Christenen en de Politiek
1
Het Woord van de Gerechtigheid Nummer 101, januari 2013 “Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind” (Hebr. 5:13). Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God” (Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de “vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof” (1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail:
[email protected] website: http://wvdg.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx
Burgers van een Rijk in de Hemelen Deel 6 Christenen en de Politiek “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten” (Fil. 3:20). “Want ons burgerschap is echter in de hemelen …” (Fil. 2:15). “Wij zijn dus gezanten van Christus …” (2 Cor. 5:20). De relatie van de christen tot de politiek is een onderwerp van voortdurende discussie. Velen zeggen dat geloof alles met politiek heeft te maken, anderen zien deze relatie juist niet. De voorstanders van christelijke politiek vinden dat gelovigen stevig aan het politieke debat moeten meedoen en zich niet in een hoek moeten laten drukken. Zij moeten overal het zout van de aarde zijn en de politiek mag daar niet van buitengesloten worden. De politiek neemt belangrijke beslissingen en christenen moeten niet nalaten ook daar hun stempel op te drukken. Wat heeft een christen te maken met politiek? De enige plaats waar we hier een gezaghebbend antwoord op kunnen vinden, is in de Bijbel. Het woord van God is voor een christen niet alleen zijn leven, maar ook zijn kompas. We zullen eerst kijken wat politiek is en dan wat de houding van Jezus en de apostelen waren tegenover de politiek.
Christenen en de Politiek
2
Wat is politiek? Het woord ‘politiek’ komt van het Griekse woord polis dat ‘stad’ betekent. Oorspronkelijk was politiek het zoeken van het welzijn van een stad, maar werd later in bredere zin gebruikt tot aan de internationale politiek toe. In de meest gunstige zin is een politicus iemand die in sterke mate en voortdurend betrokken is bij de gemeenschap waarin hij leeft en zich daarvoor inzet voor het welzijn van de burgers. Hij heft daarbij zijn stem op tegen onrechtvaardigheid, corruptie en ongelijkheid en probeert middels het politieke proces positieve veranderingen teweeg te brengen. In het democratische proces is politiek de wijze waarop belangentegenstellingen van personen en groepen tot hun recht komen. Het is echter de vraag of christenen zich moeten opwerpen als een belangengroep om de christelijke invloedsfeer in een samenleving te bevorderen. Zo’n proces zal altijd een compromis betekenen met niet-wedergeboren personen waar eigenbelang en zelfverwezenlijking nooit zijn uit te sluiten. Eigenbelang en opportunisme waren nooit de leidraad van onze Heer. Hij praatte nooit iemand naar de mond. Hij vroeg zich nooit af wat politiek correct was of wat de politiek juiste weg was. Jezus werd altijd geleid door Zijn gehoorzaamheid aan Zijn Vader, nooit door diplomatiek handelen om de meerderheid voor Zich te blijven winnen. Wie politiek handelt, zal voortdurend letten op wat hij of zij zegt om zo weinig mogelijk mensen tegen het been te stoten. Het brengt onvermijdelijk met zich mee dat we in meer of mindere mate meegaan met de tijdgeest om niet uit te toon te vallen en stemmen te verliezen. Een goed voorbeeld is de recente schipperende houding van de ChristenUnie tegenover homoseksualiteit. De partijlijn wijst het homohuwelijk af, maar samenwonende homoseksuelen zijn welkom, zolang zij zich houden aan de partijlijn. Christus noch zijn discipelen zetten zich ooit politiek in om de wil van God te doen en om Gods plannen te realiseren. Toch zijn christenen midden in deze wereld geplaatst en blijft de vraag of zij zich mogen onttrekken aan heel het politieke getouwtrek dat binnen de kaders van een democratie zijn afgesproken. Wat zijn zo al de problemen die zo’n vraag oproepen? 1. Het denken van de wereld is eendimensionaal en polariserend Allereerst is het belangrijk dat een christen het denken van deze wereld moet zien als eendimensionaal en polariserend. Het politieke denken vindt plaats tussen links en rechts, tussen idealisme en realisme, tussen progressief en conservatief. Dit idealisme en realisme vertegenwoordigt ieder een deel van de waarheid en een deel van de onmacht. Dit maakt de polarisatie ervan tot een heilloze weg. In dit denken neemt de christen een unieke en uitzonderlijke plaats in. Hij kent een extra dimensie en leeft met een geopende hemel. Door de wedergeboorte is de christen “verlost uit de macht van de duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde” (Col. 1:13).
Christenen en de Politiek
3
De gelovige weet dat deze wereld het strijdperk is van een ongekend hevige strijd tussen twee koninkrijken, tussen het koninkrijk van Christus en van de satan, van geloof en ongeloof, van licht en duisternis. Een christen heeft echter niet de verwachting dat het denken en het handelen van de wereld zal leiden tot een rechtvaardige en leefbare samenleving en zeker niet tot het realiseren van Gods koninkrijk op deze aarde. Wanneer het gaat om een unieke en uitzonderlijke plaats, speelt de moslim hierin geen enkele rol, omdat hij zich wel bewust is van een hemelse sfeer, maar geen geopende hemel heeft. De moslim wordt ook wel een Ismaëliet genoemd en de Bijbel stelt klip en klaar dat het heil uit de Joden is, uit Christus, die voortkwam uit Abraham, Isaäk en Jacob. Ismaël werd geboren uit vleselijk handelen van Abraham. De moslim, als niet-wedergeboren persoon, kan niets anders dan vleselijke middelen aanwenden om zijn doelstellingen voor Allah te verwezenlijken. Vandaar dat de Islam nooit een zegen voor Nederland kan worden, want deze godsdienst is gebaseerd op een leugen en komt ook voort uit een eendimensionaal denken die onvermijdelijk polariserend moet zijn. Er is een tijd geweest dat de meerderheid van Nederland christelijk was. In dat klimaat was het mogelijk dat de democratie op aanvaardbare wijze kon functioneren. Ook het Jodendom had een positieve invloed, want de culturele hoogtijdagen van Amsterdam moeten voor een belangrijk deel aan het Joodse leven worden toegeschreven. (Het waren de dagen van het door Joden opgerichte Paleis van Volksvlijt, dat in Amsterdam stond, tussen 1864-1929, aan het Frederiksplein waar nu de Nederlandse Bank staat. Het gebouw werd in 1929 door brand verwoest). Nu de invloed van het Joods-Christelijke denken drastisch is veranderd, dreigt het zijn zoutende werking te verliezen. “Indien nu het zout zijn kracht verliest”, zei Jezus, “waarmee zal het gezouten worden?” (Matt. 5:13). Het antwoord is zeker niet door de kracht van democratie in haar zelf, want “wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt” (1 Joh. 5:19). Een christen weet dat Christus zal terugkomen om Zijn koninkrijk op te richten op deze aarde. Tot die tijd is de democratische rechtsstaat mogelijk de beste staatsvorm, maar die staatsvorm kan niet zonder het zoutende zout die christenen zijn. Daarom kan de democratie niet zonder het kader van de Bijbel. Mark Rutte onderkende dit toen hij in maart op het SGP-jongerencongres zei: “Voor mij is belangrijk dat liberalisme wortelt in joods-christelijke beginselen.” Nu dit kader meer en meer wordt losgelaten, worden ook de grondslagen van een functionerende democratie vernield.
Christenen en de Politiek
4
De Bijbel zegt: “Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” (Ps. 11:3). Wanneer een christen moet leven en zijn zout moet uitstrooien in een samenleving met een sterke geestelijke afbraak en ontbinding, moet hij of zij goed weten wat dan te doen. Wat kan de gelovige dan doen? Er zijn een aantal zaken die een gelovige kan doen en die vinden we in Efeziërs 5:15-18: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is. En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest”. Dit zijn kwade dagen. Dat betekent dat dit zware, pijnlijke en moeilijke tijden zijn. Het betekent ook ploeteren, want er is afbraak en ontbinding. Verder moeten we nauwlettend toezien hoe we wandelen en in deze verwarrende tijd voor de juiste dingen kiezen. De wandel van een christen is daarbij zó anders omdat hij Christus heeft leren kennen (Ef. 4:20). Dit maakt de gelovige tot een vreemdeling en bijwoner op aarde en zijn wij geroepen om ons te onthouden van alle vleselijke verlangens die strijd voeren tegen onze ziel (1 Petr. 2:11). Het is gemakkelijk om met de geest van deze wereld mee te gaan en die als norm over te nemen, maar deze geest is niet uit God. Voor God zijn we geen vreemdelingen en bijwoners, want we zijn medeburgers van een rijk in de hemelen en huisgenoten van God (Ef. 2:19). Verder moeten we proberen te verstaan wat de wil van God is, zegt Paulus. Dit is blijkbaar niet eenvoudig in een gecompliceerde en gebroken wereld. Tenslotte moeten we vervuld zijn met Gods Geest en niet bandeloos zijn. Spreuken 29:18 zegt: “Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk, maar heil hem die de wet bewaart”. Andere vertalingen spreken over visie of profetie die ontbreekt. Onze vervulling met Gods Geest houdt onze visie scherp. Nu openbaring ontbreekt en de grondslagen zijn vernield, ligt bandeloosheid voor de deur. Zo heeft porno een onstuitbare en bandeloze opkomst beleeft en is de geest uit de fles. Hiermee zijn in ons land krachten verschenen die men niet in staat is om te beheersen en hebben velen in ons land tot slavernij gebracht. Romeinen 6 leert ons gelukkig dat die slavernij van de zonde in Christus is gebroken. Zonder die verlossing raakt een volk zonder geestelijke kennis verder losgeslagen. 2. Het denken van de wereld is overwegend relatief geworden We horen het zó vaak: ‘Iedereen heeft zijn eigen waarheid en die waarheid moet worden gerespecteerd. Waarom zou jouw waarheid beter zijn? Wie ben jij dat je het beter weet en de waarheid in pacht hebt? We moeten mensen in hun waarde laten’. Dit lijkt het recept te zijn geworden voor de moderne democratie om het tot een geslaagde multiculturele samenleving te maken. Alle meningen en overtuigingen hebben daar hun plaats binnen de gemene deler die we hebben afgesproken, ook al rekt de tijdgeest die grens voortdurend op. De vraag is of we de waarheid van een ieder moeten respecteren.
Christenen en de Politiek
5
We moeten de vrijheid van meningsuiting respecteren, maar niet iedere meningsuiting verdient onze goedkeuring. Een mening kan volledig verkeerd en moreel zelfs hoogst verwerpelijk zijn. In deze tijd spreken we vaak over normen en waarden. Maar welke normen en waarden bedoelen we daarmee? Een norm is een maatstaf of regel. Normen kunnen bijvoorbeeld de sociale spelregels zijn, die informeel of wettelijk kunnen worden afgedwongen. Waarden zijn de idealen en motieven die ten grondslag liggen aan onze normen. Deze waarden kunnen godsdienstig, sociaal, cultureel en maatschappelijk bepaald zijn. Nu de grondslag van een functionerende democratie is ondergraven, worden waarden de speelbal van de tijdgeest en is de norm voor de ene persoon niet de norm van de andere. Er is geen absolute waarheid meer, geen kompas waar een ieder zich naar kan richten, zodat de mens zichzelf tot norm stelt, met alle gevolgen daarvan. Niet elke weg die ons goed lijkt, zal goed blijken te zijn. De Bijbel zegt: “Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood”. Het is opmerkelijk dat deze uitspraak twee keer in precies dezelfde bewoordingen voor komt (vgl. Spr. 14:12: 16:25). Het is alsof God ons hieraan herinnert wanneer we de wijze spreuken van Salomo lezen, Salomo roept als het ware: knoop dit goed in je oren! Voor de wereld is waarheid een relatief begrip, voor een christen is de waarheid een Persoon, namelijk Jezus Christus: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven” (Joh. 14:6). Ons land is een schommelend schip geworden die meer en meer een speelbal wordt van klotsende golven. 3. Een kwestie van burgerschap Afgezien van staatloze burgers, is een ieder van ons een burger van een land, zoals bijvoorbeeld een burger van het Koninkrijk der Nederlanden. In dat geval wordt verwacht dat die burgers meehelpen aan het algemene belang en kan hij of zij ook gebruik maken van het kiesrecht. Wanneer we echter geen burger, maar een vreemdeling zijn, dan zijn we op weg naar ons eigen land. We doen wat we kunnen om als vreemdeling een helpende hand te bieden, maar daarin zijn we beperkt en zal er zeker geen bemoeienis zijn met de publieke zaak. De hele discussie of een kind van God aan politiek mag of moet doen, begint met een goed begrip van ons burgerschap. De Vader heeft ons verlost uit de macht van de duisternis, uit deze wereld onder de god van deze eeuw, en ons overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Col. 1:12-13). Het gevolg daarvan is dat wij dan “bijwoners en vreemdelingen zijn” (1 Peter. 2:11). In de verzen die daarop volgen (1 Petr. 2:14-17), dienen wij onze goede wandel te laten zien, ons aan alle menselijke instellingen te onderwerpen en de keizer te eren. Op geen enkele wijze gebiedt Petrus om betrokken te zijn bij de publieke zaak die deze menselijke instellingen bepalen. De woorden ‘bijwoner’ en ‘vreemdeling’ zijn in het Grieks paroikos en parepidemos. Het woord paroikos betekent letterlijk ‘naast het huis’ of ‘ernaast wonend’.
Christenen en de Politiek
6
Het gaat om iemand die permanent als vreemdeling ergens gevestigd is zoals de nakomelingen van Abraham ‘bijwoners’ zouden zijn in Egypte (Hand. 7:6), en Mozes een ‘bijwoner’ was in het land Midian. Hier zien we in de type hoe een christen een ‘bijwoner’ is in zijn aardse land, precies zoals Israël een ‘bijwoner’ was in Egypte. Het woord parapidemos legt de nadruk op de tijdelijkheid van het verblijf als vreemdeling. Hiermee komen in Hebreeën 11:13 de geloofsgetuigen in beeld die beleden dat zij bijwoners en vreemdelingen waren op aarde. 1 Petrus 2:11 en Hebreeën 11:13 zijn daarom belangrijk verzen die laten zien dat ons getuigenis geschaad wordt wanneer wij ons mengen in de politiek van een land waarin wij bijwoners en vreemdelingen zijn. Een vers van gelijke strekking vinden we in Efeziërs 2:19: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God”. Dit vers zegt wat we niet zijn en wat we wel zijn. Het woord ‘vreemdeling’ in dit vers is xenos en betekent ook ‘vreemdeling’ of ‘gast’ in tegenstelling sumpolites dat ‘medeburger’ betekent. In dit laatste Griekse woord herkennen we ons woord ‘politiek’. “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten” (Fil. 3:20). Onze politiek is verbonden met een politiek in de hemelen en niet met die op de aarde. Niet alle christenen denken op deze wijze en zullen argumenten aanvoeren om wel politiek betrokken te zijn. De Farao wilde het volk Israël ook intens betrekken bij de opbouw van zijn koninkrijk, maar God had andere gedachten. God wil een complete breuk met deze antagonistische wereld, terwijl de wereld zegt: “Alleen, u mag niet te ver gaan” (Ex. 8:28 NBV). Paulus was een burger van een rijk in de hemelen, maar noemde zich ook een “burger van een welbekende stad” (Hand. 21:39). Deze nadruk was niet politiek, maar op de stad zelf. Wie hij was door zijn afkomst, was niet te ontkennen, maar alles wat hem winst was, achtte hij schade om Christus’ wil (Fil. 3:4-11). Het vertrouwen op het vlees en wat ons winst is, is juist in het aardse politieke proces van groot belang. 4. De houding van Jezus tegenover de overheid Was Jezus een politicus? Zo ja, dan staat de politiek ook open voor een christen, omdat wij in Zijn voetstappen moeten treden (1 Petr. 2:21). De vraag is echter overbodig, want heel de weg van Christus stond haaks op die van een politicus. Toen Hij op aarde was, was Hij een vreemdeling: “De wereld kende Hem niet” (Joh. 1:10). Zijn wegen, standaarden en mentaliteit vonden geen aansluiting bij deze wereld. Zij was blind voor Zijn principes, omdat de wereld handelt vanuit politiek en niet vanuit principes. Wie dat niet doet, is in feite een vreemde, van een andere wereld. Christus weigerde in elk opzicht zich te laten leiden door de politiek. Deze houding vinden we goed geïllustreerd in Matthéüs 22:15-22, waar de Farizeeën en Herodianen Hem prijzen: “Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt en de weg van God in waarheid leert en Gij u aan niemand stoort, want gij ziet de mensen niet naar de ogen” (22:16).
Christenen en de Politiek
7
Hier was het hen echter niet om te doen, want hun hart was niet goed en zij verzochten Hem vervolgens met de vraag: “Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen?” (vers 17). Had de Heer bevestigend geantwoord, dan had Hij de Farizeeën, als godsdienstige partij, voor de voeten gestoten door niet op te komen voor een vrije Joodse staat. Had de Heer ontkennend beantwoord, dan zouden de Herodianen, als politieke partij, zeggen dat Hij ontrouw was aan het Romeinse rijk. Hun loftuiting laat wel zien dat de Heer niet politiek gericht was, want een politicus ontkomt er niet aan om mensen naar de ogen te kijken. De uitdrukking “gij ziet de mensen niet naar de ogen” is letterlijk in de Griekse tekst “u kijkt niet naar het aanschijn (gezicht) van de mensen” (Naardense vertaling). Dit is een sleutel tot het begrijpen van dit Bijbelgedeelte, want Jezus vraagt vervolgens om een schelling, waarop het beeld en het opschrift van de keizer staat. Aan de keerzijde stond echter de beeltenis van een priesteres met het opschrift pontifex maximus (de hoogste priester). De ene kant van de medaille verwijst naar burgerrechten en de keerzijde verwijst naar een puur heidense godsdienst. Vervolgens zei Jezus: “Geeft dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is” (vers 21). Hiermee zette de Heer de Farizeeën en Herodianen schaakmat. Het openbaarde hun huichelarij, namelijk hun burgerlijke leegheid en hun vervreemde relatie met God. De Heer kijkt geen mens naar het aangezicht, maar ziet de persoon achter dit aangezicht. Hij ziet wat een persoon kan worden die wordt wedergeboren en overgaat uit de dood in het leven. Vandaar dat de invloed van christenen die Christus verkondigen, onnoemelijke veel groter is dan zich politiek in te zetten naar wat voor ogen is. De eerste christenen bereikten zonder enige politieke bemoeienis hun toenmalige wereld met het evangelie en zetten het Romeinse rijk op zijn kop. John Wesley keerde met zijn boodschap van heiliging Engeland om die moreel in verval was geraakt. De keuze tussen wel of niet politiek actief zijn, is altijd de keuze tussen wat voor ogen is en wat de persoon achter het gezicht is. Het eerste ziet op het tijdelijke en zichtbare, het laatste op het eeuwige en onzichtbare. Onze Heer kwam geregeld in aanraking met de overheid en Hij wist dat elke overheid door God was ingesteld (Rom. 13:1). Deze overheid is noodzakelijk in een gebroken wereld en verdient voortdurende onze voorbede, ontzag en eerbetoon. De politiek van Jezus was echter de nieuwe mens, het te vernieuwen gezicht achter het gezicht. Wie een burger is van een rijk in de hemelen en een zuiver getuigenis wil hebben, zal daarom expliciet moeten kiezen voor de politiek van Jezus.
Christenen en de Politiek
8
5. De houding van Paulus tegenover de overheid “En het geschiedde … wierpen zij hen in de gevangenis … richtte een tafel aan …” (Hand. 16:16-34). In dit Bijbelgedeelte zien we dat Paulus en Silas ten onrechte in de gevangenis werden geworpen. Het is opmerkelijk dat de achtergebleven gelovigen geen politieke middelen gebruikten om de twee mannen vrij te krijgen. Er was geen protestmars, geen zit-in en geen petitie die aan de lokale overheid werd overhandigd. Nee, de gemeente ging in gebed en loofde God. Dit alles bracht God in beweging en verloste Hij zijn dienstknechten. Dit betekent niet dat Paulus nooit betrokken werd bij politiek. In Handelingen 25:11 staat Paulus voor Festus en doet een beroep op zijn aardse burgerrechten om bescherming te krijgen. Vergeleken met Handelingen 16 hadden we verwacht dat Paulus zich, als burger van een rijk in de hemelen, op God had vertrouwd om bescherming. Dit moment van zwakte had grote gevolgen, want het betekende dat hij de rest van zijn leven in gevangenschap heeft doorgebracht. De Heer gebruikte dit weliswaar ten goede, maar in Handelingen 26:32 zei Agrippa tegen Festus: “Deze mens had vrij kunnen zijn, als hij zich niet op de keizer had beroepen.” Hieruit zien we dat politieke bemoeienis ons in gebondenheid brengt met het wereldsysteem onder de boze. “Wij zijn dus gezanten van Christus”, schrijft Paulus, dat wil zeggen dat wij ambassadeurs zijn van een koninkrijk in de hemelen. Het is in deze wereld niet mogelijk een ambassadeur te zijn van twee verschillende landen. Zo kan een christen ook geen twee heren dienen, “want hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten …” (Matt. 6:24). We kunnen niet de politiek van Jezus bedrijven en de politiek van de wereld, want het zal er op uit lopen dat we uiteindelijk voor één heer kiezen, en de Bijbel is duidelijke welke heer dat zal zijn: “Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God” (Jac. 4:4). Politiek draait altijd om de gunst van het volk, waardoor we onvermijdelijke compromissen zullen sluiten, zeker als een politieke partij regeringsverantwoordelijkheid op zich neemt. In Handelingen 12 lezen we dat Jacobus werd gedood en Petrus in de gevangenis werd geworpen. De gelovigen onthielden zich van elk politiek middel, zowel gewelddadig of geweldloos. Zij gingen naar hun huis en baden. En de Heer hoorde hun gebed. In Handelingen 15:14 lezen we dat God bezig is een volk voor Zijn naam te selecteren uit deze wereld. In 2 Timotheüs 3:1-9 lezen we dat deze wereld in toenemende mate moreel zal afglijden en het hele denken zal zijn bedorven. Dit is herkenbaar in deze tijd. Waar zal het op uitlopen? “Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen” (1 Thess. 5:3).
Christenen en de Politiek
9
We kunnen niet ongestraft Christus en Zijn woord terzijde schuiven, want we hebben geen verontschuldiging als we met onze “onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen” (Rom. 1:18 NBV). In deze tijd dat ons land moreel en godsdienstig op een hellend vlak is gekomen, is het van groot belang te weten waar onze geestelijke bijdrage ligt. De verleiding is ons in het politieke proces te werpen. De Amerikaanse evangelist Moody zei eens: “De wereld is een zinkend schip en ik ben niet geroepen om het schip te redden, maar om een paar mensen te redden voordat het schip zinkt”. Een gelovige leeft in een wereld die is vormgegeven door de god van deze eeuw. In Christus echter behoren we niet meer tot deze wereld. We zijn vreemdelingen in een vijandige omgeving. Christus is ons echte omgeving, onze natuurlijke habitat. De mate waarin wij overgaan van een zekerheid in de principes van deze eeuw naar Christus die ons leven is heet in de Bijbel de vernieuwing van ons denken, een denken dat haaks staat op het denken van de wereld. 6. Politieke en maatschappelijke betrokkenheid Hoewel de Bijbel duidelijk is over de houding van christenen tegenover de politiek, blijven veel gelovigen zich afvragen of we de politiek mogen negeren. De politiek is immers verweven met het dagelijkse leven en politieke beslissingen raken ons allen. We willen toch niet dat anderen over ons beslissen en daarom moeten we onze stem toch laten gelden! Laten we op zijn minst een partij oprichten die onze stem laat horen en invloed kan uitoefenen! Dit is bijvoorbeeld de lijn van de SGP en de ChristenUnie die een bijbels genormeerde politiek voorstaat. De Bijbel reikt ons dan aan wat goed is voor de samenleving. De SGP wijst op de Tien Geboden voor een juist onderscheid tussen goed en kwaad, om mensen te beschermen en zin en doel aan het leven te geven. Zo moet worden gestreefd naar gerechtigheid en barmhartigheid in de maatschappij. De zwakte van dit alles is dat de politiek van Jezus een totaal andere is. De politiek van Jezus is buitengewoon radicaal, te radicaal om ons te geven aan de wereldse politiek. Het is nooit Gods bedoeling geweest om de Tien geboden tot een universele standaard te verheffen voor een gevallen wereld en te streven dat deze geboden worden ingebed in de maatschappij. De Engelse staatsman William Gladstone (1809-1898) merkte eens op: “Het welzijn van de mensheid hangt niet af van de staat, of van de wereld van het politieke leven. De echte strijd wordt gestreden in de wereld van het gedachteleven.. Wij politici zijn kinderen die met speelgoed spelen in vergelijking met het grote werk om het geloof te herstellen”. Cecil Rhodes (1853-1902), een Britse imperialist en naar wie de staat Rhodesië werd genoemd, zei eens tegen generaal Booth jr. van het Leger des Heils: “Ik probeer om nieuwe landen op te bouwen; u en uw vader proberen de nieuwe mens op de bouwen en jullie hebben het beste deel uitgekozen”. In Lucas 10:38-42 zien we dat Maria het goede en beste deel heeft uitgekozen. Martha werd echter in beslag genomen door het velen dienen. In feite was maar één ding belangrijk, de Heer en zijn belang.
Christenen en de Politiek
10
William Booth (1829-1912) en zijn zoon hadden het beste deel uitgekozen. In een tijd van armoede en alcoholisme bereikten zij mensen in hun nood om hen tot nieuwe mensen in Christus te zien komen. Hun motto was ‘Bloed en Vuur’, dat duidde op het bloed van Christus en de heiligende werking van Gods Geest. Door deze beweging van God was de impact door de politiek van Jezus voelbaar in Engeland, zoals dat al meer dan een eeuw eerder ook het geval was geweest onder John Wesley. De maatschappelijke invloed van een christen is een vrucht van de politiek van Jezus wanneer we het beste deel kiezen en werkelijk dienaren zijn van het Nieuwe Verbond (2 Cor. 3:6), niet om uiterlijke veranderingen te zien door de Tien Geboden, maar een innerlijke verandering door de nieuwe mens. We kunnen in dit leven kiezen tussen het mindere en het meerdere deel, afhankelijk van onze wereldse of hemelse politiek. Iedereen moet zijn eigen overtuiging volgen (Rom. 14:5), en een ieder van ons zal zich tegenover God moeten verantwoorden (Rom. 14:12). Christenen denken verschillend over politiek, ook William Gladstone, die eens tegen koningin Victoria zei: “Mijn politieke of publieke leven is het beste deel van mijn leven. Het is een deel waarin ik me bewust ben van de grootste inspanning om te doen en na te laten zoals de Here Christus wil dat ik doe en nalaat”. Een ieder moet naar zijn eigen besef ten volle overtuigd zijn wat het beste deel is. Samenvatting De politiek heeft voortdurend onze aandacht. Politieke beslissingen raken ons allemaal en het lijkt voor de hand te liggen dat ook christenen stevig aan het politieke debat moeten deelnemen. Het getuigenis van het Nieuwe Testament leert echter anders. De jonge christelijke kerk bereikte de toenmalige wereld binnen één generatie zonder enige politieke inspanning en bemoeienis. De reden hiervan was dat zij wisten dat zij burgers waren van een rijk in de hemelen. Zij waren op doorreis, op weg naar “een beter, dat is een hemels, vaderland” (Hebr. 11:16). De Here Jezus handelde nooit op basis van politieke correctheid en dat geldt ook voor de gelovige. Geloof richt zich niet naar wat redelijkerwijs van ons wordt verwacht. Geloof is niet wat aannemelijk is voor anderen en wanneer we door anderen willen worden aanvaard, brengen we ongewild een wettisch leven binnen. Jezus was niet politiek correct, omdat hij de vervulling van de wet was. Wij zijn ook de vervulling van de wet, omdat wij in Christus zijn. Als het om politiek gaat, is het van belang het beste deel te kiezen. Het beste deel is de politiek van Jezus, want Zijn radicale boodschap voor deze wereld heeft een eeuwige impact die ook de wereldse politiek zal beïnvloeden. Nu de grondslagen van onze democratie in verval raken, is het zelfs van groter belang de politiek van Jezus te verkondigen.
Christenen en de Politiek
11
De Franse staatsman George Clemenceau (1841-1929) merkte terecht eens op: “De moeilijkste taak voor een hervormer is niet het scheppen van een toekomstige stad, maar de vorming van de mensen die de stad bevolken”. De politiek van Jezus richt zich op een innerlijke verandering die mensen geschikt maakt voor een rijk in de hemelen. Deze verandering is er een van dood en opstanding, dood voor de zaken van deze wereld en levend voor een stad in de hemelen, een hemelse polis, die God heeft bereid (Hebr. 11:16). God heeft geen intentie om de Tien Geboden in overheidsgebouwen te zien. Het eerste gebod is niet uiterlijk en heeft niets met politiek te maken. Het heeft te maken met wie onze bron is in onze geest: God of de boze. Vanaf onze geboorte is de god van deze eeuw onze bron en verblindt hij de mensheid door zelfgerichtheid. Sommige christenen kiezen in geloof toch voor de wereldse politiek. God kan een zekere zegen hieraan geven, omdat Hij alle dingen doet medewerken ten goede. Wie echter het beste deel wil kiezen, zal kiezen voor de politiek van Jezus om een eeuwige en innerlijke verandering te zien en mensen te zien overgaan van een aardse naar een hemelse polis.
Studievragen
1. Wat versta je onder politiek? 2. Wat is de politiek van Jezus? 3. Vind je dat een christen in de wereldse politiek actief moet zijn? 4. Wat heeft Matthéüs 22:15-22 ons politiek te zeggen? 5. Welk voorbeeld geeft Paulus jou als het om politiek gaat? 6. Wat was de houding van Moody tegenover de politiek? 7. Ga na wat voor jou het beste deel is dat je hebt gekozen of wilt kiezen?