevrouw Walvisch zegt graag te willen samenwerken, maar daar is volgens haar wel heldere framing voor nodig. Wat betreft de landelijke benchmark, merkt zij op dat de PO-raad hier mee bezig is met de Vensters. Zij voegt eraan toe dat zorgvuldigheid en voorzichtigheid geboden is bij het benchmarken van dergelijke gegevens. Over de gesprekken die de Inspectie voert met de LAS-leveranciers merkt mevrouw Walvisch op dat de PO-raad op dit moment gesprekken voert over de problematiek rondom Basispoort (LAS-leveranciers en andere marktpartijen hebben daarin afspraken met elkaar gemaakt over toegang tot leermateriaal). Zij vraagt aan de Inspectie om deze gesprekken niet te frustreren en samen op te trekken. Mevrouw Roeters merkt op dat zij voorziet dat alle gegevens open data worden. De heer Tibosch zegt dat dit niet de bedoeling is op individueel niveau van de leerling, waarop de voorzitter opmerkt dat er op individueel niveau voldoende regelgeving bestaat om leerlingen te beschermen. Mevrouw De Ranitz stelt echter dat de ideeën over leerlingen bescherming behoorlijk verschillen. Zij noemt het een goede zaak om ‘soms wat deurtjes open te zetten’, zodat gegevens kunnen worden uitgewisseld. De heer van Bennekom pleit voor een nadere gedachtewisseling op basis van een notitie als het gaat om een lidmaatschap van de Inspectie van SION. Mevrouw De Pagina 5 van 6
Ranitz geeft aan dat participatie in de relevante SION-werkgroepen door de Inspectie geen enkel probleem is. Dat wordt breed bevestigd. Van een formeel lidmaatschap is geen sprake. De voorzitter vat samen dat de bestuurders, daar waar mogelijk, graag samenwerken met de Inspectie en dat daarbij uiteraard heldere roldefinities gelden.
Kennis Datum 07 oktober 2013
6. I-Focus op vakmanschap; van school tot Rijk De heer Bartling van saMBO-ICT houdt een presentatie over ‘I-Focus op Vakmanschap’, een samenwerking tussen saMBO-ICT, DUO, het ministerie van OCW en de MBO-raad. Hij beschrijft de zoektocht om beleid, proces en systemen beter op elkaar af te stemmen. Centrale vraag daarbij is hoe ervoor kan worden gezorgd dat in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling de impact op processen en systemen zo goed mogelijk in kaart gebracht kan worden. Daarnaast is de vraag welke instrumenten daarbij gebruikt kunnen worden. Volgens de heer Bartling is het belangrijk om d.m.v. communicatie de instellingen vroegtijdig mee te nemen in het beleidsverhaal. Hij beschrijft de ervaringen van de Regiegroep die voor dit traject is ingesteld. Door communicatie niet alleen via het bestuur te laten verlopen, maar ook alle lagen van onderwijsinstellingen mee te nemen, zijn mensen binnen de instellingen beter op de hoogte en tonen zij een sterkere betrokkenheid. Daarnaast ziet de heer Bartling winst in het voorkomen van zwakke punten in beleidsvoornemens, ketenafstemming en een beter beeld van de onderwijspraktijk op de instellingen. De voorzitter haalt uit Bartlings presentatie het punt dat communicatie niet alleen via bestuur moet lopen maar via alle lagen. Hij vraagt om een reactie van DUO die immers het instrument uitvoeringstoets kent. De heer Van Loon zegt daarop dat hij blij is met deze werkwijze en in dit geval niet meer ‘zelf hoeft te overleggen’. De heer van der Meer noemt het een lastige vraag of je eerder in de keten kunt overleggen en wanneer dit dan zou moeten. De voorzitter concludeert dat het hem een goede zaak lijkt om bij beleidsvoorbereiding met mensen uit het veld te spreken en dat dit goede voorbeeld navolging verdient. 7. Resultaten, conclusies en vervolgafspraken De voorzitter merkt op dat de aanwezigen belang hechten aan voortzetting van SION. Over de vormgeving van de samenwerking binnen SION voor de komende twee jaar geeft hij het signaal af dat hij graag rekening wil houden met de achterban van de bestuurders, maar dat het ministerie hier ook wat iets voor terug verwacht. De volgende Informatiekamer zal gepland worden in het eerste kwartaal van 2014. Deze zal worden voorbereid door de agendacommissie. De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.
Pagina 6 van 6